Kamerstuk 29680-9

Regeling verstrekking programmagegevens; Nota n.a.v. het verslag

Dossier: Voorstel van wet van het lid Van Wijngaarden tot wijziging van de Mediawet en de Auteurswet 1912 (regeling verstrekking programmagegevens)

Gepubliceerd: 14 september 2006
Indiener(s):
Onderwerpen: cultuur en recreatie economie markttoezicht media
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29680-9.html
ID: 29680-9

29 680
Voorstel van wet van de leden Örgü en Bakker tot wijziging van de Mediawet en de Auteurswet 1912 (regeling verstrekking programmagegevens)

nr. 9
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 14 september 2006

Met belangstelling hebben de indieners kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met betrekking tot het voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet en de Auteurswet (regeling verstrekking programmagegevens). Graag beantwoorden de indieners in deze nota de in het verslag gestelde vragen en reageren zij inhoudelijk op de gemaakte opmerkingen. Waar mogelijk zijn vragen van dezelfde aard en inhoud gezamenlijk beantwoord.

Inleiding

Allereerst menen de indieners te kunnen vaststellen dat meerdere fracties de principiële opvatting van de indieners delen dat programmagegevens van de publieke omroep voor iedereen ter publicatie beschikbaar dienen te zijn. Zij herkennen daarmee de problemen die de indieners signaleren en waarvoor de indieners middels deze wet een oplossing aandragen.

Doel van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre sprake is van een situatie die als maatschappelijk onbevredigend wordt ervaren. Ook vragen deze leden wie – naast vertegenwoordigers van commerciële omroepen en gedrukte media – pleiten voor vrijgave van de programmagegevens. De indieners hebben met dit wetsvoorstel uiteraard niet het oogmerk commerciële belanghebbenden te behagen. Het is de intentie van de indieners te komen tot vrije beschikbaarheid van de programmagegevens van de publieke omroep, zodat een verbreding kan plaatsvinden van het aantal publicaties over de programma’s van de publieke omroep, hetgeen een positief effect kan hebben op het bereik van die programma’s. Een maximaal bereik van die programma’s is wenselijk omdat zij uit publieke middelen worden gefinancierd. Vrijgave van de programmagegevens is daarmee in het algemeen belang. Van een optimale verbreding van de beschikbaarheid van de programmagegevens van de publieke omroep en een maximale aandacht voor de programma’s die de omroep uitzendt, profiteert iedereen. Daarin ligt ook de maatschappelijke onwenselijkheid van de huidige situatie die slechts het particuliere belang van de enkele omroepverenigingen dient. Zo’n onnodig smalle verspreiding van de programmagegevens kan worden beschouwd als maatschappelijk onbevredigend. Andere pleidooien voor vrijgave van de publieke programmagegevens kan men overigens vinden bij de aanbieders van elektronische programmagidsen (EPG’s) en bij verschillende digitale (nieuws)media.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de mogelijkheid van een uitruil tussen publieke en commerciële aanbieders. Een dergelijke uitruil, zoals momenteel gebruikelijk tussen SBS en de publieke omroepen, zou de uitbreiding van het bereik van de gegevens van de programma’s van de publieke omroepen beperken tot mogelijke programmagidsen van commerciële omroepen. De indieners zien niet de meerwaarde van een dergelijke beperking van het potentiële bereik van de publieke gegevens. Het wetsvoorstel voorziet er juist in de publieke gegevens ook ter beschikking te stellen aan dag-, nieuws-, of weekbladen of tijdschriften, of andere media die diezelfde functie vervullen, zoals uitgevers en persbureaus, maar ook aan verspreiders van EPG’s.

Waarde van de programmagegevens

De leden van de CDA-fractie geven aan dat het niet voor de hand ligt dat de programmagegevens van de Nederlandse publieke omroep wel gratis ter beschikking worden gesteld en die van buitenlandse publieke omroepen niet. Tevens vragen deze leden naar de visie van de Europese Unie hierop. De indieners delen de mening dat het niet voor de hand ligt dat de programmagegevens van de Nederlandse publieke omroep wel gratis ter beschikking worden gesteld en die van buitenlandse publieke omroepen niet, hoewel de werking van dit wetsvoorstel uiteraard beperkt blijft tot de Nederlandse zendgemachtigden. Alle gegevens van de relevante buitenlandse publieke omroepen (ARD, ZDF, VRT, RTBF) zijn al gratis beschikbaar. Ook de gegevens van de BBC zijn (buiten het Verenigd Koninkrijk) gratis verkrijgbaar. De programma-overzichten (tijd, titel en genre) van de Nederlandse publieke omroep worden door de NOS ook gratis beschikbaar gesteld voor publicatie in het buitenland. In vrijwel de meeste landen zijn de gegevens niet auteursrechtelijk beschermd. In de meeste omringende landen worden de gegevens bovendien gratis ter beschikking gesteld. Het gaat dan met name om de landen België, Frankrijk, Duitsland, Noorwegen, Zwitserland, Denemarken en Finland. In Frankrijk geldt overigens de situatie dat alle Franse zenders verplicht zijn de gegevens gratis ter beschikking te stellen. Tegen die praktijk van gratis verstrekking alsmede het ontbreken van auteursrechtelijke bescherming van de gegevens is de Europese Commissie tot nu toe niet opgetreden en de indieners hebben geen signalen ontvangen als zou de Europese Commissie zulk voornemens zijn.

De leden van de CDA-fractie vragen of commerciële aanbieders geld mogen verdienen met informatie die afkomstig is van publieke omroepen en die in principe wordt gefinancierd met belastinggeld. De leden van de PvdA stellen dat het vreemd voorkomt om de publieke omroep te verplichten gegevens die een waarde vertegenwoordigen gratis ter beschikking te stellen aan derden die vervolgens het recht hebben die gegevens te exploiteren. De indieners constateren dat het inderdaad onwenselijk zou zijn indien derden geld zouden kunnen en mogen verdienen met programmagegevens die met publiek geld worden gefinancierd. Het is echter zaak de waarde van de programmagegevens van de publieke omroepen en de waarde van de televisiegidsen (met alle gegevens van alle relevante zenders) van elkaar te scheiden. Van waarde is slechts een complete gids met alle gegevens. Exploitatie van enkel de programmagegevens van de publieke omroep door derden is per definitie onrendabel en dus niet aan de orde.

Auteursrecht

De leden van de CDA-fractie stellen de vraag of programmagegevens in juridische zin wellicht ook het geestelijk eigendom van programmamakers zijn. In beginsel is een auteur rechthebbende op de schepping van zijn geest. De Auteurswet (Aw) kent echter uitzonderingen, met name art. 7, waarbij de rechten worden toegekend aan de werkgever, en art. 8, dat openbare instellingen en dergelijke aanmerkt als maker van het werk wanneer dat zonder vermelding van een natuurlijke maker als van die instelling afkomstig wordt openbaar gemaakt, tenzij bewezen wordt dat de openbaarmaking onder de genoemde omstandigheden onrechtmatig was. Programmaoverzichten worden opgesteld door werknemers van de NOS en of de omroepen, en bovendien worden ze openbaar gemaakt zonder vermelding van de naam van een natuurlijk persoon als maker.

De leden van de CDA-fractie vragen tevens wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn die de Europese wetgever in dit opzicht biedt. De leden van de PvdA-fractie vragen of het mogelijk is het auteursrecht voor te behouden gelet op de meest recente Europese richtlijn waarin een limitatieve opsomming is opgenomen van de mogelijkheden om het auteursrecht te beperken.

Art. 5, lid 3, sub f van de Richtlijn Auteursrecht in de informatiemaatschappij veroorlooft beperkingen of restricties op het auteursrecht ten aanzien van «het gebruik van politieke toespraken en aanhalingen uit openbare lezingen of soortgelijke werken of ander materiaal, voorzover dit uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd is en mits de bron, – waaronder de naam van de auteur – wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.» Nu de Nederlandse auteurswet de werkgever c.q. de instelling die openbaar maakt zelf als maker aanmerkt, valt binnen het systeem van de Auteurswet 1912 de bronvermelding daar vermoedelijk mee samen.

De Europese harmonisatie van het auteursrecht heeft zich tot nog toe slechts in geringe mate beziggehouden met de harmonisering van de bepalingen aangaande de rechthebbende. Art. 4, lid 1 van de databankenrichtlijn veroorlooft het de lidstaten om een rechtspersoon als maker aan te wijzen.

Onlangs is in het kader van de implementatie van de richtlijn hergebruik overheidsinformatie artikel 15b Auteurswet gewijzigd en in werking getreden. Op grond van het «nieuwe» artikel 15b van de Auteurswet mag door of vanwege de overheid openbaar gemaakte overheidsinformatie worden verveelvoudigd en verder openbaar gemaakt, indien de overheid het auteursrecht bezit en geen nadrukkelijk voorbehoud is gemaakt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voorlichtingcampagnes van de overheid, nota’s en rapporten. Bij stukken die niet onder leiding en toezicht van de overheid tot stand zijn gebracht rust het auteursrecht niet bij de overheid. Het is de vraag of artikel 15b daarmee van toepassing is op programmagegevens. De nieuwe formulering van artikel 15b staat alleen in de weg aan het «vrij» maken van de programmagegevens als vast staat dat «de openbare macht» niet de maker of rechthebbende is van die gegevens. Die vraag is niet direct te beantwoorden. De formulering van een auteursrechtexceptie ten aanzien van programmagegevens zou derhalve in overeenstemming kunnen worden gebracht met het nieuwe artikel 15b Aw. Als echter zou blijken dat de openbare macht niet als maker van programmagegevens van de publieke omroep kan gelden, zou moeten worden bezien of de publieke omroepen cq de NOS zich tot overdracht willen verplichten, waardoor de openbare macht alsnog rechthebbende wordt en alsnog aan de voorwaarde van art 15b kan worden voldaan. Openbare macht en publieke omroep zijn immers in ieder geval zo nauw verbonden dat een dergelijke overdracht tot de mogelijkheden behoort. Het nadeel van deze oplossing zou echter zijn dat zij hoe dan ook vooralsnog rechtsonzekerheid in stand zou laten en dwingt tot verdere onderhandelingen en/of tot rechtszaken. Zoals eerder uiteengezet willen de indieners zulks nu juist voorkomen.

De indieners stellen daarom met een nota van wijziging voor onder art. 10 Aw een zesde lid toe te voegen dat bepaalt dat de bescherming van het auteursrecht zich uitstrekt tot uitingen en niet tot ideeën, procedures, werkwijzen of wiskundige concepten als zodanig. Dit is een letterlijke transcriptie van art. 2 World Intellectual Property Organization (WIPO) Copyright Treaty 1996. Daarnaast wordt als 7e lid onder art. 10 opgenomen dat: de programmering van radio- of televisie-uitzendingen, alsmede de schriftelijke neerslag daarvan in lijsten of overzichten, wordt aangemerkt als een idee als zodanig. Deze voortbrengselen van de geest zijn uitgezonderd van de geschriftenbescherming. Programmagegevens vallen daarmee buiten de geschriftenbescherming. Omdat de geschriftenbescherming een typisch Nederlandse rechtsfiguur is, is de Nederlandse wetgever vrij om er de grenzen van vast te stellen.

Vergoeding

De leden van de CDA-fractie vragen of het niet onredelijk is dat de publieke omroepen voor het beschikbaar stellen van de programmagegevens een redelijke vergoeding vragen en wat onder zo’n redelijke vergoeding zou kunnen worden verstaan. Ook vragen deze leden welke rol voor de NMa zou zijn weggelegd in het vaststellen van de hoogte van een dergelijk bedrag. De leden van de fractie van D66 vragen of nader kan worden ingegaan op het beginsel dat de gegevens om niet moeten worden verstrekt. De leden van de PvdA-fractie vragen of het niet verstandiger is het auteursrecht in stand te houden, zodat de publieke omroep een marktconforme vergoeding kan vragen voor de gegevens. De indieners achten het niet mogelijk het doel van het wetsvoorstel te bewerkstelligen zonder de voorgestelde auteursrechtexceptie. Zoals in de MvT zoals deze luidt naar advies van de Raad van State uiteengezet, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juli 2004 een uitspraak gedaan in het geding tussen de NOS en de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit. Daarin heeft dit rechtscollege, met verwijzing naar de relevante rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap, geoordeeld dat de weigering van de NOS om de wekelijkse programmagegevens aan – in dat geval – De Telegraaf ter beschikking te stellen, niet als misbruik van een economische machtspositie in de zin van artikel 24 van de Mededingingswet kan worden beschouwd. Nu derhalve de Nederlandse en Communautaire Mededingingswetgeving geen verplichting in het leven roept voor de NOS om programmagegevens voor een week of langer aan derden ter beschikking te stellen zijn er geen aanknopingspunten voor een mogelijke rol voor de NMa in het vaststellen van de hoogte van een marktconforme en redelijke prijs. Niets heeft de NOS en de publieke omroepen in het verleden in de weg gestaan om ruimhartig licenties te verlenen tegen een marktconforme c.q. redelijke prijs, welke vrijblijvende situatie in stand gehouden zal blijven als de auteursrechtelijke bescherming van de gegevens overeind blijft. Het ligt in de lijn der verwachting dat in dat geval – ongeacht de voorgestelde dwanglicentie – discussie over de hoogte en grondslag van de redelijke prijs zal voortduren en de beoogde maximale verspreiding van de publieke programmagegevens niet zal plaatsvinden. Het uitgangspunt van het kabinet (zoals verwoord in Kamerstuk 30 571, nr. 3, p. 38) dat derden een redelijke cq marktconforme vergoeding moeten betalen voor het vrijgeven van auteursrechtelijk beschermde programmagegevens, is onhoudbaar. Immers: als de NOS niettot de openbare macht zou behoren (waarmee artikel 15b Aw niet van toepassing zou zijn op programmagegevens) en de programmagegevens weleen werk zouden zijn en daarmee geschriftenbescherming zouden genieten, is het maar zeer de vraag of een algemene dwanglicentie om tegen een «marktconforme» prijs te verschaffen wel mogelijk is. De leden van de LPF-fractie vragen naar de prioriteitenvolgorde van de indieners. Het wetsvoorstel beoogt brede beschikbaarheid van de programmagegevens van de publieke omroep voor het publiek te bewerkstelligen. Die brede beschikbaarheid zal zich niet voordoen indien langslepende discussies blijven bestaan over de hoogte van de vergoeding voor de levering van de programmagegevens van de publieke omroep.

De indieners zijn verheugd dat de leden van de fracties van PvdA, LPF, D66 en VVD de principiële opvatting delen dat omroepgegevens van de publieke omroep voor iedereen beschikbaar dienen te zijn. Zoals de indieners in de MvT hebben uiteengezet zijn er vanuit die principiële opvatting en met inachtneming van de jurisprudentie ten aanzien van de vergoeding twee manieren om de programmagegevens vrij te geven: om niet of tegen een in de wet te noemen ander objectief geldbedrag. Het noemen van een objectief en redelijk geldbedrag in de wet is aanbevelenswaardig teneinde een lange discussie over de hoogte van een «redelijke» onkostenvergoeding te vermijden. Ten aanzien van de hoogte van dat in de wet vast te stellen redelijke bedrag ligt het voor de hand te wijzen op tarieven voor vergelijkbare gegevens, zoals de vergoeding voor beursoverzichten en weer- en filegegevens en de vergoeding die nu voor de daggegevens wordt gevraagd. Ten aanzien van die gegevens hangt het met de vergoeding gemoeide bedrag samen met de kosten. De kosten die de NOS zal moeten maken om de data te kunnen leveren zijn nihil, omdat de gegevens in één uniform, gebruikelijk formaat (bijvoorbeeld XML) op de NOS-website tijdig beschikbaar kunnen worden gesteld.

De indieners hebben het objectieve bedrag geraamd op € 0,–, vanuit de gedachte dat de gegevens met publieke middelen zijn bekostigd en omdat iedereen van de beschikbaarstelling profiteert en niet maar een beperkt deel van de bevolking of het bedrijfsleven. Gelet op het beoogde doel van vrije beschikbaarheid van de programmagegevens van de publieke omroep, gelet op het belang van een zo groot mogelijk bereik van de programma’s van de publieke omroep en gelet op het feit dat de programma’s uit algemene middelen worden gefinancierd stellen de indieners voor de gegevens om niet ter beschikking te stellen.

Indien de NOS een vergoeding op basis van de kostprijs zal ontvangen voor de levering van de gegevens, is de consequentie daarvan overigens dat alle afnemers van die gegevens – binnen de publieke omroep en daarbuiten – volgens dezelfde normen de rekening gepresenteerd krijgen. Nu krijgen de publieke omroepen de publieke gegevens die nodig zijn voor hun programmabladen gratis, los van een klein bedrag dat aan de NOS wordt betaald voor vertaling van buitenlandse gegevens en enige automatiseringskosten. In die huidige positie van de publieke omroepen brengt het wetsvoorstel dus geen verandering. Het ligt in de lijn der verwachting dat uitgevers van televisiegidsen de te betalen vergoeding zouden doorberekenen aan de consument, die daarmee twee maal – als consument en als belastingbetaler – voor de gegevens betaalt. De indieners willen zulks voorkomen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er sprake is van een level playingfield indien SBS ten behoeve van Veronica Magazine niet hoeft te betalen voor de gegevens van de publieke omroep, maar de omroepverenigingen wel moeten betalen voor de gegevens van SBS. Het wetsvoorstel voorziet in een gelijk speelveld voor een ieder die de programmagegevens van de publieke omroep wens te publiceren. De gegevens worden door de NOS gratis aan een ieder die daarom verzoekt (dus ook aan zowel publieke als commerciële omroepen) ter beschikking gesteld. Tot op heden is er van zo’n gelijk speelveld nooit sprake geweest omdat de gegevens door de NOS alleen aan de publieke omroepen worden verstrekt, gratis. De enige uitzondering op die regel vormen de beide programmabladen van SBS, te weten Veronica Magazine en TV Satellite, vanwege het verleden van Veronica binnen het publieke bestel. SBS ruilt de eigen gegevens overigens met de publieke omroepgidsen.

Het speelveld op de markt voor televisiegidsen wordt tot op heden gekenmerkt door vergaande ongelijkheid, veroorzaakt door de weigering van de NOS de publieke gegevens aan mogelijke exploitanten van commerciële televisiegidsen te verstrekken. Het wetsvoorstel brengt aanzienlijke verbetering in de gelijkheid van dat speelveld. Indien een commerciële omroep kiest zijn programmagegevens tegen een vergoeding te verstrekken – voor zover de voorgestelde auteursrechtexceptie dat toestaat –, brengt dat alle exploitanten van televisiegidsen – zowel binnen de publieke omroep als daarbuiten – in dezelfde positie dat de gegevens van de publieke omroep gratis zijn en voor de gegevens van desbetreffende commerciële omroep een vergoeding moet worden betaald. Ook indien voor de gegevens van de publieke omroep een kostprijs verplicht zou zijn, bevinden alle exploitanten van televisiegidsen zich in dezelfde positie; in de mate van gelijkheid van het speelveld brengt de keuze tussen levering om niet of tegen een kostprijs geen verandering. Cruciaal is niet de vraag tegen welke vergoeding wordt geleverd, maar dat überhaupt geleverd wordt. Dat laatste kan alleen worden bewerkstelligd met voorgestelde auteursrechtexceptie.

Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen om een overzicht van het aantal omroepleden en het aantal abonnees op de afzonderlijke televisiegidsen. Een overzicht van het ledenbestand van de publieke omroepen per 1 maart 2004 en de oplages van de diverse omroepbladen aan het eind van het derde kwartaal van 2005 is bijgevoegd.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de indieners kunnen becijferen hoeveel geld de publieke omroep momenteel verdient met het uitgeven van programmagidsen en hoeveel daarvan ten koste komt van het programma-aanbod. De netto-opbrengst uit de programmabladen bedroeg over 2004 € 16,4 miljoen. De netto-opbrengst werd in 2004 niet geheel besteed aan de publieke taak. De NCRV en de AVRO hebben een totaalbedrag van € 1,6 miljoen besteed aan verenigingsactiviteiten. Dit is toegestaan conform artikel 57c, tweede lid, van de Mediawet. De rest van de netto-opbrengst werd besteed aan neventaken als www.tvgids.nl en aan andere onderdelen van de publieke taak. (aanhangsel van de handelingen 2004–2005, nr. 1376). In de jaren vóór 2004 is er geen negatief resultaat geweest op de verenigingsactiviteiten, hetgeen betekent dat de netto-opbrengst in die jaren steeds direct ten goede is gekomen van de neventaken en andere onderdelen van de publieke taak, waaronder mogelijkerwijs de programmering.

De leden van de CDA- en de PvdA-fractie vragen of de indieners kunnen inschatten hoeveel de publieke omroep aan inkomsten zal verliezen door het vrijgeven van de programmagegevens. De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast hoeveel inkomsten de afzonderlijke omroepen derven als de programmagegevens volledig vrij worden gegeven. Met een maximum van bovengenoemd bedrag van € 16,4 miljoen zijn beide inschatting afhankelijk van de mate waarin de introductie van nieuwe producten op de markt voor wekelijkse programmagegevens eventuele concurrentieverschuivingen op die markt zal bewerkstelligen. Voor het uitgeven van een volwaardige programmagids zijn immers ook de gegevens van de commerciële omroepen benodigd. De indieners hechten eraan te benadrukken dat het primaire doel van dit wetsvoorstel niet is te komen tot nieuwe volwaardige producten op deze markt. Het wetsvoorstel beoogt een maximalisatie van het bereik van de publieke programmagegevens te bewerkstelligen. De indieners hechten er tevens aan te benadrukken dat het wetsvoorstel het uitgeven van omroepgidsen door de publieke omroepen niet verbiedt. Het blijft omroepverenigingen toegestaan dergelijke nevenactiviteiten te ontplooien, krachtens het vigerende wettelijke regime voor zulke activiteiten. Indien zich concurrentieverschuivingen voordoen, valt niet te verwachten dat een groot deel van de abonnees terstond zijn of haar abonnement opzegt, te meer omdat veel leden van omroepverenigingen gewoon zijn hun omroep mede te steunen door een abonnement op een televisiegids van hun omroep. Bovendien zal het, gezien de sterke marktpositie en grote naamsbekendheid van de bestaande programmabladen, voor nieuwe initiatieven op de markt voor televisiegidsen moeilijk zijn voldoende marktaandeel te verwerven om exploitatie rendabel te maken. Die onzekerheid over de mogelijke marktontwikkelingen maakt de omvang van een eventuele inkomstenderving onvoorspelbaar.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de indieners bereid zijn de inkomstenderving die ten koste gaat van de programma’s te compenseren. Naast het feit dat de hoogte van die mogelijke inkomstenderving moeilijk valt in te schatten, zien de indieners ook om andere redenen geen aanleiding de mogelijke inkomstenderving te compenseren: inkomsten uit nevenactiviteiten als omroepbladen vormen geen onderdeel van de structurele bijdrage die de publieke omroep voor zijn taak in het kader van de mediabegroting ontvangt. Winst uit de programmabladen mag worden aangewend voor verenigingsactiviteiten. Teruglopende winst uit programmabladen komt daarmee voor rekening van de omroepen. Omgekeerd dienen nevenactiviteiten na enkele jaren te worden stopgezet indien ze verliesgevend zijn, omdat bekostiging van nevenactiviteiten krachtens de Mediawet niet structureel mag plaatsvinden vanuit de rijksbijdrage.

De leden van D66 vragen of door HMG, SBS en Talpa gegevens ook «om niet» ter beschikking worden gesteld en of daarbij verschil wordt gemaakt tussen de omroepverenigingen en andere belangstellenden. SBS ruilt de eigen gegevens met de publieke omroepgidsen en betaalt momenteel voor de gegevens van RTL en Talpa. SBS weigerde recentelijk haar programmagegevens te leveren aan uitgever Quote Media en zender MTV. Momenteel maken de publieke omroepen winst op hun televisiegidsen. Commerciële omroepen – de leveranciers van een substantieel deel van deze gidsen – vragen in het licht daarvan op dit moment een vergoeding voor door hun geleverde diensten. Zo levert ook Talpa haar gegevens aan de publieke omroepen, die daarvoor een vergoeding betalen.

De commerciële zenders kunnen zich overigens door de voorgestelde nota van wijziging niet verzetten tegen publicatie van hun programmagegevens met een beroep op de geschriftenbescherming. Als derden de gegevens buiten de betreffende commerciële omroepen om kunnen verkrijgen, mogen ze die gewoon publiceren. Er is echter niet voor gekozen de commerciële omroepinstellingen te verplichten hun programmagegevens om niet ter beschikking te stellen; van een dwanglicentie is ook geen sprake.

Ledentallen omroepverenigingen

De leden van de fractie van de Christenunie vragen om een berekening van het verwachte effect van onderhavig wetsvoorstel op de ledentallen van de afzonderlijke omroepverenigingen. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre sprake is van een situatie die als maatschappelijk onbevredigend wordt ervaren, gelet op het gegeven dat de omroeporganisaties meer dan drie miljoen leden tellen. Anders dan deze leden zien de indieners het abonnement op de gids en het lidmaatschap van een omroep als twee gescheiden zaken. Het lidmaatschap van een omroepvereniging is in 1997 losgekoppeld van het abonnement op een omroepgids. Dientengevolge kan men stellen dat de ruim 3 miljoen omroepleden zogenaamde «overtuigde» leden zijn, zoals enkele omroepverenigingen ook gewoon zijn te veronderstellen. Indien men die stelling onderschrijft zal onderhavig wetsvoorstel op de ledentallen van de afzonderlijke omroepverenigingen geen enkel effect hebben. Een overtuiging is immers op meer gestoeld dan een goedkope televisiegids. Van de drie miljoen leden heeft het overgrote deel overigens een abonnement op een publieke omroepgids.

Indien het wetsvoorstel er onverhoopt toch toe leidt dat zich ledenverlies bij de omroepen voordoet, kan de conclusie worden getrokken dat het aantal «overtuigde» leden van de omroepverenigingen tot op heden is overschat. Dergelijke informatie zou waardevol zijn in het kader van de discussie over het draagvlak en de omvang van de achterban van de omroepverenigingen.

Beoogd tijdstip van inwerkingtreding

De wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikelsgewijs

Artikel 58

De leden van de LPF-fractie vragen of het wetsvoorstel erin voorziet dat alle gegevens (waaronder informatie over hoofdrolspelers, inhoud en afleveringstitels) tijdig – dus niet slechts één week van tevoren – ter beschikking worden gesteld. De indieners kunnen dat beamen. De leden van de CDA-fractie vragen wat de exacte definitie is van het begrip «programmagegevens». Zoals in de MvT zoals deze luidt na advies van de Raad van State door de indieners uiteengezet dient de NOS krachtens het voorgestelde artikel 58 alle gegevens van de uit te zenden programma’s die nodig zijn voor de opgaven in uitgebreide betrouwbare (elektronische) programmagidsen tijdig en digitaal om niet te verstrekken. Het betreft daarbij zowel de namen/titels van de uit te zenden programma-onderdelen en de uitzendtijdstippen, het zogenaamde spoorboekje, evenals de beschikbare afleveringstitels, toelichtingen, etc. Dat zijn dezelfde gegevens die de publieke omroepen momenteel van de NOS ontvangen voor de samenstelling van hun programmabladen.

Örgü

Bakker

BIJLAGE Overzicht van het ledenbestand van de publieke omroepen per 1 maart 2004 en de oplages van de diverse omroepbladen aan het eind van het derde kwartaal van 2005

Publieke omroep

AVRO (392 933 leden)

· Tv Film 100 000

· Televizier 195 000

· AVRObode 405 000

BNN (216 446 leden)

· Geen gids

EO (476 169 leden)

· Visie 155 000

KRO (476 489 leden)

· Studio 160 000

· Mikrogids 460 000

NCRV (364 823 leden)

· NCRV-gids 280 000

TROS (430 918 leden)

· TROSKompas 455 000

· Tv Krant 190 000

VARA (419 998 leden)

· Tv Magazine 420 000

VPRO (361 893 leden)

· VPRO-gids 235 000

Commerciële omroep

SBS Broadcasting

· Veronica Magazine 1 030 000

· Tv Satellite 50 000

Bron: Commisariaat voor de Media en HOI, Instituut voor Media Auditing