Kamerstuk 29453-440

Verslag van een algemeen overleg

Woningcorporaties

Gepubliceerd: 1 juni 2017
Indiener(s): Jaco Geurts (CDA)
Onderwerpen: huisvesting huren en verhuren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29453-440.html
ID: 29453-440

Nr. 440 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 juni 2017

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft op 18 mei 2017 overleg gevoerd met de heer Plasterk, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 16 mei 2017 inzake de reactie op het verzoek van de commissie inzake het artikel «Chaos bij toezicht op corporaties» (Kamerstuk 29 453, nr. 439);

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 6 december 2016 inzake Waarborgfonds Sociale Woningbouw (Kamerstuk 29 453, nr. 431);

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 12 december 2016 inzake samenwerking Autoriteit woningcorporaties – Waarborgfonds Sociale Woningbouw (Kamerstuk 29 453, nr. 432);

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 16 december 2016 inzake informatie Autoriteit Woningcorporaties en Waarborgfonds Sociale Woningbouw inzake sanering (Kamerstuk 29 453, nr. 433);

  • de brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 21 december 2016 inzake jaarwerkplan 2017 Autoriteit woningcorporaties (Kamerstuk 29 453, nr. 434);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 8 maart 2017 inzake governance audit bij Waarborgfonds Sociale Woningbouw (Kamerstuk 29 453, nr. 438).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Voorzitter: Bisschop

Griffier: Van der Leeden

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bisschop, Koerhuis, Kops, Ronnes en Voortman,

en de heer Plasterk, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Aanvang 13.01 uur.

De voorzitter:

Ik open de vergadering. Ik heet de Minister en zijn ondersteunende staf, de leden, de gasten op de tribune en alle anderen die dit programma op andere wijze volgen van harte welkom. Dit is een algemeen overleg dat twee uur duurt. Wij zijn met vijf mensen, inclusief mij als lid. Dat betekent dat we met een spreektijd van een minuut of vier, vijf moeten toekunnen, denk ik. Ik zal niet al te strak zijn bij de interrupties. Ik denk dat het zo moet lukken, maar mocht het uit de hand lopen, dan grijp ik krachtig in. Ik geef als eerste het woord aan de heer Ronnes van het CDA.

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. De financiële discipline van woningcorporaties en het toezicht hierop waren in het verleden niet goed geregeld. Na de Parlementaire enquête Woningcorporaties is besloten om het opnieuw te organiseren. De nieuwe structuur vraagt, zoals ook door de Parlementaire enquête Woningcorporaties geconstateerd, om een nauwe samenwerking tussen de Autoriteit woningcorporaties en het WSW wat betreft de invulling van hun taak en de manier waarop zij zich richting de corporaties opstellen. De Minister schrijft dat het stroomlijnen van de informatie-uitvraag en de gegevensuitwisseling zowel in technische zin als in omvang de komende jaren met behoud van ieders verantwoordelijkheid zal moeten worden uitgewerkt in nauwe samenwerking met de sector.

Inmiddels zijn hiertoe de eerste gesprekken gevoerd tussen Aw, WSW, het Ministerie van BZK, Aedes en CorpoNet en wordt verkend hoe de samenwerking gestalte kan krijgen. De verkenning is naar verwachting op korte termijn afgerond. De Kamer zal over deze uitkomsten geïnformeerd worden. Mijn vraag aan de Minister is: gaat dit allemaal snel genoeg? De daaropvolgende vraag is: als dat niet zo is, kan de Minister dan zijn invloed aanwenden om een goede afstemming tussen die partijen te krijgen en om de snelheid erin te krijgen? Hoe gaat de Minister de competitiestrijd tussen de Autoriteit woningcorporaties en het WSW voorkomen? Is het denkbaar dat er meer sturing kan worden gegeven door een extern procesbegeleider te benoemen? Dit is een van de opties die geopperd werd tijdens de technische toelichting die wij hadden. Is het denkbaar dat je dit proces met een extern iemand kunt versnellen?

Dan kom ik op het punt van passend toewijzen in relatie tot toezicht. Het toezicht op de 5% afwijkingsnorm is ontzettend strak. Die afwijkingsnorm bepaalt dat met ingang van 1 januari 2016 ten minste 95% van de huishoudens met een inkomen dat recht geeft op huurtoeslag, bij woningtoewijzing moet worden gehuisvest in een woonruimte met een huurprijs tot aan de aftoppingsgrens die voor huishoudens van toepassing is. We krijgen van verschillende corporaties dringende signalen dat de passendheidstoets gaat knellen, vooral voor de huisvesting van een aantal specifieke doelgroepen. Bij die corporaties lijkt de norm van 5% te laag. Wij hebben de volgende vragen aan de Minister. Wat zijn de ervaringen tot nu toe? Is die 5% voldoende of zou dit naar 10% moeten? Waar gebruikt men die 5% voor? Is dat voor ouderen, statushouders of zorgafhankelijken, of is dat om administratieve problematiek op te lossen? Wat is het gemiddelde van alle corporaties? Welke corporaties kunnen gemakkelijk aan deze eis voldoen en waar knelt het?

Ik kan mij voorstellen dat dit wat diep de techniek in gaat. Ik zou mij ook kunnen voorstellen dat wij hierop schriftelijk antwoord krijgen na dit overleg. Het lijkt mij vanuit het toezicht en de strakheid van die norm toch wel goed om die vraag in dit kader neer te leggen. Het CDA neigt ertoe te vragen om die 5%-norm op te rekken en stelt zich ook voor om eventueel de norm als gemiddelde over de corporaties te bezien in plaats van per corporatie individueel. Daarom willen wij graag een reactie van de Minister op de achtergrondinformatie die wij wensen.

Dan kom ik bij de sanering van woningcorporaties. Er zijn gesprekken geweest met Aedes, de Autoriteit woningcorporaties en het WSW. Wij zijn ervan geschrokken dat er mogelijk publiek geld gebruikt zal worden voor de saneringssteun bij corporaties en dat er niet kan worden uitgesloten dat er geld gaat naar het niet-DAEB-deel van deze corporaties. Is dat juist? Kunnen we de zekerheid krijgen dat er geen publiek geld naar de sanering gaat?

Dan kom ik bij de accountantscontrole op de corporaties. Wij hebben begrepen dat in het accountantsprotocol een grens ligt bij 1.500 verhuureenheden. Als een corporatie meer dan 1.500 eenheden heeft, valt die corporatie meteen in een zwaarder en duurder traject van accountantscontrole. Onze concrete vraag is of die grens naar boven kan. Zou dat bijvoorbeeld ook 3.000 kunnen zijn? Een meer technische vraag is: over hoeveel corporaties spreken wij, als die grens met 1.000 of 1.500 verhoogd zou worden?

In de technische toelichting kregen wij te horen dat er ook een rapport van het WSW ligt over de indicatieve bestedingsruimtes van woningcorporaties. Ik heb dat niet kunnen vinden en ik vraag mij ook af of dat aan de Kamer ter beschikking is gesteld. Als dat niet het geval is, zou dat dan met enige spoed aan de Kamer beschikbaar kunnen worden gesteld? Dat geldt alleen als dat inmiddels nog niet gebeurd is.

Als laatste kom ik bij de scheidingsvoorstellen. De corporaties hebben voorlopige versies gestuurd naar de autoriteit. Wij krijgen signalen dat de autoriteit moeite heeft om die voorlopige voorstellen tijdig te beoordelen. Het effect daarvan is dat de corporaties die voorlopige voorstellen pas laat terugkrijgen en daardoor heel weinig tijd hebben om die om te zetten in definitieve voorstellen. Ons lijkt het wenselijk om die corporaties minimaal acht weken de tijd te geven om de definitieve versie in te dienen. Deelt de Minister deze mening? Is hij bereid om er zorg voor te dragen dat dit mogelijk is of wordt?

Tot zover mijn eerste termijn, voorzitter.

De heer Koerhuis (VVD):

Voorzitter. Stel je voor dat je één van de vele Nederlanders bent die in een sociale huurwoning woont – en dat zijn er veel, want maar liefst één op de drie huishoudens woont in een sociale huurwoning – dan heb je in het verleden ongetwijfeld over de misstanden bij woningcorporaties gehoord. In plaats van het bouwen van echte sociale huurwoningen, werden er apen en olifanten geadopteerd, boten gekocht en salarisverhogingen uitgedeeld. Dat kon allemaal gebeuren door twee dingen: het toezicht was niet goed genoeg en de garantie van de overheid steeg van 50 miljard naar bijna 90 miljard. Kortom, de misstanden bij woningcorporaties werden door ons betaald.

Gelukkig zijn er inmiddels stappen in de goede richting gezet. Tussen 2012 en 2015 is de borging met 3,6 miljard gedaald. Ook het toezicht krijgt steeds meer en steeds beter vorm. Dat vind ik normaal. Toezichthouders moeten doen wat ze moeten doen. Door een premiedifferentiatie zouden woningcorporaties een prikkel moeten krijgen om beter met onze achtervang om te gaan. Maar wat zegt de Minister? Ik citeer: «De financiële impact van premiedifferentiatie is dus beperkt». Ik ben het met hem eens. De financiële impact is nu veel te beperkt en daarmee ook de prikkel om beter met ons belastinggeld om te gaan. Daarom vraag ik aan de Minister om een ruimere premiedifferentiatie te hanteren. Kan de Minister toezeggen dat te doen voor zowel de saneringsheffing als de borgstellingsvergoeding?

Er gaat op dit moment publiek geld naar twee woningcorporaties: Vestia en Woningstichting Geertruidenberg (WSG). Ik ben het eens met mijn collega van het CDA dat publiek geld hier uitsluitend gebruikt moet worden voor publieke doeleinden, ofwel uitsluitend voor echte sociale huurwoningen. In het verleden heeft Vestia met geld gesmeten. Wij moeten nu de rekening betalen. Ik wil het nog wel iets scherper stellen. Graag ontvang ik namelijk de expliciete toezegging van de Minister dat we het publieke geld uitsluitend voor echte sociale huurwoningen gaan gebruiken die onder de 145 punten en € 710 liggen en dus niet voor vrije huurwoningen, of die vrije huurwoningen nu in het DAEB-deel of in het niet-DAEB-deel zitten.

Tot slot. Ik begrijp dat gemeentes de mogelijkheid hebben om niet mee te tekenen met de achtervang als een woningcorporatie zich niet aan de gemeentelijke prestatieafspraken houdt. Als Rijk geven we een blanco cheque. Ik heb gehoord dat het technisch mogelijk is voor het Rijk om niet automatisch mee te hoeven tekenen. Die mogelijkheid kan het Rijk ook krijgen. Graag krijg ik een bevestiging hiervan door de Minister.

Concluderend: graag meer premiedifferentiatie, publiek geld uitsluitend voor publieke doeleinden en een stok achter de deur richting woningcorporaties.

De heer Kops (PVV):

Voorzitter. Het is nu al een aantal jaren geleden dat de parlementaire enquête is afgerond. Een van de belangrijkste aanbevelingen toen was: er moet meer toezicht komen op de corporaties en hun werkzaamheden. Na een hele reeks schandalen was dat ook hard nodig. Mijn collega Koerhuis heeft daar al aan gerefereerd. De woningcorporaties moeten terug naar hun kerntaken, dus het bouwen en beheren van woningen, zodat mensen met een relatief laag inkomen, goed en betaalbaar kunnen wonen.

Daarbij is scherp toezicht van essentieel belang, maar dat toezicht moet wel efficiënt gebeuren, want elke daarbij verspilde euro kan niet opnieuw worden ingezet, bijvoorbeeld voor de bouw van nieuwe woningen. Onlangs, een paar weken geleden, verschenen er verontrustende berichten in de media: «Chaos bij toezicht op woningbouwcorporaties», zo kopte De Telegraaf. Het toezicht zou chaotisch verlopen en het zou de corporaties op hoge kosten jagen. Zo zouden de accountantskosten zijn verdubbeld. Een hoop rompslomp. En de Autoriteit woningcorporaties heeft problemen met haar automatiseringssysteem.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik heb deze artikelen gelezen. Daar staan een heleboel dingen in waar woningcorporaties over klagen. Ik vraag mij dan af waar u specifiek problemen mee heeft.

De heer Kops (PVV):

Het probleem is dat we het over toezicht hebben. Dat toezicht moet efficiënt plaatsvinden. Geldverspilling is natuurlijk nooit oké. Ik kom dadelijk nog terug op de kostenstijgingen. Een Amsterdamse corporatie heeft bijvoorbeeld te maken met 2 miljoen extra kosten. Dat is nogal wat. Dan lijkt het me handig om na te gaan waar dat dan aan ligt. Waar komt dat door? Ook lijkt het me dat wij daar wat aan moeten gaan doen.

De heer Koerhuis (VVD):

Deelt u in ieder geval met mij dat er ook goede maatregelen zijn genomen, bijvoorbeeld dat er governance audits komen, dat corporaties onder curatele worden gesteld zodat er maatregelen kunnen worden opgelegd, dat er reglementen komen op het financiële terrein en op het gebied van treasury, dat er governance-eisen komen voor de raad van commissarissen en dat er interne auditers moeten komen. Deelt de heer Kops dat wel met mij?

De heer Kops (PVV):

Inderdaad, het is verbeterd. Maar ik vind het naïef om hier alleen te vermelden wat goed is gegaan. Wij zitten hier voornamelijk om te bespreken wat de problemen zijn, überhaupt in dit land, en om daar wat aan te doen. Daar wil ik me op focussen.

Ik vervolg mijn betoog. In zijn brief van 16 mei jongstleden bevestigt de Minister onder andere dat de verantwoordingslasten zijn toegenomen. Ik zei net al dat een Amsterdams corporatie, Stadgenoot, 2 miljoen extra kosten had. Er waren in drie jaar tijd tien extra arbeidskrachten nodig om de administratie aan te passen. Er moesten ook structureel vijf nieuwe medewerkers worden aangesteld. Dat is nogal wat. Die 2 miljoen extra kosten zijn vergelijkbaar met 4.000 maanden huur. Dat betekent dat 333 gezinnen een jaar lang voor dat geld hadden kunnen wonen oftewel huren. Zijn deze absurd hoge kosten een uitzondering of is dit structureel? Hebben meer corporaties hier last van?

Een van de wijzigingen van de Woningwet naar aanleiding van de aanbevelingen van de parlementaire enquête is de scheiding tussen diensten van algemeen economisch belang, DAEB, zoals het huisvesten van de mensen met lagere inkomens, en niet-DAEB-activiteiten. De corporaties moeten die scheiding aanbrengen. Zoals de Minister in zijn brief al aangeeft, is het opstellen van de scheidingsplannen een eenmalige grote operatie die veel inspanning van de sector vraagt. Nu we het dan toch over de kosten hebben, heb ik de volgende vraag: hoe hoog verwacht de Minister dat de kosten daarvan dan wel niet zullen uitvallen? Is daar zicht op? Kunnen we wellicht nogmaals een verdubbeling van de administratieve lasten verwachten?

In 2016 heeft het toezicht, de integrale beoordeling van de Autoriteit woningcorporaties, bij 43 van de 350 corporaties tot een interventie geleid. Bij 32 was de governance in het geding. Bovendien is er actie ondernomen naar aanleiding van 17 integriteitsmeldingen. De toezichthouder heeft dat zorgelijk genoemd, omdat er vooral op dit punt, de integriteit, veel te verbeteren valt in de sector. Het vertrouwen moet herwonnen worden. Hoe zorgelijk vindt de Minister deze cijfers eigenlijk? Kan hij hier wellicht inhoudelijk meer vertellen over deze gevallen? Ziet de Minister een relatie tussen de absurd hoge kosten die corporaties nu maken en de bij sommige corporaties in het geding zijnde governance? Zijn deze hoge kosten het gevolg van de chaos, zoals De Telegraaf kopte, of zijn zij wellicht mede toe te schrijven aan onbehoorlijke bedrijfsvoering, bijvoorbeeld, waar de autoriteit nota bene op behoort toe te zien? Graag krijg ik een reactie hierop.

Zoals gezegd werd vooral na de parlementaire enquête duidelijk dat woningcorporaties zich moeten concentreren op het doel waarvoor zij oorspronkelijk in het leven zijn geroepen. Dat is het beschikbaar stellen van volkshuisvestingwoningen, van voldoende woningen. Over de vraag of er voldoende woningen zijn, valt een hoop te zeggen. Mensen staan namelijk jarenlang op de wachtlijst. Het is bijzonder treurig dat die wachttijd de afgelopen tijd alleen maar is toegenomen.

Waar komt dat door? Dat komt natuurlijk mede doordat statushouders gehuisvest moeten worden. Die krijgen bij het toewijzen van een sociale huurwoning nog steeds gewoon voorrang. Dat gaat ten koste van de Nederlanders die wel jarenlang op de wachtlijst moeten staan. Dat is natuurlijk ronduit schandalig. De vraag is dan of de Autoriteit woningcorporaties er ook op gaat toezien dat de corporaties zich houden aan hun kerntaak, namelijk het zorgen voor voldoende huisvesting en dus ook het terugdringen van de wachtlijsten. Want die zijn alleen maar langer geworden. Graag krijg ik een reactie hierop.

Woningcorporaties hebben onlangs de Woonagenda 2017–2021 gepresenteerd. Daarin hebben zij afgesproken om meer woningen te zullen bouwen: 34.000 per jaar. Dat klinkt natuurlijk allemaal leuk en aardig, hartstikke mooi, maar de taakstelling voor huisvestingstatushouders blijft natuurlijk bestaan. Ik zou zeggen: daar valt haast niet tegenop te bouwen. Dan nogmaals de vraag: gaat de autoriteit erop toezien dat de wachtlijsten voor de Nederlanders daadwerkelijk korter worden?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Hoeveel mensen wachten er volgens de heer Kops op dit moment op een sociale huurwoning?

De heer Kops (PVV):

Als mevrouw Voortman zelf het antwoord weet, weet zij ook dat dat onder andere komt door GroenLinks, want GroenLinks is er een groot voorstander van dat statushouders voorrang krijgen ten opzichte van de Nederlanders. Zij zou die vraag dus eigenlijk aan zichzelf moeten stellen. De wachtlijsten worden langer. In de regio Haaglanden is de gemiddelde wachttijd bijvoorbeeld met een jaar toegenomen, mede doordat de statushouders voorrang krijgen bij huisvesting. Dus dat aantal neemt alleen maar toe, dankzij GroenLinks.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik constateer dat de heer Kops geen antwoord op mijn vraag gegeven heeft. Hij had een heel lang antwoord en ik denk dat dat betekent dat hij het antwoord niet weet. Het aantal mensen dat wacht op een sociale huurwoning is vele malen hoger dan het aantal statushouders dat wacht op een sociale huurwoning. Zelfs als wij vanaf nu zouden zeggen dat wij geen enkele statushouder meer zouden huisvesten, dan nog zijn er mensen – niet-statushouders, Nederlanders zoals de heer Kops zegt – die niet meteen een sociale woning zouden krijgen. De wachtlijsten zouden dan misschien met een paar weken afnemen. Maar in steden als Amsterdam en Utrecht, waar mensen veel langer op een huurwoning wachten, is dat slechts een druppel op de gloeiende plaat. Dus de heer Kops zou er goed aan doen om zijn feiten beter op een rij te hebben.

De heer Kops (PVV):

Mevrouw Voortman heeft het over feiten. Dat is interessant, want de vraag die zij in eerste instantie aan mij stelde, is een feitelijke vraag waar zij dus zelf het antwoord al op wist. Dat is tekenend, want dat betekent dus dat mevrouw Voortman helemaal niet geïnteresseerd is in het antwoord dat ik daarop zou moeten geven. Zij stelt die vraag alleen maar voor de bühne. Mevrouw Voortman had het over feiten. Die feiten heb ik toevallig allemaal voor mij liggen. Er is bijvoorbeeld heel concreet – feitelijker kan haast niet – een wijziging van de Huisvestingswet 2014 geweest. Daarmee wordt de wettelijk vastgelegde voorrang van huisvesting voor statushouders uit de wet verwijderd. Die wet is al door de Eerste Kamer en wordt per 1 juli van kracht. Nogmaals: nog concreter kan het niet. En wat doet GroenLinks? Die partij stemt gewoon tegen. Met andere woorden: dat de Nederlanders worden gediscrimineerd ten opzichte van statushouders en dat de wachtlijsten voor de Nederlanders langer worden, vindt GroenLinks prima. Sterker nog: GroenLinks wil dat alleen maar verder bevorderen.

De voorzitter:

Dit lijkt me uit te nodigen tot een reactie van mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik wilde met mijn vraag het punt maken dat op het moment dat de PVV suggereert dat het door de statushouders komt dat mensen geen woning hebben, zij ook de feiten op een rij moet hebben. En die had de heer Kops niet op een rij. Dat blijkt hier wel uit. Hij geeft daarmee mensen die op een woning wachten, de indruk dat hun problemen meteen zijn opgelost op het moment dat we geen statushouders meer zouden huisvesten. Hij draait mensen daarmee een rad voor ogen. Dat is feitelijk onjuist. Als hij iets wil doen aan de situatie van mensen die wachten op een sociale huurwoning, dan moet hij voor meer sociale huurwoningen pleiten, en niet voor zaken die helemaal niet tot oplossingen leiden voor mensen die op een sociale huurwoning wachten.

De voorzitter:

Heeft de heer Kops nog behoefte aan het geven van een reactie?

De heer Kops (PVV):

In de regio Haaglanden is de wachttijd met een jaar toegenomen. Dat komt wel degelijk doordat statushouders voorrang krijgen. Zo simpel is het. Mevrouw Voortman moet dus misschien zelf eens naar de feiten kijken. Mijn collega Madlener heeft niet zo lang geleden een motie ingediend waarin wordt gepleit voor het opheffen van de voorrang die statushouders krijgen. Ook daar stemt GroenLinks tegen. Kortom, ik begrijp de grote woorden van GroenLinks helemaal niet.

De voorzitter:

Ik denk dat hiermee het langs elkaar heen praten wel ongeveer voltooid kan worden.

De heer Kops (PVV):

Ik wil er ten slotte nog één opmerking over maken. Als mevrouw Voortman het over feiten heeft en weet ik het allemaal, dan zou ik haar willen voorstellen om die dan in haar eigen betoog naar voren te brengen.

De voorzitter:

Ik geef graag mevrouw Voortman de gelegenheid om haar betoog te houden. Zij spreekt namens GroenLinks.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil mij vandaag beperken tot het onderwerp van dit algemeen overleg: toezicht en borging woningcorporaties. Woningcorporaties gaan als eigenaar van sociale huurwoningen over zeer belangrijk maatschappelijk vastgoed. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. In feite is maatschappelijk vastgoed een beetje van ons allemaal. In het verleden zijn er voorbeelden geweest van corporaties die niet altijd goed omgingen met de verantwoordelijkheid die hun was toebedeeld. Een parlementaire enquête volgde en de Woningwet werd herzien. De Kamer stemde unaniem in met steviger toezicht om ervoor te zorgen dat slecht gedrag bemoeilijkt werd en om ervoor te zorgen dat de vele goeden niet te lijden hebben onder de slechten. Dat er veel goed werk verricht wordt in de sociale woonsector staat voor GroenLinks buiten kijf.

Nu de wet enige tijd werkt, zien we ook na de veegwet zaken die in de praktijk nog tot problemen leiden. Zo leidt de beperkte capaciteit van de Autoriteit woningcorporaties ertoe dat de uitvoering van de Woningwet voor woningcorporaties bemoeilijkt wordt. Een deel van de woningcorporaties heeft bijvoorbeeld nog geen reactie gehad van de Autoriteit woningcorporaties op hun scheidingsvoorstellen ten aanzien van DAEB en niet-DAEB, terwijl de definitieve plannen voor 1 juli moeten worden ingeleverd. De huurdersorganisaties hebben zelfs nog helemaal niets ontvangen. Zij ontvingen geen afschrift van de Autoriteit woningcorporaties, terwijl zij nu juist ook advies moeten geven aan de woningcorporaties. Is de Minister van mening dat de capaciteit van de Autoriteit woningcorporaties voldoende is voor het takenpakket dat aan haar is toebedeeld? Zo ja, waarom duurt het dan zo lang voordat corporaties wat horen? Kunnen zij op hun beurt meer tijd krijgen om de plannen in orde te maken? Dat moet gebeuren op een zorgvuldige manier, waarbij ze ook de huurdersorganisaties er goed bij kunnen betrekken. Ik sluit me, wat dat betreft, aan bij de opmerkingen van het CDA, dat aangaf dat je minimaal acht weken zou moeten hebben. Ik zou mij kunnen voorstellen dat we zeggen dat die datum van 1 juli niet meer haalbaar is. Zouden we het niet moeten uitstellen tot bijvoorbeeld 1 september?

Anderzijds zien wij ook dubbelingen in de taken van de Autoriteit woningcorporaties en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Je kunt natuurlijk redeneren dat aangezien het om veel geld en dus om behoorlijke risico's gaat, «check, check en dubbelcheck» geen overbodige luxe zijn. Maar dan zou je verwachten dat als corporaties data moeten aanleveren aan beide instanties, het dan in ieder geval dezelfde data zijn. Er zijn, naar wij begrepen hebben, situaties waarbij de ene instantie de data toch net weer wat anders wil hebben dan de andere, met als gevolg een flinke verhoging van de lastendruk. Dat kost tijd en geld die dus niet aan andere zaken besteed kunnen worden. Die tijd en dat geld kunnen ook besteed worden aan huismeesters en aan het op orde houden van de woningvoorraad. Of het zou kunnen leiden tot minder hoge huren. Ik vraag de Minister daarom of het mogelijk is om wat te doen aan dit soort zaken. Als er in elk geval geen overbodige dubbelingen meer plaatsvinden, kan dat ook al capaciteit vrijspelen.

Wij begrijpen voorts van de corporaties dat de accountantslasten flink zijn toegenomen, met name voor de kleine woningcorporaties. Zo spraken wij vorige week als commissie met een kleine woningcorporatie die aangaf dat de accountantskosten sinds de Woningwet verdriedubbeld zijn. En dan wordt ook nog vanaf 1 januari 2018 de verplichting ingevoerd om een accountant met een oob-status (organisatie van openbaar belang) in de arm te nemen. Als kleine corporatie heb je al minder keus, omdat je minder interessant bent voor accountants. Als je dan ook nog eens alleen kunt kiezen uit die accountants die zo'n status hebben, ben je helemaal overgeleverd aan de prijs die een accountant vraagt om je boeken te controleren. Kan de Minister aangeven wat ook alweer de achtergrond was van die verplichte oob-status? Kan hij reageren op het argument van Aedes dat deze verplichting niet nodig zou zijn, gezien de hoge eisen die de Woningwet al stelt aan de financiële verantwoording? Zou het een mogelijkheid zijn om de grens van het aantal woningen waarbij een corporatie een accountant met een oob-status moet hebben, te verhogen, bijvoorbeeld naar 10.000 woningen? Zo nee, waarom niet?

Om woningcorporaties meer bewust te maken van de risico's die zij nemen, wordt er gewerkt aan gedifferentieerde premies voor het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Het is goed dat corporaties zich hier meer bewust van worden. Wel doet dit de vraag rijzen of het goed is voor de corporaties die in de hoogrisicocategorie zitten, dat ze nu meer moeten gaan betalen? Brengt de verhoging van hun premies met gemiddeld ruim € 9.000 hen niet in juist nog grotere financiële problemen? Het zou zonde zijn als deze prikkel om het nemen van risico's tegen te gaan, de risico's bij de slechtst presterende categorie juist weer zou vergroten.

De heer Koerhuis (VVD):

Wat vindt mevrouw Voortman dan van de huidige bandbreedte van de premiedifferentiatie? Deelt zij mijn mening dat die te krap is? Het rentevoordeel dat wij als belastingbetaler aan woningcorporaties geven, komt overeen met 150 basispunten, zeg anderhalve meter. Er wordt nu een premiedifferentiatie voorgesteld van tussen de 2,4 en 3 basispunten. Dat is ten opzichte van die anderhalve meter 2,5 tot 3 centimeter. Vindt zij dat te krap? Deelt zij mijn mening dat die bandbreedte iets ruimer mag? Of is zij bang dat als wij het 10 of 20 cm maken ten opzichte van die anderhalve meter, we dan woningcorporaties al over de rand van de afgrond duwen?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik vind het heel moeilijk om dat zo te zeggen, ook omdat corporaties natuurlijk ook weer heel verschillend zijn. De heer Koerhuis heeft hier veel aandacht aan besteed in zijn betoog. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister daarop. Ik kan hier niet zomaar zeggen of de heer Koerhuis hiermee een punt heeft. Ik ben dus erg benieuwd naar de reactie van de Minister daarop.

Een ander belangrijk aspect van de zekerheidsstructuur die het WSW biedt, is de zogenaamde achtervangovereenkomst. Er wordt nu gewerkt aan inspanningsverplichtingen met betrekking tot deze overeenkomst. Hoe staat het daarmee? Daarnaast wijst onder andere de Vereniging van Nederlandse Gemeenten op de voordelen van gelimiteerde achtervangovereenkomsten. Hierbij zijn gemeenten niet meer automatisch achtervang voor geborgde leningen van woningcorporaties. Brengen deze gelimiteerde achtervangovereenkomsten grotere risico's met zich mee voor woningcorporaties?

En dan nog een punt over de positie van huurders bij woningbouwverenigingen. We hebben allemaal ingestemd met de Woningwet. Daarin is een amendement van Albert de Vries opgenomen om goedkeuringsbesluiten van raden van commissarissen altijd voor te leggen aan de ledenvergadering. GroenLinks heeft daar ook voor gestemd, want daarmee wordt de uitholling van de positie van de ledenvergadering tegengegaan. Aedes geeft echter aan dat dit tot een onwerkbare situatie leidt, omdat er dan steeds voor elk besluit aparte vergaderingen moeten worden gehouden. Dat dat lastig is, begrijp ik, maar anderzijds willen we ook niet dat een eventuele wijziging leidt tot een slechtere positie van ledenvergaderingen. Is de Minister bereid om in overleg te gaan met Aedes en de Woonbond om te zien waar het probleem in de praktijk nu zit en wat een goede oplossing zou zijn die werkbaar en democratisch is?

De nieuwe Woningwet is een flinke wetswijziging. Net als bij andere grote wetten – ik denk bijvoorbeeld aan de Wmo en de Participatiewet – is het helemaal niet raar dat je als wetgever na verloop van tijd ziet dat goede intenties in de praktijk niet altijd uitpakken zoals je die bedoeld had. En dan maken we een veegwet. Soms wordt de wet daarna weer herzien. Ik kan mij goed voorstellen dat na de wettelijk vastgestelde evaluatie van Woningwet blijkt dat dat ook hier nodig is. Hoe heeft de Minister de evaluatie voor ogen? Is hij voornemens om de evaluatie door een onafhankelijke partij te laten doen?

Voorzitter: Ronnes

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Het is ruim vier jaar geleden dat de Parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties werd ingesteld. De sector is niet meer wat hij toen was. Gelukkig maar, want er was flink wat mis. Er zijn inmiddels veel maatregelen genomen die de situatie hebben verbeterd en er staat de sector nog het een en ander te wachten.

Ik wil als eerste inzoomen op het punt van efficiënte regelgeving. De SGP-fractie is blij met de bewustwording dat regels kunnen helpen maar op een gegeven moment ook kunnen belemmeren. Zo juichen we het toe dat er bijvoorbeeld inmiddels één gezamenlijk toetsingskader ontwikkeld wordt. Ziet de Minister meer mogelijkheden tot stroomlijning of liever nog tot vermindering van regeldruk? Hebben de maatregelen geleid tot een afname van de risico's en, zo ja, is dan misschien een gedeelte van de maatregelen inmiddels overbodig geworden? Of worden die op een andere manier afgedekt?

Wij twijfelen niet aan de goede bedoelingen, laat dat duidelijk zijn, maar we zien nog weleens dat vanuit een reactie van «eens maar nooit weer» er een situatie ontstaat waarin een sector overstelpt wordt met regels, toetsen, verantwoordingsplichten, rapporten en nog eens een keer de controle eroverheen. Uiteindelijk is het dan toch de gebruiker die hiervoor betaalt. Is de Minister bereid om die optelsom, die stapeling van wet- en regelgeving, eens kritisch tegen het licht te houden en te kijken hoe we met een efficiënte, eenduidige vorm van checks-and-balances misstanden kunnen voorkomen?

De heer Koerhuis (VVD):

Hetzelfde punt als richting mijn collega van de PVV. Er zijn een heleboel maatregelen genomen – die heb ik net genoemd – die in mijn ogen heel goed zijn. Deelt de heer Bisschop die mening? Ik hoor hem praten over de informatieverzoeken. Klopt het dat ik hem met name over de vele informatieverzoeken hoor praten, en niet over alle andere goede maatregelen die genomen zijn?

De heer Bisschop (SGP):

Wij hebben vanuit de SGP heel bewust en weloverwogen het pakket aan maatregelen om de sector te saneren in de zin van gezond te maken en de zwakke plekken eruit te halen, gesteund. Dat doen we nog steeds. Ik pleit alleen wel in zijn algemeenheid voor een attitude vanuit de overheid om niet eindeloos te willen blijven stapelen. De controle moet efficiënt zijn ingericht, en dan is het goed. Je moet je afvragen of je wilt dat er sprake is van een stapeling van informatieverzoeken, omdat andere instanties daar ook gebruik van willen maken. Het kost allemaal ontzettend veel geld. Degenen die dat uiteindelijk moeten opbrengen, zijn de gebruikers. Of dat geld moet uit de publieke middelen komen, maar daar willen we ook niet naartoe. Vandaar mijn open geformuleerde vraag of de Minister bereid is om gewoon eens op een afstand alles kritisch tegen het licht te houden. Waar sprake is van dubbelingen van controlemechanismen, moet je je afvragen of je dat zodanig uit elkaar kunt halen dat het een efficiënt, enkelvoudig controlestelsel wordt.

Op het punt van de premiedifferentiatie sluit ik aan bij wat collega's al te berde hebben gebracht. Een van de maatregelen om goede prikkels in het systeem in te bouwen, is het introduceren van premiedifferentiatie in het borgingsstelsel. Ik heb daarover nog een paar vragen. Premiedifferentiatie moet gaan werken als beloning en als afstraffing. Klopt het dat als alle corporaties de risico's beperken, er per saldo minder premies worden afgedragen? Of gaat het erom dat je minder risico loopt vergeleken met andere corporaties? Nog anders geformuleerd: staat de opbrengst van de premies vast, staat dus vast wat het moet opbrengen en is die maatregel budgettair neutraal? Of wordt de sector daadwerkelijk beloond als er verbetering zichtbaar is? Dat zou namelijk het volgende kunnen betekenen. Op het moment dat het volume dat opgebracht moet worden, blijft vaststaan, kun je nog zo veel verbeteren, maar als je dat allemaal tegelijk doet, verandert er per saldo dus uiteindelijk niets. Ik ben dus heel benieuwd of dat ook daadwerkelijk kan leiden tot een verlaging van de totale premieopbrengst.

Ik heb ten slotte nog enkele vragen over kleine corporaties. Het lijkt erop dat kleine corporaties steeds moeilijker aan een goede accountant kunnen komen. Herkent de Minister dit signaal? Ook op dit punt sluit ik aan bij een vraag van een van de collega's. Wat wordt er gedaan om te voorkomen dat er met de nieuwe regels per 1 januari 2018 problemen ontstaan? Vanaf dat moment gaat immers de verplichte oob-vergunning gelden voor corporaties met meer dan 1.500 woningen. Oob is een afkorting van organisatie van openbaar belang.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik hoor de heer Bisschop spreken over de grens die geldt voor woningcorporaties om wel of niet naar een groot accountantskantoor te moeten stappen. De heer Bisschop sluit zich aan bij een vraag van een van de collega's. Ik vraag me af of hij zich aansluit bij de woordvoerder van het CDA of bij die van GroenLinks, want ik proef toch heel verschillende aantallen. Ik hoor het getal van 10.000 aan de kant van GroenLinks en ik proef lagere aantallen bij mijn collega van het CDA.

De heer Bisschop (SGP):

Ik meende zelfs van die zijde een getal van 3.000 te horen. Ook dat is, wat mij betreft, een open vraag. Ik heb er nog geen uitgesproken opvatting over. Ik hoor graag de reactie van de Minister. Op basis daarvan zullen wij uiteindelijk een standpunt innemen. Ik vermoed dat onze voorkeur eerder in de richting van de 3.000 zal gaan dan in de richting van de 10.000. Misschien komen we ergens in het midden uit. Wie weet wat voor moois er nog opbloeit!

Tot zover mijn betoog. Dank u wel.

Voorzitter: Bisschop

De voorzitter:

Ik dank de heer Ronnes voor het krachtig leiden van de vergadering tijdens deze fase. Daarmee zijn wij aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de commissie gekomen. De Minister kan meteen antwoorden.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Een ervaren collega heeft tegen me gezegd: je wordt heel snel steeds minder demissionair. Kort na de verkiezingen ben je even demissionair en een paar weken of maanden later vervalt iedereen toch weer in zijn of haar oude routine. Dat is niet eindeloos, maar dat gevoel heb ik nu wel. We zijn hier gewoon AO's aan het houden zoals het eigenlijk altijd gebeurt. Zoals het hoort! Zoals bekend heb ik na het vertrek van collega Van der Steur de hele portefeuille wonen overgenomen van mijn hoog geschatte collega Blok. Het is voor een aantal Kamerleden een nieuwe portefeuille, maar het is in dit uitzonderlijke geval dus ook voor de Minister een betrekkelijk recente portefeuille. Desalniettemin is het mij een groot genoegen om hier een reactie te mogen geven op de ingebrachte punten.

De agenda bevat vandaag een optelsom van een aantal onderwerpen die gemeenschappelijk hebben dat ze allemaal terug te voeren zijn op de geschiedenis van de corporatiesector. Ik noem de uitgebreide parlementaire enquête waaruit werd geconcludeerd dat een en ander niet op orde was en dat het goed zou zijn als er een beter toezicht wordt georganiseerd. Op uitdrukkelijk wens van de Kamer is in de Woningwet de Autoriteit woningcorporaties in het leven geroepen, die integraal toezicht houdt. Dat gaat dus verder dan alleen maar op de financiën. Er wordt ook toezicht gehouden op de rechtmatigheid, de governance en de integriteit van de woningcorporaties. Daarnaast is de saneringstaak met de herziening van de wet belegd bij de borgingsvoorziening, het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.

Ik ben van plan om bij de beantwoording drie thema's waarover verschillende woordvoerders gesproken hebben, eruit te lichten, daarna de resterende vragen te behandelen en daarbij de volgorde van de sprekers aan te houden. Dat zijn er nog vrij veel, want het waaierde nogal uiteen.

Ik kom allereerst te spreken over het toezicht. Verschillende woordvoerders, onder meer die van het CDA en GroenLinks, hebben gesproken over de accountantskosten en over het vinden van accountants, mede omdat Aedes in een brief daarover aan de bel heeft getrokken. Dat vinden van een accountant is ook nog weer een tour de force. Er vinden op dit moment met meerdere partijen gesprekken plaats over die signalen die erop duiden dat vooral de kleinere corporaties het soms lastig vinden om überhaupt een accountant aan te trekken. Strikt genomen is er natuurlijk sprake van een vrije markt. De wet stelt vast dat ze dat moeten doen. Eigenlijk zou de markt dat dan natuurlijk ook moeten oppikken. Als iemand daar een gat laat vallen, kan een andere accountant daarin springen. Dat zien we hier en daar ook wel een beetje op gang komen.

Maar goed, we kunnen natuurlijk wel proberen om in gesprek met elkaar dat proces te versnellen. Dat doen we ook. We zijn met vertegenwoordigers van de corporatiesector, zoals Aedes, en van de accountantssector bijeen om een analyse te maken van de omvang van het probleem, om ook even te bekijken hoe acuut het probleem echt is en om te bezien op welke wijze we eventuele lacunes kunnen helpen oplossen. Zoals ik al zei, zijn er ook accountantskantoren die hier juist een kans zien en een marktaandeel voor zichzelf opbouwen in de woningcorporatiesector.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het is goed om te horen dat de Minister in overleg is met Aedes over de omvang van het probleem. Ik hoor corporaties echter zeggen dat hun kosten drie keer over de kop zijn gegaan. Dat is echt heel erg fors. We kunnen dan zeggen dat we daarnaar gaan kijken, maar ik kan me wel voorstellen dat dat niet te lang moet duren. Wat ziet de Minister dus voor zich? Hoe wil hij hiermee omgaan?

Minister Plasterk:

Dat is nog weer een ander punt, waar ik nog niet aan toe was. Het ging hier om de vraag of je überhaupt een accountant kunt krijgen. Als je die accountant hebt, is de vervolgvraag: wat zijn dan de kosten die je moet maken, gegeven de nieuwe eisen die door de wetgever worden gesteld? Aedes heeft eind maart een onderzoek gepubliceerd over de toename daarvan. Daarin wordt gesproken over een schatting van een stijging van 8%. Dat is natuurlijk iets anders dan een paar maal over de kop gaan. Van dat laatste bericht ken ik de bron niet, maar ik denk dat de beperkte stijging van een paar procent die kennelijk eerder is gesignaleerd, een logische consequentie is van het feit dat we meer toezicht willen houden. Dat zul je moeten doen en dat zul je dan ook moeten betalen. Het hoort bij het primaire proces dat je dan ook verantwoording daarover aflegt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dit was een voorbeeld. Vorige week heeft de commissie gesprekken gevoerd met onder andere een aantal corporaties. Ik ben de naam even kwijt van de corporatie die dit aangaf. Ik kan me wel voorstellen dat deze cijfers verschillen. De Minister heeft gelijk dat 8% natuurlijk iets heel anders is dan drie keer over de kop. Ik zou daarover inderdaad meer informatie moeten vergaren.

De voorzitter:

Wilt u daarop reageren, Minister?

Minister Plasterk:

Ik zal dat van mijn kant ook doen en zal in overleg met Aedes bekijken welke van de twee getallen onderbouwd kan worden of dat de waarheid in het midden ligt. Al naar gelang de uitkomsten daarvan zal ik reageren.

In het kader van de accountancy heeft GroenLinks nog een vraag gesteld over de oob-status. De reden voor de oob-status is dat het een organisatie is met een publieke taak. Dat waren mijn antwoorden over de accountantskosten.

Over de sanering is maar beperkt gesproken. Er is een aantal vragen over gesteld. Eind vorig jaar hebben de Autoriteit woningcorporaties, Aw, en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, WSW, informatie doen uitgaan over de stand van zaken bij de sanering. De corporatie Humanitas heeft inmiddels een saneringsaanvraag ingediend, die het waarborgfonds in mandaat beoordeelt. Bij de WSG, Woningstichting Geertruidenberg, is men aan het onderzoeken en streeft men ernaar in het najaar meer duidelijkheid te hebben over de haalbaarheid. Dat past binnen de tijdlijn van het huidige saneringsplan. De huidige saneringsbijdrage is toereikend om dat te overbruggen. Medio 2018 loopt de huidige saneringsperiode voor de WSG af. De VVD vroeg nog naar Vestia. Op grond van het saneringsbesluit van Vestia moet de saneerder in 2018 besluiten of een aanvullende saneringsbijdrage benodigd is. Voor Vestia wordt momenteel geen aanvullende bijdrage verwacht door meer tijd te geven. Dat is daar de feitelijke situatie.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik zou graag meer willen weten over die feitelijke situatie en de garantie krijgen dat er geen cent naar vrijehuurwoningen gaat, of die nu in het DAEB- of in het niet-DAEB-deel zitten. Kan de Minister die toezegging alstublieft doen?

Minister Plasterk:

Daar kom ik apart op terug, want hierover zijn meer vragen gesteld. Ik zal dat nu meteen doen. Voor de mensen thuis zeg ik dat het onderscheid tussen DAEB en niet-DAEB een kerntaak van de woningcorporaties betreft. Dat is ook de manier waarop het in de wet staat en dat gebeurt ook. Alleen de kerntaken komen in aanmerking voor een borging door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Commerciële activiteiten dienen ongeborgd gefinancierd te worden. Het Rijk en de gemeenten zijn alleen achtervang voor de geborgde leningen. Met ingang van de nieuwe wet is ook geregeld dat de sanering is gericht op de voortzetting van de noodzakelijke kerntaken en niet anders. Indien dit in het belang is van het redden van DAEB-activiteiten tegen zo laag mogelijke kosten, kan saneringssteun worden ingezet voor niet-kerntaken. Dat kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Het Rijk wordt niet aangesproken bij een dergelijke saneringssubsidie, want die wordt opgehaald in de sector door middel van een saneringsheffing. Dat doet het WSW.

De heer Koerhuis (VVD):

De Minister heeft het over uitzonderlijke gevallen. Ik krijg graag de toezegging dat die gevallen zich niet zullen voordoen, dus: geen cent naar niet-DAEB-activiteiten.

Minister Plasterk:

Volgens mij laat de wet die uitzonderlijke gevallen toe. Om de heer Koerhuis tegemoet te komen, zal ik bij dezen noteren dat de Kamer wordt geïnformeerd wanneer zich zo'n uitzondering voordoet. Ik kijk even naar mijn ambtenaren of dat haalbaar is. Ik zie ze knikken. We doen het dus zo. De wetgever heeft deze mogelijkheid niet zonder reden opengelaten. Ik kan me de zorg voorstellen dat dit lichtvaardig wordt gebruikt waardoor het verschil tussen DAEB en niet-DAEB op dit punt verwatert. Als ik de Kamer van tevoren informeer, kan zij er altijd nog tussenkomen en haar opvattingen erover laten blijken.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit toereikend is.

Minister Plasterk:

Er is nog één algemeen punt alvorens ik overga tot het beantwoorden van de vele specifieke vragen die zijn gesteld over het WSW. Het waarborgfonds heeft de risicobeoordeling verbeterd, waardoor corporaties tegenwoordig ook failliet kunnen gaan. Men realiseert zich hierdoor beter dat men verstandig en prudent moet opereren. Er is een gedifferentieerde premie. Daar kwam een discussie achteraan, waarin de VVD zich afvroeg of die premiedifferentiatie niet te gering was. Mevrouw Voortman zette daar de vraag tegenover of het potentieel niet een te grote differentiatie is. In mijn ogen heeft mijn voorganger hierin een balans aangebracht. Allebei de effecten zijn natuurlijk waar. Aan de ene kant wil je dat woningcorporaties die geen onverantwoorde risico's nemen, een zo laag mogelijke premie betalen zodat ze ook in de portemonnee ervaren dat het goed is om zo min mogelijk risico's te nemen. Je beloont dus hun prudente gedrag. Wanneer ze een hoger risicoprofiel zoeken, zal dat wat meer geld kosten. Ook in de verzekeringswereld is dat geen ongebruikelijk model. Aan de andere kant is er natuurlijk de kans dat de corporaties het hoge risico gaan nemen omdat ze in de knel zitten. In plaats van dat ze worden geholpen, moeten ze dan ook nog eens een hogere premie betalen. Je duwt ze dan nog wat verder kopje-onder. Dat zou een reden zijn om dit niet of minder te willen. Mijn voorganger heeft in dit kader voor een matige premiedifferentiatie gekozen.

Ik ben het dus eens met de conclusie van de VVD dat die paar centimeter op die anderhalve meter geen heel groot verschil gaan maken. Daarnaast is er sprake van oormerken of aanmerken: het is natuurlijk onplezierig voor een woningcorporatie om in die categorie terecht te komen zonder dat het businessmodel helemaal over de kop gaat. Zo sterk is de prikkel dus niet. Dat is wel een beoogd effect. Dat is ook een balans tussen de twee dingen die ik net noemde. Ik vind dit uiteindelijk wel een politieke call. De differentiatie is door mijn voorganger zorgvuldig vastgesteld in een periode dat er een politieke meerderheid voor was. Ik voel me eigenlijk niet gerechtigd om nu in die balans te gaan schuiven. Ik vind dat een politieke call. Het zou mijn voorkeur hebben om het voor nu zo te laten. Ik denk echt dat het aan mijn opvolger is om in debat te gaan over de vraag of de financiële prikkels sterker moeten worden gemaakt, waarbij je het nadeel op de koop toe neemt dat je een corporatie die toch al zwak is, verder naar beneden duwt. Voor nu zou ik het dus zo willen laten.

Hoewel het niet aan mij is om er een oordeel over uit te spreken, vind ik dat de heer Bisschop een slimme en goede vraag stelde, namelijk: hoe werkt het nu uiteindelijk uit? Als iedereen heel prudent is en een lage premie krijgt, waar leidt dat dan toe? Iedereen komt dan in het laagste profiel en krijgt daardoor dus ook de laagste premie. Aangezien de sector zelf de premie uiteindelijk op macroniveau moet opbrengen, gaat de premie dan wel voor iedereen een beetje omhoog. Anders zou er ergens anders geld vandaan moeten komen. Het is inderdaad een prikkel op microniveau die differentiatie aanbrengt. Als iedereen heel prudent wordt, wat uiteindelijk het beoogde effect is van de wetgever, valt het stukje beloning op de lange termijn dus feitelijk weg. Iedereen komt dan in de laagste categorie terwijl de premie wel gezamenlijk moet worden opgebracht.

De voorzitter:

Als lid van de SGP-fractie heb ik een interruptie. Zeker als de bandbreedte groter wordt gemaakt, waarop de heer Koershuis duidt, betekent dit dat het op een gegeven moment zijn prikkel kan verliezen. Als iedereen hetzelfde doet en in dezelfde verhouding tot elkaar blijft, moet het volume aan premies, dus het totaalbedrag, nog wel worden opgebracht. Klopt dat?

Minister Plasterk:

Nee, dat klopt niet. Dat is wat economen het prisoner's dilemma noemen. Op macroniveau geldt dat als iedereen braaf is, iedereen een hogere premie gaat betalen. Op microniveau blijft het natuurlijk zo dat als één iemand daardoor denkt «wat kan mij het eigenlijk schelen» en vervolgens meer risico's gaat nemen, zijn premie alsnog omhooggaat. Omdat hij dan in zijn eentje is, voelt hij dat wel degelijk. Die prikkel blijft er dus wel. Voor de sector als geheel is het dan inderdaad wel een beetje sneu. Je bent allemaal braaf, maar gaat toch weer terug naar de gemiddelde premie in plaats van de net wat lagere premie te behouden die je kreeg omdat je braver was dan de rest. Zo werkt het dan uit. Ik zie er echter geen alternatief voor, tenzij je andere fondsen gaat aanwenden om het te vullen.

Over DAEB en niet-DAEB hebben we het gehad. Het CDA heeft op dit punt gevraagd hoe de 5%-marge werkt bij het passend toewijzen. Het antwoord luidt als volgt. Om te voorkomen dat mensen met een laag inkomen in een voor hen te dure woning terechtkomen, is op 1 januari 2016 het passend toewijzen ingevoerd. Dat houdt in dat woningcorporaties aan ten minste 95% van de huishoudens met een inkomen onder de huurtoeslaggrens een woning moeten toewijzen onder de aftoppingsgrenzen. Voor een eenpersoonshuishouden is dat € 592,55. De 5% vrije ruimte bij toewijzingen kunnen corporaties gebruiken om voor individuele huishoudens een uitzondering te maken op het passend toewijzen of om betrekkelijk kleine administratieve onvolkomenheden op te vangen. Dat is de praktijk op dit moment.

De heer Ronnes (CDA):

Ik neem het de Minister niet kwalijk, want dit gaat diep. Als ik erop doorvraag, wordt het technisch. Mijn verzoek aan de Minister is of hij schriftelijk een evaluatie kan geven. Waar wordt die 5% op dit moment voor gebruikt? Wordt die echt gebruikt voor afwijkingen in de praktijk voor mensen die in een situatie zitten die niet te vangen is in regelgeving? Ik hoor van corporaties dat die afwijking van 5% vaak nodig is om administratieve problematieken af te dekken om niet in de problemen te komen met de toezichthouder. Daar raakt het aan het punt van toezicht. Werkt die norm in de praktijk? Ik heb overwogen om hierover in een VAO een motie in te dienen om een onderzoek te laten doen. Wil de Minister misschien toezeggen om hier gewoon eens naar te kijken? Wil hij inhoudelijk neerzetten waaraan dit wordt besteed? Is het zo dat corporaties hierdoor in de knel komen?

Minister Plasterk:

Dat vind ik een heel redelijke vraag. Ik zeg het toe. Ik kom er dus schriftelijk op terug.

De voorzitter:

Helder; dank.

Minister Plasterk:

Op volgorde van de sprekers zal ik nu de resterende vragen beantwoorden. Het CDA vroeg naar de samenwerking tussen de Aw en het WSW. De voortgang van het programma is zoals gepland. Rond september wordt het uniform toetsingskader vastgesteld. Dat is passief geformuleerd: onder wiens politieke paraplu het in september wordt vastgesteld, is niet duidelijk. De mijne, hoor ik nu fluisteren! Dat zou u wel willen! In het najaar informeer ik de Kamer over de implementatie daarvan. Ik zie op dit moment geen reden om een externe voorzitter te hebben.

Het CDA vroeg naar de oob-status. In de consultatie van de wijziging van het Besluit toezicht accountantsorganisaties hebben meerdere partijen aangegeven dat het verstandig is om de grens op te trekken naar 2.500 gewogen eenheden. Ik ga hierover in overleg met Financiën en sta op voorhand niet negatief tegenover deze suggestie, die zou leiden tot consistentie met sectorale regelgeving en ruimte zou creëren voor accountants en woningcorporaties, gelet op de signalen van beperkte beschikbaarheid en toenemende kosten. Ik wil het gesprek dus aangaan. Het doorhakken van de knoop is misschien ook weer zo'n kwestie waarvan je kunt zeggen dat die uiteindelijk mijn opvolger toekomt, omdat er ook politieke kanten aan zitten.

Het CDA heeft gevraagd of de niet-DAEB-activiteiten worden meegenomen in de sanering via het WSW. Diezelfde vraag is ook door de VVD gesteld. Ik heb er al een antwoord op gegeven.

De heer Ronnes en mevrouw Voortman hebben gevraagd of de corporaties uitstel kunnen krijgen op het tijdpad. Ik zal dat met de Aw bespreken. De corporaties kunnen uitstel krijgen als zij later een oordeel hebben gekregen. Een termijn van acht weken lijkt mij daarbij redelijk.

De Kamer krijgt de indicatieve bestedingsruimte van mij en niet van het WSW. Eind mei is de publicatie van de indicatieve ruimte. Ik doe dat in de Staat van de Volkshuisvesting.

De heer Ronnes (CDA):

Daarover heb ik een vraag. Wij krijgen die stand van zaken jaarlijks, volgens mij op 1 juli. Vorig jaar was die gebaseerd op een onderzoek in opdracht van BZK. Het kan zijn dat ik het verkeerd heb begrepen, maar ik kreeg toch echt de indruk dat het WSW aangaf dat men een rapport naar het ministerie had gestuurd waarin inzicht wordt gegeven in de indicatieve bestedingsruimtes van corporaties. Dat is een ander rapport dan datgene waarop de rapportering aan de Kamer is gebaseerd. Misschien moet dit nog eens worden nagekeken, maar er zou dus ergens een rapport liggen waarin het WSW aan het ministerie een indicatie heeft gegeven van de indicatieve bestedingsruimte van de corporaties.

Minister Plasterk:

Ik moet nagaan of dat is gebeurd. Dat kan ik op dit moment niet bevestigen. Hoe dan ook herhaal ik dat de Kamer van mij te horen krijgt over de ruimte. Dat zal ik over twee weken doen, op 1 juni, bij de Staat van de Volkshuisvesting.

De heer Ronnes (CDA):

Ik begrijp dat we die update krijgen. Zijn er, buiten het onderzoek dat de Minister onafhankelijk van het WSW vanuit zijn verantwoordelijkheid doet, ook vanuit het WSW gegevens beschikbaar over de indicatieve investeringsruimte?

Minister Plasterk:

Dat moet ik nagaan. Als dat zo is, zal ik dat melden. De Kamer wordt daar dan over geïnformeerd.

De meeste vragen van de VVD meen ik in mijn algemene rondje te hebben beantwoord, maar ik zie een vraagteken op het gezicht van de heer Koerhuis.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik heb begrepen dat gemeenten de mogelijkheid hebben om niet mee te tekenen met de achtervang als een woningcorporatie zich niet aan de gemeentelijke prestatieafspraken houdt. Tijdens de gesprekken die we hebben gevoerd, heb ik begrepen dat het technisch mogelijk is dat het Rijk dat ook doet. Ik hoor graag een bevestiging daarvan.

Minister Plasterk:

Technisch zou dat kunnen, maar het lijkt mij niet nodig. Het is de provincie die toeziet op de gemeenten. De gemeenten waarborgen dat zelf. Dit zou leiden tot 400 medeondertekeningen per jaar. Ik kreeg net al op mijn duvel over de regeldruk. Die zou dan nog weer toenemen. Het zou mijn voorkeur hebben dat gemeenten zicht houden op de lokale woningbehoefte, waardoor ze beter in staat zijn om te bepalen of er tegenover een bepaalde lening voldoende volkshuisvestelijke prestaties staan. Die verantwoordelijkheid wil ik daar laten. Dat heeft mijn voorkeur.

De voorzitter:

De Minister vervolgt de beantwoording.

Minister Plasterk:

Ik kom bij de vragen van de heer Kops van de PVV over de accountantskosten. In mijn algemene deel heb ik al daarover gesproken. Er komen zo nog vragen over de evaluatie. Ik herken dat heel veel regels ontstaan in reactie op een misstand, waarna je jaren later moet constateren dat je wat bent doorgeschoten in de andere richting. Het zal natuurlijk moeten worden geëvalueerd. We moeten er oog op houden, maar men moet er ook aan wennen dat er meer verantwoording wordt afgelegd en dat dat ook kosten met zich meebrengt. Ik heb zojuist al gezegd dat ik in gesprek met Aedes zal bekijken welke van de twee taxaties dichter bij de realiteit ligt. Bij de indiening van het wetsvoorstel zijn de lasten overigens wel in kaart gebracht. Die werden geschat op eenmalig 57 miljoen als gevolg van de aanpassing van de Woningwet en structureel 4 miljoen. We moeten bekijken hoe dit in de realisatie uitpakt.

De heer Kops vroeg of ik een relatie zie tussen de administratieve kosten en de governance. De naleving van de regels dient een maatschappelijk belang. Daarom zijn de regels ook gesteld door de wetgever. Als er een slechte governance is, moet de governance op orde worden gebracht. Dat kost geld, maar het is wel wenselijk. De toezichthouder moet toezien op een goede governance. Ik denk dat we het erover eens zijn dat die goed moet zijn. Daarom hebben we het toezicht ook op deze manier georganiseerd.

Dan de vraag van de heer Kops of ik het aantal meldingen van integriteit hoog vind. Dat is een moeilijke vraag, want je stelt natuurlijk extra toezicht in om te zorgen dat er dingen gesignaleerd worden. Het aantal gaat dan dus altijd omhoog. Dat is in principe een goed teken, want het betekent dat men het oog erop houdt en het niet laat passeren. Het is dus moeilijk om er een absoluut oordeel over te geven. Ik denk dat we over de tijd heen moeten bekijken of het toeneemt of afneemt. In de Staat van de Volkshuisvesting die ik binnenkort overdraag, informeer ik de Kamer nader over de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van die integriteitsmeldingen.

De voorzitter:

Om 14.05 uur zijn er stemmingen. We hebben dus nog zes minuten. Is het mogelijk om dan het antwoord af te ronden?

Minister Plasterk:

Ja.

GroenLinks heeft gevraagd waarom huurdersorganisaties het conceptoordeel niet hebben ontvangen. Aw is bezig om die te versturen, heb ik begrepen. Men zou het deze of volgende week moeten krijgen. Het valt net wat ongelukkig; voor zover ik daar iets aan kan doen, excuses daarvoor. Maar het is in principe aan hen.

Hoe staat het met de uitwerking van de inspanningsverplichting en de achtervangbijeenkomsten? Ik ben momenteel in overleg met het WSW om mogelijkheden voor de vormgeving te verkennen. Mijn belangrijkste zorg daarbij is dat moet worden voorkomen dat het Rijk leningen gaat verstrekken aan het WSW voordat het obligo is uitgewonnen. Ik zal de Kamer informeren als we daaruit zijn.

Klopt het dat er verschillende data worden gevraagd door de Aw en het WSW? Dat klopt nu inderdaad. Daarom komt er een uniform toetsingskader. Dat zou ertoe moeten leiden dat dit verschijnsel afneemt en idealiter verdwijnt. De planning is om dat na de zomer vast te stellen. Ik informeer de Kamer in het najaar van 2017 daarover.

Brengen gelimiteerde achtervangovereenkomsten extra risico's met zich mee voor de corporaties? Het antwoord daarop is nee. Een gelimiteerde achtervangovereenkomst houdt in dat gemeenten niet langer automatisch blind achtervang realiseren. Dat betekent dat corporaties beter moeten afstemmen met de gemeenten waar zij geborgde leningen voor afsluiten. Dat is een wenselijk en ook beoogd effect.

Er is door mevrouw Voortman gevraagd naar de evaluatie. De heer Bisschop vroeg in dit kader naar mogelijkheden om te dereguleren. Dat is meteen ook mijn laatste punt. Er komt een evaluatie, ik denk in 2018. De vorm van die evaluatie moet ik, eerlijk gezegd, aan mijn opvolger laten. Die kan dan ook informeren hoe het intern en extern allemaal precies in het vat wordt gegoten. Ik begrijp dat dit een serieuze, inhoudelijke evaluatie wordt, omdat je, zoals de heer Bisschop al zei, dan ook kunt dubbelchecken of we niet zijn doorgeschoten. Aan de andere kant: misschien is het ook wel even nodig om het een aantal jaren nauwkeurig te doen. Die beoordeling moet echt serieus tot stand worden gebracht. Dat zal dan volgend jaar gebeuren.

Op het punt over het perverse effect als iedereen zich goed gedraagt, heb ik al gereageerd.

De voorzitter:

Ik dank de Minister voor de beantwoording. Om 14.05 uur zijn er stemmingen waartoe wij allen zijn uitgenodigd en waar wij worden verwacht, dus ik stel voor dat wij nu even schorsen. Anders moeten we midden in een betoog onderbreken. Ik hoor nu de stemmingsbel; we worden op onze wenken bediend! Ik wens u sterkte bij de stemmingen.

De vergadering wordt van 14.03 uur tot 14.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, ik stel voor dat wij de vergadering hervatten. We zijn toe aan de tweede ronde van de zijde van de commissie. Ik geef desgewenst als eerste graag de heer Ronnes het woord.

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. Dat kan heel kort, want op de punten die ik heb ingebracht heb ik of een goed antwoord van de Minister ontvangen of een toezegging dat hij er schriftelijk op terugkomt. Dus ik ben content met de antwoorden die ik in eerste termijn heb gekregen.

De heer Koerhuis (VVD):

Voorzitter. Ik wil nog een paar punten maken. De Minister vraagt om een politieke call wat betreft premiedifferentiatie. Ik blijf vinden dat een halve centimeter ten opzichte van anderhalve meter niet genoeg premiedifferentiatie is. In welke vorm wil de Minister die politieke call dus? Ik denk daarbij aan een VAO met het indienen van een motie. Ik denk daarover na.

Mijn collega van het CDA maakte het punt dat 5% niet passend toewijzen mogelijk knelt. Ik wil er graag op wijzen dat mijn fractie absoluut niet wil dat afwijkingen van die 5% passend toewijzen leiden tot bijvoorbeeld hogere uitgaven onder de huurtoeslag.

Mijn collega van de PVV maakte een klein politiek punt over de wetswijziging waarnaar werd verwezen en de statushouders. Het klopt dat zij voor hebben gestemd, maar het is een voorstel tot wetswijziging van Minister Blok van de VVD geweest, naar aanleiding van de motie-Van der Linde, mijn voorganger, ook van de VVD.

Ik worstel nog even hoe we de politieke call gaan aanpakken. Ik kijk naar de voorzitter. Ik begrijp dat ik nu een VAO kan aanvragen, maar dat eventueel ook kan doen na het AO?

De voorzitter:

Ik stel voor dat u nog even uw innerlijke worsteling voltooit en dat ik dan na het noemen van de toezeggingen u vraag of u een VAO wilt aanvragen. Dan kunt u nog even uw geweten raadplegen en alles doen wat u intern nog te verrichten hebt. Sterkte daarmee.

De heer Koerhuis (VVD):

Ja. Dank u wel.

De heer Kops (PVV):

Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Het kan aan mij liggen, misschien heb ik het gemist, maar ik had ook nog een aantal vragen gesteld over de huisvesting van statushouders. Ik geef toe dat ik niet verwacht dat we het daar deze middag geheel over eens zullen worden, maar ik wil wel graag nog een reactie.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. De Minister zei in zijn termijn: hoe langer de demissionaire status duurt, hoe minder demissionair je wordt. Bij een aantal punten gaf hij aan dat het nu niet zijn positie is om daar iets mee te doen. Hij noemde in dat kader premiedifferentiatie en de vorm van de evaluatie van de Woningwet. Ik snap zijn punt wel, dus wat mij betreft kunnen we ook later nog bekijken of de evaluatie door een onafhankelijke partij kan gebeuren. Wat de premiedifferentiatie betreft, is het misschien juist wel beter om nu nog even aan te kijken hoe het werkt. Ik snap dat ook.

Dan kom ik te spreken over de positie van huurders. Woningcorporaties moeten nu steeds hun ledenvergadering bij elkaar moeten roepen als er grote besluiten aan de orde zijn, naar aanleiding van het amendement-De Vries. Kan de Minister toch nog eens kijken of er daar een goede balans in kan worden gevonden, zowel voor wat betreft werkbaarheid als voor wat betreft democratie? Ik zou graag willen dat de Minister hier nog even op ingaat. De intentie van het amendement steunt GroenLinks natuurlijk nog steeds, maar ik snap ook het argument dat het wel goed werkbaar moet blijven. Kan er goed naar die combinatie gekeken worden? Ik hoor hier graag een reactie op van de Minister.

De Minister zegt zich voor te kunnen stellen dat de grens vanaf waar je een accountant met oob-status moet hebben, omhoog gaat naar 2.500 eenheden. Dit lijkt mij echter een vrij beperkte verhoging. Het aantal van 10.000 waar ik zelf op uitkwam, was niet zomaar uit de lucht gegrepen. De reden daarachter was dat je daarmee aansluit bij de grens uit de Woningwet vanaf waar je een auditcommissie moet hebben. Dat zou dus consequent zijn.

Daarnaast vroeg ik ook of de Minister kan aangeven waarom zo'n oob-status eigenlijk nog nodig is, als je bedenkt dat in de Woningwet terecht heel strenge eisen worden gesteld. Ik wil graag nog een reactie op deze vraag.

Tot slot de capaciteit van de Autoriteit woningcorporaties. Acht weken is inderdaad een goed idee. De Minister gaf aan dat hij wil bespreken of de termijn van 1 juli verzet kan worden. Is daarmee dan het capaciteitsprobleem van de Aw opgelost? Of zit hier een meer structureel probleem achter? Denkt de Minister dat de Aw voldoende is toegerust wat betreft capaciteit voor de haar toebedeelde taken?

De voorzitter:

Ik heb als lid geen aanvullende vragen. Ik zeg de Minister dank voor de wijze waarop mijn vragen beantwoord zijn.

In mijn capaciteit als voorzitter stel ik voor dat we overgaan tot de tweede termijn van de zijde van de Minister.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Als u het goed vindt, ga ik de sprekers in omgekeerde volgorde langs. De reden daarvoor is dat mevrouw Voortman een van haar vragen al stelde in eerste termijn en ik haar het antwoord dus nog schuldig ben. Dit is de vraag over de verplichting om de ledenvergadering te betrekken bij de goedkeuring van de raad van commissarissen. Het gaat inderdaad om een amendement van de Kamer waarover mijn wijze voorganger Blok aanvankelijk kritisch heeft geadviseerd, maar waarover hij uiteindelijk het oordeel aan de Kamer liet. Er was echter nooit groot enthousiasme over. Maar goed. Het gaat in werking per 1 juli van dit jaar. Dat is nu even zo, want zo is de wet. Maar nu ik ernaar gevraagd ben, zeg ik toe dat we er goed naar zullen kijken. Als het inderdaad een bezwaar oplevert, kunnen we misschien al vooruitlopend op de evaluatie bij de Kamer aankaarten of er op dat punt niet een verandering nodig is. Maar dat behoeft dan wel een wetswijziging.

Het andere punt van mevrouw Voortman betreft de verhoging van de drempel van 2.500 naar 10.000. Ik heb de heer Ronnes een brief toegezegd. Als mevrouw Voortman dat goed vindt, zet ik daarin ook een alinea waarin ik reageer op dit punt, wellicht nadat ik het met deze en gene nog wat besproken heb.

Wat betreft de capaciteit van de Autoriteit woningcorporaties is de opvatting nu dat die voldoende is. Ik heb een toezegging gedaan over flexibiliteit gedurende een periode en daar wil ik het op dit moment bij laten.

De heer Kops heeft gelijk dat ik niet ben ingegaan op zijn vragen over de huisvesting van statushouders. Het was al onderdeel van het interruptiedebat met mevrouw Voortman over statushouders. Uiteindelijk gaan de woningcorporaties hier niet over; het is aan de gemeenten om wachtlijsten, prioriteiten en voorrang vast te stellen. Ik vond het dus enigszins off topic voor mij in mijn rol als degene die hier nu deze voorstellen bespreekt. Als de heer Kops het goed vindt, neem ik dus nota van de discussie op dit punt en laat ik het daarbij.

De heer Kops (PVV):

Ik had het over de kerntaak van de corporaties, het voorzien in voldoende woningen. Als er voldoende woningen zijn, zou er, strikt gezien, geen wachtlijst zijn. Feit is dat mensen vandaag de dag langer op de wachtlijst staan. Hier in de regio Haaglanden is de wachttijd met een jaar toegenomen, mede door de huisvesting van statushouders. Dus ik zie daar wel degelijk een relatie. De vraag is dus of de Aw gaat toezien of de corporaties hun kerntaak serieus nemen en voldoende uitvoeren.

Minister Plasterk:

Zelfs als het gaat om de kerntaak, is het natuurlijk zo dat de Aw gaat over de rechtmatigheid en dat de gemeenten gaan over de invulling van die kerntaak. Ik wil ook verwijzen naar wat mevrouw Voortman zei, namelijk dat het niet zo is dat er door de statushouders nu opeens een wachtlijst is. Het is allebei waar: er zijn statushouders en er is een wachtlijst, maar er is een groot verschil in orde van grootte tussen de aantallen daarvan. Er is dus geen oorzakelijk verband.

Een heel andere kwestie is het feit dat er überhaupt een wachtlijst is. Daar zijn demografische en economische redenen voor. Er wordt hard aan getrokken om de achterstand weg te werken, gewoon door veel te bouwen. Maar dat is een ander onderwerp.

Tot slot het punt van de premiedifferentiatie van de heer Koerhuis. Ik ga zo meteen proberen om door een toezegging een VAO te voorkomen. Maar eerst moet mij nog iets van het hart. Mijn voorganger Blok is tot deze vaststelling gekomen, op basis van gesprekken die hij gevoerd heeft in Kamer en coalitie en afwegende de twee argumenten, namelijk dat te grote differentiatie slecht kan zijn voor corporaties die het toch al zwaar hebben, maar dat de prikkelwerking kleiner is als de differentiatie kleiner is. Dat is dus een politieke weging die heeft plaatsgevonden en ik voel mij niet vrij om daarvan af te wijken. Ik vind dat als dat wel zou gebeuren, het een controversiële kwestie is en het niet aangaat – ik zit hier in een kabinet gebaseerd op wat er over is van de meerderheid van VVD en PvdA – om daarin mee te gaan. Dat kan ik dus niet doen. Daar komt bij dat die premie is vastgesteld voor een heel jaar. Ik kan niet lopende het jaar de premies veranderen; ik denk dat dat zelfs de VVD te gortig is. Op dat punt zie ik eigenlijk niet dat er nog nuttige zaken te doen zijn. Die zaken zijn door Stef Blok van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie op goede wijze gedaan. Daar was de Kamer van op de hoogte. Iets anders is dat voor volgend jaar de premie opnieuw vastgesteld moet worden. Dat behoeft goedkeuring van de Minister van BZK of zijn opvolger. Dat kan voor het eind van dit kalenderjaar plaatsvinden. Ik kan toezeggen dat ik dat niet zal doen dan nadat ik de Kamer heb geïnformeerd over het voornemen. Dat biedt de Kamer de ruimte om op dat moment alsnog bij Kamermeerderheid – ik mag aannemen dat een Kamermeerderheid zich dan wellicht op de een of andere manier materialiseert – vast te stellen of zij dat een wijze verdeling vindt. Op die manier kunnen we denk ik de kerk in het midden laten. Dan gaan we nu geen gekke sprongen maken, wat ook niet hoeft, dan is er geen VAO nodig en dan is de Kamer volledig aangesloten wat betreft de vaststelling van de nieuwe premieverdeling.

De heer Koerhuis (VVD):

Zou de Minister in de afweging die hij later dit jaar naar de Kamer stuurt de premiedifferentiatie, die de facto 0,6 basispunten bedraagt, kunnen afzetten tegen het rentevoordeel van 150 basispunten en de rente die woningcorporaties betalen, 300 à 400 basispunten? Ik vraag de Minister om die premiedifferentiatie, die nu de facto een halve basispunt is, daartegen af te zetten. We zien dan de ordegroottes ook en zullen dan denk ik ook zien dat die halve basispunt de facto geen differentiatie is.

Minister Plasterk:

Dat zijn allemaal feiten die ik in die brief helder zal maken. Zo is de Kamer volledig geïnformeerd. De heer Koerhuis voegt daaraan een duiding toe, namelijk «dan zal wel blijken dat», maar dat laat ik aan het oordeel van de Kamer op dat moment.

De voorzitter:

Helder. Dank. Hiermee is het antwoord in tweede termijn afgerond.

De volgende toezeggingen zijn genoteerd. U kunt meeluisteren of dit de toezeggingen zijn waarom het gaat.

  • De Kamer ontvangt de uitkomsten van de analyse van de omvang van de lasten van de accountantskantoren, met name de hogere lasten voor de kleinere corporaties.

  • De Kamer wordt vooraf geïnformeerd over de uitzonderlijke gevallen die het mogelijk maken dat publiek geld wordt ingezet voor sanering van woningcorporaties in het niet-DAEB-deel.

  • De Kamer ontvangt een analyse van de inzet van 5% marge bij passend toewijzen.

  • De indicatieve bestedingsruimte van de corporaties wordt opgenomen in de Staat van de Volkshuisvesting, die 1 juni naar de Kamer wordt gestuurd.

  • De Kamer ontvangt een brief over het nagesprek met het WSW over de achtervangovereenkomst.

  • De Kamer ontvangt eventueel voor de uitkomst van de evaluatie van de Woningwet informatie over de uitwerking van het amendement-Albert de Vries over het bijeenroepen van de ledenvergadering.

  • De Kamer wordt vooraf geïnformeerd over de afweging dan wel het voornemen met betrekking tot premiedifferentiatie met het oog op 2018.

Dat waren de toezeggingen. U herkent zich daar allen in? Mij blijkt dat dit het geval is. Mooi, dank.

Minister Plasterk:

Voor de goede orde merk ik op dat de vierde toezegging betrekking heeft op iets wat feitelijk al vaststaat. Ik ga niks anders doen dan wat toch al zou gebeuren. Die toezegging mag er misschien uit.

De voorzitter:

Helder. Dan is dat niet zozeer aan te merken als een toezegging, maar als een staande afspraak.

Heeft de heer Koerhuis nog behoefte aan een VAO of is met de laatste toezegging om het op termijn te bekijken voldoende aan zijn behoefte tegemoetgekomen?

De heer Koerhuis (VVD):

Daaraan is voldoende tegemoetgekomen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zeg u allen zeer veel dank voor uw aanwezigheid, uw betrokkenheid en de beantwoording.

Sluiting 14.31 uur.