Kamerstuk 29023-109

Verslag van een algemeen overleg

Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Gepubliceerd: 23 augustus 2011
Indiener(s): Boris van der Ham (D66)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29023-109.html
ID: 29023-109

Nr. 109 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 augustus 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 22 juni 2011 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over energie.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Houwers

Griffier: Franke

Aanwezig zijn 9 leden der Kamer, te weten: Houwers, Paulus Jansen, Leegte, Samsom, Van Tongeren, Van Veldhoven, Van Vliet, Verburg en Wiegman-van Meppelen Scheppink,

en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De voorzitter: Dames en heren, laten wij snel beginnen want wij zullen de tijd nodig hebben. Ik doe graag het volgende ordevoorstel. Ik dacht aan acht minuten spreektijd per fractie en één interruptie per persoon in de eerste termijn van de commissie. Wanneer de minister met zijn antwoord begint, kunnen wij bepalen hoe wij dan omgaan met de interrupties. We beginnen snel. Het woord is aan de heer Jansen van de SP-fractie.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Het was altijd goed gebruik dat aan een uitgebracht energierapport een notaoverleg van zo’n zes uur besteed werd, eventueel nog na een feitelijke vragenronde. De SP-fractie had daar ook om gevraagd. De coalitie heeft dat verzoek in haar wijsheid geblokkeerd en daarom moeten wij vandaag in vier uur het energierapport behandelen, naast nog dertien andere belangrijke agendapunten. Dat is niet te doen. Om die reden beperk ik mijn stellingname ten aanzien van het energierapport tot het mij op hoofdlijnen aansluiten bij de reactie van de Duurzame Energie Koepel. Die ziet het rapport als een keuze voor het verleden. De Duurzame Energie Koepel pleit voor een meer toekomstgerichte aanpak. Dat is ook de kern van de reactie van de SP-fractie op de visie van het kabinet. Ik doe het praktische voorstel om het energierapport uitgebreid te betrekken bij de bespreking van de green deal. Die lang geleden aangekondigde green deal moet er binnenkort echt een keer komen. Dan kunnen wij beoordelen of de pretenties van het energierapport enigszins plausibel zijn. Helaas moet ik het op dit punt hierbij laten.

Ik kom te spreken over de kosten van de netverliezen. De SP-fractie vroeg hiervoor een halfjaar geleden aandacht voor naar aanleiding van een uitzending van Kassa en een buitengewoon constructieve inbreng van energiedeskundige Tim Verbruggen, waarvoor ik graag mijn waardering uitspreek. Een en ander was aanleiding voor onderzoek door de Kema in opdracht van de NMa. Inmiddels is naar mijn mening bewezen dat er iets goed fout is met het toerekenen van de energieverliezen. 30% van de verliezen, rond de 12 mln. per jaar, is onverklaarbaar. Dat zijn de zogenaamde administratieve netverliezen. Die worden integraal op het bordje van de consument gelegd; grootverbruikers en productiebedrijven betalen daarvoor niets. Dat kan natuurlijk niet. De SP-fractie en andere fracties die het daarmee eens zijn, horen graag van de minister de toezegging dat hij de NMa een onderzoek laat uitvoeren naar de oorzaken en de veroorzakers van de administratieve verliezen en binnen een jaar met een voorstel komt voor het terugdringen van de administratieve verliezen en het toedelen van de kosten op basis van het principe: de vervuiler betaalt. Mijn voorspelling is dat de kosten van de consument hierdoor meer dan halveren.

Ik kom te spreken over schaliegas. Er zit veel schaliegas in de grond, althans volgens de eerste inventarisatie van EBN een aantal jaren geleden. De SP-fractie denkt dat het de moeite waard is om daar goed naar te kijken, om te zien of wij daar iets mee kunnen. Gas is een belangrijke transitiebrandstof en een stuk beter dan bijvoorbeeld kolen. Mijn fractie zegt dus niet: daarnaar mag niet gekeken worden. Dat gas loopt echter niet weg en het is daarom goed om te onderzoeken wat in de Nederlandse omstandigheden bruikbaar is en wat de minste maatschappelijke effecten heeft, zoals overlast voor omwonenden en verontreiniging van grondwater. Kortom, eerst goed uitzoeken hoe het zit en pas daarna beginnen met proefboringen. De minister heeft in een heel vroeg stadium een vergunning voor proefboringen verstrekt. De SP-fractie vindt dat erg onverstandig, temeer omdat het een soort automatisme lijkt te zijn dat als alles verloopt volgens de vergunningvoorschiften, de definitieve vergunning wordt verleend aan de eerste aanvrager. Daar kom je dan nog moeilijk onderuit. Het ligt ook in economisch opzicht voor de hand om op dit gebied een bepaalde vorm van concurrentie toe te laten en niet op voorhand duidelijk te maken dat de ene of de andere partij iets gaat doen. Ik wijs op de grote fouten die destijds gemaakt zijn bij Slochteren gas. Daarvoor zijn voor een heel lange termijn contracten afgesloten tegen afbraakprijzen. Achteraf hebben wij daarvan veel spijt gehad. Ook dat aspect is voor de SP-fractie belangrijk om nu te bekijken in plaats van met blanco cheques te gaan werken.

De minister heeft eergisteren aangegeven voortschrijdend inzicht te hebben op het punt van het boren. Mijn fractie waardeert dat. De minister zegt: toch nog maar even niet boren want er zijn wat kleine akkefietjes in Schotland geweest. Hij wil daar goed naar kijken. Het is inderdaad verstandig om een pas op de plaats te maken. De SP-fractie zou graag een uitgebreid debat voeren over dit thema met de minister. Als voorbereiding daarop stel ik nu al vijf vragen die hij wellicht voor die tijd kan beantwoorden. Worden bij het onderzoek naar het mogelijke verband tussen het fracken en de Engelse aardbevingen alleen naar de geologische omstandigheden in het Verenigd Koninkrijk gekeken of worden er ook specifieke geologische structuren in het gebied van de Peelrandbreuk in de risicoanalyse ingebracht? Kan de minister aangeven welke handelingen de bevoegde bewerker met het afvalwater van het fracking gaat uitvoeren? Is de minister bereid om in het onderzoek de mogelijkheid mee te nemen van methaanlekkages anders die dan die in het grondwater terecht komen? Op basis van welke informatie meent de minister een uitspraak te kunnen doen over oorzaken van lekkages in de Verenigde Staten? Is de minister bereid om in zijn onderzoek, of in een apart onderzoek parallel daaraan, in beeld te brengen welke mogelijkheden er zijn om een eventuele winning met de minst landschappelijke gevolgen te laten plaatsvinden? Ik kan de vragen eventueel schriftelijk toesturen. Ik kan mij voorstellen dat het tempo iets te hoog was om deze te kunnen noteren.

In relatie tot de netwerken heeft de minister het idee om een minderheidsaandeel van 49% van de netwerken te gaan privatiseren. Dat is een buitengewoon kwalijke ontwikkeling en ook een ontwikkeling die niet goed te begrijpen is. De minister wil een redelijk marktconforme rendement voor die netwerken bereiken. Die publieke netwerken hebben nu juist als groot voordeel dat de overheid geen winst hoeft te maken. Die kan quitte spelen. Overigens wordt er in de praktijk wel degelijk winst gemaakt op TenneT en de Gasunie. Het is evident dat op het moment dat wij dat gaan privatiseren en de opbrengst naar de pensioenfondsen gaat, de verzekeraars of wie dan ook, een en ander duurder wordt. De consument gaat daarvoor betalen, evenals de grote bedrijven. Die zullen hiermee ook niet erg tevreden zijn. Ik vond de reactie van de Venwayvoorzitter op dat punt veelzeggend. Dat zijn commerciële jongens die zeggen dat over privatiseren heel goed moet worden nagedacht. Niet privatiseren dus.

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het voorstel van de minister wel degelijk iets te maken heeft met de overname van Duitse gas- en elektriciteitsnetten door Gasunie en TenneT twee en een halfjaar geleden. De SP-fractie was destijds de enige die daarover kritisch was. Zij heeft daarover toen fundamentele vragen gesteld. Zij heeft voorspeld dat het zou leiden tot een financieringsprobleem. Ook stelde zij dat het risico’s met zich meebracht die niet van tevoren waren in te schatten. Ik constateer dat wij ons inmiddels op een glijdende schaal in de verkeerde richting begeven. Ik ben erg benieuwd of collega’s inmiddels voortschrijdend inzicht hebben en dit accepteren van het kabinet.

Op het punt van het afsluitbeleid van de kleinverbruikers is het goed dat de regeling verbreed is naar de zomermaanden. De SP-fractie vraagt om een evaluatie na een jaar om te kijken of de regeling goed werkt.

Ik bundel mijn reactie op het punt van H-gas en L-gas. Mijn fractie sluit zich aan bij alle partijen die zeggen dat er meer tijd nodig is voor transitie. Over de consumenten en het L-gas hebben wij het de vorige keer al gehad. De H-gasgebruikers vragen ook om een transitietermijn van minimaal vijf jaar. Ik vind dat een buitengewoon redelijk eis. Ik vind het ook heel redelijk dat partijen vragen om de specificatie vast te leggen in een ministeriële regeling. Dat is toch een normale eis?

Omwille van de tijd beperk ik mij verder tot de berekening van de maatschappelijke schade bij ongevallen in kerncentrales. Ik heb daarvan een rekensommetje gemaakt. Ik geef dat straks aan de minister. De schade als gevolg van ongelukken bedroeg in de afgelopen vijftig jaar 500 mld. Het aantal centrales was 500, de levensduur was 50 jaar. De schade kwam neer op 20 mln. per jaar. Wanbetalende kerncentrales, Borsele I: 400 000 euro per jaar. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Er staat een trits brieven op de agenda, maar ik kom namens de PvdA-fractie met maar één agendapunt: het doorbreken van de politieke patstelling die ons energiebeleid nu al jaren in de greep houdt. Zeven maanden geleden, op 7 december, toen wij de facto het energiedebat met dit kabinet begonnen, zei ik namens mijn fractie het volgende. «Doordat de energiepolitiek ons al decennialang verdeeld houdt, wordt het energiebeleid bij iedere nieuwe krachtsverhouding in het parlement weer gewijzigd. Bij iedere wijziging neemt de investeringszekerheid af en stagneert de vooruitgang. Wij staan nu voor een fundamentele keuze. Houden wij vast aan de eigen dogma’s en programma’s en veroordelen wij Nederland tot een vastgelopen energiebeleid of durven wij elkaar de hand toe te steken om te komen tot voorstellen waarmee wij onze energievoorziening veilig stellen en kansen grijpen voor onze economie? De PvdA kiest voor het laatste.» Ik zei dat toen en ik leverde daarbij een notitie aan met een aantal voorstellen om een beginnetje te maken zoals een leveranciersverplichting en een verplichting tot biomassa bijstoken.

Sindsdien is er best veel gebeurd. De CDA-fractie die kennelijk met dezelfde gedachte rondliep, diende een motie in waarin zij, en met hun voorstem ook de fracties van D66, GroenLinks, de SP, de ChristenUnie, de SGP en de Partij voor de Dieren, eveneens onderstreepte dat de tijd voor een gezamenlijke aanpak van het energievraagstuk was aangebroken. De energiesector is, misschien wel voor het eerst in zijn geschiedenis, met één gezamenlijk plan richting Den Haag gekomen. En dan ligt vandaag het energierapport voor. Dat rapport stelt zich, in psychologische termen, kwetsbaar op, met een groot aantal open einden, nog wat gemeenplaatsen, platgetreden paden en uiteindelijk toch geen sluitende boekhouding. De doelstelling van 14% duurzame energie in 2020 wordt niet gehaald. Alleen met een aandoenlijk rekensommetje, waarin alles wordt opgerekt en er ook nog 70 petajoules aan import wordt binnengesleept, komt die 14% een beetje in beeld.

Dat biedt alle mogelijkheden om zo’n rapport oppositioneel aan flarden te schieten. Dat is een klus waartoe ik mij, zo beken ik eerlijk, in het verleden wel eens heb laten verleiden. Dat doe ik echter niet vandaag, nu wij op de drempel van een doorbraak staan, nu meerdere, misschien zelfs wel alle fracties, bereid lijken te zijn om samen op te trekken. Dan is het geen tijd om met deuren te gaan slaan, maar om deuren open te zetten, naar een schone, betaalbare en betrouwbare energievoorziening. Voor de cruciale deur neem ik u graag mee naar pagina 27 van het energierapport. Daar staat een passage over de leveranciersverplichting waarmee energiebedrijven gewoon de plicht krijgen om een vastgesteld deel van hun stroom duurzaam op te wekken. Geen subsidiegedoe; effectief en betrouwbaar.

De minister aarzelt met die leveranciersverplichting. Hij somt op pagina 27 alle nadelen nog eens op en lijkt smachtend naar de Kamer te kijken voor hulp. Welnu, die hulp krijgt hij van mij en naar ik hoop van vele anderen. Zet die deur naar een leveranciersverplichting maar open. Een leveranciersverplichting is namelijk niet eenvoudiger dan subsidies. Dat waren wij al met elkaar eens. In tegenstelling tot een subsidiesysteem is het echter wel het enige dat investeerders het vertrouwen kan geven op de langere termijn, twee of zelfs meer kabinetsperiodes verderop. Om een leveranciersverplichting wordt inmiddels met klem gevraagd door de bedrijven. Het is dus niet zo’n verplichting waar sommige fracties hier terecht nare gevoelens bij hebben, maar eigenlijk een leveranciersvezoek. De leveranciersverplichting is daarmee de meest zekere manier waarop wij de doelstelling van 14% en misschien wel meer – vergeef mij mijn optimisme – zonder creatief boekhouden in beeld kunnen krijgen.

Natuurlijk zijn er risico’s, van winfull profits, te weinig liquiditeit in de markt en oplopende kosten. Wij zijn echter niet gisteren begonnen. Er is veel werk verzet en er is inmiddels een systeem uitgewerkt waarin die nadelen ondervangen worden. Het invoeren van zo’n biomassabijstookverplichting – compliment daarvoor – is in die context een slimme start omdat het de liquiditeit van de markt snel verhoogt en het mogelijk maakt om een systeem in te voeren waarbij goedkope opties meebetalen voor dure. Zo worden winfull profits meteen voorkomen.

Hoe hoog moet die verplichting zijn? Dat is uiteindelijk een van de cruciale vragen. Daarvoor biedt het actieplan duurzame energie de benodigde cijfers. In dat plan komt de hoeveelheid duurzame energie uit op 14,5%. Daarvoor is wel 39% duurzame elektriciteit nodig in 2020. Eerder, in een vorig kabinet, in een Paasbrief van de voorganger van deze minister, werd het getal van 35% genoemd. Op die 35% tot 39% moeten wij ons gaan richten, via een lijn die tot 2014 niet hoeft af te wijken van wat wij met de SDE-plus tot die tijd kunnen realiseren, zo zeg ik tegen de coalitiepartners. Ik zou natuurlijk dolgraag verder gaan, maar ik ken de inzet van andere partijen, die opgeschreven is in een coalitieakkoord. Een breed gedragen energiebeleid is mij liever dan die laatste procent. Ik vraag mijn collega-Kamerleden om samen met mij de minister de opdracht te geven om nog voor Prinsjesdag een akkoord te bereiken met de energiesector gebaseerd op een aan alle kanten geborgde, dus met biomassa bijstoken, voorkomen van winfull profit et cetera, leveranciersverplichting met een richtdoel van 35% tot 39% in 2020, met een doorkijk naar 2 030 als dat mogelijk is, en de Kamer nog voor Prinsjesdag van het resultaat op de hoogte te stellen zodat we hierna kunnen bepalen of wij op die manier verder willen gaan. Dat is de belangrijkste kwestie in dit debat wat mijn fractie betreft.

Uiteraard zijn er nog meer kansen die met een energieakkoord zijn binnen te halen. Energiebesparing is daarvan de belangrijkste. Ik ga nu even geen specifieke instrumenten aandragen, maar duidelijk is dat ook hier de aanpak van subsidiëring de grenzen heeft bereikt en er meer sturing nodig is. Dat kan wat mij betreft met windcertificaten; dat sluit mooi aan op de groencertificaten van de leveranciersverplichting. Maar ook andere maatregelen zijn mogelijk, zoals een verplicht minimumniveau van het energielabel in 2020. Ik hoor graag of de minister ook op dat punt verder wil gaan dan de voorzichtige teksten uit het energierapport.

Als de minister dan toch bezig is, om de tafel zit en het feest compleet wil maken, dan kan hij uitgaan van onze zegen voor een bijmengverplichting in relatie tot gas. Om die 14% te halen, heb je niet alleen 39% duurzame elektriciteit nodig, maar ook 60 petajoules, een één met heel veel nullen, aan gas, groen gas. Waarom zouden wij dat niet kunnen afspreken?

Ik kom ten slotte te spreken over de ruggengraat waar die energie doorheen moet: de netwerken. De minister had daarover interessant nieuws te melden in het energierapport: private minderheidsbelangen mogelijk maken in de netten. Zo snel gaat het wat ons betreft echter nog niet. Mijn fractie hoeft niet overtuigd te worden van de grote investeringen die gedaan moeten worden. De minister zal mijn fractie echter wel moeten overtuigen van de noodzaak tot het versterken van het eigen vermogen met privaat geld. Als hij dat dan heeft gedaan, dan moet hij ook nog aantonen dat dat alleen via vervreemding van aandelen kan, niet via een constructie waar de PvdA wel eens mee heeft rondgelopen, namelijk via certificaten van aandelen alleen beschikbaar voor geduldig kapitaal, bijvoorbeeld pensioenfondsen. Eerder krijgt de minister echt niet onze zegen.

Ik heb aangegeven waartoe de PvdA-fractie bereid is om de patstelling in het energiebeleid te doorbreken en tot een akkoord te komen voor een nieuwe energievoorziening. Een akkoord dat in zijn omvang zijn weerga niet kent. Groter dan de Deltawerken, zowel financieel als technisch. Een akkoord dat Nederland sterker de 21e eeuw kan inleiden, met meer groei, meer innovatie, minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en een schoner milieu. Ik wacht met spanning op de inbreng van andere fracties en op de antwoorden van de minister.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Het energierapport van de minister is een voorbeeld van de werkwijze van het kabinet. Niet de goede bedoelingen maar de resultaten tellen. Geen stapeling van doelstellingen en instrumenten maar duidelijke keuzes waarmee je het wel of niet eens kunt zijn. Ook ademt het energierapport het optimisme uit van een zich terugtrekkende overheid die verantwoordelijkheid teruggeeft aan de maatschappij. Ik heb het al vaker gezegd: niets is beter voor de mens dan het krijgen van verantwoordelijkheid en het vertrouwen dat je die verantwoordelijkheid aankunt.

Het moet niet de bedoeling van Kamerleden zijn om te ontroeren maar om te overtuigen. Het debat moet zakelijk zijn. Met nuchter realisme wordt in het rapport gesteld: energie is economie, energie is internationaal en, minstens zo belangrijk, energie is niet klimaat. Zo is het precies, want het door elkaar laten lopen van de energiediscussie en de klimaatdiscussie leidt tot problemen. Ook in Duitsland wordt inmiddels hardop gesproken over de vraag of de CO2-doelstelling al dan niet gehaald gaat worden. Kennelijk is het allemaal niet zo ernstig want zelfs Duitsland vind het energievraagstuk inmiddels uitdagend genoeg.

De VVD-fractie kan zich hierin van harte vinden. Wie zich realiseert dat een gemiddeld gezin 50% van het gezinsinkomen kwijt is aan woonlasten en dat dat gezin daarvan 30% betaalt aan de energierekening, begrijpt waarom de VVD-fractie zo’n groot punt maakt van een schone, betaalbare en betrouwbare energiemix.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik gooi graag mijn ene interruptie erin. Er werd net gezegd dat wij vooral niet moesten ontroeren, maar ik hoor nu groot medeleven met de woonlasten van de gemiddelde gezinnen. De heer Leegte weet toch dat de verdeling van de energiebelasting heel erg ten nadele is van de gewone gezinnen en heel erg ten voordele van het grote bedrijfsleven? Hij probeert dus toch een beetje te ontroeren in de zin dat de VVD-fractie meedenkt met de grote gezinnen. Is hij het met mij eens dat er sprake is van een enorme marktverstoring van 3,7 mld. – wij hebben het rapport daarover net in ontvangst mogen nemen – waarnaar wij zakelijk, nuchter en feitelijk zouden moeten kijken?

De heer Leegte (VVD): Het korte antwoord daarop luidt nee. In het rapport dat wij vanochtend kregen staat dat er 1,4 mld. besteed wordt aan subsidies voor hernieuwbare energie. Als dat 100% hernieuwbare energie zou zijn, dan waren wij 38 mld. kwijt. Dat is veel geld. Dat hebben wij niet. Ik vind dat Kamerleden moeten inspireren. Dat doe je door vanuit de feiten te redeneren en uit te leggen waarom je vindt dat dat belangrijk is. Wij vinden dat het goed is om de verantwoordelijkheid terug te geven aan de maatschappij en erop te vertrouwen dat die maatschappij dat aan kan.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Schone-energieproducenten zeggen: geef mij een gelijk speelveld, haal de marktverstoringen eruit, zowel de subsidies als de bijdragen aan de andere kant, stapsgewijs, want dan kunnen wij in een open en eerlijk speelveld concurreren. Dat zou iemand van VVD-huize enorm moeten aanspreken. Mark Rutte heeft uitputtend gezegd dat ondernemers niet aan de subsidie-infuus moeten hangen en dat bedrijven hun eigen broek moeten ophouden. Volgens mij zijn wij het op dat punt dus gewoon eens.

De heer Leegte (VVD): Dat steun ik volledig. Per eenheid energie krijgt hernieuwbare energie zes keer zoveel subsidie. Als wij dat naar beneden willen brengen tot een gelijk speelveld, naar allebei één, dan zouden wij elkaar vinden.

Het gaat om het betaalbaar houden voor de gezinnen in Nederland. Wij moeten oppassen dat wij niet te veel gekke dingen laten doen. Het is goed dat dit rapport nuchter stelt dat grijze energie zeker tot 2050 significant deel blijft uitmaken van de Nederlandse energievoorziening. Voor de VVD-fractie is niet de klimaatdiscussie of de angst dat fossiele brandstoffen opraken maar een nuchtere blik op de wereld reden om te pleiten voor een inspanning om snel onafhankelijk te worden van fossiele energie. De prijs zal toenemen en India en China zullen bereid en in staat zijn om meer te betalen voor de energie dan Nederland of Europa. Met de grootste gasvelden tussen Azië en Europa in – denk aan Rusland en Iran – zullen die producerende landen kiezen voor de klant met de diepste zakken. De cijfers zijn dan in het nadeel van Europa.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Ik bespeur een zekere inconsistentie in de inbreng van de heer Leegte. Hij zegt dat wij onafhankelijk moeten worden van de import van energie. De SP-fractie vindt dat ook dus daarin staan wij zij aan zij. Laat nu echter juist het kabinet zeggen, zelfs in relatie tot de duurzame energie: wij gaan in belangrijke mate leunen op import, voor 35% tot 40%. Dat kan ik niet rijmen met de gedachte om onafhankelijk te worden.

De heer Leegte (SP): De bewering van inconsistentie deel ik niet met u. Ik denk dat het vooral pragmatisch is. In Duitsland is zo’n enorme overcapaciteit aan duurzaam terwijl het land tegelijkertijd een enorm tekort gaat krijgen aan energie na het sluiten van de kerncentrales. Ik zie een fantastische win-winsituatie ontstaan: wij verkopen wat kernstroom aan de Duitsers en krijgen daarvoor wat duurzame stroom terug. Al met al wordt de wereld daardoor een stukje schoner. Dat lijkt mij een prima deal. Het gaat natuurlijk om het onafhankelijk worden, maar goed, dat is niet de vraag.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik begrijp dat de strategie van de VVD is: wij moeten meer vuile energie verkopen aan onze buren, dan kunnen wij daarvoor schone energie terugkrijgen. Dat is de duurzame strategie van de VVD-fractie.

De heer Leegte (VVD): Nee. Ik zeg: schone en betaalbare kernenergie. Iedereen zal dat met mij eens zijn, zelfs u.

De heer Paulus Jansen (SP): Nee, daar denk ik toch enigszins anders over mijnheer Leegte.

De heer Leegte (VVD): U bent het toch met mij eens dat de ongeveer 32 gram per kWh bij kernenergie de laagste is van alle vormen van energie, zelfs lager dan zon of wind?

De voorzitter: Die vraag leidt weer tot een volgende interruptie. Ik vraag de heer Leegte om zijn betoog te vervolgen.

De heer Leegte (VVD): Die weg van goede bedoelingen en leuke dingen voor de mensen kan fantastische dingen doen. Het energierapport ademt dat optimisme uit. Namens de VVD-fractie stel ik wel een aantal vragen. Mijn fractie ziet niet zoveel in die CCS, want zij vindt dat duur en inefficiënt en als je al gelooft dat de klimaatverandering door CO2 gedreven wordt, zal die daarmee geen minuut mee vertraagd worden. Wie echt serieus werk wil maken van CO2 zal kerncentrales willen bouwen. Beter kan ik niet uitleggen waarom die redenering niet klopt. Daar moeten wij geen schaars belastinggeld in stoppen.

Ook op het punt van het elektrisch rijden lijkt het optimisme boven het realisme te gaan. Zolang de elektriciteit voor auto’s wordt opgewerkt met kolen en gas, doet dat de bespaarde uitstoot van olie teniet. Ik hoor graag waar de minister zijn optimisme voor een dalende prijs van accu’s op baseert, gelet op de problematiek van de duurder wordende zeldzame aardemetalen die essentieel zijn voor de moderne accu’s.

Net als de minister ziet de VVD-fractie een leveranciersverplichting als een robuuste oplossing voor de SDE-plus. Kan de minister aangeven wanneer de Kamer een voorstel voor de leveranciersverplichting kan verwachten? Ik vraag dit ook in het licht van de vragen daarover tijdens het debat over de SDE-plus.

De minister schrijft over een verplichte bijstook van biomassa in kolencentrales. Dat lijkt een oplossing voor het probleem van de zogenaamde winfull profits. Wij moeten ons echter wel realiseren dat wij pas in 2020 aan die 40%-doelstelling duurzame energie hoeven te voldoen. Alle extra kosten die wij maken voor 2020 moeten gericht zijn op een efficiënte overgang na 2020. In de visie van de VVD-fractie is biomassabijstook niets anders dan een gecontroleerde bosbrand. Gelet op het kostenverhogende effect op de elektriciteitsprijs van de verplichte bijstook vraag ik de minister welk groeipad hij ziet voor die verplichting. De VVD-fractie kiest voor de insteek om die niet te snel te hoog te laten oplopen. Daarnaast hoort de VVD-fractie graag wanneer de verplichting weer kan verdwijnen: zit er ook een exitstrategie in de verplichting van die bijstook?

De heer Samsom (PvdA): U onderschrijft uiteraard de doelstelling van 15% in 2020. Onderschrijft u ook dat daarvoor een elektriciteitsdoelstelling moet worden gesteld, die dan in de leveranciersverplichting moet worden vastgelegd, van 35% tot 39%?

De heer Leegte (VVD): Ja.

De heer Samsom (PvdA): Dank.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Vorige week las ik in de Telegraaf dat pensioenfondsen zich terugtrekken uit windenergie omdat de goudgerande rendementen uitblijven. In het renewable energy resource plan van het Duitse ministerie van milieu en nucleaire veiligheid van 23 maart jongstleden staat iets opmerkelijks te lezen: het geïnstalleerde vermogen van wind is van ruim 25 000 mw naar ruim 27 000 mw toegenomen terwijl de bijdrage van de windenergie is afgenomen van ruim 38 000 gigawatt naar 36 000 gigawatt. In de periode van 2000 tot 2010 zien wij dat de kostprijs voor windenergie is toegenomen van 8,5 cent in het jaar 2000 naar 15,3 cent in het jaar 2010. Kan de minister bevestigen dat wind net als olie en gas niet op alle plaatsen in dezelfde hoeveelheid voorkomt? Is uit die Duitse ontwikkeling van steeds meer molens die steeds minder stroom per molen opleveren wellicht op te maken dat die Duitsers het optimum misschien voorbij zijn en een steeds gunstiger locatie voor dure windmolens kiezen? Hoe voorkomen wij in dat geval dat Nederland in dezelfde valkuil loopt? Kan de minister ook iets zeggen over de beschikbaarheid van de zeldzame aardemetalen die nodig zijn voor de magneten in die windmolens, ook in het licht van die verdere ambitie op het gebied van windenergie in Duitsland?

Het verkopen van TenneT is de uitwerking van het plan dat de VVD jaren geleden heeft gehad. Ooit hebben de heren De Krom en Crone, van de PvdA, daaraan gewerkt. De VVD is een consistente partij en mijn fractie is daar dus ook nog steeds voorstander van. Als wij het echter over de netten hebben, dan hebben wij het ook over netverliezen. Uit de briefing die wij gehad hebben, bleek dat het netverlies ongeveer 400 mln. groot is waarbij ongeveer 100 mln. als gevolg van slechte administratie door energiebedrijven. Dat is natuurlijk onbestaanbaar. Ik hoor graag van de minister de toezegging dat hij uitzoekt hoe dat zit met die administratieve verliezen van 100 mln. Kan hij binnen een redelijke termijn komen tot een plan van aanpak om die administratieve netverliezen aan te pakken? In deze tijd moet iedereen op de kleintjes letten, dus ook de energiebedrijven.

De VVD-fractie is optimistisch over en nieuwsgierig naar het schaliegas. Als schaliegas de potentie blijkt te hebben van het Groninger veld, dan horen wij dat graag. Proefboringen zijn in dat licht zinnig. Dat is echter geen vrijbrief voor het vol zetten van heel Noord-Brabant met boortorens. De vondst van schaliegas zal de noodzaak van een transitie naar andere vormen van energie wellicht doen afnemen en de vraag is of wij dat willen. Ik hoor graag de visie van de minister op dit punt.

De kantoren van de green deal slaan eenzelfde optimistische toon aan als de rest van het rapport: het gaat om groen en groei. Die zijn voor de VVD verschillende kanten van dezelfde medaille. De green deal is bedoeld voor energiebesparing en zal een extra stimulans zijn voor duurzame ontwikkeling; niet door subsidies te geven maar door concrete belemmeringen weg te nemen, zullen initiatieven tot stand komen. Het idee van revolverende fondsen past in een liberaal duurzaamheidsbeleid.

Op het punt van congestiemanagement vraag ik de minister of wij goed rekening houden met het gegeven dat het soms economisch slimmer kan zijn, en dus goedkoper, om draaiende centrales te laten draaien en de windmolens even af te koppelen. In Duitsland is de fout gemaakt om dat niet te doen waardoor de Duitse energie ontzettend duur aan het worden is. Heeft de minister deze economische redenen voldoende gewaarborgd in de congestieregeling?

In het AO van 30 maart hebben wij gesproken over de gaskwaliteit. De VVD-fractie maakt zich zorgen over de transitie naar de nieuwe gassamenstelling. Het lijkt alsof de toezegging van de minister over een toepassingspecificatie met de brief van 14 juni vervalt. Kan de minister zijn toezegging van 30 maart handhaven dat er voor 1 januari 2012 duidelijkheid is over de gaskwaliteit van zowel G-gas als H-gas? Graag ook de toezegging dat hij de samenstelling van het G-gas niet alleen met GTS afstemt maar ook met producenten van gasverbruikende installaties en installateurs.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Bij de bespreking van de SDE-plusregeling heb ik nog gezegd: ik moet nog even afwachten voordat ik een oordeel kan opmaken over de visie van deze regering op het energiegebied. De green deal hebben wij nog niet maar de voortekenen stemmen mij een stuk minder optimistisch dan mijn buurman. Uit dit rapport, deze brieven en dit beleid stijgt vooralsnog een beeld op van de energie van mijn opa: kolen, kerncentrales die toen werden gezien als de ultieme oplossing voor alles, en een heel klein beetje groen, een zachtgroen waasje. Ik vind dat jammer want er is ongelooflijk veel meer mogelijk, ook in deze tijd, nu wij niet zo royaal in ons geld zitten en toch goed willen verdienen als land. De heer Leegte en ik waren vanmorgen bij de aanbieding van een rapport van Ecofys. Ik heb dat meegebracht en het zal via de officiële weg bij de minister komen. Wij zullen in een procedurevergadering om een reactie vragen. De teneur van het rapport is evenwel al lang bekend bij deze regering. De heer Ter Haar, destijds DG van VROM, heeft erover geschreven. Er zit een enorme marktverstoring op de energiemarkt, hier beschreven ter grootte van 3,7 mld. Als een overheid zo intervenieert op een markt, dan moet die daar een duidelijke doelstelling bij hebben. Ik lees tot mijn genoegen nog steeds in de rapporten van deze regering, ook in het energierapport, dat de doelstelling is om tot een bijna schone energiehuishouding te komen in 2050. Ik hoor graag van deze minister hoe een marktverstoring, een marktinterventie van die orde, helpt om dat doel te bereiken. GroenLinks heeft vorig jaar een meldpunt fossiele schandalen geopend. Vanuit de hele samenleving zijn daarop reacties gekomen. Mensen begrijpen het echt niet dat zij naast hun eigen energierekening gemiddeld € 750 per jaar moeten betalen voor de rekening van onze grootverbruikers. Wij hebben van klein tot groot voorbeelden gekregen van situaties waarin wij als gemeenschap meebetalen aan fossiel energiegebruik terwijl het officiële beleid van deze regering erop gericht is om richting schone energie te gaan.

Ik citeer graag een stukje uit een brief van Natuur en Milieu omdat ik vind dat deze een goed punt maakt: «De minister blijft in het energierapport steken op maximaal 9% hernieuwbare energie, mogelijk 11% als de biomassabijstook lukt. Hij maakt blijkbaar een fundamentele keuze voor een korting op de 14%-doelstelling.» Ik hoor hierop graag een reactie van de minister. Hij onderbouwt ook niet waarom import van duurzame energie goedkoper zou zijn dan het stimuleren van windparken op zee. Tegen 2020, zo schrijft Natuur en Milieu, en mijn fractie is het daarmee eens, is de kans groot dat veel Europese landen hernieuwbare energie moeten importeren om aan de doelstelling te voldoen. Dat jaagt de prijzen op omdat overschotlanden zoals Zweden ook niet gek zijn en de prijs voor hun hernieuwbare energie omhoog brengen.

De heer Leegte (VVD): Als de GroenLinksfractie spreekt over de prijs van de import, dan moet zij zich ook bewust zijn van het gegeven dat er nu al met regelmaat een negatieve prijs is voor duurzame energie uit Duitsland omdat er op zo’n moment sprake is van overcapaciteit in Duitsland. Die wind gaat ineens heel hard waaien en dan is er te veel en dan moet het weg. Dat betekent dat men geld toe krijgt als men stroom importeert. Dat is een heel ander verhaal dan zelf dure windmolens neerzetten met een prijs van 25% per kWh uur gemiddeld.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De visie van GroenLinks is al heel lang dat er stap voor stap enorm moet worden ingezet op energiebesparing, op meer decentrale opwerkingen en op smart grid. Dat laatste punt delen wij wellicht. Dat zijn de antwoorden op de tijdelijke transitieproblemen waarop de heer Leegte duidt. Hiermee had al jaren geleden begonnen kunnen worden. Als je niet serieus werk maakt van die transitie dan krijg je het soort rare problemen dat je vervuilende kolenstroom wel op het net hebt maar windmolens afkoppelt. Daardoor wordt het ook veel moeilijker voor windenergie om eerlijk te concurreren en rendabel te worden. De GroenLinksfractie zegt: VVD, als je de doelstelling van deze regering serieus neemt om in 2050 zo goed als schoon te werken, dan moet die windenergie steeds rendabeler gemaakt worden en steeds beter op het energienet gebracht worden.

De heer Leegte (VVD): Dank voor dit antwoord op mijn niet gestelde vraag. Visies zijn natuurlijk belangrijk, maar u kunt niet negeren wat in Duitsland gebeurt. Een prijs van 8,5 cent per kWh is gegaan naar 15,3 cent per kWh gegaan in 2010. Dat is een stijging, bijna een verdubbeling, van de prijs van windenergie. Bijna een derde van alle windmolens ter wereld staat in Duitsland. Iedereen belooft mij echter dat een stijging van het aantal windmolens de prijs zal doen dalen «want we leren er zoveel van». De praktijk logenstraft die bewering. Daarmee moet toch rekening worden gehouden bij het bepalen van een visie? Of heeft de GroenLinksfractie alleen maar een visie terwijl zij de werkelijkheid aan zich voorbij laat gaan?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Misschien kan de heer Leegte eens tijd besteden aan het bestuderen van het rapport dat vandaag uitgekomen is van Ecofys. Daarin worden alle kosten meegenomen, ook de maatschappelijke kosten. Ik zou Duitsland zeker als voorbeeld nemen. Dat land is in tien jaar van 1% naar 17% duurzame energie gegaan. Er is daar een enorme hoeveelheid werkgelegenheid rond opgebouwd. In Nederland doen wij wel vaak de innovatie, maar krijgen wij het niet voor elkaar om dat op de markt uitgerold te krijgen zodat wij er ook in de export aan kunnen verdienen. Duitsland lukt dat in toenemende mate wel en dat zou de heer Leegte toch moeten aantrekken. De economie in Duitsland draait goed, de werkgelegenheid zit op een fatsoenlijk peil, gezien de financiële omstandigheden. Laten wij op het punt van ons energiebeleid dus vooral goed naar Duitsland kijken in plaats van zeggen dat wij het in Nederland beter doen. Ik zie daarvan geen enkele indicatie.

De heer Leegte (VVD): In het rapport dat ik gisteravond heb gelezen staat dat wij voor 4% van de energiebehoefte 1,5 mld. uitgeven. Als wij voor 100% op dezelfde manier gaan werken, dan geven wij 38 mld. per jaar uit aan energie. Dat is gewoon te veel geld. Dat hebben wij niet, tenzij GroenLinks nog ergens een potje heeft staan. Je moet nuchter kijken naar de cijfers en zorgen voor de betaalbaarheid voor al die gezinnen in Nederland. De inflatie die gedreven wordt door de energie mag niet genegeerd worden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik begrijp dat de heer Leegte de interventies op de energiemarkt gewoon ziet als aankoopsteun. De regering heeft een doelstelling en doet een interventie om die te bereiken. Ik dacht dat dat ook de insteek van de VVD was: zo min mogelijk ingrijpen op de markt, alleen tijdelijk met een bepaald doel voor ogen. Nu wordt dat voorgespiegeld als aankoopsteun die gelijkmatig verdeeld moet worden over alle stromen op de markt. Dat is natuurlijk onzin. Wat de regering met een interventie beoogt, is een doel. Het gestelde doel, dat ook nog herhaald wordt in het energierapport, is om in 2050 tot een schone energiehuishouding te komen. Alle maatregelen moeten getoetst worden aan het behalen van dat doel. Als het doel er niet mee behaald wordt, dan moeten ze geleidelijk aan worden afgeschaft.

In het regeerakkoord staat het voornemen om een eventuele belasting op kolen in te voeren en de opbrengsten aan te wenden voor de gedeeltelijke financiering van SDE-plus. Dat voornemen zou betekenen dat de milieukosten van kolenstroom geïnternaliseerd worden in de prijzen. Ik vraag de minister om samen met de minister van Financiën voorbereidingen te treffen om die kolenbelasting zo spoedig mogelijk in te voeren. 1 januari 2012 lijkt mijn fractie een mooi moment. Een groot voordeel hiervan is dat de opslag op de energieprijzen voor het financieren van SDE-plus dan minder hoog hoeft te zijn. Dat zou de VVD-fractie moeten aanspreken, want dan wordt het voor gezinnen goedkoper. De energielasten van consumenten zouden dan minder stijgen.

Als je toch grote kolencentrales hebt staan, dan maak je de vervuiling als gevolg daarvan minder groot met de verplichting tot biomassastook. Dan moeten er echter ongelooflijk duidelijke criteria aan die biomassa zitten. Als je het van heinde en verre over de planeet sleept, dan heb je daar uiteindelijk te weinig profijt van. Ik zeg dus ja tegen een tijdelijke maatregel voor de kolencentrales. Ik sluit mij aan bij eerdere sprekers die hebben gevraagd: wanneer komt dat dan, hoe werkt dat, hoe wordt dat juridisch vorm gegeven en kan de minister daar iets meer over vertellen?

Over de leveranciersverplichting kan ik een soortgelijk verhaal vertellen. Dat zou, mits goed vormgegeven, een stap in de goede richting kunnen zijn. Wij zien echter, bijvoorbeeld in Engeland, dat het een lange tijd kan duren voordat een en ander goed uitgecalculeerd is, zodat een maatregel geen winfull profits oplevert en ook de wat minder ontwikkelde energiesoorten goed aan de gang zijn. Ik hoop straks van de minister de geruststelling te krijgen dat met de ervaringen in andere landen in het achterhoofd aan een leveranciersverplichting goed wordt vormgegeven.

Ik zei net al iets over de energiebesparing. Iedereen is het er in theorie altijd over eens dat energiebesparing zo vreselijk nuttig is. Wat doet deze minister hieraan? Waarom doet hij er niet een schepje bovenop? Het is echt een drieslag: goed voor de portemonnee, goed voor de schatkist en goed voor het milieu.

Wind op land is na biomassa de goedkoopste energieoptie voor duurzame energie. Het kan qua prijs ook concurreren met kernenergie, al helemaal als de externe kosten worden meegenomen, zoals blijkt uit het rapport van Ecofys. Dat komt vooral omdat windparken moeilijk van de grond te krijgen zijn doordat ontwikkelaars verstrikt raken in bureaucratische spaghetti. Ik vraag deze minister, die voorstander is van minder regels voor het bedrijfsleven, om te kijken naar wat hij hieraan kan doen. Wat kan deze minister toezeggen om die ingewikkelde weg die bedrijven moeten afleggen om te komen tot wind op land te versnellen? Kan hij samen met de minister van I&M er alles aan doen om een structuurvisie wind op land zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen? Minister Schultz heeft al eerder gezegd dat zij die in 2012 verwacht.

Ik kom graag nog even te spreken over de netverliezen. Het lijkt er weer op alsof de consumenten moeten gaan meebetalen voor bedrijven die flink gaan werken aan in- en export. Er wordt verteld dat wij deze infrastructuur nodig hebben om onze piepers te koken. Dat is echter niet nodig.

Op het punt van het schaliegas sluit ik mij aan bij de woorden van de SP-fractie. De fractie van GroenLinks heeft voorgesteld om een hoorzitting te houden en die komt er ook. Ik begrijp uit de brief van de minister dat er een soort minimoratorium is. Dat lijkt mij ongelooflijk verstandig gelet op de ervaringen in andere landen.

Ik vraag de minister in relatie tot kernenergie graag of er al een agenda is. Welke verschillende stappen moeten wanneer worden gezet? Welke lessen worden geleerd van Japan? Ik heb het zelf geprobeerd te schetsen maar ik kom er niet uit. Kan de minister voor mij dat tijdpad schetsen? Dat hoeft niet in deze vergadering. Kan hij gewoon eens de agenda van alle verschillende stappen geven?

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Er staat erg veel op de agenda. Ik dank de minister voor de hoeveelheid toegestuurde stukken. Ik heb hier een wetenschappelijk verantwoorde studie over alles wat met energie te maken heeft: het wie, wat, waar, waarom, hoe en hoeveel energieboekje. Ik kan het iedereen van harte aanbevelen. Als ik dit standaardwerk, dat Tolstois Oorlog en Vrede evenaart, erop nasla, dan concludeer ik dat minister Verhagen eigenlijk alles moet steken in warmtepompen, warmte- en koudeopslag, en jawel, golfslag en getijde-energie, ook wel «maanenergie» genoemd. Dat lijkt mij nog eens een fantastische doorbraak. Eindelijk niet meer doorbeuzelen over die lelijke zonne-energie maar gaan voor de maanenergie. Bij dezen doe ik dus het verzoek om het standaardwerk een keer door te bladeren.

Over dat troetelkindje SDE-plus, waarvan ik af en toe aan de teentjes mag kriebelen, zegt de minister in de energienota 2011 dat wij het op termijn zullen inruilen tegen een leveranciersverplichting. Dat is natuurlijk een baanbrekende visie van de minister. Ik ben geneigd om daar niet geheel afwijzend tegenover te staan. Daaraan moet dan wel de verplichting van die bijstook van biomassa in kolencentrales gekoppeld worden. Ook daar sta ik niet echt afwijzend tegenover. De belangrijkste vraag is echter die van de kosten voor Henk en Ingrid, de energierekening. Heeft de minister op dit ogenblik in gedachten op welk moment hij wil overstappen van SDE-plus op de leveranciersverplichting? Zo ja, is er al een beeld van de kosten daarvan voor de consument? Dat is voor mij een kernvraag.

Ik kom eerst nog te spreken over het verhaal van de verdeling van de kosten van de netverliezen. Ik hoor de collega’s van de SP en GroenLinks spreken over het feit dat het onderzoek dat voorligt nog niet het eindplaatje is. Ik vind dat best ver gaan. Ik begrijp namelijk uit de brief van de minister dat dit voor hem wel degelijk de eindconclusie is. Als collega-Kamerleden zeggen dat dat niet zo is, dan hoor ik daarop graag de visie van de minister. Dat lijkt namelijk op een verkapte motie van wantrouwen. Ik sluit mij daarbij vooralsnog niet aan. De minister heeft in zijn brief namelijk duidelijk aangegeven dat dit het eindonderzoek is met een betrouwbaar resultaat. Er staat in dat de consument alleen betaalt voor het deel van de netverliezen dat hij zelf heeft veroorzaakt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Er wordt gezegd dat ik bijna een motie van wantrouwen indien. Dat is niet waar. Ik citeer de NMa. Die heeft aan ons uitgelegd dat er vreemde administratieve verliezen worden doorberekend aan de consument. De NMa gaat daar zelf ook als een speer achteraan. Verder kan men beargumenteren dat er per hoeveelheid product moet worden meebetaald. Als ik kijk naar de hoeveelheid product, dan constateer ik echter dat de zware industrie fantastisch uit de wind wordt gehouden en de consument zwaarder wordt belast. Dat is een beleidskeuze waarover mijn fractie vragen stelt. Ik zie daarin geen motie van wantrouwen.

De heer Paulus Jansen (SP): Er is een gesprek geweest waarin de NMa, KEMA en de heer Verbruggen hun conclusie hebben toegelicht. Er is een discussie geweest waarbij vier fracties aanwezig waren. De PVV-fractie was toen afwezig. Naar mijn mening had collega Van Vliet zich daarbij kunnen vervoegen. Dan had hij begrepen waarvoor wij nu aandacht vragen.

De heer Van Vliet (PVV): Ik baseer mij op de brief van de minister die hier op tafel ligt.

Ik vervolg mijn betoog. Ik heb nog een vraag over die nieuwe regeling afsluitbeleid kleinverbruikers. Het is op zich goed dat Henk en Ingrid worden beschermd tegen de macht van energiebedrijven. Ik lees in de brief van de minister echter ook ergens dat als de consument zijn op afstand afleesbare meter deactiveert zodat het weer een normale conventionele meter wordt, energiebedrijven niet meer de functies mogen benutten die dat apparaat heeft. Leidt dat dan niet juist tot overkill in de bescherming van de consument? Leidt dat niet tot misbruik van de situatie?

Ik kom nog even terug op het energierapport 2011. Een hoofdthema van mijn fractie is TenneT NV. Ik heb daarover een vraag. In de voorjaarsnota lees ik dat de regering voornemens is om TenneT te herkapitaliseren met een bedrag van 600 mln. Wat zijn de kosten van die herkapitalisering voor de belastingbetaler? De overheid heeft dat geld namelijk niet en zal dat zelf moeten lenen. Wij hebben verder gezien dat TenneT heeft geïnvesteerd in netten over de grens. De simpele conclusie is dan – TenneT is tot nu toe helemaal gefinancierd met geld van de belastingbetaler – dat er blijkbaar wel geld was bij TenneT, of de mogelijkheid om geld aan te trekken op de kapitaalmarkt, om een overname te doen in Duitsland. Als er nu een noodzaak is om TenneT NV te herkapitaliseren, waarom is TenneT dan nu niet meer in staat om dat geld, die 600 mln. aan te trekken op de kapitaalmarkt? TenneT heeft een uitstekende balans, maakt winst enzovoort enzovoort.

Als er wordt overgegaan op een gedeeltelijke privatisering van TenneT NV – dat zou wat mij betreft dan maximaal 49% moeten zijn – dan heb ik daarover twee vragen. Ten eerste: hoe kan de minister garanderen dat bij 51% aandelenbezit van de Staat der Nederlanden de zeggenschap aan dat 51%-pakket verbonden blijft? Ten tweede: heeft de minister al een visie op de eventuele opbrengst van die privatisering? Ik ben geen communist dus ik ga niet van tevoren al nee zeggen tegen gedeeltelijke privatisering. Wat is de verhouding tussen de eventuele opbrengst en de benodigde investeringen in de netten? Mijn fractie erkent uiteraard dat die investeringen nodig zijn.

Ik koppel deze vraag door naar de gasnetten in Nederland. Ik heb zelf wat minder overzicht over die situatie. TenneT NV is inmiddels de beheerder en eigenaar van alle landelijke hoogspanningsnetten. In relatie tot de gasleidingen weet ik het niet. Ik hoor dan ook graag de visie van de minister daarop. Als er plannen zijn om 49% van die gasnetten te privatiseren, via welke vennootschappen verloopt dat dan? Is er al een beeld van een eventuele opbrengst?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik stel graag een vraag over die privatisering. De heer Van Vliet is misschien wel niet van de communisten, maar wel van Henk en Ingrid. Het verbaast mij dat hij niet aan de minister vraagt wat een en ander zal betekenen voor de verhoging van de kostprijs. De kosten die hiermee samenhangen, zullen verwerkt worden in de elektriciteitstarieven. Henk en Ingrid moeten dat gaan opbrengen.

De heer Van Vliet (PVV): Dank aan mevrouw Wiegman voor het oplezen van mijn tekst. Ik vraag de minister inderdaad wat de meerkosten zullen zijn voor Henk en Ingrid.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Altijd fijn om collega’s te kunnen helpen. In aanvulling hierop vraag ik de heer Van Vliet naar een visie hierop. Het is allemaal niet zo eenvoudig met de privatisering; ben je communist of kapitalist? Uiteindelijk is het ook wel de vraag welke politieke keuzes iemand maakt. Het feit dat dit op ons afkomt, heeft ermee te maken dat Nederland een exporterend land is geworden op het gebied van energie. Dat vraagt ook om investeringen in de netten. Dat is natuurlijk wel een keuze. Gaan wij voor grootschalige productie, wat toch een verzwaring van netten betekent, met name met het oog op de export? Of zeggen wij: wacht eens even, wij zijn nu toch verkeerd bezig?

De heer Van Vliet (PVV): Samenvattend denk ik dat mevrouw Wiegman mij vraagt of ik al dan niet voorstander ben van privatisering. Wat mij betreft wordt Nederland in toenemende mate een exportnatie voor elektriciteit. Mijn fractie is voorstander van een tweede kerncentrale in Borssele die vijf keer zo groot wordt dan de huidige. Wij krijgen daarmee een overschot aan stroom. Over tien jaar zullen de Duitsers aan de poort staan te springen voor Nederlandse kWh. Dat lijkt mij een prima gang van zaken voor de hele Nederlandse economie. Ik heb al in het begin gezegd dat investeringen in die netten noodzakelijk zijn. Nederland is en wordt stroomexporteur. Het antwoord op de vraag is dus ja. TenneT en GasUnie zullen ook de middelen moeten hebben. In dat verband is mijn vraag aan de minister of wij bij privatisering echt de hoofdprijs krijgen voor de netten zodat Henk en Ingrid meedelen in de winst. Die netten zijn immers uiteindelijk helemaal gefinancierd met belastinggeld.

Voorzitter. Ik was gebleven bij de green deal. Ik moet nog steeds wennen aan die term. Het gaat over groen en groei. Groen klinkt sympathiek – ik heb ook graag bomen in mijn tuin – maar groei? Hoe die green deal er ook uit komt te zien, groei mag niet betekenen «groei van de energierekening». Groei mag al helemaal niet betekenen «groei van subsidies aan klimaathobbyclubs». Ik hoor graag van de minister of er een nieuwe subsidiestroom ontstaat als de contouren van green deal vastliggen. In dat geval gaan er de facto meer centen van Henk en Ingrid naar de klimaathobbyclubs.

Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Ik spreek eerst over een paar punten voordat ik kom te spreken over het energierapport. Allereerst de verdeling van de netverliezen. Collega’s hebben daarover al vragen gesteld. Uit het gesprek met de NMa, de KEMA en de heer Verbruggen is gebleken dat 70% fysiek verlies is en 30% administratief verlies. Aan dat laatste moet een einde komen. Als ik naar de Jumbo, de C1000 of de Albert Heijn ga, dan betaal ik ook niet voor de bedorven melk. Wij moeten consumenten daarvoor bewaren. Ik hoor graag een toezegging op dat punt.

De minister heeft het voornemen om een minderheidsdeel van de netten te privatiseren. De CDA-fractie heeft daartegen geen bezwaar. Absolute voorwaarde is wel dat de overheid nooit met de rug naar de energiezekerheid komt te staan, net zo min als welke overheid dan ook met de rug mag komen te staan naar de voedselvoorziening en de financiële dienstverlening in een land. Op dat punt graag een heldere garantiestelling van de minister.

Ik heb de brief van de minister over schaliegas gelezen. Dat is een uitstekende brief. Daarin wordt een goede, behoedzame lijn gekozen. Het is wel van belang dat duidelijk wordt dat wij in Nederland op zoek moeten gaan naar energiezekerheid. Ik merk in toenemende mate de not-in-my-backyardgedachte op. Windenergie in Drenthe, elektriciteitsmasten ergens anders; het moet natuurlijk wel opgehaald, opgeslagen en getransporteerd kunnen worden. Dat zal aandacht moeten blijven krijgen. Ik hoor graag van de minister de toezegging dat hij daarmee in al zijn overleggen met alle partners, ook uit de private wereld, rekening houdt.

Op het punt van het nieuwe afsluitbeleid voor kleinverbruikers heb ik een beetje moeite met de omschrijving van de kwetsbare consument. Er is alleen sprake van kwetsbaarheid indien afsluiting van energie ernstige gezondheidsrisico’s voor de kleinverbruiker zelf of een huisgenoot van die kleinverbruiker oplevert. Wij weten uit ervaring – wij zijn hier echt al jaren mee bezig – dat mensen in een heel kwetsbare positie kunnen zitten in relatie tot schuldhulpverlening of een combinatie van problemen. De minister is in staat om aan schrijnende toestanden, midden in de winter, een einde te maken, als om wat voor reden dan ook de rekening niet betaald kan worden. Als daar echt steun en hulp voor die consument en zijn of haar gezin nodig is, zeg die dan toe. Beperk dat niet tot de gezondheidsrisico’s.

Ik kom te spreken over het energierapport. Daarin staan heldere doelstellingen waarin mijn fractie zich goed kan vinden. Nederland is ook goed voor de internationale toezeggingen. Groene groei: prima. Innovatie voor verduurzaming past ook helemaal in het topgebiedenbeleid, energy valley. Mijn fractie kan zich verder vinden in de internationale rol die Nederland wil spelen. Het rapport leest als een trein en daarom kan ik mij voorstellen dat menigeen over de wat storende fout op pagina 24 heeft gelezen. Bovenaan staat namelijk dat er daarnaast over de gehele keten genomen daadwerkelijk vermindering van broeikasgasreductie moet plaatsvinden. Corrigeer dat alstublieft bij de volgende druk.

Dan nu echt de inhoud. Op 6 december heb ik mij nog verzet tegen de groeiende gedachte van verplichte bij- en meestook van biomassa. Ik zag en ik zie daar nog steeds complexiteiten omheen, maar in het energierapport stelt de minister het voor. Ik ga mij daarom over die aarzeling heen zetten. Het is dan wel van belang dat aan een aantal factoren wordt voldaan. Er moet voldoende biomassa voorhanden zijn, internationaal, en het mag niet ten koste gaan van andere goede doelen zoals biodiversiteit of productie van voedsel. Als de minister die garantie kan geven, dan kan hij op de steun van de CDA-fractie rekenen.

Hetzelfde geldt voor het nadenken over een leveranciersverplichting. Mijn fractie heeft daarbij dezelfde aarzelingen. De heer Samsom en de heer Leegte hebben er al over gesproken. Er is een groeiende bereidheid, waarmee ik ontzettend blij mee ben, in de hele energiesector om met elkaar afspraken te maken teneinde die 20/20-doelen te halen, rekening houdend met het energierapport. Daarbij wordt ook nagedacht over wat men voor elkaar kan betekenen. Volgens mij past dat in het denken in die gouden driehoek: hoe kunnen onderzoek en wetenschap een bijdrage leveren en hoe kan de private sector met zoveel belangen, en het gezamenlijke belang van het vormgeven van de energiezekerheid op een duurzame manier, daaraan bijdragen? Mijn fractie ziet kansen om via de leveranciersverplichting daaraan inhoud te geven. De minister zegt dat hij daarover gaat praten. Wij juichen dat van harte toe. De CDA-fractie zegt echter ook: doe dat nog wat breder en vul daarmee ook dat energietransitieakkoord in. De green deal, die op verschillende manieren tot uitdrukking komt – kleinschalig, in gemeenten, maar ook provinciaal en met bedrijven – kan daarvan onderdeel uitmaken. Ik verzoek de minister dus om aan het energietransitieakkoord, waarover in de Kamer een motie is aangenomen, vorm en inhoud te geven en de leveranciersverplichting daarvan onderdeel te laten uitmaken. Dat kan ook een eerste stap zijn. Ik zie dat graag slim en slank; de minister geeft terecht aan in zijn energierapport dat hij werk wil maken van vermindering van regeldruk, naleveringskosten en administratievelastendruk. Als de minister die zaken wil toezeggen, dan stap ik over een heleboel dingen heen.

Ik stel nog één vraag over energie op zee. Ik lees dat het bedrijf BARD in financiële problemen zit. Wij weten dat BARD bezig is met de uitvoering van een groot energietraject, Wind op zee. Het zou zonde zijn als BARD failliet zou gaan, ook omdat dan de door de belastingbetaler opgebrachte subsidie verloren zou gaan. De vraag is dan ook: hoe staat het ermee? Gaat BARD het redden? Als dat niet het geval is, kan de minister dan de garantie geven dat het geld dat beschikbaar is, gereserveerd blijft voor Wind op zee of een andere manier van duurzame energie opwerking?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie heeft de indruk dat het energierapport positief is ontvangen. In hoofdlijnen sluit ik mij ook bij dat positieve gevoel aan. Ik zie veel aanknopingspunten, ook voor de sector, om te kunnen verduurzamen. Het is echter jammer dat de schoon- en zuinigdoelen zijn losgelaten. In het rapport zie ik ook wel heel nadrukkelijk terug dat het kabinet inzet op kernenergie in plaats van hernieuwbare energie. Het rapport lijkt ook wel een beetje een powerhousescenario uit te ademen. Ik krijg de indruk dat niet verduurzaming maar marktwerking en export op nummer één staan. Nederland moet volgens de Europese richtlijn tussen de 35% en 40% duurzame energie bereiken. Mijn vraag is of wij dit gaan halen. Als wij dit voornamelijk via import bereiken, dan is dat natuurlijk ongunstig voor de Nederlandse economie en een echte energietransitie binnen de Nederlandse grenzen.

Het is goed dat de bijstook biomassa wordt verplicht. Dat wordt buiten de subsidieregelingen gehouden. Jarenlang is daarvoor subsidie verleend via de MEP. Dat moeten wij zeker niet meer doen. Ik ga echter wel uit van een verplichte inzet van gecertificeerde biomassa. De fractie van de ChristenUnie is ook voorstander van een leveranciersverplichting. Ik doe daarbij wel nadrukkelijk de oproep: voorkom ongewenste effecten. Het grootste risico vormen de winfull profits. Ik ben benieuwd of dat te doen is, als Nederland op eigen houtje met de leveranciersverplichting aan de slag gaat.

De fractie van de ChristenUnie vindt het teleurstellend dat er vandaag nog geen green deal voorligt om te bespreken want aan de vruchten kent men de boom. Uiteindelijk gaat het om de vraag: hoe vullen wij het gat tussen innovatie en grootschalige toepassing? Juist hierbij kunnen wij burgers betrekken, bijvoorbeeld door saldering aan te pakken. De heer Samsom heeft daarvoor goede voorstellen gedaan.

Het is goed dat de minister het gelijk speelveld voor grijs en groen benoemt. Hij wil onderzoek laten doen naar het huidige beleid en naar de mogelijke bevoordeling van grijze stroom. Ik ben erg benieuwd of dat daadwerkelijk wat gaat veranderen. Ik zie graag voorstellen tegemoet en ik hoor ook graag op welke termijn een en ander duidelijk gaat worden.

Ik dank de minister voor de reactie op de taskforce Wind op zee. Ik had die echter liever verwerkt gezien in het energierapport zelf in plaats van als bijlage eraan vastgeniet.

De minister stelt dat alle energieopties open moeten blijven. Intussen houdt de minister wel offshore wind «on hold». Dat is jammer. De minister onderschat het kostprijseffect dat goed beleid kan hebben op wind. Dat zou wel eens 15% kostprijsdaling teweeg kunnen brengen.

Ik vraag de minister om te reageren op het statement van «SIOOS» over de huidige economische waarde van de offshore sector. Ik verwijs in dit verband naar de global wind day van 15 juni. Wat vindt de minister van het onderzoek van Price Waterhouse Coopers over de noodzaak van een offshore thuismarkt? Ik hoor hierop graag een reactie.

De minister is niet op alle adviezen van Veerman ingegaan. Hij slaat met name de vraag over de noodzaak van uitrol van offshore wind om tot innovatie te komen, adviezen 6 en 7. In het rapport van de taskforce wordt aanbevolen om die koppeling te versterken terwijl de minister die in zijn beleid juist geheel los laat. Ik hoor hierop graag een reactie. Kan de minister nog dit jaar het voorgestelde uitgiftebeleid naar de Kamer sturen?

Ik zeg nog kort wat over kernenergie. De minister kiest voor kernenergie vanwege «het verminderen van de importafhankelijkheid van fossiele brandstoffen». Dat is toch feitelijk onjuist? Ons uranium komt uit Kazachstan. Volgende week heeft WISE een onderzoek gepresenteerd waaruit blijkt dat de winning van uranium met grote risico’s voor mens en milieu omgeven is. Met het oog op het verschijnen van dat rapport heb ik mijn motie op dit punt aangehouden. Even wat gegevens uit dat rapport: nu komt veel uranium uit Kazachstan, maar hoe staat het met de arbeidsrechten en milieueisen? WISE kon daarover geen duidelijkheid krijgen tijdens het onderzoek. Als de aandacht dan nog eens verlegd gaat worden naar Afrika, hoe staat het dan met mensenrechten en milieu daar? WISE beweert dat er onder de huidige omstandigheden onvoldoende waarborgen zijn voor eerlijk uranium. Dan is het wel heel simpel om te zeggen: ach, dat laten wij over aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik hoor graag een reactie op dit onderzoek waar de minister al via een presentatie kennis van heeft kunnen nemen.

De heer Van Vliet (PVV): Ik betrap mevrouw Wiegman nu toch op een inconsistentie. Zij zei net dat de minister zegt: kernenergie is prima want daarmee worden wij minder afhankelijk van fossiele brandstof. Nu zegt zij dat dat feitelijk onjuist is omdat uranium uit Kazachstan komt. Ik volg het niet. Wat heeft uranium uit Kazachstan te maken met verminderde afhankelijkheid van fossiele brandstoffen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Niet ik maak mij schuldig aan inconsistentie, maar de minister. Hij zegt dat wij minder afhankelijk moeten worden van import van fossiele brandstof. Ja, en wat is dan een fossiele brandstof? Het uranium dat gebruikt wordt in onze kerncentrales moet toch echt uit het buitenland komen. Dat hebben wij niet in Nederland. Als je het belang van importonafhankelijkheid benadrukt, dan is er inderdaad sprake van inconsistentie.

De heer Van Vliet (ChristenUnie): Volgens mij is uranium geen fossiele brandstof. Het ijzererts voor de windmolens hebben wij echter ook niet zelf.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter, een punt van orde. Mevrouw Wiegman baseert zich op een presentatie voor Kamerleden afgelopen week. De heer Van Vliet was daarbij niet aanwezig. Ik zou het prettig vinden als Kamerleden die hier een grote broek aantrekken over wat collega’s zeggen, van tevoren fatsoenlijk hun huiswerk maken.

De heer Van Vliet (PVV): Dat de heer Jansen een andere politieke stroming vertegenwoordigt die diametraal tegenover de mijne staat, is één ding, maar zijn «punt van orde» een heel ander. Dat is juist totaal buiten de orde. Ik ben bezig met mijn eigen zaak. Ik heb gewoon een vraag gesteld aan mevrouw Wiegman. Uranium is geen fossiele brandstof. Zij zegt: vermindering van de afhankelijkheid voor fossiele brandstoffen, uranium komt uit Kazachstan. Ik leg die link niet.

De voorzitter: Ik deel de mening dat het buiten de orde van deze vergadering is om het te hebben over de aanwezigheid op andere momenten.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dan leggen wij verschillende linken. Hoe je uranium ook ziet, het komt uit het buitenland. Ik stel hierbij ook wat vragen over onder welke omstandigheden dat gebeurt. Ik heb er begrip voor dat mensen niet altijd overal aanwezig kunnen zijn. Ik kan dat ook niet; ik moet straks ook wat eerder weg in verband met andere onderwerpen in mijn portefeuille. Iedereen heeft inmiddels kennis kunnen nemen van de presentatie, want ik heb die verspreid. Zo helpen wij elkaar ook een beetje.

Er bestaan grote zorgen over de regeling duurzame warmte. Mijn motie daarover is destijds verworpen. Ik hoor vandaag graag of de regeling wel of niet wordt gecontinueerd. Er liggen honderden aanvragen bij agentschap.nl op basis van toezeggingen in november. De markt is echter gewoon geblokkeerd. Kan de minister hierover duidelijkheid geven en de regeling alsnog openstellen in 2011?

In het energierapport wordt uitvoerig aandacht besteed aan ruimtelijke ordening ten behoeve van grote energie-infrastructuurprojecten. Daarop is de rijkscoördinatieregeling van toepassing. Maar slimme netten en decentrale opwekking vragen ook om vroegtijdig aandacht in ruimtelijkeordeningsprocedures. Ik wijs de minister hierop, zoals ik ook eerder heb gedaan, en vraag hem om in overleg te gaan met gemeentes om daarover afspraken te maken. Het helpt ten slotte ook om gezamenlijk onze doelen te halen.

Dan het voorstel om het stroomnet deels in particuliere handen te laten komen. De fractie van de ChristenUnie heeft daarbij grote bedenkingen. Netwerkbedrijven moesten na de splitsing in overheidshanden blijven om hen te weerhouden van het nemen van risico’s. Nu de netwerkbedrijven toch risico’s hebben genomen, mogen zij deels worden verkocht. Dat is een aparte cirkelredenering. Het deels particulier maken van netwerken moedigt het risico van de investeringen nog meer aan. Investeerders vragen immers om hoge rendementen. Hoe zit het dan met de keuze om een deel van het Duitse net te kopen? Betekent dat uiteindelijk geen duurkoop voor de Nederlandse consument?

Nederland is inmiddels exporteur van stroom. Nederlandse consumenten en bedrijven betalen de rekening voor transport richting Duitsland. Ik vraag de minister daarom waarom hij niet het landelijk uniform producententarief zou gaan ophogen. Vooral de nieuwe kern- en kolencentrales eisen netverzwaring. Ik zou graag de Nederlandse burgers en bedrijven ontlasten door energiebedrijven voor een deel mee te laten betalen. Het is natuurlijk goed als de minister dit aankaart in Europees verband. Waarom beginnen wij niet al in Nederland? ECN heeft onderzoek gedaan vorig jaar en spreekt over 50% tot 100%. Dat lijkt mij wat hoog. Een start van 20% tot 40% lijkt mij heel redelijk. Het geldt alleen voor het transportnet van TenneT en raakt dus alleen die grote centrale productie, niet de decentrale productie. Het lijkt mij ook een mooie stimulans voor duurzame en decentrale opwekking. Extra kosten worden doorberekend in de marktprijs. Dat effect zal niet nadelig uitpakken voor de consument. Het vastrecht gaat iets omlaag, de elektriciteitsprijs gaat misschien iets omhoog en er is bovendien een Noordwest-Europese markt waarop de prijs bepaald wordt.

Een ander voordeel is dat er een prikkel komt voor producenten om niet lukraak centrales neer te zetten waarbij burgers opdraaien voor het aanleggen van het netwerk. Is de minister bereid om dit nationaal te overwegen, te beginnen met een bescheiden percentage?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Net als een aantal andere fracties wil de D66-fractie dat er een stip aan de horizon komt. Een lange lijn naar een groene toekomst. Mijn fractie is bereid om daaraan constructief mee te werken. Mijn vragen en opmerkingen in dit AO zijn dan ook bedoeld om dat dichterbij te brengen, om dichterbij een solide, gezamenlijke lijn te komen. Ik steun ook graag de oproep aan de minister om een aantal plannen nog voor Prinsjesdag uit te werken. Mijn fractie wil graag vanuit nuchtere ambitie spelen op kansen. Energiebesparing, minder fossiele brandstoffen, duurzame oplossingen waarmee wij op de lange termijn het beste af zijn. Help mensen om zelf te kiezen voor duurzame energie en sla de handen ineen met andere Europese landen.

Energie-innovatie wordt gesteund met een aftrekregeling via de belasting. Hoeveel ruimte biedt die aanpak echter voor starters en het mkb? Kan men daarvan straks ook profiteren zonder een stevige bedrijfsomvang en dito blauwe envelop? Hoe draagt de regeling bij aan het dichter bij de markt brengen van innovatieve ideeën van studentenonderzoekers of het mkb? De minister schrijft over economische rationaliteit. Lagere belastingtarieven voor energiegebruik door specifieke gebruikers en sectoren, zoals lagere accijns op rode diesel, getuigen daarvan echter niet. Kan de minister toezeggen al dit soort regelingen bij het belastingplan in kaart te brengen met een roadmap om ze lastenneutraal af te bouwen, zodat we een signaal geven voor een verdere vergroening?

Er wordt veel gerekend aan goedkope overgang naar een schonere energievoorziening. Een besparing speelt daarbij vrijwel altijd een grote rol. De Europese afspraak om binnen tien jaar 20% zuiniger te worden, vraagt echt om een tandje meer. Op dat gebied lopen we zelfs, schijnt het, op Griekenland achter. De D66-fractie vindt dat er een resultaatsverplichting moet komen, in elk geval buiten het ETS. Ik stel daarom de vraag of de minister bereid is om met alle non-ETS-sectoren resultaatsverplichtingen af te spreken?

De minister geeft inmiddels toe dat met het regeerakkoord zelfs de beperkte doelstelling van 14% duurzaam niet gehaald wordt. Daarom wordt biomassabijstook in kolencentrales verplicht. Ik ga er daarbij uiteraard van uit dat voldoende waarborgen gegeven zullen worden voor een werkelijk duurzame herkomst ervan waarbij wij ook rekening houden met het risico op indirect land use change. Bijstoken is goed voor meer goedkope groene stroom in de komende jaren. De D66-fractie kijkt echter ook naar de lange termijn. Hoe voorkomen wij dat wij hierdoor afhankelijk worden van kolencentrales die wij misschien op termijn niet meer zouden willen?

Ik kom te spreken over het verplicht aandeel duurzaam. Daarover is door collega’s al veel gezegd waarbij ik mij kan aansluiten. In verband met de tijd, maak ik twee korte opmerkingen. Winfull profits moeten echt zoveel mogelijk beperkt worden. Mijn fractie is blij met de opmerking dat de invoering Europees moet passen. Ik vraag de minister daarom of hij bereid is om onze buurlanden actief te benaderen om mee te denken over een gezamenlijk verplichtingensysteem voor Noordwest-Europa. Ik heb daaraan al eerder gerefereerd.

De minister roemt de Nederlandse offshoresector en het potentieel, maar volgens mij wordt daarmee in de komende jaren niet veel gedaan. Welke investeringen acht de minister minimaal nodig om dit cluster in de komende tien jaar te behouden en tot bloei te brengen? Is hij bereid om met het Verenigd Koninkrijk naar mogelijkheden te zoeken om samen vorm te geven aan het net op zee? Wellicht kan hij de exclusieve economische zone van beide landen over en weer open stellen voor groene investeringen. Is hij bereid om tot een eenduidig kader van regels en vergunningen en tot gezamenlijke northsea goals te komen?

Mijn fractie vraagt zich met de CDA-fractie af hoe het staat met BARD. Hoe gaat de minister om met een situatie waarin BARD niet de voorgenomen plannen kan realiseren? Gaat hij dan over naar een volgende aanbieder? Mijn fractie vindt dat dat geld beschikbaar moet blijven voor het ontwikkelen van wind op zee.

Ik kom te spreken over de infrastructuur en de wens om een deel van de energienetten te verkopen. Kan de minister bevestigen dat in lijn met de begrotingsregels minimaal de helft van de opbrengst gaat naar het aflossen van de staatsschuld? De minister schetst de noodzaak om de komende jaren te investeren, maar die structurele uitgave moet toch ook echt worden terugverdiend met de gereguleerde inkomsten. Neemt de minister daarop niet eigenlijk een voorschot op deze manier? Voor welke concrete projecten die anders niet zouden kunnen plaatsvinden is deze incidentele meevaller door privatisering dan toch nodig? Mijn fractie vindt dat het klinkt als het verkopen van het tafelzilver om het diner te betalen. Zij wil zeker weten dat het over projecten gaat die zij anders niet zou kunnen financieren. Mijn fractie wijst een gedeeltelijke privatisering niet per definitie af, maar aan zo’n fundamentele koerswijziging moet echt een stevig verhaal ten grondslag liggen. De minister zal moeten uitleggen waarom de gebruikers, de energiesector en de overheid beter af zijn met een gedeeltelijk geprivatiseerd netbeheer nu en op de lange termijn.

In de energiebrief wordt vaak ingegaan op de grote faseervraag en de grote spelers. De fractie van D66 is ervan overtuigd dat decentraal een belangrijke rol zou moeten spelen. Ik vroeg de minister eerder om over decentrale energie een apart hoofdstuk op te nemen in zijn energierapport. Helaas komt het woord «decentraal» op 60 pagina’s maar vijf keer voor, waarvan twee keer in combinatie met «overheden». Dat kan wel wat beter. Ik vind dat echt een gemiste kans. Kan de minister voor het einde van dit jaar met een volwaardige visie komen op de kansen, uitdagingen en belemmeringen en met een structureel beleid voor duurzame energie?

De Europese doelstelling van 14% betreft de bijdrage van de energiesector om de doelstelling van 80% tot 95% CO2 te besparen. Die langetermijndoelstelling moeten wij zo kosteneffectief mogelijk bereiken. Wij hebben die doelstelling voor 2020 al staan. Daarmee wordt ook richting gegeven aan de investeringsbeslissingen in het bedrijfsleven. Die investeringstermijnen in de grootschalige energiesector zijn echter erg lang. De beslissingen die wij nu nemen, bepalen wat wij hebben in 2020. Ik roep de regering daarom op om in Europa te pleiten voor gemeenschappelijke doelstellingen voor 2030 en 2040, om ook de investeringsbeslissingen van over vijf jaar, de energiemix voor 2030 en 2040, te kunnen vaststellen. Dat geldt in ieder geval voor de CO2-doelen, maar het zou ook heel mooi zijn als dat voor de duurzame energiedoelen gerealiseerd kon worden.

Wij kijken niet naar het verleden maar zoeken echt naar kansen met het oog op de toekomst. Ik onderstreep dat mijn fractie het heel mooi zou vinden als met een breed front van partijen die stip op de horizon kon worden gezet en in het belang van burgers, bedrijfsleven en de rechtszekerheid vorm zouden kunnen geven aan die langetermijntransitie.

De voorzitter: De minister heeft zijn antwoord in eerste termijn in blokjes verdeeld. Ik stel voor om interrupties aan het eind van elk blokje te doen. Ik sta per woordvoerder twee interrupties toe.

Minister Verhagen: Voorzitter. Allereerst mijn gelukwensen aan mevrouw Van Veldhoven met haar verjaardag. Weer een jaar jonger. Ik wens haar ook geluk met haar inbreng en haar positieve invalshoek ten aanzien van het energierapport. Daarmee slaan we twee vliegen in een klap.

Om het wat overzichtelijker te maken, begin ik mijn antwoord met een inleiding waarin ik aangeef wat ik met dit rapport wil. Daarna zal ik ingaan op het moderne industriebeleid zoals dat door een aantal leden van uw Kamer naar voren is gebracht. Vervolgens sta ik stil bij de verduurzaming van de energie, zowel op de korte als lange termijn. Daarin neem ik elementen mee van de afspraken op langere termijn, de leveranciersverplichting, de opmerkingen die in dat kader gemaakt zijn over de bijstookverplichting en de elementen van de green deal. Daarna sta ik stil bij de infrastructuur en de hele discussie over de privatisering. Hoewel de leden redelijk tevreden waren over de brief die ik gestuurd heb over schaliegas zal ik nog een aantal elementen daarvan bespreken. Ten slotte ga ik in op de overige vragen. Die blokken hanteer ik, met uw goeddunken voorzitter.

In het energierapport staat de visie van de regering op het energiebeleid. De filosofie is dat energie en energiebeleid voor een groot deel economisch beleid zijn. Die staan centraal omdat wij daarmee geld kunnen verdienen. Tegelijkertijd moeten wij zorgdragen voor de betaalbaarheid van de energievoorziening op de langere termijn. Energiebeleid is internationaal beleid. Wij leven absoluut niet op een eiland. Als wij het internationaal aanpakken, dan kan dat energie goedkoper maken, oplossingen effectiever maken en de leverantiezekerheid veilig stellen. Gegeven die uitgangspunten is er ook een omschakeling nodig naar duurzame energiehuishouding die tegelijkertijd ook economische voordelen met zich meebrengt. Dat is de groei en bloei overigens, het element dat het niet alleen gaat over de verduurzaming, maar ook dat je daarmee gewoon geld kunt verdienen. Dit ook naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Van Vliet. Het gaat ook om een drastische vermindering van de uitstoot van CO2 oftewel het bereiken van een CO2-arme economie in 2050. Wij moeten dat in internationaal verband doen, en wel zodanig dat de omschakeling naar de CO2-arme economie ook goed is voor de Nederlandse economie. Wij bouwen op de kracht van onze energiebedrijven. Dat levert banen en inkomsten op. Ik ben wat dat betreft buitengewoon ingenomen met het advies van de heer Van der Veer over een nieuwe aanpak van energie als topsector.

In ons energiebeleid gaat het niet om «groen of grijs» of «groen of groei», maar om «groen én grijs» en «groen en groei». Wij doen dat door ruimte te geven aan alle vormen van energie, te werken aan verduurzaming, via het innovatiebeleid en de green deal, door ondernemers en onderzoekers bij elkaar te brengen, zoals mevrouw Verburg ook onderstreepte, om juist nieuwe vormen van duurzame energie te ontwikkelen en betaalbaar te maken.

Dit alles draagt bij voor zowel burgers als bedrijven aan een betaalbare en betrouwbare energievoorziening nu en in de toekomst. Ook uitgaande van realiteitszin hebben wij ruimte nodig voor fossiele brandstoffen. Die behoefte hebben wij niet alleen voor relatief schoon gas, maar ook voor kolencentrales. Kolencentrales moeten dan ook niet worden uitgesloten. Er moet juist geïnvesteerd worden in het schoner maken van die kolencentrales door het bijstoken van biomassa te verplichten. Ook kernenergie vervult een belangrijke rol op de weg naar een duurzame energiehuishouding. Kernenergie stoot geen CO2 uit. Nee zeggen tegen betaalbare, relatief schone fossiele brandstoffen betekent ja zeggen tegen hogere prijzen en een slechtere voorzieningszekerheid. Zo eenvoudig is het ook, zeker in die eerste periode. Het leidt niet tot minder CO2 omdat dat juist op Europees niveau is vastgelegd, in het emissiehandelssysteem via het emissieplafond. Ook op dit punt geldt dat wij niet op een eiland zitten.

De laatste pijler betreft de investeringen in de infrastructuur. De Europese markt en nieuwe vormen van energie maken investeringen in die infrastructuur gewoon nodig, los van het energierapport van de Europese Commissie. Ik heb al eerder in debatten gezegd dat het gaat om miljardeninvesteringen om de Europese energiemarkt veilig te stellen. Ook voor het gebruik maken van nieuwe vormen van energie zijn forse investeringen nodig. Ik denk dan alleen al aan de smart grids. Ik heb recent besloten om een aantal pilots op dat punt te stimuleren. Dat zijn kleinschalige pilots juist om ervaring mee op te doen. Als je dat echt grootschalig wilt uitrollen en optimaal gebruik wilt maken van een tweewegsysteem waarbij je duurzame energie aan het net kunt toevoegen, dan brengt dat heel grote investeringen met zich mee. Grensoverschrijdende samenwerking van netbeheerders is essentieel. Om die reden willen wij minderheidsprivatisering en private financiering van de landelijke netbeheerders mogelijk maken. Dat is ook gunstig met het oog op de ontwikkeling van de Noordwest-Europese markt en de miljardeninvesteringen die op het spel staan.

Om onze ambities te verwezenlijken, is een modern energiebeleid nodig. Dat hebben wij neergelegd in het energierapport. Het is een meer zakelijke en realistische benadering en tegelijkertijd een internationale en een economische insteek. Dat is de aftrap. Ik zei al eerder, dat wij niet alleen kijken naar energie als een essentiële randvoorwaarde voor bedrijvigheid in Nederland – zonder energie geen economische ontwikkeling en groei – maar ook naar energie als een economische topsector die op zichzelf staat. Wij hebben een hoogwaardige en innovatieve energiesector in Nederland. Die levert ook een substantiële bijdrage aan ons gewone nationale inkomen, aan banen, inkomsten, export en werkgelegenheid. Afgelopen vrijdag hebben die topteams, waaronder het topteam energie onder leiding van Jeroen van der Veer, adviezen aan mij uitgebracht. Die adviezen staan vol met maatregelen om concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven en de Nederlandse economie te versterken. Die adviezen heeft de Kamer inmiddels ook ontvangen. Deze zijn door het bedrijfsleven samen met kennisinstellingen opgezet. Ook de energieaanbeveling die in het plan van aanpak is vermeld, heb ik naar uw Kamer gestuurd. Ik constateer dat het advies van het topteam Energie eigenlijk heel goed aansluit bij het energierapport. Daarin wordt ingegaan op het benutten van economische kansen, voor zowel grijze als groene energie; grijs door van Nederland de gasrotonde te maken van Noordwest-Europa en «groen» door hernieuwbare energietechnologieën verder te ontwikkelen. Bij die ontwikkeling van die hernieuwbare energie maakt het advies, net als het energierapport, een helder onderscheid tussen de korte en de lange termijn. Om economische kanten te benutten is innovatie nodig in technologieën waarin Nederland sterk is. Op termijn moet er dus ook een einde komen aan exploitatiesubsidies. Ik vond het tekenend dat Van der Veer zei: als die 4 mld. die de afgelopen periode is uitgegeven of nog wordt uitgegeven voor windmolens op zee was gestoken in innovatie, dan was er een veel grotere slag met betrekking tot langeretermijndoelstellingen in relatie tot hernieuwbare energie gemaakt dan met het neerzetten van al die dure windmolens. Het topteam ziet op basis van een aantal onderzoeken kansen voor de Nederlandse economie, ook op het gebied van gas en windenergie op zee. Die kansrijke segmenten zijn voor mij heel herkenbaar. Het topteam adviseert daarnaast om een aantal concrete maatregelen te nemen om die concurrentiekracht te versterken zoals de invoering van de fiscale research and developmentaftrek en het instellen van een revolverend innovatiefonds. Ik heb in de brief van afgelopen vrijdag al aangegeven dat ik die maatregelen, de RDA-aftrek en het innovatiefonds zal invoeren. Voor Prinsjesdag kom ik met een uitgebreide reactie op al die adviezen. Ik ben ervan overtuigd dat er dan ook een pakket maatregelen ligt waarmee de energiesector en de andere topsectoren de komende jaren vooruit kunnen. Daarmee wordt een impuls gegeven aan de Nederlandse economie.

Niet alleen ik maar ook het topteam energie maakt onderscheid tussen duurzaamheid voor de lange en de korte termijn. Voor de lange termijn zet ik in op innovatie. Nieuwe technieken en nieuwe energiebronnen zijn nodig. Wij doen dat samen met ondernemers en onderzoekers. Alleen zo kun je nieuwe vormen van duurzame energie ontwikkelen. Zo wordt duurzame energie ook betaalbaar. Dat betekent wat mij betreft ook een duidelijke inzet om een einde te maken aan de subsidieconcurrentie tussen lidstaten. Voor de korte termijn, dus tot 2020, zorg ik via SDE-plus ervoor dat alleen de productie van de goedkoopste vormen van duurzame energie worden gestimuleerd. We zetten dan op de meest efficiënte wijze onze middelen in voor duurzame energie. Wij maken dan met de euro zoveel mogelijk meters op korte termijn. Hiermee zetten wij ook forse stappen naar het doel van 14% duurzame energie in 2020. SDE-plus zal zorgen voor een forse stijging van het aandeel duurzame energie van 4% nu naar 9%; dat blijkt ook uit de berekeningen. Er komt een verplichting om biomassa in kolencentrales mee te stoken voor producenten. Ik ben op dit moment in overleg. Ik heb daar gisteren nog over gesproken naar aanleiding van opmerkingen in de Telegraaf dat in sommige burelen van energieproducenten gevloekt werd toen men las dat er een verplichting kwam. Ik ben over de hoogte van die verlichting dus gewoon in overleg met de sector. Ik begrijp dat de Kamer op zich instemt met het idee van zo’n bijstookverplichting maar daarover nog wel vragen heeft. De heer Leegte vroeg wel om daarin fasering aan te brengen. Hij vroeg verder hoe een en ander zich verhoudt tot de langetermijnplannen. De heer Samsom verwees naar een leveranciersverplichting. Ik ben over de hoogte en vormgeving van die verplichting met de energiesector in overleg. Na het gesprek van gisteren heb ik er goede hoop op dat wij eruit kunnen komen op een zodanig fatsoenlijke wijze dat de overgang mogelijk wordt.

Ik streef met die verplichting naar een bijdrage van nog eens 2% extra duurzame energie. Het uitgangspunt is dat de verplichting die ik voor ogen heb, geregeld wordt in de green deal zodat die kan ingaan zodra de green deal gesloten is. Als dat niet gebeurt – nogmaals, op basis van de gesprekken die ik gisteren gevoerd heb, heb ik goede hoop dat wij eruit kunnen komen – dan kan ik dat via een wetstraject verplicht stellen. Dat zal echter meer tijd kosten. Als ik gewoon via de normale verhoudingen tot een resultaatsverplichting kan komen, dan heeft dat uiteraard mijn voorkeur. Zoals bekend, ben ik geen voorstander van extra bureaucratie en regels. Als ik er in goed overleg met de sector uit kan komen en een resultaatsverplichting zeker kan stellen, dan heeft dat mijn voorkeur. Daarmee komen wij al op 11% duurzame energie. Er zijn allerlei cynische commentaren geleverd dat wij deze slag totaal niet halen en die 14% alleen in theorie halen, maar wij zitten dan al op 11%, zonder die extra stappen.

Ik zie dan nog mogelijkheden om dit verder te verhogen. Allereerst kunnen wij duurzame energie importeren. Ik laat onderzoek doen naar de mogelijkheden daarvoor en zal de Kamer voor het einde van het jaar daarover informeren. Natuurlijk kijken wij daarbij ook naar de kosten die daarmee gemoeid zijn; mevrouw Van Tongeren hoeft zich daarover absoluut geen zorgen te maken. Wanneer ik spreek over de slag maken naar een duurzame en betaalbare energievoorziening voor onze burgers en het overeind houden van de economische ontwikkeling van de energiesector als groot belang van de Nederlandse economie, dan zijn dit de elementen die ik daarin meeneem. Ik geef wel op een briefje dat als wij van de ene op de andere dag die leveranciersverplichting invoeren, de hele energiesector naar IJsland gaat om de geisers te benutten. Dat zou met andere woorden slecht zijn voor de economie. Overigens is het leuke van die bijstookverplichting dat er een duurzame energievoorziening, of een verduurzaamde energievoorziening, in Nederland tot stand wordt gebracht; de leverancier wordt in Nederland gebracht tot een aandeel duurzame energie. In Nederland wordt er geld mee verdiend en werkgelegenheid zeker gesteld.

Om deze redenen ben ik met de energiesector, ondanks dat deze in gemeenschappelijkheid wel tot het idee kwam van de leveranciersverplichting, in gesprek. Dat biedt kansen. Ik wil daarover echter niet overnight beslissen, juist vanwege de kosten en de versterking van de Nederlandse economie. Ik bespreek met de energiesector ook de mogelijkheden voor de leveranciersverplichtingen. Daaraan zitten nog wat haken en ogen. Ik heb harde criteria gesteld. In overleg met de sector bekijk ik hoe daaraan tegemoet kan worden gekomen. Ten eerste moet er voldoende productie zijn voor hernieuwbare energie in Nederland. Die is niet alleen nodig voor de liquide markt, maar ook om problemen te voorkomen met macht- en prijsvorming. Verder wil ik onze eigen economie op dat punt ontwikkelen. De belangrijkste stimulans voor het realiseren van voldoende productie van hernieuwbare energie in Nederland is de bij- en meestook van biomassa in kolencentrales. Het staat de leverancier overigens vrij om dat aandeel hernieuwbare energie zelf in te vullen. De leverancier moet een bepaald aandeel hernieuwbare energie leveren in het kader van die leveranciersverplichting maar mag zelf kiezen of hij dat doet via wind op zee, biomassabijstook of wat dan ook. Dat maakt dan niet meer uit. De verplichting is nodig om zeker te stellen dat er voldoende in Nederland zelf wordt geproduceerd in plaats van dat er naar de IJslandse geisers wordt gelopen.

De verplichting moet efficiënter en effectiever zijn dan de SDE-plus. De hele discussie over de SDE-plus, ook al is die vastgelegd in het regeerakkoord als zijnde een alternatief voor de SDE, komt in een heel andere context te staan als er een leveranciersverplichting is om de doodeenvoudige reden dat je dan een verplicht aandeel hebt. Dan hoef je bepaalde vormen niet meer te stimuleren. Verder mag de Nederlandse consument er niet op achteruit gaan. Dat biedt overigens wel wat ruimte. De SDE-plus laat volgend jaar € 8 als opslag zien. Aan het einde van deze kabinetsperiode komt dat op zo’n € 25 en dat gaat dan nog verder omhoog. Er zit een plafond aan van 1,4 mld. dat beschikbaar is voor duurzame energie. Er is een aantal langlopende verplichtingen op basis van de oude SDE. Die loopt af en in de tussentijd stijgt de opslag. Als je op termijn op dat bedrag wilt komen en alle langlopende verplichtingen van voorgaande regelingen zijn afgelopen, dan praat je over heel wat meer bedragen. Dat bedrag is evenwel beschikbaar als kostprijs voor de consument in het geval de leveranciersverplichting leidt tot hogere kosten omdat leveranciers meer duurzame energie moeten leveren dan traditionele energie. Daartegenover staat het bedrag dat nu aan opslag wordt besteed. Daarin spelen dus variabelen een rol.

Twee andere elementen zijn voor mij ook voorwaarden. De invoering van de leveranciersverplichting moet passen in de Europese ontwikkelingen. Mevrouw Van Veldhoven wees daarop al terecht. Het is interessanter om dit Europees mee te nemen in de discussies. Verder moeten binnen de huidige vormgeving de winfull profits en marktmacht worden ondervangen. Ik kan nog niet overzien, qua timing, wanneer wij hieruit zijn. In het regeerakkoord staat dat de SDE-plus in 2014 wordt geëvalueerd. Naar mijn mening kunnen wij het beste naar aanleiding van die evaluatie een tijdpad kunnen bepalen. Ik ben met de heer Samsom en mevrouw Verburg eens dat het bepalen van de voorwaarden van de leveranciersverplichting de mogelijkheid biedt om langjarig met de sector goede afspraken te maken die niet bij de onverhoopte wijziging van de goede samenstelling van deze coalitie van tafel gaan. Ik proef ook uit zijn reactie dat de heer Samsom wil zeker stellen dat er een langjarig perspectief komt op die energie-economie. Daarvoor zijn langetermijnafspraken nodig.

Ik denk dat wij hiermee op zich goed op koers liggen met het realiseren van de doelstelling. Dat betekent natuurlijk niet dat er in de volgende kabinetsperioden niets meer hoeft te gebeuren. Het is een doel voor 2020 om die 14% op deze manier te realiseren. Over het onderwerp van brede energie kom ik zo dadelijk te spreken.

De voorzitter: Laten wij dit dan maar als een afgerond blokje beschouwen. Mevrouw Van Veldhoven en de heer Samsom willen u hierover een vraag stellen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. De minister sprak over de bijstook van biomassa. Ik neem aan dat hij ervoor zorgt dat de duurzaamheid daarbij verzekerd is.

Minister Verhagen: Ja, absoluut.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik stel in dat verband twee korte vragen. Ten eerste: garandeert de minister dat het geld van de verkoop van de energienetten ook echt gaat in het toekomstgericht maken van onze energie-infrastructuur?

Minister Verhagen: Daarover kom ik nog te spreken. Ik was daaraan nog niet toegekomen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik dacht dat de minister daarover al iets zei.

Minister Verhagen: Ik deed wat inleidende zinnen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dan zal ik de vraag straks nog stellen. De vraag die ik nu stel, gaat over het importeren van groene stroom om in totaliteit te komen tot 14%. De overheid gaat zelf geen groene stroom importeren. Welke ideeën heeft de minister over het uiteindelijk komen tot de import van groene stroom? Wordt dat onderdeel van de leveranciersverplichting? Moet men straks minimaal zoveel opwekken en minimaal zoveel importeren? De minister zegt dat hij het gaat onderzoeken, maar wat zijn nu zijn gedachten daarover in het licht van het feit dat de overheid zelf geen stroom importeert.

Minister Verhagen: Het is natuurlijk het gemakkelijkst om dat mee te nemen in de leveranciersverplichting. Met alle maatregelen en mooie stappen komen wij in 2014 op die 11% waarop ik net duidde. Wij willen echter naar die 14%. Wij kunnen in het kader van die leveranciersverplichting zeggen: u kunt hoog of laag springen, maar het wordt gewoon 14% duurzame energie. Dat is de verplichting die wordt opgelegd. Met de inmiddels gerealiseerde bijstook en meestook en de inmiddels gerealiseerde initiatieven die gestimuleerd zijn door de SDE-plus komt men op een zeker percentage. Dan is aanvullend nog een en ander nodig. Een energiebedrijf kan dan twee dingen doen. Het kan zijn percentage via meestook verhogen, het kan meer afnemen van windmolens of door aanleg van zijn smart grid dat zonnepaneel gebruiken of die elektrische auto van de heer Samsom. Als het dan nog tekort komt, dan kan het importeren.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Precies. Ik ben blij dat u bedrijven zoveel mogelijk zelf wilt laten bepalen hoe zij dat op de meest efficiënte en goedkoopste manier kunnen doen.

Minister Verhagen: Dat klopt.

De heer Samsom (PvdA): De randvoorwaarde is dat het niet slechter mag uitpakken voor consumenten. De vraag is dan: slechter dan wat? Wij moeten elkaar natuurlijk wel eerlijk en scherp houden. Als je die 14% duurzame energie wilt halen, waarvan een groot deel bestaat uit duurzame elektriciteit, dan is dat duurder dan de 1,4 mld. die op dit moment gereserveerd is. Hoeveel duurder kan mee- of tegenvallen, maar het wordt iets duurder. De consument, wij allemaal, zal er iets meer voor moeten gaan betalen. Ik heb de randvoorwaarden gelezen als: consumenten mogen niet slechter af zijn dan als dezelfde doelstelling wordt gehaald met een subsidiesysteem.

Minister Verhagen: Ja.

De heer Samsom (PvdA): Goed, dat is dan helder.

Minister Verhagen: Het moet efficiënter zijn.

De voorzitter: En dit leidt tot welke vraag?

De heer Samsom (PvdA): Het antwoord is al gegeven. Mijn vraag was of mijn interpretatie klopt.

Minister Verhagen: Ja, absoluut. De heer Samsom heeft dat goed gezien.

De heer Samsom (PvdA): Mijn andere vraag is de volgende. De minister sprak net als ik over het bieden van perspectief. De minister zegt dat dat perspectief geldt voor 2020. Ik hoop dat hij uit mijn inbreng goed heeft begrepen dat ik dat perspectief al zo snel mogelijk wil bieden. Dat hoeft niet morgen al in te gaan. Bedrijven moeten wel in 2012, uiterlijk op 1 januari 2013, weten wat zij vanaf 1 januari 2015 moeten gaan presteren om op 1 januari 2020 bij de doelstelling te zijn. Op die manier zie ik de tijdlijn voor mij. De minister zei net: we gaan in 2014 kijken hoe wij verder moeten gaan. Mijn inbreng was er echter op gericht om dat nu al te bepalen zodat wij weten hoe er na 2014 verder wordt gegaan.

Minister Verhagen: Ik zei dat het wordt gekoppeld aan die evaluatie van de SDE-plus in 2014. In het regeerakkoord staat dat de SDE-plus dan geëvalueerd wordt. De partijen hebben daarover in wijsheid besloten, zelfs gesteund door een gedoogpartij. Ik kan dus niet morgen de SDE-plus afschaffen om een leveranciersverplichting in te voeren, los van de vraag of het efficiënter zou zijn. Dat is een van die randvoorwaarden. Ik zei al dat het efficiënter moet zijn en om dat te bepalen, heb ik de gegevens van de evaluatie nodig. In overleg met de sector moet ik komen tot een leveranciersverplichting waarbinnen de voorwaarden die ik net noemde gerealiseerd kunnen worden. Daarbij mag niet het effect van die winfull profits optreden waarbij ik alleen maar de kas zit te spekken van de leverancier op kosten van de burger. Dat element speelt erin mee. Als ik op basis van de gesprekken met de sector en op basis van een idee van hoe het huidige systeem uitpakt tot de conclusie kom dat de leveranciersverplichting de beste methode is om op een economisch verantwoorde wijze te komen tot het halen van de doelstelling, dan kom ik uiteraard met voorstellen daarover naar de Kamer. Dat kan eerder gebeuren dan in 2015, jazeker. Ondanks het feit dat ik ervan overtuigd ben dat deze regering haar goede zekerheid en arbeid kan voortzetten tot minimaal 2015, als ik goede plannen heb die op instemming van de Kamer kunnen rekenen, dan zal ik het niet nalaten om daarmee naar de Kamer te komen, juist om zeker te stellen dat een en ander kan worden voortgezet in de volgende kabinetsperiode. Ik ben het namelijk helemaal met de heer Samsom eens dat beleid niet ieder jaar mag wisselen. Dat is namelijk de beste methode om ieder goed initiatief de nek om te draaien.

De heer Samsom (PvdA): Mijn inbreng was iets specifieker, net als die van mijn collega van het CDA naar ik begreep. De minister zegt: iets eerder is mogelijk. Wij dachten echter aan dit najaar.

De voorzitter: Een aantal andere leden wil ook nog vragen stellen.

Minister Verhagen: Zal ik dan eerst dit blokje afmaken?

De voorzitter: Laten wij dat doen en de vragen bewaren.

Minister Verhagen: Voorzitter. In dat energierapport geef ik mijn visie op de ontwikkeling van de energievoorziening richting 2020/2050. Dat is ook leidend bij alle afspraken die ik maak met de partijen en de energiesector over die bijstook en de leveranciersverplichting. Dat betreft de energievoorziening richting 2020/2050 waarop met name mevrouw Verburg wees. Die brede oproep in de Kamer tot een deal met de energiesector om die langetermijnafspraken veilig te stellen, kan worden beschouwd als steun voor die inzet. Ik sta voor een heel intensieve samenwerking met bedrijven en samenleving. In de green deal werken wij samen met maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers die samen met mij willen gaan voor duurzaamheid. Daarbij spreek ik ook met de energiebedrijven over de bijstook en meestook, over de leveranciersverplichting. Dat advies van Van der Veer kan ik daarbij ook gebruiken omdat dat nu juist een advies is van overheid, bedrijfsleven en wetenschap. Dat is tot stand gekomen via een intensief proces waarop iedereen input heeft kunnen leveren. De voorstellen van mevrouw Verburg en de heer Samsom zie ik dus ook als ondersteuning om een aanpak te hebben die deals sluit met bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties om dat zeker te stellen voor de toekomst; concrete afspraken met partijen die actie zullen ondernemen. Ik denk dat wij op die manier sneller tot resultaten kunnen komen, met concrete individuele afspraken, dan met een breed akkoord via het akkoord van Voorburg, Wassenaar of hoe je het allemaal wilt noemen.

Ik zal voor Prinsjesdag met een reactie komen op de adviezen van de topteams en de uitwerking van de Green Deal. Ik onderhandel op dit moment ook met zo’n 30 partijen over concrete voorstellen. Ik ga op twee punten van de voorstellen nu nader in. Allereerst de leveranciersverplichting en de aanpak na 2020. Ik sprak al kort over die leveranciersverplichting. Ik liep daarop vooruit in relatie tot de voorwaarden die wij daaraan stellen. De leden Verburg, Leegte en Samsom noemen die leveranciersverplichting als een belangrijk instrument om te komen tot een duurzame energiehuishouding. De heer Samsom verbreedde dat nog iets met een zeer daadkrachtig betoog om over te gaan tot de snelle invoering van een hybride leveranciersverplichting. Die daadkracht ondersteun ik uiteraard. Die is ook kenmerkend voor mij. Ik voel mij daardoor meteen aangesproken. Met diezelfde daadkracht heb ik besloten tot een bijstook- en meestookverplichting. Een maand geleden had de heer Samsom toch ook niet verwacht dat ik dat zou doen. Volgens mij had hij daarover in elk geval twijfels, maar goed. Ik streef in elk geval, met daadkracht waar dat nodig is, naar een energieakkoord dat ook aan bedrijven zekerheid biedt voor langere termijn. Een meerderheid van de Kamer steunt mij in de lijn van de SDE-plus, al dan niet met een groot enthousiasme zoals bij de heer Van Vliet. Wij hebben die bij- en meestook en een nader onderzoek naar de leveranciersverplichting. Dat kader staat.

De vraag is nu hoe snel die verplichting wordt ingevoerd. Naar mijn mening is daadkracht nodig, maar levert daadkracht het beste resultaat op als die gepaard gaat met realisme. Daarbij moeten alle belangen worden afgewogen. Het heeft geen zin om die verplichting gisteren al te hebben ingevoerd als die niet gerealiseerd kan worden. Ik moet zeggen dat die nuance mij niet helemaal opviel in het betoog van de heer Samsom. Ik kijk in dit verband niet alleen naar de portemonnee van de producent, maar ook naar die van de afnemer. Omdat de algemene energieraad zei dat het helemaal niet zo zeker is dat de leveranciersverplichting die in die hybride vorm op tafel is gelegd, zo positief uitpakt voor de consument. Die kanttekening plaats ik er nog even bij. Er zijn energiebedrijven die zeggen dat zij liever gisteren dan vandaag de leveranciersverplichting opgelegd hadden gekregen om langjarig zekerheid te krijgen. De zekerheden die daarin zijn ingebouwd, verzetten zich daar echter tegen.

Een ander punt van belang is de investeringszekerheid. Het halsoverkop wijzigen van een systeem zonder daarover vooraf goed na te denken, zal het investeringsklimaat als zodanig geen goed doen. De MEP is in een enorme sneltreinvaart en met veel daadkracht ingevoerd. Wij zitten nog steeds met de brokken daarvan. Het leek alsof wij het ei van Columbus hadden ontdekt en dat is toen op stel en sprong ingevoerd. Natuurlijk sta ik voor snelheid, maar ik sta ook voor zorgvuldigheid. Ik ga ervan uit dat de Kamer mij daarin in grote lijnen steunt. Als de heer Samsom mijn argumenten op zich laat inwerken, dan zal hij de zin daarvan moeten onderkennen.

De heer Samsom stelt wat al te gemakkelijk dat risico’s als winfull profits, te weinig liquiditeit en marktmacht afgedekt moeten worden in de voorwaarden. Dat kan ik op dit moment nog niet. Daarover ben ik juist in gesprek. Mevrouw Van Tongeren wees er naar mijn mening terecht op dat juist de details van die uitwerking cruciaal zijn. Het is voor mij het gemakkelijkst om te zeggen: ik heb gezegd 14% in 2020 en u zoekt maar uit hoe u dat doet. Mevrouw Van Tongeren heeft mij er echter terecht op gewezen dat de details belangrijk zijn. Het is niet eenvoudig om die te regelen. Dat is niet zo simpel te realiseren. Ik heb gezegd dat ik mij daadkrachtig ga inzetten voor het realiseren van de gestelde voorwaarden. Ik zie daarvan de voordelen namelijk wel degelijk in. Als zelfs de oude geestverwante van de PvdA, de stichting Natuur en Milieu, mij in deze kanttekeningen steunt, dan ben ik ervan overtuigd dat alles afwegende ook de heer Samsom mijn aanpak toejuicht.

Ik kom te spreken over de aanpak na 2020. De stappen voor het behalen van die 14% zijn afgezet tegen de doelstelling van 80/95 in 2050 relatief klein. Voor het energiebeleid is een Europese of internationale aanpak nodig. Wij moeten naar een Europese markt voor duurzame energie. Dat is het meest effectief en efficiënt. Wij kunnen het allemaal mooi geregeld hebben, maar omdat het niet realiseren van duurzaamheid grensoverschrijdende effecten heeft, hebben wij een probleem als andere landen niets doen. Mevrouw Wiegman stelde in dat verband ook dat wij niet helemaal op eigen houtje aan de slag moeten gaan. Een nationale deal voor na 2020 die geen rekening houdt met de Europese ontwikkelingen is naar mijn mening dan ook onverstandig. Ik zet mij graag in voor een effectief en efficiënt realiseren van de Europese doelen voor 2020. De discussie over de periode daarna voer ik graag ook in Europees verband.

Op het punt van de investeringszekerheid na 2020 ben ik het volledig eens met de opmerkingen van de heer Samsom, de heer Leegte en mevrouw Verburg. Om die reden zet ik mij in Europees verband ook in voor een CO2-doel na 2020. Ook dat is van belang in het kader van het bieden van zekerheden aan het bedrijfsleven. Wij hebben nu weliswaar een streefcijfer – de een roept 95%, de ander 80% en sommigen roepen zelfs 100% – maar dat is niet als zodanig in Europese doelen vastgesteld. Ik heb in mijn overleg met de Europese commissie gezegd dat wij die doelen gewoon hard zouden moeten vastleggen. Ik ben wat minder positief dan mevrouw Van Veldhoven over tussentijdse doelen, maar ik wil wel het doel van 2050 als Europees doel vastleggen in plaats van nu een streefcijfer te hebben.

Een aantal leden, waaronder mevrouw Verburg, vroeg naar de beschikbare middelen indien BARD failliet gaat. De restbudgetprocedure loopt op dit moment nog. Die procedure wordt beëindigd na de afronding van de onderhandelingen met Eneco en Nuon. Ik heb de Kamer daarover laatst ook een brief gestuurd. De verwachting is dat die laatste besprekingen tussen Eneco en Nuon deze zomer kunnen plaatsvinden. Dan wordt bezien hoe dat restbudget wordt ingezet. Als BARD failliet gaat voor de afronding van die procedure wordt het vrijgevallen budget toegewezen – het is niet anders – aan de volgende partij in de rangschikking, zoals gebruikelijk is in een tender. Indien BARD dus failliet gaat voor die tijd, dan wordt het gewoon toegewezen aan de volgende partij. Indien BARD failliet gaat na afronding van de restbudgetprocedure, dan valt het budget terug aan de algemene middelen. Wij kunnen dan wel extra verplichtingen aangaan in de SDE-plus. Als de totale uitgaven voor duurzame energie als zodanig dalen, dan kunnen wij dat niet.

De voorzitter: Ik vraag u even of het blokje nog heel lang is.

Minister Verhagen: Mevrouw Van Veldhoven sprak over een brief over decentraal duurzaam en de non-ETS-akkoorden. De heer Leegte heeft nog wat vragen gesteld over de ongunstige locaties waarop dure molens gebouwd worden. Dan kom ik nog te spreken over de bijmengingverplichting en de vraag van mevrouw Van Tongeren over of er meer overheidsgeld naar fossiel dan wel duurzaam gaat. Dat is dit blok. Daarna komen wij over de infrastructuur te spreken.

De voorzitter: Laten wij dit blokje dan nog even afmaken. Gaat u rustig verder.

Minister Verhagen: Mevrouw Van Veldhoven vroeg of ik een visie op decentraal duurzaam kan ontwikkelen. We stimuleren deze ontwikkeling via onder meer de SDE-plusregeling en de ontwikkeling van smart grids. Uiteraard kijken we ook naar het draagvlak voor de inpassing van duurzaam in de green deal. In de green deal heb je het veel over afspraken, juist op decentraal niveau. Daar zijn draagvlak en leereffecten een belangrijk onderdeel van. Ik neem de aspecten van decentraal duurzaam mee in mijn beleid. Ik vind dat het juist onderdeel moet zijn van het grotere plaatje. Als ik dat niet had gevonden, was het wel een apart hoofdstukje geweest buiten de negen keer die het in het stuk voorkomt. We hebben hier al vaker over gediscussieerd. De Kamer is vaak geïnteresseerd in allerlei subdoelen en kleinere projecten en wil die ook vastleggen, terwijl het mij juist gaat om het totaal, om het grotere plaatje. Alles draagt wel bij aan het totaal, maar je bereikt het grotere doel niet sneller of beter als je alle subonderdelen in detail of geïsoleerd uitwerkt.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd of ik in het kader van de green deal bereid ben, akkoorden af te sluiten met non-ETS-sectoren. Het antwoord daarop is ja. In het kader van de green deal kijk ik ook naar de vraag in hoeverre ik afspraken kan maken met deze sectoren.

De heer Leegte heeft, gelet op het feit dat wind niet op alle plaatsen in dezelfde hoeveelheid voorkomt, gevraagd of Duitsland zijn optimum voorbij is, omdat het op steeds ongunstiger locaties windmolens bouwt. Ik neem aan dat hij niet zozeer geïnteresseerd is in de investeringsbeslissing van een Duits bedrijf op basis van Duitse subsidies, maar dat hij wel wil voorkomen dat we in Nederland in dezelfde val trappen. De constatering van de heer Leegte dat het niet overal op alle plekken altijd even hard waait, is volkomen terecht. Dat is uiteraard de achterliggende reden. Daaruit kan alleen niet direct worden geconcludeerd dat Duitsland voorbij de optimale uitrol van windmolens is. Net zo goed als dat er mindere en betere zomers zijn, zijn er ook mindere en betere windjaren. Windparken zijn in het algemeen niet altijd op de meest optimale windplekken gebouwd, omdat besluiten tot de bouw van een windpark niet alleen afhankelijk zijn van de hoeveelheid wind in die regio maar ook van andere factoren, zoals het lokale investeringsbeleid, netinpassing, beschikbare ruimte, het lokale ruimtelijkeordeningsregime of misschien wel een Bondsdag, die net als hier opeens te hoop loopt tegen het plaatsen van windmolens in de buurt van Urk. Al dat soort zaken kunnen reden zijn om niet de meest ideale locatie te krijgen. In Nederland kennen wij een extra waarborg – wij lopen dus weer voorop op Duitsland – want met de SDE-plusregeling stimuleren we concurrentie tussen de goedkoopste alternatieven op dit moment. Dat maakt het hier aantrekkelijker.

In het kader van rare earth heeft de heer Leegte gevraagd of er überhaupt nog voldoende grondstoffen zijn voor magneten voor de rotoren van windmolens. Bij de productie van bepaalde turbines, waaronder turbines die permanente magneten nodig hebben, is ook zogenaamde zeldzame aarde nodig. Dat materiaal is overigens ruim beschikbaar in China, maar ook in de Verenigde Staten. In China wordt dit materiaal gewonnen en is het aanvankelijk gewoon op de markt gebracht in grote hoeveelheden tegen zeer lage prijzen. Recentelijk is er een exportrestrictie op toegepast. Men gaat dus wat verstandiger om met de beschikbare materialen. In de VS werd dit materiaal slechts in beperkte mate gewonnen. Dat zal overigens veranderen. Met de toenemende windambities wereldwijd zal een steeds groter beroep worden gedaan op dit specifieke materiaal. De marktprijs daarvan zal stijgen. Dat is een kwestie van vraag en aanbod, zoals de heer Leegte als rechtgeaarde liberaal ongetwijfeld weet. Een stijging van de prijs houdt in dat de winning in met name Noord-Amerika winstgevend wordt. In Noord-Amerikaanse mijnen wordt de exploitatie nu nog niet financieel haalbaar geacht, maar deze zal dat in de toekomst wel worden. De kostprijs van deze zeldzame aarde maakt overigens geen substantieel deel uit van de totaalprijs van een windmolen. Hoe dan ook zul je bij alles, ook bij de inzet van andere fossiele brandstoffen en/of duurzame-energietechnologieën, linksom of rechtsom gebruikmaken van schaarse middelen.

De heer Samsom wil naast de bij- en meestook ook een bijmengverplichting voor groen gas. Op dit moment zijn op het terrein van groen gas nog niet alle vragen beantwoord omdat er gewoon goed gekeken moet worden naar een aantal elementen. Ik denk daarbij aan het matchen van vraag en aanbod in dunbevolkte gebieden en aan het voldoen aan kwaliteitseisen. Op zichzelf wordt groen gas wel gestimuleerd, ook via de SDE-plusregeling. Dat kan zich ook in eigen tempo ontwikkelen. Als een aantal vragen dat op dit moment nog leeft, goed beantwoord wordt, zal er ook via de SDE-plusregeling meer richting groen gas gegaan worden. Daarnaast staat de bijmengverplichting voor biobrandstoffen open voor groen gas; er zit geen blokkade tussen. Ik meen dat de marktontwikkeling voor groen gas zich voorspoedig zal ontwikkelen de komende jaren. Ik denk niet dat het op dit moment goed zou zijn, juist gelet op de ontwikkelingen en gelet op een aantal onbeantwoorde vragen, om de markt nu weer anders te gaan ordenen. Ik heb daarover een ander standpunt.

Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd naar de bijdrage van publiek geld aan de kwestie fossiel versus duurzaam. We hebben daar al meerdere malen over gediscussieerd. Mevrouw Van Tongeren stelt dat het hanteren van degressieve tarieven in de energiebelasting subsidie is. Daarom stelt zij dat het publiek geld betreft. Ik heb in het energierapport uiteengezet waarom dit onterecht is. De vrijstelling voor kerosine en scheepvaartbrandstoffen is conform internationale verdragen. Dat is overigens ook geen subsidie. We volgen andere landen in de Europese Unie wat betreft de lagere dieselaccijns ten opzichte van benzineaccijns. Het gaat om een level playing field; het vermijden van grenseffecten met België. Als de prijzen van diesel zouden stijgen, zou een ander deel van de Kamer mij weer kapittelen over de hoge prijzen aan de pomp. Ik moet dan weer bordjes plaatsen en sites openen om te zorgen dat men diesel elders weer goedkoper kan kopen. Als je dan toch aan het rekenen bent, moet je daarbij betrekken dat de bpm en mrb voor dieselauto’s voor meer inkomsten bij de overheid zorgen. Het is dus niet zo dat je alleen maar zogenaamd subsidie zou geven. Een lagere belasting is naar mijn mening geen subsidie. Vrijstellingen van energiebelasting worden gegeven vanwege het level playing field of vanwege Europese afspraken op dat punt. Wij zijn veel terughoudender dan andere landen met vrijstellingen die de EG-richtlijn toestaat. Wij zijn daar in vergelijking met andere landen helemaal niet zo ruimhartig in. Al met al deel ik de rekensom van mevrouw Van Tongeren niet, maar ook dat zal haar niet verbazen, gelet op de eerdere discussies.

De heer Leegte (VVD): Ik dank de minister voor de antwoorden in het eerste blok, die helder en optimistisch waren, zoals het energierapport ook aangeeft. Wat betreft de leveranciersverplichting, gaat het natuurlijk om de 14% duurzame energie. We praten veel over elektriciteit. In zijn kostbare interruptie sprak de heer Samsom over 35% tot 38%. Kan de minister iets zeggen over de wijze waarop hij die verplichting gaat vormgeven als bijvoorbeeld natte bio-ethanol meer en sneller geïntroduceerd wordt, waardoor je in andere sectoren sneller een groter aandeel duurzame energie krijgt en je dus minder elektriciteit nodig zou hebben om aan die totale duurzaamheidsverplichting te voldoen? Wordt de sector een verplichting opgelegd in de zin van «sector, gij zult zorgen dat het 38% wordt in 2020» of kan 25% ook al voldoende zijn omdat bijvoorbeeld in de sectoren transport en warmte de voorspellingen sneller worden gerealiseerd dan gedacht?

Minister Verhagen: Het is moeilijk om te gaan speculeren. Deze elementen betrek ik wel bij de gesprekken met de sector. Het aardige van het topsectorenbeleid is dat onderzoekers en ondernemingen worden gematcht, waardoor in ieder geval potentieel kansrijke ontwikkelingen op het punt van innovatie worden meegenomen in de afweging hoe hoog dat percentage zou moeten zijn. Naarmate de leveranciersverplichting later wordt ingevoerd, is de zekerheid waarmee je stelt dat een bepaald percentage absoluut moet worden gehaald omdat anders de 2020-doelstelling niet wordt gehaald, natuurlijk alleen maar groter. De heer Leegte heeft enkele van zijn collega’s in de Kamer gekapitteld dat zij bepaalde stappen niet zetten onder de redenering dat als je altijd wacht op de nieuwste computer, je er nooit een koopt. Hij verweet zijn collega’s dat zij bepaalde keuzes ontliepen omdat zij dachten: morgen komt er nog iets mooiers. Op het moment dat ik de leveranciersverplichting niet formuleer omdat er misschien ontwikkelingen zijn waardoor ik minder duurzame elektriciteit hoef te produceren, kom ik ook nooit tot een vaststelling. Op een gegeven moment moet je in overleg met de sector tot een verantwoord percentage komen. Daarna voeren we dat in. De heer Leegte heeft er toch niets op tegen als we alvast een voorsprongetje hebben op onze 2050-doelstelling?

De heer Leegte (VVD): Nee. De achtergrond van mijn vraag is uiteraard dat er daarmee een robuuste garantie wordt gegeven aan de sector om te blijven investeren. Er moeten geen slimmigheidjes komen en men moet niet denken nog een beetje te kunnen marchanderen. Er wordt een duidelijk doel gesteld voor elektriciteit en voor de andere sectoren.

Minister Verhagen: Dat klopt.

De heer Paulus Jansen (SP): Voordat ik mijn kostbare interruptie in de strijd gooi, zou ik het toch fijn vinden als ik antwoord krijg op de enige vraag die ik over het energierapport gesteld heb. Ik heb gezegd dat het energierapport dermate sterk leunt op de vrijwillige afspraken met maatschappelijke partijen, de green deal, dat het voor de hand zou liggen dat de Kamer pas een eindoordeel geeft over de strategie van het energierapport als zij de green deal kent en weet of dat kan. Is de minister dat met mij eens?

Minister Verhagen: Het is aan de Kamer wanneer zij haar eindoordelen uitspreekt; daar ga ik niet over. Daarnaast is het niet zo dat het energierapport en de wijze waarop wij in de toekomst willen omgaan met onze energiesector en onze energieleveranties, staan of vallen met de green deal. De green deal is een essentieel onderdeel van het totaal van ons energiebeleid, maar juist die weging en de essentie daarvan is in dit energierapport wel degelijk aangegeven. Het staat de Kamer uiteraard vrij om haar oordelen op te schorten; daar ga ik niet over.

De heer Paulus Jansen (SP): Deze discussie zetten we dan voort met de collega’s, al dan niet met een motie.

Minister Verhagen: Zelfs met een motie kun je geen oordeel afdwingen. Over dat oordeel gaat de Kamer, maar ik niet. Dat is het enige wat ik zeg.

De heer Paulus Jansen (SP): De boodschap is dat het eigenlijk pas goed mogelijk is om het pakket te bekijken op het moment dat we ook weten wat het in de praktijk inhoudt. Mijn pleidooi is inderdaad om pas op dat moment erover te besluiten. Maar goed, die discussie gaan we elders voeren. Mijn vraag was gericht op de strategie van de minister bij de verduurzaming van de energievoorziening. Hij heeft gesteld dat er een verschil bestaat tussen de korte en de lange termijn. Op de lange termijn gaat de minister voor innovatie omdat dit de kostprijs verlaagt, maar waarom kiest hij dan voor de korte termijn om meters te maken voor de strategie bijstook biomassa en import energie? Dat zijn wat mij betreft met stip de minst innovatieve technieken die kunnen worden ingezet. Met andere woorden, de korte termijn draagt het minst bij aan de lange termijn. Hoe valt dat met elkaar te rijmen?

Minister Verhagen: Enerzijds wordt gevraagd hoe de 2050-doelstelling – dat is dus de lange termijn – wordt gerealiseerd. Ik schets een pad en wil, mede op verzoek van de Kamer, bepaalde afspraken maken. Anderzijds hebben we ons gecommitteerd aan de kortetermijndoelstellingen, die van 2020. Ik heb geconstateerd dat we met het geweldige beleid van voorgaande kabinetten op 4% zitten. Ik zet stappen om ten eerste al tot meer dan een verdubbeling te komen via de SDE-plusregeling, van 4% tot 9%. Ten tweede zit ik met de bij- en meestook al op 11%. Als ik deze zogenaamd conservatieve instrumenten moet afwijzen, dan blijven we zitten op 4%. De heer Paulus Jansen moet dan niet met een air komen van «we gaan 14% duurzame energie in 2020 realiseren». Ik geef hem op een briefje dat we op die manier, ook al innoveren we tegen de klippen op, in 2020 niet die 14% gerealiseerd zullen hebben. Ik heb het er dan over dat die 14% daadwerkelijk gerealiseerd wordt en niet op papier of de potentie daartoe hebbend.

De heer Paulus Jansen (SP): Dat laatste ben ik helemaal met de minister eens. Dat roepen wij al jaren. Deze minister is ook minister van innovatie. Er is een algemeen probleem in Nederland dat wij heel goed zijn in het ontwikkelen van kennis, het verrichten van fundamenteel onderzoek, en dat wij er heel slecht in zijn om die kennis uiteindelijk om te zetten in producten die op termijn bijdragen aan de economie. Dat is het gat tussen ontwikkeling en opschalen. Is de strategie die de minister volgt geen schoolvoorbeeld van dat we de boot weer gaan missen omdat bijvoorbeeld wind op zee op deze manier weer verwaarloosd wordt?

Minister Verhagen: Juist niet. In het rapport van het energietopteam is heel duidelijk naar voren gekomen dat de denkfout die vorige kabinetten hebben gemaakt, is dat je met exploitatiesubsidies de innovatie stimuleert. Van der Veer spreekt over 4 mld. Als met dat geld een innovatie ingezet was, hadden we op het punt van de langetermijndoelstellingen meer gerealiseerd dan die paar windmolens die op dit moment op zee gerealiseerd worden. Die kosten namelijk veel meer. We hebben te veel ingezet op exploitatiesubsidies in plaats van gezorgd dat de techniek goedkoper is geworden. Ik ben het volledig met de heer Paulus Jansen eens dat kennis niet op de plank moet blijven liggen, maar omgezet moet worden in producten in de markt. Dat is exact de reden waarom we in de topsectorenaanpak kennisinstellingen met het bedrijfsleven samen om de tafel gezet hebben om te spreken over de vraag hoe te zorgen voor kennis en kunde naar kassa. Daar kan ook klimaat bij als vierde K, zoals mevrouw Verburg in het vorige debat zei. We zijn best creatief, maar we slagen er niet in om producten op de markt te zetten. We willen met het energierapport juist bereiken dat dit wel gebeurt. We zijn het daarover niet oneens, mijnheer Paulus Jansen.

De voorzitter: Ik kijk naar de klok en inventariseer even of degenen die zich zojuist gemeld hebben om een vraag te stellen, die daadwerkelijk nog willen stellen. Hebt u die behoefte nog, mevrouw Verburg?

Mevrouw Verburg (CDA): Ik heb die behoefte niet meer, onder voorwaarde dat we een tweede termijn krijgen.

De voorzitter: Daar gaat u zelf over.

Mevrouw Verburg (CDA): Nee, nee. Het hangt mede van de beantwoording van de minister af of we een tweede termijn willen. Hoeveel mapjes heeft de minister nog?

Minister Verhagen: Ik heb er nog drie: infrastructuur, schaliegas en overige. In «overige» kan overigens heel veel zitten.

Mevrouw Verburg (CDA): Ik opteer dan voor een tweede termijn.

De voorzitter: Mevrouw Van Tongeren heeft wellicht nog een vraag.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Eerst even een kleine verbijsterde reactie dat de minister van economie zegt ...

De voorzitter: Een reactie moet u in tweede termijn geven. U moet zich nu concentreren op een interruptie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb ook een vraag, maar ik wilde dit even constateren omdat ik het vrij schokkend vind dat de minister van economie zegt dat belastinguitgaven fundamenteel iets anders zijn dan subsidie. In beide gevallen is de schatkist in de min en degene aan de andere kant in de plus. Elke econoom zal hem kunnen uitleggen dat dit op hetzelfde neerkomt.

Mijn vraag gaat over de consumenten. De minister heeft gezegd dat de kosten voor de consument gelijk moeten blijven of dat zij beter af zijn, maar als ik het lijstje van het energierapport afloop zie ik iets anders. Er komen extra kosten op het administratieve gebied voor de netten. Daarnaast is sprake van staatssteun – je kunt van mening zijn dat die terecht is, maar die is er wel – van ongeveer € 750 per jaar per gezin. Verder verzekeren we met zijn allen de kerncentrales. Voorts hebben we een goede mogelijkheid dat we duurdere ...

Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Dit is een tweede termijn en dat pik ik niet. Of we plegen interrupties, waarin vragen worden gesteld aan de minister, of we houden een tweede termijn.

De voorzitter: Iedereen heeft een stukje inleiding nodig voor zijn vraag.

Mevrouw Verburg (CDA): Dit is gewoon een inleiding op een tweede termijn!

De voorzitter: Ik beoordeel dat. Ik laat het hierbij op dit moment en neem kennis van uw opmerkingen. Mevrouw Van Tongeren komt tot een vraag.

Mevrouw Verburg (CDA): Ik vraag u wel om het tot interrupties te beperken. Anders heb ik nog wel vijf termijnen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Minister Verhagen lukt het over het algemeen vrij goed om mijn vragen te beantwoorden.

In het energierapport staat een punt of vijf, zes, waarbij de kosten wel degelijk naar de consument geschoven worden. De enige plek waar de consument echt in zijn algemeenheid vraagt om steun, zie ik er niet in staan. Dat is decentrale opwekking. Op dat punt komt de consument er vrij bekaaid af. Ik vraag de minister om vanuit het perspectief van de consument nogmaals zijn visie te schetsen en te schetsen hoe de consument met deze hele set aan ingrepen zowel schonere als betaalbaardere energie krijgt.

Minister Verhagen: Ik verwijs naar mijn inleiding. Anders kunnen we weer opnieuw beginnen. Dat kost een kwartier. Dat mevrouw Van Tongeren het niet eens is met de lijn die ik geschetst heb, is all in the game. Het is het lot van een politicus dat je het niet met iedereen altijd eens bent. Het is haar goed recht om het een verkeerd beleid te vinden, maar als zij stelt dat ik niet zou hebben geschetst wat de consequenties zijn voor de consument, is dat niet juist. Ik heb dat namelijk in mijn hele betoog gedaan.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat is niet wat ik de minister wilde vragen. De minister stelt dat de consument niet duurder uit is. Ik vraag hem of dat zo is. Ik gaf een reeks voorbeelden.

Minister Verhagen: Mijn stelling is niet dat de consument niet duurder uit is. Bijvoorbeeld als de olieprijs stijgt of als duurzame energie duurder is dan fossiele brandstoffen, is de consument duurder uit. Op het moment dat er een smart grid moet komen zodat ik mijn zonnepaneel weer terug kan geven aan het net en er niet alleen eenrichtingsverkeer is, is de consument duurder uit. Al die investeringen kosten geld, of het nu windmolens, zonnepanelen of smart grids zijn of nog iets anders. Mijn stelling is dat het als ik een leveranciersverplichting invoer, efficiënter moet zijn dan het huidige systeem. Dat je een opslag betaalt van € 5 of € 8, oplopend tot bijvoorbeeld € 100 in het jaar X, geeft al aan dat het meer geld kost. Mijn stelling is dat mijn energievisie ieder geval goedkoper is voor de consument dan die van GroenLinks. Wat mevrouw Van Tongeren stelt, zal in ieder geval niet leiden tot een lagere energierekening. Zij wil geen kernenergie en kolen, maar wel extra belastingen. Dat is grosso modo het beleid van GroenLinks. Ik kan de Nederlandse consument verzekeren dat dit in ieder geval niet zal leiden tot een lagere energierekening.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Laten we dat eens doorrekenen, het energiescenario van GroenLinks versus het huidige beleid. Ik heb meerdere malen gevraagd of ECN dat eens naast elkaar wil leggen. Daar zou ik zeer in geïnteresseerd zijn.

Minister Verhagen: Het staat GroenLinks vrij om te laten doorrekenen wat hij wil. Laten we het zo stellen dat de eerdere rapportage van GroenLinks over de kosten voor grijze energie niet wordt onderschreven door de normale rekenmeesters.

De voorzitter: U hebt nog drie blokjes. Ik heb begrepen dat de leden nog een tweede termijn willen. Ik stel voor dat we kort en bondig vervolgen.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik kom bij het blokje infrastructuur. Allen zijn we het eens dat we tot 2020, en zeker daarna, voor een enorme uitdaging staan om ons als Europa en Nederland verder te begeven in de richting van een CO2-arme economie. Dat vraagt om enorme investeringen, niet alleen in Nederland, maar in heel Europa, niet alleen in duurzaam, maar ook met name in de infrastructuur. Een goede infrastructuur is onontbeerlijk om duurzame energie op het net toe te laten en om onze ambities als energieland waar te maken. Het inpassen van extra duurzame energie op een internationale energiemarkt vergt grote investeringen van de landelijke netbeheerders. Dat kunnen nationale landelijke netbeheerders niet alleen. Enerzijds vergt het meer ruimte voor investeringen. Privaat kapitaal kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren, zeker in tijden dat nationale overheden te maken hebben met sterke budgettaire beperkingen in verband met de noodzaak om de overheidsfinanciën op orde te krijgen, dus om niet op de pof te leven. Anderzijds vergt het een goede samenwerking tussen de landelijke netbeheerders. Ik wil de grensoverschrijdende samenwerking bevorderen om zo de landelijke netbeheerder in staat te stellen, in te spelen op de uitdagingen in de toekomst en de Europese markt verder te versterken. Het toestaan van een minderheidsprivatisering biedt een oplossing voor beide beperkingen. Daarmee wordt meer ruimte voor privaat kapitaal vrijgemaakt. Daarnaast geldt dat netbeheerders in andere landen al deels in private handen zijn. Het huidige privatiseringsverbod maakt het bijvoorbeeld TenneT onmogelijk om te participeren in deze markt. Tegelijkertijd wordt het netbeheerders onmogelijk gemaakt om gestalte te geven aan een samenwerking. In de voorstellen in het energierapport gaat het zeer nadrukkelijk om een minderheidsprivatisering. Dit houdt in dat de Staat een meerderheid van de aandelen en dus de zeggenschap in handen houdt. Dat is een zeer nadrukkelijke voorwaarde.

De heer Samsom heeft gevraagd of de minderheidsprivatisering niet via een andere constructie kan, zoals certificaten. Ik beoog twee doelen: ruimte voor grensoverschrijdende participaties en de mogelijkheid om private financiering aan te trekken. De heer Samsom heeft gevraagd naar het tweede doel. In wet- en regelgeving worden op dit moment strikte voorwaarden gesteld aan de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, juist om financiële stabiliteit te garanderen. De verhouding is 30/70. Dit betreft het Besluit financieel beheer netbeheerder. Daar wil het kabinet aan vasthouden. Dit houdt in dat als je forse investeringen moet doen, je eigen vermogen moet bijstorten. Volgens dat besluit mag je anders die investeringen niet doen. Ik ben het op zichzelf genomen eens met de heer Samsom over de vormgeving. Het aantrekken van nieuw vermogen kan op een aantal manieren plaatsvinden, zoals via het uitgeven van aandelen, maar het kan ook via het uitgeven van certificaten. Over de vormgeving valt zeker te praten. De opmerkingen van de heer Samsom op dat punt in relatie tot pensioenfondsen spreken mij ook zeker aan. Vanzelfsprekend moet ik de Europese regelgeving in acht nemen. Ik zal bij de uiteindelijke vormgeving daarom niet over een nacht ijs gaan – ik zal dus niet morgen naar de beurs gaan om aandelen op de markt te brengen – maar de verschillende mogelijkheden op dit punt zorgvuldig onderzoeken.

Het is belangrijk om de meerderheid van de zeggenschap in publieke handen te houden – ik neem aan dat de heer Samsom het daarmee eens is – en om de onafhankelijkheid van het net zeker te stellen. Beide zaken zijn nodig om de energiezekerheid, die voor mij vooropstaat, te borgen. De minderheidsprivatisering heeft niet alleen tot doel om meer geld vrij te maken maar ook om grensoverschrijdende participatie mogelijk te maken, mede gelet op de Noordwest-Europese markt. Bij een minderheidsprivatisering zijn er verschillende manieren om extra geld aan te trekken. Daar wil ik ook zeer nadrukkelijk de manier die de heer Samsom noemde, bij betrekken.

De heer Paulus Jansen heeft gevraagd of deze stap zal leiden tot hogere tarieven, omdat private investeerders alleen genoegen zouden nemen met hogere rendementen. Er is geen sprake van hogere tarieven, want de NMa stelt het toegestane rendement vast op basis van objectieve criteria. Dat staat dus op zich los van of het privaat of publiek eigendom is.

De heer Van Vliet heeft gevraagd welk voordeel de burger heeft van de minderheidsprivatisering. Ik kan over de gevolgen voor de burgers in Nederland vrij kort zijn. Er zijn forse investeringen noodzakelijk om tal van redenen die ik al geschetst heb. Daarvoor is extra eigen vermogen nodig. Door minderheidsprivatisering zijn ook private financieringen mogelijk, in tegenstelling tot de huidige situatie, en is dus minder belastinggeld nodig. Dat is positief voor burgers en voor bedrijven. Ook op termijn verwacht ik voordelen van grensoverschrijdende participatie. Dat is goed voor de Noordwest-Europese markt. Ook voor de energiesector als economische sector is de verdere ontwikkeling van de Noordwest-Europese markt van belang vanwege de exportmogelijkheden, omdat daarmee banen en inkomsten veilig worden gesteld. Ik zorg zowel voor een zo laag mogelijke prijs als voor een betrouwbare energievoorziening door een goed werkende markt. Dat is uiteindelijk ook nog voordelig voor burgers en bedrijven in Nederland.

Mevrouw Wiegman vroeg zich af of de aankoop van een net in Duitsland door TenneT duurkoop was. Ik denk dat dit niet het geval is. Net als in Nederland worden de inkomsten van TenneT in Duitsland gereguleerd. Dat is ook door de Duitse tegenhanger van de NMa gedaan. Net als in Nederland wordt een marktconform rendement op investeringen toegestaan. Bij het geven van de toestemming door de aandeelhouder, in dit geval de minister van Financiën, aan TenneT om dat net over te nemen, is gekeken naar zowel de financiële als de strategische ratio. Tevens is gekeken in hoeverre deze aansluiting had bij het energiebeleid.

Mevrouw Verburg stelde zeer nadrukkelijk dat de privatisering niet ten koste mag gaan van de energiezekerheid. Het belangrijkste doel om over te gaan tot privatisering is juist om te komen tot een sterke Noordwest-Europese energiemarkt. Die leidt tot stabiele prijzen en tot een grotere energiezekerheid. Ik ben het van harte eens met het uitgangspunt dat mevrouw Verburg over de privatisering formuleerde.

Zowel de heer Van Vliet als mevrouw Van Veldhoven vroeg of de opbrengst van de privatisering in de schatkist verdwijnt. Het gaat om een uitbreiding van het eigen vermogen van TenneT en de Gasunie. Daarmee worden de internationale samenwerking en het financieren van grote investeringen mogelijk gemaakt zonder een extra injectie vanuit de schatkist, die anders zou moeten plaatsvinden. Er is geen sprake van een verkoopopbrengst ten behoeve van de schatkist.

De heer Van Vliet heeft gevraagd hoe extra kapitaalinvesteringen plaats zullen vinden. Dat zal afhankelijk zijn van de geïnteresseerde investeerders. Ik weet dat er belangstelling is, ook uit de sector. We zullen eerst nog zorgvuldig moeten kijken naar de exacte vormgeving. Daarbij heb ik toegezegd dat ik de elementen die de heer Samsom naar voren heeft gebracht, erbij betrek.

De heer Van Vliet vroeg daarnaast hoe een en ander gaat met de gasnetten, omdat hij daar zelf geen goed zicht op heeft. Zowel de landelijke gasnetten als de elektriciteitsnetten zijn volledig in staatshanden. Dat geldt ook voor de Gasunie. Er is eenzelfde situatie als bij TenneT. Ik verwacht dat het extra kapitaal voor investeringen ook geleverd kan worden door dit mogelijk te maken.

De heer Van Vliet (PVV): Ik heb ook gevraagd of er al een raming van de opbrengst gegeven kan worden van een eventuele minderheidsprivatisering van TenneT. Daarnaast heb ik nog een andere vraag gesteld. Ik verwees daarbij specifiek naar de Voorjaarsnota, waarin de herkapitalisatie van 600 mln. is vermeld. TenneT heeft eerder investeringen gedaan in Duitsland en was blijkbaar in staat om daarvoor kapitaal op de markt aan te trekken. Hoe verhoudt zich dat tot de injectie door de belastingbetaler? Wat gaat die kosten aan rente voor de Staat?

Minister Verhagen: Het is moeilijk om direct een inschatting te maken van de opbrengsten. Het is ook nog afhankelijk van de vorm waarvoor je kiest. De opbrengst van de vorm waar de heer Samsom voor kiest, zal wellicht anders zijn dan wanneer je aandelen gaat verkopen. Ik kan die inschatting op dit moment niet maken. Het enige wat ik weet is dat er op zich interesse is om hierin te gaan participeren. Ik denk dat dit ook nodig is om investeringen te kunnen doen en om de goed werkende Noordwest-Europese markt mogelijk te maken.

De heer Van Vliet sprak verder over de bijstorting die recentelijk heeft plaatsgevonden, waarover de minister van Financiën een en ander heeft opgemerkt in de Voorjaarsnota. De heer Van Vliet wekte de suggestie dat de bijstorting noodzakelijk was vanwege de aankopen in Duitsland. Dat is echter niet geval. De bijstorting van 600 mln. is nodig voor investeringen in Nederland. TenneT heeft de wettelijke taak om te zorgen voor voldoende capaciteit. Om hieraan invulling te geven heeft TenneT tot 2020 een investeringsprogramma van 5 mld. Door een storting van de 600 mln. op de bestaande aandelen – het betreft eigen vermogen – kan TenneT zijn wettelijke taak in Nederland naar behoren uit blijven voeren en tegelijkertijd een financieel gezonde onderneming blijven. De investeringsagenda van 5 mld. tot 2020 ziet specifiek en alleen toe op investeringen die in Nederland plaatsvinden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik dank de minister voor de bevestiging dat niets van het geld dat de verkoop oplevert, terug zal vloeien in de staatskas, maar dat het bedoeld is om TenneT in de gelegenheid te stellen, ons net toekomstgericht te maken. Kan de minister iets meer vertellen over hoe hij de onafhankelijkheid, een heel belangrijk punt, wil blijven garanderen?

Minister Verhagen: Dat doe ik allereerst door voorwaarden te stellen aan wie er wordt verkocht. Daarnaast doe ik dat door de meerderheid van de aandelen in publieke handen te houden. Daarmee kun je die zekerheden inbouwen, net zoals dit nu al gebeurt. Ik onderstreep dat wij geen bestaand eigen vermogen verkopen. Daar zit misschien de vrees van mevrouw Van Veldhoven dat de opbrengst naar de schatkist zou vloeien, ook al heeft zij genoegen genomen met de verzekering van mij dat dit niet het geval is. Als wij wel bestaand eigen vermogen zouden verkopen, zou het geld inderdaad in de schatkist vloeien. Wij maken het echter mogelijk om extra privaat vermogen aan te trekken. Daarom reageer ik niet bij voorbaat afwijzend op de suggestie van de heer Samsom. Dat zou anders liggen op het moment dat wel eigen vermogen wordt verkocht om daarmee een hoop geld binnen te halen.

Voorzitter. Ik ga verder met het blokje over schaliegas. Het winnen en gebruiken van gas speelt al decennialang een heel belangrijke rol in de Nederlandse maar ook in de Europese energievoorziening. Uiteraard willen we dat dit zo lang mogelijk zo blijft. Gas is een schone, betaalbare en flexibele energiebron. Het is zelfs de schoonste fossiele energie. Nederland kan er geld mee verdienen en er banen en inkomsten mee zeker stellen. Op zichzelf zou de ontwikkeling van schaliegas in Nederland een bijdrage daaraan kunnen leveren, ook om onze ambitie om gasvoorraden in te zetten te realiseren. Tegelijkertijd ben ik mij heel goed bewust, zoals ik in de brief heb onderstreept, van het feit dat er bij tal van mensen, gemeenten en provincies zorgen bestaan over de vraag of dit wel verantwoord kan. Er leven zorgen over de opsporing en de winning, onder andere naar aanleiding van berichten uit andere landen. Als je die berichten hoort, zijn de zorgen begrijpelijk. Die moet je daarom ook serieus nemen. Ik benadruk dat bij het boren naar schaliegas dezelfde techniek gebruikt wordt als bij het boren naar conventionele gasreserves. In krantenberichten werd het zogenaamde fracken genoemd als iets heel engs, terwijl dat exact dezelfde techniek is die al decennialang in Nederland wordt toegepast en er zich in Nederland in de praktijk geen problemen mee hebben voorgedaan. De komende tijd zullen voorbereidende werkzaamheden plaatsvinden op de geplande locatie voor de proefboring naar schaliegas. Die werkzaamheden zullen aan het einde van de zomer worden afgerond. Er wordt niet begonnen met boren, het gaat enkel om de voorbereidingen. Op dit punt worden dus geen onomkeerbare stappen gezet. De feitelijke proefboring zal pas aan het eind van dit jaar kunnen plaatsvinden.

Naar aanleiding van de bevindingen in het Verenigd Koninkrijk heeft het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) Cuadrilla Resources schriftelijk laten dat voorafgaande aan de indiening van het boorprogramma onderzocht moet zijn wat de oorzaken zijn van de trillingen in het Verenigd Koninkrijk, even los van het feit dat daar sprake is van een andere geologische situatie dan in Nederland. Als uit dat onderzoek blijkt dat er mogelijk een verband is tussen frackingoperaties en de geregistreerde trillingen, dan dient hier ook rekening mee gehouden te worden bij het uitvoeren van een activiteit hier. Indien de veiligheid van het ingediende boorprogramma niet is gegarandeerd en dus sprake is van onacceptabele risico’s, heeft het SodM voldoende instrumenten om de toestemming voor de boring te weigeren. Op die manier waarborg ik met de toezichthouder dat er geen proefboringen plaats zullen vinden totdat de veiligheid verzekerd is en er afdoende rekening is gehouden met de onderzoeksresultaten van de aardbevingen in het Verenigd Koninkrijk. Uiteraard zullen we met de betrokken overheden, ook in de provincie Noord-Brabant, hierover zorgvuldig communiceren.

De heer Paulus Jansen wees op de situatie in het Verenigd Koninkrijk. Het is mogelijk dat de lokale geologische situatie daar de gevoeligheid voor bevingen vergroot. Er moet worden gekeken naar de bevindingen uit de onderzoeken in het Verenigd Koninkrijk, maar er moet ook gekeken worden naar de specifieke situatie in Noord-Brabant, waar de proefboring zou plaatsvinden. Het SodM heeft ook aan de vergunninghouder aangegeven dat dit moet worden gedaan.

De heer Paulus Jansen heeft verder gevraagd op basis van welke informatie ik meen een uitspraak te kunnen doen over de methaanlekkages in de VS. Al deze lekkages zijn uitgebreid onderzocht. De resultaten daarvan zijn onder meer meegenomen in een onafhankelijk rapport over schaliegas, dat onder andere in het Verenigd Koninkrijk is uitgekomen. Uit al die rapporten blijkt dat de oorzaak in vrijwel alle gevallen de slechte kwaliteit van het boren en van het sedimenteren van de putten is. Om dit te voorkomen is de Nederlandse wetgeving hierop adequaat toegerust. Nogmaals, met deze techniek hebben we in Nederland al enige decennia ervaring, ook bij normale activiteiten. De methaanlekkages in de VS zijn direct te wijten aan totaal andere eisen die aan de manier van boren en sedimenteren worden gesteld. Met de eisen die in de Nederlandse wetgeving aan het boren en het fracken worden gesteld, wordt het lekken van methaangas uitgesloten. In de lange traditie van boren naar gas in Nederland heeft dit soort incidenten zich ook nog nooit voorgedaan. Wij stellen dat dit komt doordat andere eisen worden gesteld aan de wijze van opereren.

Voorts heeft de heer Paulus Jansen gevraagd of ik in beeld kan brengen op welke wijze een mogelijke winning kan plaatsvinden met de minste gevolgen voor het landschap. Uiteraard zal ik dit absoluut in beeld laten brengen. Om dit te kunnen doen, zal eerst een goed inzicht verkregen moeten worden in hoeveel gas er ondergronds aanwezig is en hoe goed dat wil stromen. Met die informatie kan een beeld gevormd worden welke techniek en welke installaties er nodig zijn voor de winning van het schaliegas. Op basis daarvan krijgen we inzicht in de effecten op het landschap. Maar juist om dit goed te kunnen beoordelen heb je eerst die proefboring nodig, want anders krijg je die informatie niet.

De heer Paulus Jansen heeft ook gevraagd welke handelingen de bevoegde verwerker van het afvalwater van het fracken gaat verrichten. In Nederland zijn er verschillende afvalwaterverwerkingsbedrijven, die verschillende afvalstromen kunnen behandelen. Welk bedrijf het afvalwater zal gaan verwerken is op dit moment nog niet duidelijk, omdat ook dit afhankelijk is van de samenstelling van het water. In dat kader spelen de onderscheiden specialisaties met betrekking tot de verwerking een rol, welke afhankelijk is van de te gebruiken chemicaliën, maar ook van de opbouw van de te fracken schalie. Zodra de samenstelling van het afvalwater bekend is, kan daarbij een passende en gekwalificeerde bevoegde verwerker worden gezocht.

De heer Paulus Jansen (SP): Mijn meest fundamentele vraag op economisch gebied was of het verstrekken van een opsporingsvergunning in dit geval niet min of meer automatisch leidt tot een winningsvergunning, een concessie voor de winning, inclusief een bepaald afdrachtregime, als er voldaan is aan de milieueisen die op dit moment in ontwikkeling zijn.

Minister Verhagen: Ik heb gezegd dat op dit moment geen boringen plaatsvinden, maar wel voorbereidingen om eventueel een proefboring mogelijk te maken aan het eind van dit jaar. Daaraan zijn eisen gesteld. Zo moet het onderzoek naar de trillingen in het Verenigd Koninkrijk meegenomen worden. Als daaruit blijkt dat er een verband bestaat tussen frackingoperaties en de geregistreerde trillingen, dan moet daar rekening mee worden gehouden. Als de veiligheid niet gegarandeerd is, dan wordt er geen toestemming gegeven. Hieruit blijkt dat er geen onomkeerbare stappen zijn gezet. Die worden wel gezet als aan alle voorwaarden is voldaan. Dan kan de feitelijke proefboring plaatsvinden, maar anders niet. Dat is de eerste de rem. De tweede rem is dat er een nieuwe situatie ontstaat na een eventuele proefboring. Daarna kan men inderdaad met een vergunningaanvraag op de proppen komen voor de feitelijke winning van schaliegas. Dat is echter ook geen automatisme, want daarbij moeten verschillende zaken worden gewogen. Zo moet worden bekeken of het voldoende rendabel is om het überhaupt te winnen en of er voldoende mogelijkheden toe bestaan binnen alle veiligheids- en milieueisen. Het kan zo zijn dat er meerdere aanvragers komen, waardoor degene die nu deze proefboring verricht, niet automatisch een vergunning zal krijgen. Het is dus niet zo’n automatisme als de heer Paulus Jansen veronderstelt.

De heer Paulus Jansen (SP): Deze vraag had met name betrekking op de economische en financiële component. Ik begrijp dat er geen automatisme is dat degene die de proefboring uitvoert ook uiteindelijk de concessie krijgt als alles verder goed gaat. Er kan bijvoorbeeld met een tender worden bepaald wie de beste opbrengst voor de Staat oplevert. Op dit moment hebben we nog alle vrijheid om daarvoor te kiezen.

Minister Verhagen: Er kunnen meerdere concurrerende aanvragers komen. Dit houdt in dat degene die de proefboring uitvoert, niet automatisch de concessie zou krijgen. Ongeacht of er een tender komt, kunnen er meerdere vergunningaanvragers komen. Ik ben er heel duidelijk over dat degene die een proefboring zou doen, indien die überhaupt plaatsvindt, niet automatisch een vergunning krijgt voor het exploiteren. De vergunningvoorwaarden liggen dus ook vast. Dat is het enige wat nu wordt geregeld.

Voorzitter. Ik kom hiermee bij het laatste blokje, de overige vragen. Er is breed gesproken over de netverliezen, met name over de zorg over de mogelijk onevenredige belasting van huishoudens. Dat is ook de reden waarom ik de NMa gevraagd heb om een onderzoek. De conclusies van de NMa zijn helder. Er werd in dit debat gesuggereerd dat het het grootkapitaal was dat over de ruggen van de huishoudens aan het verdienen is, maar het grootste gedeelte van de netverliezen vindt juist plaats in het laagspanningsnet, waarop kleinverbruikers zijn aangesloten. Alle afnemers betalen daarbij een evenredig deel van de kosten. Daarnaast heeft de NMa geconstateerd dat het totale netverlies in Nederland in Europees opzicht laag is. Daarmee bagatelliseer ik niet de 100 mln., maar geef ik de feiten weer. De zorgen van de Kamer over de administratieve netverliezen deel ik uiteraard, want die betreffen 30% van de totale netverliezen. Het gaat dus om meer dan 100 mln. Ik proefde dat de term «administratieve netverliezen» niet helemaal juist werd geïnterpreteerd. Daaronder vallen alle verliezen die worden veroorzaakt door zaken als fraude, leegstand en meetfouten. Illegale wietkwekers en illegaal aftappen reken ik ook tot fraude. Het is buitengewoon vervelend als mensen een hoger transporttarief moeten betalen vanwege kosten waarop zij helemaal geen invloed kunnen uitoefenen. Omdat anderen frauderen, word je zelf geconfronteerd met een hogere rekening. Waar mogelijk moeten de kosten omlaag; dat ben ik geheel met de Kamer eens.

Netbeheerders worden via regulering geprikkeld om dit soort kosten te beperken. De NMa heeft toegezegd, deze kwestie met hoge prioriteit op te pakken. Er komt sowieso een follow-up op. Netbeheerders hebben het nodige gedaan om administratieve netverliezen te beperken, onder meer door verbeteringen in het administratieve systeem aan te brengen. Met het nieuwe marktmodel kunnen administratieve processen verder worden verbeterd. Dat zal ook moeten. De NMa zal het toezicht hierop verder intensiveren en ook concrete maatregelen met netbeheerders afspraken. Zij heeft inmiddels nadere informatie opgevraagd van de netbeheerders, die de informatie moeten aanleveren. De NMa zal erbovenop zitten om te zorgen dat er ook daadwerkelijk resultaat geboekt wordt. Ik heb de NMa gevraagd om mij voor het eind van de zomer te melden welke vervolgstappen zullen worden gezet. Ik zeg toe dat ik de Kamer daar verder over zal informeren. Dit moet gewoon omlaag. Punt.

De heren Paulus Jansen en Leegte en mevrouw Verburg hebben gevraagd welke mogelijkheden ik heb om bedrijven te stimuleren om de netverliezen nog verder omlaag te brengen. Er zijn stappen gezet. In het nieuwe marktmodel kunnen administratieve processen worden verbeterd. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de convenanten rondom de hennepteelt, die zijn opgesteld door het ministerie van BZK, het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het doel hiervan is om dit in samenwerking met onder meer energiebedrijven en woningbouwcorporaties aan te pakken. Er is bijvoorbeeld de hennepgeurkaart, die ontwikkeld is door Stedin in samenwerking met de gemeenten Rotterdam en Den Haag en de Taskforce aanpak georganiseerde hennepteelt. Deze is bedoeld om de illegale aftap van stroom eerder te ontdekken. Er gebeurt dus het nodige op dat punt. Overigens, als we het gewoon zouden verbieden, zijn we er ook vanaf, maar dan moet er ook worden gehandhaafd. Ik geef op een briefje dat dit nog erger wordt als we ons beleid niet voortzetten om een einde te maken aan de coffeeshops op de wijze zoals we dat nu doen.

De heer Paulus Jansen heeft gevraagd naar een onderzoek. Dat is al door de NMa opgestart. Zoals ik reeds zei, verwacht ik dat de NMa in juli de antwoorden krijgt van de netbeheerders. Ik zal de Kamer nader informeren over wat er verder gedaan wordt.

Mevrouw Verburg maakte een vergelijking tussen de huidige wijze van handelen en het feit dat we bij de Jumbo ook niet betalen voor bedorven melk. Ik waag dat overigens te betwijfelen. De kosten worden heus verrekend. Als er nooit bedorven pakken melk waren, dan zou de prijs bij de supermarkten misschien toch nog iets lager liggen. De gemaakte kosten worden uiteindelijk ergens verrekend, of dat nu van dat bedorven pak melk is of van het netverlies. Dit laat onverlet dat ik het uitstekend vind en met mevrouw Verburg van belang vind dat de NMa stappen zet om dit zo laag mogelijk te maken. Het gaat er uiteindelijk om dat we zo min mogelijk bedorven pakken melk hebben.

Er is een aantal opmerkingen gemaakt over de AMvB over congestiemanagement. De Kamer heeft mij eerder gevraagd om zo snel mogelijk zeker te stellen dat er op het net voorrang komt voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Officieel staat de bespreking van deze AMvB hier op de agenda. Ik heb gesteld dat een goede en betrouwbare energievoorziening centraal staat en daaraan gekoppeld reductie van de CO2-uitstoot. Het is dus van belang dat het conceptbesluit spoedig in werking treedt. Als er op dit moment problemen zouden zijn met betrekking tot de transportcapaciteit, kunnen die op basis van de netcode effectief worden aangepakt. In deze AMvB worden de regels uitgewerkt inzake congestiemanagement en de voorrang voor duurzaam. Er is nog één openstaand punt, namelijk de vraag of de voorkeursoptie om kosten bij producenten te leggen conform de Europese regelgeving is. We hebben daar eerder over gesproken. Met name de Eerste Kamer wees daarop. Ik ben van mening dat dit kan; anders had ik het niet voorgesteld. Op basis van de voorlichting heb ik dit vraagstuk voorgelegd aan de Europese Commissie. We zijn nog in afwachting van een reactie. Ik wil daar niet op wachten, juist gelet op de noodzaak en het verzoek van de Kamer om het nu te regelen, en met het systeem van start gaan. In de Eerste Kamer is bij de behandeling van het wetsvoorstel erover gediscussieerd dat dit nog niet geregeld is. Die discussie ging over congestiemanagement met socialisatie van de kosten, waarbij op basis van de huidige tariefregulering alvast wordt doorgegaan hiermee, met daaraan toegevoegd de voorrang voor duurzaam. Als we van de Europese Commissie uiteindelijk gelijk krijgen, dan kunnen we het altijd nog omdraaien, maar hebben we dit in ieder geval nu al geregeld. Ik zou de Kamer dat zeer nadrukkelijk willen vragen.

De heer Leegte heeft gevraagd of het economisch slimmer is om windmolens af te schakelen. Volgens mij heeft hij dat niet zo gevraagd, of wel?

De heer Leegte (VVD): Er zijn momenten waarop het niet slim is om die voorrang coûte que coûte voort te zetten. Op het moment dat er een piek in de wind zit, kan het slimmer zijn om te kijken of de windenergie afgeketst kan worden en om de op dat moment draaiende centrales te laten draaien. In Duitsland hebben we geleerd dat de voorrang de kosten heel erg opdrijft, omdat er ook centrales draaien die je niet zomaar kunt afschakelen.

Minister Verhagen: De heer Leegte heeft het over wind afschakelen in plaats van de conventionele centrales. De essentie van het principe van voorrang voor duurzaam – dat staat even los van de vraag of hij het daarmee eens is – is voorrang voor duurzaam. De consequentie en de essentie van het voorstel is dat duurzaam altijd toegang heeft tot het net. De heer Leegte was daar bij de behandeling van het wetsvoorstel best enthousiast over. Dit is de consequentie van de keuze die destijds is gemaakt, die overigens bewust is gemaakt. Die wil ik dus ook overeind houden. Ik wist wel dat dit de consequentie was en die wil ik dus ook nemen. Er is nog een ander element. Misschien kan dat de heer Leegte overtuigen. De marginale kosten zijn zo laag dat windproducenten geen aantrekkelijk bod kunnen doen om af te schakelen. Hun bod zal altijd lager zijn dan dat van grijze producenten, dus worden ze niet geselecteerd in dat kader.

Mevrouw Verburg stelde dat ook Europa een belangrijke rol speelt in het beperken van de congestie en vroeg wanneer er in Europa verdere ontwikkelingen op dat punt plaatsvinden. Ik deel haar mening dat Europese ontwikkelingen van groot belang zijn en dat samenwerking essentieel is voor een structurele oplossing. We werken op dit moment op twee vlakken. Ten eerste is er het regelgevend kader. Op basis van de speerpunten uit het derde pakket wordt gewerkt aan een raamwerk, de framework guidelines, die betrekking hebben op congestiemanagement, balancering, capaciteitsallocatie en netaansluiting. De NMa heeft overigens de leidende rol in dit proces. De framework guidelines gaan in juli naar de Europese Commissie. Op basis daarvan worden Europese codes opgesteld. De conceptcode zal medio 2012, dus over een jaar, gereed zijn. De Kamer weet dat het daaropvolgende proces ook nog enige tijd met zich kan brengen.

Ten tweede hebben we de implementatie van de marktkoppeling in de praktijk. We moeten dus niet wachten op die regels. Gezamenlijke systemen zullen worden geïmplementeerd. Er wordt aan gewerkt om het proces te versnellen, maar we zitten dus wel met een Europese procedure op een aantal punten.

Mevrouw Verburg wees op het afsluitbeleid. Natuurlijk is het een buitengewoon vervelende gedachte als een alleenstaande moeder met twee kinderen zonder energievoorziening zit. Het is überhaupt heel vervelend als iemand zonder energie zit. Dat is ook de reden waarom mensen niet zomaar kunnen worden afgesloten. De regeling biedt heldere regels over het bieden van schuldhulpverlening om mensen te helpen die hun energierekening niet betalen. Als mensen in de knel komen met de energierekening in de winterperiode en in de schuldhulpverlening terechtkomen, dan wordt er niet afgesloten of wordt er opnieuw aangesloten. Mensen die vanwege gezondheidsredenen echt afhankelijk zijn van energie – dat zijn juist de kwetsbaarste consumenten – worden helemaal niet afgesloten. Het punt van de gezondheidsredenen is een toevoeging en is dus niet hardvochtig. Je voert op deze manier geen inkomenspolitiek via het energiebeleid. Je moet wel zorgen voor de meest kwetsbaren, wat we ook doen op deze manier. Ik ben geen voorstander ervan om het verder uit te breiden, omdat je daarmee wel inkomensbeleid gaat voeren. Kwetsbare groepen in het algemeen, zoals minima of een alleenstaande moeder met twee kinderen, moeten niet worden ondersteund via het energiebeleid, maar via algemene regelingen in het kader van het socialezekerheidsstelsel. De algemene lijn die dit kabinet voorstaat is dat er een balans is tussen eigen verantwoordelijkheid en adequate waarborgen als de situatie onverantwoord is, bijvoorbeeld in de winter of als iemand om gezondheidsredenen de energievoorziening nodig heeft. In deze regeling is dat goed vastgelegd.

De heer Paulus Jansen speelde hier ook op in en wil over een jaar evalueren. Natuurlijk houden we de ontwikkelingen rondom het afsluiten in de gaten. Als er problemen zijn, wordt de Kamer erover geïnformeerd. De regeling wordt nog een aantal keren aangepast. In de conceptregeling is een tijdelijk verbod opgenomen met betrekking tot het op afstand beperken van de doorlaatwaarden. Dat houdt verband met de geringe dekkingsgraad van op afstand uitleesbare meters. De regeling zal op dit punt worden heroverwogen wanneer de dekkingsgraad van dergelijke meters hoger is. De inwerkingtreding van het verplichte leveranciersmodel zal mogelijk tot wijzigingen leiden omdat dan de leverancier voor klanten het enige aanspreekpunt wordt. Ook zal als de Warmtewet in werking treedt, het toepassingsbereik van deze regeling uitgebreid moeten worden naar warmte. Anders zou een verschil ontstaan tussen energie, waarbij het wel geregeld is, en warmte, waarbij het niet geregeld is. Als de evaluatie van de regeling leidt tot aanpassingen, kunnen we die meteen meenemen bij de andere aanpassingen.

De heren Paulus Jansen en Leegte hebben gevraagd naar de gassamenstelling voor grootverbruikers. Op dit moment wordt in kaart gebracht welke grootverbruikers problemen zouden hebben met de nieuwe gassamenstelling. Ik heb de toegezegde rapportage van het projectbureau Nieuw Aardgas aan de Kamer aangeboden. Naar aanleiding van de bevindingen, die ook in de rapportage vermeld staan, zijn aanvullende afspraken gemaakt met GTS en Gate LNG terminal over de gewenste duidelijkheid over de gassamenstelling na 2012/2014. Bedrijven krijgen meer duidelijkheid over het functioneren van het signaleringssysteem. De samenstelling voor het H-gas tekent zich nu al af. De Wobbe-index loopt van 50,2 tot 55,7 megajoule per kubieke meter. Aan het aandeel hoge koolwaterstoffen is geen bovengrens gesteld. In de praktijk is bekend hoe rijk het rijkste gas is dat Nederland bereikt: dat heeft een propaanequivalent van 12. Het signaleringssysteem om sprongen aan te kondigen, zou op verzoek van de gebruikers ook na de transitie kunnen blijven bestaan. Uit gesprekken met betrokkenen is gebleken dat de meeste partijen goed uit de voeten kunnen met de mix van maatregelen die we getroffen hebben.

De heer Paulus Jansen heeft gevraagd hoe lang de transitie zal duren. Deze zal duren zolang als nodig is om een veilige overgang mogelijk te maken. Voorlopig duurt deze tot het einde van 2012, maar als blijkt dat deze langer moet duren, verlengen we telkens met een jaar. Niets wijst erop dat de volle vijf jaar nodig zullen zijn. Een ministeriële regeling is bedoeld om die langdurig vaststaande situatie vast te leggen, maar die is er op dit moment nog niet. Een ministeriële regeling voor de transitieperiode is mijns inziens ongeschikt, omdat we voldoende instrumenten hebben om te kunnen garanderen dat de transitie zo lang gaat duren dat een veilige overgang mogelijk is. Uiteraard kan de NMa na de transitie, eventueel op basis van een ministeriële regeling, de uiteindelijke gassamenstelling in de codes vastleggen.

Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd om het tijdpad van de te nemen stappen op het terrein van kernenergie op papier te zetten, met een stresstest et cetera. In de procedure die 25 mei in de EU is vastgesteld is de start van de stresstest 1 juni. De vergunninghouders voeren deze testen uit binnen zes maanden. De vergunningverlener beoordeelt de testresultaten binnen drie maanden, dus na het beschikbaar komen daarvan. In november 2011 zullen de Commissie en ENSREG een rapport voorbereiden over de testen. Op 9 december 2011 zal de Europese Raad de voorlopige bevindingen beoordelen. Op 31 december 2011 zullen de nationale resultaten van de stresstests beschikbaar zijn. Van januari tot april 2012 hebben we vervolgens de internationale peer review.

Mevrouw Wiegman heeft gevraagd wat de reactie is op het rapport over duurzaamheid van uranium. Ik heb in mijn randvoorwaardenbrief en in verschillende eerdere debatten aangegeven dat ik het belangrijk vind dat uranium op verantwoorde wijze wordt gewonnen. De wet als zodanig biedt mij geen handvatten om harde eisen te stellen. Ik wijs de vergunninghouder in de discussie wel op het punt van maatschappelijk ondernemen. Kortheidshalve verwijs ik naar de Handelingen van het plenaire debat dat wij hierover gevoerd hebben.

De heer Paulus Jansen en mevrouw Van Tongeren hebben gevraagd naar de premie in het kader van de mogelijke schadelast van kernongevallen. De heer Paulus Jansen is van mening dat de premie die Borssele betaalt, te laag is. Een dergelijke berekening is mijns inziens enigszins te eenvoudig geformuleerd. De Nederlandse situatie kan niet zomaar vergeleken worden met die in het buitenland, waar zich ongevallen hebben voorgedaan. Er moet naar potentiële schades en concrete risico’s worden gekeken. Daarom moet je niet al te lichtvaardig een-op-een die vergelijking trekken. Private verzekeraars zijn ook die mening toegedaan, bij wiens premiestelling het ministerie van Financiën zich aansluit voor de premie en de vergoeding voor de aanvullende staatspolis respectievelijk de staatsgarantie. Het vermogen van de centrale in Borssele is veel kleiner dan van Fukushima. De splijtstofstaven liggen gelukkig niet op dezelfde wijze – dat is overigens geen toeval; we hebben die eisen terecht gesteld – opgeslagen als in Fukushima. Mevrouw Van Veldhoven heeft eerder een motie hierover ingediend. Conform die motie kijkt ook mijn collega van Financiën kritisch naar de hoogte van de premies. Ik ga ervan uit dat als de Kamer daar verder over wil spreken, zij het debat zal voeren met de minister van Financiën, ook op basis van de brief die hij recentelijk gestuurd heeft. Overigens was die abusievelijk terechtgekomen bij de vaste commissie voor Financiën in plaats van bij die van ELI. Wij sturen de stukken altijd naar de Voorzitter van de Kamer, die voor de verdere distributie in de Kamer zorgt.

De voorzitter: Deze brief was ondertekend door de minister van Financiën. Daarom is hij bij de verkeerde commissie terecht is gekomen.

Minister Verhagen: De minister van Financiën gaat erover, maar deze commissie had om deze brief gevraagd. Deze commissie was verbaasd dat het zo lang duurde voordat de antwoorden er waren, maar dat had dus te maken met een interne kwestie: het was hier op een ander bureau terechtgekomen.

Tijdens mijn bezoek aan Israël vorige week heb ik gemerkt dat er buitengewoon grote vooruitgang is in de ontwikkeling van elektrische auto’s. Het bedrijf waar ik op bezoek was wil binnenkort een pilot uitvoeren tussen Schiphol en Amsterdam, waardoor men op zeer comfortabele wijze zonder verdere uitstoot rond kan rijden. Er is gezegd dat ik, in tegenstelling tot mijn gebruikelijke habitus, opeens te veel optimisme in plaats van realisme uitstraal. Er is gevraagd waarop ik mijn zogenaamde te optimistische kijk op de dalende prijs van accu’s gebaseerd heb. De stelling dat er geen CO2-reductie optreedt als er elektriciteit voor elektrische auto’s wordt geproduceerd met olie of gas, klopt niet. Dit is een verkeerde vooronderstelling. Onderzoek van TNO wijst uit dat ook met conventionele stroom, zonder rekening te houden met het systeem van handel in broeikasgassen en emissierechten, nog steeds een substantiële reductie van CO2-uitstoot wordt gerealiseerd van zeker 30%. Het laat onverlet dat het gebruik van duurzame energie zeer gewenst is. Er is geen excuus om te blijven bij de conventionele stroom. Als we het ETS in aanmerking nemen, wordt het plaatje gunstiger voor elektrische auto’s, zoals is aangetoond door ECN. De olie die bespaard wordt, leidt tot een reductie van de uitstoot van CO2. De CO2 die wordt uitgestoten bij grootschalige elektriciteitsproductie valt onder het Europese emissieplafond. Voor elke uitgestoten ton CO2 moet een emissierecht worden ingeleverd. Dat loopt daar sowieso in mee.

Dan de dalende prijs van accu’s. Als alle auto’s in de hele wereld, zo’n 1 miljard, elektrisch zouden rijden met een batterij van 20 kWh aan boord, is er met de nu bewezen reserves meer dan voldoende lithium op de wereld. Daarnaast worden ook bestaande batterijsystemen op basis van andere grondstoffen verder ontwikkeld. Uit de grootschalige investeringen in onder meer Japan, Zuid-Korea, China en de VS in de productie van accu’s blijkt dat investeerders vertrouwen hebben in de lange termijn. Zij investeren immers niet vanuit ideële motieven, maar omdat zij denken dat ze er winst mee gaan maken. Daar komt bij dat R&D en de grotere vraag naar elektrisch vervoer ervoor zullen zorgen dat de productie van accu’s sneller goedkoper kan. Accu’s worden kleiner, de capaciteit en actieradius worden groter en de hoeveelheid benodigde grondstoffen die noodzakelijk is voor de ontwikkeling wordt geringer. Verder wordt in toenemende mate geïnvesteerd in het hergebruik van oude accu’s. In het systeem dat het Israëlische bedrijf waar ik zo-even naar verwees, gebruikt, blijft de accu eigendom van het bedrijf. Het bedrijf hanteert een systeem dat ook op de langere termijn innovatief is. Ik ben juist heel positief over de innovatieve kracht van de bedrijven, niet alleen in Israël, maar ook in Nederland.

Ik heb zojuist verkeerde informatie gegeven over de vergunningen; dat moet ik even herstellen. Bij de winningsvergunning is er geen mogelijkheid voor concurrerende aanvragen. Dat is alleen het geval bij de opsporingsvergunning. Dit laat onverlet dat na de proefboring de winningsvergunning geen automatisme is. Er moet dan immers voldaan zijn aan de milieu- en veiligheidseisen. Wat ik daarover heb gezegd, blijft overeind. Ik heb gezegd dat er meerdere vergunningaanvragers zouden kunnen zijn, maar de concurrerende aanvraag geldt niet, zo heb ik net vernomen. De milieu- en veiligheidseisen gelden dus wel. Dat leidt tot het doorbreken van een automatisme. Een proefboring kan daar extra inzichten in en eventuele voorwaarden voor aanleveren om juist dat automatisme niet te laten plaatsvinden.

De heer Van Vliet (PVV): Bij het afsluitbeleid voor kleinverbruikers heb ik erop gewezen dat er een verbod is opgenomen voor netbeheerders en leveranciers om de functionaliteit van het op afstand afsluiten te gebruiken als een dergelijke meter administratief uit staat. Ik heb gevraagd of dit kan leiden tot overkill in de consumentenbescherming, namelijk tot mogelijk misbruik.

Minister Verhagen: Ik ben niet van mening dat dit leidt tot overkill. In het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen wordt geregeld dat die meter die functies heeft. De Regeling afsluitbeleid kleinverbruikers bepaalt de condities waaronder tot afsluiting en tot beperking kan worden overgegaan. De kleinverbruiker kan in theorie afsluiting op afstand voorkomen, maar indien niet op afstand kan worden afgesloten, zal een netbeheerder fysiek afsluiten, net zoals nu het geval is. Ik ben van mening dat fysieke afsluiting alleen nadelig is voor de kleinverbruiker, omdat daar hogere kosten aan verbonden zijn dan wanneer op afstand wordt afgesloten. Als die truc gebruikt wordt, is men een dief van zijn eigen portemonnee. Men was al een dief van de eigen portemonnee omdat men meer uitgaf dan men binnenkreeg, maar op die manier wordt het nog erger omdat men met hogere kosten wordt geconfronteerd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb gevraagd of de minister zou willen kijken naar het verschil in kosten tussen de import van hernieuwbare energie en het zelf produceren daarvan met wind op zee.

Minister Verhagen: Op het moment dat we bijvoorbeeld in het kader van de leveranciersverplichting spreken over aanvullende stappen die nodig zijn om de duurzame-energiedoelstelling te bereiken, wil ik niet van bovenaf opleggen dat men energievorm X of energievorm Y moet gaan gebruiken. Ik ga ook niet zeggen dat men Zon-PV of windmolens op land moet gebruiken. Het is nuttig om inzicht te hebben in het verschil in kosten, maar ik ben ervan overtuigd dat, zeker wanneer we de leveranciersverplichting hebben, een producent of een leverancier zelf die weging maakt, omdat hij anders een dief van zijn eigen portemonnee zou zijn. Als het voor hem nuttiger is om de duurzame energie te betrekken van wind op zee omdat dit meer winst zou opleveren dan het importeren uit IJsland, dan doet hij dat.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Laat ik mijn zegeningen tellen. De SP-fractie heeft met de hulp van de minister vandaag 50 mln. per jaar heeft verdiend voor de Nederlandse huishoudens, niet alleen door de netverliezen terug te dringen, maar ook door die eerlijk te verdelen. De minister heeft dit nog niet expliciet gezegd, maar 100% van de spookverliezen wordt op het bordje van de huishoudens gelegd, ook als die ontstaan bij andere partijen, zoals bedrijven. Daar voelen wij niets voor. Ik vraag de minister voor de zekerheid om te bevestigen dat de NMa dat inderdaad gaat meenemen. Wat ons betreft is dat net zo’n groot probleem als de omvang als zodanig. Die omvang is immers schandalig groot.

Het afsluitbeleid beschouw ik ook als een kroonjuweel van de SP. De SP heeft zich daar de afgelopen jaren voor ingespannen met hulp van een aantal andere fracties. Bijvoorbeeld de heer Samsom heeft zich ook ervoor ingespannen. Ik zie deze regeling als een vooruitgang. De monitoring is belangrijk omdat het uiteindelijk om het resultaat gaat. We willen minder afsluiten door beter preventief beleid. Dat moet je kunnen volgen. Tegen de minister zeg ik dat wij het eens zijn dat aso’s moeten worden afgesloten. Zielige mensen moeten echter geholpen worden. Zij moeten op die manier betalen, maar ook weer stroom krijgen.

Ik overweeg een motie over H-gas en L-gas. Ik denk dat het heel hard nodig is om de relevante gaskwaliteit ook voor langere periode vast te leggen in een ministeriële regeling. Waarom? Ik heb het bij een eerdere gelegenheid gehad over het voorbeeld van een consument die morgen een hr-ketel wil aanschaffen. Zo’n ketel gaat nog twintig jaar mee. Die mensen moeten de zekerheid hebben dat zij die ketel over tien jaar niet hoeven af te schrijven. Daarnaast wil het bedrijfsleven dit ook, want het wil ketels verkopen. Daarom moet de minister duidelijkheid bieden over het langetermijnperspectief. Het is prima als dit met een bandbreedte gebeurt. FME zegt dat een propaanequivalent van meer dan 4% gevaarlijk is voor de consument. Dat is onveilig.

Aan het punt van schaliegas komen we in september toe.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik constateer dat minister en Kamerlid rolvast zijn. Waar het Kamerlid lichtvoetig langs een aantal bezwaren heen dartelt en de minister oproept tot meer daadkracht, zucht de minister eens diep over de onbesuisdheid van het jonge Kamerlid en somt hij alle bezwaren nog eens op. Ik heb het daarbij natuurlijk over de leveranciersverplichting. Volgens mij zijn wij het binnen die rolverdeling redelijk met elkaar eens. Om dat nog even te checken in tweede termijn schets ik onze inzet zo specifiek mogelijk en vraag ik de minister om straks te zeggen of dat ook zijn inzet zou zijn, zonder garantie op de uitkomst, want die heeft niemand.

Onze inzet is om de SDE-plus gewoon te laten doorlopen zoals is afgesproken in het coalitieakkoord en om in aanvulling daarop zo snel mogelijk te starten met een biomassabijstookverplichting, die de minister al heeft aangekondigd. In aanvulling daarop leggen we nog in deze kabinetsperiode, wat ons betreft zo snel mogelijk, een leveranciersverplichting vast. Die verplichting moet natuurlijk zorgvuldig uitgewerkt zijn en alle nadelen overwinnen. Deze moet vanaf 2015 de rol van de SDE-plus langzaam overpakken en een steeds dominantere rol vervullen, gericht op het halen van een doelstelling van 35% tot 39% duurzame elektriciteit in 2020. Dat zou onze inzet zijn – te starten vanaf zeven maanden geleden, maar concreet vanaf vandaag – zodat dit zo snel mogelijk tot een mooi resultaat kan leiden. Als de minister zegt dat dit ook zijn inzet is, dan gaan we samen verder.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Om op dat laatste punt in te haken, ook de VVD heeft de behoefte aan de push om de SDE-plus te laten omturnen tot een pool vanuit de leveranciersverplichting. Dit moet een logisch moment zijn. We moeten dus nu gaan nadenken en ons voorbereiden, zodat een soepele overgang wordt bewerkstelligd.

Ik kom op de prijzen van elektriciteit. We hebben de APX, waarbij de Noordwest-Europese markt gelijke prijzen heeft. Maar slechts 20% tot 30% van de elektriciteit wordt via de beurs verhandeld. De rest gaat rechtstreeks tussen producenten en afnemers. Franse grootverbruikers betalen ongeveer 30% minder en Duitse rond de 15%. Dat heeft ook te maken met de aard van deze landen, die wel zin hebben om hun bedrijfsleven een klein beetje te stimuleren. Dit past natuurlijk allemaal binnen de Europese regels, maar kennelijk doen ze toch andere dingen. Ik vraag de minister of hij ook met het consortium van grootverbruikers kan bezien hoe we het Europese speelveld ook in Nederland beter kunnen toepassen en eventueel of het consortium kan meedoen in Borssele, zodat we ook het Nederlandse bedrijfsleven een lagere elektriciteitsprijs zouden kunnen gunnen.

Dan de congestie. In Nederland staan gascentrales die een paar dagen per jaar draaien – op basis daarvan zijn deze winstgevend – omdat er soms heel gekke pieken zijn in het elektriciteitsgebruik. Het omgekeerde geldt voor duurzame energie. Als je de congestieregeling goed leest, bestaan die uitzonderingen in Nederland. Er zijn gevallen dat het te duur wordt om de windenergie «aan te laten staan». In die gevallen zou die moeten worden afgeschakeld, zodat de prijs op een laag niveau kan worden gehouden. Ik hoor graag een bevestiging of mijn interpretatie klopt dat we niet coûte que coûte en blind zoals de Duitsers dat doen, alleen maar voorrang geven. We moeten af en toe nog even slim nadenken en enkele uitzonderingen per jaar toestaan om de prijzen op peil te houden.

Het energierapport spreekt optimisme uit. Het komt met reële doelen. Ik ben het eens met de minister dat we nu voor het eerst meters gaan maken. Daarnaast reikt het ook de hand. Die zie ik aangenomen worden aan deze tafel. Ik kijk uit naar de komende vier jaar in deze kabinetsperiode om hard te gaan werken aan duurzame energie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik lees op pagina 46 van het energierapport dat we lokale overheden meer ruimte gaan geven voor lokale warmte. Nu zijn we ook bezig met een nieuwe bouwverordening, waarmee dit veel lastiger wordt gemaakt. Ik vraag daar aandacht voor, zodat daar goed naar gekeken wordt.

Wat kan de minister doen om decentrale opwekking te stimuleren en de bureaucratische spaghetti enigszins te ontworstelen?

Een aandachtspunt zijn de groene ondernemers. We hadden een vrijstelling voor investeringen. Daar kwamen vrij veel investeringen voor groene energie vandaan. Is daar een andere oplossing voor?

Ik heb nog enkele openstaande vragen, zoals de kolenbelasting uit het regeerakkoord en de structuurvisie wind. Wat betreft de netverliezen, bij de slager betaal ik per kilo biovlees, maar bij mijn energie betaal ik niet per kWh, maar als gebruiker. Mijn vraag over de grootverbruikers ging daarover, die, als je per kWh kijkt, een enorm voordeel hebben. De minister heeft een deeltje van de tijdsplanning rond kernenergie geschetst. Ik zoek eigenlijk het hele verhaal: vergunningverlening, stresstesten en lessen uit Japan. Hoe vlechten deze zaken in elkaar? Dit mag de minister in de zomer op zijn gemak op papier zetten. Als dit op papier staat, kunnen we goed volgen wat de stappen zijn.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Even een sommetje over TenneT: 600 mln. plus 49% privatisering plus de eigen leencapaciteit van TenneT is gelijk aan benodigde investeringen in het Nederlandse net. Als dat sommetje klopt, gaat de vraag die ik gesteld heb, maar die nog steeds niet beantwoord is, over het derde element: de leencapaciteit van TenneT. Het heeft voor 1 mld. een zak snoep gekocht in Duitsland. Als het die Duitse zak snoep niet had gekocht, zou de leencapaciteit 1 mld. groter moeten zijn. Welke impact zou dat hebben op de benodigde vermogensstorting van 600 mln., die de Nederlandse belastingbetaler hoe dank ook rentelasten kost?

Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden.

Ik kan niet wachten tot een en ander is geregeld rondom de netverliezen, want het voelt als oneerlijk. Het is dus heel goed dat de NMa daar werk van maakt.

Ik vond de heer Paulus Jansen wel een heel klein beetje egoïstisch door het punt van de kleinverbruikersregeling naar zich toe te harken. Het is belangrijk om te zeggen dat wij hier gezamenlijk aan gewerkt hebben en dat ook de heer Jansen daarvoor zijn inzet heeft gepleegd. Mensen die buiten hun schuld in de problemen zitten laten we zo niet in de kou zitten in de winter en mensen die met hun gezondheid kampen nooit. Het is verstandig om de vinger goed aan de pols te houden. In het verleden is het immers te vaak fout gegaan. Energiebedrijven zijn door deze regeling verplicht en maatschappelijk uitgedaagd om goed overleg te voeren met hulpverleningsinstellingen.

Over het energierapport heb ik mijn waardering al uitgesproken.

Ik vroeg wat betreft de biomassabijstook en de leveranciersverplichting om een aantal randvoorwaarden. De minister heeft deze al gegeven. Een gedeputeerde van Noord-Holland dat de provincie een afspraak hebben rond de verwerking van afval, om die om te werken tot biomassa. Is de minister van plan – of wil hij dat toezeggen – om ervoor te zorgen dat we geen gesleep vanuit Noord-Holland naar andere provincies krijgen van afval voor biomassa dat in Noord-Holland verwerkt zou kunnen worden? Daardoor zou namelijk een prijsopdrijvend effect kunnen ontstaan. Het lijkt mij goed om te bezien of dat regie vraagt en of dat meegenomen kan worden in de afspraken.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heren Samsom en Leegte over de leveranciersverplichting. Deze moet zo spoedig mogelijk en uitermate zorgvuldig worden uitgewerkt. Er moet ook sprake zijn van binding en verbinding voor meerdere jaren. Juist op dit domein heb ik graag dat de minister ver over 2015 heen regeert. Als hij dat doet, dan kunnen wij dat ook met elkaar afspreken en dan kunnen het bedrijfsleven, groot en klein, en organisaties voor kennis en innovatie verder kijken en de investeringen daarop afstemmen. Het wordt dan niet alleen mooi, innovatief en groen, maar het gaat dan ook gepaard met de nodige groei en bloei.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik begin waar mevrouw Verburg eindigde: graag een heel duidelijke reactie op de suggestie van de heer Samsom van de PvdA. Dat is namelijk precies de inzet van D66: snel starten, zorgvuldigheid en duidelijkheid op de langere termijn.

De minister sprak over het belang van een level playing field toen we het hadden over onder meer de rode diesel. Hij zei dat hij door dat level playing field de rode diesel niet wil afschaffen. Hij wil, zoals begrijpelijk is, dat voor Nederlandse bedrijven niet onnodig verstoren. Maar als het niet tot hogere lasten leidt, heeft de minister dus geen probleem. Mijn vraag in eerste termijn was nu juist of de minister zou willen onderzoeken of er een lastenneutrale manier is om toch de prikkel voor het gebruik van fossiele brandstoffen versus het gebruik van groene brandstoffen weg te nemen. Zijn er geen slimmere mogelijkheden die niet het level playing field verstoren en die toch een prikkel zijn voor energiebesparing en het gebruik van groenere energie?

De minister zei een beetje kleinerend dat de Tweede Kamer zich niet met het vaststellen van individuele projectjes moet bezighouden, terwijl de green deal, waar de minister zelf mee gaat komen, een mooi pakket is van allerlei kleine projectjes. Dat wilde ik toch even genoteerd hebben. Ik heb gevraagd of de minister bereid is, een aantal horizontale vraagstukken op te lossen in het kader van de decentrale energieopwekking. Ik heb het dan over vraagstukken over bijvoorbeeld de energiebelasting en de grens van zelflevering. Ik denk ook aan de vraag of het mogelijk is dat ik bij een boer buiten het dorp een paar zonnepanelen op zijn dak heb liggen waar ik vervolgens de stroom van mag salderen. Het gaat daarbij niet om projectmatige zaken, maar om de horizontale vraagstukken van de decentrale energieopwekking. Het heeft niet mijn voorkeur dat het budget voor wind op zee eventueel terugvloeit in de algemene middelen, maar het is wellicht een mooi potje om het gat in de energiebelasting mee te dichten. We kunnen dan misschien iets heel moois maken. Ik verneem in het najaar graag een pakket van maatregelen naar aanleiding van de algemene vraagstukken voor de decentrale energieopwekking, die net als de vergroening van de centrale energieopwekking voor ons een heel belangrijk punt zijn in dat pad naar vergroening.

Mevrouw Verburg (CDA): Het is geen gebrek aan belangstelling, maar over enkele minuten moet ik echt weg. Mijn verontschuldigingen daarvoor.

De voorzitter: Alle begrip daarvoor. Daarnaast is mevrouw Wiegman niet meer aanwezig vanwege een debat elders.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de algehele appreciatie en de opmerkingen in tweede termijn. Ik ben blij dat de heer Paulus Jansen zijn zegeningen telde en daarbij ook een aantal zaken met naam en toenaam benoemde, waardoor weer het beeld bevestigd wordt dat we stappen vooruitzetten.

De heer Paulus Jansen kondigde aan dat hij eventueel een motie zal indienen over de gassamenstelling. De ministeriële regeling heeft betrekking op de bedrijven. De heer Jansen verwees naar de hr-ketel die de burger nu wil aanschaffen. Daarbij gaat het om iets anders, namelijk om de gassamenstelling voor particulieren. Op de 80 grootverbruikers na, waarnaar ik verwees in mijn antwoord omdat ik meende dat de vraag van de heer Jansen daarop gericht was, heb ik voor ieder ander afgesproken dat die transitie ten minste tien jaar gaat duren. In die periode zitten we ook niet stil. Bij ministeriële regeling leggen we de samenstelling van het gas vast met het oog op de veiligheid van consumenten en werknemers. De marktconsultatie van dat concept is afgerond. De reacties daarop zullen we zorgvuldig verwerken. Daarna komt de ministeriële regeling bij de Kamer. Samen met GTS, GasTerra en de NAM onderzoek ik of de gassamenstelling ook na 2021 langer ongewijzigd kan blijven, waardoor ook de transitie langer kan duren. Zodra dat onderzoek is afgerond, zal ik de Kamer op de hoogte stellen. Er is geen aanleiding om daar op dit moment op vooruit te lopen. Na afloop van de transitie kunnen de gebruikers een bredere gassamenstelling aan. Welke samenstelling dat gaat worden, bepaalt de sector. Alle partijen zijn daarbij betrokken: GTS, GasTerra en NAM. Het gas wordt hoe dan ook rijker; dat is een gegeven. Als de samenstelling bekend is, zullen na een korte overbruggingsperiode slechts nieuwe toestellen verkocht mogen worden die het nieuwe gas aankunnen. Die toestellen moeten eenvoudig kunnen worden omgezet op het gebruik van ander gas dan het Groninger gas. Dat zijn dus de maatregelen die we in de tussentijd nemen: een transitie van tien jaar waarbij de veiligheid geregeld is, ook door middel van een ministeriële regeling, die nog naar de Kamer komt. Op dit moment wordt met de belanghebbenden onderzoek gedaan naar de vraag of de transitieperiode langer dan tien jaar moet zijn. De gebruikers moeten de bredere gassamenstelling aankunnen. Over de precieze samenstelling wordt gezamenlijk gesproken. Toestellen moeten het nieuwe gas hoe dan ook aankunnen.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik ga nog even goed nadenken over wat de minister gezegd heeft. Het is een heel complexe materie. Ik bedoelde wel degelijk een ministeriële regeling voor zowel het H-gas als het L-gas, omdat zowel de grootverbruikers als de kleinverbruikers en de producenten van toestellen er belang bij hebben om voor de langere termijn te weten waar ze aan toe zijn. Een leverancier van cv-ketels aan consumenten maakt toestellen die twintig jaar gebruikt worden. Die moet weten hoe die bandbreedte zich gaat ontwikkelen de komende twintig jaar, zodat hij daarop kan inspelen. Als de minister zegt dat dit probleem zonder meer wordt opgelost, dan kan ik de motie achterwege laten, maar als dit toch anders ligt, wil ik mij daarop beraden.

Minister Verhagen: De transitie voor grootverbruikers van H-gas loopt zo lang deze nodig is om een veilige overgang mogelijk te maken. Voorlopig loopt deze tot eind 2012, maar ieder jaar bekijken we of deze verlengd moet worden. Als dat het geval is, wordt deze telkens verlengd met een jaar. Voor de andere gebruikers, waaronder de consumenten, hebben we de ministeriële regeling waarin we de veiligheid vastleggen. De transitieperiode duurt voor hen tien jaar. De zorgen van de heer Jansen zijn ook de onze. We proberen op een goede wijze tot een samenstelling te komen en tot een oplossing te komen die recht doet aan zowel de wensen van de consument als het feit dat op een gegeven moment het Groninger gas er niet meer is. Hoe dan ook verandert de samenstelling. Ook al importeren we niets, dan nog moet je een elektrisch fornuis hebben in plaats van een gasfornuis, omdat er gewoon geen gas meer is van die samenstelling. Dat gaat immers op een gegeven moment op. We werken er met de sector aan om te voorkomen dat als men nu een hr-ketel koopt, die over tien jaar de deur uit moet worden gegooid omdat hij niet meer veilig is. Als de heer Jansen erover denkt om een motie in te dienen, zeg ik dat ik van mening ben dat ik in het traject dat we opzetten doe wat recht doet aan zijn zorgen.

De wens van de heer Samsom wordt breed gedeeld in de Kamer. Ik zeg ook ja tegen het laten doorlopen van de SDE-plus. Ik ben blij dat hij deze regeling zo volmondig steunt. Tegen de biomassabijstookverplichting zeg ik ook ja. We moeten in deze periode bewerkstelligen dat er een leveranciersverplichting komt waarin een verplicht aandeel duurzame elektriciteit vanaf 2015 wordt vastgelegd. Die ambitie is er, maar het klopt dat er geen garantie is. De ambitie is erop gericht, zonder de datum vast te prikken waarop ik er een besluit over neem, om te kijken of de criteria die ik genoemd heb, waar de heer Samsom op zich begrip voor heeft, kunnen worden gehanteerd bij het formuleren van de leveranciersverplichting. Sowieso veranderen de SDE-plus en de bijstookverplichting daarna; dat is logisch. De ambitie is er dus, en daarmee hebben we meteen het langjarig perspectief.

De heer Leegte sprak over de prijzen van elektriciteit. Een level playing field vind ik van belang. Ik zet mij daarvoor in, onder meer via marktkoppeling. Kernenergie is voor de industrie een belangrijk element in de energiemix vanwege de relatief lage kosten. Het is aan initiatiefnemers en industrie om te bezien of consortiumvorming wenselijk is.

De heer Leegte heeft gevraagd of de windmolens in het kader van congestiemanagement zo nu en dan uit moeten. Hij doelt daarmee vermoedelijk op het inspelen op de niet-voorziene piekproductie. Het gaat dan over incidentele maatregelen en over onbalans, maar niet over congestie.

De heer Leegte (VVD): Dat is dus de oplossing voor het probleem. Dat noemen we dan onbalans.

Minister Verhagen: Ja.

De heer Leegte (VVD): Heel goed. Dank u wel.

Minister Verhagen: Ik begreep in eerste instantie dat u de voorrang voor duurzaam weer wilde afschaffen.

De heer Leegte (VVD): U kent ons en weet hoe belangrijk wij dit vinden.

Minister Verhagen: Uiteraard.

Mevrouw Van Tongeren vroeg of de bouwvergunning kan worden bekeken in relatie tot de warmte. Ik zal haar zorgen daarover doorgeven aan de minister van BZK.

Met het standpunt van mevrouw Van Tongeren dat er geen bureaucratische spaghetti moet zijn, ben ik het hartgrondig eens. Dat is een centraal element in de green deal. De Kamer weet dat we geen bakken met geld hebben. Als het gaat om het stimuleren van bepaalde initiatieven, zeker op dit niveau, decentraal niveau en kleinschalige initiatieven, staat in de green deal centraal het weghalen van bureaucratische belemmeringen en het voorkomen van bureaucratische spaghetti.

Mevrouw Van Tongeren sprak ook over de kolenbelasting. In het regeerakkoord stonden zaken als «eventueel» en «in Europees verband». Ik ga op dit punt niet stapelen. Ik heb in het energierapport heel duidelijk gekozen voor de verplichting tot bij- en meestook. Daarop zet ik in. Daarover voer ik een constructief overleg met de sector, zodat dit ook mogelijk is. Zo houden we enerzijds onze energieproductie in stand en maken we anderzijds een forse stap richting duurzame energie. Dat is de reden waarom ik nu afzie van een kolenbelasting. Als ik goede afspraken maak met de sector over de bij- en meestookverplichting, heb ik die belasting ook niet nodig. Het is wel nog altijd de stok achter de deur, net zo goed als een wettelijke verplichting dat is op het moment dat je niet tot goede afspraken komt. Op dit moment zeg ik nee tegen de kolenbelasting, maar die zit nog altijd in de kast. Wat in het vat zit, verzuurt niet.

Mevrouw Van Tongeren wil zo snel mogelijk een structuurvisie wind op land, die met het ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt opgesteld. Ik ben ook voorstander van het snel opstellen van die structuurvisie, juist om op dat punt meer zekerheid te krijgen. Ik ben er op dit moment over bezig met mijn collega van Infrastructuur en Milieu. Zodra wij bevallen zijn, hoort de Kamer dat.

De heer Van Vliet vroeg in feite naar de impact van de Duitse overname door TenneT op de balans en de eventuele doorwerking op het storten van de 600 mln. eigen vermogen. Ik zal die vraag doorgeleiden naar de aandeelhouder: de minister van Financiën. Iedere transactie leidt tot een effect op de balans, maar levert ook weer rendement op. Ook aan de Duitse deal zijn rendementen verbonden.

Mevrouw Verburg heeft gevraagd hoe ik voorkom dat er gesleept wordt met afval voor biomassa. Als Noord-Nederland graag eigen bioafval omzet in energie, is dat prima. Ook in Noord-Nederland staat immers een kolencentrale. De kolencentrale in Buggenum, Limburg, heeft zelfs een bijstook van 30%, een grotere bijstook dan het gemiddelde van 10%. Ik zal naar het punt van mevrouw Verburg kijken, want het moet natuurlijk schoon en efficiënt zijn. Tegelijkertijd is het aan de sector zelf hoe hij binnen de randvoorwaarden aan de verplichtingen kan voldoen.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd of er slimmere manieren zijn om de transitie van grijs naar groen te realiseren. De slimste manier is beprijzing van CO2. De vergroening van het belastingstelsel is ook al lange tijd een pijler van het belastingbeleid. Indien mevrouw Van Veldhoven dat anders wil of daar andere instrumenten aan wil toevoegen, moet zij daar met de staatssecretaris van Financiën een meer principieel debat over voeren.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd of ik de horizontale thema’s wil aanpakken. Ja, op zich ben ik dat met haar eens. We doen het al deels met de slimme meters en slimme netten. Die zijn cruciaal om decentraal duurzame projecten te realiseren. Ik ga ook akkoord wat betreft normen en standaarden voor inpassing van decentrale energie. We kijken daar samen met Europese collega’s naar. Ik zal nagaan of er uit de green dealinitiatieven die ik krijg van provincies en gemeenten horizontale thema’s voortvloeien die een aanpak op rijksniveau zouden vergen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb inderdaad gezien in het energierapport dat de minister wat hij opschrijft over decentrale energie relateert aan de netten, maar er is natuurlijk veel meer. De vraag is: wil de minister kijken naar wat er veel meer is? Ik vraag hem sowieso om de Kamer te rapporteren over de suggesties die ik heb genoemd, ook als die niet uit de horizontale thema’s voor de green deal zouden komen. Ik hoor graag een termijn waarop de minister ons daarover denkt te kunnen rapporteren.

Minister Verhagen: Het gaat hierbij onder meer om de vraag hoe de zonnepaneelenergie van de buurman ook zelf benut kan worden. Ik stel voor dat ik de Kamer hierover informeer bij de green deal.

De heer Samsom (PvdA): U kunt ook het afgewezen amendement weer opgraven.

Minister Verhagen: Amendementen die worden afgewezen verdwijnen gewoon in de lucht. In het kader van de duurzaamheid kunt u misschien overwegen om geen amendementen in te dienen die toch afgewezen worden. Dat scheelt veel papier!

Mevrouw Van Veldhoven (D66): De regering kan er veel aan doen om te voorkomen dat amendementen worden afgewezen. Draagt u vooral uw steentje daaraan bij!

Minister Verhagen: Voorzitter. In het energierapport staat een aantal elementen waar ik gewoon mee door moet: de AMvB congestiemanagement, de AMvB metereisen, de AMvB tariefdifferentiatie en de ministeriële regeling afsluitbeleid. Ik moet weten of ik daarmee door kan; dit wacht namelijk op formele toestemming van de Kamer.

De voorzitter: Ik constateer dat dit het geval is. Daarnaast heb ik een drietal toezeggingen genoteerd.

  • De minister zegt toe, de Kamer begin september nader te informeren over de oorzaken van en het aanpakken van de administratieve netverliezen op basis van het onderzoek door de NMa.

  • De minister zal de Kamer informeren over de resultaten van het onderzoek naar de gassamenstelling door GasTerra en NMa.

  • Het kabinet stelt een structuurvisie op over wind op land en stuurt deze aan de Kamer.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Er is ook nog een toezegging gedaan over de tijdslijn van een mogelijke nieuwe kerncentrale.

De voorzitter: De minister zal de Kamer informeren over een tijdslijn wat betreft kernenergie.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): De minister heeft zo-even toegezegd dat hij bij de green deal expliciet terugkomt op decentrale energieopwekking.

De voorzitter: Deze toezegging nemen we ook mee.

Ik dank iedereen voor de medewerking en sluit dit algemeen overleg.

Volledige agenda

1. Lijst van vragen en antwoorden over het rapport Gaskwaliteit voor de toekomst

29023-87 – Brief regering d.d. 18-04-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

2. Aanbieding van de rapportage van het onderzoek door NMa inzake verdeling kosten van netverliezen elektriciteit

32374-12 – Brief regering d.d. 23-05-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

3. Beantwoording vragen commissie ELI over het ontwerpbesluit differentiatie tarieven transport elektriciteit

29023-89 – Brief regering d.d. 23-05-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

4. Beantwoording vragen commissie ELI inzake het ontwerpbesluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen

32373-12 – Brief regering d.d. 23-05-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

5. Informatie over ingediende projecten voor NER300 subsidie

31239-119 – Brief regering d.d. 23-05-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

6. Stand van zaken winning van schaliegas

28982-123 – Brief regering d.d. 08-06-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

7. Aanbieding energierapport 2011

31510-45 – Brief regering d.d. 10-06-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

8. Nieuwe regeling afsluitbeleid kleinverbruikers

32373-13 – Brief regering d.d. 14-06-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

9. Rapportage inventarisatie gevolgen transitie nieuw aardgas voor H-gasgebruikers

29023-91 – Brief regering d.d. 14-06-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

10. Second opinion TNO over overgangstermijnen Ontwerpbesluit houdende regels over op afstand uitleesbare meetinrichtingen

32373-14 – Brief regering d.d. 14-06-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

11. Lijst van vragen en antwoorden inzake het conceptbesluit congestiemanagement elektriciteit

32774-2 – Brief regering d.d. 15-06-201

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

12. Premie en vergoeding Wako

32645-22 – Brief regering d.d. 31-05-2011

minister van Financiën, J.C. de Jager

13. Beantwoording vragen commissie over de vergunningverlening aan URENCO

32645-25 – Brief regering d.d. 20-06-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

14. De winning van schaliegas (reactie op verzoek commissie ELI)

28982-124 – Brief regering d.d. 20-06-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen