Kamerstuk 26485-240

Verslag van een algemeen overleg

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Gepubliceerd: 15 februari 2017
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: economie handel ondernemen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26485-240.html
ID: 26485-240

Nr. 240 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 februari 2017

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 26 januari 2017 overleg gevoerd met mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 23 september 2016 inzake versterking van het internationale verdienvermogen van Nederland en rapportage economische missies/werkbezoeken eerste helft 2016 (Kamerstuk 34 550 XVII, nr. 5);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 29 november 2016 met de reactie op het verzoek van de commissie over het strafrechtelijk onderzoek van het Colombiaanse Openbaar Ministerie tegen het Amerikaanse bedrijf Drummond (Kamerstuk 26 485, nr. 235).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Van Toor

Voorzitter: Jan Vos

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Geselschap, Gesthuizen, Agnes Mulder en Jan Vos,

en mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 10.09 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, van harte welkom bij dit overleg van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Aanwezig is natuurlijk Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Ploumen en verder zijn er drie Kamerleden. Ik hanteer een spreektijd van vijf minuten en sta twee interrupties per fractie toe.

De heer Geselschap (VVD):

Voorzitter. Ik was kort gezegd verbaasd over de hoeveelheid detailinformatie. Ik heb even geïnformeerd en begrijp dat mijn voor-voorganger daar altijd bijzonder in geïnteresseerd was. Ik ben iets meer geïnteresseerd in strategische zaken, zoals waar de knelpunten zitten, wat we daaraan doen, wat de trends zijn, of er best practices zijn die we kunnen gebruiken, waar kansen en bedreigingen zitten en hoe we daarmee omgaan. Nu is het niet aan mij om de informatievoorziening te bepalen, zeker niet omdat ik na 15 maart weer vertrokken ben, maar misschien kan de commissie reflecteren op de vraag of ze hiermee wat strategischer kan omgaan.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dit leidt onmiddellijk tot een vraag. Welke hoofdlijnen haalt de VVD uit de informatie als er zoveel details worden gegeven? Waar zitten de knelpunten?

De heer Geselschap (VVD):

Dat is voor mij precies het probleem. Het is een beetje een informatie-overkill. Ik heb juist liever meer compacte en duidelijker strategische informatie, omdat we daarmee actie kunnen ondernemen. Ik haal er nu vooral uit dat er zaken schorten aan het MVO Platform. Ik besteed daar zo aandacht aan. We moeten meer ruimte geven voor innovatie. Ik zie liever de trends. Zijn er meer of minder bedrijven ... ik zie bijna door de bomen het bos niet meer.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Misschien kan ik mijn collega helpen. Ik zie dat bedrijven die meegaan op handelsmissie nog niet voldoen aan de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Het is heel moeizaam om die bedrijven zover te krijgen dat ze daar wel aan voldoen. We hebben natuurlijk heel erg behoefte aan bedrijven die meegaan op handelsmissies, want als we alleen op handelsmissie gaan, schieten we ook niet zoveel op. Tegelijkertijd willen we niet dat er bedrijven meegaan die de kwesties helemaal niet aanpakken en oplossen. Hoe ziet de VVD dit?

De heer Geselschap (VVD):

Ik zal zo uitgebreid ingaan op de imvo-convenanten (internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen). Dat is een van mijn belangrijkste punten. Het betreft niet alleen de convenanten, maar ook de mate waarin het Nederlandse bedrijfsleven zich als ambassadeur opstelt voor imvo en zich aan de OESO-richtlijnen houdt. Het is zorgelijk dat er te veel bedrijven meegaan die dit nog niet doen. Hierin ben ik meer geïnteresseerd dan in wie er op 22 april de Maeslantkering heeft bezocht in het bijzijn van de Rotterdamse burgemeester. Als Rotterdammer vind ik dat wel interessant, maar ik doe de suggestie om de informatie te concentreren. Het is maar een suggestie. Als men het op deze manier wil doen, is dat ook prima en moet men dat vooral blijven doen. Het gaat inderdaad over de punten die mevrouw Mulder noemt. Als ik mijn betoog zo voortzet, kan ze daar misschien op inhaken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dan wacht ik dat nog even af.

De heer Geselschap (VVD):

De VVD wil dat bedrijven die een beroep doen op de Nederlandse overheid worden geacht goede ambassadeurs van imvo te zijn en de OESO-richtlijnen na te leven. We blijven echter van mening dat het aan de kaak stellen van thema's als maatschappelijke uitdagingen en mensenrechten allereerst prioriteit moet zijn voor overheden en niet-gouvernementele organisaties (ngo's). Het bedrijfsleven hoeft in het aan de kaak stellen niet het voortouw te nemen, maar moet wel het goede voorbeeld geven door zich aan eerdere afspraken te houden. Bedrijven moeten zich vooral bezighouden met waar zij goed in zijn.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dit roept toch een vraag op. We mochten met de commissie op werkbezoek in Ethiopië. Daar hebben we een rozenkweker bezocht. Deze rozenkweker had er last van dat in zijn bedrijf vrouwenrechten niet werden gerespecteerd. Als hij een mannelijke leidinggevende had voor vrouwelijke medewerkers, dan had hij een probleem. Wat heeft deze Nederlandse ondernemer gedaan? Hij heeft zijn bedrijf zo ingericht dat vrouwen alleen maar leiding geven aan vrouwen en deze moeilijkheden dus niet meer voorkwamen. Dit is een heel praktische insteek van daadwerkelijk iets veranderen in je bedrijf en zorgen dat je het goede voorbeeld geeft. Eigenlijk is het voorbeeld dat de heer Geselschap net gaf redelijk passief: een bedrijf moet alleen ondernemen en dat was het wel zo'n beetje. Volgens mij moet een bedrijf dat helemaal niet. Het heeft zich maatschappelijk te verantwoorden over wat het doet. Op deze manier kunnen bedrijven op een heel positieve manier bijdragen. Hoe ziet de heer Geselschap dit? Streeft hij naar passief of actief deelnemen en het uitdragen van de goede voorbeelden? Daar ben ik heel erg benieuwd naar.

De heer Geselschap (VVD):

Een ondernemer moet allereerst ondernemen, dat spreekt voor zich. De enge opvatting die mevrouw Mulder richting de VVD wil schuiven, dat het daarmee voor de VVD stopt, is zeer zeker niet juist. Wij vinden ook dat internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen bij ondernemen hoort, inclusief het naleven van de OESO-richtlijnen. Men moet daar in de eigen bedrijfsvoering zeker oog voor hebben en graag ook het goede voorbeeld geven, zoals ik net suggereerde. Dat is iets anders dan dat het de taak van het bedrijf is om bij een nationale overheid aan te kloppen met wat er allemaal nog meer mis is op het gebied van mensenrechten in dat land. Men moet binnen de eigen bedrijfsvoering en het eigen bedrijf natuurlijk een zo goed mogelijk voorbeeld geven. Het voorbeeld van mevrouw Mulder omarm ik van harte.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik ben blij met de richting van het antwoord, want we kunnen van onze bedrijven een actievere rol vragen. Als wij het niet vragen, doen ze het misschien uit zichzelf en zijn ze heel goed bezig, maar misschien doen ze het ook niet. Dan ligt de vraag voor wat wij van die bedrijven verwachten en of we hierover het gesprek aangaan. Wat ons betreft mag dat gesprek in ieder geval plaatsvinden. Bedrijven hebben er behoefte aan dat het goed gaat met hun personeel. Dat zie je bij Heineken in diverse landen in Afrika. We zijn hierover geïnformeerd tijdens hoorzittingen. Als je wilt dat het personeel niet ziek is en iedere dag komt opdagen, doe je bijvoorbeeld wat aan gezondheidszorg. Het is heel basaal, maar het werkt dus wel. Hierover kan de overheid actief het gesprek aangaan. Ik ben een beetje op zoek naar wat de VVD-fractie van de overheid verwacht richting onze bedrijven die in het buitenland handeldrijven en investeren. Daar hoor ik graag wat meer over.

De heer Geselschap (VVD):

Zeker als een Nederlands bedrijf een beroep doet op de Nederlandse overheid, bijvoorbeeld door het meegaan op een missie of het vragen van een subsidie, een garantie of een lening onder het Dutch Good Growth Fund (DGGF) bijvoorbeeld, kan de overheid eisen stellen. Die eisen mogen inderdaad liggen op het terrein van imvo. Hieronder vallen niet alleen de mensen- en vrouwenrechten en de participatie daarin, maar ook de gezondheidszorg voor de werknemers en de mate waarin het loon een leefbaar loon is, met inachtneming van de context. We kunnen bedrijven hier echt op aanspreken. Allereerst is het de taak van een ondernemer om te ondernemen, want als hij dat niet doet, kan hij al die andere dingen ook niet doen, maar de Nederlandse overheid mag wat van bedrijven verwachten als ze worden gesteund.

Hoe staat het met de imvo-convenanten? Is de verwachting dat ze medio 2017 allemaal zijn afgesloten? Welke kansen zijn er nog meer? We hebben er binnenkort een rondetafelbijeenkomst over. Dan horen we het van anderen, maar het is fijn als we het nu van de Minister horen.

Een belangrijk punt is dat we van het MVO Platform hebben vernomen dat er bedrijven zijn die zich niet hielden aan de OESO-normen maar wel mochten deelnemen aan de handelsmissies. Klopt dit? Waar ligt de grens voor deelname van bedrijven? We horen van de Minister graag een uitleg van de overwegingen voor deelname van deze bedrijven. Zijn er kansen om deze bedrijven te enthousiasmeren juist wel de goede richting te kiezen?

Ik ben even de kluts kwijt.

De voorzitter:

Minister Kamp heeft daarvoor een heel goede truc. Hij kijkt dan zeker een minuut heel serieus de zaal in. Het is dan doodstil en iedereen denkt: wat gaat hij nu zeggen, wat gaat er in hem om? We zitten dan allemaal in spanning. Dus als u niets zegt, maar heel serieus voor u uitkijkt, geloven we allemaal dat het goed gaat. Ik hoop dat ik u nu voldoende tijd heb geboden om uw betoog te hervatten.

De heer Geselschap (VVD):

Dank voor de tip, de collegialiteit en de tijd.

Is gebleken dat bedrijven die meegingen op missies zich niet gedragen hebben als goede ambassadeurs voor Nederland en het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen? Hoe is hiermee omgegaan?

Ik dank de Minister voor de uiteenzetting van de reeds gezette stappen in de bilaterale handels- en investeringsbevordering en de aanpassingen daarin aan de eisen van deze tijd. Onze welvaart is nog altijd voor een groot deel te danken aan de internationale handel, de vele succesvolle multinationals en zeker niet te vergeten het midden- en kleinbedrijf (mkb) in ons land. We moeten onze sterke positie in de wereldeconomie uitbouwen waar dat kan. We moeten daarom als land innovatief blijven en bedrijven de mogelijkheid geven innovatief te zijn. Zoals de Minister al aangaf in haar brief ligt er een groeimarkt voor het Nederlandse bedrijfsleven op het terrein van innovatieve oplossingen voor hedendaagse problemen als voedseltekorten en verstedelijking. We moeten ervoor zorgen dat we deze kansen blijven grijpen. We delen ook de mening van de Minister dat publiek-private partnerschappen (ppp) deze ambitie kunnen ondersteunen. Daarnaast kunnen we partnerschappen met buitenlandse partijen goed gebruiken om tot nieuwe innovaties te komen.

De VVD dankt de Minister voor haar uitleg over onder andere de missies-nieuwe stijl en de moderne handelsbevordering. Zij verwacht hiervan positieve ontwikkelingen, daar zij zich ook richt op onderzoek, innovatie en duurzame ontwikkeling. Door het exporteren van onze kennis kunnen nieuwe banen worden gecreëerd. Zo zien we dat milieu en handel goed kunnen samengaan en dat het samenvoegen van de hulp- en handelsagenda daadwerkelijke positieve wederzijdse effecten heeft.

Tot slot memoreer ik dat ik tot mijn vreugde in de nieuwjaarsenquête van Forum las dat de ondernemers ook positief staan tegenover de pogingen om de buitenlandse handel te stimuleren en dat zelfs 80% hier tevreden over is. Zij zijn tenslotte de klanten die de Minister bedient. Ik denk dat dit een groot compliment is. Het is echter zeker geen reden om achterover te leunen, maar juist om met deze innovaties en deze integrale aanpak door te gaan.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Gisterochtend hebben we ook gesproken over de werelddoelen, de wijze waarop alles samenhangt en waarop we kunnen voorkomen dat we met papieren tijgers aan de slag gaan, maar tegelijkertijd wel stappen zetten. Eigenlijk is dit ook het dilemma dat naar voren komt uit alle stukken, zowel van de Minister als van andere kanten. Er zijn nog wel wat dilemma's. We willen graag met een mooie groep bedrijven op handelsmissie, maar we moeten vaststellen dat een aantal van die bedrijven nog niet zo ver is als we willen. Hoe gaat de Minister hiermee om? Wat doet ze dan? Welke misschien wel programmatische aanpak legt ze aan bedrijven voor, zonder dat het afvinklijsten worden, van de kant die wij op willen? Natuurlijk zijn ze van harte welkom op handelsmissie of kunnen ze gebruik maken van verschillende instrumenten, maar wel onder bepaalde voorwaarden. Vervolgens is het de vraag hoe dit wordt getoetst en geïmplementeerd. Het kan leiden tot het besluit dat bedrijven op een gegeven moment niet meer mee kunnen op handelsmissie. Is dit al voorgekomen? Is er al een bedrijf dat te horen heeft gekregen dat we op deze manier niet samen verdergaan? Als wordt gesproken over bedrijven die meegaan naar landen waarover we duidelijke convenanten hebben afgesloten, bijvoorbeeld voor textiel, wordt er dan ook anders naar gekeken? Dat is juist het moment om hiervan nog nadrukkelijker een onderwerp van gesprek te maken. Uiteindelijk willen we graag dat alle bedrijven die meegaan hun verantwoordelijkheid nemen. Natuurlijk zijn dat niet alleen de grote bedrijven, maar op den duur ook de kleinere. Ik zeg «op den duur» omdat het best pittig is voor kleine bedrijven om er in één keer aan te voldoen. Zijn de handvatten dusdanig dat het ook voor kleine bedrijven mogelijk is om deze stappen te zetten? Hoe zien VNO-NCW en MKB Nederland hun eigen rol hierin? De organisatie is gelukkig heel enthousiast over de Minister, maar neemt zij ook verantwoordelijkheid? Het is mooi dat men het heel mooi vindt, maar het is nog mooier als er stappen worden gezet. Wat doet deze organisatie en wat merkt de Minister hiervan?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Mijn meest nederige excuses voor mijn chaotische binnenkomst en het feit dat ik verlaat was.

Allereerst de versterking van het internationale verdienvermogen van Nederland en de Rapportage economische missies eerste helft 2016. Met de brief komt de Minister tegemoet aan een reeks toezeggingen waar door destijds nog de heer De Leegte, de heer Jan Vos en mevrouw Agnes Mulder om gevraagd is. Ik dank de Minister voor deze brief. Het is een goede brief, maar ik heb er wel een aantal vragen over. Volgens de Minister worden bedrijven die een beroep doen op hulp van de overheid geacht goede ambassadeurs van imvo te zijn. Het verbaast me niets dat de Minister dit zegt en ik ben het uiteraard van harte met haar eens. Ook moeten bedrijven de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen onderschrijven. De Minister schrijft echter niet of dit wordt gecontroleerd. Ik wil hier graag wat meer over weten. In plaats daarvan noemt de Minister de mvo-convenantenaanpak (maatschappelijk verantwoord ondernemen) die uniek is in de wereld. Uit onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO), dat in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is uitgevoerd, blijkt echter dat de meerderheid van de beursgenoteerde bedrijven zich niet committeert aan die OESO-richtlijnen. Dit baart mij veel zorgen. Tijdens het onderzoek bleek dat 1.260 bezochte bedrijven nog nooit van de richtlijnen hadden gehoord. Daarnaast blijkt uit de Transparantiebenchmark van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) dat maar 11% van de daaraan deelnemende bedrijven de OESO-richtlijnen volledig implementeert. Elf bedrijven die zeer slecht scoorden in de benchmark zijn in de afgelopen jaren regelmatig meegegaan op handelsmissies, aldus het MVO Platform. Dit roept bij mij wel de vraag op hoe serieus de stelling moet worden genomen dat de overheid verwacht dat bedrijven goede ambassadeurs van imvo zijn. Hiermee wil ik uiteraard niets negatiefs zeggen over de bedrijven die vooroplopen en die juist altijd het goede voorbeeld geven, want die zijn er gelukkig wel. Ik heb ze de afgelopen jaren vaak genoeg voorbij zien komen. Het gaat juist om de bedrijven die achterblijven. Is de Minister op de hoogte van deze feiten? Ik neem aan van wel. Controleert zij of bedrijven de OESO-richtlijnen onderschrijven en ernaar handelen als ze ze meeneemt op handelsmissies? Worden bedrijven ook daadwerkelijk uitgesloten van deelname als dit niet het geval is? Gebruikt de Minister bijvoorbeeld de Transparantiebenchmark van EZ om de screening te doen voordat bedrijven kunnen meegaan? Ik noem het bedrijf Boskalis maar even. Dit is de afgelopen vier jaar zeventien keer mee geweest op handelsmissie, maar het committeert zich niet aan de OESO-richtlijnen. Het is bovendien een keer in opspraak geweest vanwege de baggerwerkzaamheden bij het omstreden project van het tweede Suezkanaal. De Minister herinnert zich dit ongetwijfeld goed, want het was een fel debat dat ook met Staatssecretaris Wiebes is gevoerd.

Gisteren sprak de commissie met vertegenwoordigers van het keurmerk Go Palm Oil Free. De Partij van de Arbeid en de Partij voor de Dieren waren hierbij ook aanwezig. Deze organisatie wil de excessen van palmolieproductie in Indonesië tegengaan. De Minister heeft vorig jaar de Indonesische president ontvangen en met hem gesproken over duurzame palmolie. Toen heeft de president gezegd dat hij de Indonesische productie wil verduurzamen. Op zich is het positief dat Indonesië zich bewust is van het probleem, maar heeft dit een vervolg gekregen bij het bezoek dat de Minister afgelopen november bracht? Zo ja, hoe dan? De Minister zegde Nederlandse steun toe bij de verduurzaming van de Indonesische export naar China, maar hoe zit het met de palmolie-import in Nederland? Al jaren blijkt bijvoorbeeld dat er ondanks de RSPO (Roundtable on Sustainable Palm Oil), de duurzame palmolie-organisatie van onder andere het Wereld Natuur Fonds (WNF), nog steeds fors wordt gekapt op bijvoorbeeld Borneo en dat de bosbranden op het eiland hierdoor mede worden veroorzaakt. De Vereniging Milieudefensie constateerde dit vorig jaar al. Heeft de Minister ook hierover gesproken met de Indonesische president? Zo ja, wat was zijn reactie? Op welke manier worden de Nederlandse palmolie-importeurs en -verwerkers aangesproken op eventueel gebruik van niet-duurzame palmolie en hoe krijgen zij verantwoordelijkheid in een van de convenanten?

De laatste voortgangsrapportage over de convenanten stelde dat de levensmiddelensector wel bezig is met een convenant. Dit is erg hoopvol. Gisteren werd ook de naam «Nutella» genoemd. Ik eet graag een pannenkoekje of een boterham met Nutella, maar tot mijn schrik blijkt dit een van de grote gebruikers van palmolie te zijn. Ik wil er als consument heel graag op vertrouwen dat dit soort zaken bij de industrie onder de aandacht wordt gebracht en dat bedrijven druk voelen om mee te gaan in een verandering en een verduurzaming. Of palmolie-import en -verwerking hierbij wordt betrokken, is mij tot dusver dus niet duidelijk. Volgens het MVO Platform en Milieudefensie komt palmolie niet aan bod in het convenant en het baart mij zorgen als dit zo is. Als laatste is er nog het nieuwe handelsverdrag dat de EU (Europese Unie) afsluit met Indonesië. Spant de Minister zich in voor mensenrechten en milieu in dit verdrag als het om palmolie gaat?

Tot slot heel kort: in reactie op ons verzoek om te reageren op het strafrechtelijk vooronderzoek naar Drummond in verband met de situatie in Colombia en de mijnen, schrijft de Minister dat nog niet bekend is welke bedrijven zullen worden onderzocht door het vredestribunaal. Wel is gebleken dat de afgelopen maanden opnieuw verschillende moorden zijn gepleegd in de regio, waaronder die op een vakbondsleider. Ook is na het Deense DONG Energy het Italiaanse ENI, een van de grootste in Europa, een onderzoek gestart naar het tijdelijk terugtrekken uit Colombiaanse steenkool. Hoe kijkt de Minister aan tegen een dergelijk onderzoek in Nederland nu blijkt dat het moorden en intimideren in Colombia doorgaat, terwijl er inmiddels vrede is gesloten met de FARC (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia)? De Minister heeft eerder aangegeven disengagement als een valide instrument te zien. Is dat nog steeds het geval? Hoe staat het met de strategieën van de energiebedrijven in relatie tot disengagement?

Voorzitter: Gesthuizen

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. De Minister heeft in de afgelopen jaren heel succesvol geopereerd op het terrein van handels- en investeringsbevordering. Er is ongelooflijk veel veranderd in die viereneenhalf jaar. De grondslag hiervoor is gelegd in het regeerakkoord van dit kabinet. In de stukken komt dit ook wel terug. Daar waar Nederland in het verleden vrij eendimensionaal vooral gericht was op exportbevordering en er zelfs een periode bijna niet werd gereisd, heeft dit kabinet het venster op de wereld opnieuw opengetrokken. Niet alleen Minister Ploumen, maar ook andere Ministers hebben zich op een vernieuwende manier nadrukkelijk internationaal gemanifesteerd. Minister Ploumen heeft dit gedaan door ontwikkelingssamenwerking en handel te combineren, waarbij bijvoorbeeld de onderwerpen die door mijn collega's werden gememoreerd, zoals de OESO-richtlijnen bij het bedrijfsleven, heel nadrukkelijk werden meegenomen in handel. Omgekeerd is bij ontwikkelingssamenwerking onder andere het Dutch Good Growth Fund opgericht en is op een heel succesvolle manier het op lange termijn investeren ingebracht om meer ontwikkeling in heel arme en medium income landen tot stand te brengen. Dit is geen onderwerp van vandaag, maar ik wil het toch zeggen omdat we hierover aan het begin van deze periode contact hebben gehad.

We gaan richting de verkiezingen. Ik kom na de verkiezingen in ieder geval niet terug in de Kamer. Het is leuk om dit betoog te beginnen met de constatering dat er zoveel is veranderd omdat er op zo'n andere manier wordt gewerkt en de Minister er zo'n goede bijdrage aan heeft geleverd. Ze schrijft het zelf ook in de stukken, maar vanuit mijn controlerende functie heb ik het in de praktijk kunnen waarnemen.

Ik stap over naar een aantal concretere punten. We vinden het heel erg moeilijk om te accepteren dat er sprake is van zo veel mensenrechtenschendingen bij producten die we afnemen in Nederland, met name als het kinderarbeid betreft. De Minister heeft hierover gisteravond nog gedebatteerd; er werd al eerder aan gerefereerd. Mijn collega Van Laar heeft hiervoor op heel veel fronten aandacht gevraagd, maar ik wil de Minister op het hart drukken dit scherp in het oog te houden. Ik mis het ook weleens in de rapportage. Die is weliswaar heel gedetailleerd, maar kan op dit punt nog beter.

Dit geldt ook in het geval van de onacceptabele schade aan het milieu door olie- en gasboringen. Er gebeuren op dit moment op dit vlak verschrikkelijke dingen in de Verenigde Staten (VS). President Trump zet de klok compleet terug, maar de VS zijn niet het enige land in de wereld waar dit gebeurt. Ik lees dat we een energiediplomaat hebben aangesteld. Dat is interessant en ik hoor er graag meer over. Ik wil ook weten waarom die meneer of mevrouw met name in Mexico actief is en niet bijvoorbeeld in Azerbeidzjan. Ik lees dat Minister Kamp naar Azerbeidzjan is gereisd. Het is een mooi voorbeeld van een gedetailleerd stukje in de verslaglegging, waaruit verder eigenlijk niets valt op te maken. Ik vraag me na het lezen van die twee alinea's af wat hij daar heeft gedaan. Hij heeft in Maastricht de Azerbeidzjaanse regering ontmoet en hij is naar Azerbeidzjan geweest. Vervolgens is een aantal Limburgers, onder wie de fameuze René van der Linden, afgereisd naar Azerbeidzjan om ook weer te praten. Maar wat is er gebeurd? De olie-export van Azerbeidzjan is toegenomen. Hebben we daarover dan iets besproken? Nee, het ging om duurzame energie. Daaraan wordt ergens wel gerefereerd, maar wat is er dan precies gebeurd met duurzame energie? Gaan we zonnepanelen of windmolens leveren? Ik weet het niet. Ik heb geen idee wat er gebeurd is en of die energiediplomaat er iets mee te maken heeft. Mevrouw Mulder herinnerde ons aan het bezoek aan Ethiopië. Ik kan me herinneren dat we in Kenia waren en daar de Minister van Energie van Kenia ontmoetten. Die vroeg indertijd assistentie aan Nederland voor het ontwikkelen van de gasvelden voor de kust van Kenia. Mozambique is een vergelijkbaar verhaal. Toen hebben we er in de Kamer ook wel eens over gesproken. Oh, het was Tanzania, dat klopt. Houdt de energiediplomaat zich hier ook mee bezig? Of werkt hij vooral aan de transitie naar duurzame energie? Het is een beetje suf als wij in Nederland de energieagenda omgooien en vervolgens een energiediplomaat aanstellen die in Mexico en Azerbeidzjan fossiele energie uit de grond pompt. Dat is niet de bedoeling.

Vooruitkijkend naar nieuw beleid voor na deze periode, lijkt het mij goed om de manier te bezien waarop wij interveniëren vanuit het departement van de Minister. Het is natuurlijk vooral aan het nieuwe kabinet, maar als zij hier al gedachten over heeft, is het belangrijk dat er enige continuïteit in zit. Wat doen we met ontwikkelingssamenwerking op het terrein van klimaat? We hebben het altijd over het fonds van 100 miljard en de bijdrage van Nederland hieraan, maar het gaat mij vooral om het bestrijden van armoede. We weten allemaal dat juist klimaatverandering de meest arme groepen raakt. Kunnen we de energiediplomaat niet op een veel slimmere manier aan het werk zetten om ervoor te zorgen dat die arme mensen met duurzame energie aan de slag gaan op een manier waarop klimaatverandering wordt tegengegaan?

Ik zat even in mijn hobby energie en ga terug naar mijn spreektekst. Nu heb ik nog maar beperkte spreektijd over en krijg ik straks op mijn kop van mijn beleidsmedewerker die het fantastisch heeft voorbereid. Zo gaat dat achter de schermen in de Kamer, durf ik na viereneenhalf jaar wel te zeggen.

Ik hoor graag nog iets van de Minister over de Turkse afgevaardigde die hier is geweest. Ook in Turkije is de mensenrechtensituatie heel verontrustend. Wordt dit besproken? Kan de Minister hierop ingaan? Ook hoor ik graag meer over het bezoek aan president Widodo van Indonesië en de palmolieproductie waaraan mijn collega van de SP refereerde, met name in relatie tot de verschrikkelijke branden die in Indonesië ontstaan.

Tot slot de Dutch Trade and Investment board (DTIB). De PvdA hoort graag op welke wijze het maatschappelijk middenveld hierbij wordt betrokken.

De voorzitter:

Dan kijk ik even naar de Minister. Excuus, ik geef direct het voorzitterschap terug. Ik heb begrepen dat de Minister tien minuten wil schorsen voor de voorbereiding.

Voorzitter: Jan Vos

De vergadering wordt van 10.39 uur tot 10.50 uur geschorst.

De voorzitter:

We zetten het algemeen overleg voort. Het woord is aan de Minister.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun opmerkingen. Ik beantwoord de vragen in drie blokjes en begin met de algemene uitgangspunten van het beleid dat ter tafel ligt, de economische diplomatie en alles wat daarbij hoort. Dan kom ik op internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat is natuurlijk ook een onderdeel van het beleid, want alles hangt met elkaar samen, maar ik zoom hierbij in op een aantal specifieke vragen. In het laatste blokje behandel ik een aantal specifieke vragen over bijvoorbeeld Azerbeidzjan.

De leden van de commissie merkten op dat economische diplomatie heel erg belangrijk is. Laat ik zeggen dat de turbulente tijd rond de brexit en de nieuwe president van de Verenigde Staten impact heeft op de staat van de wereldeconomie. Het is nog moeilijk te zeggen welke impact. Voor de open Nederlandse economie – 2,2 miljoen van onze banen hebben we te danken aan internationale handel – is het belangrijk dat men weet wie we zijn en waar we voor staan. We moeten daarom onze economische relaties met landen verder uitbouwen, zowel in de diepte als in de breedte. De voorzitter zei dat het kabinet natuurlijk niet over 15 maart heen kan regeren, maar als ik een aanbeveling mag doen voor een volgend kabinet, dan is het deze: zet de economische diplomatie in dezelfde breedte en diepte voort. Het is belangrijk dat we ons goed positioneren en dat men weet wat wij te bieden hebben op het terrein van de verbinding tussen hulp en handel en het terrein van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, want deze aspecten maken deel uit van onze concurrentiekracht. In dit opzicht hebben we de afgelopen jaren successen geboekt, maar waren er ook hiccups in de opbouw van economische relaties met landen. Ik noem een land als Brazilië, dat bij het aantreden van het kabinet in 2012 geweldige groeicijfers liet zien, maar waarvan we nu moeten constateren dat het door politieke turbulentie in economisch moeilijker vaarwater is gekomen. Dit heeft meteen consequenties voor de relaties met Nederland. Indonesië heeft een nieuwe president en de betrekkingen met Nederland zijn verder geïntensiveerd. Ik zal straks ingaan op de palmolie. Met Cuba, een land dat zich opent, hebben we goede betrekkingen kunnen opbouwen. Deze landen zijn wellicht nog geen grote economieën, behalve Indonesië, maar ze kunnen een belangrijke rol spelen in de wereldeconomie bij het aanjagen van groei en innovaties, waarvan iedereen kan profiteren. De afspraken die we in 2015 over de agenda voor de wereld hebben gemaakt – mevrouw Mulder refereerde aan de werelddoelen of de Sustainable Development Goals (SDG's) – en het klimaatakkoord van Parijs schragen de inzet van Nederland in de breedte. Samen met het bedrijfsleven bekijken we de kansen die de doelen bieden en op welke manier we ze het beste kunnen benutten. Het is dan belangrijk dat de overheid, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld goed samenwerken. Het schuurt weleens en er wordt ook weleens een deur heel hard dichtgeslagen, maar iemand doet die dan toch weer open. Wij vinden het allemaal heel gewoon, dit gepolder, maar in heel veel landen kijkt men er met enige afgunst naar. Ik zeg er altijd bij dat het polderen soms een beetje lang duurt, maar dat het uiteindelijk heel veel oplevert.

15 maart nadert en de kans dat wij elkaar in deze samenstelling zullen terugzien, is nihil. Zowel de voorzitter als mevrouw Gesthuizen en de heer Geselschap staan niet op de lijst van hun partijen. Dit is een uitgelezen moment om deze drie leden enorm te bedanken voor de constructieve samenwerking. Ze zaten me dikwijls dicht op de huid. Dit was niet altijd aangenaam, maar hoort bij de controlerende taak. Ik vond hun vragen niet altijd even prettig, maar het was niet aan mij om dit te beoordelen. In de dualistische verhouding heeft de Kamer het kabinet aangemoedigd om net even verder, strakker of harder in te zetten op sommige voornemens. Dit was de afgelopen jaren niet alleen prettig en goed voor de samenwerking, maar vooral heel erg goed voor Nederland. Ik probeer de weemoed ver weg te duwen, maar wil de leden hartelijk danken. Ik hoop dat we de 06-nummers niet kwijtraken bij het overzetten naar een andere telefoon en dat we wellicht op andere manieren kunnen blijven samenwerken. Ik sta zelf wel op de lijst van mijn partij en pas graag alles toe wat ik de afgelopen jaren van de leden heb geleerd.

De heer Geselschap heeft gevraagd of het nodig was dat hij zo veel informatie kreeg. Hij vroeg naar de trends, want hij zag door het enorme bos van informatie sommige bomen niet meer. Een trend is dat overheden zich veel actiever tonen op het terrein van economische diplomatie. Nederland vormt daarop geen uitzondering. Dit is nodig om de redenen die ik net noemde. Een andere trend is dat steeds vaker van de overheid wordt gevraagd een goede publiek-private samenwerking tot stand te brengen. Anders gezegd: ook het bedrijfsleven ziet een meerwaarde in het gezamenlijk optrekken. In Nederland hebben we de scheiding der machten maar ook een goede rationele scheiding tussen bedrijfsleven en politiek; in andere landen is dit soms niet zo duidelijk. We hebben echter een goede balans gevonden om onze manier van publiek-private samenwerking te presenteren in het buitenland.

Voorzitter: Gesthuizen

De heer Jan Vos (PvdA):

De Minister zegt dat de scheiding in andere landen soms niet zo helder is. Ik herinner me dat we een aantal jaren geleden hebben gesproken over plutocratische machthebbers bij wie de politieke en economische macht steeds meer in één hand komt te liggen. Dit gebeurde toen in grote landen als Rusland en China. De Verenigde Staten kenden altijd al een threshold van ongeveer een miljoen aan personal net worth om in het Congres te kunnen zitten, maar zien we daar nu niet het prototype van een plutocratische regering ontstaan?

Minister Ploumen:

Met deze vraag kunnen we alle kanten op. De democratisch gekozen president Trump heeft op die titel zijn regering samengesteld. De leden daarvan hebben zich moeten onderwerpen aan een hoorzitting. Dit is de manier waarop het daar gaat. Voor zo ver ik weet, zijn naar aanleiding van deze hoorzitting alle benoemingen positief aangemoedigd door het Congres. President Trump heeft zijn bedrijfsbelangen op afstand gezet. Hij heeft dit toegelicht en we hebben dat allemaal kunnen zien. Laat ik het zo zeggen: we wachten af hoe de regering ermee omgaat. Er is nu niet zo veel over te zeggen, behalve dan dat nadrukkelijk is aangeven dat de bedrijfsbelangen op afstand zijn gezet. Het klopt dat in het democratisch proces in de Verenigde Staten – dat is niet mijn opvatting maar een gegeven – financiële middelen een grote rol spelen bij campagnes. Nederland heeft een strikte regulering van de omvang van financiële middelen en is er transparant over. Dat is de manier waarop wij het doen. We zullen zien hoe het zich verder ontwikkelt in Amerika. Het is een volwassen democratie, dus we gaan ervan uit dat de eigen checks-and-balances zullen werken.

De heer Jan Vos (PvdA):

We hoeven dus niet bang te zijn dat de pijpleidingen worden aangelegd door een bedrijf waar een Minister net vandaan komt? We hoeven niet bang te zijn dat de bouwbedrijven die de muur bouwen dezelfde zijn als die in het verleden prachtige gouden torens hebben gebouwd voor de president? Spelen zulke vragen een rol bij de beoordeling van wat er allemaal gebeurt? We kunnen een aantal voorbeelden uit het verleden noemen, zoals dat van Rumsfeld, een oud-minister die af en toe zijn bedrijfs- en politieke belangen een beetje door elkaar husselde. Hoe beoordeelt de Nederlandse regering dit? De headlines die de Minister noemt, kunnen we ook in de media lezen, maar ik kan me voorstellen dat zij en haar departement zich er nadrukkelijk in hebben verdiept of dit nog gaan doen. Het is echt een trend die we wereldwijd zien en we moeten ons daartoe verhouden. Ik stel deze vraag ook een klein beetje in het licht van het bezoek aan Azerbeidzjan. In dit land zijn de politieke en economische belangen van de machthebbers heel nauw met elkaar verweven. Hoe gaan we hiermee om? De afgelopen decennia zijn er steeds meer samenlevingen gedemocratiseerd en vonden er processen plaats die wij in het Westen toejuichten. Nu zien we echter een trend de andere kant op. Ik bedoel daarmee niet zozeer de tendens naar minder openheid en meer dictatoriale of populistische regimes, maar die naar de plutocratische kant.

De voorzitter:

De Minister heeft uw vervolgvraag heel goed begrepen. Ze knikt al een tijdje.

Minister Ploumen:

In sommige landen is het onmiskenbaar een trend dat de verwevenheid tussen politiek en bedrijfsleven niet minder wordt. Ik zeg nogmaals dat het belangrijk is om in het oog te houden dat de Verenigde Staten een volwassen democratie zijn met eigen checks-and-balances. We zullen zien hoe het zich ontwikkelt en hoe er in de eigen democratie op wordt gereageerd. Wij gaan natuurlijk in gesprek met de Amerikaanse regering, ook over wederzijdse economische belangen. Het Congres in de Verenigde Staten moet aan de bel trekken als zij vindt dat de belangen te veel verstrengeld raken.

Voor Azerbeidzjan, maar ook voor andere landen waar de politiek nauwe banden met het bedrijfsleven heeft, is het belangrijk dat Nederland altijd op de bres staat voor democratie en altijd de mensenrechtenissues naar voren brengt. Ik heb eerder gezegd dat de hulp- en handelsagenda daarvoor juist meer ruimte biedt in plaats van minder. In een aantal andere landen ontstaat door economische groei juist een middenklasse die ook een stem wil hebben. Het beeld is heel wisselend in verschillende landen en zelfs op verschillende continenten. Als er zaken te bespreken zijn, dan doen wij dit met elke regering. Dat weet de heer Vos. We gaan er vanuit dat we dit gewoon blijven doen, want het hangt niet af van de signatuur van een regering. We leggen natuurlijk wel accenten; dat is onze traditie.

Het is ook een trend dat overheden zich met economische diplomatie meer in de breedte richten op strategische projecten. De topsectoren omarmen de maatschappelijke opgaven en integreren deze in de projecten die ze mede vormgeven. Laat ik het zo zeggen: de scheiding blijft in Nederland even strikt als zij is, maar de strategische samenwerking wordt, daar waar ze tot goede resultaten leidt, ook op het terrein van imvo, verder versterkt. We hebben dit de afgelopen jaren op een aantal punten zien gebeuren.

Waarom zijn de rapportages zo uitgebreid? De Kamer vraagt en wij draaien. Als de Kamer alle bijlages wil ontvangen en tot op detailniveau inzicht wil hebben in de opbrengsten van de missie, dan zijn wij bereid om die informatie te leveren. Wij verzamelen deze gegevens omdat wij er zelf ook van willen leren. Als de Kamer nu zegt dat ze weet dat het kabinet de gegevens heeft en zich daarop baseert en dat de leden zelf de informatie wel ergens opzoeken, vind ik dat ook goed. Het is dus echt aan de Kamer. Ze weet in welke diepte en breedte we de informatie beschikbaar hebben. Het is natuurlijk wel zo dat hoe meer informatie er is, hoe meer vragen er opkomen. Het is aan de Kamer om te bepalen of het een onsje minder of meer moet zijn. Maar nogmaals, dit is allemaal op verzoek van de Kamer op deze manier ingericht, mede op verzoek van een van de voorgangers van de heer Geselschap. Het is een feit en geen opvatting, dus ik bevestig het gewoon.

Voorzitter: Jan Vos

De heer Geselschap (VVD):

Ik heb een interruptie naar aanleiding van de trends. De Minister spreekt over een sterkere verwevenheid van politieke en economische macht bij overheden. Dat is typisch de situatie waarin het voor het Nederlandse bedrijfsleven lastiger opereren is omdat het level playing field minder aanwezig is. Een Nederlands bedrijf in Duitsland heeft een eerlijker positie en heeft minder steun van de Nederlandse overheid nodig dan in bepaalde andere landen, zoals Azerbeidzjan. Als de Minister kijkt naar de trends van de sterkere verwevenheid, hebben die dan ook een effect op de mate waarin de economische diplomatie of kracht aanwezig moeten zijn op de post zelf?

Minister Ploumen:

We kijken zorgvuldig naar de bezetting op de ambassades. Er is geen onbeperkte capaciteit, maar we kijken niet alleen naar de vaste bezetting. De energiediplomaat in Mexico is een voorbeeld van een heel specifieke, gerichte inzet die een begin en een einde heeft. We gaan natuurlijk ook op economische missie met leden van het kabinet, soms naar landen waar het belangrijk is dat een Minister zich laat zien. Niet om een bedrijf te promoten, maar om aan te geven dat de bedrijven die meegaan kunnen leveren wat het land nodig heeft. We zoeken bij de posten absoluut naar een balans.

We hebben aan Azerbeidzjan een kort economisch werkbezoek gebracht. Minister Kamp heeft met de president van Azerbeidzjan gesproken over het versterken van wederzijdse handel en investeringen, maar ook over respect voor mensenrechten. Dat gaat hand in hand. Er is ook gesproken met de Minister van Economische Zaken over het aanbieden van Nederlandse kennis en expertise op het gebied van landbouw. Naar aanleiding van het laatste bezoek heeft een lokale ondernemer met Nederlandse expertise duurzame kassenbouw opgezet. De Minister heeft ook gedebatteerd met Azerbeidzjaanse studenten over het belang van innovatief ondernemerschap. Het bezoek was kort, maar ook vrij breed in de zin die de heer Vos van belang acht.

Ik zoom specifiek in op imvo. De brief van het MVO Platform waaraan een aantal Kamerleden refereerde, hebben we gisteravond pas heel laat gekregen. Ik heb hem zelf nog niet kunnen lezen, terwijl ik vanochtend toch echt al om half 7 uit de veren was. Ik kan ingaan op een aantal punten die de leden hebben ingebracht, maar misschien dat ik een aantal punten nog wat meer in detail wil bestuderen.

Bedrijven die mee willen op een economische missie moeten de OESO-criteria onderschrijven. Om te controleren of ze dat ook werkelijk doen, bekijken we of bedrijven een nulscore hebben op de Transparantiebenchmark. Dat is meteen het antwoord op de vraag of die wordt gebruikt. Als een bedrijf een nulscore heeft, gaan we ermee in gesprek en maken we zo nodig verbeterafspraken. Zoals ik in het algemeen overleg over imvo heb gemeld, is mij gebleken dat er bedrijven waren met een nulscore waarmee niet gesproken is. Dat is in lijn met wat het MVO Platform signaleert. We hebben de werkinstructie aangescherpt, want dit mag niet gebeuren. Zo simpel is het. We hebben ervoor gezorgd dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) het proces bewaakt en ervoor zorgt dat de discipline er rijksbreed goed in zit. Er zijn bedrijven met een nulscore die zich hebben teruggetrokken. Dat is aan de ene kant goed, want dat betekent dat ze zich ervan bewust zijn, maar aan de andere kunt willen we dat bedrijven een verbeterpad inzetten. We gaan dus sowieso met al die bedrijven in gesprek. Als het nodig is sluiten we bedrijven uit. Dat hebben we tot nu toe niet hoeven doen omdat bedrijven zich zelf hebben teruggetrokken, maar dat is wel zoals we het zien. Overigens spelen de imvo-criteria ook een belangrijke rol bij het toekennen van financiële ondersteuning bij een exportkredietverzekering (EKV) en andere instrumenten. Heeft men dan een nulscore, dan moet er wel een heel goed verbeterplan liggen om in aanmerking te komen. Het is een balans tussen signaleren en engageren waarmee we ook de achterblijvers willen motiveren.

Naar aanleiding van de rapportage over de OESO-richtlijnen in het jaarverslag van Boskalis heb ik een briefwisseling gehad met de ceo. Als bedrijven niet rapporteren over de OESO-richtlijnen wil dat niet per se zeggen dat ze er niets aan gedaan hebben. Zoals ik heb toegezegd in december heb ik al die bedrijven een brief gestuurd en gevraagd om snel te laten weten, nog voor het reces van de Kamer, of ze wel iets doen en niet hebben gerapporteerd, niets doen en eraan gaan werken of niets doen en er niks mee te maken willen hebben. Dat is een verschillend assessment. Die brief is vorige week verstuurd. De ceo van Boskalis heeft onmiddellijk gereageerd. Het blijkt dat in 2015 wel gerapporteerd is over de OESO-richtlijnen. Het is gewoon even misgegaan. Boskalis houdt zich er juist zeer mee bezig en de ceo voelde zich ook aangesproken. Chapeau voor hem. We gaan ervan uit dat Boskalis ook in 2016 zal rapporteren. We zitten er net als de bedrijven bovenop, maar er is nog wel wat werk te doen. Dat is duidelijk.

Ook VNO-NCW heeft hierin een belangrijke rol. Die handschoen neemt men ook op. Ter voorbereiding van de missies worden er altijd bijeenkomsten samen met VNO-NCW en MKB Nederland georganiseerd waarin het belang van imvo wordt besproken. Zoals men kan lezen heeft VNO-NCW een next-levelprogramma gepresenteerd. Daarin breekt men een lans voor het benutten van de economische kansen met betrekking tot maatschappelijke uitdagingen die er zijn op het terrein van klimaat en de SDG's. Men is echt actief betrokken, niet alleen in woord maar ook in daad.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat next-levelprogramma is natuurlijk geweldig mooi. Geen kwaad woord daarover, maar het moet wel in de praktijk toegepast worden. Het kan best zijn dat tussen het plan en de praktijk een gat zit. Hoe lost VNO-NCW dat samen met de Minister en de leden op? Dit is een belangrijk punt. De Minister wil meer halen uit de handelsmissies en stelt dit jaar geld ter beschikking om dit mogelijk te maken en de implementatie – wat halen we eruit? – op te hogen met 10 miljoen euro. Dan mogen we wel verwachten dat clubs als VNO-NCW en MKB Nederland boter bij de vis geven. Hoe gaan ze het stimuleren? Ik waardeer echt de plannen op het hoge abstractieniveau, maar wil graag weten hoe we dit concreet met hen gaan vormgeven.

Minister Ploumen:

Het next-levelprogramma is de inzet van VNO-NCW voor de volgende kabinetsformatie. Concreet kan ik melden dat we op heel praktisch niveau heel veel goede contacten met VNO-NCW op dit terrein hebben. VNO-NCW hoort bijvoorbeeld bij een verzameling van bedrijven en maatschappelijke organisaties die het SDG-charter hebben ondertekend. Men heeft ook een van die bijeenkomsten gehost. Maar ook als het gaat om het commitment aan het convenantenproces is men heel actief. Men doet er niet alleen aan mee, maar wil altijd graag inspringen als er hiccups zijn en helpen, aanmoedigen en stimuleren. Natuurlijk kan het altijd beter, maar mijn waarneming is dat in de Malietoren echt het besef is doorgedrongen dat het bedrijfsleven een belangrijke rol te vervullen heeft in deze maatschappelijke opgave. Men werkt daar zeer actief aan mee in woord en daad.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het doet mij natuurlijk goed om dit te horen van de Minister, maar ik ben benieuwd naar de nadere bestudering van de brief van het MVO Platform. De Minister zegt dat er bedrijven met een nulscore zijn die zich hebben teruggetrokken. Uiteindelijk hebben we liever dat die bedrijven, als ze heel veel in bepaalde landen doen, gewoon weer meegaan en verbeteringen laten zien. Werkt bijvoorbeeld een partij als VNO-NCW daar op een positieve manier aan mee? We hebben uiteindelijk alle bedrijven nodig. Ik heb liever nog veel meer bedrijven op handelsmissie zodat we nog meer kunnen doen en hier een boterham kunnen verdienen. Daar hebben we ze voor nodig. Hoe gaat het concreet? Als bedrijven zich terugtrekken omdat ze er niet aan kunnen of willen voldoen, zijn we verder van huis dan waarmee we zijn begonnen.

Minister Ploumen:

Dit is natuurlijk een heel terechte vraag. Ik stel voor dat we de brief bestuderen en met een schriftelijke reactie komen. Ik zal de brief met VNO-NCW bespreken en dat in de reactie meenemen. Ik weet dat men gecommitteerd is en graag wil kennisnemen van de opvatting van het MVO Platform en zich daartoe wil verhouden. Dat hoeft geen weken te duren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dank voor deze mooie toezegging.

Minister Ploumen:

Zoals het er nu naar uitziet, sluiten we voor half maart convenanten af voor sierteelt, hout, goud, plantaardige eiwitten en land- en tuinbouw. Wat betreft plantaardige eiwitten weet ik niet of we het convenant ondertekenen, maar het proces wordt in gang gezet. Half 2017 verwachten we convenanten over verzekeringen, natuursteen, voedingsmiddelen, metallurgische industrie en technologische industrie. Later in 2017 volgen toerisme, scheepvaart, vooral met betrekking tot het opruimen van wrakken, en groothandel. Het is ambitieus. We willen het goed doen, maar er staat veel op de rol.

Mevrouw Gesthuizen en de heer Vos vroegen naar Indonesië en specifiek naar palmolie. Toen de president in Nederland was, hebben we daarover gesproken. Tijdens het bezoek in november in Jakarta heb ik met de nieuwe handelsminister Lukita hierover verder gesproken. Het is uitgebreid in de dialoog met hem aan de orde geweest, maar het was ook nadrukkelijk een onderdeel van de handelsmissie. CNV, Solidaridad, IDH (Initiatief Duurzame Handel), de Rabobank, de Chinese en Europese afnemers en de Indonesische regering en ikzelf hebben een rol gehad bij dit onderwerp. De Chinese importeurs hebben daarbij het voorstel gedaan om in een aantal pilotprojecten met significante hectares waarop palmolie verbouwd wordt te bekijken hoe ze beter duurzame palmolie kunnen verbouwen. De Chinese importeurs willen graag een directe link tussen plots die ze laten exploiteren en hun import. Onderdeel van het convenant met de financiële sector is dat er niet meer geïnvesteerd wordt in niet-duurzame palmolie. We hebben echt forse stappen gezet. Dat kan alleen maar met commitment van de Indonesische overheid. Er is echt nog veel werk te doen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Er werd ons gisteren duidelijk gemaakt door een organisatie – weliswaar een kleine stichting – die daar samenwerkt met grassrootsorganisaties zoals JAAN, dat het keurmerk van de RSPO absoluut geen garantie is voor duurzaam ondernemen. Het maken van afspraken met financiers is een heel goede manier om verduurzaming af te dwingen, maar als er wordt gevaren op het keurmerk RSPO dan is dat volgens degene die gisteren heeft ingesproken, absoluut geen garantie dat het op de goede manier gebeurt. Hij zegt dat men heeft gezien dat op de plekken waar het keurmerk geldt er nog steeds de fik in wordt gestoken, mensen hun land kwijtraken en ook dieren in allerlei ellende verzeild raken.

Minister Ploumen:

Ik was gisteren niet bij die hoorzitting, maar ik wil hier graag meer informatie over ontvangen. Als mevrouw Gesthuizen het goed vindt, gaan we bekijken of we de organisatie zelf kunnen benaderen om van haar te horen waar ze die problemen heeft gezien zodat we een preciezere reactie kunnen geven. Als dit zo is, is het geen goede zaak. Daar zijn we het onmiddellijk over eens.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De organisatie meldt ook dat toen zij een klacht indiende bij het Wereld Natuur Fonds, dat vroeg om aan te geven waar het speelde, het vervolgens anderhalf jaar duurde voordat de klacht in behandeling werd genomen. Dat is over het algemeen te laat. Ik breng de Minister graag in contact met de organisatie. Ik doe dat via haar persoonlijke assistent en zal de informatie die we hebben gekregen direct meezenden.

Minister Ploumen:

Uit de nadere toelichting van mevrouw Gesthuizen blijkt dat sommige ngo's een andere inschatting van de zaak kunnen maken. Laten we het vooral goed onderzoeken. We komen graag hierover bij haar terug.

In april hebben we een inkomende missie uit Turkije gehad. Ik ga over twee weken naar Turkije toe. Het bezoek staat mede in het teken van de zorgelijke berichten over kinderarbeid van Syrische vluchtelingenkinderen in de textielindustrie. De Turkse overheid doet er alles aan om dit tegen te gaan. Zij doet er sowieso heel veel aan om het probleem met kinderarbeid in sommige economische sectoren op te lossen; we hebben al vaker gesproken over de hazelnootindustrie. De Turkse regering vindt net als wij dat kinderen gewoon op school moeten zitten en is hierin steeds een heel constructieve partner geweest. Naar aanleiding van een mondelinge vraag, misschien van mevrouw Gesthuizen, heb ik in het vragenuurtje over de kinderen in de textielindustrie toegezegd dat ik contact opneem met mijn collega om te bespreken wat we er samen aan kunnen doen. Tijdens mijn bezoek over een paar weken aan Turkije brengen we samen een bezoek aan een textielfabriek omdat het belangrijk is dat we hierover met alle partijen spreken. Er gaan ook Nederlandse organisaties mee als de Fair Wear Foundation en Oxfam Novib. Nogmaals, de Turkse regering is er zeer op gebrand om dit soort misstanden uit roeien en we werken daar samen heel constructief aan.

Mevrouw Gesthuizen heeft wat betreft Colombia gelijk. Ondanks dat het vredesakkoord is getekend, bereiken ons berichten over gewelddadigheden in sommige regio's. We zien wel dat de houding van grote mijnbouwbedrijven als Drummond en Prodeco de laatste tijd ten goede is veranderd, in de zin dat ze de moorden publiekelijk veroordeeld hebben. Ik heb met Drummond gesproken en toen had men dat al gedaan. Men heeft ook deelgenomen aan publieke bijeenkomsten met de politie, gemeenschappen en lokale autoriteiten en wil heel constructief een rol spelen. De follow-up van het vredesproces moet nog wel plaatsvinden. Het is te kort dag om er een oordeel over te geven. We laten het graag aan de Colombiaanse overheid om dit vorm te geven, maar wij zijn met haar in gesprek. Nederland heeft veel kennis en expertise op het gebied van transitional justice en die bieden we de Colombiaanse overheid aan.

De strategie van disengagement loopt een beetje langs dezelfde lijnen als de nulscore op de Tranparantiebenchmark. We willen heel graag dat Nederlandse energiebedrijven zich verbeteren. Sommige bedrijven lopen echt voorop. We willen deze bedrijven blijven aanmoedigen en ervoor zorgen dat ze niet de dupe van de achterblijvers worden. We blijven voortdurend met hen in gesprek. Ik heb de vorige keer gemeld dat we tegen hen hebben gezegd dat als er een moment komt dat disengagement de enige overgebleven route is, het dan maar zo moet. Liever zien we geïnformeerd engagement. We hebben natuurlijk wel tegen de energiebedrijven gezegd dat het misschien goed is om na te denken over disengagement en plannen klaar te hebben, wat niet wil zeggen dat ze daar ook meteen toe over moeten gaan. We blijven het net als de Kamer nauwgezet volgen en zijn in gesprek met alle spelers daar.

De energiediplomaat is aangesteld om uitvoering te geven aan een specifiek memorandum of understanding (MoU) tussen Nederland en Mexico. Het memorandum ziet toe op kennisuitwisseling, imvo, duurzame energie, energiebesparing in de olie- en gassector en de inzet van Nederlandse kennis op de terreinen van offshore en gas en gasenergiezekerheid, het gehele brede pallet. De interventie van de heer Vos heeft mij wel aan het denken gezet. Hij vraagt of de energiediplomaat er alleen voor Mexico is en of dit niet breder zou moeten. Het is een interessant idee om te bekijken of we gerichter, langs de lijnen die de heer Vos suggereert, energiediplomaten kunnen inzetten. Het is wellicht iets voor een nieuw kabinet, maar ik wil dit in de komende weken nader onderzoeken omdat men zich kan voorstellen dat niet alleen in Mexico maar ook in de landen die de heer Vos noemde, zoals Tanzania en Mozambique, het belangrijk is dat de ontwikkeling van de energiesector langs de lijnen loopt waarbij transparantie en accountability een belangrijke rol spelen en er gekeken wordt naar de juiste energiemix. Ik zal dit graag onderzoeken. Het antwoord op de vraag van de heer Vos of we met die landen samenwerken om de armere delen van de bevolking toegang te geven tot duurzame energie is absoluut ja. We doen dit in den brede in het licht van onze inzet op de klimaatdoelstellingen door bijvoorbeeld clean cook stoves en oplossingen met zonne-energie. Ik noem als minivoorbeeld dat ik tijdens mijn bezoek aan Namibië, geen partnerland van Nederland maar wel een land dat inzet op duurzame energie, aan een aantal schoolkinderen WaKaWaKa-lampen ter beschikking heb gesteld zodat ze 's avonds hun huiswerk kunnen doen. Soms is het kleine heel belangrijk en dat is juist wat we doen. De suggestie van de heer Vos om de diplomatie anders vorm te geven, bespreek ik graag met mijn collega's Koenders en Kamp. Het is een heel nuttige suggestie.

De Dutch Trade and Investment Board is een brede publiek-private samenstelling van decentrale overheden en ondernemers. De topsectoren zitten erin. Het is niet per se een groep waarin de Nederlandse polder heel breed vertegenwoordigd is. Men kijkt heel gericht naar kansen voor Nederlandse bedrijven. Binnen die kansen en topsectoren wordt wel nadrukkelijk met maatschappelijke organisaties gesproken. In deze vorm werkt het goed. Ik zeg tegen de heer Vos dat ik geen aanleiding zie om hier grote veranderingen in aan te brengen. Het is een actiegericht overleg. Ik meen hiermee alle vragen beantwoord te hebben.

De voorzitter:

Ik kijk naar de leden of zij ook menen dat dit het geval is. Ik constateer dat men behoefte heeft aan een korte tweede termijn.

De heer Geselschap (VVD):

Voorzitter. Een paar kleine puntjes naar aanleiding van de antwoorden van de Minister. Wat betreft de trend dat de economie en de politiek in een aantal landen sterker verweven raken, zei de Minister dat zij binnen de beschikbare middelen flexibel omgaat met de kracht die aanwezig is op een ambassade om aan economische diplomatie te kunnen doen. Ze stelt randvoorwaarden. Kunnen we richting de formatie meegeven dat dit een trend is waaraan ook op andere terreinen behoefte is?

De Minister noemde als voorbeeld wat zij zoal doet op Cuba. Ik las dat er 41 mkb-bedrijven en 25 grote bedrijven meegegaan zijn met de missie. Er is interesse. Cuba is nog duidelijk een ontwikkelingsland, maar ik zie het niet terugkomen op de DGGF-lijst. Als daar behoefte aan is, waarom gebeurt dat dan niet? Dit is misschien een ander onderwerp, maar ik werd getriggerd omdat de Minister Cuba naar voren haalde.

Tot slot de imvo-convenanten. De Minister gaf aan welke er zijn en welke op de rol staan. Ik hoor graag of zij er inhoudelijk meer over kan zeggen. Ziet zij heel mooie voorbeelden en elementen die zij graag terug wil zien in allerlei zaken of mist zij juist bepaalde aspecten waaraan we meer aandacht moeten besteden? We horen dit binnenkort van het maatschappelijk middenveld en ik wil daarbij graag de informatie van de Minister meewegen, misschien wel in het bijzonder de kansen op het terrein van kinderarbeid, waar we gisteravond uitgebreid over hebben gediscussieerd.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Dank aan de Minister voor haar beantwoording en met name haar toezegging om samen met VNO-NCW te bekijken op welke wijze we de bedrijven een stap verder krijgen, zodat ze blijven deelnemen aan de handelsmissies en de goede dingen doen. Als ze vervolgens financiering krijgen, moeten we weten of we dat op een goede manier hebben gedaan. De bedrijven worden op een positieve manier uitgedaagd om daaraan bij te dragen. Ik weet niet of in het next-levelprogramma, hoe mooi dat ook is, specifiek iets staat over de OESO-richtlijnen en de wijze waarop daaraan wordt voldaan en of er een nulmeting is. Ik hoor hier graag meer over. We moeten het samen doen. De stappen moeten samen worden gezet; niet alleen voor een beter Nederland, maar uiteraard ook voor een betere wereld.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Hartelijk dank aan de Minister voor haar antwoorden. Het is prettig om te weten dat er wel degelijk wordt toegezien op de vraag in hoeverre bedrijven de OESO-criteria onderschrijven en handhaven als ze meegaan op handelsmissie. Het lijkt mij een goed systeem om het gesprek aan te gaan en van bedrijven te eisen dat ze de criteria onderschrijven. Ik neem aan dat er wordt gehandhaafd op het moment dat is geprobeerd om het gesprek vlot te trekken en verbetering uitblijft.

Waar ik mij iets meer zorgen over maak, zijn de antwoorden van de Minister. Daaruit moet ik concluderen dat ik niet echt kan vertrouwen op het onder andere in opdracht van Buitenlandse Zaken uitgevoerde onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling. De Minister zegt dat het wat ingewikkelder ligt. Soms doen bedrijven geen verslag, maar zijn ze er wel degelijk mee bezig. Dit is natuurlijk heel erg ingewikkeld. We hebben een en ander laten onderzoeken. Volgens het MVO Platform is er wel iets aan de hand en is het onvoldoende goed geregeld. De Minister zegt dat het wel wat beter is dan het lijkt. We moeten ervoor zorgen dat een en ander duidelijker wordt. Ik ben best bereid om te geloven dat het beter is dan dat het er nu uitziet, maar ik maak mij zorgen als ik daar zelf geen bewijs voor heb.

Ik voorzie de Minister graag van meer informatie over de kwestie rond palmolie en de RSPO, namelijk datgene wat we daarover gisteren hebben meegekregen. Als we de informatie hebben gegeven en de Minister gaat zelf nog op nader onderzoek uit, informeert zij de Kamer dan bij voorkeur voor 1 maart over haar bevindingen? Dan hebben we nog even de kans om er, uiteraard schriftelijk, op te reageren als we dat nodig vinden. Ik heb een vervolgvraag op dit punt. Er zijn onderhandelingen over het EU-handelsakkoord met Indonesië. Er worden, begrijp ik, afspraken gemaakt over palmolie. Volgens mij speelt Nederland daar een heel belangrijke rol in. Wat is precies de inzet van Nederland op dit punt? Wat is de inzet van de Europese Unie op dit vlak?

Het is goed dat bedrijven publiekelijk de moorden veroordelen. Ik zou bijna zeggen dat dit ook wel het minste is wat men kan doen. In principe moet elke moord publiekelijk veroordeeld worden. Ik hoop dat hetgeen de Minister aangeeft, namelijk dat de bedrijven een verbetering laten zien, zich doorzet, want dit is heel erg hard nodig. De commissie blijft graag op de hoogte van verdere ontwikkelingen, ook waar het gaat om disengagementstrategieën.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Cuba is een middeninkomensland en staat daarom niet op de Dutch Good Growth Fund-lijst, maar wel op de Dutch Trade and Investment Fund-lijst. Dit is een nieuw instrument. Ik heb hier voor de zomer een brief over geschreven. Dit instrument beoogt om de landen waar het DGGF vanwege hun inkomensniveau niet aan de orde kan zijn, toch te bedienen. Cuba staat nadrukkelijk op die lijst.

Wat de convenanten betreft, is het nog enigszins te vroeg om te zeggen dat een bepaald onderwerp meer of minder op de agenda ook kan. De convenantpartijen maken met elkaar afspraken over de onderwerpen waar ze het over willen hebben. Dit is onderdeel van de agenda. Er staan zowel mensenrechten als milieu-issues op de agenda van de convenanten. Ik hecht groot belang aan leefbaar loon – de heer Geselschap sprak daar al over – maar dat komt nog niet in alle convenanten in heel precieze actieplannen terug, soms om redenen die te maken hebben met de voortgang van dit soort noties in bepaalde landen of in bepaalde ketens. Hier hecht ik wel belang aan. Kinderarbeid komt daar waar het relevant is volgens mij in bijna alle convenanten aan de orde. Het is belangrijk dat bedrijven kinderarbeid uitbannen in hun keten. Maar nogmaals, de partijen bepalen dit zelf. Het lijkt mij goed om in een volgende rapportage over de convenanten – dat is na de zomer – meer in trends te rapporteren en niet per convenant.

De brief aan mevrouw Mulder is toegezegd.

Mevrouw Gesthuizen heeft gelijk. Het onderzoek legde bloot dat een benchmark enorm belangrijk is. De driedeling die ik aangaf, komt hierdoor naar voren. Daarom heb ik alle bedrijven een brief gestuurd. Hierin staat dat blijkt dat het desbetreffende bedrijf er niet over rapporteert. Moet ik dit interpreteren als dat het desbetreffende bedrijf wel rapporteert, maar is vergeten om het op te schrijven? Of moet ik dit interpreteren als dat het desbetreffende bedrijf het niet opschrijft en ook niet rapporteert? In dit laatste geval moeten we in gesprek. Het klopt wat mevrouw Gesthuizen zegt. We moeten hier meer de vinger achter krijgen en op basis hiervan met bedrijven in gesprek gaan en vervolgens handhaven.

Ik heb het een en ander gezegd over RSPO. We komen hier graag zo snel mogelijk per brief op terug.

Ik kom op Indonesië. Niet alleen Nederland maar ook de EU zet in het handelsakkoord in op een heel stevig duurzaamheidshoofdstuk. Dit moet uiteraard gaan over palmolie. Dat staat buiten kijf. De Indonesiërs willen dit volgens mij zelf ook graag. We zullen dit probleem in onze bilaterale gesprekken met Indonesië aan de orde stellen; niet alleen het probleem als zodanig, maar ook de vraag op welke wijze we zodanig vormgeven aan de duurzaamheidsparagraaf dat die aansluit bij de huidige inspanningen. Dit is nadrukkelijk de inzet. De president maar ook mijn collega hebben zich zeer gecommitteerd aan een oplossing. Het rondetafelgesprek met mijn collega en de maatschappelijke organisaties en de Nederlandse banken was hier een belangrijk vehikel voor. We rapporteren elk kwartaal over de voortgang van de onderhandelingen op de verschillende akkoorden. We rapporteren hier ook op dit onderwerp over. Gisteren was het eerste brede handelsberaad. Dit was onderdeel van wat ik de nieuwe spelregels van de handelsakkoorden noem die Nederland zo belangrijk vindt. Het beraad was buitengewoon constructief. In de vervolggesprekken zoomen we in op de inbreng van de partijen in het brede handelsakkoord op duurzaamheid. Het is goed om te melden dat we hebben vastgesteld dat we het brede handelsberaad consulteren. Dit komt op geen enkele manier in de plaats van de behandeling hier in het parlement, maar helpt wel om in den brede, van de milieuorganisaties en de vakbonden tot VNO-NCW en Partos, inbreng te krijgen op die akkoorden. We koppelen dit allemaal terug aan het parlement.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik weet niet in hoeverre de Minister er iets over kan zeggen, want de onderhandelingen vinden uiteraard gedeeltelijk in vertrouwelijkheid of achter gesloten deuren plaats, maar ik ben benieuwd naar de precieze inzet van Nederland. Ik kreeg net nog een reactie van het Wereld Natuur Fonds. Het zegt dat er een enigszins ander beeld is geschetst dan het zelf heeft van de wijze waarop het in de kwestie met de RSPO en de duurzaamheid van palmolie in Indonesië staat. Het vindt bijvoorbeeld ook dat er helemaal geen bossen meer moeten worden gekapt. Is dit iets waarvan Nederland zegt dat dit ook de EU-inzet moet zijn? Dus dat niet alleen moet worden bekeken wat de heel bijzondere plekjes zijn en dat de mensen daarvan af moeten blijven, maar dat er helemaal geen bossen meer moeten worden gekapt? Ik zoek een leidraad hierin.

Minister Ploumen:

De inzet in het handelsakkoord is uiteraard groter dan een pilot op gedeeltes. Het moet wat Nederland betreft wel gaan om de bredere problematiek: de rol van het rondetafelgesprek, de certificering, de handhaafbaarheid daarvan, langeretermijndoelstellingen, het instellen van een board – ik weet even de formele titel niet – waarin ook ngo's vertegenwoordigd zijn die hun vinger kunnen opsteken als het niet goed genoeg gaat. Het gaat dus verder dan die kleinere dingen. Ik zeg mevrouw Gesthuizen toe dat we, gegeven de onderhandelingen, in de kwartaalrapportage zo veel mogelijk informatie geven over de Nederlandse inzet op de duurzaamheidsparagraaf; iets specifieker dan alleen dat we die willen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het lijkt me heel prettig om die informatie te ontvangen. De Minister raakt nu wel een teer punt door te zeggen dat we inzetten op handhaafbaarheid en op een board waarin ngo's – ik neem aan dus ook Indonesische organisaties – hun vinger kunnen opsteken. Ik begreep gisteren, maar dat heb ik uit derde hand, dat er in Indonesië wetgeving is die het mensen bemoeilijkt om zich kritisch uit te spreken over palmolie, omdat er een verbod is. Zoals het in Turkije strafbaar is om bepaalde zaken over genocide te zeggen, of in Rusland verboden is om samen te werken met buitenlandse ngo's op bepaalde terreinen, zo zou het in Indonesië voor mensen verboden zijn om zich kritisch uit te spreken over palmolie. Dit lijkt mij een enorm obstakel om tot een akkoord te komen, als dit inderdaad het geval is.

Minister Ploumen:

Hier is mij echt niets van bekend, wat niet wil zeggen dat het niet zo kan zijn en dat er een onderdeel van een wet is dat zo geïnterpreteerd kan worden of wordt. Ik zal hier zeker navraag naar doen. Bij het rondetafelgesprek waren de Indonesische Minister en de belangrijkste afnemers van palmolie aanwezig, maar ook IDH en Solidaridad. Hier zijn echt wel kritische noten gekraakt. Het is mij niet bekend, maar we zullen dit bestuderen.

De voorzitter:

Er zijn twee toezeggingen gedaan.

  • De Kamer ontvangt op korte termijn een schriftelijke reactie op de brief van het MVO Platform inzake deelname van bedrijven aan economische missies met een nulscore op de Transparantiebenchmark en de wijze waarop VNO-NCW zich ervoor inzet om bedrijven te stimuleren de OESO-richtlijnen na te leven.

  • De Kamer ontvangt voor 1 maart een brief over de Roundtable on Sustainable Palm Oil, de RSPO.

Ik dank de Minister voor haar inzet bij dit algemeen overleg over handels- en investeringsbevordering. Ik dank de leden van de Kamer, de mensen op de publieke tribune en de mensen die hebben meegekeken.

Sluiting 11.47 uur.