Kamerstuk 26485-192

Verslag van een algemeen overleg

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Gepubliceerd: 21 augustus 2014
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: economie handel ondernemen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26485-192.html
ID: 26485-192

Nr. 192 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 augustus 2014

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 2 juli 2014 vervolgoverleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over IMVO.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De griffier van de voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Jasper van Dijk, Leegte, Agnes Mulder, Van Oijk, De Roon en Jan Vos,

en Minister Ploumen.

Aanvang 17.03 uur.

De voorzitter: Ik vraag u uw plaatsen in te nemen. Wij beginnen nu met de tweede termijn van het algemeen overleg over het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. De eerste termijn was op 3 april. Toen hadden wij niet genoeg tijd om aan een tweede termijn toe te komen. Wij hebben daarom besloten om de tweede termijn op een later tijdstip te houden; vandaag dus. Inmiddels zijn er tussen 3 april en vandaag met instemming van de commissie nog drie brieven toegevoegd aan de agenda. Bovendien is er vandaag een vierde brief binnengekomen. Dat is de brief van de Minister van 2 juli die gaat over het instellingsbesluit Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen dat op korte termijn in de Staatscourant zal worden gepubliceerd. Ik krijg de indruk dat dit de Kamerleden een beetje overvalt, maar ik stel vast dat ze die brief wel hebben gezien. Stemmen de leden van de commissie ermee in dat deze brief aan de agenda wordt toegevoegd?

De heer Jan Vos (PvdA): De fractie van de Partij van de Arbeid had het allemaal graag nog ambitieuzer gezien, maar wij kunnen de brief wat ons betreft behandelen. Ik heb hem al gelezen. De heer Leegte en mevrouw Mulder zitten in een ander AO waar ik ook net vandaan kom, maar ik heb prioriteit gegeven aan dit AO. Zij komen er wellicht nog aan.

De voorzitter: Ja, zij komen straks wellicht nog. Stemmen de andere leden in met het toevoegen van de brief van 2 juli aan de agenda?

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik stem daarmee in.

De heer Jasper van Dijk (SP): Kunt u de brief voorlezen?

De voorzitter: Dat zou kunnen, maar dat ga ik niet doen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik ken de brief en ik kan hiermee ook instemmen.

De voorzitter: Akkoord, dan is er een meerderheid van stemmen en voegen wij die brief nu als agendapunt toe. Dan kunnen wij hem vandaag bespreken als de leden daar behoefte aan hebben.

Het feit dat er tussentijds brieven zijn toegevoegd, heeft er ook toe geleid dat wij het tijdsbeslag voor deze tweede termijn hebben uitgebreid met een halfuur. Het is nu tweeënhalf uur, van 17.00 uur tot 19.30 uur. Bovendien kunt u over de twee toegevoegde brieven die we nu in de tweede termijn behandelen, maar één keer spreken. Vindt u dat erg? Als u een tweede gelegenheid wilt hebben om over die later toegevoegde brieven te spreken, zouden wij kunnen besluiten om over te gaan tot een derde termijn. Dat moet echter wel binnen die tweeënhalf uur. Het is aan u om zich daarover te beraden en te besluiten over de vraag of er twee keer moet worden gesproken over de toegevoegde brieven. Mijn voorstel is dus een derde termijn voor die brieven, maar als u daar geen behoefte aan heeft, heb ik daar onmiddellijk vrede mee. U moet zich daarover uitspreken.

De heer Leegte (VVD): Misschien kunnen we het een beetje fluïde doen en gewoon beginnen. Ik denk dat de beantwoording een belangrijke rol zal spelen bij het beantwoorden van de vraag of er voor dat deel een derde termijn nodig is. Ik heb in eerste instantie zelf geen behoefte daaraan.

De voorzitter: Het is inderdaad ook een mogelijkheid om gewoon af te wachten hoe de tweede termijn verloopt. Als de leden van de commissie nog een tweede keer willen praten over die toegevoegde stukken, kunnen wij alsnog besluiten tot een derde termijn. Misschien is het voorstel van de heer Leegte de meest praktische oplossing. Als iedereen zich daarin kan vinden, doen wij het op die manier.

Ik hoor geen bezwaar. Ik stel een spreektijd per fractie van vijf minuten voor. In deze tweede termijn zal ik bovendien een interruptie per fractie toestaan.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Ik moet om 17.30 uur even weg, mijn excuus daarvoor. Mijn medewerkers zullen echter meeluisteren.

Voorzitter. De VVD vindt het prima dat er een Nationaal Contactpunt voor OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen komt en dat kennis en ervaring worden uitgewisseld. Is aan de hand van de brief de conclusie van de VVD juist dat er geen extra regels worden opgelegd aan bedrijven bovenop de bestaande wet- en regelgeving? Zo'n contactpunt is prima, maar er moeten geen nieuwe regels komen.

Het nemen van verantwoordelijkheid gaat verder dan wetgeving. Zo moet het ook zijn. Bedrijven moeten zich aan de wet houden, maar kunnen zich onderscheiden door in hun processen extra dingen te doen om de impact van hun activiteit op mens en milieu te verminderen. Zo heeft Unilever gekozen voor duurzame visteelt, heeft Coolcat een eigen beleid tegen uitbuiting van arbeiders en sponsort de bakker op de hoek een kinderfietstocht tegen kanker. Bedrijven onderscheiden zich daar waar ze impact kunnen maken en verantwoordelijkheid dragen. Daar is de overheid niet voor nodig. Daarnaast zijn er ngo's die de bedrijven scherp kunnen houden, maar deze ngo's moeten zich natuurlijk wel aan de regels houden die zij ook aan anderen opleggen. Greenpeace is bijvoorbeeld volkomen door de mand gevallen door met donatiegeld te speculeren in derivaten en door het vliegtuig te nemen voor het woon-werkverkeer. Medewerkers van Greenpeace nemen dus niet de fiets, de elektrische auto of de trein, maar het vliegtuig. Wat goed is voor anderen, geldt in dit verband dus kennelijk niet voor Greenpeace zelf. Dit is walgelijk hypocriet. Hoe kan ik deze club nu nog serieus nemen?

De vorige keer hebben wij gesproken over de gedragsregels voor ngo's. De Minister zou contact opnemen om hen te vragen hoe het staat met de gedragscodes in die branche. Wat is nu, drie maanden later, de stand van zaken? Ik overweeg een motie om het subsidiegeld van ngo's afhankelijk te maken van het hebben van een gedragscode en het naleven daarvan. Als zij geen code hebben of deze niet handhaven, betekent dit dat zij dan ook geen subsidie meer krijgen, bijvoorbeeld via het verlies van de anbi-status?

Ik heb nog een andere vraag over de subsidies. Ngo's werken vanuit draagvlak in de samenleving en houden bedrijven scherp. Dat is een belangrijke en niet te onderschatten functie. Bovendien neemt de mogelijkheid van het aan de kaak stellen van misstanden alleen maar toe dankzij sociale media en internet. Als wij het hierover met elkaar eens zijn – volgens mij zijn wij dat allemaal wel – is het toch gek dat er ngo's zijn die hun budget bijna volledig van de overheid krijgen? PAX heeft een budget van 13 miljoen en krijgt 10 of 11 miljoen daarvan van de rijksoverheid. Mijn voorstel is om een minimumnorm te stellen, bijvoorbeeld dat de overheidssubsidie nooit meer dan 50% van het budget van zo'n ngo mag zijn. Dan heb je tenminste ook draagvlak. Graag krijg ik een reactie hierop. Ik overweeg om hierover een motie in te dienen.

Ten slotte kom ik op de kolen. Vorige keer sprak ik over de selectieve verontwaardiging. Er is veel stampij over bloedkolen, maar er wordt niets gezegd over bloedmolens. De winning van zeldzame aardmetalen die nodig zijn voor windturbines levert meer slachtoffers op dan de winning van kolen. Gisteren stond er weer een groot stuk hierover in de Volkskrant, maar de ngo's blijven angstvallig stil. De Minister heeft vorige keer toegezegd dat zij met de sector in gesprek zou gaan. Kan zij zeggen hoe het staat met de bloedmolens? Hoe voorkomen wij misstanden bij de winning van zeldzame aardmetalen? Wanneer krijgen wij een brief van de Minister met de uitkomsten van dat gesprek? Niemand wil kolen, zeker de VVD niet. Het waren destijds D66, CDA en de Partij van de Arbeid die de energiebedrijven vroegen om in Nederland kolencentrales bij te bouwen, zeer tegen de wens van de VVD. Wat ons betreft zijn er veel schonere technieken die ook nog eens goedkope stroom kunnen leveren. De enige echte oplossing is dan ook dat Nederland zou stoppen met kolen. In het energieakkoord wordt een eerste stap daartoe gezet. Dat is een echte oplossing, Minister. Natuurlijk is wat in Colombia gebeurt afschuwelijk, maar wij moeten gericht zijn op het vinden van echte oplossingen en niet ons morele gelijk uitkraaien en vervolgens niets aan de toestand ter plekke veranderen.

Nu heb ik nog een paar korte punten. Het Planbureau voor de Leefomgeving zegt dat de overheid geleidelijk aan een meer dwingende rol zou moeten spelen. Dat staat op pagina 3 van het rapport. Kan de Minister toezeggen dat de Nederlandse overheid slechts een faciliterende rol behoudt en er geen nieuwe wetgeving komt?

De Minister brengt volgend jaar weer een bezoek aan Bangladesh om na te gaan of er voldoende opvolging is gegeven aan de nieuwe uitdagingen, lezen wij op pagina 5. Wat kunnen de gevolgen zijn ingeval er niet voldoende opvolging blijkt te zijn gegeven? Kan de Minister garanderen dat er dan geen extra geld voor middelen en steun aan Bangladesh zal komen?

Ook in andere landen in Azië werkt Nederland aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de textiel- en kledingsector. Via de ILO investeert Nederland in noodzakelijke verbeteringen in de textielsector in onder meer Pakistan, Vietnam en Cambodja. Samen met het textielbedrijf, de sociale partners, de overheid, ngo's en de internationale donoren wil de Minister de arbeidsverhoudingen in de textiel- en kledingindustrie versterken. Hoe ziet de Minister dit eigenlijk voor zich? Is dit wel haar verantwoordelijkheid? Ook hier rijst de vraag of het nodig is dat de Nederlandse overheid optreedt. In Bangladesh hebben wij kunnen zien dat het Nederlandse beleid niet heeft geleid tot concrete verbeteringen. Wat zou dan anders zijn in deze landen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Excuses dat ik even later was. Ik begin met de bloedkolen. Deze week heeft de organisatie PAX een indrukwekkend rapport gepresenteerd over ernstige misstanden bij kolenmijnen in Colombia. Daders en getuigen verklaren dat de internationale mijnbouwbedrijven Drummond en Prodeco hebben samengewerkt met paramilitairen die verantwoordelijk zijn voor grootschalig geweld. Duizenden mensen zijn vermoord en tienduizenden zijn van hun land verdreven. De bedrijven profiteren volgens PAX nog dagelijks van de mensenrechtenschendingen. De vele slachtoffers en hun nabestaanden wachten nog steeds op erkenning en compensatie. Het CDA is benieuwd naar de reactie van de Minister op dit rapport. Misschien kan zij daarop ingaan.

Inmiddels is er gelukkig, mede onder druk van de Tweede Kamer, veel meer aandacht voor deze misstanden. Er zijn initiatieven zoals Bettercoal om de mensenrechten en het milieu rondom de mijnbouwbedrijven structureel te verbeteren. Nu stoppen met de afname van kolen, zoals PAX bepleit, betekent schone handen, maar ook lege handen ten aanzien van de misstanden in Colombia. Dan hebben wij geen invloed meer op de verbetering van de situatie daar, in ieder geval niet vanuit het bedrijfsleven. Deelt de Minister deze visie?

De heer Jan Vos (PvdA): Weet de CDA-factie welk land de grootste afnemer van steenkolen uit Colombia is?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik weet dat Nederland niet de grootste afnemer is.

De heer Jan Vos (PvdA): Volgens het rapport van PAX is Nederland dat wel. De tweede zijn de Falklandeilanden. Als je zo'n grote afnemer bent, heb je een grote invloed op wat een bedrijf doet. Ik denk dus niet dat wij met lege handen staan. Ik denk dat die conclusie iets te kort door de bocht is. Ik wil hier nog aan toevoegen dat de Europese Unie 70% van alle steenkolen uit Colombia afneemt en dat wij vanuit Europees perspectief – want veel van die bedrijven zijn Europese spelers – wel degelijk ervoor kunnen zorgen dat daar iets verandert. Dat is een kwestie van willen en niet van kunnen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Je kunt je er helemaal uit terugtrekken en dan kun je er niets meer aan doen. Dat is niet de lijn van de CDA-fractie. Dat herhaal ik bij dezen. Wij willen hier graag druk op uitoefenen, want wij zouden graag zien dat de situatie daar verandert.

Het CDA ziet dat de energiebedrijven onder druk van de aangehouden Kamermotie – dat is een pittige motie en volgens mij is het terecht dat wij die zo hebben opgesteld – eindelijk voor november actie beloofd hebben. Dat wordt natuurlijk hoog tijd. De Minister bezoekt Colombia in het najaar. Een gezamenlijk project van de overheid en maatschappelijke organisaties in Colombia is gaande. Hoe beoordeelt de Minister dit soort initiatieven? Wij willen er heel graag de druk op houden. Wij vragen ons af of de Minister er echt van overtuigd is dat de bedrijven die meegaan hun beste beentje voor willen zetten. Dat is namelijk essentieel, ook op dit moment, voor de overweging of wij de motie nu toch alweer wel in stemming brengen. Graag krijg ik een antwoord hierop van de Minister.

Nu herhaal ik een aantal vragen uit de eerste termijn van de CDA-fractie over Coolcat die zijn blijven liggen. De Minister was heel duidelijk over Coolcat. Zij vond dat dat bedrijf geen verantwoordelijkheid nam. Vervolgens is er een rechtszaak geweest en moest de Minister door het stof gaan. Er kwam een persbericht dat meer leek op een reclamefolder voor Coolcat. Dat heb ik in mijn eerste termijn ook al aangegeven. Het AD kwam voor de rechter en moest rectificeren. Bij deze rechtszaak stelde de advocaat van het AD dat de Minister het gewraakte interview vooraf had gelezen en goedgekeurd. Wij hebben de vragen van de heer Sjoerdsma gezien. Het antwoord op de vragen van de heer Sjoerdma was dat het volgens de Minister bij het AD lag, omdat de correcties niet goed waren doorgevoerd en niet integraal verwerkt waren. Ik zou daar graag opheldering over krijgen. Dit moet niet boven de markt blijven hangen. Het moet volstrekt helder zijn hoe daarin is gehandeld, zeker ook gezien een recent artikel in Quote waar de Coolcat-eigenaar stelt dat de aantijgingen van de Minister hem een half miljoen euro zouden hebben gekost. Dat maakt het toch allemaal best wel gevoelig. Ik vraag de Minister daarom om daar helderheid over te geven.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Op de publieke tribune zitten Jerardith Nieto en Antonio Calvo Silva, die gisteravond in Den Haag waren. Ik neem aan dat de Minister hen eerder heeft gesproken. Zij zijn slachtoffers van schendingen van mensenrechten in Colombia, de slachtoffers van de paramilitairen die daar volgens het rapport van PAX zijn ingezet met geld van Colombiaanse energiebedrijven, van bedrijven die daar kolen winnen. De helft van de stroom uit onze stopcontacten komt volgens het rapport van PAX van Colombiaanse kolen. Dat rapport geeft volgens een hoogleraar internationaal recht die gisteravond ook aanwezig was, de situatie in Colombia heel goed weer. Als het rapport van PAX klopt, betekent dit dat die Colombiaanse bedrijven met de euro's die wij betalen aan onze energiebedrijven en de euro's die onze energiebedrijven betalen aan die bedrijven in Colombia, paramilitairen hebben ingehuurd die vakbondsleiders hebben gearresteerd en omgebracht. Het gaat in totaal om 3.300 moorden in dat gebied, met name bij het bedrijf Drummond. Het is natuurlijk een vreselijke situatie als je je dat realiseert. De vraag is dan ook waar precies je verantwoordelijkheid ophoudt. Ik ben blij dat mijn stroom groen is. Ik wist niet dat die ook sociaal was, maar dat is bij dezen mooi meegenomen. Ik zou het alle energiebedrijven in Nederland gunnen dat zij hun klanten laten weten waar hun elektriciteit gewonnen wordt en wat de gevolgen daarvan zijn. Ik zou ook alle Nederlanders gunnen dat zij kunnen kiezen bij welk energiebedrijf zij hun elektriciteit afnemen. Daarom hebben wij een motie ingediend om een transparante kolenketen – zoals dat heet – te garanderen.

Ik bedank de Minister voor het rapport van Wood Mackenzie en de appreciatie die zij daarbij heeft meegestuurd. De Partij van de Arbeid ziet eigenlijk maar één reden om nu niet direct tot indiening van de voorliggen motie over te gaan, en dat is de toetsing door de ACM aan de Europese mededingingswet- en regelgeving. Je kunt iets graag willen, maar dat moet ook kunnen. Wij willen de Minister niet met onmogelijke taken op pad sturen. Onze eisen aan de energiebedrijven moeten in lijn zijn met de Europese wet- en regelgeving. Ons uitgangspunt blijft natuurlijk dat wij in Nederland geen bloedkolen willen. Wij hebben de tekst van onze motie herzien en vragen bij dezen alvast een VAO aan voor de indiening van de motie. In de motie wordt de Minister gevraagd om energiebedrijven te verplichten om tot transparantie over te gaan zodra uit de toetsing van de ACM blijkt dat dit in lijn is met de Europese wet- en regelgeving.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Bewindspersonen van de Partij van de Arbeid maken deel uit van het kabinet. De Minister-President heeft onlangs uitgesproken dat dit kabinet geen extra regels aan Europese wetgeving zal toevoegen. Wat de PvdA nu lijkt te vragen, is een kop op Europese wetgeving. Misschien begrijp ik het verkeerd, maar de PvdA vraagt om transparantie in Nederland, die niet in andere landen bestaat en waar ook geen Europese richtlijn voor is. Wat is de consequentie van deze uitspraak? Moeten nu alle energiebedrijven een verplichte rapportage gaan doen? Is dat hetgeen de PvdA vraagt?

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb al gezegd dat het goed is dat de ACM dit toetst aan de Europese mededingingsregels. Dat lijkt mij een voorwaarde. Ik denk dat Nederlanders het recht hebben om te weten waar hun stroom vandaan komt en dat zij kunnen kiezen of zij wel of niet meewerken aan de schendingen van mensenrechten en dat zij daar verantwoordelijk voor zijn. Ik zie niet in wat dit te maken heeft met de coalitie. Als de heer Leegte daarmee het vertrouwen in de coalitie wil opzeggen, wens ik hem daarmee veel succes.

De heer Leegte (VVD): Het gaat erom dat Nederlanders kunnen kiezen voor hun energieleveranciers. Het staat iedereen vrij om dat te doen. Je kunt zelfs voor buitenlandse bedrijven kiezen, zoals DONG en de windmolenboer. Oh nee, die gebruiken ook kolen, ook uit Colombia. Er zijn echter verschillende bedrijven waarvoor je kunt kiezen. Daar zit dus geen verschil in. Een consument die vragen heeft, kan die stellen. Ik ben er daarom op tegen dat wij in Nederland extra regels invoeren die niets oplossen. Het gaat erom dat er in Colombia oplossingen worden gevonden. De VVD was tegen de kolencentrales, maar de Partij van de Arbeid was er destijds voor. Daarom zijn er nieuwe gebouwd, zeer tegen onze zin. Als dat de vragen zijn geweest, kun je energiebedrijven achteraf niet verplichten om extra lasten te dragen die zij toen nooit hadden kunnen bedenken.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik meende dat DONG, een Deens energiebedrijf als ik mij niet vergist, zich heeft teruggetrokken uit Colombia, juist naar aanleiding van de discussie over de bloedkolen. Wat dat betreft zijn er bedrijven die wel degelijk hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Duits/Nederlandse en Zweeds/Nederlandse energiebedrijven doen dat op dit moment niet. Ik denk dat de politiek daarom helaas de verantwoordelijkheid moet nemen en op deze manier moet ingrijpen. Die bedrijven moet om transparantie worden gevraagd.

De voorzitter: Ik dank de heer Vos. Dan gaan wij nu luisteren naar de inbreng van de heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Als dat mag, heb ik ook nog een vraag.

De heer Jan Vos (PvdA): Volgens mij ben ik nog niet klaar. Als mijn spreektijd op is, stop ik. Als dat niet zo is, dan spreek ik graag nog even door.

De voorzitter: Nu, dan hebt u nog ruimte om door te spreken. Ik had de indruk dat u klaar was, maar u hebt nog een kleine twee minuten.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik ga nu in op het rapport en de brief van de Minister over het NCP. Het pleidooi van de Partij van de Arbeid is bekend: tralies, toezicht en transparantie. Ik heb dat anderhalf jaar geleden ook al voorgesteld. Wij hadden graag gezien dat het NCP werd uitgebouwd en dat daarvoor een meer toezichthoudende rol zou worden gecreëerd. Dat is niet mogelijk, ook omdat daar geen Kamermeerderheid voor is. De fracties die dat niet willen, zijn hier niet aanwezig. Dat is helaas de politieke realiteit. Ik dank de Minister echter voor de brief.

Nu kom ik op de zaak van Rabobank en Bumitama met betrekking tot palmolie. Milieudefensie en Friends of the Earth stellen dat de Rabobank verantwoordelijk is voor het ontbossen van beschermd natuurgebied. De Rabobank moet nu duidelijk maken welke stappen de bank precies heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat Bumitama zich aan de regels houdt. De bank draagt in dezen een verantwoordelijkheid. Als de klacht die tegen de Rabobank is ingediend, gegrond wordt verklaard en de bank zich aantoonbaar niet aan de OESO-richtlijn heeft gehouden, zullen er consequenties volgen. De bank zal worden uitgesloten van handelsmissies, subsidies en overheidsondersteuning in het buitenland. Is dat correct, Minister? De Partij van de Arbeid zal deze zaken met belangstelling blijven volgen.

Nu kom ik op de voortgang van de Sector Risico Analyse (SRA). Ik dank de Minister voor de technische briefing. Zal de Minister de eindrapportage van KPMG met een appreciatie naar de Kamer sturen alvorens wordt gestart met gesprekken met het bedrijfsleven? Welke rol ziet de Minister voor zichzelf als partner in het proces voor de totstandkoming van de convenanten? Welke taken buiten de gebieden van het platform neemt zij op zich in dit traject?

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik moest even het stenogram erbij halen van de eerste termijn in april om te bekijken hoe het ook alweer precies zat. Eén ding herinnerde ik mij nog wel, namelijk de kwestie van de drie t's en het woord «tralies» daarin. Wij hebben daar toen uitgebreid over gesproken. De heer Vos zei destijds tegen de Minister dat er wetgeving moet komen om mogelijk te maken dat bedrijven die evident betrokken zijn bij ernstige schendingen van mensenrechten – ik zeg het nu maar even in mijn eigen woorden – niet alleen worden uitgesloten van handelsmissies, maar ook dat ze achter de tralies belanden. Dat was ongeveer het betoog. Was de heer Vos tevreden met het antwoord van de Minister in eerste termijn op dat punt? Hij vroeg de Minister toen heel duidelijk om daarvoor wetgeving voor te bereiden.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb het verslag niet nagelezen, maar ik kan mij niet herinneren dat ik het woord «wetgeving» heb gebruikt.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Jawel.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik was zeer tevreden met de respons van de Minister, maar ik zal dit nog eens even goed nalezen. Als er een omissie heeft plaatsgevonden of er onduidelijkheid was, kom ik erop terug.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik vraag dat de heer Vos niet om flauw te doen, want dit is heel erg in lijn met wat GroenLinks altijd bepleit. Je moet richtlijnen hebben zodat het allemaal goed gaat, maar je moet uiteindelijk ook strafrechtelijk kunnen ingrijpen als er iets mis is. Daarvoor heb je eerst bindende regels nodig. De heer Vos heeft de Minister gevraagd «of het kabinet bereid is, te bezien welke mogelijkheden er zijn om tot wetgeving over te gaan.» Ik ga ervan uit dat het stenogram klopt. Ik vond zelf het antwoord van de Minister niet zo heel helder. Maar als de heer Vos wel tevreden is, ja, wie ben ik dan?

De heer Jan Vos (PvdA): Nagaan welke mogelijkheden er zijn, is natuurlijk iets anders dan meteen tot wetgeving overgaan. Mijn collega Van Laar heeft, zoals bekend, een initiatiefnota geschreven over het strafbaar stellen van kinderarbeid in de keten. Dat is nu precies zo'n voorbeeld. Ik ben zelf ietwat gematigder dan mijn collega Van Laar op dit punt. Mijn collega was daar niet tevreden over en daarom heeft hij meteen een initiatiefnota geschreven over de drie t's. Ik denk dus dat de heer Van Ojik op zijn wenken bediend wordt.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik blijf benieuwd naar de mening van het kabinet op deze suggesties vanuit meerdere kanten in de PvdA-fractie.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik wil de heer Van Ojik bij dezen uitnodigen om te komen als de heer Van Laar zijn initiatiefnota verdedigt. Ik zal die namelijk namens de fractie van de Partij van de Arbeid beoordelen.

De voorzitter: Nu gaan wij wel luisteren naar de inbreng van de heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb de eer ook te mogen spreken namens de fractie van de ChristenUnie. Ik weet niet precies wat dit betekent voor mijn spreektijd.

De voorzitter: Nou, helemaal niks.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat is niet veel. Als ik het standpunt van collega Voordewind verkondig en ik dat niet deel, zal ik dat er expliciet bij vertellen. Ik zeg dit ter geruststelling van de heer Van Dijk.

In de eerste termijn heb ik mij gericht op de vraag of wij nu eigenlijk weten of we vooruitgang boeken. Wij hebben inmiddels een gigantisch instrumentarium en bouwwerk van richtlijnen, gedragscodes en keurmerken. Wij doen allemaal ontzettend ons best. Dat geldt ook voor de Minister. Dat wil ik nog wel eens heel duidelijk zeggen, want ik heb alleen maar waardering voor haar. Wij doen dit allemaal zodat bedrijven minder betrokken zijn bij schendingen van mensenrechten in de brede zin. Soms bekruipt mij echter het gevoel dat wij het zicht op de bedrijven wel een beetje kwijtraken of nog steeds kwijt zijn. Wij weten nog steeds niet hoe de ontwikkelingen op dat punt zijn. Daar heb ik de vorige keer aandacht voor gevraagd.

Ik denk dat het heel belangrijk is dat wij kunnen bijhouden en daadwerkelijk bijhouden of er vooruitgang wordt geboekt. De Minister gaf toen als antwoord dat zij nog met voorstellen zou komen op dat punt. Kan zij hier nogmaals op ingaan, mede omdat gisteren een door de Minister omarmde motie van mij is aangenomen, waarin ik de regering verzoek om onafhankelijke controle en monitoring op IMVO mogelijk te maken en te bevorderen dat de indicatoren duidelijk en samenhangend zijn? Het hielp zeer dat de Minister zich positief over de motie had uitgesproken, want die is dus aangenomen. Zo gaat dat nu eenmaal. Ik heb tijdens dit AO de gelegenheid om de Minister te vragen hoe zij de motie gaat uitvoeren. Ik denk namelijk dat dit helpt om de centrale vraag te beantwoorden, namelijk of wij vooruitgaan en het dus beter wordt, of dat wij achteruitgaan en het slechter wordt. Dat laatste hoop ik uiteraard niet.

De afgelopen maanden hebben wij met de Minister van Buitenlandse Zaken de mensenrechtennota besproken. Daarbij ging het ook over de OESO-richtlijnen. Dat is niet zo gek, want die richtlijnen spreken zich uiteraard ook uit over mensenrechten. Er is een OESO-richtlijn waarin staat dat bedrijven «om ongunstige effecten op mensenrechten te voorkomen of te verminderen wanneer deze effecten direct verbonden zijn aan hun bedrijfsactiviteiten» manieren moeten zoeken om die aan de orde te stellen. Ik vraag mij af of deze OESO-richtlijn voldoende duidelijk is. Minister Timmermans verwees mij voor deze vraag door naar Minister Ploumen en daarom maak ik meteen van deze gelegenheid gebruik. Wij hadden ook een discussie over deze OESO-richtlijn met Greenpeace toen de activisten in Rusland gevangen zaten. Ik vond toen dat bedrijven op basis van deze OESO-richtlijn actief zouden moeten zijn op dat punt, maar het kabinet vond dat niet en Shell vond dat natuurlijk al helemaal niet. Wij hebben nu de zaak van de Rabobank die kennelijk betrokken is bij een financiering die aanhangig is gemaakt bij de OESO. Wij hadden pas de zaak van FMO in Panama, die blijkbaar een eigen klachtenmechanisme heeft voor dit soort dingen. Ik vind het allemaal maar ingewikkeld. Is dit voldoende helder? Bieden de huidige OESO-richtlijnen – ik noemde specifiek het voorbeeld van de betrokkenheid van bedrijven bij mensenrechtenschendingen – nu voldoende operationele helderheid op basis waarvan wij weten waar gedupeerden naartoe kunnen? Er zijn heel veel klachtenmechanismen. De Wereldbank en IFC hebben die. De FMO heeft kennelijk zijn eigen klachtenmechanisme. Je kunt ook naar de OESO en de ILO stappen. Je kunt echt naar heel veel instanties stappen. Ik vraag mij af of dit niet allemaal te veel en te diffuus is. Geeft dit daardoor niet onvoldoende duidelijkheid in de praktijk van het beleid voor IMVO?

Nu heb ik een punt namens collega Voordewind. Dat volgt op wat hij in de eerste termijn heeft gezegd over het duurzaam inkopen. Ook het Nationaal Actieplan Mensenrechten is daar niet heel positief over. Ik heb dit voor de zekerheid nog even nagekeken, hoewel ik de heer Voordewind natuurlijk volledig vertrouw. In het nationaal actieplan staat dat het duurzaam inkoopbeleid negatief wordt beoordeeld ten aanzien van de effectieve implementatie van sociale criteria en mensenrechtencriteria. Het staat er een beetje ingewikkeld, maar ik vertaal dat maar even naar het idee dat het nog niet zo wil vlotten met dat duurzame inkoopbeleid. Dit is overigens uit de consultaties gebleken, maar het hele Nationaal Actieplan Mensenrechten is geschreven op basis van een aantal consultaties. Ik wil de Minister mede namens collega Voordewind vragen wat haar ambitie is. Wat gaat zij eraan doen om het kennelijk nog niet zo van de grond komende duurzame inkopen door de overheid zelf te verbeteren?

Heb ik nog tijd voor een volgend punt, mijnheer de voorzitter?

De voorzitter: Nee, ik vrees van niet, want u bent al door uw tijd heen. Ik dank u voor uw inbreng.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik snap de heer Voordewind wel een beetje, want de heer Van Ojik stelt buitengewoon goede vragen namens hem. De heer Van Ojik is dan ook Fair Politician of the Year, nietwaar?

Ik vervang mijn collega Gesthuizen die op 3 april de eerste termijn heeft gedaan. Ik noem een aantal punten. Tijdens de eerste termijn is er veel gesproken over Bangladesh en de Schone Kleren Campagne. De Minister was toen zeer ambitieus. Hoe staat het nu met dat veiligheidsakkoord? Hoe staat het met bedrijven die aanvankelijk enigszins onwillig waren, zoals Mexx? Graag een update!

Het is goed dat de Minister het gesprek is aangegaan met de Nederlandse financiële instellingen. Daarmee geeft zij uitvoering aan de brede wens van de Kamer om de financiële sector aan te sporen tot meer duurzame investeringen en transparantie. Natuurlijk moeten wij ervoor waken dat de instellingen te gemakkelijk wegkomen met excuses en dat zij deze aansporingen alsnog omzeilen. Een van de conclusies van het gesprek met de CEO's is dat de financiële instellingen een relatief passief beleggingsbeleid voeren, waardoor het lastig is om precies te weten wat de risico's van de investeringen zijn. Hierdoor zouden deze instellingen «heláás» moeten accepteren dat er altijd gevallen zullen zijn waarin zaken niet goed gaan. Juist omdat het niet uit te sluiten valt dat investeringen toch fout blijken te zijn, dienen financiële instellingen hun verantwoordelijkheid te nemen. Hierbij valt te denken aan meer transparantie over de investeringen van banken en over waarin zij precies beleggen en dat soort zaken. Graag krijg ik een reactie.

Graag krijg ik ook een reactie van de Minister op de kwestie van Milieudefensie die een klacht heeft ingediend over de Rabobank vanwege de leningen in Indonesië. Dit werd al eerder gezegd. Ik ben benieuwd naar het oordeel van de Minister daarover.

Wat mij betreft zouden financiële instellingen aangespoord kunnen worden om specifiek beleid te formuleren om landroof te voorkomen. Zo kunnen de richtlijnen van het Committee on World Food Security (CFS) toegevoegd worden aan de richtlijnen van de International Finance Corporation. Bovendien kunnen instellingen actiever deelnemen aan de Commodity Roundtable – sorry voor al het Engels – en zou certificering een grotere rol kunnen spelen in de samenstelling van investeringsportefeuilles. Kan de Minister hierop ingaan?

De Minister verzocht mij en mijn collega Smaling vorig jaar om een motie aan te houden waarin gepleit werd voor een voorstel voor niet vrijblijvende afspraken met partijen om landroof tegen te gaan. Hoe staat het hiermee? Is de Minister bereid om vanwege de beleidscoherentie van alle private sectorfinancieringen te vragen om expliciet aan te tonen dat zij niet ten koste gaan van landrechten en kleinschalige voedselproducenten?

Nu kom ik op de bloedkolen. Heeft de Minister afgelopen zondag naar Nieuwsuur gekeken en het rapport van PAX tot zich genomen? In het rapport staat dat mijnbouwbedrijven in het noorden van Colombia tussen 1996 en 2006 paramilitaire groepen betaalden die het mijngebied moesten beschermen tegen de linkse guerilla's van FARC. Dat resulteerde in moord of verdwijning van zo'n 3.000 mensen. De steenkolen staan bekend als bloedkolen vanwege de vele mensenrechtenschendingen. De situatie daar is na een vredesakkoord in 2006 verbeterd, maar slachtoffers en nabestaanden die openheid eisen over de rol van de mijnbouwbedrijven worden nog altijd bedreigd. De energiebedrijven hebben daarop gereageerd met het Bettercoal-initiatief. Wat kunnen bedrijven nog meer doen dan alleen via Bettercoal de verbeteringen van mijnbouwbedrijven te monitoren? Welke bijdrage kan de Minister hieraan leveren? Deelt zij de mening dat transparantie aangaande de herkomst van kolen en het nemen van verantwoordelijkheid tegenover mijnbouwbedrijven die mensenrechtenschendingen plegen, zich uitstekend verdragen met het Bettercoal-initiatief? Een direct aanknopingspunt is het door de Minister geplande bezoek in het najaar. Treedt de Minister dan ook in gesprek met betrokkenen van de mensenrechtenschendingen?

De voorzitter: Dit was het einde van de tweede termijn van de Kamer. De Minister verzoekt om een korte schorsing.

De vergadering wordt geschorst van 17.39 tot 17.49 uur.

De voorzitter: We gaan luisteren naar de beantwoording van de vragen door de Minister. In deze termijn zal ik twee interrupties per fractie toestaan.

Minister Ploumen: Voorzitter. Dank u wel. Ik dank de leden van de commissie voor hun vragen en opmerkingen. Ik bouw mijn betoog op aan de hand van die vragen. Ik geef even een overzicht zodat iedereen weet wanneer hij moet insteken of de hand opsteken. Allereerst ga ik in op de Sector Risico Analyse en de convenanten. Ik zal dan ook in zijn algemeenheid ingaan op de vragen over monitoring en de vraag of wij weten wat wij verbeteren en hoe wij dat bijhouden. Dat is meer IMVO in algemene zin. Daarna zal ik ingaan op de steenkoolketen en het rapport van PAX dat ik maandag in ontvangst heb genomen en ook reeds heb gelezen. Vervolgens zal ik ingaan op de financiële sector en op de textielsector. Bij de financiële sector zal ik het ook hebben over de casus-Rabobank waarover wij allemaal hebben kunnen lezen. Dan zijn er nog enkele vragen gesteld over het Nationaal Contactpunt, het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving, de ngo's en hun gedragscode en duurzaam inkopen. Ook op die vragen zal ik ingaan. Tussendoor zal ik de leden bij gelegenheid ook nog even informeren over het OESO Global Forum voor mvo dat op 26 juni plaatsvond en waar een ministeriële bijeenkomst was onder het gezamenlijk voorzitterschap van Frankrijk en Nederland. Daar is op een aantal dossiers enorm voortgang geboekt, zo vind ik althans. Het zou mij deugd doen als de Kamer dat ook zou vinden, maar daar ga ik niet van uit. Ik zal echter proberen om de Kamer te overtuigen.

Ik heb een korte update over de Sector Risico Analyse gestuurd. Het KPMG-onderzoek wordt deze maand afgerond. Dertien van de meest relevante sectoren gaan deze zomer in gesprek met de SER, met de maatschappelijke organisaties en met de overheid. Dat was van begin af aan een gezamenlijk, door iedereen gedragen initiatief. De vraag daarbij is welke concrete afspraken – ik benadruk het woord «concreet» voor de heer Van Ojik – wij kunnen maken om de door KPMG geïdentificeerde risico's te verminderen.

In het najaar zullen Minister Kamp en ik een appreciatie geven van het rapport en van de voortgang. Daarbij betrekken wij het SER-advies dat naar mijn mening een heel goed ambitieniveau uitstraalt om met een aantal sectoren binnen afzienbare tijd tot «comprehensive convenants» – zo zou je in het Engels zeggen – te komen, waarbij een enkele sectoren betrokken zijn. De financiële sector is één daarvan. Dat zeg ik nu alvast. Je kunt zeggen dat het denken over onderwerpen als «landroof» daar nog wel in de kinderschoenen staat, maar men is zeer welwillend. Ik heb ook al een rondetafelgesprek met de sector gevoerd en eind juli is er een multistakeholderdialoog met de financiële sector over dit soort vraagstukken. Wij lopen samen met de sector op. Ik bespeur zeer grote welwillendheid binnen de financiële sector om daarover te spreken. Men onderkent de problemen en is zoekende naar oplossingen. Ik zeg alvast tegen de heer Van Dijk dat op dat terrein wel voortgang wordt geboekt. Men neemt misschien niet meteen heel grote sprongen, maar we zijn wel met de sector in gesprek.

Wat is nu de rol van de overheid, van de Minister, bij de totstandkoming van die convenanten? Het is bekend dat ik een hekel heb aan het woord «faciliteren», want: wat faciliteer je dan, wat doe je dan eigenlijk? Ik vind dat ik «maximaal gebruik moet maken» – dat vind ik een veel prettigere term – van convening power, dus de invloed om verschillende partijen aan tafel te brengen, te houden en om aan die tafel tot afspraken te komen. Je kunt dit faciliteren noemen, maar dat vind ik een beetje blabla. Waar nodig zullen wij bijspringen bij afspraken, bijvoorbeeld als er concrete ondersteuning nodig is om afspraken uit te voeren. Wij zijn echt een actieve partij aan die tafel, vooral om afspraken mogelijk te maken en om ervoor te zorgen dat die afspraken navolging krijgen. Uiteraard zal ik de Kamer daarvan graag op de hoogte stellen.

Voordat ik toekom aan de vragen over de steenkoolketen, ga ik nog even in op de vraag van de VVD over de problemen met neodymium in de windmolensector. In de Sector Risico Analyse van KPMG wordt vastgesteld dat de winning van zeldzame metalen, zoals neodymium – maar niet alleen neodymium – voor windmolens inderdaad mvo-risico's met zich brengt. De heer Leegte noemde al mensenrechtenschendingen, grondstofschaarste en milieuverontreiniging. KPMG concludeert in de analyse dat de energiesector wat betreft de productie van windmolens en zonnepanelen nog geen duidelijk beleid heeft voor de wijze waarop de sector met die risico's moet omgaan. Dit vraagstuk wordt betrokken bij de gesprekken over de sectoranalyse. Hoe kun je risico's mitigeren? Welke convenanten kun je afsluiten? De heer Leegte kan gerust zijn, want dit is een vanzelfsprekend onderdeel van die gesprekken. Ik dank hem nogmaals expliciet voor het agenderen van dat vraagstuk, want het is goed dat daar ook in de Kamer met enige alertheid naar gekeken wordt.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voordat de Minister ingaat op de steenkolen, heb ik nog een vraag. De Minister zei dat ze in het eerste stukje ook zou ingaan op het monitoren. Ik heb daar een vraagje over. Komt zij daar nog aan toe?

Minister Ploumen: Pardon, daar kom ik nog op terug. Neemt u mij niet kwalijk.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Oké, dan wacht ik daarop.

Minister Ploumen: Excuses, voorzitter. Ik had dat inderdaad aangekondigd, maar het mapje lag net even een stukje verder. Ik ga daar nu meteen even op in, want dit gaat natuurlijk ook een beetje over de convenanten en over het forum op 26 juni.

Laat ik dan beginnen met te zeggen wat wij op 26 juni jl. hebben afgesproken. Dat forum stond immers in het teken van de OESO-richtlijnen. Daar is men ingegaan op een aantal punten die de heer Van Ojik naar voren bracht. Nederland en het VK zijn de eerste twee landen die een Nationaal Actieplan hebben. Wij hebben op 26 juni alle landen opgeroepen om de OESO-richtlijnen te onderschrijven en om nationale contactpunten in het leven te roepen, voor zover die er nog niet zijn. Wij hebben aangegeven dat wij steun willen blijven geven aan het voortzetten van de inspanningen op vlak van de OESO-mvo programma's voor textiel, grondstoffen, landbouw en de financiële sector. Het is niet alleen een nationaal initiatief, maar ook een OESO-initiatief. Wij nodigen andere landen uit om zich daarbij aan te sluiten. Wij hebben specifiek aandacht gevraagd voor de textielsector in Bangladesh. Er was ook een Minister van staat van Bangladesh aanwezig. Verder hebben wij aandacht gevraagd voor due diligence in de steenkoolketen. Ook daar staat dat dus nadrukkelijk op de agenda. Bovendien hebben wij een verklaring getekend samen met de Fransen, de Denen, de Duitsers, de Italianen, de Spanjaarden en het Verenigd Koninkrijk om de bedrijven die nog niet voldoende gestort hebben in het Compensatiefonds voor de slachtoffers van Bangladesh op te roepen om dat alsnog te doen. Ik zeg dit even met enige nadruk, omdat ik graag wil dat de Kamer weet dat Nederland daarin nadrukkelijk samen met andere landen optrekt. Nederland neemt soms het voortouw en andere keren sluit het zich aan bij initiatieven van anderen. Ik zeg dit met nadruk tegen de heer Van Ojik omdat zijn vraag of wij weten of het beter gaat, niet zo eenvoudig te beantwoorden is. Ik weet echter dat hij die vraag niet stelt om de Minister het leven zuur te maken.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Dat zou ik nooit willen!

Minister Ploumen: Hij heeft net als ik de oprechte wens om daar zicht op te krijgen. Dat is nog niet zo eenvoudig, om een paar redenen. Volgens mij is niemand voorstander van een soort globaal monitoringsmechanisme dat dan ongetwijfeld weer met enorme bureaucratie gepaard gaat. Mevrouw Mulder is daar al helemaal een tegenstander van, haar kennende. Tegelijkertijd willen we wel een vinger aan de pols houden. Ik denk dat het daarom heel belangrijk is dat wij met zo veel mogelijk landen gezamenlijk optrekken en dus ook met zo veel mogelijk landen laten weten dat wij groot belang hechten aan de naleving van de OESO-richtlijnen en ook steeds met ons eigen bedrijfsleven daarover in gesprek gaan. Zo'n nationaal actieplan, maar ook de NCP's, bieden allemaal onpartijdige geschillenbeslechtigingsmechanismen. Kun je dan zeggen dat het erger gesteld is, als er meer zaken worden gemeld? Dat kan ook niet echt, want misschien is alleen de toegankelijkheid vergroot of de bekendheid daarvan. Het betekent echter wel dat het onderwerp op heel veel verschillende plekken in verschillende fora nadrukkelijk geagendeerd is. Dat lijkt mij al ten dienste van de monitoring van de situatie; laat ik het even zo zeggen.

De richtlijnen hebben eigenlijk twee doelstellingen. Enerzijds zijn die heel helder over hetgeen van bedrijven wordt verwacht, namelijk zorgvuldigheid. In de richtlijnen staat ook dat bedrijven inderdaad niet de invulling van alle omstandigheden in het buitenland en de exacte resultaten daarvan voorschrijven. Daarvoor is de werkelijkheid te complex. Anderzijds zijn de OESO-richtlijnen bedoeld om bedrijven ertoe aan te zetten om zichzelf en alle partijen in de keten vragen te stellen. Die richtlijnen zijn dus bedoeld om bedrijven in actie te laten komen en zelf iets te laten doen. Bedrijven moeten niet achterover leunen en wachten totdat iemand zegt: pardon, u gaat uw boekje te buiten. In de richtlijnen zit al besloten dat bedrijven ook binnen hun keten zelf moeten monitoren. Voor de keuzes die ze maken en de inschattingen die ze dan doen, kunnen ze ter verantwoording geroepen worden. Ze moeten in zo'n geval een goede uitleg kunnen geven.

Daarbij komt de Sector Risico Analyse weer om de hoek kijken. De Nederlandse overheid wil bedrijven helpen met het in kaart brengen van de risico's. Er is dus niet een groot monitoringsmechanisme. Als de heer Van Ojik aan mij vraagt of ik het gevoel heb dat de zaken erop vooruitgaan, zou ik ja zeggen. Binnen bedrijven is er immers een veel groter bewustzijn van wat de OESO-richtlijnen betekenen. Er is bovendien vooruitgang geboekt, omdat er in verschillende landen met NCP's gewerkt wordt en er dus geschillenbeslechtingsmechanismen zijn. Het feit dat financiële instellingen, zoals de FMO, vinden dat ze ook zelf hun zaken op orde moeten hebben en een op hun praktijk toegesneden geschillenbeslechtingsmechanisme moeten hebben, is ook een vorm van vooruitgang. Ik zou willen zeggen dat het bewustzijn over wat maatschappelijk verantwoord ondernemen is bij het maatschappelijke middenveld en bij de burgers in heel veel landen toegenomen is.

Ik ben in de Nigerdelta geweest en heb daar gesproken met maatschappelijke organisaties en met de mensen die daar wonen en dus elke dag te maken hebben met de vervuiling die daar heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt. Men lijdt onder de situatie, maar men is geen willoos slachtoffer in die zin dat men niet weet welke rechten er zijn. De mensen daar zijn zeer vocaal en hebben via ngo's toegang tot mediation die Nederland ook faciliteert. De verschillende spelers hebben dus veel meer zicht op wat er zich in de ketens afspeelt. Men is volgens mij wel beter dan tien jaar geleden in staat om zich daar ook een opvatting over te vormen. Ik vind dat vooruitgang.

Tot slot constateer ik dat er binnen het internationale bedrijfsleven een zekere peer pressure ontstaan is om het goede te doen. Ik weet niet of een van de leden bij het afscheid van de heer Wientjes bij VNO-NCW was. Bij die gelegenheid sprak de heer Sijbesma, CEO van DSM. Zijn betoog had mutatis mutandis net zo goed door de heer Van Ojik gehouden kunnen worden. Dat is een compliment voor zowel de heer Van Ojik als voor de heer Sijbesma. Ik wil daarmee zeggen dat het feit dat wij allemaal verantwoordelijkheid dragen ook in die gremia heel nadrukkelijk op tafel ligt. Ik vind dat vooruitgang. Ik zie de voorzitter denken: de tijd schrijdt ook voort, Minister. Ik zal dus overgaan op het volgende onderwerp.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb nog twee zorgen. De eerste is niet dat er te weinig plekken zouden zijn waarop dit allemaal wordt gevolgd, maar eerder dat er te veel plekken zijn die dit volgen. Er zijn zo veel klachtenmechanismen. FMO, de Wereldbank, de OESO enzovoorts hebben bijvoorbeeld allemaal hun eigen klachtenmechanismen. De Minister zei ter geruststelling dat er heel veel plekken zijn waarop dit wordt bijgehouden, maar ik denk dat wij juist te veel plekken hebben waarop het wordt bijgehouden en dat wij daardoor juist misschien het zicht kwijtraken op de werkelijke ontwikkeling. Het NCP is een heel mooi voorbeeld. Het NCP kan alleen in actie komen als iemand daar aan de deur klopt. Ik heb de brief nog niet helemaal gelezen, maar volgens mij is dat niet veranderd. Het NCP heeft niet de mogelijkheid om zelfstandig iets te doen. Hetzelfde geldt als wij straks de mvo-convenanten krijgen. De Minister schrijft in haar brief dat ze het goed vindt dat de SER zegt dat het initiatief altijd bij het bedrijfsleven moet liggen. Dat betekent dat er altijd een partij moet zijn die de zaak aan het rollen brengt. Dat is niet per definitie een onafhankelijke partij. Het is een belanghebbende, want het kan een bedrijf of een ngo zijn. Ik heb dus twee zorgen. Ten eerste is er veel te veel instrumentarium dat juist daardoor geen tanden heeft. Ten tweede zijn er geen onafhankelijke instrumenten, althans in Nederland. Hier hebben wij met de convenanten straks en met het huidige NCP een systeem dat alleen maar in werking treedt als een van de belanghebbenden – of dat nu een bedrijf is of wat dan ook – het in werking zet.

Minister Ploumen: Ik zal daarover een paar dingen zeggen. Hebben we nu te veel van die mechanismen? Ik ga daar niet in mee met de heer Van Oijk. FMO investeert bijvoorbeeld ook in landen waar geen NCP is. Omdat FMO een eigen geschillenbeslechting in het leven heeft geroepen, hebben de mensen, de belanghebbenden, in die landen dan wel toegang tot geschillenbeslechting. De Wereldbank is op veel plekken in de wereld actief, soms met grootschalige interventies. Dat weet de heer Van Ojik ook. De Wereldbank wil over die specifieke programma's verantwoording afleggen en openstaan voor klachten die daar specifiek over gaan. Bij mijn weten trekt de Wereldbank altijd heel nadrukkelijk lering van de zaken die aan zijn eigen inspectiepanel worden voorgelegd. Ik deel die zorg dus eigenlijk niet. Rondom keurmerken is er volgens mij een verschrikkelijke proliferatie, maar dat vind ik bij dit onderwerp niet.

Het tweede punt van de heer Van Ojik was dat er alleen maar actie wordt ondernomen – door NCP bijvoorbeeld – als belanghebbenden aan de bel trekken. Op zichzelf is dat helemaal niet slecht, want belanghebbenden zijn niet voor niets belanghebbend. Daarom mogen zij zaken aankaarten, wie de belanghebbende ook is: een ngo of een bedrijf. Ik heb er alle begrip voor dat de heer Van Ojik mijn brief nog niet heeft kunnen lezen. In die brief heb ik wel iets extra's ingevoegd, namelijk dat het kabinet het NCP ook kan vragen om in actie te komen. Daarmee is er een extra interventiemogelijkheid gekomen die misschien net iets verder afstaat van het directe belang van de mensen in een bepaalde casus. Wij vinden dat het kabinet dit ook moet kunnen vragen. Ik kom de heer Van Ojik daarin dus tegemoet. Gezien de aard van dit overleg en de onderwerpen die er op de agenda staan, is dit alles heel begrijpelijk. Wij moeten echter niet vergeten dat er in Nederland en ook in andere landen gewoon wet- en regelgeving is. Soms mankeert daar wat aan of heeft niet iedereen voldoende toegang daartoe, maar ook op dat terrein streven wij naar verbetering. Ik wilde aangeven dat dat wettelijke kader er natuurlijk ook nog altijd is.

Ik denk dat ik op dit moment voldoende heb gezegd over dit onderwerp.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Om een misverstand te vermijden: ik ben er natuurlijk niet tegen dat belanghebbenden een klacht kunnen indienen als ze gedupeerd zijn door activiteiten van bedrijven, integendeel. Ik zoek echter naar een wat onafhankelijker mechanisme. De discussie over sancties is iets anders dan dat FMO of de Wereldbank willen leren van fouten. Het gaat erom dat er zoiets is als een onafhankelijke instantie die kan zeggen of iets wel of niet deugt. En of dit nu leidt tot tralies, valt nog te bezien, maar ik zoek wel naar zoiets.

Minister Ploumen: Wat ik nu zeg, zeg ik uit mijn hoofd. Ik wil het nog wel even checken voor de heer Van Ojik, maar bij mijn weten doet bijvoorbeeld het inspectiepanel van de Wereldbank een niet-vrijblijvende uitspraak. Misschien heb ik dat inspectiepanel iets te weinig recht gedaan door te zeggen dat het een instrument is om van fouten te leren. Volgens mij is het niet zo dat dit inspectiepanel iets constateert en dat het vervolgens weer business as usual is. Ik meen mij te herinneren dat de uitspraak bindend is. Voor een aantal andere mechanismen geldt dit ook. Het is niet zo dat men verder kan zonder rekenschap af te leggen voor het gebeurde. Ik ben dus niet ontevreden over het aantal mechanismen en de mate van verplichtendheid, om het maar zo te zeggen. Laten wij dat zo concluderen.

De voorzitter: Ik vraag de Minister om haar betoog voort te zetten.

Minister Ploumen: Dat zal ik doen. Ik ga nu in op de steenkoolketen. Ik heb het rapport van PAX for Peace afgelopen maandag in ontvangst genomen. Ik heb toen ook mijn waardering uitgesproken – en dat doe ik nogmaals – voor de vertegenwoordigers uit Colombia die hiernaartoe zijn gekomen en mij dat rapport hebben overhandigd. Zij zijn nu hier om ons debat te volgen. Ik ga er zomaar even vanuit, voorzitter, dat uw leden ook kennis hebben genomen van dit rapport. Ik zal dus geen inhoudelijk resumé geven. Bij de inontvangstname van het rapport heb ik een speech gehouden die ik de Kamer graag ter beschikking zal stellen. In die speech staat de lijn van mijn reactie. Ik heb onder andere gezegd dat erkenning van het gedane onrecht essentieel is. Waar mogelijk moeten slachtoffers gecompenseerd worden. Dat is niet alleen een morele plicht, maar ik zie dat ook als een voorwaarde om in Colombia tot een duurzame vrede te komen.

Met de herverkiezing van Minister-President Santos hopen wij dat het in gang gezette vredesproces voortgezet zal worden. Dat was nadrukkelijk de inzet van zijn campagne. Het is aan de overheid en het rechtssysteem in Colombia om daaraan gestalte te geven op een manier die zij passend vinden. Dit kan op allerlei manieren. Wij hebben daar al verschillende vormen voor gezien. Kijk maar naar de manier waarop dat in Zuid-Afrika en Rwanda is gegaan. Ik ben in overleg met de regering in Bogota om te bekijken of Nederland een rol kan spelen bij de implementatie van een mogelijk vredesakkoord. Kunnen wij kennis en expertise delen als het gaat om transitional justice? Eerder dit jaar heb ik al gesproken met de Minister van Handel en Toerisme in Colombia. Onze ambassade in Colombia is in overleg met de regering en het bezoek dat ik dit najaar zal brengen samen met een aantal energiebedrijven, accommodeert men graag. Men vindt het ook fijn dat wij het aanbod hebben gedaan om te bekijken waar wij samen daaraan kunnen werken. Wij moedigen in die gesprekken alle partijen aan om zich in het traject naar genoegdoening zo eerlijk en open mogelijk op te stellen. Wij hebben immers alle partijen nodig om tot oplossingen te komen en moeten dus met al die partijen in gesprek gaan.

Tegen mevrouw Mulder zeg ik dat die missie is gepland voor het eind van het jaar. Ik hoop overigens – en dat staat ook in de brief – dat het convenant dat wij met de energiebedrijven gaan sluiten eerder is afgerond. Ik had gehoopt dat wij dat voor de zomer zouden kunnen afronden, maar dat is niet gelukt. Ik heb vorige keer ook al gezegd dat je de aspecten snelheid en volledigheid tegen elkaar moet afwegen. Ik verwacht dat de energiebedrijven zich actief inspannen voor de verbetering in die keten, zowel voor mens als milieu.

Bettercoal is een internationaal initiatief dat steeds meer aanhang krijgt. Het aantal leden breidt zich uit met zowel energie- als mijnbouwbedrijven. In het mvo-convenant wil ik met de Nederlandse bedrijven conform de in de Kamer geuite wens nog een aantal stappen zetten op het vlak van transparantie. Ik vind het heel belangrijk dat in Bettercoal de stakeholders, alle belanghebbenden, gehoord worden. In de assessments in het kader van Bettercoal worden alle belanghebbenden niet alleen gehoord, maar hebben zij zich ook op een goede manier kunnen voorbereiden op die assessments. Daar spelen lokale ngo's en ook vakbonden een rol in.

Mevrouw Mulder vroeg of ik vertrouwen heb in het commitment van de Nederlandse energiebedrijven. Die vraag klonk ook door in de bijdragen van andere leden. Kijkend naar wat er de afgelopen maanden is gebeurd, heb ik daar wel vertrouwen in, maar er moeten wel nog enkele stappen gezet worden. Wij zijn er nog niet. Ik deel dus de oproep van de Kamer aan de energiebedrijven om zich maximaal in te spannen. Ik kan geen enkele reden verzinnen waarom de energiebedrijven niet zouden willen meewerken aan dat convenant. Zij hebben ook uitgesproken dat zij vinden dat de arbeidsomstandigheden, bijvoorbeeld vakbondsvrijheid, in Colombia aan de orde moeten zijn. Ik deel dat met de energiebedrijven. Ik ga er dan ook van uit dat zij zich maximaal en op het goede niveau blijven inzetten, niet alleen binnen Bettercoal, maar ook binnen het convenant.

De FNV heeft een brief aan mij geschreven over vakbondsvrijheid en vakbondsrechten. Ik vind dat die nadrukkelijk bij dat convenant horen. Als je het hebt over alle partijen, horen daar dus ook vakbonden en vrije vakbonden bij.

Ik kom nog even terug op de OESO-richtlijnen, speciaal voor de heer Van Ojik en mevrouw Mulder. Hoe maak je de afweging tussen schone handen en lege handen? Professor Ruggie roept nadrukkelijk op om te kiezen voor engagement. Hij heeft veel instrumenten geleverd voor de OESO-richtlijnen. Hij is tegen disengagement. Engagement zorgt er namelijk voor dat je met elkaar aan tafel gaat zitten, de dingen op tafel legt en die bespreekt. Dan moet er echter ook echt iets gebeuren aan die tafel. Wij hebben bijvoorbeeld een steenkolendialoog gehad waarover heel veel valt te zeggen. Ik heb daar een appreciatie aan gegeven samen met collega Kamp. Daar klonk wel in door dat wij niet helemaal tevreden waren over de wijze waarop die dialoog heeft plaatsgevonden. Wat er de afgelopen maanden is gebeurd, heeft mij meer vertrouwen gegeven dan het eindeloos om elkaar heen draaien in die steenkolendialoog. Ik vind dus dat er stappen zijn gezet en ik zie uit naar de volgende stappen die gezet worden.

De heer Jan Vos (PvdA): De Minister refereert aan de CEO van DSM als een voorbeeld van de manier waarop wij in Nederland bedrijven zouden kunnen leiden. Er zijn ook andere CEO's te noemen. Als de Minister die CEO een cijfer op een schaal van 1 tot 10 zou moeten geven en ze de gezamenlijke CEO's van Nederland ook een cijfer zou moeten geven, zouden die cijfers dan ver van elkaar afliggen?

Minister Ploumen: Als ik cijfers had willen geven was ik wel schooljuffrouw geworden. Meestal neem je dan de ingevulde werkjes 's avonds mee naar huis om er nog eens een nachtje over te kunnen slapen. Ik vind dat een moeilijke vraag om te beantwoorden. Als de heer Vos het toestaat, ga ik hier op een andere manier antwoord op geven. Ik kan mij voorstellen dat er ook CEO's van de energiebedrijven in de zaal zitten. Ik zal in ieder geval ervoor zorgen dat zij de toespraak van de heer Sijbesma krijgen. Ik kan mij voorstellen dat zij zich, gezien de manier waarop zij zich de afgelopen maanden hebben geëngageerd in Bettercoal en bij ons aan tafel, zelf wel herkennen in een aantal van de waarnemingen die de heer Sijbesma over het Nederlandse bedrijfsleven heeft gegeven. Zij zullen dus waarschijnlijk met mij concluderen dat wij tot een convenant moeten komen. Maar goed, wij zijn nog met elkaar in gesprek. Een aantal afspraken moet nog aangescherpt worden.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik zal proberen om op een andere manier vragen te stellen. De CEO's van de Nederlandse energiebedrijven scoren gewoon een onvoldoende en Feike Sijbesma scoort een heel dikke plus. Ik kom heel verschillende CEO's tegen in het bedrijfsleven. Ik denk dat het goed is als de CEO's beseffen dat ze misschien toch een stapje vooruit moeten zetten in de tijd. Hun bedrijven moeten zich op een andere manier gaan opstellen in deze discussie. Dat kunnen ze ook en zoiets komt het bedrijf uiteindelijk alleen maar ten goede.

Minister Ploumen: In mijn reactie hierop zal ik dit punt ook afronden. Juist daarom zijn wij in gesprek over dat convenant. Ik heb er vertrouwen in dat wij tot een convenant kunnen komen. Ik ben blij dat de Nederlandse CEO's mee willen reizen naar Colombia, waar wij ook de mijnen gaan bezoeken. Ik ben er tevreden over dat de CEO's een paar keer bij mij aan tafel hebben gesproken over hun inzet. Ik denk dat het goed is dat wij de afspraken in gezamenlijkheid aanscherpen en op die manier tegemoetkomen aan de verantwoordelijkheid die bedrijven volgens ons hebben, maar die zij ook als zodanig moeten voelen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik heb nu de brief van 27 juni voor mij. Daarin somt de Minister de problemen op die je kunt tegenkomen als je overgaat op het vermelden van de herkomst van de kolen. De Minister gebruikt het woord «herkomsttransparantie». Wil de Minister daartoe overgaan, het liefst in dat convenant? Zien wij dat dan per 1 oktober? Wil zij dat hoe dan ook doen, of wil zij eerst bekijken hoe al die bedrijven daarin staan?

Minister Ploumen: De tijd van «we zullen weleens zien» is voorbij. De heer Van Dijk stapt op een rijdende trein en niet op de stilstaande trein. Wat in die brief staat, zal ik niet allemaal en detail herhalen, want de leden kunnen die brieven lezen. In ieder geval staat daar dat wij op basis van de gegevens die wij nu hebben, de Autoriteit Consument & Markt gevraagd hebben om een nadere appreciatie te geven. Wij wachten die nu even af, maar praten wel door met de energiebedrijven over hun inzet voor transparantie. De vragen die de heer Van Dijk stelt, liggen ter tafel. Zoals de heer Vos al eerder meldde, is het natuurlijk wel belangrijk wat de Autoriteit Consument & Markt zal zeggen.

De vorige keer hebben wij gesproken over de convenanten. Ik heb dat ook nog even teruggelezen. Aan die convenanten neemt men vrijwillig deel, maar ze zijn niet vrijblijvend. Ik denk dus dat wij tot heel goede afspraken kunnen komen. Ik zie dat de energiebedrijven zich daar ook voor inzetten.

De heer Jasper van Dijk (SP): Het zou zo maar kunnen dat de Autoriteit Consument & Markt allerlei belemmeringen opwerpt. De Minister zegt dat het goed is; het is een rijdende trein, dit is niet nieuw. Er moet wel wat gebeuren. Kunnen wij ervan uitgaan dat de energiebedrijven te zijner tijd en liefst zo snel mogelijk, verplicht worden om elk afzonderlijk bekend te maken waar hun steenkolen vandaan komen? Kunnen wij ervan uitgaan dat dat gaat gebeuren?

Minister Ploumen: Het ene staat niet los van het andere. Ik zie mijzelf bedrijven niet oproepen om iets te doen wat in strijd is met Europese wetgeving. Die vraag is nu gewoon niet te beantwoorden. Wij hebben een aantal gegevens op een rij gezet. Wij hebben dat tamelijk gedegen gedaan. Dat hoort ook zo. Dat heeft ertoe geleid dat wij toch nog een vervolgvraag moesten stellen aan de ACM. As we go, nemen wij de bevindingen daarvan mee. Ondertussen werken de energiebedrijven binnen Bettercoal gewoon door aan de assessments die gedaan worden in de mijnen. Er heeft overigens al een assessment plaatsgevonden. Het loopt dus allemaal een beetje gelijk op, maar het is wel in beweging.

Ik kom nu bij een aantal vragen over de financiële sector, ook in relatie tot landroof. Wij spraken daar al eerder over. Ik ga eerst in op de melding van Friends of the Earth over de Rabobank bij het NCP. Ik heb daar kennis van genomen. Het NCP beoordeelt of het die melding in behandeling zal nemen. Ik ga daar niet over en wil bij dezen nog even de onafhankelijkheid van het NCP benadrukken. Als het die melding in behandeling neemt, kan het NCP zijn diensten aanbieden, bijvoorbeeld in de vorm van mediation. Dat is aan het NCP.

Daarnaast ben ik in gesprek met de financiële sector. Eind juli faciliteer ik een multistakeholderdialoog. U zult wel denken: wat zegt ze nu? Ik bedoel dat de financiële sector samen met een aantal andere belanghebbende maatschappelijke organisaties en met mij om de tafel gaat zitten om te praten over de wijze waarop wij kunnen voorkomen dat er investeringen worden gedaan waar uiteindelijk niemand achter kan staan. De insteek van de financiële instellingen is natuurlijk ook om bijvoorbeeld niet te willen bijdragen aan landroof. Ik steun dan ook een project in de OESO dat de relevantie van de OESO-richtlijnen voor financiële instellingen verder verheldert. Dit is een antwoord op de vraag van de heer Van Ojik of het allemaal wel helder genoeg is. Op het terrein van landroof is het dat nog niet, maar er zijn wel heel veel standaarden, zoals de IFC-standaarden en de specifieke standaarden voor landroof. In de IFC-standaarden staat een uitgebreid hoofdstuk over landrechten. Dan zijn er bovendien specifieke CFS-guidelines die leidend zijn bij multistakeholderinitiatieven die landrechten bevorderen. Die zijn opgesteld door het Global network for the right to habitat and social justice.

Aan de tafel met financiële instellingen en maatschappelijke organisaties ga ik proberen om te bespreken welke guidelines er zijn en of die voldoende helder zijn. Is het voor de financiële instellingen mogelijk, gezien de manier waarop zij nu hun zaken op orde hebben, om die guidelines te volgen of moet daar ook iets in verbeteren? Wij gaan dat met elkaar bespreken. Het feit dat de financiële instellingen graag aan tafel komen, laat zien – zeg ik tegen de heer Van Dijk – dat ze zelf ook vinden dat het niet waterdicht is. Ze willen heel graag conform de standaarden werken en niet bijdragen aan bijvoorbeeld landroof die kleine boeren of anderen treft. Dit is dus werk in uitvoering met een groot commitment van alle partijen. Ik zeg het even zo, want dan hoef ik niet alle afkortingen te herhalen, want daar word ik zelf ook een beetje flauw van.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vond het wel eerlijk dat de Minister in een tussenzinnetje zei dat er inderdaad wel veel richtlijnen, guidelines et cetera zijn. Daar maken bedrijven handig gebruik van, want zij zeggen dat ze aan bepaalde regels hebben voldaan. En dan komt men weer met een nieuwe set. Ziet de Minister dit ook als een structureel punt? Zou zij het ook goed vinden om een soort stofkamoperatie door te voeren en op een gegeven moment te zeggen: dit zijn de richtlijnen en hier gaan wij het mee doen?

Minister Ploumen: Ik ga niet helemaal mee met eerste deel van het betoog van de heer Van Dijk. Ik geloof niet dat bedrijven de intentie hebben om het woud aan regels – als je het al zo wilt noemen – te gebruiken om door de mazen van de wet te kruipen. Ik wijs erop dat juist heel veel regels en afspraken tot stand zijn gekomen in overleg met alle betrokken partijen, dus bedrijven, ngo's et cetera, en dat die niet zozeer door mij zijn opgesteld. De heer Van Dijk roept mij op om de stofkam er doorheen te halen. Doordat ik zelf ook een beetje flauw word van al die afkortingen, kan ik op sympathie rekenen. Het is echter te gemakkelijk om dat nu toe te zeggen, want enkele initiatieven en richtlijnen zijn niet van mij. Die komen bijvoorbeeld van kleine boeren die zich verenigd hebben. Ik voel mij echt niet geroepen om tegen hen te zeggen: uitgerekend door die regels van jullie halen wij eens de stofkam. Ik zeg de heer Van Dijk echter graag toe dat een onderwerp van gesprek met de financiële instellingen wel de vraag zal zijn: hoe werken die dingen op elkaar in en is dat nu handig? Ik wil voorkomen dat ik gezien word als de baas van alle richtlijnen ter wereld, want dat is niet zo. Ik voel echter wel dat het soms niet al te eenvoudig is om die dingen op een rij te zetten. Dit alles heeft er echter ook mee te maken dat de problematiek ingewikkelder is dan wij van achter de tafels hier en van op de publieke tribune kunnen vermoeden. De heer Van Dijk weet ook dat de situatie ter plekke soms toch weer om een aanvullende set regels vraagt of een verbijzondering daarvan, omdat dit de zaak uiteindelijk beter maakt en niet ingewikkelder. Dat laatste is namelijk niemands intentie.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik begrijp dat. Ik zie het glas maar als halfvol. De Minister zegt toe dat zij er bovenop zal zitten als guidelines elkaar overlappen of als zich situaties voordoen waarin ze bewust gebruikt worden door bedrijven om de regels te passeren. Wat mij betreft krijgt zij dan alle steun, want ze mag best wat meer als regisseur of autoriteit optreden.

Minister Ploumen: Laat ik zeggen dat ik wel als «navigator» wil optreden. Misschien is dat een heel mooi woord hiervoor. «Navigeren» heeft iets. De heer van Dijk en ik zijn het eens. Het glas is inderdaad halfvol. Wij hebben gewoon richtlijnen nodig. Die moeten ook toepasbaar zijn en in verschillende praktijksituaties handvatten geven. Verschillende sectoren en verschillende regio's hebben een specifieke problematiek. Ik vind wel dat wij ernaar moeten streven dat duidelijk is waar je je aan te houden hebt. Als ik daaraan kan bijdragen of als ik bedrijven of anderen kan helpen om te navigeren binnen die kaders, zal ik dat zeker doen.

Dan kom ik bij de textielsector. Volgend jaar breng ik opnieuw een bezoek aan Bangladesh. In mei ben ik daar al geweest. Ik heb toen geconstateerd dat er goede vorderingen zijn gemaakt. Daar heb ik de Kamer ook een brief over geschreven, dus ik ga niet alles herhalen. In Parijs werd afgelopen donderdag door andere landen en belanghebbenden geconstateerd dat er het afgelopen jaar echt veel gebeurd is, veel meer dan in alle jaren daarvoor. Iedereen kan daar een eigen appreciatie aan geven, maar ik denk dat het goed is dat er stappen gezet zijn. Ik zag ook met tevredenheid dat de heer Heerts met de FNV naar Bangladesh is geweest en daar ook nog eens aandacht heeft gevraagd voor vakbondsvrijheid. Ik denk dat dit op ons aller instemming kan rekenen.

In Bangladesh zijn er ook nieuwe uitdagingen. Als er bijvoorbeeld fabrieken gesloten worden omdat ze te onveilig zijn en de werknemers dus even op straat staan, moeten die mensen gewoon opnieuw aan het werk kunnen in een andere fabriek of in de oude fabriek als die weer geopend wordt. Dat laatste is allemaal wel geregeld, maar vaak zitten er een paar maanden tussen en die mensen moeten doorbetaald worden. Ik zie de heer Leegte al denken: gaat de Nederlandse overheid die doorbetaling dan verzorgen? Dat is niet het geval, want dat is echt een verantwoordelijkheid van Bangladesh en van de fabrieken. Ze moeten daar gewoon een systeem hebben dat de mensen die tijdelijk geen werk hebben, naar een zich uitbreidende fabriek kunnen. Dat lijkt mij prima mogelijk, want er is een grote vraag naar geschoolde, ervaren werknemers in die sector. Ik weet ook wel dat dit in de praktijk niet altijd zo gemakkelijk is, want de locaties zijn verschillend, maar er kan echt wel iets gedaan worden. Dit is aan de sector daar zelf.

Ik hoop dat er volgend jaar weer een aantal stappen is gezet en dat een heleboel problemen zijn opgelost. Mijn inzet is ook niet – zeg ik tegen iedereen, maar in het bijzonder tegen de heer Leegte, het is dus goed dat hij er weer is – dat de Nederlandse overheid daar steeds financiële hulp moet blijven bieden. Dat is niet een doel op zichzelf. Als de zaak op orde is en iedereen zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, is dat des te beter. Dan is onze steun, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat er vakbondsvrijheid komt, wellicht niet meer nodig. Ik ga dat volgend jaar bekijken. Wij hebben een meerjarig strategisch plan voor Bangladesh. Daarin is ruimte om initiatieven te nemen die leiden tot verbetering van de arbeidsomstandigheden in die sector. Als dat niet nodig is, doen wij het niet. Volgens mij zijn de heer Leegte en ik het daar gewoon volstrekt over eens.

Wat doen wij nu in andere landen in Azië? Er zijn natuurlijk niet alleen slechte arbeidsomstandigheden in de textielsector in Bangladesh. Dat werd afgelopen donderdag in Parijs nog eens benadrukt. Er is een breed gedragen zorg dat de race to the bottom zich binnen de hele regio afspeelt en dus van het ene land naar het andere gaat. Daarover hebben wij hier ook al eens van gedachten gewisseld. Het is in dat kader goed als wij ons met een heleboel andere landen samen met de ILO inzetten voor bijvoorbeeld het programma Better Work, zodat ook de kledingsector in Vietnam en Cambodja wordt verbeterd. Ik ben tevreden over die inzet, vooral omdat het geen alleingang van Nederland is. Zoiets zou ook niet aan de orde zijn. Ik zie dat met name de overheden daar steeds meer het besef hebben dat zij zelf aan de bak moeten, om het maar populair te zeggen. Het programma Better Work van de ILO en de manier waarop de ILO opereert in die landen zijn daar heel nadrukkelijk op gericht. Ik was in Pakistan, zoals de leden hebben kunnen lezen. Voor dat land geldt nu het GSP+, het General Preferential Scheme for Sustainable Development plus. Het land heeft dus handelspreferenties gekregen. GSP+ is echter verbonden aan een aantal commitments die de overheid van Pakistan na moet komen. Wat dat betreft sluit het net zich om de niet-welwillenden. Dat lijkt mij alleen maar heel erg goed.

Mevrouw Mulder vroeg hoe het staat met de zwarte lijst. Ik parafraseer haar vraag nu even. Ik heb de vragen van de heer Sjoerdsma beantwoord, dus ik lees dit wederom niet helemaal voor. Die antwoorden zijn echter nog steeds aan de orde. Sinds die tijd is er wel het een en ander gebeurd. Vorige week dinsdag heb ik bijvoorbeeld een bezoek gebracht aan het hoofdkantoor van Coolcat en daar heb ik een goed gesprek gehad met Roland Kahn en zijn staf over hun mvo-beleid. Ik heb niet alleen mijn blijdschap uitgesproken over het feit dat Coolcat inderdaad op een zeker moment dat akkoord heeft ondertekend, maar meer nog over het feit dat Coolcat nu een heel actieve speler is in de werkgroepen die de Nederlandse textielsector heeft om samen tot een convenant te komen. Het is hartstikke goed dat de Nederlandse textielsector zo actief is en vooroploopt.

Tegen de heer Van Dijk zeg ik dat wij vorige week samen met een aantal andere landen de internationale bedrijven die het akkoord hebben ondertekend en die actief waren op Rana Plaza – dat waren geen Nederlandse bedrijven – opgeroepen hebben om hun bijdrage te storten. Natuurlijk hebben wij ook de overheid van Bangladesh opgeroepen om het hare te doen om dit mogelijk te maken. De vertegenwoordiger van Bangladesh was zeer geroerd door het feit dat de Europese regeringen de druk op de bedrijven houden om het hunne te doen. Mexx is inmiddels in gesprek met de Schone Kleren Campagne en ook met Kamerleden om eventuele onduidelijkheden over waar Mexx voor staat en over het akkoord weg te nemen. Het is duidelijk dat ik alle bedrijven oproep om te tekenen. Het is namelijk goed dat wij gezamenlijk stappen zetten. Ik ben blij dat de gesprekken lopen. Ik heb dus goede hoop wat dat betreft.

De heer Leegte had een vraag over het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving. Aan de regelgeving voor verduurzaming van handelsketens kleven natuurlijk allerlei bezwaren en belemmeringen, zeker als je dit exclusief op nationaal niveau doet, gewoon vanwege de effectiviteit. De Nederlandse regering heeft in de beleidsbrief Maatschappelijk verantwoord ondernemen loont aangegeven dat zij de voorkeur geeft aan het eigen initiatief van bedrijven. De regering wil bedrijven daarbij wel ter zijde staan en het mogelijk maken – dat is weer een ander woord voor «faciliteren» – dat zij daarin een actieve rol spelen. De regering heeft echter ook aangegeven dat zij regelgeving op voorhand niet uitsluit, maar dat zij dit het liefst in Europees verband doet. Dat heeft echt de voorkeur, omdat dit veel effectiever is. Bij het onderwerp conflictmineralen gebeurt dit ook.

De heer Leegte had vragen over ngo's en de gedragscode. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft mede naar aanleiding van de eerste termijn overleg gehad met Partos over de gedragscode. In de gedragscode van 2012 is specifiek hoor en wederhoor vastgelegd. Hoofdstuk 3, paragraaf 3, heet «externe publicaties». De gedragscode is door alle 120 lidmaatschaporganisaties ondertekend. Ondertekening is ook een lidmaatschapscriterium. Die gedragscode is aangevuld met een nalevingsprocedure die een klachtenmechanisme mogelijk maakt. Daar heb je dat mechanisme weer; ik neig er toch steeds meer naar om de heer Van Ojik een beetje gelijk te geven. Alle gekheid op een stokje, Partos neemt hoor en wederhoor dus heel serieus en komt tegemoet aan hetgeen de heer Leegte daarover vraagt.

De heer Leegte (VVD): Wat Partos op papier zet, geloof ik wel. Ik ken die club. Ik ben daar vroeger ook geweest, in ieder geval bij de vorige directeur. Papier is echter geduldig. Het gaat erom dat er ngo's zijn die dit niet hebben. Het gaat er bovendien om dat er ngo's zijn die wel een code hebben, maar die niet naleven. Wat doen wij in die gevallen? Kan dat niet een reden zijn om de anbi-status in te trekken, zodat die ngo's niet meer gebruik kunnen maken van de fiscale voordelen die zij hebben?

Minister Ploumen: Volgens mij hebben we weleens eerder gesproken over het intrekken van de anbi-status. Toen heb ik gezegd dat zelfregulering de grote voorkeur heeft. Partos doet dat. Het hebben en toepassen van zo'n gedragscode is nadrukkelijk onderdeel van het nieuwe subsidiekader. Doe je daar niet aan mee, kom je niet in aanmerking voor subsidie. Wat dat betreft is het dus gelijke monniken, gelijke kappen in vergelijking met het bedrijfsleven. Mij lijkt dat dit een helder uitgangspunt is dat tegemoetkomt aan de zorgen van de heer Leegte. Hij vraagt zich namelijk af of de ngo's naleven wat ze zelf vragen van bedrijven. De overheid vraagt van beide gedragscodes en naleving daarvan, evenals hoor en wederhoor. Dat lijkt mij vooralsnog afdoende.

De heer Leegte (VVD): Ik geloof in de markt. Wij hebben nu gedoe met PAX dat onderzoek heeft gedaan naar kolen in Colombia. De toestand daar is niet fris, maar het is best mogelijk dat PAX een beetje over de schreef is gegaan, omdat PAX best een beetje actievoerderig is. Er wordt een rechtszaak aangespannen tegen PAX en PAX schrijft nu in paniek een brief naar allerlei bedrijven met de vraag om steun. Dat gepubliceerde onderzoek van PAX gaat wellicht heel veel geld kosten. Volgens mij moet PAX gewoon op de blaren zitten als die organisatie zo brutaal is dat zij haar billen brandt. Als bedrijven een rechtszaak tegen PAX aanspannen, is dat volgens mij heel goed, want dat maakt de casus scherp. Dat kan de overheid echter wel veel geld kost, want van de 13 miljoen voor PAX komt 10 miljoen uit het overheidsbudget. Dat betalen wij dus met zijn allen. Ik vraag mij daarom af of de werking van dit alles voldoende zuiverend is voor ngo's. Als ngo's er voor het maatschappelijke belang zijn, moeten zij ook teren op het draagvlak van de samenleving. Wakker Dier doet dit heel goed. Die ngo wil geen subsidies omdat ze onafhankelijk wil zijn. Toch zijn de campagnes over de plofkip uitstekend. Dat is het type ngo dat je wilt hebben. De overheid wil geen ngo's die op basis van belastinggeld subsidies krijgen en er vervolgens een potje van maken. Dan moet de overheid daarna ook nog alles met de mantel der liefde bedekken omdat deze ngo's een gedragscode hebben. Op die manier spannen wij het paard achter de wagen. Dat is de zorg van de VVD.

Minister Ploumen: De heer Leegte markeert zijn betoog met mooie spreekwoorden en gezegden. Hij doet dit zeer eloquent, maar ik ben het op onderdelen echt niet eens met wat hij zegt. Dat kan ook. Daarom zitten wij hier.

Ik vind het helemaal niet goed als kwesties zoals mensenrechtenschendingen in en rondom mijnen beslecht worden in de rechtszaal. Iedereen moet vooral doen wat hij zelf wil doen. Ik ben niet de baas van de wereld, maar ik vind het wel belangrijk dat je met elkaar om de tafel gaat zitten en probeert om kennis te nemen van elkaars gezichtspunten, die misschien ook probeert te begrijpen en vervolgens samen te werken aan een uitkomst. Wij kunnen hierover echter verschillen van mening.

Tegen de heer Leegte zeg ik dat wij juist een subsidiekader hebben afgesproken tussen de Nederlandse overheid en maatschappelijke organisaties waarin die organisaties inderdaad voor een deel eigen inkomsten moeten verwerven. Ik denk dat wij het daar wel volstrekt over eens zijn, om allerlei redenen. De organisaties moeten een eigen draagvlak creëren en dat moet zich ook vertalen in financiële bijdragen. Bovendien moet je – vanuit ondernemersperspectief gezien – ook je inkomstenbronnen diversifiëren. Dat zal de heer Leegte ook zeer aanspreken en daarin wordt hij op zijn wenken bediend, als ik het zo even mag zeggen. Ik vind het een heel goede zaak dat Partos en de verschillende ngo's codes hebben waarin zij hoor en wederhoor tot de praktijk verheffen. Dat men het met hoor en wederhoor wellicht niet altijd meteen met elkaar eens wordt, ligt natuurlijk ook wel een beetje besloten in de aard van de problematiek en is wat mij betreft een uitnodiging aan alle partijen om door middel van een dialoog tot een oplossing te komen. Ik heb net al gezegd dat ik daarin een rol wil spelen door partijen samen te brengen. Nogmaals, ik vind het goed dat Partos die code heeft. Ik ga er ook van uit dat Partos zijn leden daarop aanspreekt. Ik vind dat ngo's aan regels moeten voldoen als zij gefinancierd worden. Het ondertekenen en naleven van die code is een van de regels. Ik denk dat dat het is wat de heer Leegte van mij vraagt. Wellicht zijn wij het niet helemaal eens over een aantal kwalificaties, maar hier zijn wij het gewoon over eens.

De voorzitter: Kan de Minister naar een afronding van haar betoog gaan?

Minister Ploumen: Dat was ik inderdaad van plan. Sterker nog, ik ben er al.

De voorzitter: Ik dank de Minister hartelijk voor de beantwoording in de tweede termijn.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik dacht dat de Minister nog iets zou zeggen over duurzaam inkopen. Ik had dat opgeschreven. Ik stel deze vraag mede namens mijn collega Voordewind.

Minister Ploumen: Ja, dat klopt, ik zou daar nog op ingaan. Excuses, mijnheer Van Ojik. Vorige week donderdag ging het daar bij de OESO trouwens ook even over. Wij zaten met een aantal mensen in een panel en toen zei iemand uit de zaal: dat is allemaal hartstikke mooi, maar doet de overheid zelf wel waartoe ze anderen oproept? Dat is een buitengewoon ter zake doende vraag. Ik vind dat je zelf altijd het goede voorbeeld moet geven. Je kunt niets van een ander vragen wat je zelf niet doet. Zo kennen wij elkaar hier ook.

Nu kom ik specifiek op duurzame inkoop. Wij hebben een aantal stappen gezet, maar het is een ingewikkeld dossier. Dit is de inleiding om de heer Van Ojik te gaan vertellen dat wij nog niet zo ver zijn als hij zou willen. Hier zijn verschillende ministeries bij betrokken. I en M is beleidsverantwoordelijk. BZK draagt een verantwoordelijkheid omdat dit ook gaat over de medeoverheden. Defensie coördineert de inkoop van de energie voor het Rijk. Afgelopen maand is een evaluatie gestart rondom het duurzame inkoopbeleid. In het najaar wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie. We bekijken aan de hand daarvan of maatregelen nodig zijn. BZK is daar primair voor verantwoordelijkheid. Het feit dat de rijksoverheid medeoverheden niet kan verplichten om duurzaam in te kopen, maakt het ingewikkeld. Wij moeten het dus van onze overtuigingskracht hebben. Daar komt bij dat er natuurlijk regelgeving is op het gebied van aanbesteding. Dat ligt weer bij EZ. Dat maakt het lastig om de grote stappen die iedereen wel zou willen zetten, in één keer te kunnen zetten. Ik hoop echter dat de evaluatie die nu in gang is gezet, ons daar wel een aantal aanwijzingen voor geeft. Ik kan mij voorstellen dat hierover naar aanleiding van de appreciatie in de Kamer nader gesproken zal worden, of dat nu in deze commissie is, met mij of met de Minister van BZK.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor de aanvulling van haar tweede termijn. Hiermee zijn wij aan het einde van de tweede termijn gekomen. Ik stel vast dat er geen behoefte bestaat aan een derde termijn. Rest mij om de toezeggingen samen te vatten.

In de eerste termijn heeft de Minister vijf toezeggingen gedaan.

  • De Kamer ontvangt voor het zomerreces het aangepaste instellingsbesluit van het NCP. Dat hebben wij inderdaad ontvangen. Dus dat is gelukt, waarvoor dank.

  • Verder ontvangt de Kamer voor het zomerreces een appreciatie van de resultaten van het onderzoek naar mogelijke concurrentienadelen als gevolg van transparantie inzake de herkomst van steenkolen per energiemaatschappij. Ook die brief hebben wij ontvangen.

  • De Minister voor BuHa en OS en/of de Staatssecretaris van EZ gaan in overleg met de supermarkten en het centraal bureau levensmiddelenhandel over de grote hoeveelheid aan keurmerken en rapporteert hierover aan de Kamer voor de begrotingsbehandeling. Dat zullen wij nog horen.

  • De Minister stelt de problemen rond de winning van neodymium aan de orde bij de windmolensector of in een predialoog met energiebedrijven en rapporteert hierover aan de Kamer.

  • De Kamer ontvangt op korte termijn een brief van de Minister van Economische Zaken over de resultaten van de Transparantiebenchmark 2013 en de nieuwe criteria en opzet van de Transparantiebenchmark. Die brief is binnengekomen, maar ligt nu bij de commissie voor Economische Zaken.

  • Nu som ik de toezeggingen op die de Minister vandaag heeft gedaan.

  • De Kamer ontvangt van de Minister een speech naar aanleiding van de presentatie van het PAX-rapport over mensenrechtenschendingen in de steenkoolsector in Colombia.

  • De Kamer ontvangt in het najaar een evaluatie over duurzaam inkopen overheid.

De heer Leegte (VVD): Volgens mij gaat het Ministerie van I en M over duurzaam inkopen. Ik heb een stukje gemist, maar ik vraag mij af of die laatste toezegging procedureel correct is.

De voorzitter: Ik heb niet gezegd van wie wij de evaluatie krijgen. Misschien kan de Minister hier nog even op ingaan.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik zit geheel op uw lijn in dezen. Ik heb aangegeven dat die evaluatie er aankomt, maar het is niet zeker dat die in deze commissie door deze Minister wordt gepresenteerd. Dus we zijn het eens.

De voorzitter: Daarmee is dat opgehelderd. Dan rest mij om op te merken dat het verslag van dit algemeen overleg zal worden aangemeld voor plaatsing op de plenaire agenda met als eerste spreker de heer Vos. Ik dank de leden voor hun inbreng, de Minister voor de beantwoording en iedereen voor zijn of haar belangstelling.

Sluiting 18.55 uur.

Volledige Agenda:

1. Aanbieding Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten

Kamerstuk 26 485, nr. 174 – Brief regering d.d. 20-12-2013

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

2. Beantwoording vragen commissie over het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten

Kamerstuk 26 485, nr. 176 – Brief regering d.d. 03-03-2014

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

3. Uitkomsten van een gesprek met CEO's van energiebedrijven over maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) in de steenkoolketen

Kamerstuk 26 485, nr. 173 – Brief regering d.d. 23-12-2013

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

4. Beantwoording vragen commissie over de uitkomsten van een gesprek met CEO's van energiebedrijven over maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) in de steenkoolketen

Kamerstuk 26 485, nr. 175 – Brief regering d.d. 03-03-2014

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

5. Mogelijke betrokkenheid van Nederlandse financiële instellingen bij landroof in Brazilië

Kamerstuk 26 234, nr. 152 – Brief regering d.d. 18-12-2013

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

6. Toezegging over de wijze waarop Nederlandse institutionele beleggers omgaan met investeringen in de bezette Palestijnse Gebieden

Kamerstuk 23 432, nr. 368 – Brief regering d.d. 14-03-2014

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

7. Verslag van het gesprek met Bettercoal

Kamerstuk 26 485, nr. 177 – Brief regering d.d. 27-03-2014

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

8. Reactie op PBL rapport Verduurzaming van internationale handelsketens: voortgang, effecten en perspectieven

Kamerstuk 33 625, nr. 106 – Brief regering d.d. 14-05-2014

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

9. Verslag van het bezoek aan Pakistan en Bangladesh van 23 tot en met 27 mei 2014

Kamerstuk 33 625, nr. 114 – Brief regering d.d. 12-06-2014

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

10. Stand van zaken van de Sector Risico Analyse (SRA) in het kader van het beleid voor maatschappelijke verantwoord ondernemen (mvo)

Kamerstuk 26 485, nr. 187 – Brief regering d.d. 24-06-2014

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

11. Onderzoek markteffecten herkomsttransparantie steenkool en voortgang afspraken met energiebedrijven

Kamerstuk 26 485, nr. 189 – Brief regering d.d. 27-06-2014

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

12. Nieuw Instellingsbesluit Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (Instellingsbesluit NCP 2014)

Kamerstuk 26 485, nr. 190 – Brief regering d.d. 02-07-2014

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen