Kamerstuk 26485-161

Verslag van een algemeen overleg

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Gepubliceerd: 11 april 2013
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: economie handel ondernemen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26485-161.html
ID: 26485-161

Nr. 161 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 april 2013

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 7 maart 2013 overleg gevoerd met minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:

  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 18 december 2012 met de antwoorden op vragen van het lid Voordewind gesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 17 december jl. over de verduurzaming van huismerken (26 485, nr. 150);

  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 17 december 2012 met haar visie op de artikelen in het Nederlands Dagblad over de Fairtrade cacao-industrie en de reactie hierop van Fairtrade Max Havelaar Netherlands, en in reactie op de vraag hoe het vertrouwen van de fairtrade kopende consument behouden kan worden (26 485, nr. 148);

  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 december 2012 met een reactie op het verzoek van de commissie met betrekking tot de situatie van Shell in Nigeria (26 485, nr. 149);

  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 november 2012 met de beantwoording van vragen van het lid Jan Vos gesteld tijdens het ordedebat van heden betreffende de rol van Shell in Nigeria (26 485, nr. 151);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 19 oktober 2012 met een kabinetsreactie op de eindevaluatie SER-initiatief Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) (26 485, nr. 147);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 12 juli 2012 met een reactie op de motie van het lid Van Gerven (28 973, nr.94) waarin de Kamer de regering verzoekt te onderzoeken in hoeverre de criteria kunnen worden aangescherpt waardoor subsidiegeld van het buitenlandinstrumentarium niet bij rijken of grote bedrijven terechtkomt (28 973, nr. 125);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 6 februari 2012 met een lijst van vragen en antwoorden over de berichtgeving inzake de herkomst van steenkolen (26 485, nr. 124);

  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 5 maart 2013 met resultaten van de Nederlandse ambassades op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) (26 485, nr. 152);

  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 6 maart 2013 betreffende IMVO-kaders bedrijfsleveninstrumentarium (31 250, nr. 102).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: Ziengs

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Ziengs, Jan Vos, Van Tongeren, Agnes Mulder, Voordewind, Jasper van Dijk, Thieme en Verhoeven,

en minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 10.00 uur

De voorzitter: Hartelijk welkom bij het algemeen overleg over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. In een wat later stadium zijn nog twee brieven binnengekomen. Gaan de commissieleden ermee akkoord dat we die toevoegen aan de agenda?

De heer Verhoeven (D66): Het toevoegen van brieven aan de agenda is wat mij betreft prima. De brief van maandag kon nog net, maar ik vind die van gisteren echt niet kunnen. Dat was een totale koerswijziging in een zeer relevant onderdeel van het debat dat we vandaag voeren. Ik heb de brief nog net kunnen lezen, maar ik heb hem niet meer kunnen bespreken met organisaties. Er was gewoon geen tijd meer om de brief goed tot mij te nemen, en dat is wel nodig om als Kamerlid een goed debat te kunnen voeren. Ik vind het best om de brief nu te bespreken, maar ik wil hem de volgende keer ook weer op de agenda hebben.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik sluit mij daarbij aan. Ik wil de minister, vooral deze nieuwe minister, niet beschuldigen van trucjes, maar we kennen de brieven die een paar uur of een avond van tevoren worden gestuurd. Onze ondersteuning is dan al naar huis en we kunnen geen overleg meer voeren met organisaties. Het is echt heel vervelend om brieven op het laatste moment te krijgen. Dat geldt ook voor de schriftelijke beantwoording van de vragen. Wij hadden gevraagd om die beantwoording voor het debat te krijgen. Toen was zij er ook, maar het was erg lastig om haar nog mee te nemen. Ik krijg dat soort stukken dus graag in ieder geval twee of drie dagen voor het debat.

De voorzitter: Ik stel voor om de brieven mee te nemen in het debat en de mogelijkheid te bieden om ze bij een volgend overleg opnieuw te bespreken. Ik zie instemmende bewegingen, dus we gaan het zo doen.

Ik stel een spreektijd van vijf minuten voor in eerste termijn.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Wij hebben uitgezien naar dit debat met minister Ploumen, de eerste minister die de onderwerpen ontwikkelingssamenwerking en handel in één portefeuille verenigt, op een bijzonder dynamische wijze, zoals we tot nu toe hebben kunnen waarnemen. Complimenten daarvoor. De Partij van de Arbeid denkt dat dit goede kansen biedt op versterking van de inzet van de Nederlandse overheid op beide beleidsterreinen, want de wereld is veranderd. Terwijl wij in het verleden spraken van ontwikkelingslanden, heetten die landen soms voor andere mensen «emerging markets» of «zich ontwikkelende economieën». En terwijl in het verleden vooral werd gedacht aan het geven van hulp, heeft onze prinses Máxima met de microkredieten het voorbeeld gegeven van de manier waarop je in ontwikkelingslanden/emerging markets/zich voorwaarts ontwikkelende economieën een fantastische ontwikkeling op gang kunt brengen. Daarmee worden jonge mensen, met name vrouwen, geholpen om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Deze ochtend nog werden wij voor de Kamer opgewacht door een dynamische Amsterdamse ondernemer die ons op een fantastische, hippe, trendy bamboefiets met een heel stevig frame een rondje liet maken over het Binnenhof. De minister heeft wellicht ook een rondje gemaakt. Het was een frame uit Ghana, en één derde van de opbrengst gaat ook naar Ghana. Niet als gift, maar omdat er een goede handelsrelatie is met Ghana. Dat is een land waar de economie op dit moment met 8% of 9% groeit, terwijl wij in Nederland iets krimpen. De wereld is dus heel duidelijk veranderd.

Tegelijkertijd zien we een toenemend consumentenbewustzijn. Mensen willen weten wat ze eten en wat ze kopen. Bij grote, multinationale ondernemingen is er in toenemende mate het bewustzijn van het feit dat we opereren in een wereld waarin we allemaal verantwoordelijkheden hebben die verder strekken dan het aandeelhoudersbelang en het verdienen van geld. Dat bewustzijn is er niet altijd genoeg; dat zeg ik er meteen bij.

Vanochtend werden we ook verrast door het nieuws over aflatoxine. Dat komt uit landen die wat dichter in de buurt liggen, maar het valt ook onder internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat geldt ook voor Servië en Roemenië. In die landen is mais geïmporteerd en verwerkt in melkveevoeder, dat in Duitsland is opgedoken. Ook op de Nederlandse markt is inmiddels bij vier bedrijven giftige melk aangetroffen. Het geeft aan dat sommige mensen helemaal niet geïnteresseerd zijn in maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar op een onfatsoenlijke manier denken om te kunnen gaan met de volksgezondheid.

Dat geldt ook op het gebied van mensenrechten, ondanks de UN Guiding Principles, het harde werk van Ruggie, de OESO-richtlijnen en de IFC, die daarover veel heeft geschreven en ook veel doet op dat gebied.

Het eerste waar mijn fractie dan ook voor wil pleiten, is een nationale toezichthouder verantwoord ondernemen. Al die mooie richtlijnen en afspraken die we maken, moeten immers wel worden nageleefd. Als we voedselschandaal na voedselschandaal hebben en de mensenrechten toch geschonden blijven worden, dan moeten we daar op een andere manier naar gaan kijken. Ik krijg graag een reactie van de minister op het idee voor een nationale toezichthouder verantwoord ondernemen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik denk ook aan het Nationaal Contact Punt voor de OESO-richtlijnen (NCP). Dat zou ook zo'n rol kunnen vervullen. Ziet de collega van de Partij van de Arbeid daarin ook mogelijkheden, mits we het mandaat zouden verruimen?

De heer Jan Vos (PvdA): Ik wil het in eerste instantie aan de minister laten om daarop te reageren, maar het NCP heeft een beperkt mandaat. Het kan klachten in behandeling nemen, maar het kan zaken niet zelf oppakken en onderzoeken. Het heeft ook geen sanctioneringsmandaat en geen eigen toezichtsondersteuningstaak. Ik weet dus niet of dit het juiste instituut is, maar ik denk dat het verstandig is om de reactie van de regering af te wachten voordat wij elkaar daarover verder bevragen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): In Engeland is men wel in staat geweest om het mandaat te verruimen. Daar kan men eigen initiatieven nemen om onderzoeken uit te voeren. Ik vraag de fractie van de Partij van de Arbeid toch of zij mogelijkheden ziet om die kant te verkennen als het in Nederland mogelijk is om het mandaat te verruimen.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb zojuist al gezegd dat ik graag de reactie van de regering wil afwachten.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb nog een vraag over het nationaal toezichthouderschap. Dat is een interessante gedachte. Ik hoorde de heer Vos ook tussen neus en lippen door zeggen dat het orgaan dat we nu hebben, geen sanctioneringsbevoegdheid heeft. Begrijp ik goed dat de PvdA-fractie wil dat de toezichthouder een sanctioneringsbevoegdheid krijgt?

De heer Jan Vos (PvdA): Ik kan mij voorstellen dat wij op dat terrein wat verder gaan kijken, naar analogie van de financiële sector. In de Verenigde Staten is het heel gebruikelijk dat mensen strafrechtelijk vervolgd worden als ze financiële malversaties plegen, terwijl je in Nederland nog steeds wegkomt met een taakstraf van 200 uur. Ik denk dat ondernemers een verantwoordelijkheid hebben. Als ze die niet nakomen, moeten ze sancties opgelegd kunnen krijgen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik probeer helderheid te krijgen over wat we dan wél te horen krijgen van de heer Vos. Hij vindt dat er een toezichthouder moet komen. Hoe dat wordt uitgewerkt wil hij graag van de regering horen, maar hij staat open voor een versterking van het NCP met een onderzoeksmandaat en sanctiemogelijkheden. Zie ik dat juist?

De heer Jan Vos (PvdA): Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik nu graag een reactie wil hebben van de regering op mijn voorstel om een nationaal toezichthouder verantwoord ondernemen in te stellen. Die toezichthouder zou kunnen gaan over de OESO-richtlijnen, maar ook over de gelden die wij bijvoorbeeld besteden in het kader van het nieuwe revolverende fonds. We gaan heel veel geld investeren in bedrijven in ontwikkelingslanden en we geven onze eigen bedrijven heel veel subsidies. Wat doen die bedrijven met dat geld? Gaan ze er wel op een fatsoenlijke manier mee om? De nationale toezichthouder maatschappelijk verantwoord ondernemen kan zich dus bemoeien met de richtlijnen. Als die geschonden worden, zou hij daar iets aan kunnen doen. Bij de World Bank vervult bijvoorbeeld het Inspection Panel die rol, ook voor het geld dat via IFC wordt besteed. Ik kan me voorstellen dat wij de gelden die wij besteden in het kader van ons subsidiebeleid en ons investeringsbeleid, inclusief het revolverend fonds, aan een bepaalde vorm van controle willen onderwerpen. Ik kan me echter ook voorstellen dat zo'n orgaan een eigen bevoegdheid krijgt om initiërend zaken te onderzoeken, zoals het aflatoxineschandaal. Ik kan me zelfs voorstellen dat het zich uitstrekt tot initiërende voorstellen op het gebied van wetgeving, om in de toekomst ondernemers te kunnen terechtwijzen die niet op een fatsoenlijke manier met hun maatschappelijke verantwoordelijkheid omgaan. En waar we dat precies gaan onderbrengen, dat vind ik op dit moment niet de meest relevante vraag voor de Kamer. Maar misschien dat ik daar als coalitiefractie iets anders tegen aankijk. Ik vraag de minister of zij bereid is om een dergelijk orgaan te overwegen, en of zij bij de Kamer wil terugkomen met voorstellen daarover. Ik vraag of zij eens goed wil onderzoeken wat er mogelijk is op dat terrein, zodat we daarover geen overhaaste besluiten nemen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vind dat op zich heel goed klinken, maar het dubbele signaal is dat de heer Vos enerzijds zegt wat er moet gebeuren, en anderzijds wil afwachten wat de minister zegt. Als de minister niet van plan is om aan zijn wens te voldoen, kunnen we dan als Kamer zaken met elkaar doen? Ik vind namelijk dat de heer Vos goede suggesties doet.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik doe heel graag zaken. Wij houden vandaag het imvo-overleg over verantwoord ondernemen, dus dat is geen enkel probleem. We zijn echter net tien minuten bezig. Ik heb een voorstel gedaan. Straks zijn de andere leden aan zet en daarna de minister. Laten we bekijken hoe het allemaal loopt, en …

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is slap.

De heer Jan Vos (PvdA): Nu ja, wat is daar slap aan? Wil de heer Van Dijk dat ik meteen tegen hem zeg dat ik zijn motie meeonderteken als hij die indient? Is dat de manier waarop hij werkt?

De voorzitter: Ik stel voor dat we dit even afkappen. Het woord is aan mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik vervang hier Bram van Ojik, en ik probeer zo goed mogelijk in het debat mee te komen. De suggestie van de nationale toezichthouder spreekt mij wel aan, maar ik wil iets verder exploreren hoe de heer Vos denkt dat dit idee kan worden ingevuld. Bij rechtszaken rond Shell is namelijk gebrek aan bewijs vaak een groot probleem, net als de slechte toegang tot het recht in OS-landen. Hoe zou zo'n nationale toezichthouder in Nederland kunnen helpen, zodat mensen die niet goed behandeld zijn door een bedrijf als Shell een betere toegang tot het recht krijgen in een OS-land of in Nederland? En hoe zouden die mensen beter aan bewijsmiddelen kunnen komen? Zo'n multinational blijft namelijk op zijn gegevens zitten. De rechtzoekende heeft die gegevens nodig om een rechtszaak aan te spannen. Ziet de heer Vos een rol voor de nationale toezichthouder in die situatie?

De heer Jan Vos (PvdA): Mevrouw Van Tongeren doelt op het exhibitierecht. Dat speelt een rol in de rechtszaak die Milieudefensie heeft aangespannen tegen Shell. Shell heeft die rechtszaak deels gewonnen en dat is best bijzonder, want het is een rechtszaak in Nederland over iets wat in Nigeria speelt. In dat soort zaken speelt internationaal dat de multinationals allemaal documentatie hebben die ze liever voor zichzelf houden. In een aantal landen, bijvoorbeeld de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, hebben eisers meer mogelijkheden dan in andere landen, zoals Nederland, om de documentatie bovenwater te krijgen. In de Verenigde Staten gaat het heel ver. Dat heeft ook nadelen, bijvoorbeeld dat je concurrentieposities van bedrijven kunt verzwakken door een rechtszaak aan te spannen. Dat wordt daar ook wel gedaan. In het Verenigd Koninkrijk gaat het wat minder ver. Ik vind het heel terecht dat mevrouw Van Tongeren de vraag stelt of we in Nederland het exhibitierecht niet wat zouden kunnen verruimen. Dat punt wilde ik later in mijn inbreng aan de orde stellen, maar dat heb ik dan bij dezen alvast gedaan. Moet je dat bij zo'n toezichthouder onderbrengen? Ik kan me heel goed voorstellen dat een toezichthouder daar zelfstandig iets over kan zeggen als de regering of het parlement daar niet voldoende actie op onderneemt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik hoor twee kleine openingen. De heer Vos zegt dat dit in Nederland misschien beter geregeld zou moeten worden. Gebeurt dat niet, dan zou zo'n toezichthouder dat misschien kunnen doen. Stel dat een bedrijf, zoals Shell in Nigeria, rond 1970 is veroordeeld en nog steeds de boete niet heeft betaald. Zou een nationale toezichthouder ook in zo'n geval kunnen bepalen dat het moederbedrijf Nederlands is en moet betalen als er in dat andere land een veroordeling is? Zou dat ook een rol kunnen zijn van zo'n toezichthouder?

De voorzitter: De heer Vos antwoordt nog een keer, en dan stel ik voor dat we proberen om dit punt af te sluiten, want we gaan nu heel erg de diepte in, en …

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De heer Vos deed het voorstel.

De voorzitter: Ja, maar hij verwacht van de minister te horen hoe daar invulling aan kan worden gegeven. We gaan nu steeds dieper op dit punt in. Zo blijven we op elkaar reageren en komen we er niet aan toe om straks de minister te laten antwoorden.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb mevrouw Van Tongeren uitgelegd hoe het exhibitierecht werkt en dat dit internationaal best complex is.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Wat het exhibitierecht is, weet ik. Ik vroeg of de toezichthouder daarin een rol kan hebben.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik ben blij dat mevrouw Van Tongeren ook weet wat exhibitierecht is. Dat weten we dan ook weer allemaal. Verder ben ik niet van plan om nu tot 1970 terug te gaan en de vermeende schuld van Shell via de nog op te richten toezichthouder, die slechts in een voorstel aan de minister is genoemd, te laten materialiseren. Dat is mijn antwoord aan mevrouw Van Tongeren.

De voorzitter: Duidelijk. Ik stel voor dat de heer Vos zijn betoog hervat.

De heer Verhoeven (D66): Ik wil best het betoog laten voortgaan, maar ik heb hier ook een vraag over. Ik wil best het betoog van de heer Vos tot het eind …

De voorzitter: Zullen we het nog een keer proberen? Een korte vraag van de heer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66): Het gaat wel hierover. De heer Vos heeft aan het begin van het debat gezegd dat hij iets wil, maar als daar vervolgens vragen over worden gesteld, is er niets van over. Dat is natuurlijk een beetje raar. Nationale toezichthouder, sancties, het klinkt allemaal leuk, maar als je vraagt wat het precies betekent, zegt de heer Vos: dat vraag ik aan de minister. Toezicht werkt alleen als het echt iets voorstelt. Als het tanden heeft, als het bevoegdheden heeft en als het daadwerkelijk iets kan. Als op die vragen geen antwoord komt van de heer Vos, en hij alleen zegt dat hij het aan de minister vraagt, moet ik constateren dat hij gewoon niet weet wat hij eigenlijk wil. Ik hoop dat hij dat kan ontkrachten.

De heer Jan Vos (PvdA): Wij zitten hier met zijn allen en er zullen ook mensen thuis kijken. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat die mensen daadwerkelijk denken dat ik niets heb gezegd. We zijn tot 1970 teruggegaan in de tijd, we hebben over de landsgrenzen gekeken tot aan de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, we hebben het mogelijke initiatiefrecht van de toezichthouder besproken, we hebben het sanctierecht van de toezichthouder besproken en we hebben besproken of de functie bij bestaande organisaties zou moeten ondergebracht. Ik denk dat we heel uitgebreid op het punt zijn ingegaan. Het enige wat ik wilde doen is aan de minister vragen om deze punten, en wellicht nog andere, zorgvuldig te bestuderen. Het is immers heel wat als je zo'n toezichthouder instelt. We kunnen daarna in de Kamer bekijken hoe we ermee willen omgaan. Maar de heer Verhoeven kan mij er niet van beschuldigen dat ik niets zeg of dat ik zomaar wat in de lucht schiet. Ik werp dat verre van mij, en ik wil mijn betoog nu graag vervolgen. We zijn nu twintig minuten aan de slag en ik heb ...

De voorzitter: Mijnheer Vos, vervolgt u nu alstublieft uw betoog. Het is bijna twintig ...

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter, ...

De voorzitter: Nee, mijnheer Verhoeven, het is duidelijk ...

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter, ik mag gewoon een tweede interruptie plaatsen.

De voorzitter: Dat is heel duidelijk, maar de heer Vos zegt dat hij niet verder gaat in de beantwoording dan tot zover. Er zijn diverse pogingen gedaan door de overige leden, en anders wordt dit een oeverloos verhaal. Het is nu bijna twintig over tien en we moeten straks allemaal nog een inbreng doen. Ik stel dus voor dat de heer Vos doorgaat. Wellicht kunt u aan het eind van zijn betoog nog een keer interrumperen.

De heer Verhoeven (D66): Daar ga ik niet mee akkoord. Elk Kamerlid heeft de mogelijkheid om een interruptie te plaatsen en een vervolgvraag te stellen. Dat de heer Vos warrig is, wil niet zeggen dat ik die mogelijkheid niet meer heb. Ik denk dat het heel verstandig zou zijn om de vraag wel toe te laten, want dan kan de heer Vos nog één keer proberen om wel concreet te worden. Ik wil mijn tweede vraag aan de heer Vos ook best bewaren tot het eind van zijn betoog, maar dan is het geen tweede interruptie. Ik ga niet bezuinigen op interrupties omdat de heer Vos vaag is.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik wil graag een aantal zaken met de minister bespreken.

De voorzitter: Dan doen we het zoals u voorstelt, mijnheer Verhoeven. Aan het eind van het betoog van de heer Vos mag u uw vraag nog een keer stellen als interruptie.

De heer Verhoeven (D66): Dan mag ik dus straks mijn vervolgvraag stellen.

De voorzitter: Absoluut. Dat mag u gaan doen.

De heer Verhoeven (D66): Uitstekend.

De voorzitter: De heer Vos vervolgt zijn betoog.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik zou vandaag graag namens mijn fractie een aantal zaken met de minister willen bespreken, namelijk de zaak-Shell/Nigeria, de naleving van OESO-richtlijnen, de herkomst van steenkolen en gender/vrouwenrechten.

Ik begin met de zaak-Shell/Nigeria. De lijst van inspanningen van de minister is lang, en haar inspanningen waren divers. Dat vindt de PvdA-fractie positief. Hulde daarvoor. De inspanningen gericht op het betrekken en informeren van de Nigeriaanse overheid zijn zeer noodzakelijk. Ik heb een aantal vragen voor de minister, mede naar aanleiding van het UNEP-rapport. Wat is de stand van zaken rondom het fonds waarin onder meer door de Nigeriaanse overheid en Shell in totaal 1 miljard dollar zou worden gestort om de olievervuiling in de Nigerdelta aan te pakken? Waarom heeft de Nigeriaanse overheid nog geen geld in dit fonds gestopt? Heeft de minister dat besproken met de Nigeriaanse overheid? Wachten de partijen nog altijd op elkaar? Waar liggen de prioriteiten van de minister in de komende maanden? Welke concrete actiepunten zijn er? Welke acties moeten andere betrokken partijen nu nemen om de zaak in beweging te krijgen? En kan de minister iets zeggen over het exhibitierecht, dat wij hiervoor al hebben besproken?

Tijdens de hoorzitting over duurzame handel hebben we met de verschillende partijen uitgebreid gesproken over transparantie van ketens, het in praktijk brengen van de OESO-richtlijnen en due diligence. Het was een heel leerzame middag. Naar aanleiding van deze gesprekken heb ik een aantal vragen aan de minister. Wat vindt zij van het idee om de inspanning die gevraagd wordt van bedrijven om aan te geven of zij aan de OESO-richtlijnen voldoen, te gaan verplichten? Ik doel met name op de bedrijven die overheidssteun of subsidie ontvangen, en ik heb het niet over een inspanningsverplichting maar echt over een verplichting. Op welke wijze zou daaraan invulling kunnen worden gegeven? Hoe ziet de minister de mogelijkheden dat bedrijven due diligence gaan doen op de mensenrechtensituatie in hun keten, en vindt zij dat gewenst? Dat punt is tijdens de hoorzitting ook naar voren gebracht door Wiebe Draijer van de SER.

Mijn volgende punt is de herkomst van steenkolen. De steenkolendialoog is nog gaande, maar de resultaten lijken tot nu toe nogal tegen te vallen. Het ministerie heeft de rol van waarnemer op zich genomen in deze dialoog. We hebben van de betrokken partijen begrepen dat het belangrijkste punt waarop men nu inzet, transparantie is. Kan de minister wat transparantie geven over de vooruitgang die nu wordt geboekt en met name over de doelstellingen die zij zich stelt ten aanzien van het vergroten van de transparantie over de herkomst van steenkolen? Heeft dat prioriteit? Wat is de inzet van de minister?

Last, maar zeker niet least: gender. De Partij van de Arbeid heeft een lange traditie wat betreft vrouwenrechten in ontwikkelingslanden. Lange tijd zijn die ook inzet en speerpunt geweest van het OS-beleid. Met name op het gebied van microkrediet is er veel succes geboekt door die kredieten juist aan vrouwen te geven. Zij passen in het algemeen beter op de centjes en delen die met hun kinderen en andere familieleden. Mannen willen daar wel eens wat minder goed mee omspringen, zo is uit wetenschappelijk onderzoek meermalen gebleken.

De voorzitter: Wilt u afronden?

De heer Jan Vos (PvdA): Ja. Als we over handel praten, komen de vrouwenrechten veel minder aan de orde. Internationale bedrijven worden gedomineerd door mannen. Ik heb helemaal niets tegen mannen, maar ik zou in die bedrijven graag wat meer aandacht zien voor het thema gender. Als de minister namelijk zegt dat zij ontwikkelingssamenwerking en handel heel goed kan combineren, dan geloof ik dat op een heel aantal punten, maar juist op dit punt denk ik dat de vrouwenrechten onderbelicht zouden kunnen zijn. Ik zou graag de visie van de minister daarop horen.

De voorzitter: Mijnheer Verhoeven, wilt u uw aanvullende vraag nog stellen?

De heer Verhoeven (D66): Ja, voorzitter, dat wil ik. Ik heb geluisterd naar het betoog, maar ik heb toch nog twee concrete vragen over dat maatschappelijk verantwoorde proefballonnetje van de heer Vos over de nationale toezichthouder. Ik heb daar nog even over kunnen nadenken. Welke sancties moet de toezichthouder gaan uitdelen? Boetes? Gevangenisstraffen? Waar denkt de heer Vos aan? En welke bevoegdheden moet de toezichthouder krijgen? Daar moet je toch over hebben nagedacht als je over een toezichthouder begint te praten.

De heer Jan Vos (PvdA): Ook deze punten zijn al eerder besproken. Ik kan mij heel goed voorstellen dat zo'n toezichthouder geldboetes uitdeelt. Ik kan mij ook voorstellen dat hij voorstellen doet om wetgeving te veranderen om ondernemers aansprakelijk te stellen die wanprestaties leveren, niet maatschappelijk verantwoord ondernemen of zelfs ingaan tegen de rechten van een land waarin wordt ondernomen of van hun land van herkomst. De toezichthouder kan dan voorstellen doen om de strafrechtelijke kant van vervolging op een andere manier in te richten. Ik heb een analogie gemaakt met de wijze waarop bestuurders in de financiële sector worden vervolgd in de Verenigde Staten. Als ze zich daar misdragen, gaan ze gewoon de bak in. Niet eventjes maar tien of vijftien jaar. In Nederland krijgen mensen een taakstraf van 200 uur. In die balans kan wel eens anders worden opgetreden.

Dat kan ook bij voedselschandalen. In China zijn mensen veroordeeld die indertijd betrokken waren bij de melatoninekwestie. Twee zijn er ter dood gebracht. Dat lijkt me niet de situatie die we in Nederland wensen, maar vandaag werd bekend dat in vier bedrijven verontreinigde melk is aangetroffen. Dan vraag ik me af wat er met die ondernemers gebeurt. Hebben zij dat kunnen weten? Op wat voor manier treden wij tegen hen op? Ik vind dat we daar te laks in zijn en dat we ondernemers die wanprestaties leveren en die niet denken aan mensenrechten en voedselveiligheid, te weinig vervolgen en te veel laten gaan. Zo'n toezichthouder zou daar toezicht op moeten houden. Die zou ook zelf initiatieven kunnen nemen, maar die zou met name kunnen reageren op verzoeken uit het parlement. Ik hoor graag van de minister of zij bereid is om te kijken naar de manier waarop we dit effectief, efficiënt en weldoordacht op kunnen zetten. Het hoeft niet meteen allemaal vandaag; dat zeg ik er meteen bij.

De voorzitter: Is daarmee de vervolgvraag beantwoord, mijnheer Verhoeven?

De heer Verhoeven (D66): Nee, voorzitter!

De voorzitter: Dan kijk ik nog even naar de heer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP): De heer Vos was net als ik bij de hoorzitting van afgelopen maandag over imvo. Daar waren nogal wat organisaties die zeiden dat het belangrijk is dat er heldere criteria worden opgesteld voor de OESO-richtlijnen. Het MVO Platform vindt bijvoorbeeld dat we een centrale handreiking zouden moeten ontwikkelen. We hebben namelijk wel al die imvo-kaders die de verschillende uitvoeringsorganisaties gebruiken, maar het gevaar is dat zij die allemaal verschillend interpreteren. De heer Vos heeft dat maandag ook gehoord. Verschillende ngo's zeiden: maak een heldere checklist, zodat de OESO-richtlijnen goed worden toegepast. Is de heer Vos het daarmee eens?

De heer Jan Vos (PvdA): OESO-richtlijnen zijn OESO-richtlijnen. Ik ben niet van plan om een checklist te gaan maken voor mensen die die richtlijnen niet goed begrijpen. Die moet je gewoon kunnen lezen, anders moet je niet internationaal gaan ondernemen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Maar u hebt de boodschap gehoord van diverse organisaties. Het is dus niet alleen ondergetekende die dit nu zegt. Richtlijnen zijn mooi, maar ze kunnen verschillend worden geïnterpreteerd. Erkent de heer Vos het risico van vrijblijvendheid als daar geen eenduidigheid aan wordt verbonden?

De heer Jan Vos (PvdA): Als mijn collega een checklist wil maken, nodig ik hem daartoe van harte uit. Ik ben dat niet van plan. Elk stukje tekst is multi-interpretabel en daarom hebben we een rechter, die zich over meningsverschillen kan buigen. Ik heb zojuist het voorstel gedaan tot een nationale toezichthouder verantwoord ondernemen. Ik kan me heel goed voorstellen dat die nationale toezichthouder zich ook buigt over de OESO-richtlijnen en de handhaving daarvan. Als er ondernemers zijn die menen dat hun onrecht wordt aangedaan, of als de heer Van Dijk vindt dat ondernemers zich niet houden aan de checklist, die hij tegen die tijd wellicht gereed heeft, dan kunnen zij straks wellicht hun gelijk halen bij de nationale toezichthouder verantwoord ondernemen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Afgelopen maandag is ook gesproken over de Dodd-Frank Act. Ik geloof dat de heer Vos daar toen ook een vraag over stelde. Zo'n wet zou een mogelijkheid voor Nederland kunnen zijn om de transparantie in de keten, vooral voor de risicoproducten, te versterken. Daar werkt de Partij van de Arbeid al jaren aan. Collega Mei Li Vos heeft er bijvoorbeeld jaren aan gewerkt om een Wet openbaarheid productie en ketens te krijgen. Hoe ziet de heer Vos de Dodd-Frank Act? Ziet hij mogelijkheden om die in Nederland toe te passen?

De heer Jan Vos (PvdA): De Dodd-Frank Act is een fascinerend stukje wetgeving in de Verenigde Staten. Daar lopen ze niet altijd voorop als het gaat om mensenrechten en voedselveiligheid ten opzichte van het recht van ondernemers om geld te verdienen, maar in dit geval zijn ze ons voorbijgestreefd. Het gaat met name om grondstoffen die worden gedolven in ontwikkelingslanden, waar de regimes minder goed ontwikkeld zijn. In die landen zijn bedrijven uit de Verenigde Staten nu verplicht om veel meer transparantie te geven dan in het verleden over de aanwending van hun middelen. Het gaat daarbij met name om het voorkomen van het doorsluizen van geld naar corrupte machthebbers in grondstofrijke landen. Vaak krijgen de grote bedrijven een concessie om de kolen, olie of mineralen uit de grond te halen, waarna het geld naar rekeningen van machthebbers gaat, die het vervolgens in hun zak steken of hun vrouw er mooie schoenen van laten kopen. Dat willen we niet. De Dodd-Frank Act regelt dit op een heel mooie manier voor de Verenigde Staten. De Europese Unie is gevraagd om daarin mee te gaan, om een «spiegel-act» op te stellen. In Nederland is er enige commotie geweest omdat Shell meende niet helemaal mee te kunnen in die Dodd-Frank-wetgeving. Het ging om twee bezwaarpunten, namelijk om de concurrentiepositie ten opzichte van andere bedrijven en om nationale wetgeving in de ontwikkelingslanden waardoor het niet zou kunnen.

Voorzitter, ik zie u naar mij kijken. Ik moet afronden. De Dodd-Frank Act is dus een mooi stukje wetgeving, en volgens mij heeft de Nederlandse regering ook aangegeven dat zij daaraan wil meewerken. Ik denk dat het aan de minister is om daarop nu te antwoorden, maar ik ben er in principe een voorstander van.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik ben blij met dat laatste zinnetje, anders hadden we twee keer een doorschuif naar de minister gehad en geen PvdA-fractie die standpunten inneemt. Ik hoor gelukkig in dat laatste zinnetje dat de Partij van de Arbeid er voorstander van is om eenzelfde soort wetgeving in ieder geval in Europees verband te organiseren, iets wat de minister zou moeten bepleiten.

De heer Jan Vos (PvdA): Ja.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Maandag hadden we een heel goede, informatieve hoorzitting over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik bedank iedereen die daaraan heeft meegewerkt. Wij waarderen dat enorm.

Voor de CDA-fractie staat vast dat een goede combinatie te maken is van hulp en handel. Staatssecretaris Ben Knapen heeft hier al hard aan gewerkt en het is aan deze minister om dat verder uit te bouwen. Voor het CDA staat voorop dat vanuit het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld veel goede initiatieven komen, die onze steun verdienen. Het is juist het proces van coalitievorming tussen bedrijfsleven, ngo's en kennisinstellingen dat de minister wat ons betreft zou moeten stimuleren en faciliteren. Daarbij is het wel de minister die als toezichthouder in dit proces partijen kan stimuleren en die moet bekijken wat zij kan doen op het moment dat partijen hun verantwoordelijkheid niet waarmaken. Daarover is hier zojuist een uitgebreide discussie gevoerd. De CDA-fractie is nog niet zover dat zij een formele toezichthouder wil instellen. Wij willen echter wel weten hoe de minister de carrot en de stick wil gaan hanteren. Dat is belangrijk. Ons bedrijfsleven moet natuurlijk de mogelijkheid krijgen om echt te ondernemen, maar het moet ook laten zien dat het hem ernst is met waarden.

Ik maak even een bruggetje naar de heer Voser van Shell. Wij hoorden hem zeggen dat hij werk wil maken van duurzaamheid, en dat is een belangrijk signaal. Ik roep hem en Shell dan ook op om dit concreet te maken en een agenda vorm te geven. Ook de CEO van DSM, Feike Sijbesma, erkent dat er meer is dan alleen aandeelhouderswaarde. Dit kan het vertrouwen terugbrengen in het bedrijfsleven, en dat is hard nodig. Gedrag moet niet alleen zitten bij een afdeling van een bedrijf, maar in de genen. Helaas mist onze samenleving dat regelmatig. Dan krijg je onduidelijkheid over de herkomst van producten. De consument krijgt dan het idee dat er dingen worden gedaan die niet door de beugel kunnen, waardoor het vertrouwen in het bedrijfsleven afneemt. Het bedrijfsleven moet heel hard gaan werken aan het herstel van dat vertrouwen. Dat krijg je niet voor elkaar met alleen een toezichthouder. Wij hebben dan ook grote problemen met het idee dat we de boel door het creëren van extra regels zouden kunnen veranderen. Daar geloven wij niet in. Wij willen wel graag weten hoe deze minister denkt het proces verder te kunnen aanjagen. Hoe gaat zij vertrouwen geven aan samenleving en bedrijven, maar hen ook positief stimuleren om daarmee verder te gaan?

Tijdens de hoorzitting hoorden we verschillende verhalen over verbeterde samenwerking tussen bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Ook hoorden we dat er nog veel verbetering mogelijk is, met name in de transparantie naar consumenten. De consument wil gewoon geïnformeerd worden. Wat eet ik? Wat drink ik? Wat gebruik ik? Kan het allemaal door de beugel? We zijn vaak kritisch op maatschappelijke organisaties op het gebied van ontwikkelingslanden. Juist op het gebied van imvo zien we dat ze een uitstekende rol vervullen. Zij maken duidelijk, in ieder geval voor de grotere bedrijven, waar het soms mis kan gaan. Zij stellen die misstanden aan de kaak en werken mee aan de agenda. We moeten ook erkennen dat zij daar een rol in hebben.

Met de keuze voor de speerpunten en de koppeling aan de topsectoren is een belangrijke stap gezet om meer betrokkenheid van het bedrijfsleven te genereren. Dat zijn veelal de multinationals. Zij hebben natuurlijk de belangrijke taak om voor ondernemers in het mkb de weg te bereiden. Ook de ondernemers in het mkb zelf moeten hierbij echter worden betrokken, want daar liggen kansen, in eerste instantie voor internationale handel en vervolgens voor investeringen.

Gisteren, tijdens het AO Beleidsevaluatie, ben ik ingegaan op de suggestie van Nederlandse ondernemers om samen te werken met onze overheid, ook in het buitenland. Zo worden in Kenia programma's opgezet om bloemen duurzaam te produceren, terwijl het Nederlandse bedrijfsleven daar niet bij betrokken wordt. Dat vinden wij jammer. Vervolgens wordt er bij ons aan de bel getrokken: hoe kan het nu dat Nederland werkt aan allerlei verbeteringen, terwijl het Nederlandse bedrijfsleven dat daar actief is, er niet bij wordt betrokken? Hoe gaat de minister dat in de toekomst anders doen? Wij zien hierin een belangrijke uitdaging. Wij overwegen hierover een motie in te dienen.

De minister heeft al instrumenten in handen die ondernemers in het mkb verder kunnen helpen. Het Private Sector Investeringsprogramma (PSI) is er daar een van. Nederlandse ondernemers zijn daar heel enthousiast over en maken er graag gebruik van, omdat het de drempel tot lokale markten verlaagt. Op welke manier gaat de minister ervoor zorgen dat een dergelijk instrument goed aansluit, ook op leningen die straks mogelijk worden verstrekt uit het revolverend fonds? Hoe zorgen we ervoor dat instrumenten elkaar versterken en niet tegenwerken? Als bedrijven namelijk een subsidie kunnen krijgen, hebben ze misschien minder interesse in een lening. Wij gaan daarover graag met de minister in gesprek.

Wij vinden het belangrijk om het bedrijfsleven niet alleen regels op te leggen, maar het ook te verleiden om met elkaar het imvo verder te ontwikkelen, liefst met zo min mogelijk regels. Wij willen dus graag weten wat de minister nodig heeft aan extra maatregelen of tools om dat voor elkaar te krijgen.

Voorzitter, als u mij toestaat heb ik nog één klein laatste punt. Dat betreft Colombia. Gisterenavond kregen wij de beantwoording binnen van onze vragen. De minister gaat in gesprek met de CEO's die handelen in kolen. Wij horen graag welke ambitie zij zal uitdragen in het gesprek met de CEO's.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar brieven, en met name voor de ambitie die zij daarin verwoordt. Ik vond dat een verademing. De minister wil hier echt aan gaan trekken. Dat was de afgelopen twee jaar echt anders. Ik ben daar enorm blij mee en dankbaar voor.

Om aan te tonen hoe ingewikkeld het dossier is, heb ik maar eens een pot chocoladepasta gekocht, met een keurmerk waarop staat dat de pasta verantwoord is geproduceerd. Je moet echter wel naar de kleine lettertjes kijken. Er staat namelijk een klein sterretje bij het UTZ-keurmerk. Verderop lees je vervolgens dat het product niet geheel duurzaam is. Wat blijkt? De hazelnoten, uit Turkije, zijn niet gecertificeerd. Die zijn dus nog afkomstig van de hazelnootpluk, waar hele families, inclusief kinderen van 9 of 10 jaar, aan meewerken. Daar zijn een aantal documentaires over gemaakt. De minister heeft daar ook aandacht voor gevraagd toen zij in Turkije was. Dit toont aan dat je je door een keurmerk niet moet laten verleiden om te denken dat het product helemaal in orde is. Dat geeft de ingewikkeldheid van deze problematiek goed weer.

In de aanloop naar dit debat heb ik ook eens de vragenlijst op slaveryfootprint.org ingevuld. Het is heel aardig maar ook schokkend om die in te vullen. Je kunt dan namelijk zien hoeveel slaven worden ingezet om jouw consumentengedrag te ondersteunen. Ik moet tot mijn verdriet zeggen dat mijn consumentengedrag een score van 62 slaven opleverde. Dat gebeurt al heel snel. Als je wat fruit gebruikt, een iPhone of een iPad hebt of in een auto rijdt, tikt dat enorm aan. En dan heb ik nog een groot gezin met een zoon met een scooter. Het is moeilijk in de hand te houden allemaal. De site maakt ontnuchterend duidelijk dat wij in het Westen enorm veel gebruikmaken van slavenarbeid. In de afgelopen zes, zeven jaar ben ik mij daarvan steeds meer bewust geworden. Ik heb een aantal landen bezocht die ervan gebruikmaken. Ik ben ook in steenkolenmijnen en siliciummijnen in India geweest. Daar heb ik de schrijnende situatie gezien van kinderen van een paar jaar oud die dagenlang in de hete zon betaald werk moeten doen.

Het is niet alleen kommer en kwel. In de zes, zeven jaar dat ik dit dossier doe, heb ik ook positieve ontwikkelingen gezien. De VN-guidelines zijn er gekomen en de OESO-richtlijnen zijn aangescherpt. In Nederland is breed een motie aangenomen, ook ondersteund door onze partij, waarmee de regering ertoe wordt aangezet om overheidssteun afhankelijk te maken van de misstanden in de keten. Daar moet dan een bestuurlijke boete op volgen. Dat zijn positieve stappen, maar ik zeg erbij dat ook voor deze maatregelen geldt dat papier geduldig is. Dat bleek ook uit de hoorzitting. The proof of the pudding is in the eating. Mijn rode draad van afgelopen maandag was dan ook dat de handhaving enorm belangrijk is. De richtlijnen zijn er. Nu komt het ten eerste aan op de handhaving, en ten tweede op de toezichthouder, waar de collega van de Partij van de Arbeid al over heeft gesproken. Op die twee punten wil ik dan ook kort ingaan.

Ik begin met de transparantie en de naleving. Het schokte mij dat de vertegenwoordiger van VNO-NCW hier maandag rookgordijnen optrok door te zeggen dat transparantie in de keten het bedrijfsleven miljarden gaat kosten. Wij vroegen daarop even door. Was hij aanwezig geweest bij de SER-onderhandelingen over het advies? Dat was het geval. Stond hij daarachter? Ja, hij stond daarachter. Betrof het alleen risicoproducten? Ja, zei hij. Dat rookgordijn kon dus gelukkig snel weer worden neergehaald, maar je ziet de pavlovreactie van het bedrijfsleven. Dat is zeer terughoudend als het gaat om transparantie.

We hebben hier eerder gesproken over een risicolijst. De Amerikanen hebben ook zo'n lijst. Wij hebben daarover ooit een motie ingediend, die is aangenomen. Blijkbaar hebben we in Nederland ook een risicolijst. Hoe werkt zo'n lijst actief richting bedrijven en overheid? En richting ambassades? In die lijn verwijs ik ook naar de Dodd-Frank Act. Ik ben blij dat de Partij van de Arbeid daar positief over is. Hoe denkt de minister daarvoor steun te krijgen binnen de EU? Wordt rekening gehouden met de kanttekening ...

De voorzitter: Wilt u afronden?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat gaat wel heel snel. Ik maak snel nog wat punten.

Het punt van het toezicht hebben we al in een interruptiedebatje behandeld. Mijn fractie pleit ervoor om niet een heel nieuw systeem op te richten, maar te kijken naar het NCP, en het mandaat daarvan uit te breiden met het recht op initiatief, een sanctioneringsmandaat en een onderzoekstaak.

Mijn volgende punt betreft eerlijke supermarkten. Wij hebben een brief van de minister ontvangen over de motie-Voordewind c.s., die bijna Kamerbreed is aangenomen, met uitzondering van de VVD. Is de minister bereid om de ambitie uit de motie na te streven dat in 2015 de huismerken in de supermarkten eerlijk en kinderarbeidvrij zijn? Kan de minister die ambitie beamen?

Tot slot ga ik in op het revolverend fonds. Er zijn steeds meer geluiden dat met name het grote bedrijfsleven daarvan gebruik wil maken. Kan de minister bevestigen, in de lijn van de motie-Slob, dat dit expliciet ten goede moet komen aan het mkb in Afrika? Het gaat immers om ontwikkelingsgelden. Ik hoop dus dat de minister daar ja op zegt.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Wij spreken over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, een elementair instrument voor sociale globalisering. De invloed van bedrijven is groot. Daarom moet er een kader zijn om die bedrijven aan te binden. We hebben tegenwoordig ook een minister van hulp en handel. Zij zou voor dit onderwerp een enorme kans kunnen betekenen, omdat zij zaken integraal kan benaderen. Mits, zo zeg ik erbij, deze minister daadwerkelijk eindverantwoordelijk is voor het onderwerp mvo. Is dat juist? Klopt het dat deze minister de zaken van a tot z in handen heeft? Komt er niet op een bepaald moment in het proces een minister van Economische Zaken om de hoek kijken die zegt dat hij over de handhaving van de regels gaat?

Het motto van maatschappelijk verantwoord ondernemen was lang: vrijwillig maar niet vrijblijvend. We hebben de afgelopen jaren kunnen zien dat dit uitliep op: vrijblijvend want vrijwillig. Ik citeer bijvoorbeeld het MVO Platform, dat maandag op bezoek was: het MVO Platform bepleit een sterkere rol voor de overheid; niet alleen faciliteren maar ook duidelijke kaders stellen met betrekking tot het gewenste gedrag van bedrijven, en maatregelen nemen als sprake is van schending. Daarom is het misschien goed om een nieuw motto te nemen: niet vrijblijvend en daarom succesvol.

In een interruptie heb ik al gezegd dat er kritiek is van verschillende organisaties op de vele verschillende interpretaties van de OESO-richtlijnen. Het gevaar is dat er een hapsnapbeleid ontstaat. Het MVO Platform zegt er het volgende over. De infokaders zijn een eerste goede stap, maar zij leggen wel grote onderlinge verschillen bloot in de wijze waarop de uitvoeringsorganen met de mvo-voorwaarden omgaan. Niet alle kaders maken bijvoorbeeld duidelijk waarop bedrijven beoordeeld zullen worden; geen enkel kader maakt een onderscheid tussen minimale criteria en ontwikkeldoelen. Niet alle kaders bieden een handreiking voor de inhoud van de OESO-richtlijnen. De mate van toetsing verschilt aanzienlijk. Bij het IDH (Initiatief Duurzame Handel) volstaat het om te ondertekenen dat de OESO-richtlijnen worden onderschreven. Er is geen verdere toetsing.

Het PSI biedt volgens het platform het meest volledige overzicht van onderwerpen die van belang zijn bij handreikingen. Volgens mij is dat wel de bedoeling. Als je dit beleid echt handen en voeten wilt geven, moet je eenduidige criteria hebben voor de invulling van de OESO-richtlijnen. Voorkom dat er geshopt wordt.

De toezichthouder is al ruimschoots aan de orde gekomen. De SP is er enthousiast over. We delen alle suggesties van collega Vos. We willen graag dat ernaar gekeken wordt, en ook naar de mogelijkheid van een versterking van het NCP, door dat sanctiemiddelen en een onderzoeksmandaat te geven.

De heer Verhoeven (D66): De heer Van Dijk is het helemaal met het idee eens. De invulling ontbrak nog een beetje. Misschien heeft de heer Van Dijk daar wel concrete ideeën over. Op wat voor sancties doelt hij bijvoorbeeld? Wat verwacht de SP van zo'n toezichthouder? Ik geef eerlijk toe dat ik zelf nog een beetje zoekende ben. Ik laat me dus graag inspireren.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is altijd verstandig! Ik sta ook open voor suggesties, maar het moet natuurlijk wel iets voorstellen. We kunnen hier allerlei geweldige dingen opschrijven en naar buiten brengen, maar als een bedrijf die niet serieus neemt, moet daar bijvoorbeeld een geldboete op staan. Er zijn ongetwijfeld ook andere mogelijkheden. Ik proef hier een redelijk brede consensus. Volgens mij zijn wij het er allemaal over eens dat er sancties moeten zijn. Ik zie de minister al welwillend knikken. Ik ben heel benieuwd wat zij straks gaat zeggen, maar als zij niet met iets komt, ben ik ervan overtuigd dat wij haar als Kamer met een goede boodschap op pad kunnen sturen. Dat is constructief bedoeld!

De voorzitter: Ik kijk even naar de heer Verhoeven. Volgens mij heeft hij zich nu laten inspireren.

De heer Verhoeven (D66): Dat er sancties moeten zijn, daar is iedereen het over eens. Anders heb je niets. Die sancties moeten ook afdwingbaar zijn. De toezichthouder moet echt tanden hebben. Hoe kijkt de heer Van Dijk naar alle toezichthouders die we in dit land hebben neergezet op ongeveer alle problemen die er zijn en die vervolgens tot geen enkel resultaat leiden? Hoe gaan we ervoor zorgen dat deze toezichthouder wél het verschil gaat maken?

De heer Jasper van Dijk (SP): De SP is de eerste partij die grote kritiek heeft op het governance-denken, dat de afgelopen decennia dominant is geworden. De heer Verhoeven spreekt over het hele toezichtsgebeuren. Inderdaad zie je overal toezichthouders, in de bankenwereld maar ook in de publieke sector, in het onderwijs en in de gezondheidszorg. Maar ze doen niets, of althans ze kunnen niets doen, als zaken mislopen. De heer Verhoeven heeft dus in mij een bondgenoot als hij vindt dat de instrumenten versterkt moeten worden en dat de toezichthouder tanden moet hebben. Een financiële boete is natuurlijk een heel helder middel, maar…

De voorzitter: Ik stel voor dat u uw betoog vervolgt.

De heer Jasper van Dijk (SP): ... je zou ook kunnen denken, en dat is het vervolg van mijn betoog, aan ...

De voorzitter: Ik zie ook de vinger van mevrouw Van Tongeren, die toch nog een interruptie wil plegen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik dacht dat ik hier maar even bij moest aansluiten. In zijn algemeenheid filosoferen over een toezichthouder helpt misschien iets, maar tijdens eerdere hoorzittingen, onder andere met Shell, is door Shell heel duidelijk gezegd dat dit bedrijf zich het recht toe-eigent om elk rechtsmiddel dat het maar kan verzinnen, in te zetten. Dan heb je de Nederlandse toezichthouder, die misschien een boete kan uitdelen, en daartegenover het internationale juridische team van Shell. Hoe tuig je een Nederlandse toezichthouder zo op dat hij dit ooit een keer wint van Shell?

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is natuurlijk iets waar ik een zeer groot voorstander van ben. Dat mag mevrouw Van Tongeren van mij aannemen. We hebben gezien dat er een rechtszaak is gewonnen tegen Shell. Dat was een historische uitspraak. De mensen die bij die zaak betrokken zijn, zeggen echter ook dat we meer middelen moeten hebben om bedrijven, in dit geval Shell, te kunnen aanpakken. Er moet bijvoorbeeld verruiming komen van het exhibitierecht. Dat stond ook op mijn lijstje. Je moet ervoor zorgen dat in laatste instantie de overheid/de toezichthouder prevaleert boven het bedrijf dat de door ons opgestelde regels met voeten treedt. Als ik het appel van mevrouw van Tongeren goed begrijp, vindt zij dat de toezichthouder uiteindelijk tegen zo'n bedrijf moet kunnen zeggen: dit gaan we dus niet meer doen op deze manier. Daar ben ik het zeer mee eens en dat mag van mij zo mondiaal mogelijk gebeuren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik twijfel zelf enorm. Moet je niet gewoon het recht versterken, met onafhankelijke rechters? Een toezichthouder is namelijk nog steeds enigszins afhankelijk van de overheid; dat zegt de heer Van Dijk zelf ook. Voorbeelden van toezichthouders die wel willen maar er niet komen, zijn er te over. Ik noem bijvoorbeeld de toezichthouder op de aardgaswinning in Groningen, die onomwonden heeft gezegd dat er minder gewonnen moet worden en wel zo snel mogelijk. De regering besluit vervolgens om dit naast zich neer te leggen. Dat beïnvloedt ook mijn vertrouwen in toezichthouders in verhouding tot de rechtspraak. Moet je niet domweg het juridische systeem serieus optuigen en kijken naar bijvoorbeeld het Verenigde Koninkrijk en de Verenigde Staten? Daar staan een heleboel regels rond het aanpakken van bedrijven veel steviger in de verf. De heer Vos refereerde daar ook al aan.

De heer Jasper van Dijk (SP): Helemaal eens. We hebben op dit moment ook het NCP. Ik was vorige week op bezoek bij de Nederlandse Financierings Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO). Daar hadden we het ook over dit punt, en daar zei men: maar we hebben toch het NCP als er zaken niet goed gaan? Dan moet je dat wel optuigen met serieuze instrumenten, zoals sancties en een onderzoeksmandaat. Uiteindelijk kan men natuurlijk naar de rechter gaan, maar de drempel daarvoor is vaak hoog. Wat mij betreft, moeten we mensen dus voldoende mogelijkheden geven om hun recht te halen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Er moet mij iets van het hart. Ik verbaas me over deze discussie. Een bedrijf als Shell, dat gewoon juridische middelen ter beschikking heeft, mag die zo ongeveer niet gaan toepassen! Het moet niet gekker worden. GroenLinks slaat nu wel helemaal door naar de andere kant. Ik vind ten principale dat je goed moet kijken naar de verantwoordelijkheden van bedrijven en hen daarop moet aanspreken. De bedrijven moeten dan ook leveren. Die oproep heb ik zojuist ook gedaan aan Shell. Als je a zegt, moet je vervolgens b doen. Het is geen oplossing voor het probleem waarvoor we staan om in allerlei juridische trajecten te schieten. Ik hoop dat ook andere fracties vinden dat we eens wat breder moeten kijken en niet in allerlei juridische prietpraat moeten vervallen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik vind «juridische prietpraat» een rare aantijging als we spreken over het aansprakelijk stellen van bedrijven voor milieuschade en schade aan mensenlevens. Shell is in 1972 in Nigeria veroordeeld, heeft doorgeprocedeerd tot en met het hoger beroep en procedeert nog steeds. De boete van 100 miljoen – dat is voor Shell geen onoverkomelijk bedrag – wordt nog steeds niet betaald. Tegelijkertijd zegt Shell dat de rechtsstaat in Nigeria versterkt moet worden en dat iedereen daarbij moet helpen. Dat wringt ergens, en daar kom je niet uit door gezellig met elkaar om tafel te gaan zitten en thee te drinken. Dat lukt alleen door er een heel stevige, goed georganiseerde, internationale rechtspraak tegenover te zetten. Er is nu een enorme nationale versnippering. In elk land is het anders. In Nederland is het nu voor het eerst gelukt om op een van de vier punten een bedrijf als Shell veroordeeld te krijgen. Op de andere drie punten is het niet gelukt, vanwege gebrek aan bewijs en dus niet omdat het niet gebeurd is. Degene die de klacht indiende, kan niet voldoende bewijs verzamelen, omdat hij geen toegang heeft tot de informatie van het bedrijf. Met kleinere bedrijven kun je waarschijnlijk in goed overleg het een en ander regelen. Dat zou een toezichthouder kunnen doen. Maar als je in het krachtenveld zit van dit soort grote multinationals, dan kom je er niet met de sympathieke aanpak van het CDA: in Nederland komen we er in goed overleg uit, dat lukt op het wereldtoneel ook wel. Ik zal daar straks in mijn inbreng nog een voorbeeld van geven.

De voorzitter: Ik dank u wel voor de toelichting. Ik stel voor dat de we discussie over dit punt nu beëindigen, want het was in feite een interruptie op de heer Van Dijk. Ik gaf mevrouw van Tongeren de gelegenheid om te reageren, omdat het een vorm van uitlokking was, maar de heer Van Dijk vervolgt nu zijn betoog.

De heer Jasper van Dijk (SP): Maar mevrouw Mulder heeft nog wel een vervolgvraag. Laat ze die nu ook in de lucht hangen?

De voorzitter: Ik kreeg niet de indruk dat mevrouw Mulder nog een vervolgvraag had. Ik stel voor dat u uw betoog vervolgt.

De heer Jasper van Dijk (SP): In algemene zin zou ik tegen mevrouw Mulder willen zeggen: weg met de vrijblijvendheid. Zo'n toezichthouder is een eerste stap. Ik snap dus niet waarom mevrouw Mulder dat voorstel niet gewoon steunt. Dit was geen uitlokking, voorzitter!

De voorzitter: Verdere interrupties doen we straks, na afloop van het betoog, zoals we dat ook bij de heer Verhoeven deden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dit is uitlokking!

De voorzitter: Het is en het blijft uitlokking, u hebt volstrekt gelijk, maar ik stel voor dat de heer Van Dijk nu zijn betoog afmaakt en dat verdere vragen aan het eind van zijn betoog worden ingebracht.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter, ik ga verder.

Ik wil graag een reactie van de minister op het mooie rapport «Balanceren met handel en hulp» van de Fair, Green and Global Alliance. Daarin wordt ook ingegaan op deze problematiek. Deze organisatie vindt dat bedrijven alleen recht op steun zouden moeten hebben als hun werk een positieve bijdrage levert aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook dat is eigenlijk een soort sanctie of voorwaarde: doe mee, en anders niet. Dat lijkt mij een heel heldere, mooie eis. Bedrijven dienen zich dan aan standaarden te houden rond milieu, transparantie, consultatie en arbeid. Vanzelfsprekend mag er ook geen sprake zijn van mensenrechtenschendingen en belastingontduiking.

De voorzitter: Wilt u gaan afronden?

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter, ik ben halverwege, maar ik ben zo vaak geïnterrumpeerd. U hebt toch wel de tijd stilgezet?

De voorzitter: Wij hebben de tijd iedere keer stilgezet; maakt u zich geen zorgen. U hebt nog een halve minuut.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dan doe ik het puntsgewijs.

Hoe oordeelt de minister over de Dodd-Frank Act? Wil zij die ook voor Nederland of de EU bepleiten?

Nederland belastingparadijs. Dat mogen we tegenwoordig niet meer zeggen volgens een motie, en dat is buitengewoon opmerkelijk want Nederland is wel degelijk een belastingparadijs. Kijk naar al die brievenbusmaatschappijen. Mijn advies is: toets de belastingverdragen die Nederland heeft met ontwikkelingslanden op nadelige effecten en stop met de brievenbusmaatschappijen.

Shell en Nigeria zijn al voorbijgekomen. Shell is veroordeeld maar een belangrijk punt is de verruiming van het exhibitierecht, zodat slachtoffers beter toegang krijgen tot bewijsmateriaal.

Tot slot het welbekende revolverende fonds ter waarde van 750 miljoen euro. Dat is geen kattenpis. Deelt de minister de mening van de SP dat dit geen gebonden hulp moet worden? We moeten niet terug naar de jaren zestig. Dat heeft de minister zelf ook gezegd in de krant. En wat is precies het verschil tussen dit fonds dat de minister gaat optuigen en een organisatie als de FMO, de ontwikkelingsbank?

De voorzitter: Ik kijk nog even naar mevrouw Mulder, want zij had nog een aanvullende vraag.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik heb goed geluisterd, maar ik heb wel het idee dat u een beetje selectief en soms niet naar mij luistert. In mijn betoog heb ik heel duidelijk gemaakt dat wij gaan voor de carrot en de stick. Wij zeggen niet zomaar: het is vrijblijvend, er kan van alles. Het gaat mij erom dat je niet alleen via de juridische insteek het gedrag van mensen kunt veranderen. Dat is de essentie van mijn punt. Ik denk dat hier te gemakkelijk overheen wordt gestapt en dat er wordt gedacht: als je alles maar dichttimmert en juridisch maakt, dan is je probleem opgelost. De essentie van deze tijd is dat wij last hebben van een morele crisis in normen en waarden. Ook bedrijven hebben daar last van. Wij roepen die bedrijven op om kleur te bekennen en te investeren in de samenleving. Zij moeten consumenten duidelijk maken waar zij staan. Daar begint het mee. Je kunt aan de achterkant alles juridisch dichttimmeren, maar dat is niet de essentie. Ik hoop dat deze visie wordt gedeeld door de rest van de oppositie.

De heer Jasper van Dijk (SP): Met de woorden van de heer Buma in het achterhoofd zeg ik: dit is al tweehonderd jaar het probleem van het CDA. Er wordt altijd maar geroepen dat wij niet alles moeten dichttimmeren en dat regels niet helpen. Nee, er zou een moreel appel moeten worden gedaan. In de tijd dat ik hier in de Kamer werk, krijg ik dit altijd te horen als wij constructieve voorstellen doen om het toezicht beter te regelen, om zaken echt tanden te geven. En elke keer is het het CDA dat de zaak frustreert en dat op deze manier bedrijven vrijuit laat gaan. Helaas. Stop de vrijblijvendheid!

Mevrouw Thieme (PvdD): Daar sluit ik mij heel graag bij aan.

Voorzitter. De minister ziet meer in handel dan in hulp voor ontwikkelingslanden, zo las ik in de Volkskrant. Natuurlijk willen arme landen liever handel dan hulp, maar dan wel op een totaal andere manier dan het kabinet nu voorstelt. Al tijdens UNCTAD 1968 eisten de arme landen verlaging en liefst verdwijning van westerse tariefmuren, zodat ze zouden kunnen exporteren. Trade not aid, was het motto. De rijke landen verhoogden de hulp, maar onze industrie en landbouw konden blijven groeien en bloeien achter hoge veilige tariefmuren. De arme landen die geld wilden lenen bij het IMF of de Wereldbank, werden gedwongen hun markten open te stellen voor westerse importen en investeringen. Het westerse antwoord op trade not aid was: geen free trade, dan ook geen aid. Op dezelfde dag dat de minister haar uitspraak in de Volkskrant deed, schreef collega Maij in Trouw dat lokale autonome bedrijvigheid niet mag worden weggeconcurreerd en dat arbeidsrechten en sociale en culture rechten moeten worden gerespecteerd.

Veel bedrijven leiden consumenten om de tuin met maatschappelijk verantwoord ondernemen en greenwashing. Ik noem Shell: een bedrijf met de mond vol over maatschappelijk verantwoord ondernemen, dat tegelijkertijd grote gebieden in Afrika en wellicht ook in de toekomst op de Noordpool ernstig vervuilt en weigert de schade op te ruimen of de slachtoffers schadeloos te stellen. Mijn fractie pleit voor veranderingen in de regelgeving om het voor slachtoffers gemakkelijker te maken toegang te krijgen tot bewijsmateriaal dat zich in handen van het bedrijf bevindt. Ik hoor graag een reactie van de minister op dit voorstel.

Wij zien het groene sausje, wat imvo feitelijk is, ook bij keurmerken als RTRS voor soja en RSPO voor palmolie. De toch al schamele criteria worden nauwelijks gehandhaafd. Bijna alle grote westerse gebruikers van palmolie, zoals McDonald's, Wallmart en Unilever, zijn lid van de ronde tafel voor duurzame palmolie en toch wordt Zuidoost-Azië nog steeds massaal ontbost voor palmolieplantages en worden mensen van hun land verjaagd. Het antwoord op de vraag hoe dit mogelijk is, is dat duurzame palmolie gewoon een verzinsel is om het geweten van bedrijven, consumenten en overheden te sussen.

Uit het recent gepubliceerde rapport van Oxfam blijkt dat de tien grootste voedingsconcerns allemaal ernstig onder de maat presteren. Dit rapport is de zoveelste illustratie van het feit dat maatschappelijk verantwoord ondernemen de wereld niet zal redden en de productie niet werkelijk zal verduurzamen. Daarvoor zijn strenge regels nodig die door overheden worden opgelegd, zowel nationaal als internationaal. De markt kent geen ethiek. Overheden moeten dit toevoegen aan het marktmechanisme. Is de minister bereid om een dergelijke randvoorwaarde aan bedrijven te stellen? Gaat zij inzetten op een adequaat toezichts- en sanctioneringssysteem? Hoe wil de minister mijn aangenomen motie om in het buitenlandbeleid steeds te streven naar een verkleining van onze voetafdruk uitvoeren?

De westerse wereld consumeert meer dan zijn eerlijke aandeel. Als wij serieus menen dat de honger de wereld uit moet, is dat het eerste wat moet veranderen. Honger is geen technisch probleem dat opgelost kan worden door de voedselproductie te verhogen. Het is vooral een verdelingsvraagstuk. Het is naïef om te geloven dat wij kunnen doorgaan met groeien, dat wij de belofte kunnen afgeven dat, als wij nu maar meer gaan produceren, iedereen uiteindelijk net zo veel welvaart krijgt als wij hier in het Westen. Het is naïef om te geloven dat wij allemaal rijker en beter worden als wij maar meer handel gaan drijven. Wij hebben nu eenmaal te maken met de fysieke grenzen van de aarde. Wij kunnen niet meer produceren dan wij nu al doen. Wij gaan al ruim over de grenzen van de aarde heen. Is de minister met mij van mening dat wij de mensen in ontwikkelingslanden niet de illusie moeten voorhouden dat wij de koek groter kunnen maken, maar dat wij de koek die wij hebben, eerlijker moeten verdelen? Wij moeten een werkelijk duurzame en eerlijker wereld krijgen. Daarvoor zal, hoe duurzaam de productie ook gebeurt, de consumptie in het rijke Noorden naar beneden moeten. Wij kunnen niet blijven consumeren en produceren alsof wij vier aardbollen ter beschikking hebben.

Dat betekent ook dat wij moeten ophouden met het exporteren van onze leefstijl naar andere landen, met het exporteren van bio-industrietechnieken naar andere landen. Mensenrechtenexpert van de VN Olivier De Schutter wijst daar met nadruk op. In deze lijn heeft de Kamer de regering met een motie opgedragen om op geen enkele wijze meer bij te dragen aan de financiering van megastallen in het buitenland. Het geld moet ten goede komen aan de allerarmsten. Deze motie is nog steeds niet uitgevoerd. De minister zegt dat bij de beoordeling van projecten gekeken wordt naar dierenwelzijn. Waar vind ik dit officiële criterium? Kan een project daar juridisch gezien ook succesvol op worden afgewezen?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Dank aan de minister voor de grote hoeveelheid informatie die naar de Kamer is gekomen. Ik heb de brief van gisteravond overigens gemist. Voor GroenLinks is het heel belangrijk dat wij binnen de mogelijkheden van deze planeet leven en handelen en dat wij milieuschade voorkomen, maar ook dat er in ontwikkelingslanden goede sociale omstandigheden zijn. In andere landen moet dat natuurlijk ook, maar ik doel nu specifiek op de landen waarmee wij die banden hebben.

Due diligence is voor ons heel belangrijk. Bedrijven die een economische diplomatie van de overheid ontvangen, moeten dat doen, maar waarom zou het niet voor alle in Nederland gevestigde bedrijven moeten gelden? Hoe zorgen wij ervoor dat wij de vernieuwde OESO-richtlijnen écht volgen? Wat is ervoor nodig om te voorkomen dat het niet alleen lip service is, maar dat er echt inhoud aan gegeven wordt? De meeste afspraken die met het bedrijfsleven gemaakt worden, zijn niet transparant en niet makkelijk toegankelijk. Ze zijn gebaseerd op vrijwilligheid, hetgeen in de visie van GroenLinks in het algemeen tot weinig leidt. Het kan zeker als eerste stap geprobeerd worden, maar als je ziet dat het weinig oplevert, dan moet er regelgeving achter staan. Onze regering focust heel erg op de rol van bedrijven, maar er moet ook gesproken worden over de rol van regeringen. Ruggie zegt heel duidelijk dat ook de verantwoordelijkheden voor overheden meegenomen moeten worden. Graag een reactie van de minister.

Wij hebben in juli een motie ingediend over geïntegreerde verslaglegging door bedrijven. Die is op verzoek van minister Verhagen aangehouden, omdat hij er naar eigen zeggen mee aan de slag was. Wat is de stand van zaken? Moeten wij de motie alsnog indienen?

Slachtoffers van schendingen door dochterbedrijven in OS-landen hebben geen goede toegang tot het recht. GroenLinks vindt het essentieel dat dit verbetert en dat dit vrij vlot gaat. Ook hierop graag een reactie. Ik noem onder andere het inzagerecht van eisers als zij een rechtszaak tegen een multinational voeren. Slachtoffers moeten zelf met bewijzen komen. Dat is meestal volstrekt onmogelijk. Het bedrijf hoeft geen enkele informatie over te dragen, totdat er iets bewezen is. Dat is een catch 22 en dat zagen wij bij de zaak van Shell. Er zijn drie punten afgewezen op gebrek aan bewijs.

Voor de aansprakelijkheid van het Nederlandse moederbedrijf voor activiteiten van dochterondernemingen in het buitenland is duidelijker wetgeving nodig. Het moet helder zijn dat je je verantwoordelijkheden niet op afstand kunt zetten door er een juridisch muurtje tussen te zetten.

Ik had al aangekondigd dat ik een ander voorbeeld dan Shell zou nemen. In ons mooie belastingparadijs Nederland is het bedrijf Trafigura gevestigd. Niemand kende dit bedrijf, terwijl het een omzet heeft van 72 miljard per jaar. Ik zal iets vertellen over de werkwijze van het bedrijf. Alle communicatie tussen het Nederlandse hoofdkantoor en het praktische hoofdkantoor in Engeland gaat via een advocatenbureau. Dat betekent dat alle communicatie onder attorney-client privilege valt en op geen enkele manier op te vragen is, ook niet door de overheid. Dat is juridisch houdbaar omdat de regels in Nederland dat toestaan. Wij moeten het belastingparadijs eens aanpakken. Zou het niet iets zijn om ook aan deze kant eens te beginnen? Trafigura maakt stelselmatig misbruik van het verkokerde systeem van nationale jurisdictie. De behandeling van de ruwe olie, het caustic washing, gebeurde in Tunesië. Dat gaf een ontploffing. Vervolgens werd het in internationale wateren gedaan en daarna in Noorwegen, waar weer een ontploffing plaatsvond. Het afval probeerde men in verschillende landen te lozen, in Nederland, in Nigeria en uiteindelijk in Ivoorkust. Rechtszaken werden steeds geschikt. Er werd enorme druk uitgeoefend om de informatie uit het publieke domein te houden. In Nederland is de Volkskrant met allerlei claims bedreigd. De nieuwszenders in Noorwegen zijn onder druk gezet. Zoiets is dus eigenlijk niet aan te pakken. Niemand ziet toe op de gedragingen van zo'n multinational. Je hebt steeds met kleine stukjes te maken. Met handige juridische teams wordt steeds gewonnen of geschikt. Je ziet helaas een beetje hetzelfde patroon bij Shell. Graag een reactie van de minister.

De voorzitter: Wilt u afronden?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Hoe serieus neemt de minister dit probleem? Hoe wil zij hier echt iets aan gaan doen? Ziet zij het probleem van een heleboel in Nederland gevestigde brievenbus-bv's? Hoe gaan wij ervoor zorgen dat deze bv's niet faciliteren dat elders de sociale omstandigheden en het milieu worden uitgehold?

De heer Jan Vos (PvdA): Ik vind het een fascinerend betoog, met name over Trafigura en de manier waarop dat werkt. Mijn complimenten daarvoor. Welke oplossingsrichting ziet mevrouw Van Tongeren? Ik hoor haar twijfelen aan de nationale toezichthouder die de PvdA voorstelt, maar dat zou toch een plek kunnen zijn waar dit soort zaken goed kan worden uitgezocht?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dank voor deze vraag, waarmee ik het tweede deel van mijn inbreng er misschien nog een beetje in kan frommelen. Er is een mooi rapport geschreven door Amnesty en Greenpeace met bladzijden vol aanbevelingen. Welke combinatie wij in Nederland ook gaan uitvoeren, het is een stap in de goede richting. Een van de punten is het aansluitende recht. In Nederland hebben wij artikel 843a Wetboek van Rechtsvordering, dat ongelofelijk beperkt is. Er is nauwelijks discovery mogelijk, het is nauwelijks mogelijk om informatie van het bedrijf te krijgen. In het VK en de VS is dat veel uitgebreider. Er komt een herziening van het artikel. Laten wij ervoor zorgen dat er niet zulke grote verschillen zitten tussen de rechtssystemen. Zo kunnen wij in Nederland de discoverymogelijkheden uitbreiden. Het rapport biedt een hele set aan dit soort voorbeelden.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Deze minister heeft gezegd dat hulp op termijn gaat verdwijnen en dat handel de rol zal overnemen. Als dat echt zo zou zijn, dan wordt maatschappelijk verantwoord ondernemen alleen maar veel belangrijker. Ook nu al is het ontzettend belangrijk, ook voor de commerciële waarde van bedrijven op de langere termijn. Desalniettemin is mvo ontzettend moeilijk op te leggen en af te dwingen.

D66 wil geen vrijblijvendheid. Wij zien twee mogelijke paden. Op korte termijn is het een kwestie van mvo voorwaarde maken voor overheidssteun. De lange weg loopt via transparantie. Bedrijven worden dan verplicht om kenbaar te maken dat zij zich aan de OESO-richtlijnen houden. Als bedrijven daartoe worden verplicht, dan zorgt die transparantie over hun gedrag in het buitenland, ook in de keten, voor duidelijkheid aan toeleveranciers, andere bedrijven en consumenten. Dan kunnen mensen echt een keuze maken. Dat is cruciaal. Als een consument echt kan kiezen, dan zal hij naar onze overtuiging kiezen voor maatschappelijk verantwoord handelende bedrijven. Dan gaat de markt de goede richting op.

Wij hechten dus veel waarde aan die OESO-richtlijnen. Als een bedrijf die richtlijnen opneemt in de werkwijze en de rapporten, dan hebben de consumenten die duidelijkheid. Wij willen dat de mvo-richtlijnen op een bepaalde manier verplicht worden. In tegenstelling tot de heer Voordewind waren wij dus wel blij met staatssecretaris Bleker, die zei dat bij alle overheidssubsidies moest worden voldaan aan mvo-voorwaarden. Hij zei: ieder bedrijf dat subsidie aanvraagt, wordt expliciet gevraagd om zich in te spannen om die OESO-richtlijnen na te leven. In de brief van de minister van gisteren las ik dat die verplichting enkel geldt voor haar eigen instrumentarium. Kan de minister de quote van haar beleidsvoorganger bevestigen en onderkennen dat dit nog niet waargemaakt is, maar dat het wel beleid blijft en dat er ook een tijdslijn komt waarin dit alsnog geregeld wordt? Een extra complicatie is dat de OESO-richtlijnen uit harde en zachte voorwaarden bestaan en dat die verschillend geïnterpreteerd worden. Er zijn geloof ik zeven kaders. Bij IDH is het prima als je het op die manier doet, maar bij PSI ligt dat dan weer anders. Voor elk instrumentarium hebben wij dus een eigen kader. Is dat niet ontzettend onhandig? Is de minister niet met ons van mening dat er, in plaats van zeven parallelle kaders die half uit elkaar lopen en elkaar soms overlappen, gewoon één helder, transparant verplicht kader voor al het instrumentarium zou moeten zijn? Anders is het elke keer weer schuiven. Graag een reactie van de minister.

Ik kom op Shell in Nigeria. Ik dank de minister voor haar inspanningen en de toon die zij in haar brief aanslaat. Ik heb het gevoel dat zij zich wel verantwoordelijk voelt voor de voortgang op dit dossier. In de vorige kabinetsperiode heb ik dat gevoel permanent gemist. Het was elke keer een schimmige discussie. Op het moment dat het echt spannend werd en de overheid zelf een verantwoordelijkheid moest nemen gebeurde er steeds niets. Ik heb het gevoel dat deze minister ziet dat er een rol ligt voor het kabinet. Het grootste probleem voor de voortgang is het uitblijven van de partners in de joint venture, Total en Agip. Kan de minister de Franse en de Italiaanse regering aansporen om ook hun bedrijven stevig aan te spreken op de voorstellen die voortvloeien uit het UNEP-rapport?

Graag hoor ik van deze minister hoe zij staat tegenover het rechtsbijstandsfonds. Dat helpt mensen in landen waar het rechtssysteem nog niet helemaal ontwikkeld is. Het is goed om te horen dat de ambassades een belangrijke rol in het mvo-beleid krijgen, maar past dat wel binnen de voorgestelde bezuinigingen op het postennetwerk? Als je iets niet moet doen, is het eerst bezuinigen en vervolgens meer taken geven. Dan krijg je verwatering en versnippering en dan komt het niet op zijn pootjes terecht.

Wij hebben het in het kader van Shell in Nigeria vaak gehad over het affakkelen, maar volgens mijn informatie neemt het affakkelen in de VS tegenwoordig een hoge vlucht. Kan de minister hierover een dialoog beginnen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik herinner de heer Verhoeven eraan dat de ministers Verhagen en Van der Hoeven en staatssecretaris Heemskerk het beleid van boetes voor kinderarbeid of het schenden van arbeidsregels hebben aangescherpt. Bleker heeft daar een vervolg aan gegeven.

De heer Verhoeven (D66): Dat lijkt mij een goede aanvulling.

Voorzitter: Verhoeven

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Als ondernemerspartij hecht de VVD grote waarde aan maatschappelijk verantwoord ondernemen, ook in internationaal perspectief. De VVD-visie op mvo verschilt echter duidelijk van die van veel linkse partijen, die vooral vanuit een negatieve benadering via verplichte regelgeving duurzaam ondernemerschap willen afdwingen. De VVD is van mening dat mvo in de eerste plaats een keuze is voor de ondernemer en de consument. Veel ondernemers ervaren mvo gelukkig als welbegrepen eigenbelang en zien kansen om zich te onderscheiden van de concurrentie door hun producten duurzaam te vermarkten. Ondernemers spelen logischerwijs graag in op de toenemende waarde die veel consumenten hechten aan duurzame producten. Door mvo kunnen ondernemers hun producten beter in de markt positioneren en meer bewustzijn voor duurzame producten en productieprocessen creëren en op die manier hun omzet vergroten.

Vandaag vliegen wij mvo aan vanuit internationaal perspectief. Ook vanuit dit oogpunt zien wij prachtige voorbeelden waaruit blijkt dat bedrijven een duurzame relatie willen onderhouden met landen waar zij ondernemen. Heineken betaalt sinds 2001 levenslang de zorgkosten voor hiv-besmette medewerkers in Zuid-Afrika. Zo zijn er meer voorbeelden. Dit gebeurt zonder verplichtende wet- en regelgeving.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik hoor de heer Ziengs hier een heel ander verhaal vertellen dan zijn coalitiepartner, de heer Vos. Steunt de VVD-fractie het idee van de PvdA-fractie om te zoeken naar een mogelijkheid van een nationaal toezichthouder?

De heer Ziengs (VVD): Als VVD zijn wij van mening dat de verantwoordelijkheid bij de bedrijven ligt. Het idee van een nationaal toezichthouder spreekt ons niet direct aan.

Mevrouw Thieme (PvdD): Dat vind ik nogal onduidelijk. De PvdA-fractie geeft de minister echt de opdracht om hier nadrukkelijk naar te kijken. Bedrijven kunnen echt worden aangesproken, ook met sancties. Dat gaat dus veel verder dan die vrijblijvendheid. Ik hoor hier echt een andere mening en ben benieuwd hoe de minister hiermee moet omgaan.

De heer Ziengs (VVD): Uw constatering is juist. Wij staan hier volledig anders in. Die discussie zal dus nog gevoerd moeten worden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb de heer Vos gevraagd naar de Dodd-Frank Act en hij was daar positief over. Ik ben benieuwd naar de lijn van de VVD. De inleiding van de heer Ziengs gaf mij grote zorgen. Ik vraag mij af in welke eeuw de heer Ziengs leeft. Wij hebben al grote stappen gezet. De vrijblijvendheid richting bedrijfsleven heeft zich tot nu toe nog niet bewezen.

De heer Ziengs (VVD): Dat spreek ik tegen. Wij zien dat er vanaf 2008 afspraken gemaakt zijn tussen werkgevers en werknemers en dat er heel grote vooruitgang geboekt is. Als je die verantwoordelijkheid neerlegt bij bedrijven, is er dus wel degelijk voortgang. Ik noemde net het voorbeeld van Heineken, maar ik denk ook aan Philips, dat allerlei bedrijfsmodellen afstoot en zich richt op groene groei, bijvoorbeeld met ledverlichting. Wij zien dat Unilever banen creëert voor vrouwen in India.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij hebben VNO-NCW gehoord over transparantie in de keten en ik vraag mij af of de VVD wel zo gerust kan zijn op de medewerking van die organisatie.

De heer Ziengs (VVD): Ik denk dat wij daar wel degelijk gerust op kunnen zijn. VNO-NCW is de koepel van allerlei bedrijven die zich bezighouden met mvo. Het is duidelijk dat de bedrijven wel degelijk hun verantwoordelijkheid wensen te nemen. In de hele keten van transparantie doen zich soms ook dingen voor waarbij het onmogelijk lijkt om iets boven tafel te krijgen. Als de wil er wel is, is het prima, maar het zal moeilijk zijn om het in de praktijk voor elkaar te krijgen.

De voorzitter: Mijnheer Ziengs, u bent populair. Mevrouw Mulder heeft een vraag en ik zie ook de heer Van Dijk.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Wij zouden graag van de VVD willen horen of zij het voldoende vindt wat bedrijven nu doen. De heer Ziengs noemt mooie voorbeelden waar het CDA het van harte mee eens is, maar steunt hij het appel van het CDA op bedrijven om verder te gaan? Of vindt u het nu allemaal prima?

De heer Ziengs (VVD): Ik vind dat de insteek van het CDA in lijn ligt met die van de VVD. Wij zien heel goed dat bedrijven op de goede weg zijn. Dat beseffen ze zelf ook, maar ze geven ook aan dat het nog beter kan. Ze nemen dus hun verantwoordelijkheid.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Vindt u het voldoende? Ik heb een appel gedaan op het bedrijfsleven, omdat ik vind dat het nog niet voldoende is en dat er nog wel een paar stappen extra gezet kunnen worden. Eigenlijk hoor ik u nu zeggen: wat ze doen, is goed. Ik krijg de indruk dat de VVD het daarbij wil laten.

De heer Ziengs (VVD): Die indruk is niet juist. Ik heb aangegeven dat ook de bedrijven zelf weten dat het in veel gevallen beter kan. De intentie om het beter te krijgen is er.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik zal proberen het iets minder polariserend te doen dan mevrouw Thieme. Dat is ook een kenmerk van mijn partij. Ik zal wat meer bemiddelend optreden.

De voorzitter: Beperkt u zich tot een vraag.

De heer Jasper van Dijk (SP): Wij constateren wellicht een klein verschil van inzicht binnen de coalitie over de toezichthouder. De VVD is altijd voor daadkracht als het gaat om de aanpak van criminaliteit. Dan kan de wet niet strak genoeg zijn. Dan moet er meer worden gestraft. Dan is het: niet doorschuiven maar aanpakken. Maar nu zijn er bedrijven die zaken niet goed doen. Er zijn hier mooie suggesties over tafel gegaan, bijvoorbeeld een versterking van het NCP. Is dat voor de VVD onbespreekbaar of wil de heer Ziengs daar best naar kijken?

De heer Ziengs (VVD): U geeft zelf het antwoord al. Wij zijn natuurlijk bereid om naar allerlei vormen van oplossingen te kijken.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is alweer een heel andere toon dan de reactie op mevrouw Thieme, waarin de deur werd dichtgeslagen. Ik zie kansen. Wat mij betreft kan het parlement na dit debat goede voorstellen doen.

De heer Ziengs (VVD): Wellicht.

Voorzitter. Ik ga verder met mijn betoog. De voorbeelden laten zien dat bedrijven op eigen initiatief een uitstekende combinatie van profilerende maatschappelijke bijdragen in binnen- en buitenland kunnen realiseren. Gelukkig zien wij dat Nederlandse bedrijven het goed doen op mvo-gebied. De SER onderschrijft dit. Veel ondernemers nemen uit eigen wil graag die verantwoordelijkheid. Zij kunnen zich daarmee profileren en consumenten en andere bedrijven inspireren. Dat is een goede zaak.

Ondanks de kansen die mvo aan ondernemers biedt, zien wij ook dat er bedrijven zijn die over de schreef gaan. Misstanden worden terecht door ngo's, belangenorganisaties, journalisten en consumenten aan de kaak gesteld. Er is daarbij geen effectiever middel dan naming and shaming. Bedrijven zullen negatieve publiciteit over eventuele misstanden te allen tijde willen voorkomen. Negatieve publiciteit schaadt hun reputatie. Als zij toch zo onverstandig zijn om over de schreef te gaan, dan kunnen consumenten zich wenden tot een ander bedrijf of product. Want ook voor bedrijven geldt dat vertrouwen te voet komt en te paard gaat.

De VVD wil uiterst voorzichtig zijn met het wettelijk opdringen van extra regels. Door extra wet- en regelgeving wordt het maatschappelijk verantwoord ondernemerschap vanuit een negatieve gedachte geëist van de ondernemer. De VVD gelooft juist in de positieve benadering van internationaal duurzaam ondernemen en de kansen die die ondernemers biedt. Het steeds verder wettelijk vastleggen van mvo strookt niet met het streven van de VVD en dit kabinet naar minder regels en minder lasten voor ondernemers. De regeldrukpassages van het regeerakkoord spreken daarbij voor zichzelf. Nogmaals, de goede voorbeelden laten zien dat bedrijven die verantwoordelijkheid zelf oppakken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Wat is de reactie van de VVD op die casus van Trafigura? Hoe pak je zoiets op als je de regeldruk vermindert en het niet juridisch strak vastlegt?

De heer Ziengs (VVD): Ik heb daar geen pasklaar antwoord op. Ik vond het een bijzonder voorbeeld. Bedrijven kunnen in Nederland gevestigd zijn en met allerlei constructies bepaalde zaken omzeilen. Het klinkt verontrustend. Ik ken het dossier onvoldoende en zal mij erin verdiepen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik stuur u graag het rapport op, maar ik wil het ook wel mondeling toelichten. Dat is misschien sneller en korter.

De voorzitter: Het lijkt mij beter als u het rapport toestuurt en gewoon een vraag stelt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik wilde dat niet nu doen. Het rapport is een bladzijde of honderd. Ik wil het best een keer komen samenvatten, maar daar gaat het nu niet om. Er is een kleine groep van bedrijven die echt de regels misbruikt, maar net als in het strafrecht hebben wij nu juist regels voor die kleine groep. De rest van de Nederlanders hoeft niet door het strafrecht aangepakt te worden. De VVD is op het strafrecht heel strak. Waarom zou zij op multinationals die aantoonbaar keer op keer de fout in gaan, niet ook een stukkie strenger zijn?

De heer Ziengs (VVD): Ik noemde al naming and shaming. Ik gaf al aan dat zaken die breder in de publiciteit komen soms vanzelf tot een oplossing komen. Dan gaan bedrijven zich verantwoordelijk voelen doordat het publiek gemaakt wordt. Als iets niet bekend is, komt het ook niet bovendrijven.

Ik heb nog een aantal vragen voor de minister, allereerst over de verplichtingen rond het rapporteren over mvo. Als er bindende regels gelden, waarom moeten bedrijven zich dan jaarlijks verantwoorden over het naleven ervan? Vindt de minister samen met de VVD dat ondernemers als trekpaarden van onze en andere economieën hierdoor niet het vertrouwen krijgen dat zij wel verdienen? Waarom de plicht tot zo'n uitvoerige verantwoording? Kunnen bedrijven niet met een verklaring aangeven dat zij voldoen aan de wettelijke plichten? Indien zij dat willen, kunnen ze zich vrijwillig uitvoerig verantwoorden en zich daarmee onderscheiden van de concurrentie. In hoeverre loopt Nederland in rapportageverplichtingen over mvo vooruit op de troepen? Hanteert Nederland meer en strengere eisen voor bedrijven ten aanzien van rapportages dan andere EU- en OESO-lidstaten? Vormen de rapportageverplichtingen geen belemmering voor bedrijven die zich in het buitenland willen vestigen? Stelt Nederland strengere eisen aan buitenlandse bedrijven die zich hier willen vestigen dan andere EU- en OESO-lidstaten? Hoe beïnvloedt dit onze internationale concurrentiepositie?

De illegale olieaftap in Nigeria is een groot probleem. Het leidt tot ernstige schade aan het milieu met ernstige gevolgen voor de lokale bevolking. Daarnaast is het een economische strop voor oliemaatschappijen. De industrie die zich achter de illegale aftap heeft ontwikkeld, is enorm. Het blijkt voor de Nigeriaanse regering moeilijk om hier effectief tegen op te treden. Ingeschat wordt dat het inmiddels gaat om 7 miljard dollar. Het gaat om geld dat grotendeels niet bij de bevolking van Nigeria terechtkomt. Daarnaast wordt het steeds duidelijker dat met het geld ook terrorisme wordt gefinancierd. Zo zijn er hardnekkige geruchten van financiering van de opstand in Mali. Nigeria is een groot land met zo'n 170 miljoen inwoners, verschillende etnische groepen en religieuze spanningen. Er is veel armoe en veel corruptie. Houdt de publieke opinie daarmee niet te weinig rekening in de beoordeling van de problemen die Shell ervaart? Denkt de minister dat andere oliemaatschappijen het beter zouden doen? Ziet de minister mogelijkheden om een internationale coalitie op te zetten die de kust bij Nigeria beschermt tegen illegale tankers die illegale olie ophalen? Is zij bereid hier nader naar te kijken en hierover in overleg te treden met de minister van Buitenlandse Zaken?

De heer Verhoeven (D66): Ik geef het voorzitterschap weer over.

Voorzitter: Ziengs

De vergadering wordt van 11.32 uur tot 11.47 uur geschorst.

Minister Ploumen: Voorzitter. Hartelijk dank aan de leden voor de inbreng. Ik heb mij voorgenomen om alle vragen te beantwoorden. Het is een hele stapel, maar ik zal snel praten. Fijn dat de commissie mijn ambitie op dit onderwerp herkent. De opmerking over het tijdstip van toezending van brieven sla ik op. Ik ben te allen tijde, schriftelijk en mondeling, bereid om nader in te gaan op de recent verstuurde brieven. Ik zal ervoor zorgen dat als het enigszins kan de brieven wat ruimer voor de vergadering aanwezig zijn.

De heer Vos refereerde aan de schandalen rondom voedselveiligheid. In principe gaat het daarbij niet om mvo, maar gewoon om het overtreden van wetgeving. Dat zijn criminele gedragingen. De regelgeving daarvoor is deels Europees en deels nationaal. De NVWA houdt toezicht. Wij laten het niet zomaar passeren. Ik wil het dus niet onbeantwoord laten.

Op Trafigura kom ik later in mijn betoog terug, maar vooraf zeg ik dat het bedrijf strafrechtelijk is vervolgd en in december 2011 ook is veroordeeld tot het betalen van een boete van 1 miljoen.

In december heb ik aangekondigd dat er een vernieuwing komt van de kabinetsvisie op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat doe ik samen met minister Kamp. Het is bij uitstek een onderwerp waar een aantal ministeries bij betrokken moet zijn. Ik heb een aantal onderwerpen die passen binnen het framework van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Andere suggesties hebben een bredere uitstraling. Ik zal alle overwegingen meenemen richting de zomer.

Nederland loopt in goede zin voorop. Ik wil dit volhouden, maar het is wel een onderwerp dat evolueert. Bedrijven en overheden zetten stappen en consumenten worden terecht steeds veeleisender. Het is zaak om met een visie te komen en om ervoor te zorgen dat wij voorop kunnen blijven lopen door steeds de goede stappen te zetten.

De OESO-richtlijnen zijn uitgangspunt voor internationaal ondernemen. Mijn voorganger Bleker had daar buitengewoon goede voornemens voor. Die gelden onverkort. Ik heb er een tandje bij gezet voor het eigen OS-instrumentarium. Dat is de manier waarop ik ernaar wil blijven kijken. Is het voldoende? Hoe kunnen wij ze in dialoog verder vormgeven? Welke criteria gelden? Dat het onverkort aan de orde is, is duidelijk.

Bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid. De overheid moet bedrijven daarop aanspreken. Daar waar nuttig en nodig moet zij proactief zijn.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik wil aanhaken bij de woorden van de minister over voedselschandalen. Het is wetgeving die overtreden wordt en dat moet hard worden aangepakt. Maar waarom zouden wij wel strenge regelgeving hebben voor de voedselveiligheid en om voedselschandalen te voorkomen, en houden wij het bij richtlijnen en dialogen als het gaat om schending van mensenrechten en milieunormen? Waarom hanteren wij daar niet dezelfde systematiek?

Minister Ploumen: Ik zou die vraag graag aan het eind van mijn betoog beantwoorden. Ik ben benieuwd of de vraag nog in dezelfde scherpte aan de orde is als ik heb uiteengezet hoe het beleid eruit gaat zien en wat ik op een aantal punten ga doen.

Hoe ga ik die proactieve overheid invullen? Een van de dingen die ik samen met het ministerie van Economische Zaken wil doen, is bedrijven ondersteunen bij hun wens om de ketenverantwoordelijkheid serieus te nemen. Wij kunnen van inzicht veranderen, maar het staat vast dat bedrijven dit willen. Zeker kleinere bedrijven geven wel aan dat ze niet alle middelen in handen hebben om het zelf te doen. Ik vind dat bij uitstek een rol voor de overheid. Ik ga de mvo-risico's van de bv Nederland in kaart brengen. Dat zal ik wereldwijd doen. Ik verwacht dat er risico's zijn in de sfeer van arbeidsomstandigheden, mensenrechten, milieu en corruptie. Ambassades maken daar melding van. Ik bespreek dat ook met bedrijven, maar het lijkt mij goed om het systematisch in kaart te brengen. Wij bereiden dit gedegen voor, want wij willen een standaard zetten die hopelijk bij andere landen navolging zal krijgen. Ik hoop de Kamer eind dit jaar een compleet overzicht te laten zien. Wij gaan samenwerken met de SER, die due diligence, het in kaart brengen van risico's voor 2013 tot speerpunt verklaart.

Ik wil niet alleen een proactieve rol spelen jegens Nederlandse bedrijven, maar ik wil ook een dialoog voeren met lokale overheden. Aan de hand van een risicowereldkaart kan dat goed. Spreken wij ook andere landen aan die in het UNEP-rapport worden genoemd? Met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn wij hierover al in overleg. De dialoog met Italië zal ik graag starten.

De OESO-richtlijnen staan als een huis, maar ook daar kan wel wat aanscherping bij. Dat is gebeurd door toevoeging van het Ruggie framework. Ik spreek prof. Ruggie volgende week; aanvankelijk wist ik niet dat het een persoon was, maar dat blijkt wel degelijk zo te zijn. Ik kijk zeer uit naar die ontmoeting. Hij komt hier niet voor niks, hij ziet dat Nederland hierin een voortrekkersrol speelt. Die rol willen wij graag volhouden. Ons NCP wordt door hem beschouwd als een voorbeeld van de manier waarop je met geschillenbeslechting kunt omgaan. Ik constateer dat er internationaal in dit kader kan worden gesproken van een global governance gap. Wat wij belangrijk vinden, is voor mij vanzelfsprekend onderdeel van de gesprekken die ik voer met andere overheden, Europees of mondiaal. Er is dus meer nodig dan de zaak in eigen land op orde brengen. Ik neem mij voor om dat te doen.

Kan het NCP een rol spelen in wat ik maar even parafraseer als een toezichthouder met tanden? Een toezichthouder zonder tanden stelt niks voor, dus dat is energieverspilling. In het kader van een nationaal actieplan dat ik aan het ontwikkelen ben, wil ik graag bekijken op welke manier zo'n toezichthouder een betekenisvolle rol kan vervullen. Als hij geen tanden heeft, dan is het slechts een verhoging van de regeldruk en daar zijn wij allemaal zeer tegen. Ik ga dus inderdaad kijken naar de wettelijke mogelijkheden om mvo in bedrijven te versterken.

Natuurlijk is het belangrijk om een level playing field met andere EU-landen te hebben. Ik hecht om daar een race to the top van te maken in plaats van een race to the bottom. Soms moet je wat langer geduld oefenen voordat je precies krijgt wat je graag wilt, maar dat lijkt mij de zaak zeer waard. Nu al wordt door de uitvoeringsorganisaties toezicht op het bedrijfsleveninstrumentarium gehouden.

Hoe zit dat kader in elkaar? Is het verstandig om verschillende checklists te hebben? De OESO-richtlijnen zijn richtinggevend. Wij doen er een schepje bovenop met ons eigen bedrijfsleveninstrumentarium, maar wij willen wel rekening houden met het type instrument. Met het Project Uitzending Managers (PUM) draagt een Nederlandse manager drie weken lang expertise over aan een partner, bijvoorbeeld in Zuid-Sudan. De manier waarop er in het kader van de OESO-richtlijnen gerapporteerd wordt kan dan iets beperkter zijn dan wanneer gaat om een grote subsidiefaciliteit. Overigens neem ik mij voor om het bedrijfsleveninstrumentarium te vereenvoudigen. Ik vind dat het een beetje een wirwar is geworden. Ik ga dat op korte termijn doen. De aanwijzingen van de leden op dit punt neem ik mee om te proberen een zo strak mogelijk beoordelingskader te maken, dat wel een beetje rekening houdt met de verschillende typen subsidie. Wij moeten relatief eenvoudige faciliteiten niet overladen met veeleisende zaken.

Ik zal het gesprek met Ruggie ook aangrijpen om van gedachten te wisselen over de verdere vormgeving van de rol van de overheid in de zin van duty to protect. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de access to remedy een goede vorm krijgt?

Een aantal leden heeft in dit kader gesproken over het exhibitierecht, het recht om belastende stukken op te vragen bij de beklaagde. In het kader van het nationale actieplan wil ik heel goed bekijken hoe wij daarmee kunnen omgaan. Ik zoek daarbij naar de maximale mogelijkheden om het exhibitierecht uit te oefenen. Ik heb de woorden daarover van de diverse commissieleden graag aangehoord.

De heer Jasper van Dijk (SP): U zegt dat u het idee van een toezichthouder gaat bekijken in het kader van het nationale actieplan. Ik wil daar graag iets meer informatie over. Wat gaat u doen en wanneer kom u met iets? Bent u bereid om bij het bekijken van de uitbreiding van het NCP het onderzoeksmandaat en de sanctionering mee te nemen? Wilt u daarbij ook naar het buitenland kijken, bijvoorbeeld naar Denemarken en het Verenigd Koninkrijk?

Minister Ploumen: Wanneer kom ik met iets? Voor de zomer. Op de andere vragen antwoord ik met ja. Ik voeg daaraan toe dat het voor de hand ligt dat het NCP een rol vervult, maar ik wil wel bekijken of dat past. Ik zal de buitenlandse voorbeelden en de maximale oprekking graag bezien.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik voeg iets toe. Ik begrijp dat de minister voldoende aangrijpingspunten heeft om haar inspanningen te richten op het NCP. De collega van de PvdA sprak over de breedte, maar ik begrijp dat de minister in eerste instantie naar een oprekking van het NCP kijkt.

Minister Ploumen: Ik wil de zaak in de breedte bekijken. Ik heb de Kamer gehoord dat zij met name een rol voor het NCP ziet, maar ik wil daar niet te snel op focussen. Ik wil vanuit de inhoud bekijken hoe wij dit het beste kunnen vormgeven.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb een soortgelijke vraag over het inzagerecht van eisers. Hoe kijkt de minister aan tegen een evaluatie van artikel 843a van het Wetboek van Rechtsvordering? Kan het artikel verbreed worden in de richting die in het Verenigd Koninkrijk en in de VS vastgelegd is?

Minister Ploumen: Ik stel mij voor dat in dat nationale actieplan, dat de Kamer voor de zomer zal bereiken, de initiatieven en evaluaties zo breed mogelijk worden meegenomen. De suggestie van mevrouw Van Tongeren neem ik dus ook zeer graag mee.

Voorzitter. Ik denk dat ik wat precieze moet zijn over mvo, handel en hulp. Ik geloof in het positieve effect van de combinatie hulp, handel en investeringen. Het zal de Kamer niet verbazen dat ik vind dat dat wel moet met respect voor mens en milieu. Het zal de Kamer evenmin verbazen als ik zeg dat dat niet vanzelf gaat. Het vraagt iets van onze bedrijven, het vraagt iets van de bedrijven daar, het vraagt iets van lokale overheden. Die zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor regelgeving en handhaving aldaar. Gelukkig hebben wij een aantal governance-instanties. Er zijn afspraken over gemaakt. Samen met de International Labour Organization (ILO) zal ik bekijken hoe wij in de verschillende landen goed functionerende arbeidsinspecties kunnen opzetten of bestaande arbeidsinspecties beter kunnen laten functioneren. De woorden «leefbaar loon» zijn hier niet gevallen, maar ik heb de zorgen daarover impliciet begrepen. Veel Europese bedrijven trekken zich dit aan. Veel Europese collega's zijn ermee bezig. In november organiseer ik samen met mijn Duitse collega een Europese conferentie over leefbaar loon. Het Europees Parlement zal daar een bijdrage aan leveren.

Op de Dow Jones Sustainability Index scoren Nederlandse bedrijven goed. Ze doen het ook goed als het gaat over maatschappelijke verslaglegging. Wij hebben het Dutch Sustainable Growth Initiative. Het mvo-beleid heb ik ingebed in een aantal instrumenten, zoals het Initiatief Duurzame Handel, Agentschap NL en het NCP. Internationaal wordt de manier waarop Nederlandse bedrijven omgaan met mvo gezien als een unique selling point. Dat mag niet betekenen dat wij op onze lauweren gaan rusten. Ik sprak onlangs een aantal bedrijven, en men is zeker niet van plan om het hierbij te laten. Men wil actief stappen zetten. Ik vind het mijn taak en het is een uitdaging om in die globaliserende economie op het vlak van de ketenverantwoordelijkheid te kijken naar de rol van de overheid. Ik noem het initiatief voor conflictvrije tin, waar ook een bedrijf als Philips zeer bij gebaat is. Dat geldt ook voor het mkb, dat graag extra ondersteuning wil om zijn ambities waar te maken en tegemoet te komen aan eisen die opgelegd zijn en die door de consumenten worden gevraagd. In het revolving fund is dit zeker een punt van aandacht. Het is ook een instrument van de Nederlandse overheid, dus daar gelden de regels onverkort.

Een aantal leden sprak over Shell. Wij hebben er eerder over gesproken. De situatie in de Nigerdelta is zeer zorgwekkend. De politieke context is complex. De Nigeriaanse lokale overheid is de eerst aangewezene om de geconstateerde problemen aan te pakken. Dat geldt ook als het gaat om het optreden tegen oliediefstal en illegale raffinage. Nederland beziet in hoeverre het kan aansluiten bij een initiatief van het Verenigd Koninkrijk voor het opzetten van een Maritime Trade Information Centre for the Gulf of Guinea. Het initiatief bouwt voort op de ervaringen in de Hoorn van Afrika. Het doel is om op een laagdrempelige en praktische manier informatie over scheepsbewegingen en eventuele dreigingen via het informatiecentrum te delen. Ook voor de langere termijn is Nederland met internationale partners betrokken bij het opstellen van een regionale ECOWAS-strategie voor de maritieme veiligheid in het gebied. Regionale samenwerking is essentieel. De vragen die zijn gesteld, zal ik doorgeleiden naar mijn collega's van Buitenlandse Zaken en Defensie, zodat zij er ook kennis van kunnen nemen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Bij het debat over de begroting heeft de CDA-fractie gevraagd wat er met de 250 miljoen euro gedaan zal worden. Waar gaat dat bedrag voor worden gebruikt? Is daar al iets meer over te zeggen? Is dit een onderwerp dat wij hiermee willen financieren? Of wordt eerder gedacht aan Patriots, Mali of de antipiraterijmissie?

Minister Ploumen: Mevrouw Mulder duidt op het budget voor internationale veiligheid. Momenteel wordt overlegd over de invulling daarvan. Ik word zelf ook een beetje ongeduldig, maar ik vraag toch nog wat geduld voor de nadere uitwerking. Wij komen er de komende weken op terug.

De heer Verhoeven (D66): Ik heb nog een vraag over de kaders. Hoe is de human rights due diligence in de kaders geborgd?

Minister Ploumen: Ik verwijs naar die wereldwijde due diligence, die risicoanalyse voor de bv Nederland. Het spreekt voor zich dat mensenrechten in de brede zin, maar ook op een aantal specifieke punten, zoals kinderarbeid, daarbij nadrukkelijk aan de orde komen. Ik begrijp dat de heer Verhoeven zich afvraagt of dat wel precies genoeg geborgd is in de bestaande kaders. Ik zeg hem graag toe dat ik er nog eens heel precies naar zal kijken. Het is mijn inschatting dat het goed geregeld is.

Wat zijn op het punt van Shell de prioriteiten de komende maanden? Naar aanleiding van het UNEP-rapport heeft onze ambassade een aantal betrokken partijen aan tafel gehad. Daar maken wij goed gebruik van. HYPREP, een Nigeriaanse overheidsinstantie, is aangewezen om de schoonmaak te coördineren. Wij blijven hameren op het uitvoeren van de aanbevelingen van het UNEP-rapport. Voor zover wij weten is Shell het enige bedrijf tot nu toe dat zich bereid heeft verklaard een bijdrage te leveren. Onlangs hebben wij contact gehad met een vertegenwoordiger van HYPREP en Shell. Onze inzet is dat degenen die in het rapport aangesproken worden, of het nu de Nigeriaanse overheid is, Shell of een van de andere partners in de joint venture, de aanbevelingen moeten uitvoeren. Dat is wat wij de komende maanden blijven doen. Onze inzet is onverminderd. Wij laten het niet slippen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik heb nog een vraag over dat exhibitierecht. Kan de minister de verruiming van de toegang tot bewijsmateriaal wat concreter maken? Wat is haar inzet?

Minister Ploumen: Wij willen het zo breed mogelijk bekijken. Het model van het VK is daarbij een eerste referentiepunt.

De heer Jasper van Dijk (SP): Wanneer horen wij hier meer over?

Minister Ploumen: Ook voor de zomer in het kader van het actieplan. Ik wil het niet naar voren schuiven, maar het lijkt mij goed om de dingen in samenhang te bekijken. Met een minimum aan nieuwe regels kunnen wij dan een maximum aan effecten bereiken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het is goed dat de minister Ruggie zal ontmoeten. Ik neem aan dat zij alles in het werk zal stellen om de Ruggie-principes uit te voeren. Wat deed de regering bij de eerste de beste gelegenheid? Twee keer werd in de rechtszaak een amicusbrief ten faveure van Shell ingebracht. Kan ik ervan opaan dat deze minister ervoor gaat zorgen dat de Nederlandse regering dat niet meer doet? Een neutrale inbreng kan ik mij voorstellen, een onthouding is ook mogelijk, maar Ruggie zegt heel duidelijk dat dit niet tot de uitvoering van zijn principes behoort.

Minister Ploumen: De Ruggie-principes maken integraal onderdeel uit van de OESO-richtlijnen. Als ik de OESO-richtlijnen hanteer in mijn bedrijfsleveninstrumentarium, zou het merkwaardig zijn als ik dat niet in mijn eigen handelen zou doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben erg blij met de toezegging van de minister dat de Nederlandse regering niet meer ten faveure van het bedrijfsleven in lopende rechtszaken in het buitenland zal interveniëren met een amicusbrief.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik kom op de transparantie, een wezenlijk element van mvo. Wij nemen daarbij uitdrukkelijk de ketens in aanmerking. Verschillende elementen spelen hierin een rol. Ten eerste gaat het over betalingen aan delfstoffenbedrijven, aan buitenlandse overheden. Daar moeten wij ons een oordeel over kunnen vormen. Ten tweede willen wij ketenverantwoordelijkheid als het gaat om duurzaamheid van grondstoffen. Al die onderwerpen spelen een rol. Uit de toonzetting van mijn reactie en uit de steun van dit kabinet voor de transparantierichtlijn van de EU zonder uitzonderingsclausules, zullen de leden hebben begrepen dat het kabinet dit zeer belangrijk vindt.

Wat is de inzet van Nederland bij de Dodd-Frankwetgeving en bij de steenkooldialoog? De Dodd-Frankwetgeving is voor een deel het referentiepunt geweest voor de EU-transparantierichtlijn. Het geeft een wettelijk kader. Onze eventuele extra inzet moet complementair zijn aan die Dodd-Frank Act. De wetgeving moet zo breed en zo internationaal mogelijk worden toegepast. Het gaat echt om effectiviteit. In Europa hebben wij daar aandacht voor gevraagd en leveren wij boter bij de vis. Ik noem wederom het initiatief rond conflictvrije tin. Eurocommissaris De Gucht heeft een van de leden van zijn kabinet meegestuurd naar de missie die daartoe is ondernomen. Hij wilde goed bekijken hoe het in de praktijk uitwerkt.

Ook voor consumenten is die transparantie een buitengewoon groot goed. De heer Voordewind illustreerde dat treffend met een potje chocoladepasta. De lettertjes zijn soms zo klein, dat je ook onder de 50 een leesbril nodig hebt. Het is misschien ook een suggestie om het allemaal wat duidelijker neer te zetten.

Keurmerken bieden een keuze, maar er zijn wel veel keurmerken. Het zijn private initiatieven, die wij toejuichen. EZ heeft daar via een keurmerkensite inzage in gegeven. Welke keurmerken zijn er en waar staan ze voor? Het inzicht kan misschien wel iets scherper. Het is typisch iets wat je elk jaar moet bekijken. Geven wij nog wel maximaal inzicht? Er is voortdurend overleg, niet zozeer over de inzet op transparantie, als wel over het pad om het te bereiken. Hoe kunnen bedrijven, maar ook lokale boeren het beste omgaan met die verschillende eisen? Het is geen spaghetti, want dat zou veronderstellen dat het allemaal maar een beetje door elkaar loopt en een rommeltje is. Hoewel ik een hekel heb aan dit soort beeldspraak zou ik het meer als een lasagne willen zien, waarbij iedereen aan een minimumstandaard voldoet en waarbij er iedere keer een laagje bovenop wordt gelegd. De OESO-richtlijnen en het Ruggie-framework zijn zeer helder over wat niet acceptabel is. Ik zal het nog eens duidelijk neerschrijven in mijn mvo-visie. De inzet op de bestrijding van kinderarbeid is natuurlijk een nadrukkelijk onderdeel van die due diligence voor de bv Nederland.

Lopen wij vooruit op de troepen en is dat goed of fout? Onze rapportageverplichting is gebaseerd op de jaarverslagleggingsrichtlijn van de EU. Daarvan is zelfregulering een onderdeel. Met name voor beursgenoteerde bedrijven gebeurt dat via de corporate governance code. Op mijn papiertje staat: wij lopen niet voorop, maar wij kennen wel een actief stimuleringsbeleid. Ik zou willen zeggen: soms moet je echt voor de muziek willen uitlopen, maar daarbij moet je er wel voor zorgen dat de muziek volgt. In Europees verband willen wij graag een voorloper en een koploper zijn, maar wij zetten ons ook actief in om de anderen mee te krijgen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb het voorbeeld genoemd van die eerlijke supermarkten waar wij naartoe zouden kunnen gaan. Heeft de minister dezelfde ambitie als de meerderheid van de Kamer om tot convenanten te komen met de supermarkten? Ik doel op de ambitie van Albert Heijn voor 2015 om in ieder geval voor de huismerken tot eerlijke producten te komen.

Minister Ploumen: Er wordt met de supermarkten gesproken over een integraal mvo-beleid. Het gaat niet over single issues, hoe belangrijk en hartverscheurend zo'n issue soms ook kan zijn. Ik doe dat samen met de collega's Asscher en Dijksma. De dialoog gaat over de vraag welke stappen van de supermarkten het meeste opleveren en over de manier waarop dit kan worden vormgegeven. Het is werk in uitvoering.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat begrijp ik, maar ik vroeg naar de ambitie van de minister. Wij kunnen breed praten over de transparantie van bedrijven, maar als de consument ergens transparantie wil hebben, is het bij het dagelijkse bezoek aan de supermarkt. Daar wil hij graag met een schoon geweten eerlijke producten kopen. De Kamer heeft die motie aangenomen om een concrete ambitie uit te spreken. Het feit dat Albert Heijn het doet, wil zeggen dat het mogelijk is. Deelt de minister die ambitie?

Minister Ploumen: Ik denk dat Albert Heijn alle lof verdient voor dit streven. Wij zijn die dialoog met de supermarkten breed gestart, niet alleen over kinderarbeid, maar ook over andere onderwerpen. U kunt zich voorstellen dat die motie een rol speelt in de gesprekken.

In 2013 wordt de steenkooldialoog afgerond. De vertraging is veroorzaakt door tegenslag bij het organiseren van de pilots. De deelnemers aan de dialoog werken samen. Wij ondersteunen ze daarbij om in Colombia en Zuid-Afrika die pilot uit te voeren. Als waarnemer wacht ik de resultaten van de dialoog en de pilots af. Er zijn al resultaten geboekt. Zo is een gezamenlijke inventarisatie gemaakt van de belangrijkste mvo-kwesties in de steenkoolsector. Op basis daarvan is een auditprotocol opgesteld voor het uitvoeren van inspecties ter plekke in de mijnen. Mijnen in Colombia en Zuid-Afrika zijn benaderd voor proefinspecties. De ambassades hebben daarbij een ondersteunende rol gespeeld. Onze dialoog is een inspiratie geweest voor de oprichting van het Europese initiatief Bettercoal. Dat is een voorbeeld hoe ik het graag zie: wij zijn koploper, maar hebben wel volgers. Ik zal de Kamer medio 2013 rapporteren. Ik vind het belangrijk dat wij niet alleen bilaterale maatregelen treffen, maar dat wij dat breder doen. Daarom steun ik ook dat Bettercoal-initiatief. Ik vind dat bedrijven als het gaat om de mensenrechten ook stappen moeten zetten in de responsibility to respect. Overigens wijst de Nederlandse overheid de Colombiaanse overheid op haar duty to protect. Immers, het speelt zich in dat land af. Lopende de dialoog hebben wij dit alvast aan de orde gesteld.

De heer Jan Vos (PvdA): Juist bij die steenkooldialoog is er een gebrek aan transparantie. Ik was vorige week bij de enorme kolencentrales van E.ON op de Maasvlakte. Omdat de prijs zo laag is, worden er veel meer kolen geïmporteerd. Als ik dan vraag waar die kolen vandaan komen, dan weet men dat niet precies. Als ik vraag of er meer inzicht in kan worden gegeven, dan krijg ik te horen: ja, daar zijn wij geloof ik wel mee bezig. Zoiets krijg ik te horen bij zo'n werkbezoek. Dat is toch wat in tegenstelling met wat ik hier hoor. Dat Bettercoal-initiatief lijkt mij geen buitengewoon goed voorbeeld van een initiatief met een multistakeholderkarakter. Ik meen dat er in Colombia één mijn geïnspecteerd wordt, en dat is dan een mijn die altijd al geïnspecteerd wordt en waar het eigenlijk wel goed gaat. Ik krijg het gevoel dat het voor een deel windowdressing van bedrijven is. Wij krijgen niet echt grip op de situatie. Dit lijkt mij misschien een voorbeeld van waar je toch door middel van wetgeving bedrijven moet dwingen om transparanter te zijn over de keten. Als men niet weet waar het vandaan komt, kunnen wij er ook niks over zeggen.

Minister Ploumen: Ik ben niet voor windowdressing.

De heer Jan Vos (PvdA): Die opmerking was ook niet aan uw adres gericht. Ik doelde op de bedrijven.

Minister Ploumen: Ik zou alle bedrijven willen aanmoedigen om het anders te doen. Het initiatief van de steenkooldialoog is wel degelijk een multistakeholderzaak. Ik juich dat zeer toe. Het loopt. De resultaten komen medio 2013. Ik ben ongeduldig en heb de CEO's van Nederlandse energiebedrijven uitgenodigd voor een gesprek over de voortgang. Ik zal die gesprekken binnenkort hebben. Het moge duidelijk zijn dat ik dan ook de zorgen van Kamerlid Vos aan de orde zal stellen. Ik ben iets positiever over dat Bettercoal-initiatief. Wellicht is het nog niet helemaal zoals wij het zouden inrichten, maar het is wel een goede stap, waarvan ik denk dat er meerdere zullen volgen.

Welke kansen ziet de minister binnen imvo voor het bevorderen van gendergelijkheid? Ik sprak al over mijn inzet om samen met de ILO op te trekken op vraagstukken van arbeidsomstandigheden. Daar horen wat mij betreft nadrukkelijk bij veilige en gezonde werkomstandigheden en verantwoord werkgeverschap. Voor vrouwen betekent het dat seksueel geweld en intimidatie actief bestreden moeten worden. De Kamer weet dat mij dit zeer ter harte gaat. Het gaat ook om goede hygiënische omstandigheden. Ik denk aan aparte toiletten voor mannen en vrouwen, zorgen dat er zeep beschikbaar is, etc. Nederlandse bedrijven lopen hierin voorop. Ik noem Heineken nog maar eens. Het bedrijf kreeg er een award van de Global Business Coalition for Health voor. Onlangs is subsidie toegekend aan een organisatie die Business for Social Responsibility heet. Die organisatie werkt met name met ondernemers in Oost-Afrika aan het verbeteren van de seksuele en reproductieve gezondheid van vrouwen, te beginnen met bedrijfstakken met veel vrouwelijke werknemers. Bij de ondersteuning van bedrijven op het gebied van mvo besteden wij nadrukkelijk aandacht aan de deelname van vrouwen aan het arbeidsproces. Het stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap zal daar zeker een rol in spelen, ook bij het revolverende fonds dat door een aantal leden genoemd is. Het is onderdeel van de OESO-richtlijnen, maar het kan geen kwaad om er af en toe extra aandacht aan te geven.

Dat brengt mij bij het revolverende fonds. Net als de Kamer kijk ik uit naar de voorstellen die ik zal presenteren. Dat zal gebeuren in het kader van de brede nota die begin april verschijnt. Wij zijn daar zeer druk mee bezig. Als je een nieuw instrument in handen krijgt, is het belangrijk om de lessen mee te nemen die je geleerd hebt uit de instrumenten die je al hebt. Maar het is ook belangrijk om niet hetzelfde nog eens te doen, ook niet als het goed is. In mijn wens om het bedrijfsleveninstrumentarium te vereenvoudigen, om een einde te maken aan die wirwar, zal het fonds een rol spelen. Het worden geen dubbelingen, ofschoon de doelstellingen natuurlijk wel gelijk kunnen lopen. Je moet leren van een instrument dat goed werkt, maar wij gaan niet precies hetzelfde doen in een ander instrument. Naast het inzetten van instrumenten met een revolverend karakter, blijft het van groot belang om te investeren in enabling environment. Dan gaat het over kadasters, over douane, maar ook over arbeidsomstandigheden. Het is een pakket dat bij elkaar blijft horen. Het uitgangspunt van het revolverende fonds is de na het debat over de regeringsverklaring Kamerbreed aangenomen motie-Slob. Er is een focus op het mkb. Wel is het goed om vast te stellen dat grote bedrijven niet in splendid isolation functioneren. In hun kielzog kunnen mkb-bedrijven tot wasdom komen en ook wat mvo betreft volgen. Unilever en andere bedrijven zijn onderdeel van een keten. Mkb-bedrijven horen daarbij. Ik moedig zeer aan dat mkb-toeleveranciers mvo-standaarden gaan of blijven hanteren.

Is het gebonden hulp? In een eerder debat bracht de heer Van Ojik dit punt al in. Wij kijken naar de nieuwe mogelijkheden van de combinatie hulp-handel-investeringen in een nieuwe wereld. Oude vormen en gedachten proberen wij daarbij te vermijden. Ik kan het mij zomaar voorstellen dat de heer Van Dijk en ik bij gelegenheid dat couplet samen kunnen zingen. Die gelegenheid is wat mij betreft niet nu.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter.

De voorzitter: U was toch niet van plan te gaan zingen?

De heer Jasper van Dijk (SP): Als u dat wilt, dan ben ik daar niet te beroerd voor. Wat is het antwoord op mijn vraag? Is het nu wel of niet gebonden hulp? Daar leven zorgen over. De minister zegt dat nog bekeken wordt hoe het precies wordt gedaan, maar stel dat zij erop uitkomt dat de FMO in feite doet wat zij wenst: kredieten verstrekken aan bedrijven in ontwikkelingslanden. Kan het daarop dan niet uitkomen? Moet dan niet gewoon de FMO worden versterkt?

Minister Ploumen: Ik was iets te huiselijk in mijn taalgebruik toen ik zei dat wij ernaar kijken. Wij zijn zeer druk bezig met de vormgeving van het fonds in consultatie met zo veel mogelijk bedrijven. Ik noem de ngo's, de bedrijven, maar ook de FMO. Ik zoek nadrukkelijk naar additioneel instrumentarium in het revolverende fonds. Er zijn instrumenten die wellicht gelijkluidend kunnen zijn aan wat de Wereldbank doet, etc. Maar de manier waarop wij die instrumenten inzetten, in overeenstemming met de motie-Slob, kan natuurlijk wel anders zijn dan de handelwijze van de FMO. De FMO is betrokken bij de gesprekken. Wij zoeken naar een meerwaarde. Het heeft geen zin om dingen over te doen. Ik spreek hier heel graag over door op het moment dat de vormgeving van het fonds tot een afronding is gekomen. Dat zal binnenkort zeer zeker gebeuren.

De heer Jasper van Dijk (SP): De andere vraag was die naar de gebonden hulp. Houdt de minister die mogelijkheid open of is het niet de wens van het kabinet om er gebonden hulp van te maken?

Minister Ploumen: Ik was even op adem aan het komen om precies antwoord te geven op die vraag. Ik heb er eerder twee dingen over gezegd. Ten eerste is die enabling environment belangrijk. Ik denk dat ik dat ook flankerend beleid kan noemen. Ten tweede zoek ik naar een hoger risicoprofiel dan de FMO. Niet om stoer te doen, maar omdat wij zien dat er kansen liggen die nu niet gegrepen worden vanwege restricties rondom het risicoprofiel. Dat is dus al een aanwijzing. Wat wil ik zeggen met een nieuwe manier van kijken naar hulp, handel en investeringen in een nieuwe tijd? Ik wil die begrippen juist achter mij laten. Ik wil het zo goed mogelijk inrichten in de huidige werkelijkheid, de behoefte van mkb'ers wereldwijd beluisterend. Als het voorstel er ligt, laat ik de kwalificaties aan de Kamer over. Vooralsnog wil ik het met nieuwe ogen bekijken.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De richting van het fonds heeft de Kamer vastgelegd in die motie van de heer Slob. De minister vat het samen als: gericht op het mkb. Ik hoor daarin niet meer Afrika of ontwikkelingslanden terugkomen. Los daarvan hoor ik van de partners waar de minister mee spreekt, dat het fonds lastig toegankelijk zal worden voor het Nederlandse mkb. De vrees is dat alleen de grotere bedrijven hieruit geld gaan halen. Kan de minister zeggen dat dat haar intentie niet is en dat zij de fondsen vooral wil richten op de meest kansarme groepen in ontwikkelingslanden om juist die toe te rusten om een inkomen te genereren?

Minister Ploumen: Ik wil het debat niet overdoen, maar ik herhaal dat de motie-Slob richtinggevend is. In het debat is daarbij gezegd dat het maximaal ODA'ble is. Ik zet in op het mkb. De invulling wordt gezocht langs de lijnen van een hoger risicoprofiel, waarbij inzicht wordt gegeven in een nieuwe manier om hulp, handel en investeringen te combineren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Tijdens de hoorzitting deed een van de partijen de suggestie om te bekijken waar echt behoefte is aan bedrijven om te investeren in die landen of om er meer handel mee te drijven. De minister en de Kamer kunnen daarmee hun doelen bereiken. In hoeverre is het mogelijk om de suggestie van de Rabobank te volgen om tien bestaande fondsen verder te versterken? Dan heb je wel een hoger risicoprofiel en zit je niet bij de FMO.

Minister Ploumen: Het is fair om te zeggen dat in deze fase geen enkele gedachte wordt uitgesloten. Wij kijken in de breedte, maar het is in deze fase nog niet aan de orde om voorkeuren uit te spreken. Ook ik ben ongeduldig en ook ik word steeds ongeduldiger, maar het einde van de voorbereidingen van het fonds is in zicht. Ik verheug mij op het debat dat wij daarover ongetwijfeld zullen voeren.

De voorzitter: Ik kijk even naar de leden. Wij lopen richting het eindtijdstip van deze vergadering. Ik weet dat een aantal leden daarna naar een volgend AO moet. Hoe lang denkt de minister nog nodig te hebben voor haar beantwoording?

Minister Ploumen: Ik heb nog een aantal vragen waar ik snel doorheen wil.

De voorzitter: Wij gaan straks een korte tweede termijn houden, waarin ik de heer Verhoeven en mevrouw Van Tongeren als eerste het woord wil geven, omdat zij snel weg moeten.

De heer Jan Vos (PvdA): De heer Verhoeven heeft steeds een ander argument om als eerste het woord te voeren.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik zei al iets over Trafigura en de veroordeling die heeft plaatsgevonden. Ik heb gehoord wat mevrouw Van Tongeren van GroenLinks zei over de advocatenkantoren die ertussen zijn geplaatst. Ik zeg graag toe dat ik daarover met collega Weekers zal spreken. Op een zeker moment komen wij er ongetwijfeld op terug. Ik kan het mij voorstellen dat de kwestie zo complex is, dat het gratuit zou zijn om hier toezeggingen te doen. De heer Weekers en ik spreken elkaar regelmatig, ook over het onderzoek dat wij mede op instigatie van de heer Van Dijk van de SP hebben gedaan naar belastingverdragen met een aantal ontwikkelingslanden. Er is intensief overleg gaande over de vraag welke landen in het onderzoek moeten worden meegenomen. Ook moet bekeken worden welk deel van het onderzoek wij het beste zelf kunnen doen en welk deel wij misschien beter kunnen uitbesteden aan andere partijen. Verder moet bezien worden welke onderdelen van de verdragen bij het onderzoek betrokken moeten worden. Wij hopen van harte dat wij voor de zomer aan de Kamer kunnen rapporteren over de uitkomsten van dit overleg. Dan is er vast aanleiding om er verder over te spreken.

Dan het rapport van de Fair, Green and Global Alliance. Ik heb de alliantie deze week op bezoek gehad, waarbij het rapport aan mij overhandigd is. Het rapport is linea recta het mapje ingegaan met stukken die wij moeten overwegen bij het schrijven van de nota. Ik weet niet of het formeel aan de minister is om een assessment van zo'n rapport te geven, maar ik vind het heel erg goed dat de dilemma's aan de orde zijn gesteld. Wij moeten niet doen of hulp, handel en investeringen geen enkel dilemma kennen. Wij zullen er ongetwijfeld vaak over spreken. De dilemma's zijn goed uitgewerkt. Ik neem dit heel erg graag mee. «Meenemen» is in dit verband niet in een tasje stoppen. Nee, ik wil goed nadenken over de manier waarop wij de naar voren gebrachte punten kunnen opnemen. Als wij het niet doen, willen wij aangeven waarom. Ik ben dus zeer blij met het rapport in deze fase.

Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd naar de geïntegreerde rapportage in het kader van jaarverslagrichtlijnen. Ik sprak deze week de heer Bakker, die betrokken is bij het Global Reporting Initiative. Wij willen dit heel graag in Europees en liefst in breder verband aankaarten. Ik heb zeer aanmoedigende geluiden laten horen. Het is duidelijk dat wij hierin samen kunnen optrekken. Het is een voorbeeld van een multistakeholderinitiatief. De stappen die wij zetten moeten wel in overeenstemming zijn met de Europese stappen. Het ligt in een la, maar de la staat open en het is niet de onderste.

De heer Verhoeven vroeg hoe wij de rol van de ambassades moeten zien in het kader van het imvo. Ze spelen daarin een heel goede rol, zowel bij het begeleiden van individuele bedrijven, als bij het opzetten en onderhouden van bredere dialogen. Ik denk dat wij hier moeten vaststellen dat dit ondanks de bezuinigingen op het postennetwerk een prioriteit is en zal blijven.

Mevrouw Thieme heeft duurzame palmolie een verzinsel genoemd. Ik neem daar afstand van. De ronde tafel over palmolie is een platform waarin de verschillende partijen werken aan een standaard voor duurzame palmolieproductie. Daar zijn ngo's, lokale organisaties, grote en kleine producenten, maar ook retailers en verwerkers bij betrokken. Die ronde tafel heeft een governancemechanisme. Men neemt dat uitermate serieus en is bezig met initiatieven rond het tegengaan van ontbossing, samen met de overheid van de VS. Ik heb mij daarbij aangesloten. Daar waar een groen sausje over lamsvlees misschien lekker is, is hier niet aan de orde dat het zomaar een sausje zonder inhoud is.

Wat het dierenwelzijn betreft merk ik op dat de imvo-kaders generiek en algemeen zijn, maar als het gaat om het beoordelen van ondersteuning van mogelijke financieringen, is er altijd sprake van maatwerk. Wij nemen daar de imvo-kaders bij, maar wij kijken aanvullend naar andere standaarden, zoals de Europese normen voor dierenwelzijn. Ik meen dat wij daarop in de antwoorden op Kamervragen van mevrouw Thieme over de financiering van megastallen reeds zijn ingegaan.

Voorzitter, ik ben door mijn reacties heen.

De voorzitter: Dan zijn wij toe aan een korte tweede termijn.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter, dank voor de mogelijkheid om als eerste het woord te voeren. Ik vraag een VAO aan en ben erg tevreden met een aantal toezeggingen van de minister. Wil de minister in Europees verband de wens meenemen om tot geïntegreerde rapportages te komen? Kunnen de ODA-criteria worden gevolgd bij het inzetten van het revolverende fonds?

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Dank aan de minister voor de uitgebreide beantwoording. Het is goed dat Nederland op een aantal gebieden vooroploopt. Wij moeten ervoor zorgen dat dat zo blijft. Het is mooi dat de toezegging van de vorige bewindspersoon op dit onderwerp onverkort geldt. Ik ben heel benieuwd naar de visies en de actieplannen die de minister allemaal gaat brengen, zeker ook om te zien of het proefballonnetje van een toezichthouder wat lucht ingeblazen kan krijgen.

De kaders zijn mijn belangrijkste punt. Ik heb altijd het gevoel dat je maar één kader moet hebben. Meerdere kaders werken heel verwarrend. Ik wil dus één kader met daarbinnen verschillende instrumenten waarvoor je een invulling kiest. Dat is terminologie, maar ik hoop dat de minister begrijpt wat ik bedoel.

Ik ben blij met het aanspreken van Italië, Frankrijk en het VK als het gaat om de oliebedrijven in Nigeria.

Wij wachten vol spanning af hoe het met het fonds gaat aflopen. Ik herinner aan mijn vraag over het affakkelen.

Heineken wordt voortdurend gelouterd om de internationale prestaties op het gebied van mvo. Als ik echter zie hoe het bedrijf in ons eigen land omgaat met onze kroegbazen, dan vraag ik mij af in hoeverre dat internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen windowdressing is. Ik hoop dat de minister er kritisch naar blijft kijken.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor haar beantwoording en positieve reacties als het gaat om het NCP. Wij kunnen allerlei regels bedenken, maar als wij geen toezichthouder hebben, blijft het geduldig papier.

Ik dank de minister voor haar inzet voor eerlijke supermarkten. Ik begrijp dat de aangenomen motie als leidraad wordt gebruikt voor de besprekingen met de sector.

Ik heb nog een vraag over het sustainablematchsysteem voor handelsmissies. De minister zal binnenkort naar Bangladesh gaan. Omdat dit de eerste handelsmissie met dit systeem is, vraag ik haar of zij de Kamer over die reis wil rapporteren. Wij moeten inzicht krijgen in de resultaten van het systeem.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Ik kom terug op het revolverende fonds. Wij hebben daar in een hoorzitting over gesproken, waaruit ik een paar dingen heb opgepikt. Als iets goed werkt, kun je het opschalen. Je hoeft niet per definitie iets nieuws te verzinnen. Als wij dingen goed doen, moeten wij daar gewoon verder mee gaan. Triple Jump was hier aanwezig. Dat fonds is begonnen met enkele tientallen miljoenen euro's en nu, tien jaar later, bevat het 300 miljoen euro en heeft het een hoog rendement. Het is een successtory. Wij zijn heel goed in die vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen. De FMO heeft tussen 1991 en 2005 650 miljoen gekregen en heeft daarmee inmiddels 10 miljard aan kredieten uitgezet. Dat zijn succesverhalen waar wij als land trots op mogen zijn. Internationaal hebben wij echt een vooruitstrevende positie.

Te veel opsplitsen is niet goed. Op de hoorzitting werd gezegd dat wij het als een eenheid moeten zien. Een fonds van 300 miljoen is in feite erg klein als je het goed wilt managen.

De voorzitter: Wilt u afronden?

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb mijn interrupties opgespaard en ik wil dit echt even naar voren brengen.

Wij moeten het met het fonds vooral daar doen. De FMO ondersteunt zeventien bedrijven, maar het gaat vooral om het versterken van de bedrijven in de landen. Daarbij moet ook aan onze geopolitieke belangen worden gedacht. Hoe werkt China op dit moment? Welke grondstoffenpositie nemen wij in? Nederland kan meegaan met een aantal snellegroeisectoren, bijvoorbeeld cleantech.

Ik maak een slotopmerking. De heer Verhoeven heeft de vergadering verlaten. Vlak voordat hij vertrok, gebruikte hij het woord «affakkelen». De wijze waarop mijn serieuze voorstel voor een nationale toezichthouder verantwoord ondernemen door hem keer op keer werd afgedaan als een proefballonnetje, heb ik niet gewaardeerd.

De voorzitter: Dit zal worden doorgeleid naar de heer Verhoeven.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. De wijze waarop de SP wat kort door de bocht ging als het gaat om de CDA-inzet op dit terrein de afgelopen jaren, bestrijd ik. Ook andere partijen refereerden eraan dat er mede dankzij het CDA een aantal stappen zijn gezet. Dat wil ik hier even markeren. Wat ons betreft gaan wij door met de «carrot and stick»-benadering. Misschien zijn er meer mogelijkheden om met staatssecretaris Weekers te bekijken hoe bedrijven die het goed doen, fiscaal wat meer beloond kunnen worden. Misschien kunnen wij het wat lastiger maken voor bedrijven die het minder goed doen.

Wat is het eindbeeld van de minister voor transparantie in de steenkoolketen daarbij?

De minister heeft aangegeven dat het instrumentarium additioneel moet zijn en dat het elkaar moet versterken. Er komt een herziening waardoor het aantal instrumenten mogelijk kleiner zal worden. Ik vind het heel belangrijk dat hier in overleg met het bedrijfsleven naar wordt gekeken, zodat er dingen gebeuren waar wij behoefte aan hebben en die zoden aan de dijk zetten.

Als er revolverende fondsen zijn, moeten ze een bepaalde grootte hebben. Collega Vos refereerde daar al aan. Het is ook denkbaar dat je het grote fonds van 750 miljoen opknipt in tien delen en vervolgens andere fondsen een extra grootte geeft. Dat is best een mogelijkheid. Wanneer krijgen wij die visie op het instrumentarium?

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik ben blij dat het CDA de vrijblijvendheid voorbij is. Dat wordt een mooie nieuwe periode.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Flauw!

De heer Jasper van Dijk (SP): Het is ook mooi dat mevrouw Mulder voor een stevige toezichthouder is. Fijn dat die meerderheid alleen maar groter wordt.

De minister heeft veel beloftes gedaan. Ik zie dat als een halfvol glas. Ik heb groot opgeschreven: voor de zomer. Wij krijgen veel uitwerkingen voor de zomer. Ik zal straks goed luisteren naar de voorzitter als hij de toezeggingen gaat voorlezen: toezichthouder, exhibitierecht, kader, belastingverdragen.

De minister zei dat zij de voorstellen van de Fair, Green and Global Alliance meeneemt. Ik zou graag horen in welke brief dat gebeurt, in de grote fusiebrief of in een andere.

Ik vraag minister of zij mijn mening deelt dat het motto bij mvo niet altijd moet zijn «vrijwillig maar niet vrijblijvend», maar soms ook «succesvol want niet vrijblijvend».

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik merk dat de SP een beetje blijft hangen in een oude manier van denken en doen. Dat is jammer.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik ben heel blij dat het CDA uit de oude manier van denken is geraakt. Ik zie de nieuwe voorstellen met belangstelling tegemoet.

De voorzitter: Ik ben blij dat er zo veel blije mensen aan tafel zitten.

Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Ook mijn fractie heeft gevraagd om een andere manier van denken. De Kamer heeft mijn motie aangenomen waarin staat dat het buitenlandbeleid moet zijn gericht op het verkleinen van de ecologische voetafdruk in het buitenland. Dat vraagt om een actieve rol van de overheid. Ik heb daar nog geen reactie op gekregen. Een aantal onderdelen van het mvo zou je in dialoog met het bedrijfsleven kunnen bespreken, maar juist die oproep tot het verkleinen van de ecologische voetafdruk betekent minder consumeren, omdat de aarde nu eenmaal een beperkt aantal reproduceerbare grondstoffen kan produceren. Dat kun je niet aan het bedrijfsleven overlaten, omdat dat tegen het hele principe van het bedrijfsleven ingaat, namelijk produceren. Minder consumeren betekent minder winst. De overheid moet dat doorbreken, simpelweg omdat wij niet op de oude voet door kunnen gaan.

Voorzitter: Van Dijk

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Is de minister zich ervan bewust dat in het regeerakkoord wordt aangedrongen op een kleinere overheid, minder regelgeving en minder regeldruk voor het bedrijfsleven? Hoe verhoudt zich dat met de zaken die wij hier bespreken?

Voorzitter: Ziengs

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de leden voor de opmerkingen over het revolverende fonds. Wij gaan de afwegingen maken. Dat geldt ook voor het door de heer Van Dijk genoemde rapport. De dilemma's die daarin geschetst worden, zijn niet de enige dilemma's die zich voordoen. Ze zullen onderdeel uitmaken van de beleidsnota over handel en ontwikkelingssamenwerking.

Ik zal de toezeggingen die ik heb gedaan niet in losse brieven naar de Kamer sturen, maar onderdeel laten vormen van het nationale actieplan. Dan wordt duidelijk hoe de afwegingen zijn uitgevallen. Die nota zal de Kamer ruim op tijd voor de zomer bereiken.

De heer Verhoeven vroeg of ik de zaken kritisch zal blijven volgen. Dat is vanzelfsprekend het geval.

Ik ga in op het element van de groene groei. In het regeerakkoord staat dat wij streven naar duurzame groei. Kabinetsbreed komen wij met een nota. Een aantal van de geformuleerde ambities zullen daarbij aan de orde kunnen zijn.

Mevrouw Thieme (PvdD): Groene groei gaat nog steeds uit van meer produceren, terwijl wij erop wijzen dat er een fysieke begrenzing is aan wat de aarde jaarlijks aan reproduceerbare grondstoffen kan produceren. Je zult echt minder moeten gaan consumeren. Een motie van ons om onze ecologische voetafdruk in het buitenland te verkleinen is aangenomen. Dat gaat lijnrecht in tegen de missie van het bedrijfsleven, namelijk meer produceren. Als je minder gaat consumeren, heb je dus minder winst. De overheid heeft een rol om daar in het kader van mvo anders naar te kijken.

Minister Ploumen: Ik heb altijd begrepen dat het bedrijfsleven niet zozeer meer wil produceren, als wel zich richt op winstgevendheid. Dat zegt iets over de manier waarop het bedrijfsleven, daartoe aangemoedigd door de overheid, kan omgaan met productie. Ik zie dit minder als een spanningsveld. Het mag geen semantisch debat worden; dat zou veel te gemakzuchtig zijn. Het gaat niet alleen over de vergroting of de verdeling van de koek, maar ook over hoe de koek eruit moet gaan zien. Wellicht dat mevrouw Thieme en ik daar elkaar op een zeker moment kunnen vinden.

Leidt het tot meer regels? Als je nieuwe regels bedenkt die passen bij een nieuwe situatie, moet je ook kijken naar de regels die er al waren. Die kunnen dan misschien verdwijnen. Het gaat om betere en slimmere regels die op een goede manier toe te passen en te handhaven zijn.

Wat is het einddoel van de minister rondom de transparantie in de ketens? Nederland is ambitieus. Er valt nog wel wat werk te verrichten bij de partners, zowel binnen de EU en de westerse wereld, als daarbuiten. Het einddoel schuift elke keer een stapje op en dat is maar goed ook. Wij worden met elkaar veeleisender. Innovatie helpt enorm bij het bewerkstelligen van transparantie en van andere manieren van produceren. Ik streef naar maximale transparantie met inachtneming van randvoorwaarden als regeldruk, handhaafbaarheid, enz. In Europees verband wordt gewerkt aan maximaal draagvlak. Dat is de vrijblijvendheid voorbij.

Ik heb de goede gewoonte om de Kamer schriftelijk verslag te doen van economische missies. Er komen er een aantal aan. Ik heb begrepen dat een aantal bedrijven voor de missie naar Bangladesh heeft afgezegd vanwege de veiligheidssituatie aldaar. Wij stellen de missie een aantal weken uit, want er deden uiteindelijk te weinig bedrijven mee. Ik vind het jammer, maar ik respecteer de afwegingen van individuele bedrijven.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Wat zijn de obstakels om te komen tot transparantie over steenkool?

Minister Ploumen: Ik spreek binnenkort met de CEO's van de energiebedrijven. Dit is bij uitstek een onderwerp dat ik dan aan de orde zal stellen.

Mevrouw Thieme (PvdD): Betalen de bedrijven die reizen zelf?

Minister Ploumen: Ik hoor van mijn ambtenaren dat zij die inderdaad zelf betalen en ik denk dat dat op uw instemming kan rekenen.

De voorzitter: Mevrouw Van Tongeren heeft aangegeven dat zij een VAO wenst. De griffier heeft de toezeggingen van de minister genoteerd.

  • De minister stuurt de Kamer eind dit jaar een eerste overzicht van wereldwijde mvo-risico's voor Nederlandse bedrijven.

  • De Kamer ontvangt voor de zomer een nationaal actieplan mvo, waarin de minister ook zal ingaan op de mogelijkheden van verruiming van het exhibitierecht.

  • De minister rapporteert de Kamer medio 2013 over de voortgang en de resultaten van de steenkooldialoog en het Europese initiatief Bettercoal.

  • De Kamer ontvangt voor de zomer een rapportage van de uitkomsten van het onderzoek inzake het scannen van belastingverdragen met ontwikkelingslanden.

  • De Kamer ontvangt een verslag van de sustainablematchmissie.

De heer Jan Vos (PvdA): De nationale toezichthouder verantwoord ondernemen zou ook worden meegenomen in het nationale actieplan.

De voorzitter: Dat kunnen wij eraan toevoegen.

Sluiting 13.15 uur.