Kamerstuk 26419-48

Verslag van een algemeen overleg

Toerisme en recreatie

Gepubliceerd: 25 november 2011
Indiener(s): Boris van der Ham (D66)
Onderwerpen: cultuur en recreatie economie recreatie toerisme
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26419-48.html
ID: 26419-48

Nr. 48 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 november 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 26 oktober 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 5 februari 2009 over het Advies van de Taskforce Versterking Recreatietoervaart (29 576, nr. 77);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 november 2009 over de Watersportbijdrage (29 576. nr. 80);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 16 juni 2011 over de Reactie op de sectorvisie «Versterken en Veraangenamen» van Gastvrij Nederland en beantwoording vragen commissie over recreatie (26 419, nr. 44);

  • de brief van de regering d.d. 17 juni 2011 over de lijst van vragen en antwoorden inzake de Gastvrijheidseconomie van de voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, B. van der Ham (D66) (264 19, nr. 45);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 6 november 2011 over de Aanbieding van de evaluatie Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) 2008–2010 (26 419, nr. 46);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 5 september 2011 over de Nederlandse deelname aan Wereldexpo 2010 te Sjanghai (26 419, nr. 47).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De griffier van de vaste commissie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Paulus Jansen

Griffier: Blacquière

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Paulus Jansen, Smeets, Ziengs, Van Bemmel, Koppejan en Verhoeven,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open de vergadering en heet de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie welkom, evenals de vele belangstellenden in de zaal. Ik heb begrepen dat er in de Aletta Jacobszaal ook nog mensen zitten die hier niet terechtkonden. Ik hoop dat zij de vergadering goed kunnen volgen, ook wat het beeld betreft. Wij hebben twee uur de tijd voor dit algemeen overleg, dus ik stel voor om de spreektijd te bepalen op zeven minuten per fractie. Ik sta twee interrupties toe. Degenen die het erg zuinig aan doen met hun spreektijd, krijgen een interruptie extra.

Het woord is aan de heer Ziengs van de VVD-fractie.

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. Als ik al het publiek hier zie, besef ik hoe belangrijk het toerisme is, wetend dat in de zaal hiernaast ook nog een aantal belangstellenden is aangeschoven. In de politiek roepen wij natuurlijk altijd wel hoe belangrijk het toerisme is, maar wij moeten dat niet alleen met de mond belijden; wij moeten ook met voorstellen komen. De VVD-fractie vindt toerisme belangrijk. Wij zien dat het moeilijk gaat met de economie. De economie heeft impulsen nodig, en het toerisme draagt daaraan zeker bij, ook wat betreft werkgelegenheid, met name in het lagere segment. Ik denk daarbij aan Wajong-jongeren en aan gebieden waar sprake is van krimp. Als daar vakantieparken worden gebouwd en er toerisme komt, blijft de leefbaarheid in de kernen overeind. Maar dan ... de toeristenbelasting. We hebben het toerisme in de been geholpen. We zorgen ervoor dat de toerist bij ons komt in al die gemeenten. We zorgen ervoor dat hij daar zijn gespaarde centjes uitgeeft ... en als beloning ziet hij vervolgens op zijn rekening het woord toeristenbelasting verschijnen. Dat is een belasting uit het verleden, waar wij in deze nieuwe tijd echt vanaf moeten. Het klinkt niet alleen heel knullig, maar het klinkt ook heel ongastvrij, terwijl wij voor een gastvrijheidseconomie zijn. Op termijn zouden wij daaraan iets moeten doen, terwijl ik overigens heel goed weet dat er een bestuursakkoord ligt en dat de gemeenten daarover gaan. Wij gaan daar in principe niet over, maar wij hebben natuurlijk wel met elkaar in het verleden een wet in het leven geroepen, waardoor de gemeenten de toeristenbelasting kunnen heffen.

Ondernemers die ik spreek zeggen dat zij best wel bereid zijn om bij te dragen aan zaken die ten dienste staan van diezelfde toerist. Het moet echt een doelbelasting worden. Zij zijn daar best toe bereid en zien nog liever dat elke ondernemer eraan meebetaalt. Laten wij dit stapsgewijs aanpakken. Ik geef de staatssecretaris dan ook de boodschap mee: ga nu eens naar de VNG en maak de gemeenten duidelijk dat een toeristenbelasting zeer ongastvrij is en administratieve handelingen veroorzaakt. Het is eigenlijk iets wat op termijn zou moeten worden afgeschaft. Op dit moment zou in elk geval de uitspraak kunnen worden gedaan dat het een doelbelasting moet zijn. Ik wil daarover graag een uitspraak van onze staatssecretaris.

Het voorstel dat ik nu doe staat haaks op wat ik afgelopen zomer in de Telegraaf las, namelijk dat mijn collega van D66 kennelijk van mening was dat iedere gemeente maar toeristenbelasting moest gaan heffen. Een gedeelte daarvan moest naar het Rijk vloeien. Daar zijn wij in elk geval niet voor, dat merkt u wel aan mijn reactie.

De heer Verhoeven (D66): Ik had mijn vinger al opgestoken om te mogen interrumperen ruim voordat de heer Ziengs begon aan het verdraaien van mijn betoog van een paar maanden geleden, wat ik hem overigens niet kwalijk neem. De heer Ziengs wil de staatssecretaris ertoe bewegen, de toeristenbelasting af te schaffen. Gezien de geluiden van de ondernemers kan ik mij daar best iets bij voorstellen, maar wat vindt de heer Ziengs van het feit dat dit kabinet een enorme bezuiniging bij de gemeenten doorvoert en dat elke gemeente heel veel taken erbij krijgt maar bijna geen geld? De gemeenten zeggen allemaal: wij zullen op de een of andere manier geld moeten genereren. Zij gaan daarvoor steeds meer de toeristenbelasting gebruiken. Is het niet zo dat ook de VVD schuldig is aan het feit dat steeds meer gemeenten deze belasting gaan gebruiken zonder het geld voor toerisme in te zetten?

De heer Ziengs (VVD): Het zou wel erg gemakkelijk zijn als ik u daar zomaar mee liet wegkomen. U weet natuurlijk ook wel dat het beleid van de VVD erop gericht is om met name naar het apparaat te kijken. Het gaat niet alleen om de gemeentelijke overheid, maar ook om de landelijke overheid. Wij hebben daarin ook stappen gezet. Wij maken alles kleiner en gaan met minder ministeries werken. Wij verwachten ook van de gemeenten dat zij zaken efficiënter gaan organiseren. Dat betekent dus niet dat zij alles maar laten zoals het is en vervolgens de gaten in de begroting gaan dichten met toeristenbelasting. Dat is nadrukkelijk niet de bedoeling. Ik heb daar vorig jaar met mijn collega Van der Burg vragen over gesteld. Die vragen hadden tot doel de gemeenten duidelijk te maken dat de gaten niet moeten worden opgevuld door de toeristenbelasting te verhogen, maar door simpelweg naar de eigen organisatie te kijken en deze efficiënter in te richten.

De voorzitter: De vragen en antwoorden mogen best iets korter.

De heer Verhoeven (D66): Wil de heer Ziengs de toeristenbelasting afschaffen via een interventie van de staatssecretaris of wil hij er een doelbelasting van maken, waarbij elke cent die door de gemeente via de toeristenbelasting wordt opgehaald, ook daadwerkelijk aan toeristische activiteiten wordt uitgegeven? Dat is mij nog niet helemaal duidelijk.

De heer Ziengs (VVD): Gelukkig spreek ik geen Spaans. Wat ik heel duidelijk aangaf is dat ik nu met de boodschap wil komen dat het een doelbelasting zou moeten worden, maar u hebt mij ook de wens horen uitspreken dat op termijn de systematiek van de toeristenbelasting wordt afgeschaft, omdat het heel veel administratieve lasten met zich brengt. Ik heb ook aangegeven dat ondernemers best bereid zijn om mee te betalen aan allerlei voorzieningen. Je zou het op een andere manier kunnen organiseren, zodanig dat je daarmee geen gaten in de begroting schiet maar wel van een deel van de administratieve lasten af bent.

Mevrouw Smeets (PvdA): U zegt: op termijn zou dat mijn wens zijn. De VVD zit nu onder anderen aan de knoppen. Wat let u om dat dan te regelen? U hebt van de zomer een toer gemaakt, evenals de meeste woordvoerders toerisme. Tijdens die toer hebt u beloofd om de toeristenbelasting om te vormen tot een ondernemersfonds. Dat is iets anders dan een doelbelasting. U hebt dat gezegd in het recreatiepark de Beerze Bulten. Is dat plan in rook opgegaan of hebt het even gestald?

De heer Ziengs (VVD): De VVD zit heel duidelijk in de regering. Maar ik heb ook aangegeven in mijn betoog dat wij te maken hebben met een bestuursakkoord. De handtekeningen daarvan zijn nog maar net opgedroogd. Ook voor de VVD geldt: handtekening is handtekening en afspraak is afspraak. Wij kunnen de komende periode niet al te veel doen op dat gebied. Dat is de reden waarom ik het nu benoem als een doelbelasting. Dat is een eerste stap die ik op dit dossier wil zetten.

In de Beerze Bulten heb ik inderdaad het BIS-model ter sprake gebracht. Ik heb dat heel nadrukkelijk gedaan om aan te geven dat wij naar andere modellen moeten gaan kijken, om uiteindelijk toch te komen tot het genereren van middelen voor het toerisme. Daarom heb ik in het tweede gedeelte van mijn betoog aangegeven dat wij ook kijken naar alternatieven. Ik heb het idee dus niet gestald; het is onderdeel van een plan dat wij de komende tijd willen gaan uitvoeren om de toeristenbelasting uiteindelijk op een andere manier in te richten: gemakkelijker en administratief eenvoudiger.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik concludeer dan dat u, afhankelijk van de antwoorden van de staatssecretaris, in de tweede termijn zult aangeven hoe het verder moet met uw plan wat betreft de toeristenbelasting.

De heer Ziengs (VVD): Er zijn nog andere momenten waarop dit onderwerp weer kan terugkomen, dus ik voel mij niet direct verplicht om daar in de tweede termijn nader op in te gaan.

Dan kom ik nu te spreken over de regeldruk. De VVD wil naar een vorm van inspectievakantie. Dit houdt in dat wij bij ondernemers die met heel veel inspecties worden geconfronteerd, maar aangetoond hebben dat zij een aantal jaren hun zaken al goed voor elkaar hebben, steekproefsgewijs willen gaan controleren, bijvoorbeeld een keer in de drie jaar. Met name wil ik de aandacht van de staatssecretaris vragen voor meerdere inspecties die op hetzelfde onderwerp plaatsvinden. Ik denk daarbij aan de Legionella-inspecties, waarbij zelfs vier verschillende instanties zich bezighouden met dezelfde inspectie. Ik noem de provincie, de nVWA, de waterleidingbedrijven en de VROM-inspectie. Het zou toch fijn zijn als het in één keer kon worden aangepakt, waarbij de controle van de zwembaden, de glijbanen, de horeca et cetera wat betreft Legionella in één keer plaatsvindt, en de ondernemer niet vier of vijf keer per jaar wordt lastiggevallen met dergelijke inspecties?

Mijn derde punt betreft deze rechtstreekse vraag aan de staatssecretaris: hoe staat het nu met het ondernemersdossier? Op welke termijn kunnen wij verwachten dat het allemaal goed gaat draaien?

Mijn laatste punt betreft het project Recreatie en regeldruk. Dat blijkt al een tijdje te lopen. Ik heb de indruk dat het een beetje op zijn gat ligt. Ik begreep uit de tijd dat het nog draaide dat er wel degelijk zaken ter tafel kwamen waar wij iets aan hadden. Ik wil graag weten wat daarmee gaat gebeuren.

Bij de begrotingsbehandeling zal ik nog terugkomen op de bezuinigingen op het NBTC. Ik kom dan met concrete voorstellen om te bezien hoe wij op dat punt kunnen gaan ombuigen.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ongelooflijk, wat een opkomst op de publieke tribune, ook in de andere zaal! Het is fantastisch om te zien hoe dit leeft in Nederland. Vandaag spreken wij over een branche waarin 35 mld. omgaat. Die branche lijkt overigens soms wel eens te zijn vergeten, omdat de Kamer er nauwelijks over spreekt. Vergeten ook, omdat dit debat oneindig vele malen is uitgesteld. Vergeten, omdat het voor de vele hardwerkende ondernemers vaak moeilijk is om hun stem in de politiek te laten horen. Zo spreken wij nu ongeveer vier keer per week over een nagenoeg failliete boedel – ik heb het natuurlijk over Griekenland – maar over deze uitermate belangrijke branche, waar 400 000 mensen hun werk vinden, de toerismebranche, spreken wij nauwelijks.

Wij hopen in dit debat natuurlijk wat te bereiken. Laat ik beginnen met een algemeen punt van ergernis, de Europese natuurambities, die tot uitdrukking komen in Natura 2000 en bijvoorbeeld ook in de ehs-plannen, in de jaren negentig in het leven geroepen door linkse geitenwollensokkentypes, met als belangrijkste uitdaging de creatie van nieuwe natuur. Dat merken ondernemers nog steeds, want zij worden niet betrokken bij het bouwen van deze nieuwe natuur. Zo was ik van de zomer bij een recreatieondernemer op Texel. Deze man had het mooie plan om een golfbaan aan te leggen. Met de regelgeving die daarop werd losgelaten, is de golfbaan er nog steeds niet, maar de doelgroep voor wie deze bedoeld was, is op natuurlijke wijze, door ouderdom, allang overleden. Hij had mooie plannen, maar ja, er was een of ander exotisch konijn gespot en er was een paardenstaartlibelle ontdekt in het brandnetelveld. Massaal sprongen de milieufreaks erop af. Wij leven met bijna 17 miljoen mensen in dit land. 17 miljoen mensen; ik zou bijna zeggen: doe eens even normaal, man. Je kunt er in een overbevolkt land als dit geen grootschalige natuurambities op nahouden. Jazeker, de Nederlanders houden best van natuur. Maar na een half uur bosgebied is het wel eens tijd voor een terrasje. Ook is het mooi dat een recreatieondernemer ergens nog een mooi strandje heeft aangelegd met watersportmogelijkheden. Ik durf te wedden dat veel van onze linkse Kamercollega's van de zomer overal te vinden waren tijdens de vakantie, maar niet in de natte as, ergens tot hun knieën in de modder in de brandnetels in de Krimpenerwaard. Als er al toeristen zijn in de Krimpenerwaard, zitten zij in het Loetbos. Dat is een kunstmatig aangelegd bos met, inderdaad, dat restaurantje. Kortom, recreatieondernemers dienen hierbij het voortouw te hebben. Laat ondernemers gewoon samen met realistische natuurmensen tot een invulling komen van natuurgebieden en laat het niet zo zijn dat een gebied, als daar een Oostchinese zwarte rugkever is gesignaleerd, wordt afgesloten en tot stiltegebied wordt verklaard, zoals onlangs is gebeurd. Hoe staat de staatssecretaris hier tegenover? Er zijn genoeg ondernemers die hier iets in zien en graag bij de ontwikkeling van die natuur betrokken zouden willen worden.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik zou aan de heer Van Bemmel van de PVV graag een heel eenvoudige vraag willen stellen. Is hij het met mij eens dat natuur één van de pijlers – en ook een belangrijke – is van de gastvrijheidsector?

De heer Van Bemmel (PVV): Ja, en dat is dan precies natuur die in samenspraak met recreatieondernemers ontwikkeld dient te worden. Wij kunnen op twee manieren over natuur spreken. De eerste is: natuur met een hek eromheen, waar niemand mag komen. Daar heeft niemand wat aan. Of wij hebben het over natuur waar de toeristen en de recreatiebranche van kunnen profiteren.

Mevrouw Smeets (PvdA): Dan ben ik in ieder geval blij dat u ook vindt dat het een belangrijke pijler is, maar dan begrijp ik niet dat wij af moeten van natuur, want zo begrijp ik uw inbreng. U hebt het over een minuut ergens lopen en dan een terrasje vinden, maar ik heb net met een aantal recreatieondernemers gesproken, van wie er een heel duidelijk toeristen langs krijgt die alleen maar komen voor de natuur en voor rust, maar niet voor terrasjes.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik had het over een half uur wandelen. In een half uur kun je een heel eind lopen. U hebt het over een minuut. Ik weet niet hoe het met de natuur in uw provincie is gesteld, maar bij ons kun je nog wel een half uur lopen. Ik zal u vertellen dat het mooiste natuurgebied van Zoetermeer is gebouwd op een vuilnisbelt, in samenspraak met ondernemers.

Voorzitter. Het wordt tijd om hier iets aan te doen. Ik geef nog een praktisch voorbeeld. Ik was dit voorjaar in Overijssel. Het was de enige dag in het voorjaar waarop het regende, helaas. Wij hebben wel een mooie rondvaart gemaakt. Wij voeren toen door de Weerribben. Wat ik nu zo mooi vond: ik zat in die boot en ik kreeg een soort flashback; ik ben in Florida, in de Everglades! Daar leek het echt op. Wat heb je nu in de Everglades? van die prachtige airboats, waarmee je gewoon keihard door die mooie gebieden kunt varen. In Florida kijk je uit die airboat en dan zie je het «wildlife». Kijk ernaar en geniet ervan; je jaagt het echt niet weg. Ik deed het voorstel aan de plaatselijke boswachter, maar die is tot dit moment nog steeds niet bij kennis. Over de natuur heb ik een column geschreven in de Dagelijkse Standaard. Die overhandig ik bij dezen aan de heer Bleker.

Nog zo'n ergernispunt: de toeristenbelasting. Veel ondernemers in de recreatiebranche worden er helemaal gek van. Deze is in de jaren zeventig in het leven geroepen en wordt tegenwoordig vooral gebruikt om de gaten in de gemeentebegroting te dichten, over de ruggen van de toeristen. Er zijn gemeenten die naar hartelust de toeristenbelasting verhogen en deze gewoon in de pot algemene middelen stoppen. Zo wordt de toerist uitgekleed en wordt er tegelijkertijd een cursus Anatolisch breien van gesubsidieerd. De toekomstige toerist, die hiervoor betaalt, zal er nooit profijt van hebben. Toeristen hebben geen stemrecht in de stad, dus wie heeft er last van? Kind van de rekening zijn ondernemers en werknemers die van het toerisme afhankelijk zijn.

Ik geef een mooi voorbeeld uit Den Haag, met de PvdA en onze grote vrienden van D66 in het college. De strandtenthouders hadden de hele zomer geen mooi weer gehad. Eindelijk werd het mooi weer, maar toen werd men gedwongen om alsnog de tenten dicht te doen. Je betaalt al heel veel toeristenbelasting, maar uiteindelijk moet dan je tent dicht. Kun je eindelijk je omzet maken, maar nee hoor, regels zijn regels. Hoe haal je het in je hoofd, zou ik zeggen.

Amsterdam is kampioen toeristenbelasting. Daar treitert men de winkeliers. Men haalt de rekken weg; niets mag er, maar men mag wel toeristenbelasting betalen.

Ik noem ook nog wat positieve voorbeelden, want niet alle gemeenten doen het slecht. Ik noem bijvoorbeeld Soest en Texel. In samenwerking met de gastvrijheidsector hebben deze gemeenten afgesproken hoeveel toeristenbelasting er geheven wordt. Ondernemers mogen meepraten over de besteding van het geld. Dat is toch een mooi initiatief zou ik zeggen. Andere gemeenten, zoals Hoorn en Bunschoten, schaffen de toeristenbelasting af, omdat zij vinden dat zij aantrekkelijk moeten zijn voor toeristen. Dit zijn prima initiatieven, die laten zien hoe het dus ook kan.

Kunnen de gemeenten zich niet gewoon verantwoorden voor wat zij met de opbrengst van de toeristenbelasting doen? Van de zomer ben ik in Kroatië geweest. De hele stad waar ik verbleef, had wifi. Dat is natuurlijk een mooi initiatief voor de toeristen. Mijn collega had het over een doelbelasting. Kunnen de gemeenten de gelden niet gaan oormerken, waarbij wij de gemeenten afrekenen, in de trant van: jullie heffen toeristenbelasting, maar wat doen jullie er eigenlijk voor? Ik vind dat de overheid daar best eens naar kan kijken.

De heer Verhoeven (D66): De heer Van Bemmel zegt ook een aantal dingen over de toeristenbelasting. De heer Ziengs van de VVD was zojuist al heel onduidelijk. Eerst zei hij: wij willen die afschaffen. Vervolgens wilde hij er toch een doelbelasting van maken of een verplichte heffing voor ondernemers. De heer Van Bemmel spreekt ook weer allemaal grote woorden over de toeristenbelasting. Hij praat ook over gemeenten waar zijn partij niet in het college zit, op twee steden na. Prima, maar wat wil de heer Van Bemmel er nu eigenlijk mee? Laat hij gewoon even duidelijk zijn, want ik snap al die verschillende plannen niet meer.

De heer Van Bemmel (PVV): Wij willen daarin meer sturen. Ik zal de staatssecretaris vragen om een toezegging te doen, en anders heb ik eventueel een motie in voorbereiding.

De heer Verhoeven (D66): Wat zou dan de strekking van die motie zijn?

De heer Van Bemmel (PVV): Die motie volgt nog, maar zal de strekking hebben dat wij gaan sturen op het oormerken van de toeristenbelasting.

De heer Verhoeven (D66): U gaat sturen op het oormerken van de toeristenbelasting, dus u zegt niet: wij gaan het afschaffen en wij willen ervan af, zoals u bijvoorbeeld in de Dagelijkse Standaard schreef?

De heer Van Bemmel (PVV): Dan hebt u het verhaal in de Dagelijkse Standaard niet goed gelezen. U kunt het misschien lenen van de heer Bleker. Daarin spreek ik over het oormerken. Leest u het maar even na, dan kunnen wij er in de tweede termijn misschien nog even op terugkomen.

De heer Verhoeven (D66): Ik heb het hier voor mij en ik lees voor wat er staat. «Ons motto: geen investeringen, dan geen toeristenbelasting». Dat staat er letterlijk.

De heer Van Bemmel (PVV): Precies, als er geen investeringen worden gedaan wordt er geen belasting geheven. Het gaat ons om het oormerken van de opbrengst van de toeristenbelasting. Als gemeenten zeggen: wij doen er niets aan, dan ook maar geen belastingheffing. Hoe het technisch moet worden uitgewerkt, gaan wij nog bezien. Ik begrijp best dat gemeenten autonomie hebben, maar de rijksoverheid kan er misschien wel iets op verzinnen.

Tijdens de gastvrije ontmoeting met de mensen uit de branche heb ik zojuist gehoord over een andere belachelijke ontwikkeling: camperplaatsen. De gemeenten concurreren tegenwoordig ook met de recreatieondernemers. Aan de ene kant heffen zij toeristenbelasting, maar aan de andere kant mogen mensen, bijvoorbeeld voor € 5 per camper, op een plaats staan. Als je dan vraagt aan gemeenten hoe veel mensen daarin zitten, zeggen zij: dat weten wij niet. Andersom moeten de ondernemers wel exact opgeven hoe veel mensen er bij hen logeren. De ondernemer mag zich dus wel in het zweet werken om alle gegevens aan te leveren, maar de gemeente zegt: dat kunnen wij toch allemaal niet checken, dat is toch veel te veel werk? Als je dan vraagt of men zelf toeristenbelasting heft, is het antwoord: dat weten wij ook niet precies. Het is een beetje een raar verhaal, en wij moeten dit toch gewoon niet doen, zou ik zeggen.

Dan over de marketing van Nederland. Het is natuurlijk heel belangrijk dat wij buitenlandse toeristen naar Nederland halen. Een mooi plan zou misschien zijn om de toeristenbelasting in een fonds te storten. Ik heb daarover van mijn collega van D66 in de zomer een verhaal gehoord, en ik zou er best eens met hem over willen praten. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe hij hierin staat. Op deze manier kunnen wij het budget van het NBTC, van de inspanningen waarvan veel gemeenten ook profiteren, weer op peil brengen. Het promotiebudget wordt drastisch verlaagd, terwijl het juist zo goed is dat wij Nederland als toeristische vakantiebestemming promoten. Op deze manier kunnen wij geld naar Nederland halen. Dat hebben wij hard nodig in deze tijden van recessie. Ook het naar ons toehalen van belangrijke congressen zorgt voor veel omzet. Bedenk maar eens hoeveel bezoekers van een internationaal medisch congres in Den Haag uitgeven aan restaurants, taxi's en noem maar op. Op elke euro die zij besteden zit een economische «multiplier»: «money well spent», zou ik zeggen. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

Uiteraard mogen wij best kijken naar de meest kansrijke landen om ons heen. Ik vind dat wij ons allereerst moeten richten op Duitsland en België. Dat zijn de grote markten. Wij moeten niet onnodig geld uitgeven aan andere dingen, zeg ik richting het NBTC.

Ik sluit af. Ik wil concluderen dat het rijk, de provincies en de gemeenten onze recreatiesector moeten koesteren. Laten wij bezien wat wel en niet mogelijk is. Ik ken de heer Bleker als een ondernemend type en vraag hem voor de toeristenbranche het volgende te doen: «swait jochem, it swait, jochem», oftewel zijn uiterste best te doen. Dat is Gronings, hè? De staatssecretaris kijkt nu een beetje moeilijk.

De voorzitter: De vertaling krijgen wij straks wel, denk ik.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik wilde mijn motie ook in het Gronings indienen, maar ik denk dat dit geen goed idee is.

Staatssecretaris Bleker: Laten wij die motie maar samen indienen, dan zorg ik voor de goede vertaling.

De voorzitter: Dat is een genereus aanbod.

De heer Van Bemmel (PVV): Laten wij in elk geval bezien wat er mogelijk is en niet wat er niet mogelijk is.

Mevrouw Smeets (PvdA): Als ik uw verhaal goed heb beluisterd, wenst u dat de toeristenbelasting een doelbelasting wordt. Datgene wat wordt geïnd, wordt uitgegeven aan de toeristische ondernemer. Daarnaast moet hetzelfde budget nog worden afgeroomd, om de korting van 65% op het NBTC goed te maken. Begrijp ik dat goed?

De heer Van Bemmel (PVV): Ik sta positief tegenover de doelbelasting. Het is nu nog niet de tijd om moties in te dienen. Wij hebben de tijd om dat technisch goed te regelen. Ik heb ook gezegd dat ik het idee van de heer Verhoeven sympathiek vind. Daar wil ik ook naar kijken. Ik heb niet allerlei uitgewerkte moties in mijn mouw. Wij zullen echt moeten bezien hoe wij dit moeten doen.

Mevrouw Smeets (PvdA): Betekent dit dat wij nog even moeten wachten? Het is nogal essentieel of de gemeenten de belasting terugstorten naar de ondernemers of dat er ook een deel naar het NBTC gaat. Dat is een groot verschil, maar wij wachten af waar u mee komt.

De voorzitter: Dat is geen nieuwe vraag, dus dan geef ik nu het woord aan mevrouw Smeets als woordvoerder van de PvdA-fractie.

Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. De brief van de staatssecretaris begint met de constatering dat er «op dit moment veel aandacht is voor toerisme en recreatie». Dat klinkt de Partij van de Arbeid merkwaardig in de oren, want in het vervolg van de brief laat de staatssecretaris daar hoegenaamd niets van blijken. Sterker, de gastvrijheidssector voelt zich steeds meer in de hoek gezet. Ik denk dat het niet voor niets is dat deze zaal zo vol zit en dat er in de Aletta Jacobszaal ook zo veel mensen zitten. Ik heb dit in jaren nog niet meegemaakt. Ik vind het overigens zeer positief dat er zoveel aandacht is, maar ik heb het idee dat dit ook voortkomt uit bange vermoedens, namelijk dat de cumulatie van kabinetsmaatregelen juist bij deze sector zo hard terechtkomt. Ik noem een aantal zaken die spelen.

Allereerst noem ik de bezuinigingen op de kunst en cultuur. Die treffen deze sector. Verder noem ik de bezuinigingen op het NBTC. Tot 2015 levert deze organisatie 65% in. Na 2015 staat er ook nog wat op de rol. Een derde voorbeeld is de natuur. Wij vinden die als pijler van de gastvrijheidssector heel belangrijk, maar daarop wordt ook bezuinigd. Dit betekent dat het natuurbeheer ook in de knoop komt. Dat zijn zomaar drie cumulerende effecten voor deze sector. Kortom, de mooie woorden van de staatssecretaris ten spijt – ik zou liever zien dat die worden ingevuld – moeten wij constateren dat deze sector in de hoek zit waar de klappen vallen.

De heer Van Bemmel (PVV): Kunt u eens omschrijven wat u bedoelt met natuur? Ik had het over de natuur waar een hek omheen wordt gezet en waar volgens mij een ondernemer niets aan heeft. Ik heb het ook over de natuur waar de ondernemer met die mooie golfbaan die er veertien of vijftien jaar over moest doen om een vergunning te krijgen ook alleen maar last van had. Wilt u dat soort natuur? Wij hebben het over de recreatiesector.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik heb het over natuur waaraan wij als recreanten veel plezier beleven. Daarvoor hebben wij natuurbeheer nodig. Ik denk dan aan zaken als verbindingspaden en aan schaapskuddes die van de ene naar de andere kant kunnen trekken, wat recreanten aanspreekt. Het natuurbeheer zal moeten inleveren, en daarover maken wij ons zorgen.

De heer Van Bemmel (PVV): Maar van natuur die uit allerlei ambities voortkomt omdat er bijvoorbeeld in 1523 ergens een moeras was, zegt u: dat volg ik niet, dat vind ik een beetje overdreven?

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik ken dat moeras niet; ik heb met mijn geitenwollen sokken op het water gezeten, maar ik wil er samen met u wel gaan kijken om te bezien of dat relevant is.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik kan u de coördinaten geven, als het moet.

Mevrouw Smeets (PvdA): Dank u wel.

Voorzitter. Minister Verhagen heeft de bedrijfslevenbrief gepresenteerd. De focus ligt op de hightech en de kennis. Dat is echter wel heel kortzichtig. De staatssecretaris schrijft zelf in zijn brief dat de gastvrijheidsector randvoorwaardelijk is voor de bedrijven en hun werknemers. Goede en groene recreatieve voorzieningen zijn van belang voor het vestigingsklimaat. De Partij van de Arbeid onderschrijft dat voluit. De PvdA ziet graag dat de gastvrijheidsector, het NBTC daarbij zeker inbegrepen, wordt betrokken bij de uitvoeringsagenda van de topsectoren, juist vanwege het versterken van het vestigingsklimaat door deze sector. Graag krijg ik daarop een reactie van de staatssecretaris. Het kan niet zo zijn dat wij alleen maar over de negen topsectoren spreken, maar niet over deze sector, waarvan ook mijn collega's al hebben gezegd hoe belangrijk deze is.

Mijn fractie vindt ook dat de gastvrijheidsector een belangrijke rol speelt in de krimpgebieden. In mijn eigen Limburgse land hebben wij Parkstad Limburg. Het ging daar op een gegeven moment heel slecht. Door flink te investeren in dagrecreatie, is de besteding daar tussen 1998 en 2010 gestegen van 84 mln. naar 262 mln. Kortom, krimpgebieden en de gastvrijheidsector gaan heel goed samen. Ik zou graag van de staatssecretaris horen op welke wijze het kabinet hierin kan meedenken.

De sector waarover wij vandaag spreken, is van groot belang voor het bieden van kansen aan lager opgeleiden. Het NBTC heeft berekend dat door de bezuiniging 14 000 banen op de toch staan, want er zouden 2 miljoen minder gasten naar ons land komen. Graag hoor ik van de staatssecretaris of hij deze cijfers – waar ik enorm van schrik – kan onderschrijven. Ook hoor ik graag, in hetzelfde kader, of de staatssecretaris bereid is om te overleggen met de sector hoe de Hollandpromotie, die wij met elkaar zo belangrijk vinden, overeind kan blijven. De overheid geeft geld uit aan Hollandpromotie en de private sector doet dat ook. Juist die gezamenlijke publiekprivate financiering maakt dat wij veel kunnen doen. Met name het mkb in de regio heeft baat bij het NBTC. Ik zeg niets ten nadele van grote hotelketens, maar die kunnen zichzelf wel bedruipen.

In de vorige periode heb ik altijd van drie zaken in de gastvrijheidsector een punt gemaakt: de watersport, de roep om coördinatie op het departement en de vraag om een degelijke centrale database. Ik begin met de watersport. Als gevolg van druk vanuit de Kamer is dit jaar een driejarige campagne van start gegaan over watersport. Die campagne is gericht op de Duitse en Belgische markt. Het is een prachtige campagne, waarin vijf watersportprovincies, het NBTC en HISWA samenwerken. Nu gaat er zo veel gekort worden op het budget van NBTC, dat ik mij kan voorstellen dat men zich terugtrekt. Dan hebben wij al dat geld verspild. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris. Moeten wij Nederland Waterland niet echt op de kaart blijven zetten? Het kan toch niet zo zijn dat wij dit geld nu verspillen, omdat het NBTC helaas niet anders kan?

Dan kom ik op het punt van de coördinatie. Toerisme en recreatie vallen nu onder één departement. Dat is een positief punt, maar toch hoor ik uit de sector niet alleen positieve geluiden. Men zou veel meer één aanspreekpunt willen hebben. Noem het een verbindingsofficier of een nationale regisseur voor het toerisme of de gastvrijheidssector. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris.

Mijn derde punt is de toeristenbelasting. Dat is een heikel punt. De collega's voor mij hebben er ook al over gesproken. Ik realiseer mij terdege dat het een gemeentelijke belasting is, maar ook ik stel de staatssecretaris de vraag of hij met de gemeenten, met de VNG, kan gaan praten over het grote ongenoegen van de ondernemers. Ik begrijp de gemeenten ook wel, want hun wordt ook het mes op de keel gezet en zij moeten iets. Ik heb echter ook goede voorbeelden. Ik noem Apeldoorn. Daar hanteert men een systeem van differentiatie. Als je op een camping verblijft, is er sprake van een heel kleine opslag ten opzichte van verblijf in een hotel. Geen toeristenbelasting zou mijn fractie nog beter vinden, zoals ze in Roermond doen. Die is daar gewoon afgeschaft, maar de ondernemers verplichten zich tot het in dienst nemen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Dat klinkt mij gezond in de oren.

Voorzitter. Ik rond af. Het is duidelijk dat mijn fractie zich grote zorgen maakt over deze prachtige bedrijfstak, waar 400 000 mensen werken. Wij hebben nu dit belangrijke rapport. Het zou mij een lief ding waard zijn als de staatssecretaris twee keer per jaar met een stand-van-zakenbrief kwam, zodat wij twee keer per jaar hierover kunnen praten. Ik denk dat dit van enorm groot belang zou zijn.

De voorzitter: Dank u wel, mevrouw Smeets. De reden waarom de collega's zo goed op de hoogte zijn van de cijfers komt doordat wij een uur geleden de statistieken hebben gekregen. De meeste collega's hebben die al, en mijn exemplaar stel ik bij dezen ter beschikking aan de heer Verhoeven, zodat hij zich nog op zijn termijn kan prepareren.

Het woord is aan de heer Koppejan van de CDA-fractie.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Het is goed dat wij nu eindelijk dit overleg over toerisme en recreatie hebben. De CDA-fractie heeft daar, samen met D66, aan het begin van dit jaar sterk op aangedrongen. Het voorstel van mijn collega om het halfjaarlijks te doen, lijkt mij een heel goed voorstel. Wij hoeven daarvoor overigens geen toestemming te vragen aan de staatssecretaris; daarover beslissen wij zelf.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik wil daar wel even op reageren, want anders klinkt het ...

De voorzitter: Mevrouw Smeets, u bent al door uw interrupties heen.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Dat het een belangrijke sector is, bewijst het publiek door hier zo massaal aanwezig te zijn. Ik moet zeggen: dat werkt zeer motiverend. Even een persoonlijke noot: ik ben als kind opgegroeid in een vakantiebedrijf, namelijk bungalow- en verhuurbedrijf Oase. Ik zal voor de rest geen reclame maken, maar het geeft voor mij een bijzondere dimensie aan het overleg en aan het feit dat ik het woord mag voeren over toerisme.

Op 29 augustus heb ik aan de staatssecretaris vragen gesteld over de toeristenbelasting. Mijn collega's hebben daar allemaal opmerkingen over gemaakt, die ik hier niet hoef te herhalen. De toeristenbelasting stijgt in een groot aantal gemeenten veel te hard. Ik heb de staatssecretaris gevraagd, daar actie op te ondernemen. Ik moet eerlijk zeggen dat de antwoorden van de staatssecretaris mij, en waarschijnlijk ook de anderen, nogal hebben teleurgesteld. Natuurlijk zijn de gemeenten vrij in het vaststellen van hun tarieven. Daarover wordt besloten in de gemeenteraad, als democratisch gelegitimeerd orgaan. Natuurlijk kan men op gemeentelijk niveau het beste inschatten wat er nodig is om de toeristische en recreatieve voorzieningen in stand te houden of zelfs te versterken. Maar daarmee is nog geen antwoord gegeven op de vraag of de sterk gestegen toeristenbelasting altijd wel in verhouding staat tot het doel ervan. Wat mijn fractie niet wil, is dat gemeenten de toeristenbelasting verhogen om daarmee elders op de gemeentebegroting tekorten te dichten. Daarvoor is de toeristenbelasting nooit bedoeld. Of vindt de staatssecretaris van wel? Graag krijg ik daarop een antwoord. Daarom doe ik het dringende verzoek aan de staatssecretaris – en ik begrijp dat wij daarvoor nu brede steun hebben – om op korte termijn met de VNG het gesprek aan te gaan over de invulling en de uitvoering van de toeristenbelasting. Daarbij dient wat de CDA-fractie betreft het uitgangspunt te zijn dat de toeristenbelasting een doelbelasting is, waarbij er altijd een aantoonbare relatie dient te zijn tussen de hoogte van de belasting en de kosten van instandhouding en verbetering van de toeristische voorzieningen in een gemeente. Ik geef de staatssecretaris daarbij een suggestie mee. Duitsland kent de zogenaamde Kurtaxe. Over de besteding van de opbrengsten van deze belasting vindt altijd overleg plaats met de plaatselijke ondernemers. zo wordt bezien wat het beste is voor de gemeente en voor het toeristische product van de gemeente. Dat lijkt mij een voorbeeld waar wij nog veel van kunnen leren. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris.

Dan kom ik nu op het onderwerp regeldruk en de lange procedures. Dat wij er in Nederland zo'n elf jaar over doen om de tweede Maasvlakte aan te leggen, is erg. Maar dat wij ook eenzelfde termijn nodig hebben om een camping uit te breiden, vind ik nog veel erger. Dat is echt onaanvaardbaar. Het is mooi dat het kabinet de regeldruk met 5% per jaar wil terugdringen en projecten invoert als het ondernemingsdossier. Met name de recreatieve en toeristische sector loopt daarin voorop. Maar ik vind dat wij vooral ook praktisch aan de slag moeten gaan met het terugdringen van regels en procedures. Ik zeg dat ook als oud-ondernemer. Daarom stellen wij voor om het door de staatssecretaris al aangekondigde onderzoek door Alterra naar de effecten van de Natura 2000-doelen op het gebied van recreatie en toerisme, uit te breiden met een pilot voor een regelarme zone, waarin wij kijken of het ook anders kan, en je als ondernemer ook binnen één, twee of drie jaar je doelstellingen kunt realiseren. In het buitenland zie je dat ook wel. Collega Van Bemmel wees er al op: Als er tien of elf jaar zit tussen het idee en de realisatie ervan, is de markt al helemaal veranderd en kun je als ondernemer geen kant meer uit.

De voorzitter: Ik begrijp dat de heer Verhoeven niet zeven minuten spreektijd nodig heeft, dus hij pleegt nu een extra interruptie.

De heer Verhoeven (D66): Ik las op NU.nl over het voorstel voor die regelvrije zones. Op zichzelf genomen vind ik dat een aardig idee. Kunt u het gerucht bevestigen dat u bij die regelvrije zone in het bijzonder denkt aan een aardappelveld van 3 à 4 km2, gelegen in Zeeland, dat binnenkort gebruikt gaat worden voor waterrecreatie, onder de naam Hedwigepolder?

De heer Koppejan (CDA): Ik weet dat D66 de Zeeuwen elke keer weer de stuipen op het lijf jaagt door toch die polder onder water te willen zetten, maar ik kan de Zeeuwen geruststellen: die polder blijft droog en gewoon agrarisch. Voor de rest is er in Zeeland heel veel ruimte voor recreatie en toerisme, dat hebt u juist geconstateerd. Overigens geldt dat ook voor Friesland en al die andere mooie provincies die Nederland kent.

Voorzitter. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris op het voorstel voor de regelarme zone. Ik zou graag zien dat hij dit op korte termijn oppakt.

Dan kom ik nu op de watersportrecreatie. Afgelopen zomer hebben de ANWB, het Watersportverbond en HISWA Vereniging onder aanvoering van de SRN, de Stichting Recreatietoervaart Nederland, het initiatief genomen om een toekomstvisie watersportrecreatie 2025 op te stellen. Het gaat om een unieke samenwerking in de keten, met support van overheden, waterschappen, gemeenten en het Rijk en om een verbreding en verdieping van de bestaande en succesvolle publiekprivate samenwerkingsconstructies. Daarnaast wordt er vanuit het zogenaamde Blauwfonds ook een financiële bijdrage door de sector geleverd voor de uitvoering van de plannen. Wij vinden dat een bijzonder waardevol initiatief en vragen de staatssecretaris, alles in het werk te stellen om dit initiatief voort te zetten. Ook vragen wij de staatssecretaris, welke maatregelen hij denkt te nemen, zodat hieraan na 2013 verder kan worden gewerkt, met name ook aan de knelpunten in de recreatietoervaart.

Ten slotte vragen wij de aandacht van de staatssecretaris voor het vraagstuk van de oneerlijke concurrentie die plaatsvindt tussen particuliere jachthavens en gemeentelijke jachthavens. Soms gaat het om prijsverschillen van 60 tot 70% per ligplaats. Dat wordt mede veroorzaakt door het feit dat er verschillende btw-tarieven worden gehanteerd, en door de vennootschapsbelasting. Wij vragen de staatssecretaris, om initiatief te nemen tot overleg tussen de VNG, de stichting Loket Eerlijke Concurrentie watersportbedrijven en de vertegenwoordigers van het ministerie, met als doel om in gezamenlijkheid de problemen in kaart te brengen, oplossingen te bedenken en daarover afspraken te maken. De Kamer wordt dan graag geïnformeerd over de uitkomsten van dit overleg.

Toerisme in de krimpregio's is al door collega's genoemd. Mijn fractie pleit voor het volgende. In Nederland hebben wij te maken met een aantal krimpgebieden: Noord-Groningen, Noord-Friesland, Drenthe, Zeeland en Limburg. Dat kun je zien als een bedreiging, maar vooral ook als een kans. Ondernemers zien het met name als een kans. Met name toerisme kan daarbij een heel belangrijke rol spelen. De CDA-fractie pleit daarom voor een integrale aanpak van toeristische potenties in krimpgebieden. De lunch van vanmiddag heeft mij weer extra gemotiveerd. Ik zat met een ondernemer uit Limburg en met een ondernemer uit Friesland aan tafel, georganiseerd door RECRON. Men had inderdaad ideeën. Ik noem heel concreet het idee van een Limburgse ondernemer om deeltijdwoningen te realiseren voor ouderen binnen zijn onderneming, met een zorgcomplex et cetera. Waar stuitte hij op? Het kan niet, want wij kennen in Nederland alleen maar een bestemming permanente bewoning of een bestemming recreatie. Iets ertussenin is er niet. Weer lopen wij aan tegen regelgeving, terwijl dit kabinet zegt: wij moeten ondernemers de ruimte geven. Ik verwacht daarom eigenlijk van de staatssecretaris dat hij in overleg met zijn collega, de staatssecretaris van I & M, dit probleem op korte termijn gaat oplossen, zodat er ook ruimte komt voor dit soort innovatieve ideeën, waarmee je inspeelt op behoeften in de markt.

Er is al het nodige gezegd over Hollandpromotie. Ook wij maken ons daar zorgen over. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de collega's, met name wat betreft de vraag hoe het na 2015 moet. Heeft de staatssecretaris inderdaad die berekening gemaakt of het echt zo veel gaat opleveren, als wij heel veel minder buitenlandse bezoekers krijgen? Want dan mis je ook belastinginkomsten. Een ander punt dat ik wil aanstippen is dit. In de Bedrijfslevenbrief wordt aangegeven dat de Nederlandse ambassades meer worden ingezet voor economische diplomatie en ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat vinden wij een goede zaak, maar in hoeverre bestaan er ook concrete plannen om de NBTC-activiteiten hiermee te combineren of deze zelfs onder te brengen bij ambassadeposten? Daarmee kan het NBTC in de toekomst besparen op de huidige uitgaven voor huisvesting en tegelijkertijd zijn aanwezigheid in het buitenland wellicht versterken. Als deze plannen er nog niet zijn, vraag ik de staatssecretaris of hij bereid is om hier op korte termijn actie op te ondernemen.

Wij vinden het belangrijk dat ook de gestarte project product-marktcombinatie watersport als zelfstandige NBTC-campagne kan worden voortgezet. Dat is met name belangrijk voor de provincies Friesland en Zeeland, die daarin heel goed samenwerken. Het geldt ook voor de kustcampagne.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Het is goed om te zien dat hier zo veel mensen zijn om het belang van de sector gastvrijheid, toerisme en recreatie te onderstrepen. Het economisch belang van die sector is enorm groot. Toerisme, recreatie en horeca brengen jaarlijks 35 mld. op voor Nederland. Er zijn 50 000 bedrijven, 400 000 medewerkers en heel veel mkb. Die banen zijn er vaak voor mensen die parttime werken en voor jongeren. Dat zijn nu juist mensen die vaak buiten de boot vallen. Nederland moet het daarbij hebben van het buitenland. 70 cent van elke euro die wij hier verdienen, komt uit het buitenland. Wij moeten innovatieve bedrijven hier naartoe halen, internationale congressen en evenementen en buitenlandse zakenlui en toeristen. Wij moeten proberen om hen hier hun geld te laten uitgeven. Het is heel simpel: meer buitenlands bezoek betekent meer binnenlandse banen. Zo simpel is het gewoon.

Gisteren bleek echter uit een onderzoek dat Nederland het enige land in Europa is dat kampt met stokkende bezoekersaantallen. Alle landen in Europa krijgen meer bezoekers en slagen erin om meer mensen naar zich toe te halen, behalve Nederland. Dat is heel zorgelijk. Het is ook wel begrijpelijk dat dit zo is, want het kabinet pakt het natuurlijk niet heel erg handig aan. Allereerst zullen de lokale lasten stijgen door alle bezuinigingen op de gemeenten. Heel veel ondernemers in de recreatieve en gastvrije sector hebben juist met lokale overheden te maken. Zij krijgen de klap van al die bezuinigingen van dit kabinet. Daarnaast noem ik de bezuinigingen op kunst en cultuur, op natuur en op innovatie. Dat zijn allemaal bezuinigingen op terreinen waarop Nederland zich in het buitenland juist kan profileren, maar dit kabinet zet het mes erin. Alsof het nog niet genoeg is, zet het kabinet ook het mes in de Nederlandpromotie. Ik mag van een aantal afdelingen van mijn partij niet Hollandpromotie zeggen, en dat doe ik dus ook niet, maar het gaat natuurlijk om de promotie van Nederland in het buitenland, dus ook om andere gebieden dan Holland. Het kabinet wil daarop 65% bezuinigen. Het gaat om 65% van de bijdrage aan het budget van het NBTC, dat dit uitgeeft om Nederland zichtbaar te maken in het buitenland. Het bedrag gaat van 16 mln. in 2011 naar 6 mln. in 2014, terwijl bijvoorbeeld Berenschot heeft aangetoond dat het geld voor die promotie leidt tot extra investeringen. Sterker, elke in promotie geïnvesteerde euro levert € 40 op. Daarop gaan wij nu bezuinigen. Ik snap de logica daarvan niet. Dat is natuurlijk iets waartoe het kabinet heeft besloten, maar de collega's van de coalitiepartijen, VVD, PVV en CDA zitten erbij en kijken ernaar. Ik ben blij dat zij zich ook bezorgd hebben getoond.

De heer Ziengs (VVD): U zegt dat elke geïnvesteerde euro € 40 oplevert. Ik heb die cijfers ook een keer voorbij zien komen. Wij hebben het kabinet om een nadere toelichting gevraagd. Daar hebben wij antwoord op gekregen. Er kwamen overigens andere antwoorden op. Hoe hard zijn die cijfers dan, die u nu noemt?

De heer Verhoeven (D66): Zij zijn zo hard als het onderzoeksbureau ze kan waarmaken. Het is natuurlijk altijd heel lastig om precies uit te rekenen hoeveel één euro aan investeringen oplevert. Stel dat € 40 te rooskleurig is en dat het € 30 of € 25 is. Dan nog is het een «muliplier» van 25. Elke euro wordt dan 25 keer zoveel waard. Als je die euro schrapt, schrap je dus eigenlijk € 25. Dat zouden wij heel dom vinden. Daarom noem ik dit getal; het is afkomstig van een onderzoek van Berenschot. Er zijn slechtere bureaus.

De heer Ziengs (VVD): U noemt willekeurige cijfers. Ik zou zeggen: zo'n bedrijf zou ik ook willen hebben. Je stopt er één euro in en er komt veertig euro uit. Wij hebben destijds als antwoord gekregen dat die cijfers inderdaad niet zo doorzetten, dus het heeft ook te maken met een evenredigheid in hetgeen je erin steekt. Het betekent niet automatisch dat je elke euro die je erin steekt ook met een «multiplier» 40, dan wel 30, kunt vermenigvuldigen. Ik stelde de vraag even om een nadere toelichting te krijgen, omdat ik over andere cijfers beschik. Maar goed, wij zijn het er wel met elkaar over eens dat het NBTC een rol van belang speelt.

De heer Verhoeven (D66): De heer Ziengs is ondernemer geweest en hij zo dus kunnen weten dat het heel goed mogelijk is om van elke euro er veertig te maken. Hij zou bijvoorbeeld eens moeten praten met de topman van TomTom of met Steve Jobs. Zij zijn erin geslaagd om van elke euro honderden miljoenen euro's te maken. Dat is natuurlijk hartstikke goed. Het is dus mogelijk om van één euro meer euro's te maken. Dat is in feite wat alle ondernemers in deze zaal elke dag proberen en zij verdienen het om daartoe alle ruimte te krijgen, ook in de zin van publiekprivate samenwerking.

De heer Ziengs (VVD): Dat is helder. Ik heb de berichtgeving over TomTom de afgelopen weken ook gelezen.

De heer Verhoeven (D66): De promotie is niet alleen goed wegens de «mulitplier» van 40 of 30, maar ook omdat het publiek en privaat geld bij elkaar brengt. Het bedrijfsleven betaalt 12 mln. mee aan die promotie. De overheid draagt 16 mln. bij, dus samen brengen zij een pot van 28 mln. bij elkaar. Dat levert goede resultaten op. Daarom vinden wij een korting van 65% veel te fors. Het is natuurlijk leuk om dat alleen maar te zeggen, maar wij hebben natuurlijk ook een voorstel bedacht om het op te lossen. Wij doen dit via een amendement op de begroting van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die wij volgende week behandelen. Ik kondig het amendement nu alvast aan.

De heer Ziengs (VVD): De heer Koppejan deed zojuist de suggestie om eventueel ook eens te kijken naar andere mogelijkheden om de ombuigingen bij NBTC op te vangen. Hij noemde ambassades en dergelijke, waar allerlei activiteiten plaatsvinden. Zo zijn er nog veel meer instanties die zich bezighouden met de promotie van Nederland in het buitenland. Zou de heer Verhoeven zich erin kunnen vinden om dat allemaal samen te voegen en ervoor te zorgen dat men gezamenlijk optrekt? Door de verschillende budgetten samen te voegen kunnen wij de ombuiging wellicht dragelijker maken voor het NBTC. Ik overweeg op dat punt een motie in de dienen. Ik had dit punt willen bewaren voor de begrotingsbehandeling, maar omdat het door collega Koppejan werd aangestipt, leek het mij nu een goed moment om u die vraag te stellen.

De heer Verhoeven (D66): Het klinkt in ieder geval als een idee dat het onderzoeken meer dan waard is. Wij hebben de intentie om voor 2012 via twee andere wegen binnen de begroting van EL&I 2,5 mln. aan bezuinigingen terug te draaien. Wij hebben ook de intentie om naar 2013 en 2014 te kijken, maar wij kunnen nu niet verder kijken dan één jaar. Dat willen wij doen door te kijken naar de taakstelling en naar de ondernemerspleinen. Als wij daarbij de suggestie van de heer Koppejan kunnen betrekken om gezamenlijk iets te smeden om de bezuiniging deels terug te draaien – dat er voor een deel bezuinigd moet worden, vind ik volstrekt logisch in deze tijd – denk ik dat wij elkaar heel goed zouden kunnen vinden. Dat is ook mijn intentie.

Wij willen dus de helft van de bezuiniging terugdraaien, waarbij wij ook verder willen kijken dan 2012. Hoe willen wij dit nu doen? Dit kabinet zegt heel vaak tegen het bedrijfsleven: fiftyfifty, gelijk oversteken. Private en publieke partijen betalen beiden de helft. De heer Verhagen, een goede collega van de heer Bleker, zegt op het gebied van innovatie ook altijd: fiftyfifty, elk de helft. Dat vind ik helemaal niet zo'n gek uitgangspunt. Waarom doen wij dat dan ook niet bij de Hollandpromotie? Het bedrijfsleven betaalt nu 12 mln. Het Rijk wil terug naar 5,8 mln. Wij willen voorstellen om de bezuiniging zodanig te beperken, dat wij uitkomen op een bedrag van 12 mln. Dat betaalt het bedrijfsleven ook, zodat het fiftyfifty wordt. Dat zouden wij heel mooi vinden. Voor de dekking daarvan hebben wij een amendement voorbereid. Wij gaan daar met collega's over praten en wij gaan er wat moois van maken voor volgende week.

Ik zeg dit ook omdat elke regio, elke stad en elke provincie in dit land zijn eigen binnenlandse citymarketingslogan heeft. Ik heb eens navraag gedaan en had toen meteen tientallen voorbeelden. Ik noem er drie: «Je treft het in Tiel», «Oldenzaal, de glimlach van Twente» en «Noord-Holland, zoet en zout». Er zijn talloze voorbeelden van allerlei regio's die zich manifesteren om de binnenlandse bezoeker binnen te halen. Daar is op zichzelf genomen niets mis mee, maar als je de binnenlandse bezoeker wilt binnenhalen, ben je de taart aan het verdelen. Wat veel slimmer is, is de taart groter maken. Dat doe je door buitenlandse bezoekers binnen te halen. Buitenlandse bezoekers haal je binnen met Hollandpromotie, of Nederlandpromotie. Daarom willen wij graag dat amendement indienen, om ervoor te zorgen dat wij dit geld naar Nederland halen.

Ik sluit af met een heel ander punt, te weten de Staande Mastroute. Ik wist dat ik de staatssecretaris hiervoor kon interesseren. Het betreft de recreatievaart; wij hebben het natuurlijk niet alleen over toerisme en recreatie op het land. Nederland heeft voor de recreatievaart verschillende vaarroutes. Maar die worden bedreigd, omdat dit kabinet nu eenmaal alles wil decentraliseren naar de gemeenten. Het kabinet vergeet dan nog wel eens, er een zak geld bij te geven. Dus zitten de gemeenten met een taak, zonder geld. Een taak zonder geld is lastig uit te voeren. Gelderland heeft bijvoorbeeld aangegeven dat het zijn vaarroutes al niet meer kan onderhouden. Men kan niet meer investeren om de routes in stand te houden. Met het domino-effect dat nu dreigt, waarbij andere provincies dit ook gaan doen, zouden alle masten kunnen sneuvelen. Wij vragen de staatssecretaris, of hij dit punt ook ziet en of hij wil helpen om een oplossing te vinden om deze mooie routes in stand te houden.

Toerisme is een topsector, maar het is niet een van de negen topsectoren. Dat is een gevoelig punt voor de sector; daar hebben wij het vaak over gehad. De gastvrijheidseconomie, dat wil zeggen toerisme en recreatie, loopt als een rode draad door alle topsectoren heen. Daarom verdient deze sector wat ons betreft serieuze aandacht van het hele ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Ik vraag de staatssecretaris, kort in te gaan op ons verzoek met betrekking tot het terugdraaien van de bezuiniging op de Hollandpromotie. Ik heb het genoemd, maar ik heb hem nog niet gevraagd om een reactie.

De voorzitter: Ik begrijp dat de heer Ziengs zijn interruptie ter beschikking heeft gesteld aan de heer Van Bemmel. Laten wij dat toestaan.

De heer Van Bemmel (PVV): Wij kunnen soms goed zaken doen met de heer Verhoeven. Hij heeft soms ook goede ideeën, maar hij zei zojuist dat wij last hebben van of geremd worden door het gedoogakkoord en het regeerakkoord. Hij probeerde ons te laten bewegen als het gaat om de spelregels voor die afspraken. De heer Verhoeven heeft echter een ander soort akkoord boven zijn hoofd hangen, namelijk dat van zijn fractie, D66, en dat staat voor meer Europa. Ik heb zojuist nog met ondernemers gesproken. Volgens hen is niets uit Europa goed. Alle Europese regels vinden ze afschuwelijk.

Dan de natuurplannen. De heer Verhoeven staat onder de knoet van de groenste sm’er van de Tweede Kamer – ik doel natuurlijk op Stientje’s milieuagenda, met groene handboeien, groene keten en groene zweep – maar hoe kan hij dit soort zaken waarmaken zonder zijn partij boos te maken?

De heer Verhoeven (D66): Deze interruptie kan beter worden geschrapt, maar ik zal toch naar eer en geweten antwoorden. De heer Van Bemmel spreekt over twee van zijn grootste vijanden, namelijk Europa en de natuur. Ondernemers uit de recreatiesector stellen blijkbaar dat niets uit Europa goed is, maar hoe staat het dan met de Duitse badgast, de Kroatische campingbezoeker en de Zweedse hotelovernachting? Uit Europa komen alleen maar goede dingen. Wij moeten er dus voor zorgen dat zoveel mogelijk Europeanen naar Nederland komen, zodat zij onze geweldige euro vanwege die prachtige interne markt zoveel mogelijk in Nederland besteden en niet elders.

Dan natuur. Ik denk dat natuur, toerisme en recreatie niet zonder elkaar kunnen. De heer Van Bemmel creëert een soort schijnbare tegenstelling, in die zin dat natuur in de weg staat aan ondernemerschap, maar elke recreatieondernemer die iets met natuur doet, een campinghouder in de buurt van bossen bijvoorbeeld, is bezig met het onderhouden van die natuur. Dat hoort bij de bijzondere locatie waar hij zit. De schijnbare tegenstelling tussen Europa, duurzaamheid en groen zie ik niet. Sterker nog, die is er gewoon niet.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik doelde op de Europese regelgeving. De Europeanen kwamen hier al in de zestiger jaren. Daar hebben wij geen Europese politieke unie voor nodig. Een concreet voorbeeld. Even terug naar de campingbaas die twaalf jaar nodig heeft voor het aanleggen van een golfbaan, als gevolg van natuurwetgeving. Vindt de heer Verhoeven dat ook onzin, of vindt hij dit vergunningencircus terecht, gezien de houding van zijn partij?

De heer Verhoeven (D66): Het lijkt mij nuttig om nu even een kijkje in de keuken van D66 te geven. Diverse partijen hebben mij vandaag aangesproken op een aantal voorstellen en een aantal uitspraken van ons. Wij zijn een partij die ruimte voor ondernemerschap heel belangrijk vindt. Ik pleit daar ook elke keer voor in de debatten met de minister of de staatssecretaris over onderwerpen die ondernemers en bedrijven raken. Mijn partij ziet echter ook heel veel in duurzaam en groen ondernemen en in behoud en kwaliteit van natuur. Dat levert zo nu en dan spanning op, want dan sta je voor de vraag hoe je omgaat met het ene belang in relatie tot het andere en andersom. Toch slagen wij er vaak in om beide belangen op een goede manier te dienen. Dat doen ondernemers ook. De heer Van Bemmel verwijst naar de camping waar het als gevolg van regelgeving twaalf jaar duurde voordat er een golfbaan lag. De keuze voor het wel of niet aanleggen van de golfbaan moet per situatie worden bekeken. Als je een golfbaan door een prachtig natuurgebied wilt aanleggen, ben je verkeerd bezig. Twaalf jaar wachten is echter onacceptabel. Een ondernemer moet binnen een paar maanden weten of hij mag beginnen. Het gaat overigens niet zozeer om de golfbaan, maar om de tijd die ondernemers in de wachtkamer zitten. Die tijd moet worden verkort. Daar kunnen wij elkaar heel gemakkelijk in vinden.

De voorzitter: Dit was de eerste termijn van de Kamer. Wij gaan op verzoek van de staatssecretaris een kwartiertje schorsen.

De vergadering wordt van 14.59 uur tot 15.14 uur geschorst.

De voorzitter: We gaan verder. Ik sta één interruptie per spreker toe, want dan hebben wij nog ruimte voor een tweede termijn. Ik verzoek de staatssecretaris eerst aan te geven hoe zijn betoog is opgebouwd. Na afloop van een blok mag er worden geïnterrumpeerd.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik start met een korte algemene reactie. Daarna komt er een blok over regeldruk en natuur, dan een blok over het NBTC en de bezuiniging, dan een blok over de toeristenbelasting, daarna een blok over water en ten slotte een blok overig.

Het is bijzonder om dit algemeen overleg over toerisme en recreatie te hebben. Het is ook heel bijzonder dat zoveel mensen uit deze branche de tocht naar Den Haag hebben ondernomen. Daarom een groet van mijn kant, zowel aan de mensen in deze zaal als aan de mensen die meekijken in de andere zaal. Dit is in ieder geval goed voor de sector in Den Haag, want ik neem aan dat men hier ook consumeert, misschien in een restaurant of wellicht via een hotelovernachting. Ik kan dat ook aanbevelen. Ik ben als nuchtere Groninger in oktober vorig jaar in Den Haag verzeild geraakt. Ik vind het een heel vriendelijke en gezellige stad, met leuke recreatieondernemers, autochtoon en allochtoon, want het is hier kleurrijk.

De sector toerisme en recreatie is een mooie en een omvangrijke sector. De cijfers zijn duidelijk. Het is een sector die sterk wordt bevolkt door het midden- en kleinbedrijf. Het is in het algemeen een schone industrie die werkgelegenheid biedt aan mensen die er geen lol in hebben om elke dag te vergaderen. Zij vinden het leuk om praktische dingen te doen en dienstverlenend bezig te zijn. Zij besteden zorg aan zaken. De sector biedt werkgelegenheid aan heel veel mensen die juist dat type werk appreciëren.

Voor de zomer heb ik de sectorvisie van Gastvrij Nederland, de Nationale Raad voor toerisme, recreatie, horeca en vrije tijd in ontvangst genomen. In die visie presenteert Gastvrij Nederland ambitieuze plannen om de gastvrijheidseconomie verder te versterken.

In reactie op deze visie heb ik toegelicht hoe het kabinet de sector wil ondersteunen. Daarbij staan drie uitgangspunten centraal. De sector bestaat uit ondernemers, maar de gehele private sector in Nederland bestaat uit ondernemers. De sector wordt dus door de regering gesteund. Ons beleid is erop gericht om werkelijk en feitelijk meer ruimte te geven aan ondernemers. Wij blijven bijdragen aan een gerichte Hollandpromotie, weliswaar met minder rijksfinanciering, maar we zijn bereid om daarmee verder te gaan. Ik kom er nog op terug. Wij willen ook meer ruimte bieden voor recreatieve gebiedsontwikkeling op decentraal niveau.

Dan Ruimte voor ondernemen. Ik noem een aantal voorbeelden van kabinetsmaatregelen voor het midden- en kleinbedrijf waar ook ondernemers in deze sector geweldig veel baat bij kunnen hebben. We gaan de regeldruk daadwerkelijk verminderen, bijvoorbeeld door minder inspecties; denk aan de inspectievakantie. Het komt erop neer dat de inspectie dan niet komt. Dat moet de sector aanspreken, want dat is de enige vakantie waar ondernemers niet beter van worden. Ik kom er nog op terug. De informatie-uitwisseling tussen ondernemers en overheid wordt verbeterd door middel van het ondernemingsdossier. De vennootschapsbelasting is verlaagd. De kredietmogelijkheden voor ondernemers zijn verruimd door ophoging van het garantiebudget voor borgstellingen onder het Besluit borgstelling mkb kredieten (BBMKB). Dat zijn maatregelen die generiek zijn genomen en die zeker ook voor deze sector van betekenis kunnen zijn. Gastvrij Nederland heeft onlangs een oproep gedaan om de sectorspecifieke regeldruk verder te verminderen door een vervolg te geven aan het project over regeldruk in de gastvrijheidseconomie uit 2010. Ik ben aan deze oproep tegemoetgekomen vanwege de knelpunten die Gastvrij Nederland heeft aangekaart, Wij zijn nagegaan wat wij daaraan kunnen doen, in samenspraak met de regionale overheden. Ik heb inmiddels in de richting van Gastvrij Nederland aangegeven wat die aanpak wat ons betreft inhoudt. Voor zover ik heb begrepen, is er positief op gereageerd en bestaat de bereidheid om eraan mee te werken. Wij gaan de sectorspecifieke regeldruk dus verminderen.

Dit is mijn algemene vertrekpunt. De Kamer stelt dat er wordt bezuinigd. Dat is juist. Er wordt op onze begroting voor 500 mln. bezuinigd op regelingen voor subsidies aan bedrijven, aan de particuliere sector. Sommige subsidieregelingen worden zelfs geheel afgeschaft. De Kamer weet dat. Er wordt ook fors, 60% ongeveer, bezuinigd op het NBTC. Er is echter geen sprake van dat de recreatiesector specifiek wordt «gepakt». Het gaat om een totaal bezuinigingspakket op de gehele private sector van 500 mln. in de subsidiesfeer. Ik ga straks nog in op de amendementen en de ideeën die zijn geopperd. De suggestie dat het kabinet recreatie en toerisme laat versloffen – dat stond in een krantenartikel, maar ik weet niet meer van wie – werp ik verre van mij, want dat is niet het geval. De heer Verhoeven heeft het niet gezegd, zie ik, want hij schudt zijn hoofd.

De heer Verhoeven (D66): Maar hij vindt het wel.

Staatssecretaris Bleker: Oh, dat is een stuk minder. Ik onderken dat er wordt bezuinigd, maar het kabinet neemt ook een rits van generieke maatregelen waar ook ondernemers in deze sector van kunnen profiteren.

Dit waren mijn algemene opmerkingen. Ik ga nu verder met de regeldruk.

Wij gaan samen met Gastvrij Nederland bezien hoe wij de sectorspecifieke regels kunnen verlichten. De heer Koppejan suggereerde om te kijken naar een regelvrije of regelarme zone. Ik ben bereid om dit te onderzoeken, maar ik heb daarvoor wel de medewerking van gemeenten en provincies nodig. Het gros van de regels, vooral als het gaat om grote en kleine planologie en dat soort zaken, ligt op het niveau van gemeenten, dan wel provincies. Ik ben bereid om dat met gemeenten en provincies uit te zoeken, maar er gloort hoop voor de regeldruk, want er is een nieuwe natuurwet in aantocht. We hebben drie wetten op dit gebied, maar wij maken daar één van. Mevrouw Schultz van Haegen trekt het project vereenvoudiging van het ruimtelijke ordeningsrecht, het omgevingsrecht. De bedoeling is om voor zaken waar nu meer vergunningen voor nodig zijn voortaan met één vergunning te werken. En als er meer vergunningen nodig zijn, dan is het van belang de procedures op elkaar af te stemmen, zodat je het in één beweging kunt afhandelen.

Je kunt echter niet altijd twee heren dienen. Er wordt tot een aantal belangrijke vereenvoudigingen in de natuurbescherming gekomen. Formeel is er voor bepaalde monumenten, rijksmonumenten, natuurmonumenten, een vergunning nodig als een recreatieondernemer met tien personen het gebied in wil. Wij willen de status van dat type natuurmonumenten schrappen. Ook al vraag je hiervoor geen vergunning aan – als ik recreatieondernemer was, dan zou ik dat wellicht ook vergeten als ik met tien mensen het gebied in wil gaan – je moet het wel doen. Stel dat je je camping wilt uitbreiden, maar net op het hoekje waar je die wilt uitbreiden, ligt een dassenburcht. We hebben inmiddels 6 000 dassen in Nederland. Nu moet je een vergunning aanvragen als je iets wilt doen met de dassenburcht. Dat kan twee, drie jaar duren, want er kan bezwaar worden gemaakt, er kan in beroep worden gegaan enzovoorts. Wij willen dit veranderen in een zorgplicht. Dat wil niet zeggen dat de ondernemer direct de shovel mag pakken en de dassenburcht mag weghalen. Nee, de ondernemer is verplicht om deze kwestie op een nette manier op te lossen. Als hij dat niet doet, dan wordt de politie of de nVWA erop afgestuurd. De mensen krijgen dus zelf de verantwoordelijkheid voor dit soort kwesties, om er goed voor te zorgen en het op te lossen, maar je moet dat wel met elkaar willen. Je kunt voor de «veilige weg» gaan, je kunt het allemaal in de wet borgen, je kunt ervoor zorgen dat overal vergunningen voor moeten worden aangevraagd, waarbij ook weer bezwaar en beroep mogelijk is, maar dan kom je voor elke das zo ongeveer in dezelfde procedure terecht als voor de orka Morgan. Ik heb echter zoveel vertrouwen in Nederlanders dat ik ervan uitga dat de zorgplicht die men krijgt opgelegd erin resulteert dat de soorten waarvan wij er gelukkig veel hebben worden beschermd. Maar het is ook vereenvoudiging van wet- en regelgeving. De natuur- en de ruimtelijkeordeningswetgeving zijn van dit soort zaken doordrongen. Als je dit de burger echter niet toevertrouwt, dan kun je deze stap niet zetten. Dan is het pleiten voor minder regels en voor vereenvoudiging een wassen neus. Je moet bereid zijn om op deze terreinen meer vertrouwen te geven aan mensen. Dat zit in de nieuwe natuurwetgeving. Ik zie ook mogelijkheden om recreatieondernemers in vooral het landelijke gebied meer ruimte en soepelheid te bieden.

Dan het punt van de heer Van Bemmel. Ik ben het wat dat betreft eens met mevrouw Smeets. Zij waren even in een debatje verwikkeld. Als wij onze steden en onze natuur laten verloederen, als wij daar niet trots op zijn, dan kun je promoten wat je wilt, maar dan gaat het niet lukken. Dat hoort erbij. Wij moeten zuinig zijn op onze natuur. Wij moeten die goed beheren. Het verhaal van de heer Verhoeven werp ik ook verre van mij. Hij heeft het kabinet een slagvaardigheid toegedicht die nog nooit eerder is vertoond. Hij stelt dat de instroom van toeristen dit jaar tegenvalt en dat dit komt door de bezuinigingen van de regering op natuur. Dat is bijzonder, want die bezuinigingen gaan pas in 2013 in. De toeristen mijden Nederland nu al, omdat ze al die ingewikkelde stukken van ons lezen en dan denken: in Nederland gaat men bezuinigen, dus ik kom alvast niet meer. Laten wij een beetje nuchter blijven. We hebben minder geld, ook voor natuur, maar wij maken de dingen wel af. We richten de boel goed in. We brengen de dingen op orde. Het zal in 2021 qua oppervlakte niet die 100% zijn die we ooit hebben bedacht, maar wel 85%. Die is dan echter op orde en die functioneert. We moeten dus niet aan verkeerde beeldvorming doen.

De heer Ziengs vraagt naar het ondernemingsdossier. Nog dit kwartaal ontvangt de Kamer de digitale implementatieagenda waarin ook de ontwikkeling en invoering van het ondernemingsdossier wordt meegenomen.

Er is gevraagd of ik de regeldruk wil aanpakken door de invoering van een inspectievakantie. De inspectievakantie zorgt ervoor dat bedrijven die de regels goed naleven en waar de veiligheidsrisico’s beperkt zijn maximaal twee keer per jaar door de rijksinspectie worden bezocht. Er wordt al gekeken naar de suggestie om niet vier inspecteurs voor vier verschillende aspecten naar bedrijven te sturen.

Ik kom bij de krimpgebieden. Misschien moeten we de experimenteerruimte met regelvrije zones combineren met een aantal krimpgebieden. Ik woon zelf in de gemeente Vlagtwedde. Die ligt ook in zo’n krimpgebied, maar we zeggen dat nooit, want dat helpt niet. Zo zijn er in Limburg en in Groningen meer gebieden waar je het zou kunnen doen. Ik vind dat een interessante gedachte en ik ga daar absoluut mee verder in het overleg met provincies en gemeenten.

Dan de camperplaats. Het toerisme- en recreatiebeleid is natuurlijk ook lokaal en provinciaal. Daarom heeft de Kamer ook heel «lokale» vragen gesteld, bijvoorbeeld over de camperplaatsen die heel concurrerend zouden zijn. Er is echter een aantal punten waar de regering niet over gaat. Daar gaat zelfs de Tweede Kamer niet over. Ik zal die vragen in meer algemene zin onder de aandacht van de VNG brengen, ook die over de concurrentie tussen publieke en private jachthavens. Uiteindelijk moet de sector dit soort kwesties zelf bij VNG en IPO tussen de oren zien te krijgen. Dat waren de punten over natuur en regeldruk.

De heer Koppejan (CDA): Nog even over de jachthavens. De overheid, zeker in de traditie waar wij beiden uit komen, staatssecretaris, is schild voor de zwakke. Soms moeten particuliere ondernemers ook worden beschermd tegen die overheid, bijvoorbeeld als die overheid oneerlijke concurrentie toepast. Daar spreek ik over wanneer het gaat om de jachthavens. Ik vind dat de staatssecretaris zich hier iets te gemakkelijk van afmaakt met de opmerking dat hij dit aan de overheden en de ondernemers overlaat. De staatssecretaris van toerisme en recreatie heeft in dezen de regiefunctie. Ik vraag hem nadrukkelijk om het initiatief te nemen tot een overleg waarin de VNG en de toeristische sector om de tafel gaan zitten om te overleggen hoe de oneerlijke concurrentie die er nu aantoonbaar is, kan worden opgeheven. Ik krijg daar graag een toezegging over, want anders kom ik met een motie.

Staatssecretaris Bleker: Zo gaat dat, voorzitter.

De voorzitter: Ik zit erbij en kijk ernaar.

Staatssecretaris Bleker: Als ik geen toezegging doe, dan wordt er een motie ingediend. Daar kan ik het natuurlijk op aan laten komen. De heer Koppejan moet dan eerst proberen om zijn fractie achter de motie te krijgen. Dat zal hem wel lukken, maar dan moet hij ook nog een meerderheid in de Kamer zien te krijgen. Het valt misschien allemaal nog wel mee, maar ik ga er toch even op in.

De heer Koppejan (CDA): Ik heb al een meerderheid.

Staatssecretaris Bleker: Dan ga ik ook niet meer antwoorden.

De kwestie is onderdeel van de bredere problematiek van concurrentievervalsing door overheid en overheidsbedrijven. Dat is terecht. Om dit tegen te gaan, is de Wet markt en overheid tot stand gekomen. Deze wet treedt naar verwachting in 2012 in werking. De wet kent verplichtingen voor overheden die economische activiteiten verrichten, bijvoorbeeld door het in rekening brengen van de integrale kosten van die activiteiten. De NMa wordt belast met de handhaving van de wet. Ondernemingen die nadeel ondervinden van concurrentie van overheden kunnen zich tot de NMa wenden. Dat is de systematiek die straks gaat werken. Dat geldt ook voor lokale overheden. Ik neem de kwestie mee in de algemene signaalbrief richting de VNG.

Ik kom bij het NBTC. Ik wacht de verdere besprekingen tussen de fracties over de diverse amendementen en de dekking ervan af, want het is mij vooralsnog onduidelijk wat men precies beoogt. Je kunt overigens een heel debat voeren over de vraag of de bezuinigingen inderdaad de geschetste negatieve gevolgen hebben voor de bestedingen. Daar gaat het in feite om. Het NBTC heeft zelf berekend dat door de bezuiniging zo’n 14 000 banen in de toeristensector verloren zullen gaan. Ik wil het belang van het NBTC absoluut niet onderschatten, maar ik plaats vraagtekens bij dit type redeneringen en dat type uitkomsten. Volgens mij komen wij dan echter in een vrij vruchteloze discussie terecht. Wij willen het NBTC voor een behoorlijk bedrag blijven financieren . Dat weet de Kamer, maar er wordt meer dan 60% bezuinigd. Wij hebben toch de indruk dat er, met het bedrag dat wij wel beschikbaar stellen en het bedrag van het bedrijfsleven, een NBTC in de benen blijft dat voldoende daadkracht en slagkracht heeft. Dat is onze verwachting. Er zijn ook suggesties gedaan, in het kader van extra middelen, om gemeenten ook te laten funden richting het NBTC, maar dat is vooral een zaak van het NBTC zelf en de partners. Wij zijn wel bereid, als het gaat om de activiteiten van het NBTC in het buitenland, om te bezien of de praktische samenwerking die er nu al vaak is op de verschillende locaties verder kan worden versterkt, al dan niet met betrokkenheid van ambassades of de EVD van ons ministerie. Wij zijn tevens bereid om te bezien of er efficiencywinst te behalen is.

De heer Van Bemmel suggereert om een deel van de toeristenbelasting te laten terugvloeien naar het Rijk, zodat het Rijk met de opbrengst ervan het NBTC kan blijven financieren. Dat is een principekwestie. In de Gemeentewet is de mogelijkheid opgenomen voor een gemeenteraad om een belasting te heffen, hetende toeristenbelasting. Ik heb zojuist even gegoogled. Heel veel gemeenten hebben die belasting daadwerkelijk ingevoerd. Ik dacht dat mijn gemeente dat nog niet had gedaan. Mijn gemeente houdt al zestig jaar lang niet van het heffen van belastingen, maar ook daar hebben ze het gedaan, ik geloof € 0,60 per overnachting. Er zijn ook gemeenten die het niet doen. Ik vind echter dat wij recht in de leer moeten blijven. Dit is een lokale autonomie. De volksvertegenwoordigers van de gemeenten gaan hierover. Ik vind dat dit ook zo moet blijven. Ik voel er niets voor om samen met de minister van Binnenlandse Zaken gemeenten op te roepen om aan een deel van hun inkomsten een specifieke bestemming te geven, dan wel een deel van hun inkomsten over te dragen aan het Rijk, zodat wij daar het NBTC mee kunnen financieren. Ik vind dat niet de goede route. Het is een lokale belasting. Laat de lokale democratie daarover beslissen.

De heer Ziengs (VVD): Ik kan mij voorstellen dat Vlagtwedde, gelet op de hoogte van de toeristenbelasting, € 0,60, en het aantal toeristen ...

Staatssecretaris Bleker: Dat moet de heer Ziengs niet onderschatten.

De heer Ziengs (VVD): Ik denk dat de ambtenaar die dit controleert en de zaak administratief afhandelt daar nog niet mee is betaald. Ik doe een oproep richting Vlagtwedde om deze onzinnige heffing zo snel mogelijk af te schaffen.

De staatssecretaris is voornemens, om de tafel te gaan zitten met de VNG over de regelarme zone. Ik verzoek hem de toeristenbelasting in dat kader mee te nemen. Ik zou ook graag zien dat de staatssecretaris in een beleidsbrief aangeeft welke andere kwesties hij met het VNG wil bespreken. Ik heb voorgesteld om van de toeristenbelasting een doelbelasting te maken, zodat de opbrengst kan worden gebruikt voor zaken die nodig zijn om toeristen naar je gebied te trekken. Als Vlagtwedde dit bedrag zou insteken voor allerlei zaken die het toerisme ten goede komen, dan zouden er misschien meer toeristen naar toe komen, al heb ik in eerste instantie aangegeven dat de toeristenbelasting daar moet worden afgeschaft.

Dan nog even over de beleidsbrief over de regelarme zone en de toeristen-doelbelasting. Het onzalige plan dat D66 destijds in de Telegraaf naar voren bracht, namelijk dat de middelen vanuit de toeristenbelasting, waar ik niets mee heb, richting het Rijk zouden moeten gaan en vervolgens naar het NBTC, moeten we maar snel vergeten.

De heer Verhoeven (D66): Dat is hetzelfde als een doelbelasting.

De voorzitter: Het concrete verzoek van de heer Ziengs ging over een brief over het overleg met de VNG.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb gezegd dat ik een aantal punten in de inbreng van de leden van de Kamer deel. Ik zal die onder de aandacht van de VNG brengen. Dat doe ik echter niet waar het gaat om de toeristenbelasting. De heer Ziengs heeft een totaal verkeerd beeld van de situatie in een recreatieve gemeente als Vlagtwedde. Daar ligt een bungalowpark met 350 bungalows, met gemiddeld genomen een bezettingsgraad per week van 80%. Dat wil zeggen 300 overnachtingen maal vijf is 1 500 tot 2000 overnachtingen per week. Als je dat vermenigvuldigt met 50, dan zit je op ongeveer 100 000 overnachtingen per week. Dan kom je al gauw op een bedrag van € 70 0000 aan toeristenbelasting. Als ik tegen de gemeente Vlagtwedde zou zeggen dat zij de toeristenbelasting vooral als doelbelasting zou moeten gebruiken, dan zou ze antwoorden dat ze al het tienvoudige van de toeristenbelasting investeert in toerisme en recreatie.

De heer Ziengs (VVD): We focussen ons nu een beetje op Vlagtwedde. Dat is jammer, want er zijn heel veel andere voorbeelden waarbij de toeristenbelasting regelmatig en op een onjuiste wijze wordt verhoogd en vervolgens wordt gebruikt voor de algemene middelen en vooral voor het dichten van gaten in de begroting van gemeenten. Er zijn ook gemeenten die de toeristenbelasting op dit moment invoeren. Ik houd overeind dat de staatssecretaris dit onderwerp in zijn beleidsbrief aan de orde moet stellen. Als Vlagtwedde aangeeft dat het op dit gebied al iets doet aan infrastructuur of zo, dan is dat prima, maar wij moeten dit signaal volgens mij wel afgeven.

Staatssecretaris Bleker: Ik verschil daarover van mening met de heer Ziengs. Ik ben een groot voorstander van het Huis van Thorbecke. Dat zou de heer Ziengs ook moeten zijn, gelet op de afkomst van de heer Thorbecke. Ik vind dat wij dit bij de gemeenten moeten laten. Deze zuiverende werking moet in de lokale democratieën plaatsvinden als er begrotingsgaten worden gedicht met de toeristenbelasting.

De heer Van Bemmel (PVV): Ik ben bang dat de staatssecretaris enige vragen door elkaar haalt. Ik heb het vooral gehad over het oormerken van de toeristenbelasting. De staatssecretaris gaf zojuist een voorzetje toen hij zei dat sommige gemeenten die goed besteden. Ik vind dat prima, maar we kunnen in overleg met de VNG toch wel bezien of er duidelijkheid kan worden gegeven over wat er met de centen gebeurt? Dat kan misschien worden meegenomen in de beleidsbrief. Het gaat over investeren in de zin van fatsoenlijk besteden.

Staatssecretaris Bleker: Het is net als met de motorrijtuigenbelasting. Daarvan is ook wel eens gezegd dat provincies die geoormerkt moeten inzetten voor de infrastructuur en het openbaar vervoer. Nee, het is een belasting die in de algemene middelen mag vloeien. Je moet wel beoordelen of je vindt dat die belasting in goede verhouding staat met het belasten. Dat is het, niet meer en niet minder. Ik wil mij daar verre van houden. Er zullen heel veel gemeenten zijn die het volgens de criteria van de heer Van Bemmel prima doen, maar voor een aantal gemeenten zal dat niet gelden. Ik bemoei me daar niet mee, want het is de gemeenteraad die daarover gaat en niet de Tweede Kamer.

De topteams die bezig zijn met de verdere uitwerking van het topsectorenbeleid op het punt van het vestigingsklimaat, ook in het belang van recreatie en toerisme, zal ik hier op gepaste wijze bij betrekken.

Hoe moet het verder met de watersport nadat het Convenant uitvoering beleidsvisie Recreatietoervaartnet uit 1992 is overgegaan naar de provincies in het kader van de decentralisatie? Bij die decentralisatie hebben wij aangegeven dat investeren in recreatietoervaart geen landelijke taak meer is. Dit is geen taak meer van het Rijk. Het is ook geen verplichte taak van de provincies. Het is een taak waarvan de provincies kunnen kiezen om die uit te voeren. Dat betekent dus dat de provincies het primaat hebben over hoe hiermee verder te gaan, ook als het gaat om de Staande Mastroutes. Voor de borging van het toervaartnet loopt nu nog een discussie in het kader van de Structuurvisie infrastructuur en Ruimte. Het Rijk is voornemens om de BRTN te borgen via bestuurlijke afspraken met de provincies. Dan gaat het om wat er is. De minister van I&M heeft daarbij het voortouw. Op 14 november vindt hierover een notaoverleg plaats met de Kamer. Dan komt dit punt aan de orde. In het onderhandelingsakkoord IPO/Rijk is opgenomen dat het landelijke toervaartnet niet langer als een rijkstaak wordt beschouwd. Volgens mij zijn provincies en gemeenten heel goed in staat om zelf de resterende knelpunten op te pakken. Voor de verdere samenwerking tussen Rijk en sector heb ik de SRN gevraagd een voorstel te doen voor een green deal. Wij wachten dat af.

Dan de vraag over het waterfonds. Daarmee is het gegaan zoals wij hopen dat het gaat met de Hedwigepolder. Er was ooit bedacht dat het waterfonds er zou komen, maar het is er nooit gekomen. Zo hoop ik ook dat het met de Hedwigepolder zal aflopen. Er is ooit bedacht dat die onder water zou gaan, maar het is nooit gebeurd.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik heb nadrukkelijk stilgestaan bij de watersportcampagne van de vijf provincies, HISWA en het NBTC. De Kamer heeft daar ook druk op gezet. Ik hecht eraan dat de staatssecretaris daarop ingaat, want de PvdA hoopt dat het geld dat hiervoor is opgehoest door de betrokken instanties, geen verloren geld is.

Staatssecretaris Bleker: Wij zullen dat in 2012 in ieder geval voortzetten. Er worden nu afspraken gemaakt met de betrokken partners, zoals de watersportprovincies en HISWA. Wij zijn dus in overleg, met de bedoeling om een en ander op gepaste wijze te continueren.

De heer Verhoeven (D66): Ik heb gevraagd of de staatssecretaris naar een oplossing gaat zoeken voor de Staande Mastroute. Hij heeft aangegeven hoe het qua structuur is geregeld. De staatssecretaris heeft ook een aantal verstandige dingen gezegd over de lokale, regionale of provinciale verantwoordelijkheid met betrekking tot de gelden. Het lijkt mij goed, bijvoorbeeld in een paragraaf in de brief over andere zaken, dat de staatssecretaris concreet aangeeft hoe er wat dit betreft naar een oplossing wordt gezocht. Ik denk zelfs aan een soort inspanningsverplichting.

Staatssecretaris Bleker: Uitgangspunt is dat deze taak niet bij het Rijk blijft. Het is een taak die de provincies kunnen oppakken. Die afspraak hebben wij met de provincies gemaakt. Veel provincies hebben wel de financiële middelen om de noodzakelijke investeringen voor het oplossen van knelpunten te doen. Overigens is er het afgelopen decennium ook al heel veel gedaan. Ik kan er allerlei voorbeelden van noemen, maar ik zal deze kwestie in het kader van de uitvoering van het decentralisatieakkoord met de provincies wat betreft natuur en recreatie agenderen. Ik denk dan aan zaken als: Hoe staat het er nu mee en zijn er nog dingen die wij gezamenlijk moeten afhechten? Ik zal de Kamer daar de eerste helft van volgend jaar over informeren, als onderdeel van de rapportage over het decentralisatieakkoord natuur met het IPO.

De heer Verhoeven (D66): Dat is een stuk concreter. Dank daarvoor. Stel echter dat een provincie geen geld meer heeft voor het onderhoud van de routes, al is dat dus in eerste instantie een taak van de provincies. De staatssecretaris heeft wat dat betreft laten doorschemeren dat hij betrokken blijft bij een en ander en dat hij, als het zover komt, beziet wat er moet gebeuren. Een en ander komt in deze reactie van de staatssecretaris beter naar voren dan in zijn eerdere reactie. Dank daarvoor.

Staatssecretaris Bleker: Mevrouw Smeets vraagt mij om twee keer per jaar te komen met een brief over de stand van zaken. Dat zou kunnen, maar ik geef er de voorkeur aan om één keer per jaar met zo'n brief te komen, in de tweede helft van het jaar, zo rond deze tijd, oktober, november. Dan hebben wij een vast moment in het jaar waarop wij overleg kunnen voeren met de Kamer. Mochten er ontwikkelingen zijn die aanleiding geven tot een tussentijdse rapportage, dan komen wij daar uiteraard mee.

De voorzitter: Dat was het antwoord van de staatssecretaris in eerste termijn. Ik denk dat wij een kleine uitloop nodig hebben. Iedereen krijgt anderhalve minuut voor de tweede termijn. Daar houd ik strak aan vast. Dan proberen wij uiterlijk 16.15 uur af te ronden. De heer Ziengs begint weer.

De heer Ziengs (VVD): Voorzitter. De staatssecretaris heeft over de inspectiediensten en de inspectievakantie een stevige toezegging gedaan. Dat staat ook in het regeerakkoord. Wellicht is het mogelijk, als het gaat om de legionella-inspecties, waarmee vier diensten zich bezighouden, om die op te nemen in de Zwemwaterwet die eraan komt. Dat kan wellicht een oplossing zijn.

Dan de reactie van de staatssecretaris op het ondernemingsdossier. Na dit kwartaal komt er bericht over de voortgang hiervan, maar daarmee is nog niet aangegeven hoe het met de ontwikkeling staat. Ik ben een beetje bang dat wij na dit kwartaal krijgen te horen dat het nog niet zo goed gaat of dat het wat achterloopt. Ik wil er nu graag nog een verduidelijking over.

Ik heb de staatssecretaris om een beleidsbrief gevraagd. Hij dwingt mij er eigenlijk toe hetzelfde te roepen als de heer Koppejan. Gezien alle geluiden in de commissie over de toeristen-doelbelasting proef ik een meerderheid daarvoor. Ik verzoek de staatssecretaris om, als hij de beleidsbrief toezegt, ook de toeristendoelbelasting op de rol te zetten in het overleg met de VNG. Ik wil daar ook een toezegging over, want anders maak ik gebruik van het instrument van de motie.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Het is mooi dat er meer vertrouwen komt in ondernemers, gelet op het gestelde over de dassenburcht. Dat hoor ik graag, Wat dat betreft dus wat minder regelgeving. Wij zullen zien hoe wij de kwestie van het NBTC kunnen repareren, uiteraard budgetneutraal, zoals dat tegenwoordig heet. Wij kunnen dat bij de begroting doen of eventueel in een VAO. Ik zal bezien wat qua tijd het handigste is.

Ik zal ook met mijn collega's bezien hoe wij iets kunnen doen aan de toeristenbelasting. Ik vind het jammer dat de staatssecretaris die kwestie niet in zijn beleidsbrief wil opnemen. Het is een belangrijk item voor de recreatiebranche. Volgens mij moeten wij wat dit betreft, ook in overleg met de VNG, grote stappen kunnen zetten. Het is een aantal jaren geleden, maar volgens mij was het minister Zalm die de gemeenten ooit de dringende richtlijn meegaf om de ozb niet te veel te verhogen. Het Rijk kan dus wel degelijk wat druk uitoefenen als het echt moet.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Hij stelt dat de sector niet specifiek wordt gepakt. Ik ben dat met hem eens. Ik neem aan dat de staatssecretaris er niet zit om speciaal de gastvrijheidsector te pakken, maar er is wel sprake van een cumulatie van maatregelen. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij jaarlijks gaat komen met een brief over de stand van zaken. Ik had liever twee keer per jaar een brief gehad, maar ik ben bereid om de staatssecretaris wat dit betreft tegemoet te komen. We kunnen beter één keer per jaar goed overleg hebben dan twee keer per jaar een half overleg. Ik stel het op prijs als wij voortaan in september een brief krijgen waarover wij in oktober van gedachten kunnen wisselen. Daarbij spelen zaken als de uitvoering door de topteams, de stand van zaken in de sector, de campagne voor de watersport, het overleg over de Staande Mastroute, de krimpgebieden en de experimenteerruimte. Er is dus genoeg om over te schrijven.

Ik krijg regelmatig de vraag van de sector naar een soort verbindingsofficier of een nationale regisseur. Daar heb ik nog geen antwoord op gehad.

De heer Koppejan (CDA): Ook ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik ben blij met de toezegging over de regelarme zone, de pilot in dat kader en het beleid om toerisme en recreatie in krimpgebieden te stimuleren. Wij komen volgende week terug op het NBTC. Ik krijg nog wel graag een reactie op mijn vraag of de staatssecretaris met mij van mening is dat de promotiecampagne met betrekking tot het recent opgestarte product-marktcombinatie watersport en kustwater moet worden voortgezet, vanwege het belang ervan.

Ik steun mijn collega van de PvdA wanneer het gaat om een verbindingsofficier op het ministerie, want een duidelijk aanspreekpunt is heel belangrijk voor de sector. Ik zie dat voordeel ook bij andere sectoren.

Wat betreft de toeristenbelasting ga ik met mijn collega van de VVD en de collega's die dezelfde bezwaren hebben geuit om de tafel zitten. Ik ben bepaald niet tevreden met de uitspraak van de staatssecretaris op dat terrein. Wij hebben wat dat betreft een duidelijk verschil van mening.

De heer Verhoeven (D66): Ik dank de staatssecretaris. Ik vond het een mooi debat. Volgens mij zijn wij een aantal stappen verder gekomen. Er zijn op verschillende voorstellen toezeggingen gedaan. Er zijn ook meerderheden in de Kamer voor een aantal voorstellen. Ik ben daar blij om. De staatssecretaris gaf aan dat ik het kabinet wellicht iets overschat wat betreft de daadkracht. Hij hoeft daarover geen zorg te hebben. Het spanningsveld tussen natuur, Europa en de toeristische ondernemers is er wat ons betreft niet. Het idee over de regelvrije zone van de heer Koppejan vind ik heel goed. Ik vind het ook prima om dat in een krimpgebied te doen, omdat juist in krimpgebieden de behoefte aan nieuwe combinaties ontstaan. Het via bestemmingsplannen de ruimte geven op dat punt is een heel goede suggestie. Wat betreft de toeristenbelasting wacht ik de verschillende varianten, ideeën en plannen van de collega's af. Ik moet nog zien dat er iets gaat gebeuren, maar ik denk graag met ze mee. Het allerbelangrijkste vinden wij de bezuinigingen op het binnenhalen van buitenlandse bezoekers. Ik sprak al over al die city slogans om de binnenlandse bezoeker van A naar B te trekken. Dat is leuk, maar wij moeten de taart vergroten en ook buitenlandse bezoekers naar Nederland trekken. Ik ben blij met de opmerking van de staatssecretaris dat hij het voorstel van de Kamer om een deel van de bezuiniging terug te draaien afwacht. Ik zie ook daar een prachtige meerderheid gloren. Ook daar gaan wij de komende weken aan werken.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Dank. Wij gaan kijken naar de legionella-inspecties. Hoe zit het met het ondernemingsdossier? Dit kwartaal wordt er gestart met de invoering van het ondernemingsdossier in een aantal koploperbranches, waaronder de horeca, de recreatie en enkele andere sectoren, twee rijksinspecties en een aantal gemeenten. Na de evaluatie begin 2012 wordt besloten in hoeverre voor de periode 2012–2014 de aanpak voor Nederland verder wordt verbreed. We beginnen op zeer korte termijn.

Ik heb over de toeristenbelasting gezegd wat ik erover wilde zeggen.

Wat betreft de brief deel ik een aantal signalen van de Kamer. Het lijkt mij goed om die onder de aandacht van de VNG te brengen. Ik zal daarvoor zorgen en ik zal de Kamer informeren over het resultaat. Dat wordt ergens in het voorjaar van volgend jaar.

Dan de verbindingsofficier op het ministerie. In mijn antwoord staat dat de sector al een duidelijk aanspreekpunt op het ministerie heeft, namelijk bij de Directie Topsectoren en Industriebeleid. Ik zal er echter voor zorgen dat de klacht die de sector nu kennelijk heeft over de toegang tot het ministerie, namelijk dat die niet altijd eenvoudig en transparant is, wordt weggenomen. Het is onze zaak hoe wij dat doen, maar we zullen ervoor zorgen dat er een helder aanspreekpunt komt in de toekomst. Wij zijn echter geen aanspreekpunt voor de gemeenten Amsterdam of Vlagtwedde.

De heer Verhoeven houdt van het debat, maar ik vind het jammer dat hij niet op het dilemma das is ingegaan, want dat is een mooi voorbeeld van hoe je vertrouwen aan mensen geeft en de bescherming van dieren mogelijk maakt; een beetje normaal doen waar het gaat om economische ontwikkeling dus.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter, we hebben tot 16.15 uur, maar het is nu pas 16.03 uur. Ik wil de resterende twaalf minuten een korte samenvatting geven van de visie van D66 op de das; DAS66. Ik heb volgens mij al eerder iets gezegd over het spanningsveld tussen natuur, economie en regelgeving. Ik ben daarover ook duidelijk geweest, in die zin dat wij dat spanningsveld voelen. Dat voelen alle ondernemers in deze zaal. Het is goed dat de staatssecretaris de das vooropstelt, maar wij zullen de toeristische ondernemer ook voorop blijven stellen.

De voorzitter: Ik vat de toezeggingen van de staatssecretaris samen

  • De staatssecretaris zal een onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheid van een regelluwe zone.

  • Nog dit kwartaal ontvangt de Kamer een overzicht met de stand van zaken met betrekking tot het ondernemingsdossier.

  • De staatssecretaris zal de Kamer jaarlijks – de suggestie van mevrouw Smeets om dat in september te doen, lijkt mij heel praktisch, ook in verband met de eventuele financiële zaken in de begroting – een stand-van-zakenbrief doen toekomen.

  • De staatssecretaris zal de VNG een brief sturen over zaken op het gebied van recreatieondernemers op lokaal niveau.

  • Een verslag van de resultaten van het gesprek met de VNG zal de Kamer in het voorjaar worden toegezonden.

Ik heb een aantal collega's horen zeggen dat ze nog onderling overleg willen voeren over hoe ze hiermee door willen gaan. Dat betekent dat wij het besluit over een VAO nog even opschuiven. Mag ik dat concluderen?

De heer Verhoeven (D66): We hebben volgende week de begroting van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarvan toerisme een onderdeel is. Wat mij betreft kunnen wij de moties tot dan bewaren. Misschien zijn er dringende zaken, maar wat ons betreft niet.

De voorzitter: De commissie bepaalt dat. Als u dat met elkaar eens bent, dan kunnen wij daartoe besluiten. Ik constateer dat dit het geval is.

Dit debat krijgt nog een staartje bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken.

Ik dank een ieder voor zijn of haar aanwezigheid.