Kamerstuk 26150-109

Verslag van een algemeen overleg

Algemene Vergadering der Verenigde Naties

Gepubliceerd: 3 oktober 2011
Indiener(s): Alexander Pechtold (D66)
Onderwerpen: internationaal internationale samenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26150-109.html
ID: 26150-109

Nr. 109 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 oktober 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 7 september 2011 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 30 augustus 2011 met Richtlijnen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 66e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York (26 150, nr. 102);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 18 februari 2011 met het Verslag van de herfstzitting van de 65e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (26 150, nr. 97).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Pechtold

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Voorzitter: Albayrak

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Albayrak, Ormel, Van Bommel, Voordewind, Timmermans, Dijkhoff, De Roon, Peters, Van der Staaij en Pechtold,

en minister Rosenthal en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Wij beginnen met een kleine vertraging, omdat het bezoek van de directeur van het World Food Programme van de Verenigde Naties enigszins uitliep. Excuses daarvoor. Ik heet de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van harte welkom en uiteraard ook degenen die hen vandaag ondersteunen.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. De inbreng van het Koninkrijk op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is via de geannoteerde agenda tot ons gekomen. Wij hebben er een aantal vragen en opmerkingen over.

Het Koninkrijk wil zich inspannen voor internationale afspraken over ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens. Kan aangegeven worden op welke wijze het Koninkrijk dat doet? Hoe denkt de regering een bijdrage te kunnen leveren aan het doorbreken van de al jarenlang bestaande impasse? Wordt daarbij ook gesproken over de verontrustende voortgang die Iran maakt in het fabriceren van een kernbom?

De CDA-fractie vindt mensenrechten een uitermate belangrijk punt. Wij zijn verheugd dat Nederland een resolutie zal indienen over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Daar hoort wat ons betreft zonder meer bij dat het ook mogelijk moet zijn om afstand te doen van je godsdienst of levensovertuiging. Is er al een concepttekst bekend? Wordt die ook aan de Kamer gestuurd? Is dat nog onderwerp van onderhandeling? Wordt er ook aandacht besteed aan specifieke, met name genoemde situaties? En hebben de bewindslieden ook een overzicht van de meest schrijnende voorbeelden van beperking van dit grondrecht? In hoeverre zal de in deze Kamer aangenomen wet op het onverdoofd ritueel slachten de positie van Nederland verzwakken, als het gaat om deze resolutie?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb een vraag over het recht om van geloof te veranderen. Het is mooi dat er een resolutie over komt, maar papier is geduldig. Welke consequenties ziet de CDA-fractie van zo’n resolutie? Wat zou eruit voort moeten komen? Wij kennen ongeveer 100 miljoen christenen die verdrukt worden, ook christenen die van de islam tot het christendom zijn bekeerd. Wat zou er in concreto voor hen moeten veranderen?

De heer Ormel (CDA): Wij kennen christenen die in de verdrukking zitten, maar er zijn ook andere godsdiensten die in de verdrukking zitten. Er zijn godsdiensten waarbij het onmogelijk is om van godsdienst te veranderen. Daarvan zeggen wij: het moet mogelijk zijn, het moet een grondrecht worden en daarom moeten wij dat veranderen. Wereldwijd betekent dit dat er aandacht voor moet zijn en dat de internationale gemeenschap moet kunnen optreden, wanneer dit met voeten getreden wordt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik ben het helemaal eens met de heer Ormel. Er is een nieuwe grondwet in de maak voor bijvoorbeeld Libië. Er staat een sterke verwijzing in naar de sharia dat de islamitische wetgeving de belangrijkste bron van wetgeving zal worden. Wij weten dat de sharia bekering naar het christendom niet toestaat. Sterker nog, daar staat de doodstraf op. Egypte kent dezelfde ontwerpgrondwet. Hoe moet dit soort zaken internationaal worden aangekaart?

De heer Ormel (CDA): Daarom is het van belang dat zo’n resolutie wordt aangenomen met de grootst mogelijke meerderheid in de AVVN. Dan kun je als wereldgemeenschap met die resolutie in de hand tegen een land als Libië zeggen: alles leuk en wel, het is prachtig als jullie je richten op de sharia – of het is niet zo prachtig – maar kijk wel naar deze resolutie die is aangenomen door de AVVN. Het is een extra hulpmiddel om te proberen zaken te veranderen in andere landen, waarvan de heer Voordewind ook weet dat het hier van achter een Haagse tafel niet zo gemakkelijk te doen is. Als je dat vanuit de AVVN doet, heb je wat meer mogelijkheden. Ik prijs de regering dat zij daarin het voortouw neemt.

De CDA-fractie deelt de opstelling van de regering ten aanzien van de resoluties over het vredesproces in het Midden-Oosten. Indien resoluties niet evenwichtig zijn, is het verstandig deze niet te steunen. Wij zijn van mening dat een alomvattend vredesakkoord met een tweestatenoplossing als uitgangspunt te verkiezen valt boven eenzijdige stappen. In de geannoteerde agenda staat dat Israël-bashing uit den boze is. Wij zijn tegen bashing, maar wij zijn wel van mening dat Nederland aan Israël moet laten weten dat het ook bereid moet zijn om stappen te nemen. Het nederzettingenbeleid op de Westelijke Jordaanoever is illegaal en serieuze en allesomvattende vredesbesprekingen zijn hoognodig. Op welke wijze dringt de regering daar bij Israël op aan? Door onze opstelling in de Verenigde Naties hebben wij meer toegang tot de Israëlische autoriteiten. Dan behoren wij er ook op deze wijze gebruik van te maken.

De heer Pechtold (D66): Ik zal zo dadelijk in mijn eigen termijn ook aangeven dat ik eigenlijk niet zo blij ben met de patstelling, maar ook niet met de eenzijdige doorbreking die de actie van de Palestijnen nu met zich zou kunnen brengen. Het is een beetje een zwart-witkeuze: willen wij wel erkennen, willen wij niet erkennen? Ik wil zo dadelijk ook vragen of de regering mogelijkheden ziet wat betreft de waarnemersstatus. Vaticaanstad heeft een aparte status gehad, Zwitserland heeft tot 2002 een aparte status gehad. Is het CDA ontvankelijk voor een zodanige stap dat je verder gaat dan waar wij nu zitten, dat wij wel de mogelijkheid creëren om te voorkomen dat het een echte landstatus wordt, maar dat het een andere fase in kan?

De heer Ormel (CDA): De CDA-fractie is van mening dat wij met dat soort stappen aan de ene kant bezig zijn met een soort windowdressing – wat betekent dat dan feitelijk daar ter plekke? – en aan de andere kant daarmee verwachtingen wekken die niet waargemaakt kunnen worden. Wij zijn van mening dat er een bilateraal overleg moet zijn over een alomvattend vredesakkoord onder begeleiding van het Kwartet. Wij achten dit soort stappen nu prematuur en niet wenselijk.

De heer Pechtold (D66): Het CDA en D66 zijn het erover eens dat dat de eindoplossing is. Maar wij moeten helaas ook constateren dat het lang duurt en dat er geen tussenstappen waarneembaar zijn. Omdat wij dadelijk niet alleen in het Midden-Oosten een patstelling hebben, maar ook tussen 122 landen wel en een aantal niet, waaronder een belangrijk land als de Verenigde Staten, is mijn vraag of wij ook in de VN niet kunnen zoeken naar een mogelijkheid om dit te de-escaleren.

De heer Ormel (CDA): De CDA-fractie is van mening dat die de-escalatie niet zozeer in de VN gezocht moet worden, maar dat die meer daar ter plekke gezocht moet worden en dat de Nederlandse regering door haar opstelling een specifieke verantwoordelijkheid heeft om dit aan de Israëlische regering duidelijk te maken. Vandaar mijn oproep om te zeggen dat het nederzettingenbeleid illegaal is. Wij moeten als Nederland juist aan onze vrienden in Israël duidelijk maken dat ook wij dat vinden. Wij steunen een resolutie niet, maar wij verwachten op dat punt toch ook stappen van Israël.

De heer Van Bommel (SP): Je overschat je eigen positie nogal als je denkt dat je in goede bilaterale contacten Israël zover kunt krijgen dat het stopt met het uitbreiden van nederzettingen, wanneer de Verenigde Staten, in elk opzicht de grootste sponsor van Israël, dat ook verlangen, maar zelfs een tijdelijke bouwstop niet gedaan krijgen. Wanneer er een uitspraak van de AVVN zou komen op precies het punt van de uitbreiding van nederzettingen, waarom roept de heer Ormel het kabinet dan op zo’n resolutie niet te steunen?

De heer Ormel (CDA): Wij kennen de tekst van de resolutie niet, maar uit alle berichten die ons bereiken blijkt dat er sprake is van een andere status van de Palestijnen in de AVVN. Dat is eenzijdig ...

De heer Van Bommel (SP): Daar ging mijn vraag niet over.

De heer Ormel (CDA): Maar ik geef u antwoord; ik ben nog niet klaar. Dat is eenzijdig. Als een onderdeel daarvan is dat wij vinden dat het nederzettingenbeleid moet stoppen, dan is dat een onderdeel. Maar de resolutie en de discussie op dit moment gaan over de positie van de Palestijnen in de AVVN. Daarover zegt de Nederlandse regering: resoluties waarvan dat een onderdeel is, worden niet gesteund door Nederland. Ik geef in mijn bijdrage aan dat die opstelling wordt gesteund door de CDA-fractie. Maar daar hoort dan bij dat wij wel kritisch moeten zijn tegenover Israël. Natuurlijk kan Nederland die vreselijke, ellendige situatie niet in zijn eentje oplossen. Maar ik vind de opstelling van de Nederlandse regering verstandig. Die steunen wij.

De heer Van Bommel (SP): Mijn vraag was niet gericht op de status van de Palestijnse Autoriteit bij de VN, maar expliciet op een mogelijke resolutie aangaande de uitbreiding van de nederzettingen. De heer Ormel zegt zelf dat Nederland daarop kritiek moet hebben. Deelt hij mijn opvatting dat, wanneer er een expliciete resolutie komt die op dat onderdeel is gericht, Nederland die zou moeten steunen?

De heer Ormel (CDA): Wij kunnen nu nog niet zeggen hoe die resolutie er uitziet, dus wij zullen die moeten afwachten. Over het algemeen worden resoluties die over de problematiek van het Midden-Oosten gaan ofwel door de ene kant ofwel door de andere kant als eenzijdig betiteld. Daarvan zegt de Nederlandse regering juist: dat willen wij niet steunen. Dat begrijp ik.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De CDA-fractie zegt: die definitieve teksten moeten wij afwachten en ongeacht wat er gebeurt moet je kritisch blijven op het nederzettingenbeleid. Tot zover ga ik mee. Maar dan vraag ik de heer Ormel stil te staan bij het volgende. Als Nederland nu al zo’n positie inneemt zonder de definitieve tekst te kennen, stevenen wij daarmee zeker af op verdeeldheid binnen de EU. Wat vindt hij daar dan van? Ik ken hem in andere fora ook als een pleitbezorger van het zoeken naar een eendrachtig EU-buitenlandbeleid.

Ik vraag hem ook stil te staan bij het Kwartet-vredesproces. Wij weten allemaal dat dat proces vrij doodligt, maar het biedt nog steeds richtlijnen voor de Nederlandse regering wat deze kwestie betreft. Ook dat proces gaat uit van een staat op enig moment zonder dat de finale statusonderhandelingen met Israël al zijn afgerond. Zelfs dat Kwartet-vredesproces, waar de VN en net zo goed de VS onderdeel van uitmaken, gaat uit van de constructie: er is een staat voordat er een finale status is. Kan de heer Ormel aangeven waarom hij het standpunt van de regering steunt, wanneer ook het Kwartet vindt dat je eerder een staat kunt hebben dan een finale status?

De heer Ormel (CDA): Dit zijn twee of drie vragen ineen. De CDA-fractie is van mening dat wij moeten toegroeien naar een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid; daar zijn wij een voorstander van. Tegelijkertijd constateren wij dat die situatie op dit moment nog niet bereikt is. Dat betekent dat wij als land onze soevereine afwegingen te maken hebben en die maken wij. In de toekomst, hopelijk de nabije toekomst, komen wij op een punt dat de Europese ministers van Buitenlandse Zaken gezamenlijk in overleg met de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlandbeleid bepalen wat de Europese stem zal zijn. Maar daar zitten wij nog niet.

Ik kom bij de vraag wanneer een Palestijnse staat wordt uitgeroepen en hoe het Kwartet daarin zit. Het is noodzakelijk dat het Kwartet overlegt met Israël en de Palestijnen. In dat gezamenlijk overleg kunnen bepaalde stappen worden afgesproken. Dat is iets anders dan wat nu gebeurt met een eenzijdig eventueel oproepen tot het uitroepen van een Palestijnse staat via de AVVN. Dat is een andere situatie. Wij vinden dat in Kwartet-verband Europa – en afgeleid dus ook Nederland – zich moet inzetten voor een oplossing waarbij wordt voldaan aan de criteria die al zo vaak zijn genoemd: Jeruzalem hoofdstad van beide landen, de grenzen van 1967, de vluchtelingenproblematiek. Dat proces ligt op het moment stil en dat is een probleem. Ik vrees dat het stil zal liggen totdat er een volgende Amerikaanse president is.

Wij vinden dat er een VN-onderzoekscommissie moet worden ingesteld naar de misdrijven tegen de menselijkheid in Myanmar. Wij vragen de regering om daarvoor te pleiten.

Wij zijn van mening dat UN Women, een nieuwe organisatie, een sterke operationele capaciteit nodig heeft. Nederland promoot het en draagt 6 mln. bij. Hoe krijgen wij steun van andere landen?

De streefdatum voor de millennium development goals nadert snel. Is dat onderwerp van gesprek? Komt er een strakkere donorcoördinatie? Krijgen opkomende economieën een grotere rol?

Tijdens de AVVN wordt gesproken over de voorbereidingen voor Rio+20. Is er een strategie om deze bijeenkomst tot een succes te maken?

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Dit wordt een belangrijke zitting van de AVVN, omdat het gezag van de VN voortdurend wordt bedreigd en soms zelfs ondermijnd, ook door de eigen leden. Versterking is nodig in de zin van effectiviteit, legitimiteit en democratisering. Ik deel dat volledig met de regering.

Er wordt naar gestreefd de Europese Unie een sterkere rol te geven als mondiale speler. Dat is problematisch, omdat men het binnen de Europese Unie vaak oneens is over het buitenlands beleid. Charles de Gaulle zei het al: Frankrijk heeft geen vrienden, Frankrijk heeft alleen belangen. Dat geldt ook voor de andere EU-lidstaten. Een gezamenlijk buitenlands beleid voor Europa is meer een droom dan werkelijkheid. Ik vind het dan ook luchtfietserij om een gezamenlijke zetel voor de EU als doel te formuleren. Zullen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk daar ooit mee akkoord gaan? Ik denk het niet. Waarom erkent u dat niet en neemt u dat als uitgangspunt? Het staat logischerwijs dan ook niet in de stukken voor de Europese Raad.

Over kernontwapening en non-proliferatie sluit ik mij aan bij de vorige spreker.

De heer Ormel (CDA): De heer Van Bommel beschouwt één zetel in de Veiligheidsraad voor de EU als luchtfietserij. Kan hij aangeven hoe hij de hervorming van de Veiligheidsraad ziet? Vindt hij dat India daarin een rol moet krijgen? Vindt hij dat Engeland en Frankrijk daar een vaste zetel en vetorechten moeten blijven houden? Wat is zijn visie?

De heer Van Bommel (SP): Ik zou er een heel college over kunnen houden, maar niet in de vier minuten die mij nu beschikbaar zijn. Ik ben in ieder geval wel voor uitbreiding van de Veiligheidsraad, bijvoorbeeld met de grote spelers die de heer Ormel noemt. Kijken naar het vetorecht en daar beperkingen aan opleggen; dat zijn inderdaad zaken die daarbij horen. Maar één zetel die gedeeld moet worden door de lidstaten van de EU? Ik zie het niet gebeuren.

Genoemd wordt de problematiek van de kleinere lichte wapens. Gaat u los daarvan ook expliciet aandringen op ratificatie van het landmijnenverdrag en de conventie inzake clustermunitie?

Ik kom bij het Midden-Oosten. U hebt mijn steun bij de inzet ter vermindering van het aantal resoluties en ook de verwerping van Israël-bashing. Maar voor reële kritiek op Israël moet plaats blijven, ook in de AVVN. Ik vind dan ook dat een resolutie om te stoppen met de uitbreiding van nederzettingen in bezet gebied zou moeten worden gesteund. Bent u bereid zo’n oproep te steunen, wanneer die zich expliciet daarop richt?

Nederland wijst de erkenning van een Palestijnse staat af, maar over een waarnemersstatus wordt niet gesproken. Nederland wacht liever op een alomvattend vredesakkoord. Als daar zicht op zou zijn, zou dat ook mijn voorkeur hebben. Maar dat zicht is volkomen afwezig. Verder maken de feiten, inmiddels meer dan 500 000 Israëli’s in bezet Palestijns gebied, een tweestatenoplossing steeds moeilijker mogelijk. Wachten op een alomvattend vredesakkoord houdt in dat straks een tweestatenoplossing niet eens meer mogelijk is. De Palestijnse Autoriteit zoekt diplomatieke erkenning om de impasse te doorbreken. Daarmee zou de asymmetrische verhouding tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit verdwijnen. Erkenning van de grenzen van 1967 houdt ook erkenning van Israël in. Dat zou een belangrijke stap op weg naar zo’n alomvattend akkoord kunnen zijn. Wat is de opvatting van de Europese Unie, de opvatting van belangrijke leden als Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk?

Vanzelfsprekend moet Nederland elke gelegenheid aangrijpen om het Internationaal Strafhof te promoten. Overigens ligt daar ook een taak voor parlementariërs, bijvoorbeeld via de organisatie Parliamentarians for Global Action. Nederland zal een resolutie over het Internationaal Strafhof coördineren. Wat is de strekking van die resolutie? Hoe staat het met landen die universele toepassing van het Strafhof proberen te ondermijnen? De VS hebben dat met succes gedaan bij enkele lidstaten van Europa. Gaan de VS daarmee door? Indien ja, moeten de VS dan niet hierop worden aangesproken? Opnieuw geldt hier dat de Europese Unie verdeeld is.

Nederland is covoorzitter van de Vriendengroep Responsibility to Protect (RtoP). De discussie over het concept van Responsibility to Protect zal oplaaien door uitvoering van resolutie 1973 rondom Libië. Welke rol ziet u voor Nederland als covoorzitter op dit gebied in deze discussie weggelegd? Behoort een onderzoek naar de uitvoering van Responsibility to Protect boven Libië tot de mogelijkheden?

Het grootste gemis op de agenda van de AVVN is toch wel het complete gebrek aan aandacht voor de grootste humanitaire ramp op dit moment, Somalië. Liefst 750 000 uitgehongerde Somaliërs worden met de hongerdood bedreigd. De toezegging van het kabinet afgelopen vrijdag om 10 mln. extra beschikbaar te stellen, juichen wij toe. Eerder hadden wij al aangedrongen op verdubbeling van de opbrengst van giro 555. Dat zou ook meer passen. De VN heeft becijferd dat er 1 mld. nodig is om de monden weer een beetje te kunnen voeden. Ik roep de minister dan ook op om zich in de AVVN sterk te maken voor dit thema: meer geld om deze enorme ramp op korte termijn te kunnen afwenden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik miste in de agenda ook de grote ramp in de Hoorn van Afrika. Wij hebben hiervoor een gesprek gevoerd met de directeur van het World Food Programme. Het is indrukwekkend om de geluiden te horen over het gebrek aan financiën, met name de nood in Somalië en de onveiligheid daar, waardoor het WFP niet in dit soort gebieden zou kunnen komen. Ik koppel er meteen een vraag aan, want misschien is dat nog een onderwerp voor de Algemene Vergadering. Met name in de grensstreek Ethiopië-Somalië zitten nog heel veel mensen zonder hulp. Ik wil de VN oproepen om te kijken naar de veiligheid net boven de grens van Ethiopië met Somalië, waar mensen vastzitten. Is de VN eventueel bereid om daar te zorgen voor een soort safe haven, zoals in een vluchtelingenkamp in Oeganda en zoals UNMIS in Sudan heeft gecreëerd, juist omdat daar de situatie zo schrijnend is?

Terwijl wij hier spreken, weten wij dat vanuit Sudan weer mensen naar Ethiopië gaan: een grote vluchtelingenstroom van 20 000 mensen. Responsibility to Protect heeft een belangrijke push gekregen sinds resolutie 1973. Hoe kijken wij ten opzichte van Syrië aan tegen Responsibility to Protect? In Libië is dat zo opgepakt en is ook de link gelegd met Responsibility to Protect. Laten wij dat volledig buiten beschouwing, als het gaat om Syrië? Ban Ki-Moon, de secretaris-generaal, heeft gezegd dat hij nog niet wil nadenken over andere middelen dan een boycot. Er zijn nog meer middelen naast de olieboycot te bedenken om het net te sluiten rondom Assad. Denkt de regering daar ook over na? Wil de regering dat inbrengen bij de Algemene Vergadering om de schrijnende situatie in Syrië te bespreken? Moet Syrië gewoon lid blijven van de AVVN terwijl het dit soort gruwelijkheden tegen de eigen bevolking begaat?

Ik kom bij het Midden-Oosten. Wij steunen de inzet van het kabinet, met name als het gaat om het tegengaan van Israël bashen. Dat is voorheen te vaak in de Mensenrechtenraad gebeurd, gezien het buitenproportionele aantal resoluties die tegen Israël zijn aangenomen. Maar wij willen het daar niet bij laten. Zelfs een eenzijdig uitroepen van de Palestijnse staat brengt de vrede en de verzoening daar geen stap dichterbij. Wij steunen het kabinet in het verzet tegen het eenzijdig uitroepen, want dat helpt het vredesproces geen stap verder. Het zou beter zijn als beide partijen zonder voorwaarden terugkeren naar de onderhandelingstafel, maar wij weten ook dat Hamas beter zou moeten samenwerken met Fatah om twee partijen aan die onderhandelingstafel te hebben en niet tot een driestatenoplossing te komen. Graag vernemen wij de visie van het kabinet, mocht een dergelijke resolutie wel worden aangenomen tot een eenzijdig uitroepen van de Palestijnse staat.

Ik kom bij de mensenrechten en de resolutie die in wording is over de godsdienstvrijheid. Wij geven grote steun aan de inzet van Nederland daarbij. Ik vraag wel, net als in het interruptiedebatje met de heer Ormel, wat de consequenties zouden kunnen zijn op het moment dat zo’n resolutie wordt aangenomen. Komt er een actieplan achter te hangen? Kijken wij naar de opkomende nieuwe democratieën in de Arabische wereld, als het gaat om het recht om je te bekeren, hetzij van het christendom naar de islam, hetzij andersom? Welke actiepunten komen er dan? Papier is geduldig en er zal wel meer moeten gebeuren, maar het is een goede stap en daar prijs ik het kabinet voor.

Wat Myanmar/Birma betreft, ligt er een verzoek om tot een VN-onderzoekscommissie te komen. Is de minister bereid om binnen de EU alsmede binnen de VN steun te verwerven voor zo’n onderzoekscommissie? Is de minister tevens bereid dezelfde inspanningen te leveren om de bevindingen van het VN-rapport inzake de schendingen van de mensenrechten aan de kaak te blijven stellen, als het gaat om Birma?

Wat de ontwikkelingen en de inzet van Nederland op het gebied van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid betreft, steunen wij het kabinet dat de focus niet alleen op abortus zou moeten liggen, maar ook op preventie van ongewenste zwangerschappen.

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Ten tijde van grote internationale onrust, van conflicten op allerlei plekken in de wereld, vaak binnenlandse conflicten, bewijst de VN haar waarde. Iedereen die cynisch heeft gedaan over de VN in de afgelopen tijd, moet toch erkennen dat deze volkerenorganisatie een cruciale rol kan spelen bij het verlichten van de ellende over de hele wereld en bij het dichterbij brengen van vrede over de hele wereld. Dat zie je nu in de Arabische wereld. De secretaris-generaal verdient lof voor de manier waarop hij zich opstelt in de kwestie Syrië in de afgelopen tijd. Ook op andere plekken in de wereld zie je dat de VN een onmisbare schakel is in het vinden van vrede en het beheersen van conflicten.

In dat kader denk ik dat het belangrijk is dat de VN weer terugkeert naar een actieve ontwapeningsagenda en non-proliferatieagenda. De Nederlandse inzet op dat punt steunt mijn fractie van harte, maar ik hoop ook concrete resultaten te kunnen zien. Het is heel belangrijk dat meer landen overtuigd worden van de noodzaak van verdere stappen tot non-proliferatie. Je ziet wat er gebeurt met wapens in bepaalde landen, als die regimes in elkaar storten. Het beter kunnen controleren van die wapens is van het allergrootste belang. Overigens heeft Nederland op dat punt een indrukwekkend trackrecord. Wij worden op dat punt ook geloofd. Ik denk dat je die positie moet inzetten. Dat geldt overigens ook voor het bevorderen van het breder aannemen van het verbod op clustermunitie. Ik neem aan dat de minister en de staatssecretaris zich daarvoor inzetten in hun contacten tijdens hun aanwezigheid bij de AVVN.

Een belangrijk punt dat deze vergadering waarschijnlijk in belangrijke mate zal bepalen, is de wens van de Palestijnse Autoriteit om als lidstaat toegelaten te worden tot de Verenigde Naties. Het is duidelijk dat iedereen zich een beetje ongemakkelijk voelt bij dit onderwerp. Het is ook duidelijk dat de gekozen route niet eenvoudig is. Je zou de Veiligheidsraadresolutie moeten volgen, maar daarover zal waarschijnlijk door de Amerikanen een veto worden uitgesproken. De Palestijnen zullen waarschijnlijk via de AVVN de route volgen van een in mijn ogen wat oneigenlijk instrument van Uniting for Peace, dat toch echt voor iets anders is bedoeld en nu voor het eerst in een dergelijke kwestie wordt ingezet. Tegelijkertijd vind ik dat wij zo langzamerhand moeten erkennen dat Abbas van twee kanten met de rug tegen de muur wordt gezet: niet alleen door de terroristen aan Palestijnse kant, gelet op de ontwikkelingen in de afgelopen weken, maar ook door het totale gebrek aan bereidheid bij de regering-Netanyahu om hem tegemoet te komen en stappen te zetten in de richting van het vredesproces. Dat er internationaal een groeiend begrip is voor de stap die Abbas zet, moet in die context worden gezien. Het zou mij interesseren om van het kabinet ook te horen wat de voordelen zouden kunnen zijn. Wij zeggen heel gemakkelijk: nee, dat willen wij niet, dat doen wij niet, dat mag niet. Maar ook in Israël zelf komt het vredeskamp met argumenten waarom het misschien wel in het voordeel van Israël zou zijn, als de Palestijnse staat lid is van de VN. Dan zou een aantal van de eisen van de Palestijnen niet meer ter discussie komen, maar zou er vooral worden gesproken over de grenzen en de status van Oost-Jeruzalem en waarschijnlijk veel minder over bijvoorbeeld de vluchtelingenkwestie en de positie van religieuze symbolen of plekken. Het is een analyse die ik niet kan waarderen, maar ik zou het interessant vinden als de Nederlandse regering daarop ingaat. Het is mij iets te gemakkelijk, iets te dichotoom om te zeggen: zij willen het, Israël wil het niet, dus wij willen het ook niet. Ik vind dat je het eindeloos weigerachtig zijn van de Israëlische regering niet moet belonen door dan geen stappen de andere kant op te doen, hoewel ik het met iedereen eens ben die zegt: het zou veel beter zijn dat men die stap nu niet zou zetten aan de Palestijnse kant.

De heer Van der Staaij (SGP): De motie die aan het begin van het jaar is ingediend waarin de regering is opgeroepen te bevorderen dat de Europese Unie zich verzet tegen het eenzijdig uitroepen van de Palestijnse staat en waarin de oproep wordt gedaan om via rechtstreekse onderhandelingen een oplossing te vinden, is ook door de PvdA-fractie gesteund. Ik neem dan ook aan dat de heer Timmermans nog steeds de lijn steunt om de regering op te roepen om zich te verzetten tegen zo’n eenzijdig uitroepen van de Palestijnse staat.

De heer Timmermans (PvdA): Sindsdien zijn wel een paar dingen gebeurd en it takes two to tango. Netanyahu weigert categorisch om ook maar enige stap te doen. Door de toespraak die hij in de Verenigde Staten heeft gehouden, wordt de hoop van iedereen die enige hoop had dat deze regering misschien stappen zou zetten de grond ingeboord. Uiteindelijk zijn de Palestijnen natuurlijk niet gehouden aan het onmogelijke. Als alles van een kant moet komen en er van de andere kant niets komt, komt er een moment waarop de positie van toen een andere positie wordt. Het is ook niet voor niks dat je in de Europese Unie bij verschillende lidstaten op dat punt beweging ziet. Waar eerst meer landen categorisch nee zeiden, zijn er in de Europese Unie nog drie lidstaten over, Nederland, Tsjechië en misschien Duitsland, die categorisch nee zeggen. Bijvoorbeeld de Luxemburgse en de Oostenrijkse ministers van Buitenlandse Zaken zeggen: kunnen wij niet zoeken naar een compromis dat de Palestijnse staat een soortgelijke positie krijgt als nu de Heilige Stoel heeft en vroeger Duitsland, Zwitserland en de Korea’s hebben gehad? Er zit dus beweging in. Voor mij zou het belangrijker zijn, als de Europese Unie op dit punt tot een gemeenschappelijke positie zou komen. Dan zou zo’n compromis denkbaar zijn. Maar ik geef ook toe dat op zichzelf het eenzijdig uitroepen van de Palestijnse staat geen bijdrage is aan het naderbij brengen van de vrede. Ik wil graag dat het kabinet de argumenten weegt die vanuit Israël door het vredeskamp worden gebruikt dat het wel in het voordeel van Israël zou kunnen zijn, als er een Palestijnse staat is waarmee dan onderhandelingen kunnen worden gevoerd.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik stel vast dat in de opstelling van Netanyahu sinds februari niet zo veel veranderd is, maar in de opstelling van de heer Timmermans wel een beetje, zo lijkt het, omdat hij toch wat diffuser is over de vraag of dit de goede route is. Toen zei hij: nee, dat is gewoon niet de goede route; er zijn wat problemen en daar moeten wij op een andere manier een oplossing voor vinden. Nu is het allemaal wat mistiger.

De heer Timmermans (PvdA): Dat klopt, dat is ook in beweging. Het heeft alles te maken met de opstelling van de Israëlische regering, die zelfs op positieve en constructieve oproepen van de Amerikaanse regering gewoon nee zegt, verder is gegaan met illegaal bouwen in bezet gebied en onlangs nog allerlei besluiten op dat punt heeft genomen. Je kunt toch niet blind blijven voor dit gedrag? Ik weet dat de heer Van der Staaij dat allemaal altijd maar onder het tapijt wil schuiven, maar dat wil mijn fractie niet doen. Er komt een punt waarop je je positie moet herzien. Dat klopt, dat is nu de vraag die mijn fractie heeft. Ik wil graag antwoord van het kabinet op mijn vragen. Ik trek er nu geen definitieve conclusie uit ten aanzien van wat er in de VN gaat gebeuren in de komende weken, maar ik vind het heel belangrijk dat de EU tracht hier gezamenlijk uit te komen. Het is overigens merkwaardig: de Nederlandse regering wil altijd graag een gemeenschappelijke EU-positie, behalve als het om Israël gaat. Als die gemeenschappelijke positie gevonden zou kunnen worden op basis van het compromisvoorstel van Luxemburg en Oostenrijk, lijkt mij dat op zichzelf geen slechte zaak.

De heer Pechtold (D66): Ik heb ook een wat kritische vraag aan de PvdA. Toen de drie christelijke partijen, SGP, ChristenUnie en CDA, begin februari met deze motie kwamen – een motie die echt opriep om binnen Europa te zorgen voor verzet tegen de Palestijnse actie – heeft D66 toch nog maar even voor de veilige kant gekozen en gezegd: laten wij eerst eens kijken wat er binnen Europa mogelijk is behalve verzet. Mag ik het zo uitleggen dat, als de motie van de SGP vandaag weer zou worden ingediend, de PvdA dan toch tegen zou stemmen, los van de vragen die de heer Timmermans met mij heeft aan de regering?

De heer Timmermans (PvdA): Ja, ik denk dat wij er op dit moment niet voor zouden stemmen. Ik denk dat er te veel is gebeurd tussen februari en nu om die positie te handhaven. Maar daarmee wil ik niet gezegd hebben dat wij voor de tegengestelde positie zijn, namelijk om de Palestijnse staat unilateraal uit te roepen. Daar zijn wij niet voor.

De heer Pechtold (D66): Dan denk ik dat de PvdA en D66 in ieder geval elkaar erin kunnen vinden dat wij moeten oppassen dat het probleem zich ook in Europa tot een voor en een tegen ontwikkelt en dat wij de Nederlandse regering moeten oproepen om ervoor te zorgen dat tussen zwart en wit ook de waarnemersstatus en andere vormen voor Palestina mogelijk zijn.

De heer Timmermans (PvdA): Dat is precies wat ik aan de regering vraag. Dat is precies het punt waarop mijn fractie zit. Het is heel belangrijk dat Europa probeert hierin unisono op te treden. Een verdeeld Europa is een irrelevant Europa, zeg ik ook tegen de heer Van Bommel. Je kunt wel zeggen dat wij verschillende belangen hebben en dat wij daarom verschillende posities houden. Prima, splendid isolation, een prachtige eigen positie, maar die heeft internationaal geen enkele betekenis. In die context roep ik de Nederlandse regering op: zoek dat compromis, blijf niet halsstarrig op die ene positie zitten van never nooit niet toelating van de Palestijnse staat tot de VN, maar probeer er gezamenlijk met de andere Europese landen uit te komen.

De heer Van Bommel (SP): Ik wil de heer Timmermans vragen of de positie van de PvdA niet gewoon al veranderd is in de richting van steun aan het uitroepen van een Palestijnse staat. Ik vraag dat mede, omdat zijn vertegenwoordiger in de laatste bijeenkomst van de Socialistische Internationale een resolutie van die strekking gewoon heeft gesteund: niet met mitsen en maren en grijstinten, maar gewoon gesteund. Ik dacht dat hij daar ook zou uitkomen, maar hij blijft nu nog een beetje in het midden zitten. Wat is nu zijn standpunt of dat van de PvdA?

De heer Timmermans (PvdA): U hoort nu het standpunt van de fractie van de PvdA. Het heeft onze sterke voorkeur dat er een gemeenschappelijke EU-positie komt. Het speelveld in Europa overziend, zou dat wat ons betreft kunnen uitkomen op het voorstel dat is gedaan door de ministers van Buitenlandse Zaken van Luxemburg en Oostenrijk, dat neerkomt op een vorm van waarnemerschap voor de Palestijnse staat in de AVVN. Dat komt zo’n beetje neer op lidmaatschap zonder stemrecht, als ik kijk naar de positie van de Heilige Stoel en vroeger Zwitserland. Maar mijn fractie zegt nu niet per se meteen ja tegen het eenzijdig uitroepen van de Palestijnse staat.

De heer Van Bommel (SP): Dus kort samengevat, in februari was het «nee», daarna was het bij de Socialistische Internationale «ja» en nu is het «een beetje».

De heer Timmermans(PvdA): Ik weet absoluut niet wat er bij de Socialistische Internationale is afgesproken. Ik kom er zelf niet zo vaak, ik vind het er niet zo gezellig; er zijn ook vreemde kostgangers die ik liever niet tegenkom. Maar dat is de evolutie die zich sinds februari in onze positie heeft voltrokken. Dat klopt. Zoals ik al een paar keer heb gezegd, heeft dat alles te maken met het radicaliseren van de radicale elementen aan de Palestijnse kant die Abbas naar het leven staan – dat blijkt ook uit de toename van het terrorisme in de afgelopen weken – en het totale gebrek aan bereidheid van de Israëlische regering om stappen in de goede richting te doen.

Ik heb nog een laatste punt, waarbij ik mij wil aansluiten bij de collega’s Van Bommel en Voordewind. Het is heel raar dat in Somalië een op de drie kinderen nu acuut aan de hongerdood dreigt te sterven en dat dit niet een topprioriteit zou zijn in de Verenigde Naties. Uiteraard zal het dat zijn. Het staat niet op papier, maar ik hoor het ook graag hier duidelijk uitgesproken door de bewindslieden.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Er wordt gesproken over het VN-verdrag over internationaal terrorisme. De vraag van de VVD is of hier ook nadrukkelijk de juridische status wordt behandeld – het liefst opgelost – die nog steeds een probleem is als het gaat om internationaal terrorisme en in hoeverre er ook in het denken een koppeling bestaat met piraterij. Deze week is het tien jaar geleden dat het meest schrijnende grote voorbeeld van het internationaal terrorisme plaatsvond, de aanslagen op de Twin Towers. Wij spreken nu nog steeds over de totstandkoming van een verdrag. Piraterij speelt nu. Ik hoop dat wij de totstandkoming van een verdrag daarover sneller tussentijds kunnen bespreken.

Dat Nederland een voortrekkersrol wil nemen op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, doet ons deugd. Wij vinden ook dat de positieve houding die veel landen met de mond belijden moet worden omgezet in concrete voorstellen en maatregelen. Dat doet de vraag rijzen voorstellen waartoe: verdragen, ontwapening, moratoria op de ontwikkeling van nieuwe wapens. Belangrijk is dan altijd de vraag of daarbij meteen wordt voorzien in scherpe controle, inspectie en andere handhaving. Welk pad wil Nederland hierin bewandelen als voortrekker?

Nederland gaat een bijeenkomst organiseren op ministerieel niveau met UN Women, een organisatie die is ontstaan uit vier andere organisaties, op sterk aandringen vooral van Nederland. De vraag is: hoe nu verder. De VVD zou graag zien dat Nederland, als het toch de bijeenkomst organiseert, de lead neemt. Het moet niet weer een club worden die gericht is op eigen projecten, maar het moet een integrale positie hebben binnen de VN en binnen al die takken. De positie van vrouwen en meisjes moet uit de hoek worden getrokken van puur en alleen de zieligheid. Er moet vooral worden gekeken naar de kansen en het besef dat de gelijkwaardige positie en het meedraaien in het belang is van iedereen, of dat nu op economisch niveau is of op mensenrechtenniveau. Het moet niet een apart clubje zijn dat ook nog eventjes gedaan worden. Ik snap dat het misschien lastig is om er nu uitgebreid op in te gaan, maar ik heb nog een concrete vraag. Er komt een notitie naar de Kamer hierover. De VVD wil daarin graag zien hoe UN Women een plek krijgt en hoe Nederland dit breder gaat trekken dan de focus op ontwikkelingssamenwerking.

De VVD las met belangstelling over de inzet voor een resolutie over de vrijheid van godsdienst. Dat is zeer van belang, aangezien er altijd een club landen is onder aanvoering van de Organisatie van Islamitische Conferentie (OIC) en daarbinnen weer onder aanvoering van Iran die de defamation of religion aangrijpt om sluipenderwijs allerlei vrijheden in te perken, vrijheid van meningsuiting en religieuze vrijheden. De VVD mist nog expliciet aandacht voor de vrijheid van meningsuiting, die voor haar vooropstaat.

Kijkend naar de defamation of religion, kom ik op het punt dat de VN toch een beetje verandert. Het is nog steeds een heel waardevolle club, waaraan Nederland veel kan hebben voor onze internationale beelden, maar het is niet meer de club waarvan wij bij de oprichting dachten dat het puur de voorvechter van het goede zou zijn en van vrijheden en mensenrechten. Er komen onder de fraaie blauwe vlag van de VN en ook uit onze naam ook resoluties aan die ons minder bevallen. Als ik even een heel botte koppeling maak: het wordt misschien tijd dat de landen die de VN nu herontdekt hebben om voor hun eigen karretje te spannen ook eens financieel hun bijdrage gaan leveren. Anders zou het mij niet slecht uitkomen als zij die verschrikkelijke kreten over vrijheden achterwege laten.

De heer Pechtold (D66): De VVD noemt gelukkig naast de vrijheid van meningsuiting ook de vrijheid van godsdienst en wijst erop dat de minister zich hier in VN-verband hard voor moet maken en landen zoals Iran daarop moet aanspreken. Denkt de heer Dijkhoff dat het heel geloofwaardig overkomt, als de minister daar moet zeggen: ik heb mijn baantje te danken aan een partij die dag in, dag uit roept dat een van de wereldgodsdiensten een fascistische ideologie is?

De heer Dijkhoff (VVD): Dat lijkt mij een erg retorische vraag, waarvoor ik heel veel tijd zou moeten hebben om iedere daarin opgenomen vooronderstelling te weerleggen en te ontkrachten, omdat ik het met de hele vraagstelling natuurlijk niet eens ben. Ik denk dat het Nederlandse kabinet erg geloofwaardig kan optreden als regeerders van een land waarin deze vrijheden gekoesterd worden en voor iedereen beschikbaar zijn.

De heer Pechtold (D66): Dit is nog niet een begin van een antwoord. Na een jaar zou dat toch zo langzamerhand vanuit de VVD wel eens geoefend kunnen worden. U roept de minister van uw kleur nu op om landen als Iran aan te spreken. De islam is een wereldgodsdienst. Deze minister heeft zijn baan te danken aan 24 zetels die zeggen dat het een fascistische ideologie is. Ik vraag mij af – ik hoop ook op een begin van een antwoord – hoe de minister dat geloofwaardig kan doen.

De heer Dijkhoff (VVD): Een begin van een antwoord, maar er komt geen einde aan de vragen!

De heer Pechtold (D66): Heel kort.

De heer Dijkhoff (VVD): Deze keer wel, ja. Het gaat erom of er in een land vrijheid van godsdienst is en die is er in Nederland. Hoe mensen denken lijkt mij heel mooi passen bij de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering om politieke partijen op te richten. Ik zie op geen enkele manier hoe in Nederland welke godsdienst dan ook zwaar belemmerd zou worden. Volgens mij kun je dan, als overheid van een land dat aan andere landen laat zien hoe het prima moet en kan, daarin heel geloofwaardig acteren, ook in Europees verband.

Ik ga terug naar de VN als organisatie. Het kabinet schrijft daarover dat ook daar bezuinigd moet worden. Wat de VVD betreft, moet er net zo kritisch worden gekeken als wij doen bij de Europese Unie en bij de NAVO. Wij vinden het van belang dat de bezuinigingen niet zozeer het uitvoerende veldwerk en de missies betreffen, want die zijn van groot belang. Volgens ons is de grootste slag te maken in de stropdassen, in de skyscrapers om het zo maar even te noemen. Het is gewoon goed om een keer in de zoveel tijd de boel op te schudden. Wij hopen dan ook dat het kabinet er flink op aandringt dat er nog voldoende ruimte is voor de effectieve kanten van de VN en wat minder voor de bureaucratie.

In de EU Priorities, waarbij Nederland zich natuurlijk ook aansluit, staat nog een klein ding dat de VVD een beetje verbaasde. Er staat dat de Europese Unie als geheel bij de VN gaat aandringen op de 0,7% voor ontwikkelingssamenwerking. Wij vonden het een beetje verrassend en potsierlijk dat de hele Europese Unie, waarbinnen maar vier landen zich aan dat cijfer houden, dat gaat verkondigen en internationaal het vingertje gaat heffen bij de VN. Wij vinden het al ongeloofwaardig om een uitzondering te bestempelen als een norm, laat staan dat je die probeert op te leggen.

Tot slot kom ik bij de moties over de erkenning van de Palestijnse staat. Eenzijdige erkenning brengt volgens de VVD niets. Het gaat om een tweestatenoplossing met wederzijdse erkenning, dus ook van een staat voor het Joodse volk. Erkenning is in onze ogen een resultaat van een onderhandeling. Het is een te verdienen groot goed. Dat beseffen wij ook, maar dat zit in het onderhandelingsproces en kan er niet van losgekoppeld worden. Het is niet een beloning voor het niet onderhandelen en voor het weglopen van de onderhandelingstafel. Alles wat een duurzame oplossing bevordert, kan op onze steun rekenen. En alles daaromheen wat op dit zeer politiek gevoelige dossier wordt gedaan en gevraagd maar niet bijdraagt aan een oplossing, willen wij niet steunen. Mocht er al hoop zijn dat het zal helpen om het proces wat te bespoedigen, dan zijn de uitspraken deze week van de Palestijnse onderhandelaar Erekat niet echt bemoedigend. Hij stelt dat zij zo graag een staat willen worden om dan zo snel mogelijk Israël voor het ICC te dagen. Zij moeten terug naar de onderhandelingstafel. Daar lokken wij de partijen niet heen door iets te geven wat daar hoort te worden verworven. De in New York aangekaarte resoluties zijn volgens ons betreurenswaardig en onderdeel van een jaarlijks terugkerend ritueel dat de oplossing van het conflict helaas nog geen centimeter dichterbij heeft gebracht.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Wij geloven ook niet zo in het streven naar een sterkere rol van de Europese Unie in de Verenigde Naties, sprekend als een groot geheel in het wereldspel. De heer Van Bommel heeft er een aantal behartigenswaardige opmerkingen over gemaakt. De problemen zijn vandaag al over de tafel gegaan: de kwestie van wel of niet erkennen van de Palestijnse staat of het toekennen van de waarnemersstatus, wat in mijn ogen ook een soort impliciete erkenning van de Palestijnen als staat is. Dat probleem ligt nu boven de markt. Er zijn Europese landen die dat wellicht toejuichen en een aantal die dat helemaal niet toejuichen. De enige manier om daaruit te komen, is het sluiten van een compromis daarover. Daardoor verwatert datgene wat wij graag zien gebeuren. Het voorstel voor de waarnemersstatus noemen wij niet een grijs compromis; wij vinden het een onwenselijke verwatering.

De heer Pechtold (D66): Als ik het standpunt van de PVV de afgelopen maanden goed heb gevolgd, zegt u dat er al een Palestijnse staat is; alleen noemt u dat Jordanië. Nu zijn er diverse mogelijkheden. Constructieve collega’s hebben zojuist al een paar voorbeelden gegeven. Dat is niet alleen voor een staat, maar ook voor een volk. Je kunt dus de Palestijnen een waarnemersstatus geven, even afhankelijk van de vraag waar zij in uw ogen of mijn ogen terechtkomen. Voelt u daarvoor?

De heer De Roon (PVV): Er wordt nu door de Palestijnse Autoriteit naar gestreefd om van het gebied op de Westbank en in Gaza een Palestijnse staat te maken. Daar zijn wij niet voor. Zij streven niet naar een positie als Palestijns volk op het wereldtoneel; zij willen een Palestijnse staat worden. Het heeft dus helemaal geen zin om over dat theoretische gedachte-experiment te praten, want daar gaat het de Palestijnen helemaal niet om. Zij willen gewoon een staat op de Westbank. De PVV is daar geen voorstander van, sowieso niet. Uiteraard is het ook aan de partijen in het Oslo-proces om uiteindelijk in onderling overleg te bepalen wat daaruit moet komen. Wij zijn in ieder geval van mening dat het een beloning van slecht gedrag is, als je alle acties die gericht zijn op eenzijdige erkenning of die zogenaamde waarnemersstatus gaat honoreren. Dat soort verzoeken moet in de ogen van de PVV zelfs worden gesanctioneerd. Wij weten nog niet precies wat de Palestijnen gaan vragen. Maar als zij dat soort verzoeken gaan doen, zullen wij sterk overwegen om aan de regering voor te stellen om sancties in te zetten tegen de Palestijnse Autoriteit. Dat soort vredesondermijnende activiteiten moet niet beloond, maar gesanctioneerd worden. Dat geldt zeker voor een Palestijnse Autoriteit die maar blijft doorgaan met het voor binnenlands gebruik toelaten van anti-Joodse geweldhitserij en de verheerlijking van terroristen in woord en daad. Daar bedoel ik dan mee de salariëring van die veroordeelde terroristen van Palestijnse snit.

De heer Pechtold (D66): Ik vind het jammer dat de PVV het gelijk als een soort luchtfietserij wegzet, wanneer ik tracht in te gaan op uw eerdere standpunt, namelijk dat er wel een tweestatenoplossing mogelijk is. Dat hebben de heer Wilders en de heer Kortenoeven altijd zo gezegd. Als u dat wel wilt en als u ook vindt dat er een oplossing kan komen via onderhandelingen, zou deze stap om de Palestijnen in plaats van de PLO die waarnemersstatus te geven ook in uw visie een oplossing moeten zijn. Dat er een eindplaatje bij de een of bij de ander ligt dat u niet welgevallig is, laat ik dan terzijde. Maar het kan een belangrijke stap zijn. Erkent u dat?

De heer De Roon (PVV): Nee, dat zie ik niet zo, want het Palestijnse volk kan zich vertegenwoordigd weten door een autoriteit die in Amman gevestigd is. Dus ik zie helemaal geen reden om de wens van die Palestijnse Autoriteit, die nu beweert het Palestijnse volk te vertegenwoordigen, met als doel een Palestijnse staat op de Westbank te vestigen te honoreren. Het blijft in onze ogen geen goed perspectief.

Niet alleen die unilaterale oproeping om een Palestijnse staat te erkennen, in welke vorm dan ook, is een bedreiging voor de vrede in het Midden-Oosten. Er is in onze ogen ook opnieuw oorlogsdreiging door de falende VN-missie in Libanon. Die missie was opgericht met als doel een herhaling van het geweld van 2006 te voorkomen, maar doordat die VN-missie faalt en gewoon zijn werk niet goed kan doen, heeft Hezbollah ongestoord zijn wapenarsenaal kunnen uitbreiden. Die missie heeft namelijk geen enkele bevoegdheid om op te treden, behalve als zij op heterdaad terroristen bezig zien. Daarbuiten mogen zij niks. Zij mogen geen huiszoekingen doen, ook al hebben zij aanwijzingen dat het wel gerechtvaardigd zou zijn om wat wapens op te sporen die er niet zouden moeten zijn. Voor alles moeten zij de Libanese autoriteiten inschakelen. Dat was onder de vorige Libanese regering al moeilijk, maar nu met Hezbollah erin kun je dat natuurlijk helemaal vergeten. Gaan de bewindslieden deze situatie aan de orde stellen in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties? Wat zouden zij daarmee willen aanvangen?

Dan kom ik bij de inspanning om mensenrechtenschenders in concrete resoluties aan de kaak te stellen. De regering zegt: wij willen dat graag doen, wij willen concrete mensenrechtensituaties aan de orde stellen en wij willen thematische resoluties indienen. Ik zou vandaag graag willen horen waarover dat dan zoal zou moeten gaan.

De PVV-fractie ondersteunt het initiatief van de regering om een resolutie in te dienen over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Ik ben blij te lezen dat het niet alleen gaat om het recht om van godsdienst te veranderen, maar ook om het recht om zonder godsdienstige overtuiging en activiteit te leven. Er zijn nogal wat islamitische landen waar dat laatste de facto heel moeilijk is, waar mensen die zeggen dat zij zonder geloof willen leven in werkelijkheid het leven heel zuur wordt gemaakt. Ik noem, om niet the usual suspects te nemen, maar eens Maleisië en Indonesië. In het laatste land is de staatssecretaris onlangs nog geweest. Het gaat niet alleen maar om formele regeltjes waarmee je in een resolutie of in een verdrag zegt: de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en ook de vrijheid om afvallig te zijn moeten worden gewaarborgd in formele regeltjes. Het gaat ook om de vraag hoe het er in de praktijk in die landen aan toegaat. Dat moet door de regering aan de kaak worden gesteld.

Wij steunen het streven van de regering om een meer proportionele bijdrage van opkomende economieën aan de VN-begrotingen te verlangen. Wij willen ook dat de regering inzet om de Nederlandse bijdrage aan de VN niet langer een verplicht vast nummer laat zijn. De Nederlandse contributie aan allerlei VN-programma’s zou in onze ogen veel meer een vrijwillige bijdrage behoren te zijn. Dan kunnen wij ook zelf per programma bepalen of Nederland wil meebetalen of niet. Het niet meebetalen zou in ieder geval mogelijk moeten zijn bij programma’s die strijdig worden geoordeeld met Nederlandse belangen of belangen van onze democratische bondgenoten. Ik kijk bijvoorbeeld naar de financiering van de UNRWA, de VN-Mensenrechtenraad in zijn huidige constellatie en de Durban-activiteiten. Het zou prettig zijn als Nederland daar niet aan meebetaalt, ook niet via indirecte routes.

In onze ogen zou ook gebrek aan discipline op VN-begrotingen gesanctioneerd moeten worden. Ik weet dat er allemaal commissies en regels voor zijn, maar in de praktijk komt er zelden iets van terecht, als het al ooit gebeurt. Ik vind dat de regering er best weer eens op mag insteken.

Het vorige kabinet had vorig jaar nog in een brief geschreven dat het afschaffen van het vetorecht expliciet een doel was van dat kabinet. Dat lees ik niet meer in deze richtlijnenbrief. Mag ik daaruit afleiden dat dit kabinet dat doel heeft laten vallen?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. De Verenigde Naties en de Algemene Vergadering vergaderen al vanaf dag een van de oprichting over de Palestijns-Israëlische kwestie, de tweestatenoplossing, een onafhankelijke Palestijnse staat en een veilig Israël. Wij zijn al die decennia verder nog niet veel vooruitgekomen. Er is nu een Kwartet-vredesproces met de VN, de EU en de VS erin, maar ook hun onderhandelingen en druk op de partijen hebben eigenlijk niets opgeleverd. Met de huidige Israëlische regering, die geen prioriteit maakt van vredesbesprekingen, integendeel, voortgaat met de uitbreiding van nederzettingen en ook met de VS, waar Obama zijn initiële steun voor een onafhankelijk VN-lidmaatschap van de Palestijnen heeft ingetrokken, ziet de toekomst van dat vredesproces er niet rooskleurig uit. Het in deze omstandigheden eventueel uitroepen door de Palestijnen van een onafhankelijke staat met een vraag om erkenning daarvan, is in de ogen van mijn fractie logisch en begrijpelijk. Het schudt de wereld wakker voor dit hart van het probleem van internationaal beleid middenin de Verenigde Naties. Erkenning als staat, eventueel volwaardig VN-lidmaatschap of als dat niet lukt opwaardering tot het hebben van een waarnemersstatus als staat, kan belangrijk zijn voor de Palestijnen. Het geeft meer handen en voeten aan hun streven naar erkenning en zelfbeschikking. Het geeft meer handen en voeten aan hun streven naar het oprichten van een Palestijnse staat binnen de grenzen van 1967. En het ondersteunt in de ogen van mijn fractie het zoeken naar een tweestatenoplossing binnen de lijnen van het proces dat ook door het Kwartet is uitgestippeld. Het staat de onderhandelingen over de finale status tussen de Palestijnen en Israël niet in de weg. Het zijn allemaal zaken die ook de Nederlandse regering ondersteunt. Waarom heeft de regering in zo’n vroeg stadium zo rigoureus dit plan van de Palestijnen van de hand gewezen? Het heeft als voordeel dat het de weg naar een mogelijk lidmaatschap van de Palestijnen van het ICC opent. Ook dat zou Nederland moeten aanspreken.

Het precedent dat hier in het oog springt, is het geval van Kosovo. Nederland heeft toen anders geopereerd. Nederland heeft toen zeer behoedzaam opgetreden en is niet snel overgegaan tot het trekken van conclusies. Ook Kosovo is nu een door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties erkende staat, maar geen VN-lid. Ook Kosovo kwam er in een proces van onderhandelingen met Servië niet uit en zag op een gegeven moment geen andere weg meer voor zich dan het eenzijdig uitroepen van een onafhankelijke staat. Waarom is hier door Nederland een andere route gekozen dan in het geval van Kosovo?

Laat er geen misverstand over bestaan: GroenLinks steunt de Palestijnen in de roep om erkenning en zelfbeschikking. Ook wij moeten natuurlijk eerst de resolutie met het voorstel van de Palestijnen afwachten, maar wij vinden deze stap op zichzelf begrijpelijk en te ondersteunen. Tegelijkertijd weten wij dat je met zo’n uitroep, die ongeveer 120 stemmen binnen de Algemene Vergadering zal weten te verwerven, van een staat natuurlijk niet een echte onafhankelijke staat die in vrijheid zijn mensen kan besturen dichterbij brengt en dat daarmee het vredesproces nog niet is afgesloten. De bezetting zal niet opeens voorbij zijn. Wij moeten dus de stap die hiermee mogelijk door de Palestijnen wordt gezet niet groter maken dan die is. Maar de minister lijkt deze stap wel groter te maken dan die is en als een buitengewoon gevaar te zien. Waarom? Door te stemmen tegen een erkenning van de Palestijnen als staat en daarmee tegen het openen van de route voor een waarnemersstatus, maak je het probleem groter omdat dan de EU verdeeld zal optreden. Die verdeeldheid van de EU heeft een negatiever effect dan de kleine positieve stap die een mogelijke waarnemersstatus als staat kan opleveren. Natuurlijk moet Nederland zijn belangen als bondgenoot van de Verenigde Staten en als partner van Israël in ogenschouw nemen, maar daar staat tegenover dat Nederland ook een goede vriend en partner wil zijn van de Arabische landen, die waarschijnlijk en bloc voor de uitroeping van de staat van de Palestijnen zullen stemmen. Kan de minister daarover zijn licht laten schijnen? Waarom wil de regering niet behoedzamer optreden en EU-eenheid proberen te behouden? Is dan EU-onthouding van een stem die een erkenning van de staat van de Palestijnen en daarmee een waarnemersstatus mogelijk maakt geen optie? Graag krijgen wij een reactie.

Voor het overige kan de fractie van GroenLinks de inzet van de regering voor de AVVN grotendeels steunen. Wij hebben enkele vragen over Birma. Wij spreken graag steun uit voor het voorstel van de speciale rapporteur voor Birma om een onderzoekscommissie in te stellen naar misdrijven tegen de menselijkheid door het regime.

Over non-proliferatie vraag ik of de regering bereid is, steun uit te spreken voor het voorstel van de secretaris-generaal uit 2008 om tot een alomvattende kernwapenconventie te komen. Over de ministeriële bijeenkomst in Nederland, als covoorzitter van Responsibility to Protect nog de vraag wat daarvan de inzet en de verwachte uitkomst zullen zijn. Ik steun de opmerking van de fractie van de ChristenUnie dat aandacht voor de mensen in Syrië en Somalië zeer passend zou zijn.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik ben opgelucht dat het mij nog is gelukt, voor het einde van deze vergadering het woord te verkrijgen!

Effectiviteit en legitimiteit van de VN zelf komen aan de orde. Terecht wordt op dat onderdeel zelfreflectie toegepast. Als het gaat om belangrijke thema’s als de onrust in de Arabische wereld en ernstige mensenrechtenschendingen, blijft het eufemistisch uitgedrukt heel bijzonder dat ook landen als Iran en Syrië voluit en volwaardig aan dit soort overleggen kunnen deelnemen. Dat maakt het optreden van de AVVN dubbelhartig. Is er enig zicht op dat dat ooit nog verandert, waardoor dergelijke rotte appels uit de mand worden verwijderd?

Een tweede thema bestaat uit de mensenrechten. Wij steunen de inzet van het kabinet om juist het punt van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging naar voren te halen, en daarop actie te ondernemen, in lijn met de mensenrechtenstrategie die we eerder met de minister hebben besproken.

Er is veel aandacht uitgegaan naar het mogelijk eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat. De SGP-fractie ziet dat als een desastreuze stap voor het vredesproces. Vrede kan slechts het gevolg zijn van onderhandelingen. Eenzijdige stappen werken contraproductief. Met het eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat worden verwachtingen geschapen die op geen enkele wijze zullen uitkomen. Daarover zijn we vooral bezorgd. We hebben het over een niet-bindend advies, eigenlijk is dit een oneigenlijke route. Als wij ons oor goed te luisteren leggen, kan het gevolg van zo’n eenzijdig uitroepen heel goed zijn dat bij de Palestijnen verwachtingen worden gewekt – nu gaan allerlei dingen gebeuren – die dan ineens in het dagelijkse wereld helemaal niet worden ervaren. Schept dat geen enorm risico op nieuwe geweldsuitbarstingen? Dat zou extra wrang zijn, omdat de concrete positie van de Palestijnse bevolking stapje voor stapje verbetert: economisch, medische zorg, werkgelegenheid, et cetera. Niet voor niets gist het in de gehele Arabische wereld, maar niet serieus in de Palestijnse gebieden. Het zou misdadig zijn om dit in de waagschaal te stellen. Ik roep de minister op om voluit uitvoering te blijven geven aan mijn breed aanvaarde motie, waarin de regering wordt verzocht om te bevorderen dat de EU zich verzet tegen het eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat en dat de Palestijnse leiders worden aangezet om de rechtstreekse onderhandelingen met Israël te heropenen. Het was een buitengewoon evenwichtige motie; niet voor niets heeft zelfs de PvdA-fractie haar gesteund. De motie is oogverblindend redelijk. Welke opstelling zal de EU kiezen? De EU kan het zich toch moeilijk permitteren om bij zo’n belangrijk issue verdeeld te opereren? Welke kant gaat dit op? Zal de Palestijnse Autoriteit werkelijk doorgaan op dit spoor of zal zij uiteindelijk haar knopen tellen? Als de Palestijnse Autoriteit daadwerkelijk aanzet tot eenzijdige stappen, welke gevolgen heeft dit dan voor de Nederlandse hulp aan de Palestijnse gebieden? Ik wijs in dat verband naar de discussie in het Amerikaanse Congres.

Mijn vraag over ontwikkelingssamenwerking is in hoeverre hier ook de moeizame afstemming met andere donoren aan de orde komt, als het gaat om ongewenst gelijktijdig terugtrekken uit OS-landen, stroeve exit-strategieën, en dergelijke.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Een jaar geleden hadden wij dit debat met de toenmalige premier, en minister Verhagen was toen druk bezig met de formatie. Balkenende ging wel naar New York, maar helaas gaat premier Rutten nu niet. Helaas, want het belooft wel een belangrijke top te worden.

De top vindt plaats tegen een historische achtergrond. De ontwikkelingen in de Arabische regio laten zien dat de twintigste-eeuwse verhoudingen geen stand kunnen houden. In Syrië gaat Assad door met demonstranten doden, en Ban Ki-Moon heeft gisteren opgeroepen tot harde sancties. Dit kabinet wil daarin een voortrekkersrol spelen, maar hoe? Voor welke extra sancties pleit Nederland nu? Hoe realiseren wij de hoogst mogelijke internationale druk, en is er zicht op een nieuwe resolutie? In Libië lijkt de heerschappij van Kadhafi echt voorbij, en het is nu tijd voor een plan B. Komt het kabinet nog met een routekaart, zoals mijn fractie eerder heeft verzocht?

Sudan verdient bijzondere aandacht. In Zuid-Sudan zijn de afgelopen maand meer dan 1 000 doden gevallen. De VN trok aan de bel. Nederland doet niet meer mee aan UNMIS, maar wat doen we dan wel? Zuid-Sudan overweegt de doodstraf in te voeren voor homo’s. Wat gaat Nederland hieraan doen? Hoe zien we dat in de toch wat bekoelde relatie terug?

De fractie van D66 hoopt dat er concrete afspraken worden gemaakt over ontwapening en non-proliferatie. Wij blijven pleiten voor verwijdering van de kernwapens uit Nederland.

Balkenende had vorig jaar wat het Internationale Strafhof betreft een goede lijn: hard uitspreken tegen landen die zich niet aan de afspraken van het Statuut van Rome houden. Blijven we dat doen onder deze regering, en blijven wij landen aansporen het Statuut te ratificeren?

Mijn fractie had kritiek op de uitspraken van deze minister bij zijn start, over mensenrechten. Nederlandse kabinetten vragen bij de VN traditioneel meer aandacht voor vervolging van mensenrechtenschendingen. Blijft het kabinet dit doen? Hoe kunnen we iets doen aan de no-action-motions? Mijn fractie heeft een motie ingediend om ook bevriende landen aan te blijven spreken op mensenrechtenschendingen. De minister ontraadde die motie, maar ze is aangenomen. Zal hij in VN-verband blijven handelen in de geest van die motie?

Mijn fractie vindt dat de zetelverdeling in de Veiligheidsraad, net als andere VN-organen, moet worden aangepast aan de werkelijkheid. Het systeem vertegenwoordigt nog steeds de machtsverhoudingen van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Mijn fractie vindt dat landen als Brazilië, Japan en India, maar ook de EU een kans moeten krijgen. Dit is de enige manier om de legitimiteit van de Raad op peil te houden. Wij stellen voor dat er inderdaad een EU-zetel komt, in plaats van die van de Fransen of de Britten, en dat de overblijvende zetel bijvoorbeeld door India wordt opgevuld. Vorig jaar verzocht de voorganger van deze minister, Verhagen, mij een motie op dit punt aan te houden. Welke inspanningen zijn er sindsdien geleverd, en wat vindt het kabinet van de tussenvorm van langjarige tijdelijke zetels? Zal het kabinet zich hiervoor inzetten?

Het belangrijkste onderwerp van de vergadering is de poging van de Palestijnen om een eigen staat te verwerven. Mijn fractie is zoals bekend voor een tweestatenoplossing. Wij willen net als iedereen een duurzame oplossing van het conflict. Dit kabinet heeft al in een vroeg stadium – wat mij betreft te vroeg – aangegeven tegen het Palestijnse voorstel te zijn. De minister pleit ook tegen het eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat op internationale fora. Maar pleit hij daarnaast ook tegen andere vormen, zoals een waarnemersstatus voor de Palestijnen, of voor Palestina als waarnemende staat? Het kabinet wil graag dat de vredesonderhandelingen doorgaan, maar die zitten structureel vast. Israël blijft doorgaan met het bouwen van nederzettingen, en Hamas zweert het geweld niet af. Mijn fractie vindt dat het kabinet de statusvraag te zwart-wit heeft voorgesteld. Er zijn opties tussen een zelfstandige Palestijnse staat en de situatie nu. Het kabinet heeft zich daarvoor wat mij betreft te weinig ingezet. Ik vraag mij af of de minister deze optie toch gaat verkennen. Of gooit hij de deur volledig op slot?

Minister Rosenthal: Voorzitter. Met alle vragen die er kunnen zijn over de effectiviteit en de legitimiteit van de VN, is het toch duidelijk – we zien dat ook aan de ontwikkelingen in de Arabische regio – dat wij blij mogen zijn met de VN. Afgelopen donderdag is in Parijs expliciet aan de orde gesteld dat het in de postconflictsituatie in Libië, voor zover het de internationale gemeenschap betreft, de VN zijn die daar de leidende rol hebben te spelen. Punt. Dat geeft aan hoe relevant wij de VN moeten beschouwen. Een ander, ook heel concreet voorbeeld is het volgende. Wat Syrië betreft, hebben we met veel moeite bereikt dat er op EU-niveau een aantal stevige sancties tot stand is gebracht, bijvoorbeeld waar het import betreft van olieproducten van Syrië, en waar het de financiering en verzekering van transporten betreft van olie uit Syrië. We weten dat we daar een stap omhoog moeten zetten in de richting van de VN. Daar speelt de inzet van de Nederlandse regering om zover te komen dat de VN inderdaad tot een resolutie op dit punt zullen komen.

Natuurlijk is ook bij de VN het beste de vijand van het goede. Dat zeg ik tegen diegenen die opmerken dat een aantal landen die bijvoorbeeld de mensenrechten met voeten treden, nog wel eens het hoogste woord willen voeren bij discussies over mensenrechten. Ook daar doen wij overigens ons best om dat zo klein mogelijk te houden. De toetreding van Syrië tot de Mensenrechtenraad en de aanwezigheid van Libië onder het Kadhafi-regime daarin zijn zoals bekend weggeschoven.

Hiermee wil ik niet zeggen dat er geen problemen zijn bij de VN. Er is continu zorg over de bureaucratie bij het algemeen secretariaat van de VN. Het is dus ook een goed punt dat de secretaris-generaal zelf het algemeen secretariaat op min 3% wil zetten door stroomlijning en bezuiniging. De nominale nulgroei voor het budget geeft aan dat we niet meer moeten alloceren dan strikt noodzakelijk is.

Wat zou de wereld op dit ogenblik zijn zonder VN? We kunnen veel kritiek hebben op het doen en laten van sommige van de specialised agencies – zijn ze wel effectief en efficiënt genoeg? – maar we werken ermee, en zij leveren een daadwerkelijke bijdrage aan de vrede, de veiligheid en de voorspoed in de wereld, en in het tegengaan van narigheden.

Datzelfde verhaal kan ik houden voor een aantal doctrines die bij de Algemene Vergadering van eind september inzet van de beraadslagingen zullen zijn. Ik noem Responsibility to Protect. Ook daar moeten we werken vanuit het idee dat het op een bepaald moment het volkenrechtelijk mandaat van de VN moet zijn dat Responsibility to Protect tot gelding zal brengen. Ik roep in herinnering de opmerkelijke en historische resolutie 1973 van zes maanden geleden over Libië.

De heer Van Bommel (SP): Die discussie die is aangezwengeld door enkele leden van de Veiligheidsraad, over de vraag of het optreden boven Libië wel past binnen de marges van resolutie 1973, zal vermoedelijk terugkomen op de AVVN. Nederland is covoorzitter van de vriendengroep Responsibility to Protect. Wat wilt u met die discussie gaan doen, als die er komt? Ik neem namelijk aan dat u zich daarop zult voorbereiden.

Minister Rosenthal: Natuurlijk bereiden wij ons daarop volop voor. Met een aantal landen willen we scherp krijgen, wanneer Responsibility to Protect kan worden ingezet als instrument, en wanneer niet. Wanneer ga je naar een situatie toe dat je de nationale soevereiniteit van staten waar verantwoordelijkheid bij hoort, zodanig ter discussie moet stellen dat je inderdaad complementair daaraan interventies wilt plegen in de desbetreffende landen? Ik voeg er wel één ding aan toe. Bij Responsibility to Protect moeten we heel scherp krijgen en ook houden dat we in de vier categorieën van misdrijven waar Responsibility to Protect op ziet – genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en ethnic cleansing – niet een soort mission creep terechtkomen, want dan komen we aan het verkeerde eind van de streep terecht.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Als je de vier criteria voor Responsibility to Protect afloopt, en je weet dat in Syrië meer dan 2 200 mensen zijn vermoord door Assad, wanneer verwacht u dan dat de VN een denkrichting à la Libië ook op Syrië zal toepassen? In hoeverre houdt de VN Syrië nog als lidstaat vast? We streven naar vrede, gerechtigheid en veiligheid, maar er is een grens voor landen om nog serieus genomen te worden. Wanneer is die grens bereikt?

Minister Rosenthal: Waar we nu mee van doen hebben – ik probeer realiteitszin te betrachten – is dat pogingen in het werk worden gesteld, pogingen waaraan Nederland stevig meedoet, om Syrië op de agenda van de VN-Veiligheidsraad te krijgen. Dat is een kwestie van weging. Uiteindelijk moet je daar afwegen of een situatie waarvan je weet dat je, als je een Veiligheidsraadresolutie ziet stranden op veto’s van permanente leden, niet een onbedoelde positieve boodschap naar het regime in Damascus verkondigt. Zij lachen dan zogezegd in hun vuistje. Een aantal permanente leden van de Veiligheidsraad is gaandeweg zover om dat risico te trotseren. Wat daaruit komt, is een tweede. Het zal niet mogelijk zijn om dermate bindende resoluties aanvaard te krijgen dat je daarmee kunt doen wat je het liefste zou doen. Er kan wel op allerlei fronten worden geprobeerd om de activiteiten van een land dat de mensenrechten met voeten treedt zoveel mogelijk te beperken, maar ze eruit gooien brengt je alleen maar van de regen in de drup, of omgekeerd.

De situatie in Syrië blijft overigens zeer zorgwekkend. In mijn brief aan de Kamer over het beraad in Sopot heb ik gemeld dat ikzelf met een aantal Europese landen sterk heb aangedrongen op meer activiteit en betrokkenheid van de Arabische Liga bij de situatie in Syrië. Het is een heel slecht teken dat de Syrische regering de Arabische Liga vandaag op afstand heeft gehouden, toen die een bezoek aan Damascus wilde gaan brengen.

Ik kom toe aan de kwestie van de mensenrechten, de resolutie over godsdienstvrijheid, et cetera. Ik zeg de heer Dijkhoff meteen na dat godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting voor de Nederlandse regering binnen het mensenrechtenbeleid als zodanig cruciale ankerpunten zijn. Wat de resolutie over godsdienstvrijheid en levensovertuiging betreft, is het zonneklaar dat de Nederlandse regering inzet op alle vormen die bij godsdienstvrijheid in het geding zijn: de vrijheid om een godsdienst te belijden, de vrijheid om te veranderen van godsdienst, de vrijheid om een godsdienst de rug toe te keren, en ook de vrijheid om geen godsdienst te belijden, c.q. aan te hangen. Op dat punt zet de Nederlandse regering heel sterk in op de resolutie over godsdienstvrijheid en vrijheid van levensovertuiging. Wij verzetten ons voortdurend tegen de defamation, de pogingen om naar defamation resolutions te gaan, omdat die een volkomen verkeerde boodschap verkondigen in de richting van diegenen die daadwerkelijk godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting nastreven.

Verdedigers van mensenrechten, die dat vaak onder zeer moeilijke omstandigheden doen, proberen wij zoveel mogelijk te steunen, waarbij wij heel scherp zijn op notoire schenders van mensenrechten. Tegen hen moeten wij keihard optreden.

De regering steunt het UN Women-initiatief van harte, en wel in alle mogelijke vormen. Met mijn collega van de VS probeer ik over alles wat te maken heeft met gender, en de rol van de vrouwen in de samenleving, de economie en de politiek gelijk op te trekken. Het jubileumjaar van resolutie 1 325 is wat dat betreft een baken, waarop we serieus inzetten. Zoals Hillary Clinton het ooit treffend heeft uitgedrukt, moeten we het hierbij niet alleen hebben over vrouwen als slachtoffers, maar vooral over vrouwen als future leaders. Ik heb dat vanmorgen in Den Haag op een conferentie over vrouwen in Afghanistan met nadruk gezegd. Er komt nog een notitie over deze materie.

Het heeft veel moeite gekost om wat betreft Myanmar zover te komen dat inderdaad wordt gesproken over een onderzoekscommissie. Wij zetten daarop in. Het Amerikaanse special envoy is bezig met verkenningen in de richting van Myanmar. Mij bereiken wisselende berichten vanuit de wereld van de dissidenten en de opponenten over hoe te opereren. Voor de Nederlandse regering blijft de piketpaal vrijlating van de nog altijd bijna 2000 politieke gevangenen. Zolang de militairen niet de kazernes ingaan, zijn we nog niet toe aan een al te florissante dialoog met Birma.

Over de positie van de homoseksuelen in Zuid-Sudan het volgende. In de Mensenrechtenraad komt Zuid-Sudan expliciet aan de orde. Er komt nog een brief naar de Kamer over de mensenrechtenraadszitting. In de AVVN zal een side event van de EU zijn over de rechten van homoseksuelen, waarbij zal worden voortgebouwd op de bekende LGBT-resolutie van de Mensenrechtenraad van juni, dit met het oog op een mogelijke resolutie in de AVVN van volgend jaar. In bilaterale contacten worden schendingen van de mensenrechten en de wijze waarop in Zuid-Sudan met een aantal vraagstukken wordt omgegaan voortdurend aan de orde gesteld. Ik heb dat vorige week nog gedaan, in een overleg met de Europese vertegenwoordiger voor Sudan, mevrouw Marsden.

Wat het vredesproces in het Midden-Oosten betreft, is er koortsachtig overleg, van uur tot uur en van dag tot dag gaande met alle betrokken partijen. Dit alles speelt zich af in een gevoelige sfeer. De Nederlandse regering heeft hierin een aandeel. Bij de informele besprekingen van de ministers van Buitenlandse Zaken, afgelopen weekeinde in Sopot, het Gymnich-overleg, is deze zaak uitvoerig aan de orde geweest. De Kamer heeft een verslag van die informele raad gekregen, waaruit de inzet is gebleken die de Nederlandse regering heeft gepleegd. Ik blijf mij zeer wel thuisvoelen bij de motie-Van der Staaij, van begin dit jaar. Ik besef natuurlijk dat de zaak in beweging is en dat bewogen moet gaan worden. De Nederlandse regering heeft zich van meet af aan – dat zal blijven gebeuren – verzet tegen welke unilaterale stappen dan ook, van welke betrokkene dan ook. Dat is ook naar voren gebracht in het overleg in Den Haag van premier Rutte en ik met president Abbas en de eerste onderhandelaar. De Nederlandse regering wijst unilaterale stappen af. Van de kant van de Palestijnse Autoriteit is daarop een heel simpele boodschap gegeven. Voor hen zijn er drie prioriteiten: onderhandelen, onderhandelen en nog eens onderhandelen. We zijn het dus volledig met elkaar eens.

Wat is het raamwerk voor de Nederlandse regering? Ik herhaal dat: wij moeten primair mikken op het Kwartet. Achter de schermen is daar wel degelijk activiteit te bespeuren. Meer kan ik daarover op dit moment niet zeggen. Het Kwartet werkt met de bekende beginselen in de richting van de Palestijnse Autoriteit en Hamas. De EU brengt steeds weer de vier parameters in die op zichzelf vrij vergaand zijn, in ieder geval verdergaand dan die van de Amerikanen: een tweestatenoplossing, de grenzen van voor juni 1967, inclusief uitonderhandelde landruil, veiligheidsgaranties over en weer, een uitonderhandelde oplossing voor het vraagstuk van de vluchtelingen, en een uitonderhandelde oplossing ten aanzien van Jeruzalem. Dat is de onveranderlijke inzet van de Nederlandse regering. Ik ben het volkomen eens met diegenen die zeggen: it takes two to tango. Wat de posities van Israël en de Palestijnse Autoriteit betreft, zegt de Nederlandse regering tegen de Israëli’s met nadruk: help us, so that you make it possible for us to help you. Wat betekent het punt dat zij ons moeten helpen? Welaan, door duidelijke stappen te zetten en uit de loopgraven te komen. Op dat punt spreek ik ook de Israëli’s voortdurend aan op de slechte zaken rond de nederzettingen, en op het feit dat de laatste stappen die zijn gezet met de bouw van woningen in bezette gebieden, contraproductief zijn voor het vredesproces.

De heer Pechtold (D66): Volgens mij had de Nederlandse regering dit standpunt vorig jaar ook, en het jaar daarvoor ook, en het jaar daarvoor ook. Daar schieten we niet heel veel mee op. De Palestijnen dreigen nu de internationale gemeenschap, en zoals hier aan tafel bleek ook Europa, voor het blok te zetten en uit te dagen. In februari omarmde u de motie-Van der Staaij, maar dat is geen constructieve motie: er wordt binnen Europa opgeroepen om te blokkeren. Vandaag is een andere minderheid dan in februari van mening dat de Nederlandse regering toch ook een intelligentere oplossing dan alleen de zwart-wit-politiek binnen de EU zou kunnen betrachten. Naast de uitgebreide inleiding, die redelijk tijdloos is, zou ik graag van u willen horen wat u aan inspanningen zult plegen de komende dagen, om te voorkomen dat de dreigende forcering niet alleen de VN, maar ook Europa verdeelt.

Minister Rosenthal: De EU heeft verschillende opties geformuleerd. Sommige collegae van mij hebben zich daarover expliciet uitgelaten. Ikzelf heb een bepaalde inzet gepleegd in de informele raad in Sopot. Verder kan ik erop wijzen dat ik daarin bepaald niet alleen stond. Voor allen in de EU geldt op dit moment de mantra dat elke activiteit van welke partij dan ook ten dienste moet staan van het vredesproces, en daar niet tegenin mag gaan. Dat noemen wij de Westerwelle-toets, omdat hij dat expliciet als uitgangspunt heeft genomen. Daarin toets ik de stappen die Nederland op dit punt moet zetten.

De heer Pechtold (D66): Ik snap werkelijk niet waarom er zulk omzichtig taalgebruik nodig is vanuit het kabinet, om gewoon te zeggen: we vinden het eigenlijk wel prachtig, laat maar polariseren. Ik citeer u letterlijk: ik heb een bepaalde inzet gehad. U durft die inzet zelfs niet in woorden neer te zetten. U zegt gewoon «we zullen het blokkeren» en al het constructief en creatief denken van een grote minderheid wijst u af. Vervolgens krijgen we een verhaal dat echt tijdloos is. U kunt dat volgend jaar weer houden, als u er dan zit.

Minister Rosenthal: Elke stap die vredesonderhandelingen naderbij brengt, wordt gesteund door de Nederlandse regering. Erkenning van de Palestijnse staat, of een andere vorm van verhoging van de status van de Palestijnse Autoriteit in de VN – de Vaticaan-optie, in de wandelgangen – is voor de Nederlandse regering zowel in de EU als in de VN acceptabel als ze door alle betrokken partijen wordt gesteund. Dat is simpelweg het standpunt van de Nederlandse regering. Daar mag de heer Pechtold ontevreden over zijn, maar dat is onze lijn. Dat is op dit ogenblik de beste koers die we kunnen varen, omdat elke unilaterale stap het vredesproces niet naderbij brengt, maar verder van ons af duwt. Ik kan het niet anders zien.

De heer Van der Staaij (SGP): Het is wat ingewikkeld als de heer Pechtold hier een beeld schetst van mijn motie dat ik hier heel kort wil corrigeren. We delen vanmiddag wel de microfoon, maar niet de visie. In die motie staat niet alleen het verzet tegen het eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat, maar ook een krachtige oproep om de rechtstreekse onderhandelingen verder van de grond te krijgen. Allerlei zaken en personen zijn niet behulpzaam bij het bereiken van het doel van hervatting van de onderhandelingen.

Minister Rosenthal: Het gaat om onderhandelingen met open vizier, van beide kanten, maar er is natuurlijk wel wat gebeurd. Kijk je naar de speech van president Obama, die de grenzen van 1967 expliciet presenteerde, waarna van de Palestijnse Autoriteit alleen maar de mededeling terugkwam dat men unilateraal zou gaan, dan zie je dat het in feite noodzakelijk is dat men over en weer naar elkaar luistert, de signalen oppakt en daarmee zijn voordeel doet. Ik hoop nog altijd dat er de komende weken beweging zal komen in dit proces. Als de Nederlandse regering daartoe kan bijdragen – we zijn er intensief mee bezig – dan zal ze dat zeker niet nalaten, wat geldt voor alle betrokken partijen. We zijn in contact met de Palestijnse Autoriteit, we zijn in contact met Israël, we zijn in contact met de Amerikanen, we zijn uiteraard voortdurend in contact met onze Europese collegae en met de Hoge Vertegenwoordiger Ashton, en wel van dag tot dag. Ik hoop dat de zaak in beweging komt, en dat we niet terecht zullen komen in een toestand in de VN waarbij de Palestijnse Autoriteit eerst een blauwtje loopt bij de Veiligheidsraad, vervolgens een beetje oneigenlijk via United for Peace naar de AVVN gaat, daar misschien een meerderheid haalt, maar vervolgens wordt geconfronteerd met een beeld dat ze iets binnen heeft gehaald wat alleen maar teleurstelling en frustraties zal opleveren.

Ik ben er op dit ogenblik niet aan toe om naar wie dan ook dreigende taal te gaan spreken. Aan mij is op dit moment ook niet besteed de mededeling dat wij dit of dat gaan doen met betrekking tot de hulp aan de Palestijnse Autoriteit, op het moment dat zij zus of zo zou handelen. Ik probeer op dit dossier zelfbeheersing en terughoudendheid te betrachten.

De heer Timmermans (PvdA): Ik hoor de minister duidelijk zeggen dat er niets kan gebeuren, tenzij alle partijen het ermee eens zijn. Daarmee geeft hij Netanyahu in feite een vetorecht op alles wat er moet gebeuren. Voor onderhandelingen lijkt mij dat niet bijzonder handig, want het betekent dat Netanyahu weet dat er niets gebeurt, als hij doorgaat met de hartstikke illegale nederzettingen. Hij doet niets om ook maar in de richting te gaan van wat president Obama wil, en dan zegt de minister: maar hij heeft het vetorecht als wij iets zouden doen in de richting van de Palestijnen. Dat kan hij toch niet menen, dat is toch niet fair meer?

Minister Rosenthal: Ik verval in herhaling, want ik heb al gezegd dat ik in de richting van de Israëli’s van meet af aan duidelijk heb gemaakt dat de nederzettingen illegaal zijn. Verder heb ik in de afgelopen weken in de richting van de Israëli’s rechtstreeks naar voren gebracht dat de bouw van weer honderden huizen daar niet bevorderlijk is voor het vredesproces. Ik heb hen gezegd dat Nederland een bouwvakvakantie kent bij slecht weer en dat ik mij in dat gebied een bouwvakvakantie van een zekere periode kan voorstellen in de hitte daar. Met andere woorden: ik dring er voortdurend bij de Israëli’s op aan om constructief te zijn, en niet in de loopgraven te blijven zitten. Verder kan ik op dit ogenblik niet gaan. De bottomline is dat unilaterale stappen op dit ogenblik niet zijn besteed aan de Nederlandse regering.

De heer Timmermans (PvdA): Mijn conclusie kan alleen maar zijn: alles wat u zegt klinkt mooi, maar zolang Netanyahu weet dat hij aan het eind van de rit toch gewoon een veto heeft, zal hij vriendelijk naar u luisteren, knikken en er verder niets mee doen. U moet ook daden bij uw woorden durven voegen, als u inderdaad vindt dat er iets moet veranderen. Daar past een vetorecht dat u hem van tevoren geeft gewoon niet bij.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De minister stelt dat een unilaterale stap het vredesproces sowieso verder weg zal brengen, maar dat is helemaal geen politiek feit, maar een politieke vrees, een politieke speculatie, waarover het grootste deel van de EU heel anders denkt. Het zou de minister als creatieve diplomaat sieren als dit op zijn minst een vraagteken is. Wat kan het vredesproces dichterbij brengen? We weten het niet precies. Ik heb de minister concreet gevraagd om te reageren op de vraag, waarom hier zo anders wordt geopereerd dan bij Kosovo. Dat bevond zich op een gegeven moment ook in een patstelling, en werd door Nederland gesteund naar behoedzaam opereren bij een eenzijdige stap. Waarom niet overwogen, EU-eenheid te bewaren door ook de optie van stemonthouding te overwegen? Waarom niet gekeken naar de noodzakelijke goede betrekkingen met onze nieuwe Arabische vrienden, die en bloc voor deze kleine Palestijnse stap zullen stemmen, die voor het grootste deel van de wereld het vredesproces niet in de weg staat?

Minister Rosenthal: Wij hebben in mei – het kan ook iets eerder zijn geweest – in de raad van ministers van buitenlandse zaken geconcludeerd, wat in de raadsconclusies is terug te vinden, dat unilaterale stappen contra-effectief zijn. Dat hebben we met zijn allen gezegd. Ook in de informele raad van afgelopen weekeinde is dat herhaald. Dat wij natuurlijk alles op alles zetten om die zaak in beweging te krijgen, is een ander verhaal. Maar unilateralisme in dit geval wordt ook door alle landen van de EU op dit ogenblik niet wenselijk geacht. Ik val dan terug op het standpunt dat voor de Nederlandse regering alles bespreekbaar is, als het ertoe bijdraagt om de partijen weer aan de onderhandelingstafel te krijgen. Ook daarbij neemt de Nederlandse regering een vrij uitgesproken positie in, maar niet in haar eentje. Verschillende lidstaten zijn expliciet dezelfde mening toegedaan. Hoe je het in dit proces ook wendt of keert, de EU kan wel een heel grote broek aantrekken, maar als het er echt op aankomt – of er nu verkiezingen in de VS zijn of niet – zitten de VS in de richting van Israël en de Palestijnse Autoriteit nog altijd in de driver’s seat. Dat is nu eenmaal zo. Natuurlijk, we zijn een deel van de EU, maar er geldt nog altijd wat is afgesproken in de raad van ministers, namelijk dat de Verenigde Staten leidend moeten zijn om de partijen echt te bewerken en in beweging te krijgen, en dat voor de EU natuurlijk een zeer stuwende rol is weggelegd. Dat is de situatie. De vergelijking met Kosovo is natuurlijk verleidelijk, maar ik ga ervan uit dat de constellatie aldaar op vele punten volstrekt anders is dan die waarin we op dit ogenblik met het Midden-Oosten van doen hebben.

Het spijt mij dat het zo belangrijke onderwerp van ontwapening en non-proliferatie er op deze manier wat bekaaid vanaf lijkt te komen. Dat was bepaald niet mijn bedoeling. De Nederlandse regering is daarbij zeer intens betrokken. Wij zijn ook zeer actief in de Groep van Tien, onder leiding van Japan en Australië, die ook een side event zullen hebben op de AVVN. Waar het vooral om gaat, is om de zaak daar ook – het wordt bijna een cliché – eindelijk weer in beweging te krijgen, want het ligt daar al veel te lang stil. Wij wachten nog altijd op de ratificatie door negen landen van het verdrag tot het verbieden van kernwapenproeven. Wij doen er vanuit Nederland alles aan op een aantal punten. De opmerkingen over acties met betrekking tot demining – de problematiek van de land- en de zeemijnen – en met betrekking tot clustermunitie zijn aan de Nederlandse regering welbesteed. De landen die nogal eens veel problemen (blijven) opleveren, zoals Iran en Noord-Korea, moeten er onversaagd op gewezen worden dat ze op hun schreden moeten terugkeren. Iran moet serieus optreden bij de E3 plus 3 onderhandelingen, en Noord-Korea moet terug naar de zespartijenbesprekingen, waarin de klad zit.

Staatssecretaris Knapen: Voorzitter. De heer Voordewind vroeg over de Hoorn van Afrika of het niet mogelijk is dat de VN zorgt voor veilige havens in het Zuiden van Somalië. Dat is lastig. AMISOM is niet meer geëquipeerd om veel meer te doen dan nu. Het heeft zo’n 8 400 manschappen, en misschien komen er nog een paar honderd bij uit Sierra Leone. De Afrikaanse Unie verzet zich daartegen, evenals de buurlanden. De ervaringen tot nu toe zijn matig: er is één veilige haven, Mogadishu, dat een haven heeft, maar verder is het niet veilig. Er is zelfs bij deze ene safe haven nog een hele weg te gaan.

De heer Ormel vroeg of de millenniumdoelstellingen aan de orde komen. In termen van de herijking komen ze niet aan de orde. Waarom niet? De millenniumdoelstellingen lopen pas in 2015 af, en de VN faciliteert volgend jaar, met als doelstelling 2013 als startjaar, een internationale conferentie, waarop wordt stilgestaan bij de vraag hoe we het hierna gaan doen. Men wil vermijden dat, terwijl wij nog druk bezig zijn met het bereiken van allerlei subdoelstellingen, men al gaat praten over wat daarna moet gebeuren. Onderweg valt er namelijk nog een hoop te doen. De AIV heeft een advies gegeven op dit punt, dus het denken staat niet stil, maar het startschot komt later.

De heer Ormel vroeg hoe het zit met Rio+20, een apart circuit. Zoals bekend is in Nederland onder leiding van Louise Fresco het platform Rio+20 ingericht om ideeën te verzamelen. Het gaat daarbij om vergroening en om een institutioneel raamwerk. De EU gaat eind oktober de discussie starten over het EU-mandaat, en in die context willen we ook daarover praten. Dan komen we terug op onze inbreng voor dat mandaat. Nu staat het dus op de agenda van de AVVN.

De heer Dijkhoff stelde een vraag over de 0,7%; hij noemde dat verrassend en potsierlijk. Hoe kun je een uitzondering een norm noemen, vroeg hij zich af. We hebben het hier niet over een bestaande, maar over een gewenste norm. Voor degenen die die 0,7% een warm hart toedragen heb ik overigens goed nieuws: sinds de afspraken van Monterey uit 2002 zie je dat in 2007 de gemiddelde ODA-bijdrage van de EU 0,39% was, en dit jaar gaan we over de 0,5%. Dat is een stijging van bijna 25%, dus dat gaat hard. Voor je het weet wordt de gewenste norm de bestaande norm.

De heer Van der Staaij vroeg hoe het zit met de taakverdeling en de afstemming. Die komen niet op de AVVN als zodanig aan de orde, maar wel in de marge daarvan, zoals in Brussel. Daar hadden we twee bijeenkomsten met like-minded landen om heel praktisch te proberen, die taakverdeling verder vorm te geven. Het onderwerp komt in een bredere context pas eind november aan de orde, bij de conferentie over effectiviteit en efficiency, als verlenging op Accra en Parijs. In die volgorde wordt het dus afgewikkeld. Er kan een oproep worden gedaan voor vermeerdering van het beschikbare geld voor de Hoorn van Afrika. De hongersnood als zodanig staat niet geagendeerd, maar het past binnen de agenda van de AVVN. Dus dat kan zeker gebeuren. Ongetwijfeld zal dit gelet op wat de laatste twee weken is gebeurd – de AU en de Golfstaten hebben een stap voorwaarts gezet – aan de orde komen.

Minister Rosenthal: Voorzitter. De heer Van Bommel heeft een vraag gesteld over het Internationaal Strafhof. Overal binnen en buiten de VN spreekt de Nederlandse regering continu landen aan op hun verantwoordelijkheden. Ik noem als voorbeeld Sudan, waar continu andere dingen worden opgebracht, maar waarbij wordt vergeten dat de president en de gouverneur gehouden zijn om richting Den Haag te komen. Wij zijn bezig met een resolutie, die tijdens de AVVN zal worden ingediend. Daarbij leggen wij de nadruk op universaliteit van het Statuut van Rome. We verwelkomen de samenwerking met en ondersteuning van het Internationaal Strafhof, benadrukken het belang van verdere samenwerking van landen met het Internationaal Strafhof, dus ook van niet-verdragsstaten, en zullen een nadrukkelijke oproep doen voor een bijdrage aan het fonds voor de slachtoffers, waar Nederland overigens zeer stevig in zit. De Verenigde Staten zijn geen partij, maar het is positief dat de Verenigde Staten in de Veiligheidsraad juist hebben geholpen om met betrekking tot Libië en Sudan die verwijzing naar het Internationaal Strafhof te doen. De volgende stap zou het Verdrag van Rome moeten zijn. In de resolutie zullen alle landen worden opgeroepen, dus ook de Verenigde Staten, om partij te worden bij het Statuut van Rome. Het door de heer Van Bommel genoemde punt van beperking van de rechtsmacht van het ICC, in de zin dat landen bilateraal aan de VS verklaren geen onderdanen aan de VS uit te leveren, ook al was men gedragsstaat bij het ICC, zal ik verdisconteren in datgene wat in de AVVN wordt opgepakt. Je doet eraan mee, of je doet er niet aan mee, en niet half. Geen onduidelijkheid daarover.

De heer Ormel (CDA): Het is mooi om zo’n resolutie op te stellen, maar de praktijk is dat bijvoorbeeld vandaag de AU haar leden oproept, toch vooral geen gehoor te geven aan een oproep van het Internationaal Strafhof om Kadhafi naar Den Haag te sturen. Ik denk dat het goed is om een resolutie in te dienen, maar Nederland moet voortdurend tegen in dit geval de AU zeggen dat dit toch echt niet kan.

Minister Rosenthal: Ik zal op dit punt niet verzaken. Dit speelt. De AU is op dit ogenblik nauwelijks nog een unie te noemen, gelet op de grote verdeeldheid. Dat levert de internationale gemeenschap navenante problemen op, wat ook geldt voor het Internationaal Strafhof. Dit is onderdeel van wat we aan de orde zullen stellen in New York. Het aanspreken van de AU op een en ander is natuurlijk aan mij besteed.

De heer Ormel (CDA): Wat vindt u van deze oproep van de AU?

Minister Rosenthal: Niet in de laatste plaats geruggesteund door de motie-Pechtold ben ik gehouden om alles op alles te zetten om te voldoen aan de resolutie van de Veiligheidsraad, en de follow-up, namelijk de openbare aanklager van het Internationaal Strafhof, die Kadhafi en anderen in staat van beschuldiging heeft gesteld en naar het Strafhof wil hebben. Dat moet gewoon gebeuren, daar mogen landen zich niet aan onttrekken. Dat is simpel.

Ik kom bij de vraag van de heer De Roon over Unifil. Unifil draagt nu al jaren wel degelijk bij aan de stabiliteit, hoe onvolkomen ook, in Zuid-Libanon. Dat is het standpunt van de Libanese regering en van de Israëlische autoriteiten, met alle mitsen en maren die daaraan verbonden zijn. Natuurlijk zijn wapenleveranties volkomen misplaatst en zorgelijk, zodat we die moeten blijven bestrijden. Dat is evident. Het mandaat van Unifil is overigens geen zaak van de AVVN, maar van de Veiligheidsraad.

De voorzitter: De minister heeft een notitie toegezegd over UN Women.