Kamerstuk 23490-523

Verslag van een algemeen overleg

Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag


23 490
Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag

nr. 523
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 oktober 2008

De vaste commissie voor Justitie1 en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 hebben op 24 september 2008 overleg gevoerd met staatssecretaris Albayrak van Justitie over:

– de brief van de minister van Justitie d.d. 22 juli 2008 met het verslag van de informele bijeenkomst van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken d.d. 7 en 8 juli 2008 te Cannes (Frankrijk) (23 490, nr. 514);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 14 augustus 2008 met het verslag van de JBZ-raad d.d. 24 en 25 juli 2008 te Brussel (23 490, nr. 516);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 10 september 2008 met de geannoteerde agenda van de JBZ-raad d.d. 25 en 26 september 2008 (23 490, nr. 517);

– de brief van de minister van Justitie d.d. 18 september 2008 met de aanvullende geannoteerde agenda van de JBZ-raad d.d. 25 en 26 september 2008 (23 490, nr. 518);

– de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 19 september 2008 over de richtlijn inzake de voorwaarden van toelating en verblijf van derdelanders voor het doel van hooggekwalificeerde arbeid (EU Blue Card) (23 490, nr. 521);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 3 september 2008 over de mededeling inzake E-justice (22 112, nr. 673);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 10 september 2008 over de beschikking inzake het Europees Justitieel Netwerk (22 112, nr. 675);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 10 september 2008 over de mededeling inzake het verslag van het Haags Programma (22 112, nr. 695).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand woordelijk geredigeerd verslag uit.

Voorzitter: Arib

Griffier: Nava

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De voorzitter: Goedemorgen. Aan de orde is een algemeen overleg over de geannoteerde agenda van de komende JBZ-raad en de hiermee samenhangende stukken. De ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken zijn verhinderd. Wij «moeten» het dus doen met de staatssecretaris van Justitie. De meeste agendapunten hebben echter betrekking op haar portefeuille en ik ga er dan ook van uit dat zij de meeste vragen kan beantwoorden. Als zij daartoe niet in staat is, kan zij natuurlijk aangeven op welke manier vragen alsnog beantwoord zullen worden.

De spreektijd bedraagt vijf minuten per fractie.

Ik geef de heer Pechtold het woord voor een vraag over de procedure.

De heer Pechtold (D66): Ik heb een procedurele vraag, waarop de staatssecretaris zeker een toezegging kan doen. Het viel mij ook dit keer weer op dat veruit de meeste stukken niet openbaar zijn. Ik zou graag van de staatssecretaris per agendapunt vernemen wat de reden was om een stuk niet openbaar te maken. Openbaarheid draagt bij aan de transparantie. Verder is de geheimhouding af en toe niet meer dan een farce. Zo is bij het eerste agendapunt de Migration Act niet openbaar, maar als je even googelt, kun je dit stuk binnen een paar tellen vinden. Wij kunnen dit probleem nu niet oplossen, maar ik zou toch graag zien dat de staatssecretaris ons vertrouwelijk informeert waarom iedere keer zo veel stukken «niet openbaar» worden verklaard.

Staatssecretaris Albayrak: Ik zeg toe dat ik de Kamer hierover een brief zal doen toekomen.

De commissie heeft al eerder kunnen zien hoe pragmatisch ik hiermee omga. Ik verwijs maar naar de terugkeerrichtlijn. Als een stuk wel naar het Europees Parlement gaat, maar niet naar de nationale parlementen, zie ik geen reden om het geheim te houden. Ik begrijp wel waarom men stukken voor de onderhandelingen in de raadswerkgroepen en Coreper geheim wil houden, maar dat betekent nog niet dat het altijd nodig is. Ik heb dan ook besloten om het concept van de terugkeerrichtlijn naar de Kamer te sturen. Ik zal de Kamer een wat bredere brief over de openbaarheid doen toekomen. Op dit moment volgen wij overigens in grote lijnen de classificatie van Brussel.

De voorzitter: Dan kunnen wij nu echt beginnen met de eerste termijn van de commissie. Ik geef het woord aan mevrouw Jonker van de CDA-fractie.

Mevrouw Jonker (CDA): Voorzitter. Het zou mij niet verrassen als de inbrengen vandaag heel erg uiteen gaan lopen. Alleen al het pact is zo uitgebreid dat je bijna alles wat betrekking heeft op asiel en migratie op de agenda kunt plaatsen.

Ik complimenteer de staatssecretaris met haar geëngageerde en deskundige inbreng op de ministeriële conferentie in Kiev. Ik mocht daarvan zelf getuige zijn. Ik bedank verder het ministerie en in het bijzonder de heer Visser. Ik spreek ten slotte de wens uit dat het kabinet even geëngageerd doorgaat met het ontwikkelen van de plannen van de EU op dit terrein.

Ik bedank de minister, ook al is hij afwezig, voor zijn toezegging dat hij ons een overzicht van nog te ratificeren verdragen zal toezenden. Hij heeft beloofd dat alle verdragen in december geratificeerd en geïmplementeerd zullen zijn. Hij mag ervan uitgaan dat mijn fractie hem daarbij op de voet zal volgen.

De evaluatie van het Haags Programma. Het is bijzonder dat er geconcludeerd wordt dat er onvoldoende voortgang is geboekt bij de onderwerpen die met de derde pijler te maken hebben. Ik noem preventie, criminaliteitsbestrijding, de samenwerking van politie en douane en de justitiële samenwerking. Tegelijkertijd wordt hieruit geen conclusie getrokken, want hierover wordt slechts opgemerkt dat de Commissie met de mededeling zal komen dat zij hierover in het JBZ-meerjarenprogramma meer zal zeggen. Een evaluatie is echter geen doel, maar een middel om te kunnen vaststellen of er voortgang is geboekt.

Ik vind het heel erg teleurstellend, want het lijkt er nu op dat wij in goede bedoelingen en mooie woorden blijven steken. Is het niet mogelijk om sancties in te stellen voor landen die zich niet aan de afspraken houden? Ik vraag dat, omdat uit de cijfers blijkt dat slechts 38% van de voorgenomen maatregelen daadwerkelijk is doorgevoerd, terwijl dat percentage in 2006 nog 53 bedroeg. Ik vind echt dat het anders moet. Ik stel daarom voor om dit punt op de agenda te plaatsen van de Future Group. Ik denk dan vooral aan de vraag hoe je landen in het gareel krijgt als er eenmaal afspraken zijn gemaakt.

Nadat ik mijn huivering en aarzeling over de nieuwe plannen in het pact voor migratie en asiel had overwonnen, was ik toch wel content met de ambitie en de inhoud van het Franse pact voor asiel en migratie. In mijn ogen heeft dit geleid tot een nieuw bewustzijn en positieve energie. Asiel en migratie zijn een onomkeerbaar fenomeen dat alleen in banen geleid kan worden door er met open ogen in te staan. Dat lijken de lidstaten zich nu beter te realiseren dan tot voor kort. Met veel aspecten van het pact kan de CDA-fractie instemmen. Ik zal die aspecten nu niet herhalen, want in het debat van vanmiddag zal ik hierover nog een aantal punten inbrengen.

In het pact staat in mijn versie van 7 september op pagina 3: Aware that full implementation of the pact is likely in certain areas to require changes to the legal framework and in particular to the treaty basis. Ik zou heel graag willen weten wat daarmee wordt bedoeld. Om welke verandering van welk wettelijk kader gaat het? Welk verdrag wordt verder met treaty bedoeld? Graag verheldering, want dit is een bijzonder duistere zinsnede.

Ik zou graag zien dat Nederland in de onderhandelingen de ethische werving van arbeidskrachten inbrengt. Bij het punt over internationale migratie wordt gesproken over een «code of conduct on ethical recruitment». Ik denk net als de staatssecretaris dat het geen zin heeft dat alleen Nederland met een dergelijke code gaat werken. Het is beter om het in Europees perspectief te benaderen en daarom zou ik graag zien dat de staatssecretaris bij de onderhandelingen regelt dat het in het pact wordt opgenomen. Een ander punt dat ik graag terug zou zien in het pact, zijn oorlogsmisdadigers. Ook dat probleem kan Nederland niet alleen oplossen. Wat gaan wij met andere woorden in het Europese kader doen met 1F’ers?

Is het waar dat de marechaussee alleen maar tegen ongewenste vreemdelingen kan optreden als die in Nederland ongewenst zijn verklaard? Die ongewenstverklaring wordt uiteraard in het SIS opgenomen. Als een vreemdeling in Duitsland ongewenst is verklaard, kan de marechaussee niet optreden. Graag meer duidelijkheid.

De richtlijn tot wijziging van de internationale bescherming. Mag Nederland zijn nationale asielstatussen wel handhaven? De staatssecretaris voegt de woordjes «ten minste» toe. Klopt het dat wij daardoor terug kunnen gaan naar de berekening zoals wij die van het begin af aan wilden indienen?

De heer Kamp (VVD): Voorzitter. Ook ik bedank de staatssecretaris en wel voor het feit dat zij een aantal stukken snel naar de Kamer heeft gestuurd. Daardoor was het mogelijk dat ik mij er al in een vroeg stadium in kon verdiepen.

Een algemene opmerking vooraf. De staatssecretaris werkt aan een aanpassing van de Vreemdelingenwet. Tegelijkertijd zien wij dat het Europese asielbeleid wordt uitgebouwd. Daarbij valt op dat de aanpassing van de Vreemdelingenwet niet is afgestemd op wat er uit het Europese asielbeleid op ons af komt. Dat komt duidelijk naar voren bij het Nederlandse systeem om iedereen die een verblijfsvergunning asiel krijgt, op dezelfde manier te behandelen en dezelfde rechten te geven. Iedereen krijgt het meest uitgebreide rechtenpakket en wel het pakket voor de echte verdragsvluchteling. Andere landen doen dat niet en onderscheiden verschillende categorieën. Er komt steeds meer Europees beleid en er worden steeds meer richtlijnen van kracht. Daardoor komen wij in de problemen. De staatssecretaris moet zich dan ook echt in een bocht wringen als zij iemand met een verblijfsvergunning asiel na vijf jaar een reguliere verblijfsvergunning wil geven. Ik denk dat dit probleem in de aangepaste Vreemdelingenwet moet worden opgelost.

De Europese blue cardregeling. Onze eigen regeling voor kennismigranten is soepeler dan die in de rest van Europa. Ook dat moet in de nieuwe Vreemdelingenwet geharmoniseerd worden met wat er elders in Europa gebeurt als wij daadwerkelijk met het Europese asielbeleid mee willen gaan.

Het Europese migratiepact. Daarover valt weinig nieuws te zeggen, want dit pact is een optelsom van de afspraken van Tampere en het Haags Programma. Zo staat er onder meer in dat er in Europa geen generaal pardon voor illegalen moet komen. Er staat in het pact dus weinig nieuws. Nieuwe zaken zouden moeten worden opgenomen in het Stockholmprogramma dat in de tweede helft van 2009 wordt vastgesteld. Op dit moment worden de punten die de lidstaten belangrijk vinden voor het Stockholmprogramma geïnventariseerd. Wat is precies de inbreng van de staatssecretaris? Wat is volgens haar belangrijk voor het Stockholmprogramma?

Bij het pact moet de staatssecretaris één ding scherp in de gaten houden: de Dublinregeling. Deze regeling is essentieel. Als iemand in een veilig land binnenkomt, een van de landen van de Europese Unie, moet hij daar asiel aanvragen en moet de asielaanvraag daar afgehandeld worden. Die regeling mag onder geen enkele voorwaarde op losse schroeven worden gezet. Het principe van de Dublinregeling en de toepassing ervan moeten recht overeind blijven staan. Als de staatssecretaris dat niet doet, haalt ze de problemen naar zich toe. En dat is vast niet haar bedoeling.

Nederland heeft een soepele regeling voor kennismigranten. Onze regeling is minder bureaucratisch, maar zij mag natuurlijk niet tot misbruik leiden. Andere Europese landen hanteren niet alleen een inkomensnorm, maar ook een norm voor ervaring en opleiding. Nederland doet niet alleen dat niet, wij hanteren ook nog eens een inkomensnorm van 120% van het gemiddelde inkomen en Europa van 150%. Bij de beperking van de bureaucratische rompslomp rond de blue card vraag ik de staatssecretaris in de gaten te houden of er geen misbruik of oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van onze regeling. Als dat niet gebeurt, kunnen wij de regeling laten zoals ze is, maar als er wel misbruik van wordt gemaakt, moeten wij bezien of het niet beter is om de kant op te gaan van de andere Europese landen. Kan de staatssecretaris aangeven welk bedrag precies hoort bij 120% van het gemiddelde inkomen? Ik heb een bedrag van € 25 000 in mijn hoofd, maar misschien ben ik abuis.

De staatssecretaris laat zich voortdurend positief uit over het hervestigingsprogramma voor Irakezen. Dat is begrijpelijk, maar wekken wij daarmee niet te grote verwachtingen? Op dit moment worden in Europa 5000 Irakezen hervestigd. Volgens de UNHCR moeten er echter 560 000 in Europa hervestigd worden. Het verschil tussen 5000 en 560 000 is extreem groot en het lijkt mij dan ook dat wij ons zeer terughoudend moeten opstellen. Het is immers volstrekt ondenkbaar dat in Europa 560 000 mensen via deze regeling kunnen worden opgevangen.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Het pact is de basis voor een Europees immigratie- en asielbeleid. De regering is van mening dat het een alomvattende, geïntegreerde en gebalanceerde benadering behoeft. Daarmee ben ik het natuurlijk volkomen eens, maar het is wel heel subjectief. Ze zijn niet aanwezig, maar ik denk dat de leden van de PVV-fractie onder die woorden iets anders verstaan dan ik. Kan de staatssecretaris mij hier een handvat geven?

Mijn fractie is voorstander van een gemeenschappelijk en eenvoudig Europees asielstelsel met een hoog beschermingsniveau. De Commissie komt met voorstellen voor een Europees asielstelsel. Hoe zal dit eruit komen te zien en zal bij de invoering ervan de nationale regeling verdwijnen? In het pact wordt gesproken over het afschaffen van «general regulation». Zou het generaal pardon uit 2007 ook daaronder hebben gevallen?

Een Europees migratiepact is vooral bedoeld om fort Europa te versterken en minder gericht op de noodzaak dat Europa immigratie beter gaat benutten. Binnen de Europese Unie geldt vrij verkeer van werknemers. Mijn fractie ziet graag de toelating van arbeidsmigranten van buiten de EU Europees geregeld. De SER heeft dat begin 2007 ook geadviseerd. Zo ziet de SER voordelen in een minimaal beschermingsniveau voor laaggeschoolde werknemers. In het pact wordt hierop niet ingegaan. Wat vindt de regering daarvan?

In het pact staat dat de EU aantrekkelijk moet worden voor kennismigranten. Wordt er hierbij van uitgegaan dat de richtlijnen voor de blue card worden aangenomen? Aan welke andere maatregelen denkt men om de EU aantrekkelijker te maken? Wil het kabinet bijvoorbeeld de kwaliteit van het onderwijs en het vestigingsklimaat verbeteren?

In het pact wordt aangegeven dat braindrain voorkomen moet worden. Welke concrete stappen worden daarvoor gezet? Wat is verder de relatie met de Nederlandse plannen voor ontwikkeling en migratie?

De richtlijn voor de blue card raakt nauw aan hetgeen ik zei over de braindrain. Mijn fractie is voorstander van zo’n kaart. In de toekomst krijgen wij te maken met een te kleine beroepsbevolking en wij hebben talentvolle mensen dan ook hard nodig. In 2040 zal de Nederlandse beroepsbevolking volgens de commissie-Bakker 700 000 mensen kleiner zijn dan nu. De Verenigde Staten halen 80% van de kennismigranten binnen met hun green cardregeling en Europa slechts 5%. Het invoeren van een Europese blue card trekt meer mensen met talent en ambitie naar Europa en dat is hard nodig. Mijn fractie wil één Europese regeling voor kennismigranten, zonder een aparte nationale regeling. De eenheid tussen lidstaten zal Europa voor kennismigranten aantrekkelijker maken. Deze Europese richtlijn moet zo min mogelijk obstakels voor kennismigranten bevatten. Een zo eenvoudig mogelijke toelatingsprocedure is wat mij betreft dan ook van belang.

De Nederlandse kennismigrantenregeling zal wat het kabinet betreft naast een eventuele blue cardregeling blijven bestaan. De regering geeft aan dat een zo eenvoudig mogelijke toelatingsprocedure een belangrijk criterium is. Twee regelingen naast elkaar maken de procedure er echter niet gemakkelijker op. Het hebben van twee regelingen voor hetzelfde onderwerp is inefficiënt en leidt tot veel administratieve lasten. Waarom kiest de regering hiervoor? Wil de regering in de toekomst één Europese regeling voor kennismigranten, zonder dat alle lidstaten daarnaast eigen regelingen behouden? Staat Nederland open voor een andere manier van werken om het doel, de EU aantrekkelijker maken voor kennismigranten, te behalen?

De nationale kennismigrantenregeling is volgens de staatssecretaris over het algemeen aantrekkelijker dan het blue cardsysteem van de EU. Is het niet beter om te onderhandelen over het aantrekkelijk maken van de blue card dan op voorhand te zeggen dat Nederland wil vasthouden aan de eigen regeling?

Bij migratie van een kennismigrant met een blue card naar een andere lidstaat zal opnieuw moeten worden getoetst of de migrant voldoet aan de normen. Hoe verhoudt zich dit tot het vrije verkeer van werknemers en het minimaliseren van barrières? Mijn fractie begrijpt dat de Nederlandse inzet een coëfficiënt van 1,2 zal zijn. Een coëfficiënt van 1,5 belemmert de mogelijkheid voor kennismigranten om naar Europa te komen. Hoe gaat men in deze richtlijn om met zzp’ers en ondernemers?

In de Nederlandse regelgeving wordt bij kennismigranten, jonger dan dertig, een lagere inkomenseis gesteld. Jonge kennismigranten verdienen vaak minder dan oudere, omdat ze minder ervaring hebben. Ook voor buitenlandse studenten, die hun studie in Nederland afronden, geldt een lagere inkomenseis. Zal Nederland dit ook inbrengen bij de discussie over het salariscriterium?

Ten slotte een punt dat niet op de agenda staat en wel de kritiek van een aantal prominente Europese juristen op de zwarte lijst van de EU van terroristische organisaties. De EU zou misbruik maken van de wet om de Iraanse groep PMOI op de zwarte lijst te houden, terwijl het gerecht van eerste aanleg en de Engelse rechter hebben geoordeeld dat de groep onrechtmatig op de zwarte lijst staat. Critici vermoeden dat dit te maken heeft met de onderhandelingen met de Iraanse regering over het nucleaire programma. De PMOI is immers een tegenstander van de Iraanse regering. Het Hof van Justitie heeft in de zaak Kadi geoordeeld dat de EU-lidstaten binnen negentig dagen met concrete voorstellen moeten komen voor een eerlijke rechtsgang voor organisaties op de zwarte lijst. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris op deze kritiek.

De heer De Wit (SP): Voorzitter. Ik begin met een opmerking over het kaderbesluit inzake georganiseerde criminaliteit. Mijn fractie kan zich heel wat voorstellen bij de inhoud van dit kaderbesluit, maar artikel 3 bevreemdt ons toch. In dit artikel wordt namelijk de sanctie genoemd die staat op overtreding van het kaderbesluit. Deze bepaling is mijns inziens in strijd met uitspraken van het Europese Hof over de bevoegdheden van de EU op het terrein van het strafrecht. In artikel 3 staat namelijk dat tegen de overtreding wordt gesanctioneerd met gevangenisstraf, de soort straf. Vervolgens wordt ook nog eens de strafmaat genoemd, namelijk minimaal twee en maximaal vijf jaar. Is het kaderbesluit daarmee niet in strijd met de rechtspraak van het Europese Hof en is het dus ook niet gereed voor instemming?

De bewindslieden hebben in hun brief van 19 september het Europese systeem voor een blue card nog een keer toegelicht. Mijn fractie is desondanks nog steeds niet gelukkig met dit systeem. In het verslag van de JBZ-raad van 24 en 25 juli staat dat de Nederlandse regering de complementariteit heeft benadrukt, oftewel: Nederland vindt het van belang dat het eigen beleid naast dat van Europa in stand moet kunnen blijven. Dat is prima, maar dan rest nog wel de vraag of de bewindslieden ook benadrukt hebben dat regelingen voor kennismigranten geen negatief effect mogen hebben op het land van herkomst. Ik heb dat steeds benadrukt in het debat over migranten en kennismigranten als een van de grootste zorgen van mijn fractie. Ik vind het nog steeds getuigen van een egoïstische visie om hoogopgeleide mensen naar Europa te halen, terwijl die hard nodig zijn in de landen van herkomst.

De heer Pechtold (D66): Ik ga op het punt van de braindrain een eind met de SP-fractie mee. Dat hebt u uit mijn bijdrage kunnen opmaken. Ik ga echter niet met u mee als u spreekt over het in stand houden van twee systemen. De VS halen 80% van de kennismigranten binnen en Europa 5%. Als alle lidstaten vast mogen houden aan hun eigen regelingen, hebben wij straks 27 nationale en 1 algemene regeling. Dat is toch zeker een enorme beperking van het vrije verkeer van werknemers? Zet Europa zich daardoor niet op een enorme achterstand? Moeten wij met andere woorden niet streven naar één Europees systeem en proberen om daarin zoveel mogelijk van onze wensen te realiseren?

De heer De Wit (SP): U kent ons standpunt over de EU en de mate waarin de EU doordringt in de Nederlandse rechtssfeer. Mijn fractie vindt dat Nederland het recht moet houden om zijn regels, voor zover die aanvullend zijn op EU-regels, overeind te behouden. Dat is overigens ook het standpunt van de regering, want de Nederlandse bewindslieden hebben zich daarvoor in juli nog ingezet. Wat mij betreft is het niet nodig om op een uniform systeem over te gaan.

De heer Pechtold (D66): Ik ken inderdaad het standpunt van de SP, maar ik was nu juist zo blij met de frisse bijdrage van mevrouw Kant. Zij kondigde deze zomer namelijk aan dat de SP zich zou gaan inzetten voor internationale solidariteit en dat het denken van de SP niet langer stopt bij Oss of Doesburg. Daar hoort toch zeker internationale solidariteit van werknemers bij? Ik denk dat ook kennismigranten en jongeren binnen Europa van baan moeten kunnen wisselen, zonder iedere keer een nieuwe procedure te moeten doorlopen. Ik noem dit punt dus niet alleen met het oog op onze concurrentieslag met andere continenten, maar ook met het oog op de solidariteit met werknemers die hier een toekomst op willen bouwen.

De heer De Wit (SP): Deze interruptie nodigt uit om het debat over het vrije verkeer van werknemers over te doen en dan vooral het debat over de vraag of je, zoals de D66-fractie wil, de grenzen moet openzetten. Ik denk dat wij dat niet moeten doen, want wij hebben in Nederland een probleem met het inschakelen van mensen die op de arbeidsmarkt aan de kant staan. Daaraan moeten wij heel veel aandacht besteden. Wij moeten voorkomen dat werkgevers denken: waarom trekken wij niet weer eens een blik buitenlanders open? Er is dus voor Nederland alle reden om te blijven toetsen.

Deze opmerkingen betreffen meer in het algemeen het vrije verkeer van werknemers. Mijn opmerkingen richten zich echter heel nadrukkelijk op kennismigranten. Mijn fractie heeft altijd het standpunt ingenomen dat Nederland niet zomaar al die hooggeleerde kennismigranten naar Nederland moet laten komen. Nederland moet zelf zorgen voor hoogopgeleide mensen. Als die niet te vinden zijn, moeten wij naar een oplossing zoeken door bepaalde groepen mensen tot Nederland toe te laten.

De heer Kamp (VVD): Wat vindt u ervan dat wij niet 150% van het gemiddelde inkomen als eis stellen, maar 120%? Vindt u ook dat Nederland op die Europese norm moet gaan zitten?

De heer De Wit (SP): Of de norm nu 120% of 150% is, je praat in beide gevallen over mensen met een inkomen dat veel hoger ligt dan het gemiddelde inkomen. Daar zit het probleem, want het gaat daarbij wel om mensen die in het land van herkomst de mogelijkheid hebben gehad om te studeren en dus een behoorlijk inkomen te verwerven. Die mensen zou ik veel liever inzetten in het land van herkomst. Die mensen zouden wat mij betreft moeten werken aan de opbouw van hun land en daar ligt dan ook een verband met de braindrain. De norm laat dus eigenlijk alleen maar zien wat het probleem is. Het maakt daarbij niet uit of de norm 120% of 150% bedraagt.

Voorzitter. Wij moeten een systeem in het leven roepen dat meet of het verantwoord is om iemand uit een land van herkomst naar Nederland te laten komen. Welke ideeën leven daarover bij de regering? Wij hebben hierover al gesproken met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en toen heb ik al gezegd dat wij hiervoor een meetinstrument moeten ontwikkelen. Als dat niet mogelijk is, moet er in ieder geval een instantie komen die bepaalt of het verantwoord is om mensen uit een bepaald land te halen.

In de ontwerprichtlijn is een aantal bepalingen opgenomen dat betrekking heeft op de braindrain. Die bepalingen zijn redelijk vaag en wat mij betreft niet toereikend. Zo mogen lidstaten een overeenkomst met een derde land sluiten. Als er al sprake is van een tekort, kan een lidstaat een aanvraag voor een blue card weigeren. Ten slotte kunnen houders van een blue card voor een langere periode terugkeren naar het land van herkomst. Ik vind al deze voorstellen te vrijblijvend. Als er sprake is van een tekort aan arbeidskrachten in een ontwikkelingsland of het land van herkomst, dan moet de blue card worden geweigerd. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Voelt zij er iets voor om te gaan zoeken naar een systematiek met een objectieve toets?

Op 24 en 25 juli heeft de minister volgens het verslag benadrukt dat er minimumnormen op het gebied van strafrechtelijke sancties in de richtlijn inzake de sanctie voor werkgevers moeten worden opgenomen. Dat punt staat dit keer niet op de agenda. Ik begin er nu echter toch over, want de volgende keer staat het er ongetwijfeld wel op. Ik zou graag voor die JBZ-raad een toelichting ontvangen van de bewindslieden. Wat wordt er bedoeld met minimumnormen op het strafrechtelijk gebied?

De regering geeft hoog op van het Franse initiatief voor het pact. Dat doet bij mij de vraag rijzen of wij niet in het pak genaaid worden. Met wat er in het pact staat, is op zichzelf niet zo heel veel mis. Ook ik ben een voorstander van effectieve grenscontrole en gegevensuitwisseling. Het komt er natuurlijk op aan hoe het pact in de praktijk wordt gehanteerd. Ik begrijp dat het nog moet worden uitgewerkt in richtlijnen en verordeningen. Op dit moment kan ik dan ook niet meer zeggen dan dat ik het steeds aan de hand van die concrete uitwerking wil beoordelen. Ik stel nu al wel vast dat het pact geen goede regeling bevat om braindrain te voorkomen.

Het Hof van Justitie heeft uitspraak gedaan in de zaak Metock. Die uitspraak heeft verstrekkende gevolgen, want zij bepaalt dat een EU-burger die in een ander EU-land verblijft, een partner uit een niet-EU-land kan laten komen. Ik geef een voorbeeld. Een Nederlandse wil haar Egyptische vriend naar Nederland laten komen. Dat zal haar heel veel geld kosten en bovendien duurt de procedure heel erg lang. Haar Poolse buurvrouw heeft ook een Egyptische vriend en zij zou die vriend op basis van het Metockarrest binnen de kortste keren naar Nederland kunnen laten komen. Is hier geen sprake van ongelijkheid?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Vanmiddag staat er een algemeen overleg gepland over het migratiepact en de blue card. Mijn collega Spekman zal de staatssecretaris in dat overleg bevragen over deze onderwerpen. Uiteraard is de PvdA-fractie voorstander van het Europese asielbeleid. Ook zijn wij in principe voorstander van een blue card. Voorwaarde is wel dat de wederkerigheid goed geregeld is, maar daarover vanmiddag meer.

De heer Kamp (VVD): De PvdA-fractie is voor harmonisatie van het Europese asielbeleid. Betekent dat dat u ook vindt dat wij net als de andere lidstaten met verschillende soorten asielvergunningen zouden moeten gaan werken? Ik vraag dat, omdat dit wel de kern is van de aanpak van andere Europese landen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Vanmiddag zal hierover uitgebreid worden gesproken. Ik stel voor dat u hierover vanmiddag uitgebreid in discussie gaat met de heer Spekman.

Voorzitter. De blue card. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de mobiliteit binnen de EU? Zijn er mogelijkheden om bedrijven met meerdere vestigingen behulpzaam te zijn bij het inzetten van kenniswerkers? Welke mogelijkheden ziet de regering om te komen tot verdere integratie van de Europese arbeidsmarkt, ook als het gaat om kenniswerkers uit derde landen?

Asiel in de regio Irak. Welke concrete afspraken heeft de staatssecretaris in Parijs gemaakt over de situatie in Iran en over missies naar Irak? Kan zij de stand van zaken rond de conferentie toelichten? Wat houden de fact finding missions in en wanneer zullen deze plaatsvinden? Wat zal het quotum zijn voor uit te nodigen Irakese vluchtelingen in de vluchtelingenkampen in Syrië en Jordanië?

Mijn collega De Wit ging al in op de uitspraak in de zaak Metock. Heeft de regering inzicht in de wijze waarop andere lidstaten deze richtlijn toepassen? Vindt de regering ook dat deze richtlijn misbruik van het gemeenschapsrecht in de hand kan werken? Kan er adequaat worden opgetreden tegen het oneigenlijk creëren van een familieband of een schijnhuwelijk om de EU binnen te komen?

Mijn volgende punt is een punt dat niet op de agenda staat en wel het Europees Justitieel Netwerk. Dat punt staat niet op de agenda, maar achter de schermen wordt er wel op ambtelijk niveau aan gewerkt. Vanwege de verplichtingen – zie de stafnotitie – kan het voor ons rechtssysteem belangrijk zijn. Hoe groot is volgens de staatssecretaris de kans dat het huidige voorstel de eindstreep haalt? Ik vraag dat ook met het oog op de grote weerstand tegen het voorstel en de grote vasthoudendheid van het Franse voorzitterschap. Wat is de inzet bij de verdere behandeling en hoe zal die verlopen?

Antwoord van de staatssecretaris

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. Ik bedank de woordvoerders voor hun inbreng. Wij spreken vanochtend over de voorbereiding van de JBZ-raad die morgen wordt gehouden. Vanmiddag spreken wij echter naar aanleiding van de evaluatie uitgebreider over de toekomst van het Europese asielbeleid.

Nederland toont zich op Europese raden niet alleen ambitieus, maar ook zeer actief. Deze aanpak gaat vaak gepaard met concrete voorstellen die weerklank vinden bij de Europese collega’s. De aanpak voor Irak is daarvan een voorbeeld. Wij stellen ons proactief op, hetgeen betekent dat wij niet alleen ambities hebben, maar ook concrete voorstellen doen. Dat heeft ertoe geleid dat wij soms sneller resultaat boeken dan ik aanvankelijk verwachtte. Ik zet deze lijn dan ook graag voort.

Mevrouw Jonker sprak over een gebrek aan ambitie in het Haags Programma. Meer in het bijzonder vroeg zij of wij in de Future Group verder zouden kunnen spreken over die ambities. De Future Groups voor Justitie en Binnenlandse Zaken zijn inmiddels afgerond. Wij focussen ons nu dan ook vooral op de voorbereiding van de periode na het Haags Programma. Ik zei al iets over de Nederlandse strategie en het zal dan ook niet verbazen dat wij in de ambtelijke contacten actief inzetten op de implementatie van de gemaakte afspraken en het ontwikkelen van relevante nieuwe maatregelen. Daarbij moet vooral gedacht worden aan maatregelen voor de operationele praktijk en de samenwerking. Wij hanteren hier dus een duale strategie.

Na de uitbreiding van de Unie naar 27 lidstaten is het belang van een gezamenlijk, geharmoniseerd en zo mogelijk uniform asiel- en migratiebeleid alleen maar toegenomen. Heel veel landen die nog geen asielpraktijk hadden, moeten wij laten voldoen aan de afgesproken minimumnormen. Daardoor zal het aantal landen dat vluchtelingen kan en moet beschermen, toenemen en komt er meer balans in de verdeling van mensen over Europa. Op dit moment is de verdeling van beschermde mensen over de lidstaten, gerelateerd aan het aantal inwoners, vaak onevenredig.

Wij zetten dus in op praktische samenwerking en de implementatie van bestaande afspraken. Doel daarvan is alle 27 lidstaten minstens te laten voldoen aan de minimumnormen. Dat laat onverlet dat er ruimte is om af te wijken van de minimumnormen. Er is dus geen sprake van een «race to the bottom». Daarnaast breiden wij het aantal landen uit dat een asielpraktijk heeft en de minimumnormen respecteert. De verdieping zit voornamelijk in de tweede fase. U kent de ambities die daarvoor in het pact zijn geformuleerd.

Mevrouw Jonker (CDA): Ik begrijp dat dit uw reactie is op mijn verzoek om meer ambitie aan de dag te leggen bij het Haags Programma en het nakomen van afspraken.

Staatssecretaris Albayrak: Ik ben nog niet ingegaan op uw vraag over een sanctiemechanisme.

Mevrouw Jonker (CDA): Het was mijn voorstel om het in de Future Group mee te nemen. U zegt nu dat die is afgerond. Ik verkeer inderdaad in de veronderstelling dat die een vervolg zou krijgen, maar wellicht ben ik abuis. Los daarvan neem ik aan dat u met mij van mening bent dat de ambitie die blijkt uit het score board, echt beneden alle peil is. U mag dan zeggen dat er geen «race to the bottom» is, maar het gegeven dat er geen mogelijkheden zijn om lidstaten zich aan de minimumnormen te laten houden, laat nu juist zien dat het echt anders moet. Zo komen wij er niet.

Staatssecretaris Albayrak: In de eerste fase hebben wij al heel veel voor elkaar gekregen. Ik verwijs daarvoor naar de richtlijnen die zijn aangenomen en inmiddels voor een belangrijk deel zijn geïmplementeerd. Er bestaan sancties voor lidstaten die niet tot implementatie zijn overgegaan. Dat kunnen redelijk hoge boetes zijn. In het Haags Programma is de ambitie geformuleerd om te komen tot een Europees hervestigingsprogramma. Daarvoor hebben wij de handen niet op elkaar gekregen. Dat geldt overigens ook voor de Commissie, want ook al onderschreef zij deze ambitie, zij kreeg het eveneens niet voor elkaar. Via een andere route proberen wij nu het hervestigingsprogramma voor elkaar te krijgen. Je kunt geen sanctie opleggen als het niet mogelijk blijkt om het hele programma waar te maken. Je kunt wel de ambities opschroeven en wat belangrijker is: je kunt met concrete ambities gaan werken aan het Stockholmprogramma. Dat is de inzet van Nederland. Verder willen wij in 2010, met een mogelijk uitloop als gevolg van het pact tot 2012, tot een uniform asiel- en migratiebeleid komen. Dat zullen wij concretiseren in onze voorstellen voor het Stockholmprogramma.

Mevrouw Jonker vroeg naar de betekenis van de zinsnede waarin staat – ik geef een vrije vertaling – dat het pact naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot veranderingen in het juridisch raamwerk en in het bijzonder in de basis die wij hebben in het verdrag. Zij moet hier niet meer achter zoeken dan er staat. Het is eigenlijk de feitelijke constatering dat de verdergaande Europese samenwerking op al deze terreinen zal leiden tot aanpassingen. Dergelijke aanpassingen hebben wij overigens al eerder gezien, zie de implementatie van richtlijnen in nationale wetgeving en verdragsveranderingen. Wij werken op dit moment onder de huidige verdragsbepalingen. Als het Lissabonverdrag van kracht is geworden, staan daarin de bepalingen die wij mogelijkerwijs moeten veranderen als wij nieuwe Europese regels afspreken.

Mevrouw Jonker vroeg of het toevoegen van de woorden «ten minste» aan de tekst van de richtlijn inzake de uitbreiding van de werkingssfeer derdelanders voldoende is om onze huidige Nederlandse praktijk voort te kunnen zetten. Het antwoord op die vraag is ja. Als wij die woorden invoegen, kunnen wij teruggaan naar de berekening van de duur van het verblijf van derdelanders met een status, zoals wij dat thans ook al conform onze wetgeving doen. Deze brief staat overigens ook voor de vergadering van vanmiddag geagendeerd.

Wij hebben geprobeerd om in het pact een passage op te nemen over braindrain, de «code of conduct» en «ethical recruitment». Dat is nog niet gelukt. Wij blijven hierop inzetten, want wij zijn voorstander van een dergelijke code. De onderhandelingen hierover lopen nog.

Mevrouw Jonker vroeg waarom de ongewenstverklaring van andere lidstaten niet in Nederland geldig is. Het is voor ons een nationaal instrument. Andere landen hebben de ongewenstverklaring namelijk niet op dezelfde manier als wij vormgegeven. Iedere lidstaat kan wel een SIS-signalering doen uitgaan ter fine van toegangsweigering. Wij doen dat standaard. Op het moment dat iemand ongewenst is verklaard, laten wij een SIS-signalering uitgaan. Andere landen weten dan dat hij of zij in Nederland ongewenst is verklaard. Daarmee krijgt onze nationale ongewenstverklaring Europese werking. In de terugkeerregeling is overigens geregeld dat na verwijdering standaard een «re-entry ban» voor de Europese landen wordt opgelegd. In de terugkeerrichtlijn harmoniseren wij het dus al.

Mevrouw Jonker (CDA): Ik heb geconstateerd dat de Nederlandse marechaussee niet op kan treden als in het SIS-systeem staat dat iemand in Duitsland ongewenst is verklaard. Hij zou dus in Nederland gewoon op het vliegtuig kunnen stappen, aangezien de marechaussee niets kan doen. Is dat waar? Zo ja, is het dan niet wenselijk om het te veranderen?

Staatssecretaris Albayrak: De Europese harmonisatie is belangrijk, omdat wij daardoor iemand de toegang kunnen weigeren als uit het SIS-systeem blijkt dat hij of zij in een andere lidstaat ongewenst is verklaard. Als je iemand de toegang weigert, neemt uiteraard iedereen, waaronder de KMar, zijn verantwoordelijkheid. Het gaat dus om de feitelijke toegangsweigering naar aanleiding van de signalering, want dat geeft de KMar een grond om op te treden. Ik begrijp het pleidooi van mevrouw Jonker om de ongewenstverklaring binnen Europa zoveel mogelijk gelijk te trekken. Het is bij ons niet bekend dat er een beletsel is voor de KMar om op te treden. Ik zal het Duitse voorbeeld laten natrekken.

Mevrouw Jonker heeft nog gevraagd of het mogelijk is om oorlogsmisdadigers in het pact op te nemen. De laatste keer dat wij over het pact spraken, was twee weken geleden in Parijs. Daar is toen eigenlijk al in concluderende zin gesproken over het pact. Het ging daarbij om het karakter, de strategie, de ambitie en de inhoud. Nederland heeft daar ook een bijdrage aan geleverd en heeft op veel punten zijn zin gekregen. Veel dingen van wat is geïmplementeerd, komt voort uit de Nederlandse voorstellen. De oorlogsmisdadigers zijn impliciet al opgenomen in het pact, want een aantal elementen betreft de bestrijding van illegaal verblijf, het weren in verband met de openbare orde en dergelijke. Terugkeer is op ons initiatief ook onder het pact geschoven. Er zijn dus genoeg aanknopingspunten om over oorlogsmisdadigers te kunnen praten.

Een aantal van u heeft gevraagd naar de braindrain. De heer De Wit maakt zich zorgen en vraagt om maatregelen om te voorkomen dat wij mensen werven, terwijl in het land van herkomst behoefte is aan dat type arbeid. Ik vind dat de discussie over de braindrain niet moet worden gebruikt als een soort bliksemafleider. Het lijkt wel alsof op het moment dat de woorden braindrain vallen, men denkt: dat is eng en dat moeten wij dus niet doen. Inmiddels gaat de wereldwijde werkelijkheid echter door. Als wij zo ethisch zijn dat wij mensen die afkomstig zijn uit een Afrikaans land hier weigeren, dan gaan zij wel naar een ander land. Ik heb liever dat alle Europese landen het eens worden met elkaar over hoe je met die landen van herkomst omgaat. Wij zouden bijvoorbeeld een analyse kunnen gaan maken van de arbeidsmarktsituatie en de tekorten in die landen en wij zouden kunnen afspreken dat wij in een aantal landen in bepaalde sectoren niet werven. Zo zouden wij kunnen besluiten om mensen die in bepaalde landen in de gezondheidszorg werken, niet naar Europa te halen. Zo’n code of conduct is uitdrukkelijk onderdeel van de besprekingen over arbeidsmigratie in Europa en van de richtlijnen. Wij zitten daar stevig in, precies om de reden die ik aangaf. Wij zullen dit, actief en passief, in elke bespreking onder de aandacht brengen en de noodzaak om daar Europees afspraken over te maken, benoemen. Deze discussie wordt voortgezet naar aanleiding van de discussie over de blue card en over de andere migratierichtlijn die veel breder is dan alleen de potentiële blue cardhouders.

De heer De Wit (SP): Ik beoogde ook dat wordt gekeken in welke sectoren het wel of niet verantwoord is om mensen te werven. Wat is het beletsel bij andere landen om daar afspraken over te maken? Het is toch een kwestie van ethiek, maar misschien is dat wel een heel groot woord. Je kunt ook zeggen dat het te maken heeft met de ontwikkeling van het land waar de mensen vandaan komen. Het ligt er maar aan welke kwalificatie eraan wordt gegeven. Wat zijn de bezwaren om dat te regelen?

Staatssecretaris Albayrak: Wij hebben geen gezamenlijke Europese arbeidsmarkt. Iedereen doet het om nationale redenen wel of niet. Het kan ook heel opportunistisch zijn en het kan zijn dat er op dat punt nog nooit beleid is gemaakt. Wellicht hebben landen er ook nog nooit over nagedacht. De bespreking van die twee richtlijnen voor legale immigratie in Europa, biedt ons de gelegenheid om daarover te praten. Wij komen van ver, maar het feit dat wij spreken over een code of conduct laat zien dat wij er waarschijnlijk wel uit zullen komen. Wat de inhoud precies zal zijn, kan ik niet voorspellen. Het staat officieel ook niet op de agenda van de Raad van morgen. In het eerstvolgende AO waar dit punt op de agenda staat, zal ik proberen een gedetailleerd overzicht te geven van de stand van zaken inzake zo’n code of conduct en aan te geven wat daar mogelijk allemaal in zal staan.

De heer Kamp begon met een interessant pleidooi: als wij echt voor harmonisatie en een uniform beleid in Europa gaan, moet je niet schuwen de Nederlandse Vreemdelingenwet aan te passen, bijvoorbeeld als het gaat om die ene status en het pakket aan rechten dat wij aan de mensen met die ene status hebben gegeven. De heer Kamp was destijds actief betrokken bij het debat over dit punt. Een van de redenen waarom wij hebben gekozen voor die ene asielstatus was omdat de werkelijkheid die tot het jaar 2000 bestond – met meerdere statussen naast elkaar en met een verschillend rechtenpakket – een enorme prikkel voor doorprocederen bevatte. Ik meen dat de heer Kamp meer dan 28 proceduremogelijkheden voor asielzoekers had geteld. Die werkelijkheid hebben wij achter ons gelaten. Ik denk dat dat een belangrijk element is als het gaat om de teruggang van het aantal asielzoekers dat naar Nederland komt. Je kunt je verblijf niet meer via 28 procedures met weet ik hoeveel jaar rekken. Ik zit er daarom niet zo om te springen, van die ene status af te stappen. Dat pakket aan rechten dat mensen hebben, is niet heel erg mager, maar het is, als je kijkt naar het Europees gemiddelde, ook niet een heel opgetuigd pakket. Ik wil niet van die status af, omdat ik bang ben dat wij dan in een situatie terecht komen, waarin weer lang doorgeprocedeerd zal worden. Ik heb in de richtlijnen en de voorstellen die tot op heden zijn gedaan, geen aanleiding gevonden om mij daartoe gedwongen te voelen.

Er ligt nu één richtlijn en die gaat over de vroegere A-statushouders in Nederland. Deze mogen zich straks ook vrij bewegen over Europa, net als niet-asielzoekers. Wij hebben de werkingssfeer uitgebreid met de secundair beschermden; dus niet alleen de A-statushouders, maar ook de categoriaal beschermden vallen onder die werkingssfeer. Eigenlijk vinden wij dat de andere Nederlandse categorieën die in die ene status zitten daar ook onder zouden moeten vallen. Het gaat dan met name om de humanitair beschermden. Maar daar gaan heel veel Europese landen niet in mee. Wij denken dat wij omwille van het compromis en het lostrekken van deze discussie, uiteindelijk akkoord zullen gaan met de uitbreiding met die groepen voor wie wij het ook wenselijk achten. Wij denken dat wij met de oplossing die wij hebben voorgesteld, onze ene status hoog kunnen houden en tegelijkertijd deze richtlijn kunnen implementeren met een in de praktijk waarschijnlijk werkbare oplossing.

Met betrekking tot de blue card is gevraagd of wij onze kennismigrantenregeling niet moeten aanpassen, gezien het Europees gemiddelde. Wij hebben nu een aantal dingen geregeld. Zo moeten de Europese regels vraaggestuurd blijven. Er moet dus werk zijn voordat mensen kunnen komen en er moet een werkgever zijn die een baan heeft voor zo iemand. Wij hebben de ervaring dat onze kennismigrantenregeling, waarmee wij sinds 2005 werken, werkt. De IND houdt de fraudegevoeligheid in de gaten. Wij zijn nu bestanden aan het koppelen met die van de Belastingdienst, bijvoorbeeld om na te gaan of iemand echt het inkomen krijgt dat nodig is om kennismigrant te zijn. Verder gaan wij bestanden koppelen met die van de sociale dienst. Er wordt op voorhand nagegaan of het om een werkgever gaat die je kunt vertrouwen, maar wij willen niet afhankelijk zijn van de informatie van de werkgever of van de migrant zelf. Wij willen de informatie zelf via de bestanden van de belastingdienst kunnen controleren. Wij maken dus serieus werk van de handhaving. Dat geldt ook voor het pakket modern migratiebeleid.

Er zitten voor ons niet echt grote voordelen vast aan hetgeen Europa regelt. Sterker nog, wij hebben een regeling die veel verder gaat en die voor ons werkbaar is. Toch zijn wij voorstander van een Europese blue card, aangezien er in de 27 lidstaten landen zijn die helemaal geen kennismigrantenregeling of een regeling voor legale arbeidsmigratie hebben. Het gaat er dus om het gemiddelde van Europa op te krikken en om de landen min of meer op één lijn te krijgen. Dat is een basis die ver ligt onder hetgeen wij hebben.

De heer Kamp heeft gevraagd naar het bedrag dat mensen moeten verdienen om in Nederland kennismigrant te kunnen zijn. Voor mensen die ouder zijn dan 30 jaar is dat € 47 565. Is men jonger dan 30 jaar, dan ligt de grens wat lager, op € 34 881. Voor pas afgestudeerden, bijvoorbeeld voor hen die in Nederland zijn afgestudeerd en die een jaar de tijd krijgen om hier een baan te zoeken, geldt dat zij mogen blijven als zij een baan vinden waarmee zij meer dan € 25 000 verdienen.

Wij zetten dus in op die blue cardregeling. Die regeling is fors scherper dan hetgeen wij in Nederland doen. Maar voor Nederland is die werkbaar. Wij zijn redelijk aan het opklimmen in het rijtje van landen dat kennismigranten weet aan te trekken. Wij hebben onze eigen criteria, die inkomensgrenzen. Op Europees niveau hebben wij geprobeerd om onze regeling als format door te drukken. Dat is niet gelukt. Wij gaan akkoord met hetgeen nu voorligt, vanwege de verbreding in Europa.

De heer Kamp (VVD): Kan de staatssecretaris na enige tijd inzicht geven in hoe die kennismigratieregeling kwalitatief wordt benut? Wij hebben nu alleen een inkomensgrens. Het interesseert mij of er nu inderdaad hoogopgeleiden het land binnenkomen of dat er Chinese koks het land binnenkomen. Kan de staatssecretaris dat inzicht geven?

Staatssecretaris Albayrak: Die overzichten hebben wij, maar ik heb ze nu niet bij mij. Ik heb ze echter al een paar keer aan de Kamer gegeven. In het afgelopen jaar hebben volgens mij ongeveer 5000 mensen gebruik gemaakt van die regeling. Ik kan u ook een overzicht geven uit welke sectoren en uit welke landen zij komen.

De heer Pechtold (D66): Wij hadden vroeger het probleem dat als het om ervaring en inkomen ging, prostituees ook onder de regeling vielen. Is dat nu geregeld? Verder snap ik dat de staatssecretaris heeft geprobeerd om ons systeem in Europa hét systeem te laten zijn. Dat is niet gelukt. Is dat nog wel het streven? Uiteindelijk willen wij niet één Europese arbeidsmarkt, maar als wij het vrije verkeer van personen wel zo optimaal mogelijk willen maken, moeten wij toch streven naar één systeem.

Staatssecretaris Albayrak: Onze inzet was, het op ons niveau te krijgen. Die ambitie laten wij niet los als dat niet meteen lukt. Over drie jaar wordt de Europese regeling geëvalueerd. Dat is ook het moment waarop wij zullen kijken of de bedoeling van de blue card wel in de praktijk is gebracht. De meerwaarde van een Europese regeling is dat mensen in Europa mobiel worden. Daardoor zouden wij als continent aantrekkelijker kunnen worden, bijvoorbeeld in de concurrentie met de Verenigde Staten. Als mensen nu naar Nederland komen en vervolgens naar Duitsland willen om daar twee jaar te werken, moeten zij weer door de hele bureaucratische molen in Duitsland. Het heeft daarom niet zoveel meerwaarde om het Europees te regelen. De enige meerwaarde die ik op dit moment zie, is dat een aantal Europese landen die die praktijk helemaal niet hebben, er nu ook mee gaan beginnen. Over drie jaar is dus het eerste moment dat wij kijken of het überhaupt wat heeft gebracht.

Voor prostituees hebben wij nu overigens een nulquotum. In het kader van de implementatie van de blue cardrichtlijn van de EU zullen er quota ingesteld worden. Voor geestelijken, prostituees en voetballers geldt een nulquotum. Ook in de nationale kennismigrantenregeling zijn deze categorieën uitgesloten.

De heer Kamp heeft nog gevraagd naar de Dublinovereenkomst. Alles wat hij daarover heeft gezegd, onderschrijf ik. Ik deel volledig dat wij de basisgedachte van Dublin niet mogen aantasten zolang er geen uniform Europees asielbeleid is. Dat is ook wat ik constant zeg als in Europa, bijvoorbeeld door Malta, Griekenland en Cyprus, gepleit wordt voor intra-EU hervestiging. Zij willen het liefst dat op moment dat de tienduizenden, zo niet honderdduizenden die zich aan de zuidgrenzen aandienen, andere Europese landen die mensen van hen overnemen. Dan is de prikkel echter groot om heel snel statussen te verlenen, opdat deze mensen vervolgens kunnen worden verdeeld over Europa. De landen in de grensregio’s worden dan een soort first points of entry. Dat zal een enorme aanzuigende werking hebben die ik niet voor mijn rekening wil nemen.

Overigens staat in het pact nu wel dat er sprake kan zijn van intra-EU hervestiging. Dat is echter geen Europese regeling, maar dat gebeurt op vrijwillige basis. Wij hebben toen de nood echt hoog was, als signaal, ook 30 mensen overgenomen van Malta. Andere landen hadden moeten volgen, maar hebben dat niet gedaan, op een enkeling na. Als men het vrijwillig doet, mag het. Er komt echter geen Europese regeling om de Dublinafspraak ongedaan te maken.

Er is gevraagd wat precies zal worden opgenomen in het Stockholmprogramma. Ik kan daar niet veel meer over zeggen dan dat wij op dit moment verkennende gesprekken voeren, met de Commissie, maar ook met de Benelux. Wij zoeken dus samen met de landen waar wij een gezamenlijk belang mee hebben, een gezamenlijke strategie. Als de tijd daar is, wil ik graag met de Kamer van gedachten wisselen over wat volgens ons de inhoud van het Stockholmprogramma zou moeten zijn. Wij bevinden ons echter nog in de verkennende fase. Eerst zal Tsjechië nog voorzitter zijn. Dat geeft ons veel gelegenheid om met een aantal landen waar wij gezamenlijke belangen mee hebben, te kijken hoe wij dit punt in het Stockholmprogramma vorm kunnen geven.

Er is gesproken over het hervestigen van mensen uit Irak. Dat is een interessante ontwikkeling. Het is volgens mij ook een benadering die redelijk nieuw is. Ik heb in elke vergadering mijn frustratie geuit dat er geen gezamenlijke Europese benadering is en er geen gezamenlijk landenbericht is. Er zijn nu 27 interpretaties van de feitelijke situatie in Irak: is er nu wel of niet sprake van een armed conflict en is het er nu wel of niet veilig. Dit heeft ook consequenties voor het nationale beleid in de verschillende lidstaten. U weet dat wij zelf een stap hebben gezet om het categoriaal beleid voor Irak stop te zetten. Wij gaan nu door een proces. Ik vind dat wij nu als EU een coherent plan moeten hebben om het niet eendimensionaal te benaderen en alleen te zeggen: wij gaan hervestigen. Wij zien een paar dingen gebeuren. Je zult de mensen die het meest kwetsbaar zijn moeten hervestigen.

Nederland heeft verleden jaar 125 Irakezen hervestigd. Dat waren voornamelijk medische gevallen, mensen voor wie het een kwestie van leven en dood was, en alleenstaande vrouwen die bedreigd werden in de vluchtelingenkampen en dergelijke. Wij kunnen dus heel gericht de hoogste nood ledigen. Wij ondersteunen overigens de strategie van integratie in de landen in de regio, Syrië en Jordanië. Daar wordt de grootste groep opgevangen en daar zullen wij ook steun aan moeten verlenen. Tegelijkertijd zien wij de vrijwillige terugkeer vanuit de regio starten. De UNHCR steunt dat nog niet volmondig en zegt nog niet: iedereen kan terug en wij gaan dat massaal doen. De UNHCR steunt wel degenen die vrijwillig terugkeren, ook financieel. Ik vind dat de EU dat proces maximaal moet ondersteunen. Wij hebben er namelijk ook belang bij dat deze mensen terugkeren. Wij haken ons terugkeerbelang aan het grotere terugkeerbelang. Er moet nu een soort re-integratieprogramma komen. Daar is Europees geld voor. Zo hebben wij het Europees vluchtelingenfonds en het terugkeerfonds. Dat geld moet nu ontsloten worden voor Irak. Dat is de eerste casus waar wij nu mee aan de slag moeten.

In het pact staat ook dat er een European Agency komt. Dat is eigenlijk een heel praktische samenwerking van alle immigratiediensten. Die dienst, zo heb ik twee weken geleden in Parijs gezegd, moet Irak als eerst casus nemen. Die dienst is er nog niet, maar in de voorbereiding moet men met de immigratiediensten kijken hoe de terugkeer van Irakezen naar Irak kan worden ondersteund. Dan kan er al heel wat werk worden verricht en kan het in de loop van 2009 in praktijk worden gebracht. Bij hervestiging zal het altijd om kleine aantallen gaan en niet om de aantallen die de heer Kamp heeft genoemd.

De Europese Commissie gaat voor het eind van het jaar nog een factfinding mission organiseren. Men gaat dan kijken welke categorieën eventueel hervestigd kunnen worden in Europa. Die hervestiging zal vrijwillig gebeuren. Men gaat dus kijken welke categorie mensen in de hoogste nood verkeren. Ik heb aangeboden om onze expertise beschikbaar te stellen en met de IND te kijken hoe wij dat doen. Waarschijnlijk zal er begin volgend jaar een gezamenlijke missie plaatsvinden van Nederland, de Europese Commissie en de UNHCR.

De heer Pechtold (D66): Hoe werkt die aanpak dan? Ik was verleden jaar met de commissie voor Buitenlandse Zaken in onder andere Jordanië. In Amman zijn hele wijken met alleen maar Irakezen. Iedere maand die verstrijkt, worden de humanitaire problemen daar groter. Wij hebben daar een artsenpost bezocht. Daar stonden rijen wachtende mensen op de trap voor eenvoudige hulp. Richten dat Europese beleid en uw beleid zich vooral op Irak of gaat u dit soort landen die door de knieën zakken door dit probleem, ook ondersteunen? Hoe gaat u om met regimes in die regio waar wij misschien niet altijd even vrolijk mee samenwerken?

Staatssecretaris Albayrak: Mijn voorstel is precies zo integraal als ik net zei. Dat is ook wat de UNHCR wil als het gaat om grote groepen ontheemden. Er is eigenlijk sprake van een driedubbele strategie. Ten eerste wordt geprobeerd de terugkeer voor elkaar te krijgen, zodat mensen weer naar huis kunnen. Ten tweede moet, als terugkeer niet meteen aan de orde is, de integratie in het land waar zij zitten maximaal worden ondersteund. Ten derde gaat het om hervestigen. Deze strategie moet niet alleen worden gevolgd om te laten zien dat de regiolanden het niet alleen hoeven op te knappen; wij zullen ook nooit 4 miljoen ontheemde Irakezen in Europa op kunnen vangen en ook geen 500 000, niet op korte en niet op lange termijn. Ik wil dat deze strategie wordt gevolgd, naast het ondersteunen van de landen waar nu de grootste opvang plaatsvindt. Tegelijkertijd moet de terugkeer worden gestimuleerd en ondersteund. Ik denk dat wij een bijdrage aan de stabiliteit kunnen leveren als wij die terugkeer nu maximaal ondersteunen. Wie gaat er terug naar welk dorp? Wat is er? Wat hebben zij nodig? Hoe kan de EU daar een bijdrage aan leveren?

Als je een van deze elementen pakt, zal het nooit succesvol zijn; je moet ze alle drie tegelijkertijd aanpakken. Ik heb dit twee weken geleden in Parijs ook gezegd. Dat was geen officiële JBZ-vergadering. Morgen is de eerste gelegenheid dat ik het concreter kan bespreken. Het punt is al op de agenda gezet. De reacties waren positief. Wat je daar uiteindelijk echt voor koopt, moet in de JBZ-vergaderingen blijken, maar er zijn veel landen die met ons dat gezamenlijke terugkeerbelang hebben en die hier ook op inzetten.

De heer Pechtold heeft nog gevraagd of de blue card ook geldt voor zzp’ers en ondernemers. De blue card geldt alleen voor werknemers en dus niet voor zelfstandigen. Nationaal is dat wel het geval. U hebt dat kunnen lezen in het plan Modern migratiebeleid. Wij zoeken naar manieren om ondernemers onder de kennismigrantenregeling te brengen en ze dezelfde behandeling te geven als werknemers. Wij doen dat ook met wetenschappers en studenten. Europa gaat echter nog niet zo ver. Misschien is het evaluatiemoment van drie jaar na inwerkingtreding het moment om te kijken of de andere Europese lidstaten bereid zijn de zzp’ers en de ondernemers hier ook onder te brengen.

De heer Pechtold heeft nog vragen gesteld over de wijze waarop wij investeren in scholing en ondernemersklimaat. Dat ligt een beetje buiten de orde van deze vergadering. Het gebrek aan Europees beleid op het gebied van onderwijs is een probleem. Ik denk echter dat dit in dit stadium vooral een aangelegenheid is van de lidstaten. Wij hebben net de eerste stap gezet om na te denken over mogelijkheden voor legale migratie. De randvoorwaarden zijn vooral nationaal bepaald. Dit is op dit moment verre van Europees geregeld.

De heer Pechtold (D66): Zijn wij inmiddels zover in het denken dat u bijvoorbeeld straks bij het najaarsoverleg aan tafel zit? Ik zou willen dat wij dat minder met die grenzen gaat bekijken in de toekomst. Als er overleg is tussen werkgevers en werknemers zou u er ook bij moeten zitten om de mogelijkheden en de problematiek in kaart te brengen. Ik moet vele portefeuilles doen vanwege mijn overzichtelijke fractie en ik merk te vaak dat dit gescheiden werelden zijn. Ik zou het van groot belang vinden voor een toekomstig beleid dat u bij zo’n top aan tafel zit.

Staatssecretaris Albayrak: Ik weet niet of mijn persoonlijke aanwezigheid nodig is om dit geluid in die top te krijgen. Het bedrijfsleven is een van de aanjagers van de kennismigrantenregeling. Dat is niet zonder reden. Zij zien als eerste de consequenties van het niet voeren van een beleid, terwijl andere landen al wel zo’n beleid hebben. Als je kijkt naar de randvoorwaarden om je land aantrekkelijk te maken voor kennis, gaat het inderdaad om dat element, het ondernemersklimaat en onderwijs. Dat is vooralsnog echter een nationaal debat. Minister Donner is de belangrijkste speler in dat najaarsoverleg als het gaat om de protectie van de nationale arbeidsmarkt. Dat wij dat verbreden is evident. Dat is in dat overleg ook voor een belangrijk deel de inbreng van de werkgevers en de werknemers.

De heer Pechtold (D66): Ik zou graag van het kabinet een brief willen ontvangen, waarin staat of in de toekomst niet ook andere samenwerkingsconstructies en overlegstructuren te verzinnen zijn. Ik begrijp best dat u heel bescheiden zegt dat uw fysieke aanwezigheid misschien niet nodig is, maar ik vind dat die wel nodig is. Ik vind het van groot belang dat werkgevers en werknemers in dit land zien dat dit niet een geïsoleerd wereldje is. U moet daarin kunnen participeren om juist de mogelijkheden en onmogelijkheden te vertalen. Ik zou dus graag van u een brief hebben waarin staat dat of het kabinet bereid is om in dit soort overleggen u daarbij te betrekken.

Staatssecretaris Albayrak: Ik denk dat het meest concrete aanknopingspunt het grote beleidsplan Modern migratiebeleid is. Daar staan heel veel van dit soort elementen in. Daarin staan als onderbouwing ook de argumenten van de sociale partners. Ik vind dit een interessant vraagstuk. Ik zal kijken wat voor type brief dat zou moeten zijn. Wij zullen met Sociale Zaken samen kijken of wij op een wat abstracter niveau dan de concrete richtlijnen waar wij steeds over praten, visionair kunnen opschrijven waar wij voor staan. Ik moet het even laten bezinken en erover nadenken waar wij dat een plek kunnen geven. Wij komen er echter op terug.

Past het pardon binnen het pact? Hadden wij het Nederlandse pardon uit kunnen voeren als dit pact al eerder had bestaan? Het antwoord daarop is «ja». Wij hebben namelijk een heel specifieke regeling voor een specifieke doelgroep gemaakt. Dit was afgebakend. Het type regularisatie waar het pact op ziet, is echt van een heel andere orde.

De heer De Wit heeft gevraagd om een uitgebreide toelichting op de sancties in het voorstel voor een richtlijn om illegale tewerkstelling tegen te gaan. Ik denk dat het goed is dat wij ter voorbereiding van de eerstvolgende JBZ-raad u hier een brief over sturen, waarin staat wat het sanctiemechanisme precies inhoudt. Dit onderwerp is al een paar raden niet meer besproken en zal op enig moment wel weer in de actualiteit worden gebracht, met name door de Fransen die ambities op dit punt hebben. Die brief krijgt u dus.

Verder heeft de heer De Wit gevraagd naar het kaderbesluit georganiseerde criminaliteit en heeft gevraagd of dat in strijd is met de uitspraak van het Hof. Het gaat hier om de harmonisatie van het materiële strafrecht. De sancties, de minimumnormen kunnen daar deel van uitmaken. Dat is inmiddels een volledig geaccepteerde praktijk in de derde pijler. Het zou ook wel erg raar zijn als een kaderbesluit in strijd zou zijn met de eigen jurisprudentie, dan wel andere regelgeving.

De heer De Wit (SP): Er zijn twee punten in de rechtspraak, namelijk de soort straf en de hoogte van de straf. Dat is een nationaal recht.

Staatssecretaris Albayrak: U doelt er waarschijnlijk op dat er geen bevoegdheid is om de hoogte en het type van de strafrechtelijke sancties vast te stellen in het gemeenschapsrecht, in het bijzonder de eerste pijler. In dat verband zijn er inderdaad uitspraken van het Hof geweest. Het is in de derde pijler inmiddels echter een geaccepteerde praktijk. Wij hebben daar ook voorbeelden van.

De heer De Wit en mevrouw Kuiken hebben gevraagd naar het Metockarrest. De feitelijke situatie in Nederland, zoals die al enige tijd bestaat, is bevestigd door het Hof. Die rechtspraktijk kennen wij dus al. Die praktijk hield in dat wij in het belang van het vrije verkeer van personen binnen de Unie gemeenschapsrecht toepassen op de situatie dat een onderdaan van een derde land een onderdaan van een van de Europese lidstaten die in Nederland is gevestigd, begeleidt of zich bij hem voegt. De situatie die de heer De Wit beschrijft, bestaat ook al enige tijd. Hij gaf het voorbeeld van de Nederlandse met een Egyptenaar. Iemand die in Nederland woont en die met een derdelander getrouwd is, moet aan andere eisen voldoen dan een onderdaan van een Europese lidstaat die naar Nederland komt en een partner, niet zijnde een onderdaan van een Europese lidstaat, meeneemt. Dat is ingegeven door de gedachte van het vrije verkeer van personen in de Europese Unie. Dat is met het Metockarrest nog eens onderstreept. Daarin wordt namelijk eigenlijk gezegd dat als je voor die partner, die niet uit een van de Europese lidstaten komt, drempels opwerpt, dat de mobiliteitsgedachte en het vrije verkeer van werknemers binnen Europa raakt. Dat is inmiddels zo fundamenteel onderstreept in de jurisprudentie, niet alleen in dit arrest, maar ook al in eerdere arresten, dat dat in principe een bekrachtiging is van wat in Nederland al praktijk was.

De heer De Wit (SP): Dan heb je dus in feite wat de Belgiëroute heette. Dat wordt op deze manier gelegaliseerd. Dat wordt althans in de rechtspraak nu vastgelegd. De vorige bewindspersoon heeft destijds gezegd dat hij ging kijken of dit soort sluiproutes niet kon worden tegengegaan. Zegt u nu dat dat een heilloze weg is, dat de rechtspraak duidelijk is en dat u zich daarbij neerlegt?

Staatssecretaris Albayrak: Wij hebben het naar aanleiding van concrete gevallen noodzakelijk gevonden om bijvoorbeeld met België, maar ook met andere landen – België is echter wel het meest voor de hand liggend – te praten over hoe wij die samenwerking kunnen optimaliseren om in ieder geval evidente voorbeelden van misbruik van dit recht van onderdanen van de EU te bestrijden. Wij hebben projecten lopen om te kijken op welke schaal het voorkomt, hoe je het kunt detecteren en hoe je het moet onderzoeken. Dat komt nu allemaal in het gesprek met België aan de orde. Ik spreek daar zelf ook over met mijn Belgische collega. Er zijn naar aanleiding van het Metockarrest een paar initiatieven in de EU die wat verder gaan dan wat ik nu beschrijf. Wij houden de praktijk in de gaten en wij zorgen ervoor dat wij alert blijven. Zo is de IND alert op mogelijk misbruik. Wij hebben signalen dat er voorstellen gaan komen om niet alleen fraude, maar ook misbruik van recht of oneigenlijk gebruik van gemeenschapsrecht tegen te gaan. Dat is echter alleen in abstracte woorden aangekondigd. Wij hebben gezegd dat wij met heel veel belangstelling alle voorstellen zullen bekijken en op de eigen merites zullen beoordelen.

Deze uitspraak verandert niets aan onze praktijk. Wij zijn alert als het gaat om misbruik en fraude, ook als het gaat om het recht op mobiliteit van EU-onderdanen. Verder is er een Europese ontwikkeling vanuit landen die wel worden getroffen door dit arrest, omdat zij de praktijk die wij in Nederland al hadden, niet hadden. Er zijn schriftelijke vragen gesteld over het Metockarrest en de gevolgen daarvan voor mogelijke toename van misbruik en dergelijke. Ik ga die vragen binnen zeer korte tijd beantwoorden.

De heer Kamp (VVD): Wij hebben drie eisen voor huwelijksmigranten. De eerste is dat een huwelijksmigrant minstens 24 jaar moet zijn als hij uit het buitenland komt. De tweede is dat hij of zij een inburgeringsexamen moet halen. De derde is dat degene die de huwelijksmigrant naar Nederland wil laten komen, 120% van het wettelijk minimumloon moet verdienen. Die eisen hebben andere Europese landen niet. De Belgiëroute houdt in dat je je vanuit Nederland komend, tijdelijk in een ander land van de EU gaat vestigen, al dan niet op papier, en dat je vervolgens in dat andere land je huwelijkspartner binnen laat komen, zonder aan een van de voorwaarden die Nederland stelt, te voldoen. Daarna ga je met je huwelijkspartner terug naar Nederland. Dan heb je het dus voor elkaar. De heer De Wit zegt dat die praktijk nu wordt gelegaliseerd. Ik vind dat heel ernstig. Ik denk dat het belangrijk is dat wij gaan proberen om dat te voorkomen. Wij hebben die eisen namelijk niet voor niets gesteld.

Staatssecretaris Albayrak: Het punt is dat het al een volkomen legitieme en legale methode was die sommige mensen gebruiken. Sommige mensen hebben bijvoorbeeld een goede reden om een poosje in België te gaan werken. Zij laten daar hun partner bij zich voegen en komen vervolgens terug. Deze regeling wordt dan dus gebruikt waarvoor die bedoeld was. Maar is ook sprake van misbruik. Deze uitspraak verandert niets aan onze ambities en intenties om dat misbruik te bestrijden. Voor sommige andere Europese landen verandert er wel iets. Als zij met verzoeken komen om de richtlijnen aan te passen, zullen wij die voorstellen op hun eigen merites beoordelen.

Dit debat zal nog groter en beter voorbereid terugkomen als onder andere de schriftelijke vragen van de heer Fritsma zijn beantwoord. Als er concrete voorstellen uit andere Europese lidstaten zijn, komen die uiteraard ook op de agenda van de volgende JBZ-raden te staan.

De PvdA heeft gevraagd of er mogelijkheden zijn voor bedrijven met meerdere vestigingen voor het goed inzetten van kenniswerkers. Voor bedrijven met vestigingen in meerdere lidstaten die kenniswerkers willen laten rouleren, komt een aparte richtlijn. Het gaat dan om de intra-corporate transferees. Het voorstel voor deze richtlijn zal in de eerste helft van 2009 door de Europese Commissie worden gepresenteerd.

Mevrouw Kuiken heeft ten slotte nog een vraag gesteld over het Europees justitieel netwerk. Dat voorstel kan inderdaad een versterking van het vertrouwen van de burgers in de Europese integratie bevorderen. Maar de gekozen weg is vooral sturend. Ik ondersteun de opmerking van de Commissie, maar de gekozen verplichtingen kan ik niet steunen. Ik wil mij ervoor blijven inzetten om het doel naderbij te brengen. Dat doel is dat wij gemakkelijker in staat zullen zijn om grensoverschrijdende juridische conflicten op te lossen. Hier is de burger in Nederland dus ook echt mee gediend. Over de gekozen verplichtingen zullen wij nog nader spreken.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Jonker (CDA): Voorzitter. Ik moet constateren dat de staatssecretaris mij blij maakt met een dode mus als het gaat om de code of conduct. Zij zegt daarover dat zij nog in onderhandeling is en dat zij zich ervoor inzet, maar dat het tot op heden niet is gelukt. Als het dan om de 1F’ers gaat, moet zij echter erkennen dat de onderhandelingen als het gaat om de politieke beïnvloeding eigenlijk al zijn afgerond. Het enige dat ik kan constateren, is dat wij dit algemeen overleg te laat hebben gepland en dat wij nu eigenlijk geen invloed meer kunnen uitoefenen op dat pact. Ik vind het erg jammer dat ik dat moet constateren.

Ik wil nog even terugkomen op de ethische werving en de code of conduct. De staatssecretaris zegt dat zij een analyse wil maken van de Europese sectoren waar sprake is van een tekort en dat zij een analyse van die landen wil hebben om te kijken in welke sectoren er niet zou moeten worden geworven. Ik wil een pleidooi houden om dat niet twee analyses vanuit Europa te laten zijn, maar op basis van gelijkwaardigheid samen te werken met de Afrikaanse landen, zodat er daadwerkelijk wederkerigheid ontstaat als het gaat om werving.

De heer Kamp (VVD): Voorzitter. De lijn die wij volgen om niet alleen vluchtelingen een verblijfsvergunning en asiel te geven, maar ook categoriaal beschermden en humanitair beschermden, wijkt af van die van de andere Europese landen. Nu wij deze dingen in Europa aan het coördineren zijn, blijkt het ook niet goed te handhaven te zijn. Ik denk dat het verstandig zou zijn om in het licht van de Europese harmonisatie, onze opzet in Nederland te gaan herbezien en ons meer te gaan concentreren op alleen de vluchtelingen en minder te doen voor die andere categorieën. Als wij dat doen, als wij meer in de Europese pas lopen, zullen wij ook minder problemen hebben bij die harmonisatie.

Ik ga akkoord met de opstelling van de staatssecretaris wat betreft de blue card. Ik ben het met haar eens. Ik ben overigens in algemene zin ook van mening dat het verstandig is wat de staatssecretaris nu doet, namelijk om te proberen om met zo veel mogelijk concrete voorstellen die Europese harmonisatie van het vreemdelingen- en asielbeleid de goede kant op te helpen.

Ik denk dat wij het ontduiken van de toelatingseisen via wat de Belgiëroute wordt genoemd, maar waarbij het gewoon gaat om de andere Europese landen – je gaat even naar een ander Europees land, je laat je partner komen, je gaat weer terug naar Nederland en je lacht de anderen, die hier gebleven zijn, uit – echt onmogelijk moeten maken. Dat Metockarrest is een goede aansporing daarvoor.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Dit algemeen overleg doet mij nog eens realiseren dat wij op weg naar een eenduidig Europees systeem nog vele hobbels te nemen hebben. Ik steun deze staatssecretaris in haar inzet. Ik vind het belangrijk om te horen dat zij tracht de Nederlandse visie langzaam maar zeker in te voeren in Europa. Zij sprak over zzp’ers en de moderne manier van denken over migratie. Ik ben blij dat zij dat zo oppakt. Ik ben ook blij met haar toezegging te zullen kijken wat de mogelijkheden zijn voor de Nederlandse arbeidsmarkt en overlegstructuren. Zij houdt verder een vinger aan de pols op het Europees toneel. Ik ben heel erg blij met de toezegging dat zij zal kijken naar deze stukken, want ik denk dat transparantie en openheid het draagvlak alleen maar kunnen vergroten.

De heer De Wit (SP): Voorzitter. In het kaderbesluit georganiseerde misdaad staan zulke belangrijke dingen dat ik mijn instemming daar niet aan zal onthouden. Ik wil echter wel met betrekking tot de sancties opmerken dat ik het nog steeds, ook al gaat het om de derde pijler, vreemd vind dat wij dat laten lopen en dat dat gezien zo’n kaderbesluit in Nederland geïmplementeerd moet worden. Ik heb er grote moeite mee dat ons strafrecht er dan zo uit moet gaan zien.

Mijn fractie heeft verder ernstige bezwaren tegen het blue cardsysteem. In de eerste plaats omdat onderscheid wordt gemaakt tussen de mensen die hier naartoe komen, hoog en laag opgeleid. In de tweede plaats omdat het voorkomen van een braindrain nog steeds niet is geregeld. Ik vind dat een heel belangrijk punt. Daarom kan ik mijn instemming daar ook niet aan geven.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor haar antwoorden.

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. Mevrouw Jonker denkt dat er een tegenstrijdigheid is in mijn reactie op haar vragen over 1F’ers en haar vragen over het opnemen van een code of conduct in het pact. De uitgangspunten van het 1F-beleid dat wij in Nederland voeren, vloeien voort uit Europese en internationale verdragen, zoals het Vluchtelingenverdrag. Ik zet bij de onderhandelingen erop in de feitelijke toepassing van het 1F-beleid op elkaar af te stemmen. Daarvoor is niet nodig dat het wordt opgenomen in het pact. De politieke besluitvorming over de tekst van het pact is zo goed als afgerond.

Mevrouw Jonker (CDA): Ik hoef geen toelichting meer op de 1F’ers. Ik heb de toelichting die u op dat punt hebt gegeven, begrepen. Bij dat onderdeel gaf u echter wel aan dat u eigenlijk moest constateren dat de onderhandelingen al beëindigd waren. Mij gaat het erom dat ik er waarde aan hecht dat wij er nog steeds op inzetten dat die code of conduct wel in het pact wordt opgenomen.

Staatssecretaris Albayrak: U moet beseffen wat dat pact precies inhoudt. Met dat pact alleen zijn wij er nog niet. Dat is een politiek statement. De onderhandelingen gaan ook na het pact gewoon door. Er zijn meer dan genoeg plekken om de ambitie om de toepassing van het 1F-beleid te harmoniseren, op te nemen. De onderhandelingen over de tekst zijn inderdaad afgerond. U hebt een vraag gesteld over de code of conduct en u hebt gezegd dat wij op een gelijkwaardige basis met met name de Afrikaanse landen moeten praten. Dat komt terug in de EU-Afrikadialoog over migratie en ontwikkeling en het Rabatproces. Dat is een van de conferenties die het Franse voorzitterschap nog voor het einde van het jaar gaat organiseren. Dat komt dus al snel op een andere plek terug.

De heer Pechtold dank ik voor zijn creativiteit en zijn meedenken en steun. Ik zal daar echt ook mijn voordeel mee doen. De heer Kamp heeft een aantal opmerkingen die hij in eerste termijn had gemaakt, herhaald. Ik heb die goed gehoord. Ook hem dank ik voor de steun als het gaat om de route die wij nu met de blue card en het Europees arbeidsmigratieverhaal volgen.

Naar de overige sprekers heb ik ook geluisterd. De heer De Wit had nog een hartstochtelijk pleidooi om iets anders te willen kijken naar de sancties, maar daar kan ik niets anders over zeggen dan dat dat de praktijk is in die derde pijler. Dat is dus geen raar fenomeen meer.

De voorzitter: Ik heb een aantal dingen die formeel aan de Kamer moeten worden voorgelegd, omdat daarvoor het instemmingsrecht geldt:

A 2a raadsbesluit betreffende de migratie SIS l plus naar SIS ll;

A 2c ontwerpkaderbesluit ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit;

B 2 ontwerprichtlijn kennismigranten, blue card. De SP maakt op dat punt een voorbehoud.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Azough (GroenLinks), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Halsema (GroenLinks), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Azough (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (ChristenUnie).