Kamerstuk 22831-60

Verslag van een algemeen overleg

De Hoorn van Afrika

Gepubliceerd: 8 december 2008
Indiener(s): Henk Jan Ormel (CDA)
Onderwerpen: internationaal internationale samenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22831-60.html
ID: 22831-60

22 831
De Hoorn van Afrika

nr. 60
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 december 2008

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 6 november 2008 overleg gevoerd met minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over:

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 maart 2008 inzake verslag van een werkbezoek aan onder andere Ethiopië en Eritrea van 2 t/m 7 maart 2008 (22 831, nr. 58);

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 2 oktober 2008 inzake overzicht van activiteiten van de Europese Commissie in Somalië (21 501-04, nr. 107);

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 2 oktober 2008 inzake reactie op verslag werkbezoek aan Ethiopië en informatie over recente ontwikkelingen in de Hoorn van Afrika (22 831, nr. 59).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Haverkamp Adjunct-griffier: Van Toor

De voorzitter: Ik deel mede dat twee leden zich hebben afgemeld voor dit algemeen overleg, te weten de heer Boekestijn van de VVD en de heer Vendrik van GroenLinks.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. In de landen van wat wel de Hoorn van Afrika wordt genoemd vindt op dit moment de ergste humanitaire crisis ter wereld plaats. Er is daar sprake van grootschalige honger, oorlog en politieke vervolging. Conflicten hangen ook met elkaar samen. Het conflict tussen Ethiopië en Eritrea leidt weer tot steun van beide landen aan verschillende oorlogvoerende partijen in Somalië. Begin dit jaar bezocht een delegatie van de Tweede Kamer een regionale grootmacht, Ethiopië, qua bevolkingsomvang het tweede land van Afrika. Ethiopië is een goed voorbeeld van de vele dilemma’s van ontwikkelingssamenwerking. Het land kent een relatief corruptievrij bestuur en werkt met ontwikkelingshulp, ook van Nederland, aan relatief snelle uitbouw van basisgezondheidsvoorzieningen en onderwijs. Dat leidt tot verkleining van het kwantitatieve probleem van onvoldoende toegang tot basisvoorzieningen. Dat leidt vervolgens weer tot kwalitatieve problemen om voldoende goede leraren en gezondheidskundig personeel aan te trekken. Maar er is wel vooruitgang. Een voorbeeld van ontwikkelingshulp die helpt. Ook de heer Boekestijn was er positief over.

Tegelijkertijd is er in Ethiopië een steeds slechtere ontwikkeling van de mensenrechtensituatie. Verbetering van de toegang tot de basisvoorzieningen maar geen verbetering van de mensenrechten. Het een gaat blijkbaar niet noodzakelijkerwijs samen met het ander. Moet je dan stoppen met ontwikkelingshulp? Nee, dat lijkt mij niet, omdat de hulp wel effectief besteed wordt en de leefomstandigheden van de Ethiopische bevolking verbeteren. Echter, begrotingssteun zou in Ethiopië volstrekt ondenkbaar zijn. Tegelijk met de verbeterde toegang tot basisvoorzieningen in Ethiopië is het land buiten zijn schuld hard geraakt door de voedselcrisis. De beperkte vooruitgang in de bestrijding van armoede en honger door de economische groei is weer ongedaan gemaakt door de voedselcrisis. Die voedselcrisis is verschrikkelijk in Ethiopië. De minister schrijft in zijn brief dat 8 miljoen mensen op noodhulp zijn aangewezen, maar er zijn ook schattingen van onder andere OCHA die wijzen op 12 miljoen. Mijn vraag aan de minister is of dat getal van 8 miljoen niet veel te laag is ingeschat.

De slechte mensenrechtensituatie geldt vooral de Somali-regio, in het bijzonder de Ogaden. Ethiopië voert daar een politiek van verschroeide aarde waarbij het leger willens en wetens dorpen platbrandt, verkrachtingen toelaat en ngo’s buiten de deur houdt. De minister schrijft dat de Ethiopische regering recent toegang tot ngo’s heeft verbeterd, maar de SP-fractie bereiken ook andere berichten. Het Internationale Rode Kruis zou nog steeds geen toegang krijgen van de Ethiopische regering. Wij waren met de Kamerdelegatie in de Somali-regio. Wij werden daar te woord gestaan door de president. Op een schandalige manier werd daar gesuggereerd dat het Rode Kruis in feite de opstandelingen daar zou helpen. Ik heb mij daar zeer aan gestoord. Volgens mij is daar nog steeds geen toegang voor het Rode Kruis. De SP-fractie vindt dat er ook druk vanuit Nederland op Ethiopië moet worden uitgeoefend met betrekking tot demarcatie van de grens met Ethiopië, ook conform de uitspraak van de internationale arbitragecommissie. Eritrea stelt zich politiek buitengewoon onhandig op maar het is Ethiopië dat zich niet aan de uitspraak houdt. Een oplossing van dit conflict is van groot belang, ook voor de situatie in Somalië. En de situatie in Somalië is om te huilen. Als de minister schrijft over het politiek proces, dan heeft dat gelet op de dagelijkse werkelijkheid van de Somaliërs alleen maar in negatieve zin betekenis. Het geweld is alleen maar toegenomen omdat de partijen die niet bij de gesprekken in Djibouti betrokken zijn of er zich niet in kunnen vinden, met geweld laten zien dat dit akkoord geen toekomst heeft. Is de minister het met mij eens dat de islamitische rechtbanken en Al Shabaab onderdeel van het probleem zijn maar dus ook onderdeel van een politieke oplossing moeten zijn? Dat is echt onvermijdelijk. Wat vindt hij van de kwalijke rol van de VS in Somalië? Vindt hij die rol behulpzaam of contraproductief? De Somalische overgangsregering is een lege huls gebleken. Bovendien is het een van de vele gewapende milities die zich schuldig maken aan oorlogsmisdaden. Wat de minister technische assistentie noemt, is dus in het beste geval geldverspilling en in het slechtste geval verergering van het conflict door steun aan lokale warlords die zichzelf de overgangsregering noemen. Wat de minister steun van Europa aan de politiemacht noemt, is in feite steun aan warlords die mensen afpersen, willekeurig gevangen zetten en buitengerechtelijk executeren. Voor zover ik weet wil UNDP het desbetreffende programma niet meer uitvoeren, omdat het aangeeft dat het onmogelijk is. Het programma zou ook stilliggen en wat betreft de SP wordt het ook niet meer hervat.

Het Internationaal Strafhof zou in Somalië een rol kunnen hebben maar heeft dat echter niet omdat er geen rechtsmacht is. Die rechtsmacht kan verleend worden door de Veiligheidsraad maar die zou hoogstwaarschijnlijk gestopt worden door de VS die natuurlijk ook zelf een kwalijke rol spelen in Somalië. De overgangsregering is juridisch nog wel de internationaal erkende regering van Somalië. Er worden zelfs verdragen mee gesloten. Ik zou de minister willen vragen of hij bereid is te gaan zoeken naar mogelijkheden om de druk van de EU op de TFG te vergroten om het Statuut van Rome te tekenen, daar de EU de grootste donor van de TFG is. Dit zou de straffeloosheid van de misdaden van Ethiopische troepen, de VS, de TFG, de islamitische rechtbanken en de Al Shabaab en wat er allemaal nog meer aan tuig rondloopt, kunnen ondergraven.

Tot Somalië behoort officieel ook nog Somaliland, een regio in het noorden waar het tot nu toe relatief rustig is en waar wel een functionerend centraal bestuur is. De SP-fractie gelooft dat in Somalië een bottom-upbenadering van steun aan wat wél werkt, veel beter is dan een topdownbenadering met steun aan een overgangsregering die niet werkt. Vindt de minister niet dat Somaliland de onafhankelijkheid verdient dat het graag wil om de positieve ontwikkeling die daar wel degelijk is, te kunnen ondersteunen?

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. De reis die wij als Kamerdelegatie begin dit jaar gemaakt hebben naar Ethiopië heeft ons een duidelijk beeld gegeven van de complexe situatie in het land en in de regio, de onderlinge verbanden van conflicten en het belang voor de gehele regio van stabiliteit in Ethiopië. Ik dank de ambtenaren op het ministerie en de mensen van de Nederlandse ambassade in Addis Abeba voor al hun moeite om deze reis zo informatief en indrukwekkend te doen zijn.

De situatie in de regio stemt tot pessimisme. Je zou de hoop verliezen. Wij hebben dat tijdens de reis ook ervaren en de laatste update bevestigde dit sombere gevoel nog eens. Mensen zijn het slachtoffer van geweld van hun medemens en van de natuur. De internationale gemeenschap is meer dan ooit geroepen om in de smalle marges die er bestaan in deze complexe situatie, zo concreet mogelijk te handelen om mensen op de meest directe manier te ondersteunen bij het overleven. Want veel meer dan overleven is het vaak niet in de voortdurende conflicten, waar dan ook nog ernstige voedseltekorten ontstaan door hoge voedsel- en brandstofprijzen en mislukte oogsten door droogte. Het jarenlange grensconflict tussen Ethiopië en Eritrea speelt een centrale rol in de regio. UNMEE is nu beëindigd. De minister schrijft in de brief dat waar mogelijk Nederland steun gaat bieden om via overleg tot een oplossing te komen tussen beide landen. Waar denkt de regering dan aan? Het betreft hier een jarenlange patstelling waarbij er aan beide zijden onvoldoende politieke prioriteit bestaat om tot een oplossing te komen. Wordt er ook gedacht aan politieke druk op Eritrea, waar wij terecht geen ontwikkelingshulp meer aan geven?

De VN-veiligheidsraad moet in actie komen. Maar wat kunnen wij verwachten van de Veiligheidsraad nu UNMEE beëindigd is? Ook zal Nederland ervoor zorgen dat dit onderwerp op de EU-agenda blijft staan, zo staat in de brief van 31 maart. Wat is er ondertussen gebeurd op dat gebied en welke rol moet de EU volgens de minister dan precies spelen?

Ondanks het feit dat het met democratisering en mensenrechten in Ethiopië niet positief verloopt, is het effect van de Nederlandse ontwikkelingshulp in dat land duidelijk zichtbaar. En dat is goed, want Ethiopië speelt een sleutelrol. Het is een kernland in de regio, om met Van Lieshout te spreken. De CDA-fractie wil dan ook dat de regering met concrete acties alles in het werk stelt om daar de situatie te verbeteren. Wij hebben ook met zorg geconstateerd dat religieuze verschillen in het land eerder toenemen dan afnemen. Ook wat dat betreft is het van belang dat daaraan vanuit de EU en Nederland gewerkt wordt zodat mensen perspectief krijgen om niet weg te zakken in terrorisme en geweld. De CDA-fractie deelt met de regering de zorgen over de restrictieve ngo-wet die nu wordt voorgelegd en de inperking van persvrijheid. Als die wet aangenomen wordt hebben wij er namelijk nog een groot probleem bij wat betreft het ondersteunen van mensen. Graag verneem ik hierop de reactie van de minister.

Nederland moet de gesprekken over goed bestuur, democratisering en mensenrechten onverminderd voortzetten en wat mijn fractie betreft met de vuist op tafel. Tegelijkertijd moten wij inzetten op de succesvolle kleinschalige projecten die directe resultaten afwerpen. Dat hebben wij in Ethiopië gezien. Vandaar dat mijn fractie instemt met de keuze voor dit tweesporenbeleid. In dit kader wil ik drie beleidsterreinen noemen.

In de eerste plaats het bedrijfsleven. Wij zijn erg onder de indruk geraakt van de grote impact die ook Nederlandse ondernemers hebben in Ethiopië. Ze zorgen voor werkgelegenheid en onafhankelijkheid, met name van vrouwen. Nederlandse ondernemers in bloemen, groenten etc. zetten vaak een sociale structuur op rondom hun ondernemingen, zoals scholen en ziekenhuizen. Ze zetten zich daar in met de bedoeling om na zes jaar weg te gaan, dus om zichzelf uiteindelijk overbodig te maken. Dat is ware hulp. Wel is het belangrijk dat dit proces goed kan verlopen. Wij hebben inmiddels in schriftelijke vragen de regering opgeroepen om dat proces ook vanuit de ambassade te ondersteunen. Wij zijn blij met de antwoorden die wij op die vragen gekregen hebben. Wij zullen dit proces met aandacht volgen.

Dan de landbouw. In het debat over voedselzekerheid landbouw heeft mijn fractie duidelijk gemaakt dat wij geen versnippering op dit voor ontwikkelingssamenwerking zo belangrijke beleidsterrein willen. Wij hebben de voordelen gezien van directe ondersteuning, juist van kleinschalige projecten, veelal middels directe overdracht van kennis, zoals het ondersteunen van kleine boeren, vaak boerinnen. Wij lezen in de brief dat in het kader van voedselzekerheid Nederland aansluit bij het door de Wereldbank uitgevoerde programma Productive Safety Nets. Kan de minister de keuze hiervoor onderbouwen? Wat doet Nederland wat landbouw betreft aan capaciteitsopbouw? Wij hebben natuurlijk de Landbouwuniversiteit Wageningen en TNO Delft wat betreft water. Hoe wordt Nederlandse deskundigheid ingezet en wordt er ook gewerkt aan het linken van boerenorganisaties daar met boerenorganisaties hier?

Het derde punt betreft mensenrechten en goed bestuur. Daar zijn wij zeer somber over. Het gesprek met de gouverneur van de Somali-regio was een absoluut dieptepunt. Ik wil dan ook graag van de minister weten wat nu de effecten zijn van het programma op goed bestuur. De mensenrechtenambassadeur is anderhalf jaar geleden in Ethiopië geweest en heeft gezegd dat er vooruitgang is op het gebied van mensenrechten, maar dat hij somber is over de rechten van ngo’s en over persvrijheid. Hoe wordt er nu vervolg gegeven aan de aanbevelingen van de mensenrechtenambassadeur? Ook hierbij is er een gebrek aan capaciteit voor opbouw van de justitiële sector. Op welke manier spelen het programma van NUFFIC en het programma van de VU gelinkt aan universiteiten in Ethiopië daarin een rol en wat zijn de effecten ervan? Hoe wordt er op het niveau van hoger onderwijs gewerkt aan capaciteitsopbouw?

Een heel belangrijke reden om naar Ethiopië te gaan, was dat wij de Afrikaanse Unie wilden bezoeken. Als je ownership serieus neemt – dat doet mijn fractie – dan moet je dus een veel grotere rol toekennen aan de Afrikaanse Unie en aan eigen oplossingen en een eigen manier van denken over ontwikkeling. Wij zijn dan ook erg blij met het gesprek dat wij gehad hebben met Konaré. Uit dat gesprek bleek duidelijk dat Afrika zijn eigen problemen op zijn eigen manier wil oplossen maar dat ondersteuning daarbij zeer gewenst is. Ik denk dat met name op het gebied van capaciteitsopbouw Europa en Nederland meer zouden kunnen doen, bijvoorbeeld ook wat AMISOM betreft. Welke mogelijkheden ziet de minister daartoe?

Mijn fractie heeft de situatie in Somalië keer op keer aan de orde gesteld in de Razeb en heeft grote vraagtekens geplaatst bij de machteloze aanwezigheid van de EU in Somalië. Het is goed dat er nu besloten is het transport van humanitaire middelen over water te beveiligen. Transport over land blijft nog een punt van zorg, ondanks de toezegging van de minister dat hij middels een ingenieus plan ervoor kan zorgen dat de hulp veilig ter plekke kan komen. De situatie in Somalië blijft verslechteren. Het aantal vluchtelingen en ontheemden neemt per dag toe. Ik ben het eens met de uitspraak dat Somalië geen militaire oplossing kan hebben maar dat er een politieke oplossing moet komen. Dat is natuurlijk het moeilijkste wat er is, vooral als je bedenkt dat daar Ethiopische troepen zitten die de TFG in het zadel houden. Welk alternatief ziet de minister? De Afrikaanse Unie heeft aangegeven er nog niet klaar voor te zijn AMISOM te vervangen. De politieke wil ontbreekt. Graag verneem ik hierop de reactie van de minister.

Van de bevolking is 43% afhankelijk van humanitaire hulp, hoewel ik vrees dat dit percentage inmiddels hoger is geworden. Het is heel goed dat de minister een side event over Somalië heeft georganiseerd. Wat is daar overigens uitgekomen? Mijn prangende vraag is verder: is er voldoende humanitaire hulp voor Somalië en is de minister eventueel bereid extra middelen hiervoor in te zetten?

De ontheemden vormen een gigantisch probleem in de regio. Wij hebben één van de kampen aan de grens met Somalië bezocht. In het gesprek met de gouverneur van de Somali-regio heeft deze aangegeven dat het Internationale Rode Kruis wordt gezien als een terroristische organisatie. Hoe is de situatie nu? Heeft het Rode Kruis toegang tot IDP’s en welke rol speelt UNHCR daarbij? Ik herinner daarbij aan de motie-Ferrier van 24 november 2005.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook van mijn kant grote dank aan het ministerie en de ambassade voor het organiseren van de zeer indrukwekkende reis in januari. Als je zo kan meekijken, niet alleen in de hoofdstad maar ook in de buitengebieden, word je, mede op basis van de gesprekken die wij daar gevoerd hebben, ook geconfronteerd met de problemen in de gehele regio, aangezien je Ethiopië niet geïsoleerd kan beschouwen. Het gaat om een regionaal conflict: Somalië, Djibouti, Eritrea en Ethiopië. Mijn vraag aan de minister is dan ook in hoeverre er initiatieven zijn om tot een regionale aanpak te komen en welke plannen er zijn om tot regionale overleggen te komen. Eritrea en Ethiopië kan je niet geïsoleerd zien. Eritrea zit ook in Somalië met zijn troepen, althans er is steun voor de islamitische rechtbanken daar.

Ook bij mij leven er grote zorgen over de mensenrechten en de persvrijheid in Ethiopië. Er zitten daar mensenrechtenactivisten en politieke dissidenten vast. Verder is de 10% beperking voor de lokale ngo’s om steun te ontvangen uit het buitenland de nekslag voor het maatschappelijk middenveld. Daar waar onze MFO’s graag willen samenwerken met lokale partners, zal de desbetreffende wet dat enorm beperken. Ik verzoek de minister dan ook om volle druk uit te oefenen op Ethiopië om die beperking van 10% flexibeler te benaderen. Ik ben het met de heer Irrgang eens dat Ethiopië aanleiding geeft tot een dubbel gevoel. Aan de ene kant zien wij vooruitgang; het inkomen van mensen gaat er inderdaad op vooruit. Aan de andere kant zien wij geen vooruitgang op het gebied van de mensenrechten. En dat gaat dus niet hand in hand. Het is niet zo dat ontwikkeling altijd leidt tot grotere eerbiediging van mensenrechten en democratisering. Ook in het OS-beleid moet daarop wellicht nog meer worden ingezet.

Tijdens onze reis hebben wij kunnen constateren dat op het platteland de toegang tot de scholen verbetert. Het gratis onderwijs helpt om de kinderen naar school te krijgen. Dit helpt ook bij het halen van de Millenniumdoelstelling inzake iedereen naar school. Tegelijkertijd zien wij dat er bijkomende problemen ontstaan. Toen wij er waren, was er nog geen kredietcrisis en ook de voedselprijzen waren toen nog geen issue. Ook spelen natuurlijke factoren een rol zoals extreme droogte en overmatige regenval. Het land krijgt al met al dus enorm veel over zich heen. Wij weten overigens dat Nederland zich flink inzet als het gaat om de humanitaire hulp. De minister zit daar echt bovenop.

Onze fractievoorzitter heeft zeer recentelijk een aantal IDP- en vluchtelingenkampen in de regio bezocht, hetgeen ons aanleiding geeft tot een aantal vragen aan de minister. Nederland stopt als een van de grote donoren enorm veel geld in het Central Emergency Response Fund. Van de ngo’s vernemen wij echter wat kritische geluiden als het gaat om het monopolie van dit fonds bij de noodhulp. Ze hebben ons laten weten dat ECHO toegankelijker, sneller en effectiever is bij het leveren van noodhulp en dat het CERF uitsluitend solistisch werkt en niet openstaat voor ngo-financiering terwijl dat laatste bij ECHO wel het geval is. Is de minister bereid om daarnaar te kijken?

De tweede vraag mede namens mijns fractievoorzitter betreft het registratiekamp Lefe Isa. Daar zitten nog steeds 20 000 mensen te wachten op registratie. Zolang men niet geregistreerd is, heeft men geen recht op de volledige opvangvoorzieningen. Wil de minister aangeven wat de huidige situatie hieromtrent is en wat de mogelijkheden zijn om via UNHCR ervoor te zorgen dat meer mensen zullen worden geregistreerd? Anders duurt het nog tien tot vijftien maanden voordat die mensen daadwerkelijk een status hebben en effectieve opvang krijgen. Als ze dan geregistreerd zijn, komen ze in het kamp Sheddar en daar is de situatie ook nog niet naar tevredenheid gezien het drinkwatergebrek en de slechte sanitatie. Wij vragen bijzondere aandacht voor dat kamp waar 15 000 vluchtelingen verblijven.

Dan de IDP’s, de 14 000 mensen die rondzwerven. Zij willen graag terug maar zien zich beperkt door de hulp die ze kunnen krijgen als het gaat om terugkeer. Graag verneem ik hierop de reactie van de minister.

Dan Somalië. Wij zijn ontzettend blij dat Nederland bereid is geweest nogmaals een fregat naar dat land te sturen. Daarmee is gegarandeerd dat de voedseltransporten van het WFP veilig de haven van Mogadishu bereiken. Echter, eenmaal daar aangekomen zien wij dat veelal een groot deel van dat voedsel verdwijnt, soms wel 40%, en via allerlei checkpoints in handen komt van de militia. Wij kennen het boek van Polman. Ook wij wilden de verhalen zoals beschreven in de Crisiskaravaan graag bestrijden. Wij verwachten creatieve ideeën van deze minister als het gaat om de mogelijkheden om verder ook op land de voedseltransporten beter te garanderen. Misschien kan de minister in dit kader ook ingaan op de onlangs gesloten Djibouti-overeenkomst die onder meer betrekking heeft op het beveiligen van de humanitaire hulpverlening.

Tijdens haar bezoek heeft de Kamerdelegatie ook gesproken met Konaré waarbij zij ook grote zorgen heeft geuit over Somalië. Hij heeft ons op het hart gedrukt dat de Afrikaanse Unie meer betrokken wil worden, waarbij hij gevraagd heeft om de Afrikaanse Unie qua capaciteit en financiën dan wel in staat te stellen om die rol serieus op zich te nemen zodat de Ethiopische troepen, waarvan mensenrechtenorganisaties zeggen dat die zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen, zich terug kunnen trekken. Ik verneem graag van de minister in welke mate AMISOM in dit licht eventueel nog versterkt kan worden. Ik weet dat er twee Nederlanders trainen als het gaat om capaciteitsopbouw, maar dat aantal klinkt mij toch wel heel beperkt in de oren.

Wat betreft Eritrea hebben wij grote zorgen over de 2000 politieke en religieuze gevangenen. Een groot deel ervan is christelijk. Deze mensenverblijven in zeecontainers. De internationale gemeenschap staat wat dit betreft toch wat met lege handen, hoewel ik uit de stukken begrijp dat wij nog een kleine voet tussen de deur hebben. Naar ik heb begrepen, geeft Europa via het Cotonou-verdrag nog wel hulp. Hebben wij daar nog mogelijkheden om de mensenrechtensituatie in Eritrea aan de kaak te stellen? Naar ik heb begrepen is er conform artikel 7 een sanctieregime, oplopend tot de sanctie om de hulp terug te schroeven. Hoewel je met dat laatste altijd voorzichtig moet zijn als het gaat om mensenrechten, is het wel goed om dat totale sanctie-instrumentarium in het oog te houden, teneinde de mensenrechtensituatie aldaar scherper onder de aandacht te brengen.

Wat betreft de druk op Ethiopië ben ik het eens met wat mevrouw Ferrier daarover heeft gezegd. Er is sprake van een patstelling. Eritrea heeft zelfs UNMEE weggestuurd. De spanningen lopen op, er zijn af en toe grensconflicten en beschietingen. Ik kan niet anders dan constateren dat de grote broer zijn verantwoordelijkheid zou moeten nemen door de demarcatiegrens te accepteren. Het is niet anders. Het is een gigantisch groot land. Ik begrijp de spanningen maar laten wij de impasse proberen te doorbreken door gewoon te accepteren dat die grens daar loopt om zo tot ontmanteling van de troepen aldaar te komen. Ik begrijp dat er honderdduizenden aan de ene kant zitten en honderdduizenden aan de andere kant. Dat kost ontzettend veel geld. Terwijl het gaat om een van de armste landen in de wereld, moet het zo veel investeren in zijn defensieapparaat om daar de status quo te handhaven. Dat is toch van de gekke? En wij als internationale gemeenschap blijven maar investeren. Ik vind dan ook dat de internationale gemeenschap wat dat betreft meer druk zou moeten uitoefenen op Ethiopië vanwege die demarcatielijn.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Voorzitter. De reis naar Ethiopië heeft grote indruk gemaakt op mijn collega Waalkens en mijzelf. Ondanks alle ellende zien wij toch dat het een prachtig land is met een lange geschiedenis en een hoge cultuur. Dat kwam ook tot uitdrukking in de gesprekken met de verschillende ministers en de president. Ondanks dat pareltje dat wij zagen weten wij ook allemaal dat erachter heel veel ellende schuilgaat. Het is aan ons parlementariërs om dat continu aan de orde te stellen en druk uit te oefenen, in de zin dat Nederland zijn uiterste best doet om vorderingen te boeken in de regio, dus niet alleen in Ethiopië. Wij gaan er in ieder geval van uit dat Nederland goed de vinger aan de pols houdt en dat het doet wat het kan. Ondanks dat moeten wij constateren dat het nog niet genoeg is. Dat ligt niet aan Nederland maar aan de internationale aandacht die de regio krijgt. Er is sprake van grote droogte ven voedselschaarste. Toen wij over de Ogaden vlogen zagen wij mensen lopen van niets naar nergens. De afstanden die ze moeten overbruggen om schoon drinkwater te krijgen zijn groot, met daarbij nog alle gevaren die de mensen onderweg tegenkomen. Als internationale gemeenschap moeten wij veel meer oog hebben voor wat daar gebeurt. Het gaat dan niet alleen om geld maar ook om aandacht en politieke druk en dialoog.

Vervolgens wil ik iets zeggen over de etnische en religieuze groepen in de regio. In Ethiopië gaat het nu nog goed, maar je voelde gewoon de spanningen borrelen. Je weet ook dat als het misgaat het ook goed misgaat. Het is dan ook essentieel om snel vorderingen te maken om die spanningen weg te nemen. Hiervoor is vooral van belang de politieke dialoog met de huidige regering. Ondanks dat zij op bepaalde gebieden goed beleid voert, zoals op het gebied van de economie, zien wij vooral dat de democratie, de transparantie en het perspectief voor de mensen onvoldoende gegarandeerd worden door de overheid. Ik roep de minister op om zich internationaal, liefst met Europese landen, hard op te stellen tegen de nieuwe ngo-wet die nu voor het parlement voorligt. Zo’n wet moeten wij tegen kunnen houden. Het mag niet zo ver komen zoals wel gebeurt is met de perswet. Wij waren daar. Wij konden amper sms’en of bellen. De boel wordt gewoon geblokkeerd. De mensen krijgen geen vrijheid. Als er iets is waar wij op in moeten zetten, is dat het wel. Wat betreft die democratisering weten wij dat het NIMD zijn best doet. Diens rol moet hierin ook gesteund worden. Dat geldt zowel de capaciteitsopbouw van de verschillende partijen als die van de verschillende organisaties, zoals civil society- en mensenrechtenorganisaties. Dat moet dan tevens onafhankelijk van de overheid gebeuren. Het is belangrijk om kritisch te beschouwen welke ngo’s wij steunen en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat hun capaciteit wordt opgebouwd. Wij doen veel in Ethiopië. Veel gaat ook goed. Wij hebben daar mooie voorbeelden gezien van de Ethiopian Netherlands Horticulture Partnership. In twee jaar zijn er 2,6 miljoen meer kinderen naar de basisschool gegaan en is de toegang tot veilig drinkwater met 16% vergroot in de rurale gebieden. Wij weten dat de ambassade daar de capaciteit heeft om plannen verder uit te rollen. Dan heb ik het over de protection of basis services. Ik verwacht van de minister dat waar het kan, hij ook de ambassade steunt in dit opzicht.

Er is door mijn collega’s al heel veel gezegd over de Somali-regio. De situatie aldaar baart ons allen grote zorgen. Dat betreft niet alleen de positie van meisjes en vrouwen. Bijna 100% van de meisjes daar is besneden. Heel belangrijk is ook dat in de breedte de plattelandsontwikkeling van de grond komt, maar ik krijg geen signalen dat dit al gebeurt. Ik besef dat het een immens groot stuk gebied is, maar wij moeten daar wel aan gaan werken. Plattelandsontwikkeling en watermanagement zijn essentieel. Het grootste probleem in de Somali-regio betreft de toegang tot de ngo’s. Die moet verbeterd worden.

Op het gebied van de gezondheidszorg merk ik dat Ethiopië goed beweegt. De overheid werkt daar redelijk samen met bepaalde partners. Bij ons bezoek aan het Fistula Ziekenhuis waren wij diep onder de indruk. Ze helpen daar niet alleen vrouwen die verstoten zijn doordat ze met de bevalling helemaal uitgescheurd zijn, maar ze werken ook preventief door het bouwen van verschillende ziekenhuizen in de regio samen met de overheid en door het opbouwen van verloskundigen. Wel hebben wij vernomen dat de funding in 2009 al onvoldoende zal zijn. Ik vraag de minister dan ook om via de ambassade de vinger aan de pols te houden.

Wij hebben in Nederland een behoorlijke groep uit de Diaspora. Mij lijkt het zinvol dat de potentie van die groep benut wordt voor ontwikkeling van de regio in de individuele landen. Misschien zijn het soms kleine projecten maar het zijn wel projecten die van de basis af worden opgezet, hetgeen mijns inziens een belangrijke voorwaarde is. Ik denk dat wij de kracht van de Diaspora daarin kunnen benutten. Sommigen uit de regio die in Nederland zijn, zullen hier blijven, maar ook voor hen kan het helend werken als ze zich op de een of andere manier kunnen inzetten voor het land dat zij gevlucht zijn. Ook voor hun psychische verwerking is het goed om de Diaspora erbij te betrekken.

Ook voor Eritrea geldt dat een politieke dialoog nodig is. Het is dan ook heel goed dat de EU daarmee bezig is. De conditionaliteit daarin steunen wij. Aan de demarcatie van de grens moet heel snel een eind komen. Wij zijn het met de ChristenUnie eens dat er druk op Ethiopië uitgeoefend moet worden om de grens definitief vast te stellen. Wij hebben in Ethiopië gehoord dat het conflict met Eritrea toch ook te maken heeft met het botsen van de twee presidenten zelf. Ik kan dat niet verder verifiëren, maar als dat zo is, dan zou dat wel heel erg triest zijn.

Verder hebben wij gehoord dat de Eritreeërs in het buitenland van de overheid 2% van hun inkomen moeten betalen aan de overheid. Dat gaat dan via allerlei organisaties. Heeft de minister dergelijke geluiden ook gehoord? Kan hij nagaan of ze wel of niet kloppen? Zo ze wel kloppen, wat kan er aan gedaan worden? Als deze mensen de incometax niet betalen, kunnen ze niet meer terug naar Eritrea om hun familie op te zoeken.

Wat betreft Somalië is het allereerst van belang dat Ethiopië zich terugtrekt uit dat land. Ik denk dat dit opgepakt moet worden in samenwerking met de EU en de Amerikanen. Wij hebben straks een nieuwe president in de VS en mijn hoop is dat er dan vooruitgang te boeken is wat betreft de positie die de Amerikanen innemen ten aanzien van het verblijf van Ethiopische troepen in Somalië.

Antwoord van de minister

Minister Koenders: Voorzitter. Ik dank de leden voor de door hen gestelde vragen en voor de indrukken die ze hebben gegeven van hun reis naar de Hoorn van Afrika. Die indrukken zijn ook voor ons belangrijk. De aanwezigheid van het Nederlandse parlement versterkt ook het engagement van Nederland in de regio. De Hoorn van Afrika is op het ogenblik een van de meest uitdagende gebieden ter wereld, zowel vanwege de voortdurende instabiliteit in delen van de regio als vanwege de enorme inspanningen die nodig zijn om de Millenniumontwikkelingsdoelstellingen te halen. Het gaat om een buitengewoon arme regio. Gelet op de geopolitieke en klimatologische problemen en in verband met de samenhang van een aantal vluchtelingenstromen en conflicten, dient de aanpak zo veel mogelijk regionaal te zijn. Het is zelfs nog wat breder dan de drie desbetreffende landen. Ik kom zelf net terug uit Jemen. Daar zie je al de gevolgen van het niet oplossen van problemen in Somalië, hetgeen leidt tot instabiliteit daar. De meeste mensen komen dus eigenlijk daar terecht. Dat is dan ook een van de redenen waarom wij de Hoorn van Afrika een prioritaire regio vinden waar wij ook actief zijn. Wij hadden daar twee partnerlanden, te weten Ethiopië en Eritrea. Ik ben zelf naar Eritrea gegaan om in een tamelijk moeilijk gesprek met de president daar een eind te maken aan de ontwikkelingsrelatie vanwege de ernstige mensenrechtenschendingen. Wij hebben wel gezegd dat het van belang blijft om de communicatiekanalen met Eritrea open te houden. Dat is overigens niet gemakkelijk. Het gaat daar ook om een regering die zichzelf enorm heeft ingegraven en die eigenlijk geen enkel contact wil hebben met de Afrikaanse Unie en de VN. Dat maakt het dus buitengewoon moeilijk om ook initiatieven van buitenaf te steunen in de richting van Eritrea. In het gesprek met de president heb ik tevens gezegd dat wij wel gesprekspartners willen blijven van de Eritrese regering en wel vanwege de samenhang van de conflicten.

Het grensconflict is in feite de kern van het probleem in de gehele regio, welk conflict gedeeltelijk wordt uitgevochten in Somalië. Het is tegelijkertijd een zeer moeilijk oplosbaar probleem en wel om een aantal redenen. Een ervan wordt gevormd door de persoonlijkheden van beide presidenten die samen gestreden hebben voor de bevrijding van Ethiopië na het Mingistu-regime en die samen ook uit dezelfde streek komen. Als je tussen vrienden vijandschap krijgt, dan is de haat soms groter. Dat geldt zeker in landen waar het leiderschap relatief erg belangrijk is. Dat maakt het dus voor derde partijen ongelofelijk moeilijk om daarmee om te gaan. Dat neemt niet weg dat er wel iets zou kunnen gebeuren. Juridisch heeft Eritrea weliswaar het gelijk het meest aan zijn kant, maar voor de oplossing van het probleem is ook Eritrea nodig. De stappen die dat land gezet heeft om een eind te maken aan UNMEE zijn onproductief en risicovol. Ook Eritrea heeft nog een rol te spelen bij de demarcatie van de grens. Waar Eritrea in ieder geval juridisch gezien een positie heeft die dichter bij de uitspraak van de Arbitragecommissie ligt, vind ik dan ook dat de druk op Ethiopië moet worden vergroot op dit punt. Wij hebben ons daarbij natuurlijk afgevraagd of het hulpinstrument daarvoor van dienst zou kunnen zijn. Ik ben ervan overtuigd dat dit niet zo is. Ik ben ook nog niet van het tegendeel overtuigd. Maar dat maakt het niet gemakkelijker om tegelijkertijd die druk uit te oefenen. Ik denk dat die druk veel breder moet zijn. Die moet niet alleen door Nederland maar zeker ook door Europa en de VS uitgeoefend worden. De Amerikaanse en de Engelse regering zien Ethiopië als een strategische macht in de regio, hetgeen echter ook wel zijn beperkingen heeft. Dat leidt ertoe dat het moeilijker is voor landen zoals Nederland die wat evenwichtig in het conflict staan, om te proberen hun invloed aan te wenden. Dat neemt niet weg dat op het ogenblik in het kader van de VN op allerlei manieren geprobeerd wordt om er een oplossing voor te vinden. Als gevolg van het nieuwe leiderschap van de Afrikaanse Unie en de nieuwe Amerikaanse regering zou wellicht een nieuw momentum kunnen worden gecreëerd om aan dit ernstige grensconflict een eind te maken. Ik geloof niet dat het in het belang van beide betrokken partijen is om direct tot oorlogshandelingen over te gaan. Dat is ons ook volstrekt duidelijk gemaakt door zowel Ethiopië als Eritrea. Dat neemt niet weg dat als zo veel militairen tegenover elkaar staan, dit buitengewoon risicovol is. Een eerdere oorlog daar heeft vele duizenden doden gekost. Volstrekt zinloos; Het ging over een stukje zandbak waar je je toch moeilijk van kan voorstellen dat het nodig is om daarvoor zo veel mensen hun leven te laten verliezen. Ook vanuit de Eritrese kant mag wel iets meer coulance worden verwacht binnen de juridische gelijkheid als het gaat om onderhandelingen met Ethiopië over reële of virtuele demarcatie van de grens. Dat geldt ook voor de toegang tot de havens in Eritrea. De oorsprong van de oorlog had ook duidelijk te maken met de manier waarop Eritrea destijds een eigen munteenheid creëerde en met het feit dat het de regionale economische samenwerking die juist zo essentieel is voor die regio, blokkeerde. De schuld ligt dus niet bij één partij. Wel maak ik mij zorgen over het feit dat Eritrea zich steeds verder ingraaft en eigenlijk voor nauwelijks iemand meer aanspreekbaar is. Alleen Noorwegen en Nederlands spreken nog op het hoogste niveau met de Eritrese regering. Uiteraard zijn er wel contacten in de regio. Een en ander betekent wel dat Eritrea zich meer zal richten op de Arabische regio met een zekere mate van risico’s die dat met zich brengt, zeker gelet op de facties die het in Somalië ondersteunt en die aldaar invloeden kunnen introduceren waar eigenlijk niemand belang bij heeft. Dan heb ik het natuurlijk ook over terroristische strijders en dergelijken. Het is dus een ingewikkelde problematiek. Nederland zal zich op dat punt actief blijven inzetten. Vanwege de ontwikkelingssamenwerking hebben wij als Nederland een goede relatie met Ethiopië. Wij zijn bovendien on speaking terms met Eritrea. Ten aanzien van Somalië hebben wij een aantal initiatieven genomen die binnen de machtsmogelijkheden die Nederland heeft, een aantal extra activiteiten ondersteunt. Somalië is overigens nooit een partnerland van Nederland geweest en dat ga ik het ook niet maken. Wij kunnen in Nederland maar een bepaald aantal dingen aan. Mij moet wel van het hart dat er internationaal weinig diplomatieke kracht wordt ingezet om het probleem in Somalië tot oplossing te brengen.

Dat betekent niet dat er niets gebeurt. Ik ben het ook niet eens met de kwalificatie die de heer Irrgang geeft aan de overgangsregering. Ik heb geen enkele naïviteit ten aanzien van de realiteit van het proces. Het is duidelijk dat de precieze machtsverhoudingen buitengewoon complex zijn en dat het Djibouti-proces «the only game in town» is. Dat vind ik niet alleen, maar dat vindt ook de VN, met name de VN-vertegenwoordiger, de heer Abdallah, met wie ik uitgebreide gesprekken heb gehad. Hij is ook in de vergadering van New York geweest waarin eigenlijk alle VN-agencies en de regeringen het erover eens waren dat er geen alternatief is. Ik ben het dus ook niet met de heer Irrgang eens dat het hetzelfde is als een mensenrechtenschendende organisatie die zich in Somalië bevindt en links en rechts wat klappen uitdeelt. Dat neemt niet weg dat het wel heel ingewikkeld is. In genoemde bijeenkomst in New York hebben wij dan ook de nadruk gelegd op de vraag hoe wij binnen de internationale gemeenschap een eenheid in de regio kunnen smeden om te zorgen dat die «only game in town» wel een zinnige «game in town» is. Ik heb er namelijk grote twijfels over. Ik wil hier ook niet verhullen dat ik ook de Ethiopiërs verantwoordelijk vind voor mensenrechtenschendingen. Alle partijen zijn verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen in Somalië. Als je met de premier van Somalië spreekt en de mensen die hem nu gaan ondersteunen, dan merk je dat daar de uitbreidingsmogelijkheden liggen om tot een politieke oplossing te komen. Er is geen alternatief voor. Gezien de geschiedenis is de vrede daar niet alleen af te dwingen via de militaire weg. Het betekent dat een aantal processen tegelijkertijd nu op gang moet komen. Een ervan is de terugtrekking van de Ethiopische troepen. Die willen er zelf ook snel weg, want ze hebben zich gedeeltelijk zelf in een moeras gezet. Nu zit daar zowel een risico als een kans aan. Het risico is dat je een machtsvacuüm krijgt dat opgevuld zal worden door krachten binnen de meer radicalere oppositie die de zaak nog erger maken voor de mensen. Er is ook een kans, namelijk dat terugtrekking van de Ethiopische troepen juist de mogelijkheid biedt om eerder tot een politieke oplossing te komen. Hoe groot die kans is, vind ik eerlijk gezegd moeilijk in te schatten. U mag mij daar niet over twee maanden aan houden, want daar is de kwestie te ingewikkeld voor gezien de relaties die er bij aan de orde zijn. Dat was ook een van de redenen waarom wij de side event in New York hebben georganiseerd. Daarbij kan Nederland namelijk al een zekere mate van invloed creëren. Wij zitten niet in de Veiligheidsraad, maar wij hebben er wel voor gezorgd dat inclusief de onderminister van de VS voor Afrikaanse Zaken, mevrouw Frazier, en anderen daarbij aanwezig waren, evenals alle VN-agencies en de speciale vertegenwoordiger van de VN. Er zijn een paar dingen uitgekomen. Ten eerste absolute consensus over het feit dat het Djibouti-proces het enige is wat kan gebeuren. Ten tweede een druk om de hardliners verder te isoleren. De druk op de overgangsregering neemt toe als je ongeveer de enige bent die via hulpverlening en dergelijke die zaak een beetje in stand houdt. Ze zijn in die zin dus wel mede van ons afhankelijk. Dat drukmiddel wil ik er dus ook voor gebruiken dat ook de clans die er nu geen onderdeel van uitmaken, er alsnog bij betrokken worden. Dat is de essentiële kans die er nu ligt. Ik ga overigens nu niet van tevoren zeggen dat het lukt. Wij kennen de geschiedenis van Somalië. Het is een land dat vanaf 1991 in feite aan zijn lot is overgelaten door de internationale gemeenschap. Het is als met Afghanistan en andere landen: als de committering niet constant is en er niet over nagedacht wordt, dan ben je tien tot twaalf jaar verder en is de situatie aanmerkelijk gecompliceerder geworden.

Verder weet ik niet of ik het ermee eens ben dat de politie niet versterkt moet worden. Even los van hetgeen er met AMISOM gaat gebeuren, meen ik dat langzaam maar zeker wel een vergroting van de veiligheid moet worden gecreëerd om eilanden van grotere zekerheid te creëren die het proces versterken. Er moet sprake zijn van een hefboomwerking. Ook wat betreft UNDP en de EU hebben wij ons er al buitengewoon geïrriteerd over uitgelaten dat het allemaal zo lang duurt. Dat heeft echter ook iets te maken met regelgeving. Ik kan UNDP en de VN wel dwingen om op een bepaalde manier de politie te ondersteunen, maar wij moeten precies kunnen controleren wie dan wordt gesteund, juist gelet op het gevaar van financiering van verkeerde elementen. Dat leidt helaas dan wel tot allerlei bureaucratische toestanden. In New York heb ik dan ook aangegeven dat dit het proces niet mag frustreren.

De heer Irrgang (SP): De minister zou de Channel Four-reportage «Warlords next door» eens moeten zien over de Engelse steun aan de politiemacht. Welnu die politiemacht is gewoon een misdadige organisaties die geld krijg van de EU en daar mensen afperst, zich schuldig maakt aan verkrachtingen. Ik ben het hartgrondig met de minister eens dat je je moet bemoeien met Somalië, maar dat moet dan wel op een manier die een positief effect heeft. Die politiemacht is geen politiemacht. Dat is een van de partijen die daar de situatie van de bevolking alleen maar nog moeilijker maken. De reden dat UNDP daarmee nu is gestopt, is ook omdat het geen controle meer kan uitoefenen op wat er met het geld gebeurt.

Minister Koenders: Die is er dus. Wij betalen niet op het moment dat het niet duidelijk is dat het geld goed terechtkomt. De politie is niet ineens een heilige macht die het allemaal beter doet dan de anderen, maar het is wel iets wat er moet gebeuren. Dat betekent training, uitbetalingen doen en zorgen dat je weet wie wie is. Als uit de reportage die u noemt die ik overigens zelf niet heb gezien, aanwijzingen naar voren komen dat het niet goed is, moet er direct ingegrepen worden. Vandaar dat er nu een probleem is wat betreft die betalingen. Wij betalen dus niet vanwege het feit dat er zorgen zijn over de rekrutering en de training. Wat mij betreft wordt het probleem sneller opgelost dan nu het geval lijkt te zijn vanwege de bureaucratische gang van zaken als gevolg van verschillende reglementen en het verschil in mate van risico dat landen willen nemen. Ik ben en blijf er van overtuigd dat verificatie absoluut nodig is.

Er zit nog een andere kant aan deze kwestie. Als je zo’n proces begint en je niet uitbetaalt, dan weet je zeker dat die mensen direct overstappen naar de milities die vervolgens wel moorden en verkrachten.

De heer Irrgang (SP): De politie doet al precies dezelfde dingen als de milities, namelijk verkrachten en afpersen.

Minister Koenders: Ik wil daar toch echt afstand van nemen, omdat dat niet uit een documentaire op de televisie kan worden afgeleid. Ik heb daar uitgebreid over gesproken met de VN-vertegenwoordiger, de heer Abdallah. Dat is echt iemand die probeert alles uit de kast te halen om in een moeilijke situatie tot verbetering te komen. En dat wat u zegt, is absoluut niet zijn analyse. Hij vindt dat zo spoedig mogelijk geprobeerd moet worden om het proces van opleiden, trainen en begeleiden van politie te versterken. U heeft er natuurlijk gelijk in dat de mensen die gerekruteerd worden allemaal uit milities komen. Je vindt daar namelijk geen mensen die dat niet doen. Je zal ze er dus bij moeten houden. Het is gelet op de gevechten in de afgelopen periode echt onmogelijk om in Somalië een politieforce op te zetten van mensen die geen verleden hebben in milities.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Is het niet te vroeg om nu al in te zetten op trainingen? Ik onderken ook de risico’s die de heer Irrgang aangeeft. Vandaar mijn pleidooi om AMISOM vooral te versterken in deze overgangsfase, zodat wij rust kunnen creëren en het Djibouti-proces zijn gang kunnen laten gaan. Daarop zouden wij als Nederland moeten inzetten.

Minister Koenders: Gezien de complexiteit van het probleem in Somalië is het niet het één of het ander. De politie heeft ook een taak, law and order. In alle landen waar dit soort conflicten is, zal je moeten beginnen met mensen uit milities te halen om ze te trainen voor politietaken etc. Natuurlijk gaat dat niet op de manier zoals wij dat in Nederland gewend zijn. Je kijkt naar de mogelijkheden tot verbetering en versterking en op het moment dat het niet goed gaat, trek je je geld terug. Natuurlijk wil Nederland AMISOM graag versterken. Dat doen wij ook al. Wij zijn een van de grootse financiële donoren van AMISOM. Tot dusverre gaat het om een bedrag van meer dan 15 mln. Half november komt er een nieuw appeal. Ik ben het met de heer Voordewind eens dat hierin de enige mogelijkheid is gelegen om op dit moment het proces te versterken. Ik zie namelijk nog niet dat de Veiligheidsraad bereid zal zijn om bij de terugtrekking van Ethiopische troepen een VN-vredesmacht te zetten. Bij versterking van AMISOM gaat het in feite om «boots on the ground». Naast de financiële steun die Nederland geeft, is het ook betrokken bij de Afrikaanse Unie zowel qua financiering als qua training van mensen. Onze ambassadeur bij de Afrikaanse Unie is daar een van de meest actieve ambassadeurs. Ik ben zelf bij de Top van de Afrikaanse Unie geweest. Wij worden ook geroemd voor onze steun daaraan. Ik ben dan ook niet in staat om meer te doen dan ik nu kan.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ook wij hebben van Konaré begrepen dat Nederland al flink doneert. Dat laat onverlet mijn pleidooi om binnen de EU te kijken of verdere ondersteuning mogelijk is. Ik zie als enige oplossing om de «boots on the ground» via de Afrikaanse Unie te realiseren.

Minister Koenders: Het betreft zeker niet alleen de Europese Unie. Ik zou graag zien dat een aantal islamitische landen zich nu eens verder verdiepen in de discussie over een multinationale vredesmacht. Ik heb inmiddels begrepen dat die discussie ook al is begonnen. Het is een regio waar ook anderen verantwoordelijkheid hebben en waar Europa gezien de geschiedenis niet de enige is die het probleem kan oplossen. Ik zeg dit niet om het af te schuiven. U weet dat ik en een aantal anderen, zeker ook Louis Michel, hier zeer actief in zijn, maar het gaat om een groter geopolitiek verhaal, waarin de Amerikanen wat mij betreft een grotere productievere rol kunnen vervullen evenals de regio. Binnen de huidige machtsverhoudingen en mogelijkheden vind ik dat Nederland zich maximaal inzet. Dat geldt ook voor de discussie over piraterij. Dit conflict wordt gewoon gefinancierd uit piraterij en soms vanuit elementen van de Diaspora. Laat overigens duidelijk zijn dat ik de Diaspora hier niet verantwoordelijk voor stellen. Er zijn ongelofelijk veel mensen, ook vanuit Nederland, die voor de vredesprocessen zijn. De premier van Somalië is hier geweest en heeft ook gesproken met de Somalische Diaspora. Wij hebben ook een uitzondering gemaakt voor Somalië als het gaat om de terugkeerprojecten, juist om dat land erbij te betrekken.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik heb in mijn bijdrage gezegd het belangrijk te vinden dat nagegaan wordt hoe wij de kennis en kunde die wij in Nederland hebben, breder in kunnen zetten. Ik heb uit ons gesprek met de Afrikaanse Unie begrepen dat Nederland AMISOM wat dat betreft verder zou kunnen versterken.

Minister Koenders: Ik heb met Konaré nog gesproken na uw bezoek en inmiddels ook met de nieuwe voorzitter, de heer Ping. Ik geloof dat Nederland zich echt maximaal inzet. Mochten er nog additionele mogelijkheden zijn op militair terrein, dan vind ik dat echt een zaak van de minister van Defensie. Zoals bekend, hebben wij ook zelf keuzes gemaakt over waar wij werken. In het algemeen is er ook vanuit de Kamer een zeer grote terughoudendheid als het gaat om missies in Afrika. In kan in ieder geval net meer doen dan ik nu doe.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Wat ik mis in het gehele verhaal over de Hoorn van Afrika is een visie. Ik hoorde dat de Afrikaanse Unie wel duidelijk een visie heeft. Het klonk in eerste instantie prachtig, the United States of Africa, maar er was er geen stappenplan. Hoe gaat men het nu handen en voeten geven? Het is bij een visie gebleven. Hoe kunnen wij als Nederland nu steun geven aan de uitwerking van die visie? De minister zegt: wij doen wat wij kunnen. Dat geloof ik ook, maar waar het gaat om de toekomst van de Hoorn van Afrika vind ik dat daar wel meer naar gekeken mag worden. Anders blijven wij steken op de huidige situatie.

Minister Koenders: Ik ben mij niet bewust van een visie van de Afrikaanse Unie op de Hoorn van Afrika. De landen zijn sterk verdeeld. Daar ligt het probleem waarom de Afrikaanse Unie voor het grootste deel machteloos is; de landen in de regio kunnen het niet eens worden. Ik weel wel dat de heer Konaré een visie heeft die op zichzelf zeer interessant is, maar die heeft veel meer te maken met het risico dat hij ziet dat de samenhang van een aantal ontwikkelingsproblemen en klimatologische problemen, gekoppeld aan een heel belangrijke geostrategische positie, een giftige mix oplevert. Ik ben het ook wel met u eens dat de strategie ten aanzien van de Hoorn van Afrika vanuit de internationale gemeenschap zeer gering is. Nederland probeert dit zo veel mogelijk in de EU aan de orde te stellen. Dat is ons eerste kader van beïnvloeding. Het is ook op initiatief van Nederland geweest dat Somalië en de Hoorn op de agenda zijn gezet van de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en dat dit ook regelmatig op bijeenkomsten van de ministers van Buitenlandse Zaken aan de orde komt. Nederland levert zijn bijdrage door allerlei katalyserende interventies, zoals het fors ondersteunen van ontwikkeling in Ethiopië en het weghalen van de langetermijnoorzaken van dit soort crises, zoals op het terrein van landbouw en gezondheidszorg. Wij hebben een moeilijke keus moeten maken ten opzichte van Eritrea, maar ik kon op dat punt niet anders dan concluderen dat handhaving van ontwikkelingssamenwerking alleen maar financiering van repressie zou zijn. Dat betekent niet dat op een aantal punten met betrekking tot de voedselcrisis mensen daar wel beschermd moeten worden, ook via de EU. Bij Somalië loopt Nederland opnieuw voorop om een fregat te sturen. Het is de tweede keer dat wij dat doen. Verder proberen wij samen te werken met de organisaties die in de modder staan van de ellende, teneinde ervoor te zorgen dat de hulp daar komt waar die behoort te komen. Overigens kan ik niet bevestigen dat 40% van de hulp niet terechtkomt waar die terecht behoort te komen. Ik denk ook eerlijk gezegd dat dit een onjuiste aanname is. Er is een systeem dat er voor moet zorgen dat de goederen in Mogadishu aankomen. Vervolgens wordt gewerkt met lokale transporteurs die pas uitbetaald worden als de goederen ter plekke zijn. Het is zeker niet zo dat de oorlog gefinancierd wordt vanwege de humanitaire hulp. Dat is echt klinkklare onzin. De oorlog wordt gefinancierd via piraterij en externe financiering. Daar waar er een bedrag zou zijn, is dat in ieder geval heel beperkt. Dat neemt niet weg dat wij er zeer alert op moeten zijn.

Vervolgens kom ik te spreken over Ethiopië. Ik ben het zeer eens met de analyse dat er sprake is van een interessante en misschien ook wel moeizame dichotomie in het geheel. Het gaat vrij goed met de ontwikkeling vanuit een zeer laag beginpunt. De participatie in het primair onderwijs is gestegen van 30% in 2004 naar 91% in 2008. Daaraan heeft Nederland zeer fors bijgedragen. De dekking van de primaire gezondheidszorg is toegenomen van 72% tot 83%. Er is sprake van een verzevenvoudiging van het aantal mensen dat behandeling krijgt voor AIDS. Er is een economische ontwikkeling gaande die ik zeer interessant vind en waar onze activiteiten ook zeer op gericht zijn. Mevrouw Ferrier heeft daar terecht op gewezen. Nederland ondersteunt de partnerschappen en de handelsketens fors. Toen ik bij president Meles was, was dat ook zijn hoofdpunt. Dat ziet hij als de kansen voor modernisering van ontwikkelsamenwerking en zo zie ik dat zelf ook. De export van oliezaden en bloemen is gigantisch gestegen. Bijvoorbeeld de invoerwaarde vanuit Ethiopië geïmporteerde rozen is van € 87 000 gestegen naar 31 mln. op dit moment. Ook op het terrein van onderwijs wordt samengewerkt. Ik wijs op het NUFFIC. Heel belangrijk is ook het programma Productive Safety Nets, dat ook beoogt om versnippering tegen te gaan. De afgelopen periode hebben wij kunnen constateren dat de voedselcrisis en de droogte een enorme invloed hebben op Ethiopië. Afgezien van de militaire toegang in de Ogaden is er natuurlijk een enorm risico voor dat land vanwege externe shocks. Mits effectief en efficiënt willen wij dat de multilaterale instellingen hierop tegenspel gaan bieden, zodat de armste mensen die nu eenvoudigweg niet de koopkracht hebben om voedsel te kopen, worden geholpen. Daarom is extra steun gegeven aan het Wereldbankprogramma Productive Safety Nets in de vorm van een bedrag van 10 mln. Het is dus aanvullend aan humanitaire hulp en richt zich juist op die gebieden waar de mensen vaak te lijden hebben onder klimaatschommelingen. Overigens is de situatie wat dat betreft ernstig aan het worden in Ethiopië. Je ziet ook malaria in bepaalde gebieden terugkomen. Boeren krijgen methoden aangereikt om hun productiviteit te verhogen en voor anderen worden alternatieve inkomstenbronnen aangereikt, zoals kunstmest, zaden en gereedschap. Je ziet ook dat de gebieden waar het programma nu al loopt, langzaam maar zeker beter bestand worden tegen droogte. De sturing van de besteding van de middelen ligt volledig bij de Wereldbank. Ik ben het met degenen eens die gezegd hebben dat wij niet via de overheid moeten gaan werken in Ethiopië, in de zin van directe financiering en verantwoordelijkheid. Dat is op zichzelf een nadeel, aangezien het allemaal langzamer gaat en de transactiekosten hoger zijn. Ik vind het echter niet verantwoord, en wel om een aantal redenen. Wij hebben namelijk te maken met de andere kant van Ethiopië, waar ik mij inderdaad forse zorgen over maak. President Meles heeft de afgelopen periode laten zien dat hij niet dezelfde president is als in de beginperiode. Er is in zekere zin ook sprake van een bepaalde misrekening in de manier waarop de interventie in Somalië heeft plaatsgevonden. Dat uit zich nu ook op het terrein van de ngo-wet. Ik heb de Ethiopische ambassadeur in Nederland bij mij geroepen hierover. Ik vind het namelijk een ernstige zaak. Eurocommissaris Michel heeft hierover op 21 oktober een brief gestuurd naar president Meles waarin staat dat de wet naar de mening van de Europese Commissie niet in overeenstemming is met de geest van het Cotonou-verdag. Het is een heel vervelende wet die in ieder geval ertoe moet leiden dat er sprake is van een inperking van de activiteiten van ngo’s in Ethiopië. Ik denk aan het onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse organisaties, waarbij elke organisatie die meer dan 10% financiering uit het buitenland ontvangt als buitenlands wordt gezien. Verder noem ik het vastleggen van de activiteitsgebieden voor niet-regeringsorganisaties. De ngo-regulerende autoriteit krijgt vrij veel macht. Ook is er sprake van buitensporige criminalisering van overtreding van de wet. Wij wachten nu op een reactie op de brief van Michel. Ik heb geen idee wat er uitkomt, maar ik ben er niet bij voorbaat optimistisch over.

Mevrouw Ferrier (CDA): Als de heer Michel zegt dat de wet niet in de geest is van het Cotonou-akkoord stelt hij daarmee slechts een feit vast of verbindt hij er ook consequenties aan?

Minister Koenders: Als je een brief aan een president schrijft, ga je niet direct een ultimatum stellen in de zin van: als u dit niet doet, dan houden wij morgen op. Wij leven niet meer in de jaren vijftig of zestig. Dat werkt ook zeker bij president Meles niet. Ik weet nog niet precies wat de consequenties moeten zijn. In ieder geval vinden wij het buitengewoon ernstig. Het lijkt mij niet verstandig om er nu verder op vooruit te lopen, omdat dan het drukmiddel wel eens niet zo effectief zou kunnen blijken te zijn.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Kunt u dat laatste wat meer toelichten? Ik wil u namelijk vragen om juist wat meer de vinger aan de pols te houden. De stappen die zijn ondernomen, vind ik heel goed, maar ik zou willen dat die een vervolg krijgen, ook in de zin dat de Nederlandse ambassadeur in Ethiopië erbij wordt betrokken.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wat zullen de vervolgstappen zijn ten aanzien van die brief? Kunt u de Kamer daarover informeren, zodat wij hier de vinger aan de pols kunnen houden?

Minister Koenders: Ik weet niet wat u van mij vraagt. U stelt dat ik wat moet doen aan de ngo-wet. Vervolgens gebruiken wij alle middelen die wij hebben en dan gaat u mij vragen wat onze vervolgstap is. Ik heb geen vervolgstap. Ik ben met een land in discussie. Wij leven hier in Nederland niet met president Meles aan een draadje. Dan moet u hier een motie indienen met de strekking: als hier niets uitkomt, dan stoppen wij de hulp aan Ethiopië. Ik ga dat dus nu niet doen. Ik heb gezegd wat ik vind. Als u dat onvoldoende vindt dan hoor ik dat wel in tweede termijn. Wat moet ik dan nog meer doen?

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Ik meen te horen dat de minister mij verkeerd heeft begrepen. Ik heb gezegd dat ik het heel goed vind wat de minister nu heeft gedaan. Dat geldt ook voor de brief van de EU. Ik vraag alleen om het niet bij deze acties te laten, dus bij het eenmalige gesprek met de Ethiopische ambassadeur in Nederland en de brief en het antwoord erop. Het gaat erom dat herhaaldelijk signalen afgegeven worden dat wij hier wel op letten en dat wij die wet niet vinden kunnen. Dat is wat ik vraag en ik twijfel niet aan de juiste visie of intentie van de minister, maar er zijn nog mogelijkheden tot beïnvloeding want als straks de wet er door is dan wordt het allemaal veel moeilijker.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mijn vraag had betrekking op het informeren van de Kamer op het moment dat er niets gedaan wordt met de brief en de eventuele vervolgstappen die dan gezet kunnen worden. Ik vraag niet nu om die vervolgstappen.

Minister Koenders: Als de Kamer daarom verzoekt, wordt zij uiteraard geïnformeerd.

Voorzitter. Ik ben zelf ook geconfronteerd met de kwestie rond het ICRC. Het gaat om een bepaalde zaak waarbij de Ethiopische regering een bepaalde positie inneemt. Er is een ban op het ICRC. Sinds juli 2007 is er wel contact tussen het Rode Kruis en het ministerie van Buitenlandse Zaken in Ethiopië. Het gaat om de overheid die een specifiek lid van het Rode Kruis wil horen, dit naar aanleiding van de zogenaamde immuniteitscode die er bestaat in relatie tot het ICRC. Er worden dus garanties geëist van het ICRC. Een van de mensen die voor het Rode Kruis werken wordt om informatie gevraagd. Het Rode Kruis wil best informatie geven en wil er ook wel voor zorgen dat de desbetreffende persoon in gesprek komt met de Ethiopische autoriteiten, maar wil uiteraard wel garanties krijgen met betrekking tot de immuniteit. Dat lijkt mij ook volstrekt terecht. Er blijven dus grote struikelblokken bestaan tussen het Rode Kruis en de Ethiopische regering. Het ICRC benadrukt dat het van goede wil is en bereid is om een compromis te verzinnen, maar dat er ook een teken moet komen van de Ethiopische overheid. Onze ambassade daar houdt op dat punt de vinger aan de pols. Ik moet u zeggen dat ik de uitlatingen over het ICRC destijds onaanvaardbaar vond. Het gaat kennelijk om een bepaald incident dat heeft plaatsgevonden waarin een werknemer van het ICRC beschuldigd is van bepaalde activiteiten. Kennelijk heeft het ICRC nu gezegd wel met die persoon over de brug te willen komen onder voorwaarde van het immuniteitsvereiste. Het is een buitengewoon ernstige situatie aangezien die overschaduwt de enorme risico’s ten aanzien van de vluchtelingen en de humanitaire situaties in dat gebied.

Mevrouw Ferrier (CDA): Zeer zorgelijk omdat wij weten dat UNHCR beperkte middelen heeft om zich voor ontheemden in te zetten. Als het ICRC daar dus niets kan doen, welke mogelijkheden ziet u dan nog om de situaties van de ontheemden te verbeteren?

Minister Koenders: Het inzichtelijker maken van de omvang van het probleem in Ethiopië wordt bemoeilijkt doordat etnische Somaliërs die al in Ethiopië wonen, zich eveneens aanmelden voor registratie als vluchteling. In beginsel komen alleen mensen uit Zuid- en Centraal-Somalië in aanmerking voor de vluchtelingenstatus. Dat lijkt mij ook terecht. Mensen die al uit de Ogaden komen, komen weliswaar niet in aanmerking voor de officiële vluchtelingenstatus maar wel voor reguliere humanitaire hulp, waaraan ook Nederland financieel bijdraagt via het VN-noodhulpfonds voor Ethiopië. UNHCR erkent dat de registratie van de vluchtelingen tot dusverre moeizaam verloopt. Dat heeft vooral te maken met de grote conflicten tussen de lokale overheden en de centrale overheid en met fraude. Ethiopische Somaliërs proberen via de UNHCR voor registratie in aanmerking te komen voor humanitaire assistentie. Dat is actief aangemoedigd door de lokale autoriteiten die op dergelijke wijze trachten hun eigen bevolkingsgroep te helpen, terwijl ze daarin zelf ook een verantwoordelijkheid hebben. Daar ligt eigenlijk het kernprobleem. Na overleg tussen UNHCR en de Ethiopische autoriteiten is vastgesteld dat de Administration for Refugee en Returnee Affairs voortaan verantwoordelijk is voor het opstellen van de vluchtelingenlijsten. Dat heeft geleid tot een dramatische afname van de lijst met Somalische asielzoekers in Oost-Ethiopië, omdat Ethiopiërs van Somalische etniciteit afgevallen zijn. Het aantal mensen dat zich voor registratie meldt, is hierdoor drastisch afgenomen. Bovendien zijn de door de heer Slob genoemde aantallen en de registratietermijn van tien maanden op de registratielocatie niet juist en dus veel te hoog geschat. UNHCR verwacht de registratie van enkele honderden wachtende vluchtelingen binnen enkele weken te voltooien. Daarna wordt deze locatie waar eigenlijk vluchtelingen alleen worden geregistreerd, gesloten. Ik heb hierover ook gesproken met de her Gutiérrez, de hoge vertegenwoordiger voor de vluchtelingen. Zoals bekend geeft Nederland een hoge bijdrage aan UNHCR, namelijk 42 mln. als core-bijdrage. Daarnaast hebben wij 2 mln. bijgedragen aan het Somalië-programma van UNHCR. Dat bevat dus die assistentie aan ontheemden in Somalië en aan Somalische vluchtelingen in buurlanden zoals Ethiopië.

De voedseldistributie in de Somali-regio verliep tot voor kort moeizaam. Dat had niet alleen met de logistiek te maken maar vooral ook met administraties in Ethiopië die elkaar tegenwerkten. Het WFP heeft naar aanleiding van verzoeken van donoren een nieuw systeem opgezet. Dat is nu goedgekeurd door de autoriteiten en is inmiddels operationeel. Bij de humanitaire toegang worden dus veel bureaucratische belemmeringen opgeworpen door de Ethiopische regering die naar mijn indruk te maken hebben met een verkeerde afweging tussen een reëel veiligheidsprobleem en de noodzaak om mensen te helpen. Het WFP is samen met de overheid verantwoordelijk voor de distributie van voedsel. Hiermee heeft het WFP meer regie over en toezicht op de distributie, waardoor het veel minder afhankelijk is van de samenwerking met autoriteiten. De voedseldistributie is efficiënter georganiseerd om logistieke problemen uit de weg te helpen. Zo wil men proberen tegelijkertijd beter te monitoren. Onze ambassadeur is daar zeer alert op. Dat zijn wij zelf ook geweest in de richting van een aantal gelijkgezinden om de druk op Ethiopië te versterken. Voor alle bewegingen in de conflictzones is nog steeds goedkeuring van de autoriteiten vereist. Voedselkonvooien naar deze zones worden begeleid door militaire escortes. Dat levert enorme vertragingen op. Die escortes zijn nooit op tijd of er is een logistiek probleem. Het systeem moet zodanig zijn dat de planning voor voedseldistributie goed is. Ik heb met de humanitaire organisaties, UNHCR en het WFP hierover gesproken. Wij zijn nu bezig met de Ethiopische autoriteiten op het hoogste niveau in Addis Abeba te spreken. Eigenlijk is John Holmes degene die het gesprek leidt vanuit de VN en die de druk op Ethiopië op dit punt steeds verder vergroot. Ik blijf dus zeer bezorgd over de humanitaire situatie in Ethiopië. De oorzaken zijn gelegen in hoge voedsel- en brandstofprijzen, het uitblijven van regen en het mislukken van de oogst. Dat betekent dat er nog meer mensen op noodhulp zijn aangewezen. Daardoor is het aantal mensen dat afhankelijk is van humanitaire hulp bijna verdrievoudigd. Het probleem is verreweg het grootst in de Somali-regio. In de afgelopen maanden is er vanuit de VN een noodhulpverzoek gedaan. Wij hebben een bijdrage geleverd. In 2008 heeft Nederland in totaal 21 mln. bijgedragen voor humanitaire hulp aan Ethiopië. Het heeft 19 mln. beschikbaar gesteld voor het Humanitarian Response Fund en 2 mln. voor UNICEF. Uit het HRF zijn ook projecten van ngo’s ondersteund. Meerdere donoren dragen bij aan dit fonds. Nederland is een van de grootste donoren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb hier voor mij het laatste rapport van ZOA van november 2008. Met betrekking tot het registratiekamp wordt in dat rapport gesteld dat een aantal van 6000 inmiddels positief is gescreend maar dat er nog sprake is van een grote categorie van Ethiopische Somaliërs die daar geweigerd worden omdat ze simpelweg die status niet krijgen. Die mensen blijven daar dus rondhangen, waarbij hun situatie vrij schrijnend is.

Minister Koenders: Maar daar zit natuurlijk wel een groot dilemma wat betreft humanitaire hulpverlening. Als je vluchtelingen opvangt heeft dat altijd een aanzuigende werking. Ik vind het in dit geval echt terecht dat er geregistreerd wordt. Dat betekent niet dat de rest van de mensen niet geholpen wordt. Er is hiervoor een aanmerkelijk hulpprogramma. Ik vind het wel verstandig van UNHCR dat het op dit punt strak opereert. Als je dat niet doet, lopen daar voordat je het weet allerlei dorpen leeg waarbij mensen afhankelijk worden van de humanitaire hulpverlening en er niet meer wordt geïnvesteerd in oogsten. Dus ik heb geen enkele aanleiding om te geloven dat dit niet de juiste oplossing is. Dat neemt niet weg dat ik het wel heel moeilijk voor die mensen vind, maar die krijgen wel ondersteuning op andere terreinen. Ik vind het dus niet goed dat daar die kampen maar eindeloos uitbreiden. Mijns inziens is het dus een terecht besluit van UNHCR. Ik heb wel problemen met de lokale autoriteiten die dus niet hun eigen verantwoordelijkheid nemen.

Somaliland is een buitengewoon interessant stukje van Somalië waarbij inderdaad wordt gekozen voor de bottom-upbenadering. Dat betekent overigens niet dat je bottom-up maar niet ook topdown moet benaderen. Ook in Somaliland heeft er vanuit de lokale raden en de lokale bijeenkomsten op een buitengewoon ingenieuze wijze een soort verantwoording naar hogere lagen plaatsgevonden, waardoor er in zekere mate sprake is van een democratische vertegenwoordiging op een hoger niveau. Daar heeft zich dus ook een soort regering gevormd waar ik positief over ben. Het andere aspect is de erkenning van Somaliland. Dat vind ik nu echt een zaak van de Afrikaanse Unie die daar ook het voortouw in heeft. Indien Somaliland erkend zou worden door de Afrikaanse Unie, weet ik niet of dat noodzakelijkerwijs in het belang van Somaliland zou zijn, omdat er in die regio namelijk nogal wat strategische problemen zijn. Somaliland wordt in het geopolitieke spel gezien als staande aan één kant daar waar een aantal facties in Somaliland weer aan een andere kant staan. Dus het kan ook een enorme uitnodiging zijn aan een van de buurlanden om in te grijpen. Eigenlijk is de huidige status dus redelijk positief. Ik weet niet of een formele erkenning daar geen afbreuk aan zou doen op het moment dat de instabiele situatie in Somalië zelf vrij groot is. Ik moet wel zeggen dat ik waardering heb voor wat daar gebeurt. Ik zou onze organisaties in Nederland ook willen stimuleren om daar activiteiten te ondersteunen, ook als conflictpreventiemechanisme. Als een bepaald deel stabiel is, is het belangrijk dat dit zich uitbreidt.

Nadere gedachtewisseling

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik ben het grotendeels eens met wat de minister heeft gezegd over Ethiopië. Ik denk dat het onmogelijk is om van hem te verlangen dat hij meer doet dan er al gedaan wordt om daar iets aan de moeilijke mensenrechtensituatie te verbeteren. Ik heb gisterenavond nog het verslag nagelezen dat ik zelf geschreven had. Onze ontwikkelingshulp is 2,5% van de totale ontwikkelingshulp die Ethiopië krijgt. Dus zelfs als je dat zou inzetten, zou dat geen enkele stok betekenen waarmee je daadwerkelijk iets zou kunnen uitrichten.

Dan kom ik te spreken over Somalië. Het gaat er niet om dat ik geen waardering heb voor de rol die Nederland daar speelt. Ik vind het ook heel goed dat de minister het initiatief heeft genomen tot het side event in New York. Ook de rol van Nederland bij de humanitaire hulpverlening in Somalië verdient waardering. De minister zegt over het Djibouti-proces dat het «the only game in town» is. De vraag is dan wel waar het toe leidt. Het zal alleen tot iets leiden als daar ook de islamitische rechtbanken en de Al Shabaab bij betrokken worden, omdat dit partijen zijn die een grote machtsfactor vormen in de Somalië. Naar ik heb begrepen is ook de internationale gemeenschap daarin tot nu toe terughoudend. Het zal mijns inziens ook onderdeel van de oplossing zijn om die partijen erbij te betrekken. Als wij doorgaan met het Djibouti-proces vind ik ook dat de TFG het Statuut van Rome moet tekenen zodat de straffeloosheid ophoudt.

Verder meen ik dat de terugtrekking van Ethiopië kansen biedt en positief kan uitpakken. De politie is mijns inziens geen politie. Daar het niet alleen gaat om trainingen maar ook om het betalen van salarissen door de EU, vind ik dat het desbetreffende programma niet hervat moet worden. Ik zou het op prijs stellen als de minister zich daarvoor zou inzetten.

Door het ontbreken van een centrale regering in Somaliland zijn er natuurlijk allerlei problemen met deviezen en allerlei andere manieren om dit land verder te ontwikkelen. Ik vind het dan wel wat gemakkelijk om dan naar de Afrikaanse Unie te verwijzen wat betreft erkenning. Het grote probleem van Afrika waar altijd door de Afrikanen zelf op gewezen wordt, is de vrees dat wanneer je de koloniale grenzen ter discussie stelt, daardoor allerlei andere grenzen ook ter discussie komen te staan. Welnu, dat is in dezen strikt genomen niet het geval, omdat Somaliland vroeger Brits Somaliland was en is samengevoegd met Italiaans Somaliland. Dat argument gaat hierbij dus niet op. Ik verzoek de minister dan ook om na te gaan of er niet meer gedaan kan worden voor de ondersteuning van Somaliland.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Namens mijn fractie spreek ik grote waardering uit voor de manier waarop hij schippert in dit ongelofelijk complexe geheel. Ik ondersteun hem ook in het aanspreken van de internationale gemeenschap waar het gaat om de aandacht voor deze regio waar sprake is van een buitengewoon explosieve en bedreigende situatie. Ook heb ik waardering voor hetgeen de minister heeft gezegd over het grensconflict tussen Eritrea en Ethiopië en het belang van het druk uitoefenen op Eritrea. Wat betreft de terugtrekking van Ethiopische troepen uit Somalië zou ik willen benadrukken dat dit vooral als een kans moet worden gezien, zodat het belangrijk is er voortvarend mee aan de slag te gaan.

Er is sprake van een dubbele realiteit. Er is vooruitgang maar tegelijkertijd zijn er grote zorgen over mensenrechten en democratisering. Mijn fractie steunt de minister in zijn beleid om de ontwikkelingshulp niet in te zetten als instrument voor de politieke dialoog. In een tussenzinnetje zei hij er echter bij: al ben ik nog niet helemaal van het tegendeel overtuigd. Ik zou graag willen weten wat hij daarmee bedoelt. Ik vind dat je juist in moet zetten op het versterken van het maatschappelijk middenveld daar, als enige manier om ontwikkeling kans te geven.

Verder heb ik gevraagd in hoeverre de aanbevelingen van de mensenrechtenambassadeur worden uitgewerkt en wat de effecten zijn van het goed-bestuurprogramma.

Ten slotte de IDP’s in de Somali-regio. Het internationale Rode Kruis heeft geen bewegingsruimte. UNHCR heeft gebrek aan capaciteit. Wie doet er nu concreet iets voor het toenemende aantal ontheemden?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn inzet. Ook in deze beantwoording blijkt zijn grote betrokkenheid bij het onderwerp, evenals zijn frustratie over de beperkte marges die hij heeft om de situatie in deze regio te verbeteren. Ik dank hem voor zijn toezegging dat hij in ieder geval de Kamer zal informeren op het moment dat er een reactie komt op de brief die door de Europese Commissie is verstuurd. Op die manier kunnen wij misschien samen met de minister nadenken over de vervolgstappen. Het is van belang dat de ngo-wet niet wordt ingevoerd.

Met betrekking tot de Somali-regio zie ik aan de cijfers dat het aantal IDP’s toeneemt. De minister heeft natuurlijk helemaal gelijk als hij zegt dat dit lastig is voor UNHCR aangezien het gaat om geregistreerde vluchtelingen en het vluchtelingen aantrekt. Tegelijkertijd zitten die 72 000 IDP’s daar wel zonder de basisvoorzieningen die zij nodig hebben. Er komt geen steun van de regionale overheid, hetgeen onacceptabel is. Mij lijkt het belangrijk dat er druk wordt uitgeoefend dat Addis Abeba zijn verantwoordelijkheid neemt voor de regio. Zo dat niet lukt, moet geprobeerd worden om buiten de bestaande structuren deze mensen te bereiken. Er zijn ook Nederlandse organisaties die in deze regio’s werken, zoals ZOA. Is de minister bereid na te gaan in hoeverre wij die organisaties direct kunnen versterken, zodat zij ook direct hulp kunnen bieden?

Als het gaat om Sheddar, het vluchtelingenkamp waar wel geregistreerde vluchtelingen verblijven, bereiken mij nog steeds signalen over schrijnende situaties, ondanks de aanwezigheid van UNHCR en WFP. Men klaagt daar over een gebrek aan capaciteit.

Ten slotte krijg ik nog graag antwoord op mijn eerdere vraag over het Central Emergency Response Fund en de klachten dat een en ander toch wel heel traag doorkomt, dit in tegenstelling tot waartoe ECHO in staat is.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. De PvdA spreekt haar steun uit voor wat de minister doet ten aanzien van de regio., De marges zijn klein maar ze worden heel goed benut. Het lijkt ons zeer verstandig om internationaal veel meer aandacht te vragen voor de regio. Nederland doet wat het kan, maar het is niet genoeg. Dus daar moet internationaal aan worden getrokken. Er is een grote behoefte aan opschaling.

Wat betreft Somaliland is mijn perceptie: benut wat kan. Het is inderdaad goed om bottom-up te beginnen. Wij weten dat Novib en een aantal Diaspora-organisaties actief zijn. De minister heeft gezegd dat de Diaspora ook een deel van het probleem is. Dat erkennen wij. Dat is het ook voor het Grotemerengebied. Die erkenning betekent dan ook dat wij er wel een verplichting aan moeten verbinden. Natuurlijk moeten wij samenwerken met de Diaspora waar deze werkt aan de ontwikkeling, maar daar waar de Diaspora een bijdrage levert aan het conflict moeten wij daar op inzetten. Het is dan ook belangrijk na te gaan hoe de lijnen precies lopen en welke interventies wij kunnen plegen. Ook dat kan Nederland niet alleen. De Diaspora zit niet namelijk niet alleen in Nederland.

De uitrol van de keten van zorg voor zwangeren in Ethiopië vanuit het Fistula Ziekenhuis zie ik als een mogelijkheid om de gezondheidszorg aldaar nog beter op te zetten. Het gaat goed, maar er moet nu wel worden doorgepakt. Dus benut de ambassade daarbij. Ook wat betreft de protection of basic services heb ik nog niet echt gehoord hoe de minister daarover denkt. Ik weet dat er op dit punt nog capaciteit bij de ambassade aanwezig is.

Het terugtrekken van het Ethiopische leger uit Somalië is een belangrijke voorwaarde. Ook de minister ziet dat dit voordelig kan uitwerken. Wel dient gerealiseerd te worden dat dit niet mogelijk is zonder de samenwerking met de Amerikanen. Het is uitermate belangrijk dat in Ethiopië de democratisering serieus verder wordt uitgewerkt via het NIMD, via politieke partijen en via het parlement. Ook de ngo’s moeten ondersteund worden bij het bevorderen van de democratie. In dat licht vinden wij het enorm belangrijk dat de ngo-wet niet doorgevoerd zal worden, aangezien die een bron van veel conflicten zal zijn. In de Somali-regio hebben wij veel zelfcensuur bij ngo’s gezien. Dat is toch een teken dat het allemaal niet goed zit.

Minister Koenders: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Om te beginnen wil ik nog even terugkomen om de ngo-wet. Misschien heb ik mij in eerste termijn iets te geïrriteerd getoond op dat punt. Ik wilde alleen maar aangeven dat ik met de Kamer deel het effect dat van die ngo-wet kan uitgaan. De heer Irrgang heeft gelijk dat van mij niet het onmogelijke kan worden gevraagd. Aan de hand van 2,5% voor ontwikkelingssamenwerking proberen wij zo effectief mogelijk op een en ander in te spelen. Wij hebben een mensenrechtenambassadeur die er naartoe is gegaan. Ook onze ambassade aldaar zit er dagelijks bovenop. Verder is er de brief van Louis Michel die als een belangrijk politiek teken kan worden beschouwd. De totstandkoming van die brief is overigens niet zo eenvoudig geweest, omdat de steun van mijn collega’s in de Europese Raad niet zo heel groot is op dit terrein. Niet iedereen vindt dit even belangrijk. Het betekent ook dat ik op een gegeven moment geen andere middelen meer heb. Ik ben uiteraard bereid de Kamer op de hoogte te houden van de follow-up. Als het allemaal negatief uit dreigt te pakken kunnen wij overwegen om de mensenrechtenambassadeur er nog eens naartoe te sturen. Nu wij dit proces ingaan vind ik het echter niet verstandig om met een dreigement richting de Ethiopische regering te komen, aangezien ik die regering namelijk erg goed ken. Wij leven ook in een tijd waarin het zelfbewustzijn van veel landen aanzienlijk is waardoor het niet altijd eenvoudig is om er een ultimatum aan te stellen. Waar je de mogelijkheden hebt om dat te beïnvloeden, moet men mij wel de kans geven om dat maximaal te doen. Ik zal de Kamer in ieder geval informeren over de demarches die wij in Brussel hebben gedaan, die wij bij de Ethiopische ambassadeur hebben gedaan en die wij gezamenlijk hebben gedaan in EU-verband. Daarnaast wijs ik erop dat het desbetreffende wetsvoorstel op dit moment voorligt in het Ethiopische parlement. Daar ligt een veel grotere besluitvormingsmacht dan elders. Dat zou voor de Kamer wellicht een interessante kans zijn, als ik haar hulp mag inroepen.

De heer Irrgang (SP): Ik herinner mij uit het gesprek met premier Zewani dat er heel veel belang werd gehecht aan investeringen vanuit Nederland, vooral ten aanzien van de bloemensector. Het is wellicht goed om aan Ethiopië duidelijk te maken dat extra investeringen vanuit Nederland sneller zullen komen op het moment dat de politieke situatie daar wat meer ontspannen is. Ik geloof dat dit van groter belang werd geacht dan ontwikkelingshulp.

Minister Koenders: Het is deels verbonden met ontwikkelingssamenwerking. Wij kennen natuurlijk ook programma’s die dat direct ondersteunen en die ook de basis ervoor gelegd hebben. Uiteraard is het beter dat het bedrijfsleven het op een gegeven moment zelf doet. Als ik heel eerlijk ben, weet ik niet of het zo werkt zoals de heer Irrgang beschrijft. Ik weet niet helemaal zeker dat het bedrijfsleven minder zal investeren als er geen ngo-wet is. Ik kan dat niet helemaal goed inschatten. De heer Irrgang heeft wel gelijk dat je moet kijken naar de middelen waar men het meest voor gevoelig is. Dit zou een van de dingen kunnen zijn.

Vervolgens kom ik te spreken over de IDP’s. Er is een verschil tussen vluchtelingen uit Somalië en het grote humanitaire programma dat wij hebben voor Ethiopië, waarbij wij een van de grote donoren zijn. Die mensen worden ook bereikt. Dat betekent nog niet dat het fantastisch gaat. Vandaar de kritiek op de humanitaire toegang, de militaire konvooien en de samenwerking met de lokale administratie. Maar het is niet zo dat die mensen niet bereikt worden. Integendeel, ik denk dat ze voor een groot deel via de programma’s, waaronder het programma van de Wereldbank, heel goed bereikt worden. Dat neemt niet weg dat er altijd mensen zijn die tussen wal en schip vallen en die in die kwetsbare situatie niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Mede naar aanleiding van de eerdere opmerkingen van de heer Slob heb ik contact opgenomen met de instituties aldaar., Mochten er nog andere berichten zijn waaruit blijkt dat het niet goed is, dan moeten wij dat gewoon aan de orde stellen. Dat is niet zozeer een element van politiek debat. De realiteit ter plekke leert altijd dat in zo’n situatie veel mensen buiten de boot vallen. Dat geldt ook voor de moeder- en kindzorg. Wij moeten er zeer alert op zijn dat het in dat soort gebieden niet ineens een tweederangs issue wordt. Wij hebben al enorm veel vooruitgang geboekt in Ethiopië als geheel, maar dat neemt niet weg dat er nog wel degelijk sprake is van een problematiek, met name in de Ogaden. Wij hebben daar ook te maken met een heel traditionele cultuur op het terrein van vrouwenrechten waardoor daar eigenlijk extra aandacht nodig zou zijn op het moment dat je er te weinig aan doet vanwege de noodsituatie.

Ten aanzien van de politie houd ik een meningsverschil met de heer Irrgang. Dat betreft dan overigens niet zozeer zijn scepsis ten aanzien van vredesprocessen. Ik heb inderdaad gezegd dat het «the only game in town» is. Daar kan je je in vergissen, dat is waar, maar het is niettemin ook zo dat kijkend naar de internationale verhoudingen en de kansen die het Djibouti-akkoord biedt, wij niet moeten doen alsof er niets gebeurd is in de afgelopen periode. Op allerlei manieren is wel vooruitgang geboekt. Het is inderdaad moeilijk precies te zien waar de macht op de grond ligt. Daarom vind ik het van belang dat de overgangsregering op twee punten fors onder druk wordt gezet. Het eerste is het praten met de oppositie. Ik vind dat er van tevoren geen enkel taboe op mag bestaan met wie er gepraat wordt. In principe moet dat met iedereen zijn. Dat neemt niet weg dat er een aantal groeperingen zijn die niet willen praten en die alleen maar met terroristische activiteiten bezig zijn. Vergeet niet dat de islamitische rechtbanken in een eerdere periode vrij veel stabiliteit hebben gebracht in Mogadishu. Dus ik zie dat helemaal niet als een zwart-witzaak. Dit is een zaak van een eeuwenoud conflict dat gemoderniseerd is en waarin allerlei groeperingen zich genesteld hebben. Het is daarbij belangrijk om een zekere mate van representativiteit daarin te krijgen. Het is mijns inziens wel topdown en bottom-up, want wij kunnen niet weer helemaal opnieuw beginnen. Ik men ook dat er een zekere mate van legitimiteit is, waar de internationale gemeenschap zich achter schaart, evenals de buurlanden. Er is ook heel wat gebeurd. Op het moment dat wij nog met de ARS spraken in Eritrea was er nog helemaal niets. Er is nu ook een plan voor de terugtrekking van de Ethiopische troepen. Met betrekking tot de politie deel ik alle twijfels die er op dit terrein bestaan, maar nu is UNDP met de Europese Commissie bezig om te kijken hoe dat kan worden gefinancierd zonder dat het geld verkeerd terechtkomt. Daarom wordt er ook mee gestopt als blijkt dat het niet goed gaat. Momenteel wordt gekeken naar financiering van 2750 door UNDP getrainde agenten van in totaal 10 000. Er moet dan inderdaad wel gekeken worden of het werkt. Als het niet goed gaat, gaan wij er niet mee verder. Een ding is wel duidelijk: hoe positief of negatief men ook moge zijn over de terugtrekking van de Ethiopische troepen, in ieder geval is er het probleem van het machtsvacuüm. Dat zal dus niet alleen door AMISOM kunnen worden opgelost, maar daarbij zal ook gedacht moeten worden aan een beter politieapparaat. In die zin blijf ik dus wel vasthouden aan die richting, met alle risico’s die daaraan verbonden zijn.

Daar men in Somali-land heel goed handel weet te drijven, ligt daar volgens mij niet echt het probleem. Natuurlijk is er de geschiedenis van Brits en Italiaans Somali-land, maar die kwestie is opgelost door realisering van de staat Somalië. Zonder mij te willen verschuilen, vind ik dit nu echt verder een verantwoordelijkheid van de Afrikaanse Unie. Ik vind niet dat Nederland nu ineens allemaal standpunten moet gaan innemen of het wel of niet verstandig is., Ik kan het ook niet helemaal inschatten. Mijn indruk is dat het op een aantal punten ook heel onverstandig zou zijn. Het is ook iets wat ik met de minister van Buitenlandse Zaken zou moeten bespreken, maar mijn voorlopige oordeel daarover is dat dit echt een zaak is van de Afrikaanse Unie.

De heer Irrgang (SP): Ik heb tot twee keer toe aan de minister gevraagd of hij samen met de EU wil bezien of de overgangsregering onder druk kan worden gezet om het Statuut van Rome te tekenen teneinde een eind te maken aan de straffeloosheid.

Minister Koenders: Dat vind ik een moeilijke vraag. Ik heb wel eerder debatten met u gevoerd over het onder druk zetten van regeringen.

De heer Irrgang (SP): De EU is wel de grootste donor van die overgangsregering.

Minister Koenders: De reële vraag doet zich voor of ik een regering zo onder druk moet zetten. Ik kan het niet helemaal beoordelen. Het is een overgangsregering. Ik weet ook niet of je dat constitutioneel en juridisch kunt doen. Ik ben in ieder geval voor de berechting wegens misdaden tegen de menselijkheid. Dat kan ook een zaak zijn van het International Criminal Court. Ik weet ook niet of er een resolutie in de Veiligheidsraad voor nodig is. Ik wil dat overigens best nog eens aan de orde stellen. Dan kunnen wij bezien of het zinnig is.

Toezegging

De Kamer wordt geïnformeerd over de vervolgstappen van Nederland en de Europese Unie ten opzichte van de Ethiopische regering met betrekking tot de ngo-wetgeving.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Diks (GroenLinks).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GroenLinks).