Kamerstuk 22112-1364

Verslag van een algemeen overleg

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Gepubliceerd: 9 februari 2012
Indiener(s): Raymond Knops (CDA), Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-1364.html
ID: 22112-1364

Nr. 1364 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 februari 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 18 januari 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 27 augustus 2008 met Mededeling inzake e-Justice (22 112, nr. 673);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 3 december 2008 met Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Richtlijn consumentenrechten, (22 112, nr. 742);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 9 november 2009 met Fiche: Verordening inzake erfrecht (22 112, nr. 957);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 7 februari 2011 met Fiche: Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (22 112, nr. 1142);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. Fiche: Verordening wederzijdse erkenning beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken d.d. 4 juli 2011, (22 112, nr. 1190);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 12 september 2011 met Fiche: Verordening conservatoir beslag op bankrekeningen (22 112, nr. 1216);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 9 november 2011 over Verordeningen Huwelijksvermogensrecht en vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen (28 867, nr. 25);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 21 november 2011 met Fiche inzake Mededeling en verordening voor een gemeenschappelijk Europees kooprecht (22 112, nr. 1265);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 12 december 2011 met Fiche: Richtlijn jaarlijkse financiële rapportage ondernemingen (22 112, nr. 1284).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: De Roon

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bontes, De Roon, Van der Steur, Schouw en Van Toorenburg,

en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Dames en heren, welkom. Ik stel een spreektijd van vijf minuten per fractie voor en ik zal in deze ronde twee interrupties per fractie toestaan.

De heer Van der Steur (VVD): Voorzitter. Het klinkt in deze tijd van crisis misschien gek, maar als wij van Europa een succes willen maken, dan moeten wij net zoals in het strafrecht, ook in het civiele recht toewerken naar uniforme regelgeving. Dan weet je namelijk in heel Europa waar je aan toe bent en waar je op kunt rekenen. Dat betekent naar het oordeel van de VVD-fractie dat wij daaraan moeten werken.

Er zijn in Europa, zoals het er nu voor staat, veel nieuwe lidstaten die nog steeds bezig zijn om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan de eisen waaraan hun rechtsstelsel volgens ons zou moeten voldoen. De vraag is dus of wij nu al de stappen moeten zetten die in Europa al genomen zijn op het gebied van het civiele recht en die op stapel staan. Daarom heb ik dit algemeen overleg aangevraagd. Ik vind het namelijk tijd dat de Kamer eens heel grondig bekijkt waar we mee bezig zijn en wat de risico's zijn van het huidige beleid. Dat vindt in ieder geval de VVD-fractie en ik stel mij voor dat ook anderen die mening delen.

De Europese regelgeving bestaat op het gebied van het civiele recht uit drie lijnen. Dat zijn wederzijdse erkenning van bijvoorbeeld buitenlandse vonnissen, minimumvoorschriften op een aantal gebieden en operationele samenwerking. Dat spreekt voor zich en daar is absoluut niets tegen als alle rechtsstelsels van de Europese lidstaten voldoen aan dezelfde minimumeisen. Nu komt echter de aap uit de mouw: dat is simpelweg niet het geval. Bijvoorbeeld de implementatie van de mediationrichtlijn is in een aantal lidstaten, met name de nieuwe lidstaten in Oost-Europa, binnen een paar maanden een-op-een ingevoerd, zonder discussie. Er wordt geen discussie gevoerd, omdat er in praktische zin op geen enkele manier enige vorm uitvoering wordt gegeven aan de richtlijn. Dan is het dus ook geen bezwaar.

Onze bezwaren hier in Nederland tegen de implementatie van de richtlijn vloeien voort uit het feit dat wij van plan zijn om er daadwerkelijk wat mee te doen, van plan zijn om ons eraan te houden en van plan zijn hem te gaan uitvoeren. Dat klinkt allemaal vreselijk logisch, maar het is in andere delen van Europa niet logisch. Daar wringt de schoen.

Ik vraag de staatssecretaris om toe te zeggen dat hij, als wij gaan praten over een algemene visie op de Europese ontwikkeling van het Europese civiele recht – dat schijnt in 2013 te gaan gebeuren met een groenboek – voor die tijd de Nederlandse visie op het civiele recht in Europa wil formuleren. Dat is van groot belang. En wil hij toezeggen dat hij hierover vroegtijdig met de Kamer gaat debatteren? Dan kunnen wij een gezamenlijke reactie indienen als het groenboek komt.

Hetzelfde geldt voor het Europese procesrecht. Naar ik heb begrepen wil de Europese Commissie hier ook een grote slinger aan geven. Dat is op zich een fantastisch uitgangspunt, maar laten wij als Kamer ook op dat punt samen met het kabinet bespreken wat we daarmee precies willen en vooral goed evalueren wat er in de praktijk terechtkomt van de afspraken.

Met de Brussel I-verordening is een grote slag gemaakt. Niet alleen heeft het kabinet zich naar aanleiding van het overleg met de Kamer ingezet – ik complimenteer het kabinet daarmee – maar gelukkig waren er ook andere landen die vonden dat het concept van de verordening veel en veel te ver ging. Ik verheug me erin dat dit besef ook in andere landen is doorgedrongen. De VVD-fractie kan zich verenigen met het hoofdlijnenakkoord dat er lijkt te zijn, maar inzake de praktische uitvoering zijn er nog ontzettend veel vragen over hoe we dit nu eigenlijk gaan doen. Dat een Nederlandse deurwaarder in staat is om een buitenlands vonnis te herkennen en te executeren, spreekt natuurlijk voor zich. Is een Roemeense, Bulgaarse of een Hongaarse deurwaarder echter ook in staat om dit op dezelfde manier te doen? Zijn de rechten van Nederlandse bedrijven en Nederlandse inwoners voldoende gegarandeerd? Kunnen wij ervan op aan dat de met elkaar afgesproken regels ook in landen als Italië en Spanje goed worden uitgevoerd? Zijn de deurwaarders daar wel van hetzelfde niveau als hier? Ik heb persoonlijk van een Roemeense deurwaarder begrepen dat dit niet het geval is. Ik maak me daar dus nog steeds grote zorgen over. Kan de staatssecretaris ook op dat punt toezeggen dat de Kamer in de uitvoering van het politieke akkoord dat er nu lijkt te zijn grondig en vroegtijdig wordt betrokken?

De VVD-fractie heeft dan ook grote vragen bij het nut en de noodzaak van het Europese contractrecht. Wij zien daar geen enkel voordeel van in. Datzelfde geldt ook voor het Europese kooprecht, maar daarvan heb ik begrepen dat de staatssecretaris een krachtig geluid heeft laten horen in Europa, onder meer bij de besprekingen in de JBZ-Raad. Kan hij dat hier nog even herhalen? Als er al iets van komt, dan moeten wij ook op dat gebied zorgen voor een deugdelijke evaluatie. De staatssecretaris moet Europa dwingen om te evalueren of de richtlijn, zoals staat in de verordening en in de afspraken die worden gemaakt, daadwerkelijk in andere landen wordt uitgevoerd.

Voor alle afspraken die je in het kader van het Europese civiele recht maakt, is het essentieel dat Europa een mechanisme heeft waarmee het de uitvoerbaarheid en de uitvoering van de afspraken kan afdwingen in andere lidstaten. Anders is het altijd zo dat wij in Nederland, Duitsland, Engeland en de Scandinavische landen keurig alles doen wat wij met elkaar hebben afgesproken, maar dat ondertussen onze bedrijven en onze inwoners niet kunnen rekenen op dezelfde behandeling en uitvoering in andere landen. Is de staatssecretaris bereid om ervoor te zorgen dat in Europa sterker wordt aangedrongen op de uitvoerbaarheid en is hij bereid ervoor te zorgen dat we die kunnen afdwingen en in Europees verband kunnen evalueren, en dat nut en noodzaak van Europees civielrechtelijke ontwikkelingen steeds weer worden getoetst?

Sinds gisteren weten wij dat er een boeiende, nieuwe ontwikkeling is op het gebied van de ODR- en ADR-richtlijn en -verordening. Het gaat om een alternatieve oplossing van geschillen en een Europees platform voor online geschillen. De VVD-fractie zet in op een behandelvoorbehoud van deze onderdelen. De VVD-fractie ziet namelijk helemaal niets in een door de Europese Commissie georganiseerd platform waar iedereen zich toe moet wenden en dat vanuit Europa over de lidstaten wordt verdeeld om het probleem op te lossen. Kan de staatssecretaris misschien al een tipje van de sluier oplichten hoe hij over dit soort ontwikkelingen in Europa denkt?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Wat is het toch altijd heerlijk om naar de heer Van der Steur te luisteren als hij spreekt over het civiele recht. Het is mij een genoegen om mij namens de CDA-fractie helemaal aan te mogen sluiten bij zijn algemene, inleidende woorden. Wij willen namelijk ook graag een visie op het materiële en formele Europese recht voor de toekomst.

Ik zoom even wat meer in op de onafhankelijke onderdelen die vandaag op de agenda staan. Allereerst is dat de e-Justice. Wij hebben met interesse kennis genomen van die plannen. Kan de staatssecretaris ons hierover iets meer bijzonderheden geven? Wij lezen dat dit zich moet ontwikkelen tot een alomvattend systeem en een website op het vlak van justitie, waarmee ook autoriteiten informatie met elkaar kunnen uitwisselen. Wij weten dat de staatssecretaris bezig is met de internationale vog. Daar hecht de CDA-fractie ook zeer aan. Heeft die ook betrekking op dit e-Justice-systeem en kan die een middel zijn om kennis, vonnissen en uitspraken met elkaar te delen? Verder lezen wij dat het systeem vraaggeoriënteerd zou zijn. Hoe gaat het kabinet hier vorm aan geven? Hoe zijn de wensen van bijvoorbeeld burgers bij de inrichting van het systeem meegenomen? Ook willen wij graag weten wat het tijdpad is.

De richtlijn consumentenrecht raakt elke consument en bestrijkt een heel breed terrein van wetgeving. We hebben het hier al uitvoerig over gehad tijdens het algemeen overleg hierover in 2009. Wij blijven nog wel wat vragen hebben over de richtlijn en de grijze en zwarte lijst van artikel 6, lid 236 en lid 237. Ik doel dan met name op de grijze en zwarte lijsten die in Nederland zoveel uitgebreider zijn dan in de richtlijn. Kan de staatssecretaris duidelijk maken hoe de ontwikkeling op dit punt loopt in Europa? Deze vraag hebben wij ook over de garantie. Wij kennen een garantie die gekoppeld is aan de levensduur. Die wordt nu echter teruggebracht. Daar zijn wij kritisch over geweest. Wij weten dat ook de vorige staatssecretaris dat is geweest. Kan daar vandaag nog wat duidelijkheid over komen?

Wij hebben geen vragen over het erfrecht, want dat is wat ons betreft helder. Wel hebben wij nog wat vragen over de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken en handelszaken. Ook daarover heeft de heer Van der Steur al het een en ander gezegd. Ook wij hebben daarbij grote vraagtekens. Wij wensen natuurlijk ook dat uitspraken gemakkelijker worden uitgewisseld, zodat je niet in het buitenland alles opnieuw hoeft te doen. Het gevoel van vertrouwen in de rechtspraak is echter nog niet zo diep geworteld overal. Daar hebben wij met name ten aanzien van de rechtsmiddelen wel vragen over. Het is voor ons onduidelijk of het hoger beroep en het beroep in cassatie straks nog wel openstaan. De brief is niet echt vaag, maar laat nog wel wat vragen open over hoe het met de rechtsbescherming zit, als we wat minder vertrouwen hebben in de uitspraak. Iedereen weet dat er in Europa landen zijn waar het er helaas een beetje op lijkt dat er met veel geld een voor jou gunstige rechterlijke uitspraak kan worden verworven. Als deze uitspraken ineens in Nederland geldig zijn, zijn we volgens mij niet op de goede weg. Wij willen graag volledig vertrouwen in elkaars uitspraken, maar helaas is dat punt nog niet bereikt.

Het conservatoir beslag op bankrekeningen is vrij efficiënt geregeld. Het piept en het kraakt weleens wanneer het wat te rap lijkt te gaan, maar over het algemeen krijgen mensen snel zekerheid. Door de Europese richtlijnen lijkt het bij grensoverschrijdende zaken ineens minder snel te gaan. Ontstaan er nu twee stelsels; een voor buitenlands gebruik en een voor binnenlands gebruik? Is dit verschil in behandeling te rechtvaardigen, gelet op het level playing field dat wij altijd nastreven? Kan de staatssecretaris ons iets meer vertellen over de efficiëntie van de Europese regelingen? Is het wel lonend voor Nederlandse bedrijven om de Europeesrechtelijke regeling te gebruiken? Moet het spoedeisende karakter dan opnieuw op een zeer ingewikkelde wijze worden aangetoond? Moet er extra bewijsmateriaal overlegd worden? Moet er een garantie worden verstrekt? Is er geen sprake van een enorme vertraging? Geldt die regeling ook voor relatief kleine vorderingen van zo'n € 1000?

In verband met het huwelijksvermogensrecht hechten wij er zeer aan dat de rechtszekerheid wordt bevorderd en de administratieve lasten worden verminderd. Kan de staatssecretaris aangeven dat de volledige gelijkheid van homoseksuele relaties op geen enkele wijze in gevaar komt? De tekst is wat ons betreft nog te vaag. Kan de staatssecretaris al onze zorgen hierover wegnemen?

Waar is de terughoudendheid van het kabinet ten aanzien van het kooprecht op gebaseerd? Wanneer wordt dit gemeenschappelijk kooprecht toegepast? Betreft dit alleen gevallen waarin consumenten een landsgrensoverschrijdende aankoop hebben gedaan? Moeten betrokkenen expliciet instemmen met de toepassing van het nieuwe kooprecht of wordt dit de standaard?

Ik sluit af met de woorden waar de heer Van der Steur mee begon. We worden met enige regelmaat met de lasten van Europa geconfronteerd, zoals de schuldencrisis. Vandaag bespreken wij gelukkig de kracht van Europa. Het wordt gemakkelijker om te leven en te werken binnen een groep landen die erop uit is om de onderlinge mobiliteit op een verantwoorde manier te bevorderen. Aan die mobiliteit van mensen, goederen en diensten heeft Nederland veel van zijn rijkdom te danken. Dat mag ook wel eens worden gezegd.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Zoals bekend, is de PVV zeer kritisch over Europa. Van termen zoals Europese superstaat, een groot Europa of een politieke unie moeten wij niets hebben. Aan economische samenwerking, aan de interne markt zitten echter ook voordelen. Vanuit dat perspectief heb ik de verordeningen bekeken. Zijn ze zinvol voor de consument en voor het bedrijfsleven? Dragen zij bij aan de economische samenwerking? Zo ja, dan zou je voor zo'n verordening kunnen zijn. Vanuit dat perspectief loop ik de verordeningen kort langs en geef ik ons oordeel erover. Daarbij plaats ik de kanttekening dat ik, in de tijd dat ik Europarlementariër was, heb gezien dat de Europese Unie de neiging heeft om via een salamitactiek steeds verder te gaan. In het strafrecht is er sprake van een Europese openbaar aanklager. Ik noem ook de accreditatie voor gerechtelijke laboratoria en zo kan ik nog meer voorbeelden geven, zoals dat van de tolken. Wij moeten uitkijken dat niet ook bij het civiel recht via een salamitactiek steeds meer op Europees niveau wordt doorgedrukt wat wij hier in Nederland uit moeten gaan voeren.

Het conservatoir beslag op bankrekeningen kan het vertrouwen in de handel vergroten. Door het blokkeren van rekeningen kan er geen geld weggesluisd worden. Dit kan gunstig zijn voor het bedrijfsleven en ook voor de consument. De Raad voor de rechtspraak constateert dat er kan worden afgeweken van nationale regels. Hoe kijkt de staatssecretaris hier tegenaan? Klopt dat? Dat zou negatief kunnen zijn. In principe zou de PVV-fractie met dit onderdeel kunnen instemmen.

Het Europees kooprecht betreft grensoverschrijdende transacties. Daarvoor gelden gemeenschappelijke koopregels. Eurocommissaris Reding heeft gezegd dat dit 26 mld. zal opleveren aan extra verkopen binnen de EU. In tijden van economische crisis kan je daar niet tegen zijn. Dan zou je wel gek zijn. Toch vraag ik mij af waar zij dit op baseert. Hoe kun je meten dat dit echt 26 mld. heeft opgeleverd? Wellicht is het veel minder. Is hier maar wat geroepen of is dit echt te objectiveren? Hoe kun je dit evalueren?

De richtlijn inzake consumentenrecht biedt consumenten bescherming bij grensoverschrijdende aankopen online. De PVV-fractie vindt dit beter voor het mkb, dat zich niet meer hoeft te verdiepen in het consumentenrecht in andere lidstaten. Dat is een voordeel. Toch zou er sprake kunnen zijn van een verslechtering ten opzichte van nationale regelgeving. Als de nationale regels voor grensoverschrijdende online aankopen worden vervangen door Europese regels wordt de termijn voor klachten beperkt tot twee maanden, terwijl die nu ook langer kan zijn. Dit lijkt een verslechtering. Dat geldt ook voor de algemene voorwaarden. Ik hoor graag van de staatssecretaris of dit werkelijk verslechteringen zijn en, zo ja, hoe wij daarmee omgaan.

Dan de erkenning van beschermingsmaatregelen voor civiele zaken. Er zijn al problemen bij strafzaken. Ik hoor dezelfde kritiek bij civiele zaken. De PVV is geen voorstander van deze richtlijn. Is er aanleiding om die verordening te herzien? Wij staan hier kritisch tegenover omdat wij er niet direct de meerwaarde ervan zien.

Over de executoire procedure hebben wij al eens een AO gehouden in verband met Brussel I. Ik heb daarbij aangegeven dat die procedure niet afgeschaft dient te worden. Anders worden wij afhankelijk van Roemeense en Bulgaarse rechters en deurwaarders, zoals de heer Van der Steur terecht opmerkte. Wij moeten dit niet aan deze zeer corrupte landen overlaten. Inhoudelijk wijkt de rechtspraak ook af. De PVV is dan ook fel tegen het schrappen van deze procedure.

Het personen-, familie- en erfrecht dient nationaal te geregeld te zijn. Dit is een zeer zwaar onderwerp waarbij eenparigheid van stemmen geldt. Tijdens het AO over het huwelijks- en echtscheidingsrecht heb ik dat ook aangegeven. Dit moet nationaal geregeld blijven. Nederland is aangesloten bij het Haags Huwelijks- en Vermogensverdrag. Dit betreft een beperkt aantal landen en daarbij zijn wij in ieder geval baas in eigen huis. Wij zijn goed in staat om bilaterale verdragen te sluiten met landen als wij dat willen. Dit is een goed voorbeeld van iets wat niet op Europees niveau geregeld moet worden.

Leidt de richtlijn voor jaarlijkse financiële rapportage tot lastenverlichting voor het bedrijfsleven? Nederland maakt al maximaal gebruik van de geboden vrijstellingen. Welke positieve bijdrage levert deze richtlijn voor de Nederlandse ondernemers? Dat is niet duidelijk.

Dan kom ik bij e-Justice. Bij de behandeling van het Werkprogramma van de Europese Commissie heeft mijn fractie al aangegeven, hier een zwaar punt van te maken. Wij hebben op voorhand al een subsidiariteitstoets en behandelvoorbehoud geclaimd. Wat is hiervan de toegevoegde waarde voor de economische samenwerking voor de consument en voor het bedrijfsleven? Het lijkt erop dat een en ander wordt gelinkt aan het strafrecht. Ik heb het portal van e-Justice bezocht. Dan zie je dat het gaat over informatieoverdracht in verband met strafrechtelijke veroordelingen. Dat moeten wij niet willen. Strafrecht is een nationale aangelegenheid. E-Justice zien wij niet zitten. Dat hoeft niet door de Europese Unie geregeld te worden.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Het is altijd een genoegen om naar de heer Van der Steur, mevrouw Van Toorenburg en de heer Bontes te luisteren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): U vertegenwoordigt hier de totale oppositie.

De heer Schouw (D66): Inderdaad, 74 zetels. Het is goed om dat even te markeren.

Vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is een fundamentele pijler van de Europese Unie. Het Europese civiel recht speelt natuurlijk een belangrijke rol bij het realiseren van die vier vrijheden. Het is goed om vast te stellen dat ook de voorgaande sprekers dit beginsel onomstreden accepteren. Hier en daar zijn er overigens wel opmerkingen over gemaakt. Er zijn nog wel enkele beperkingen en fouten. De heer Van der Steur heeft daar terecht de vinger op gelegd. Ik sluit mij aan bij zijn verzoek om een visiestuk van het kabinet. We bespreken nu een aantal brokstukken, maar zeker in de aanloop naar het groenboek is het goed dat de Kamer daar een lijn in kan ontwikkelen. Ik krijg op dit punt graag een toezegging van de staatssecretaris.

Wij hebben het eerder gehad over de Europese kooprechtverordening. Ik sluit mij op dit punt aan bij de vraag van mevrouw Van Toorenburg. Wat zijn de eigenlijk de bezwaren? Ik zie er ook wel voordelen in als er wat meer uniformiteit is ten aanzien van het kooprecht, met name voor de wat kleinere bedrijven en starters.

De heer Van der Steur (VVD): Uniformiteit is belangrijk, maar dit is al jaren vrij goed geregeld in het Weens Koopverdrag. Dat geldt niet alleen binnen de EU, maar voor alle landen die zich bij dit verdrag hebben aangesloten. Op grond van dat verdrag is er toch geen gebrek aan uniformiteit?

De heer Schouw (D66): Ik speel die vraag door naar het kabinet. Het kabinet zegt dat deze verordening weinig toegevoegde waarde heeft. Ik vraag mij dan af waarom andere landen er wel positief tegenover staan en waarom de Europese Commissie er wel toegevoegde waarde in ziet. Ik krijg hier graag meer toelichting op. Ik wil voorkomen dat wij in dit debat meteen schotjes aanbrengen tussen voor- en tegenstanders. Ik wil proberen om op dit punt de feiten boven tafel te krijgen.

De heer Van der Steur (VVD): Het is een goed idee dat de staatssecretaris er ook iets over zegt. Nu de heer Schouw toch 74 zetels in de Tweede Kamer vertegenwoordigt, lijkt het mij van belang dat hij aangeeft hoe hij het Weens Koopverdrag ziet. Dat mag ook in tweede termijn. Wij moeten ervoor oppassen dat wij een verdrag dat al jaren naar tevreden werkt, niet gaan vervangen door een nieuwe Europese regeling waarbij minder landen zijn aangesloten. Ik stel het op prijs als de heer Schouw hier zijn eigen mening over geeft en dit niet alleen aan de staatssecretaris overlaat.

De heer Schouw (D66): Mijn andere punt betreft het wetgevingsproces dat het kabinet zich voorstelt bij het Europees kooprecht. De voorkeur van mijn fractie gaat uit naar de internemarktprocedure, zodat het Europees Parlement er iets meer zeggenschap in heeft. Hoe ziet het kabinet dit? Is het kabinet het met mij eens dat dit niet als een intergouvernementeel proces moet worden afgedaan?

Dan Brussel I, de verordening die de bevoegdheid van rechters, de erkenning van vonnissen en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken regelt. Toegang tot de rechter is essentieel voor de verhouding tussen mensen en het maatschappelijk en economisch verkeer. Dat is in Europees verband niet anders. Het voorstel van de Europese Commissie is echter kritisch ontvangen. De Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht en de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht waren ook niet positief. Welke andere belanghebbenden heeft de staatssecretaris inmiddels gehoord en wat waren hun reacties? Zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer heeft bezwaren op het punt van subsidiariteit en proportionaliteit ingebracht. Op 4 november hebben wij ook de reactie van de Europese Commissie mogen ontvangen. Onze fractie is evenals de Eerste Kamer nog steeds niet overtuigd, omdat bezwaren op bijvoorbeeld het punt van het afschaffen van de exequaturprocedure en de bevoegdheidsregels ten aanzien van de verweerder uit derde landen blijven bestaan. Wat vindt het kabinet van de reactie van de Europese Commissie en hoe gaat het proces verder?

De heer Bontes (PVV): De exequaturprocedure ligt gevoelig. Ik krijg graag wat meer duidelijkheid van de heer Schouw. Is hij voor of tegen het afschaffen van die procedure?

De heer Schouw (D66): Voor de helderheid: onze bezwaren blijven bestaan. Dat heb ik gezegd. Onze aanvankelijke bezwaren blijven bestaan. Wij zijn dus niet overtuigd door de brief van de Europese Commissie.

De heer Bontes (PVV): Dus u bent tegen?

De heer Schouw (D66): Ja.

Voorzitter. Dan de verordening over huwelijksvermogensrecht en vermogensrechtelijke gevolgen ten aanzien van geregistreerde partnerschappen. Getrouwde homostellen moeten overal in de Europese Unie dezelfde rechten hebben als getrouwde heterostellen. Mijn fractie heeft hiervoor al eerder expliciet gepleit. De staatssecretaris heeft inspanningen beloofd. Beloftes maken schuld. Hoever is de staatssecretaris gekomen of blijft het bij mooie woorden? Welke straffe daden heeft hij nog in het vooruitzicht? Welke beloftes kan hij de Kamer op dit punt doen?

Het conservatoir beslag is een ingrijpend instrument van de schuldeisers. Op nationaal niveau zijn aanpassingen doorgevoerd, omdat uit onderzoek bleek dat dit in de praktijk een onevenwichtig en eenzijdig instrument is. Het is eenvoudig om een bankrekening te bevriezen en de mogelijkheden om je te verweren zijn beperkt. Dit werkt oneigenlijk gebruik in de hand. Dezelfde problematiek geldt nog sterker voor de verordening. Is de staatssecretaris bereid om te onderzoeken hoe de nationale ontwikkelingen kunnen worden geïncorporeerd in deze verordening? Anders – en dit sluit aan op een vraag van mevrouw Van Toorenburg – ontstaan er twee werkelijkheden. Dat lijkt onwenselijk.

De Europese Commissie is van plan om in verband met illegale content websites te blokkeren zonder tussenkomst van de rechter. Ik vind dat een zorgelijke ontwikkeling. Is het oordeel of content rechtmatig is niet veiliger bij de rechter? Ik vraag het via de staatssecretaris aan het kabinet. Ik zie de staatssecretaris verbaasd kijken, maar ik heb hier een documentje waaruit dat blijkt. Als het nodig is, wil ik dat overhandigen.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Het is goed dat wij in een vroeg stadium spreken over het Europese civiel recht. Het is ook goed dat de Kamer dit snel wil doen. Ik wijs erop dat veel punten die wij vandaag bespreken, in het prilste stadium verkeren. Het zijn wel gedachten van de Europese Commissie, maar er zijn nog geen raadswerkgroepen of ambtenaren van lidstaten bij elkaar geweest om daarover van gedachten te wisselen. Het is dus echt nog heel pril. Desalniettemin is het goed dat wij hierover in een vroeg stadium spreken, zodat de Kamer in staat is om op tijd te reageren en wij kennis kunnen nemen van het gevoelen van de Kamer en de kant die zij op wil. In het verleden zijn er namelijk wel eens discussies geweest of wij het wel op tijd deden.

De heren Van der Steur en Schouw hebben gevraagd of het kabinet een Nederlandse visie op het groenboek Europees recht en de minimumnormen in het burgerlijk procesrecht kan opstellen. Wij hebben daarover al veel met elkaar gewisseld. In de algemene overleggen over de JBZ-Raad hebben wij al aangegeven welke kant het op gaat. Ik zou een brief met de Nederland visie op het totaalplaatje kunnen toezeggen na de zomer van 2012. Daarbij moet men zich wel realiseren dat een aantal werkgroepen nog niet is gestart en dat een aantal onderwerpen zeer principieel is. Die brief krijgt de Kamer dan voorafgaand aan de presentatie van het groenboek. Dat past mooi in het schema en dit is het tijdpad waaraan ik wil werken. Zijn wij in staat om dit al in of voor de zomer te doen, dan zullen wij dat doen.

Dan nog iets over de tien ijkpunten. Waar gaat het kabinet van uit? De heer Schouw vroeg waar hij het kabinet aan kan houden bij de ontwikkelingen op het terrein van het civiel recht. Niet alle onderdelen die wij vandaag bespreken, vallen onder mijn portefeuille. Een aantal onderdelen valt onder de portefeuille van de minister. De minister en ik laten ons in de Brusselse onderhandelingen leiden door tien ijkpunten, die door een aantal sprekers al zijn genoemd:

  • 1. Proportionaliteit en subsidiariteit. Een voorgestelde regeling moet evenredig zijn om het gestelde doel te bereiken. Zoals de heer Bontes zei, iets moet niet op Europees niveau worden geregeld als het beter nationaal kan worden geregeld.

  • 2. Kijken of bestaande Europese of internationale verdragen volstaan. De heren Van der Steur en Schouw spraken al over het Weens Koopverdrag . Dus alleen Europees optreden als internationale kaders tekortschieten.

  • 3. Een voorgestelde regeling moet daadwerkelijk een meerwaarde hebben en mag nooit een doel op zich zijn. Er moet een probleem zijn dat moet worden opgelost, dat leidt tot aanpassingen.

  • 4. Nederland is een handelsnatie met een open economie en heeft heel veel belang bij een goed werkende interne markt. De voorstellen die wij doen, moeten dus ook de interne markt bevorderen.

  • 5. Administratieve lasten moeten worden vermeden of beperkt voor burgers en bedrijfsleven. 6. De voorgestelde regels moeten kaderstellend zijn. Er moet dus niet te veel in detail worden geregeld, want dat leidt tot Europese regelzucht.

  • 7. De regels moeten transparant zijn.

  • 8. Er moet een eerlijke en duidelijke rechtsgang openstaan.

  • 9. De EU-regels moeten uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.

  • 10. De Europese regelingen moeten goed aansluiten bij onze wetgeving en daarin goed inpasbaar zijn. Het kabinet streeft niet naar een Europees burgerlijk wetboek, maar Europese regelingen moeten wel op goede wijze kunnen worden geïnterpreteerd en geïmplementeerd. Dat geldt vooral voor ons Burgerlijk Wetboek en ook omdat de Grondwet dat in artikel 107 stelt.

Deze tien uitgangspunten zal men ook terugvinden in mijn brief.

De heer Van der Steur (VVD): Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid is logisch; dat geldt binnen de regeling zelf. Daar hoort echter ook bij dat de afgesproken regeling door de lidstaten zelf wordt uitgevoerd en geen dode letter is. De regeling moet daadwerkelijk in iedere lidstaat worden toegepast. Dat moet afdwingbaar zijn. Dat ligt een niveau hoger dan de regeling zelf. Juist op dat punt gaat het vaak fout.

Staatssecretaris Teeven: Het gaat soms fout, zoals bij het kaderbesluit rond de rechten van slachtoffers in strafzaken. Die richtlijn uit 2011 is in een aantal lidstaten inderdaad onvoldoende geïmplementeerd. Dit is een belangrijk punt en ik begrijp het gevoelen van de VVD-fractie ook wel. Als kabinet, en daarmee dus ook de beide Kamers der Staten-Generaal, kom je altijd voor de vraag te staan of een regeling die gemankeerd wordt geïmplementeerd, uiteindelijk meer voordelen oplevert voor de burgers van Nederland dan wanneer zij niet wordt geïmplementeerd. Het was het vorige kabinet bekend dat het kaderbesluit rond de versterking van de positie van slachtoffers in sommige lidstaten gebrekkig werd geïmplementeerd, maar desondanks is Nederland ermee verdergegaan omdat het vond dat de voordelen opwogen tegen de nadelen. Wij hebben dus zeker aandacht voor dat probleem. Ik kom straks nog op de vraag van de heer Van der Steur hoe het in Roemenië werkt met de deurwaarder. Niet alle 27 lidstaten zullen het doen op de manier waarop wij dat in Nederland graag zouden zien, maar dat moet niet betekenen dat wij dan niet meer meedoen in Europa. Dat zou niet het goede uitgangspunt zijn. Dus aandacht voor dit punt, tegelijkertijd kijken naar de voordelen en nadelen en kijken of de voordelen zwaarder wegen dan de nadelen.

De heer Van der Steur (VVD): Daarin heeft de staatssecretaris gelijk. Het gaat vaak om de perfecte implementatie, waar vervolgens niets mee gebeurt. Bijvoorbeeld de mediationrichtlijn is in een aantal lidstaten veel sneller dan bij ons geïmplementeerd en gewoon een-op-een overgenomen uit de richtlijn. Er is dus niets mis met de implementatie van de richtlijn, die zelfs beter is dan bij ons, maar vervolgens gebeurt er niets mee en is het een dode letter. Het is een risico op de punten waarop wij ons aan de afspraken houden, dat de implementatie hoe perfect ook niet noodzakelijkerwijs tot een uitvoeringspraktijk in het betreffende land leidt. Dat is toch lastig vast te stellen. Daarom is de evaluatie waar ik om heb gevraagd zo essentieel, opdat wij steeds kunnen zien of regelingen die wij in principe goed vinden daadwerkelijk worden uitgevoerd.

Staatssecretaris Teeven: Nederland was in het verleden vaak het beste jongetje van de klas. Nederland implementeerde regelingen. Soms gebeurde dat wat traag en daar hebben wij wel eens een verwijt over gekregen. Uiteindelijk werden regelingen geïmplementeerd en uitgevoerd, maar gebeurde dat in andere landen niet. Wij zullen in Europa naar elkaar moeten kijken. Toch houden landen – misschien trap ik nu een open deur in – daarbij een wel een nationale bevoegdheid.

De heer Bontes (PVV): De verbazing van de heer Van der Steur verbaast mij weer een beetje. De richtlijn wordt niet volledig geïmplementeerd in de lidstaten. Zijn fractie heeft zelf landen als Bulgarije en Roemenië toegelaten. Nu staan Kroatië en Servië weer te wachten. De VVD-fractie stemt overal mee in, terwijl het aantoonbaar corrupte en misdadige landen zijn. Dan verbaast het hem dat de richtlijn op civiel recht niet wordt geïmplementeerd. Dat kan ik niet begrijpen. Zou de heer Van der Steur dat kunnen toelichten?

De voorzitter: Het is de bedoeling dat u vragen stelt aan de staatssecretaris en niet aan de leden. Daarvoor krijgt u misschien straks nog de gelegenheid. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Teeven: Ten eerste ga ik in op de opmerking van de heer Bontes. Ik zit hier niet als staatssecretaris van de VVD; ik zit hier namens het kabinet. Het is aan de Commissie om toe te zien op een goede uitvoering in de lidstaten. De Commissie moet de lidstaten daarop aanspreken. Het is niet zo dat de ene lidstaat de andere lidstaat daarop aanspreekt, maar het gebeurt wel eens. Ik noemde in dit verband het kaderbesluit ter versterking van de positie van het slachtoffer, omdat het voorkomt dat Nederlandse slachtoffers in een andere lidstaat heel concreet niet worden geholpen. In eerste instantie is het echter de Commissie die andere lidstaten daarop aanspreekt. Overigens verbaast het mij niet dat het besluit in andere lidstaten niet perfect wordt uitgevoerd, maar ik vind dat het de inzet van het Nederlandse kabinet moet zijn dat dit wel gebeurt. Het kabinet moet er bij de Commissie op aandringen dat het toezicht wordt verscherpt.

Mevrouw Van Toorenburg constateerde dat de vog – de verklaring omtrent gedrag – geen onderdeel uitmaakt van het e-Justice-programma. Dat klopt, maar hierover vinden wel onderhandelingen plaats in het kader van het Ecaris-project. Dat leidt uiteindelijk tot uitwisseling van informatie rondom verklaringen omtrent gedrag. Dus dat loopt niet via de e-Justice portal maar via het Ecaris-systeem tussen lidstaten.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg voorts in hoeverre e-Justice vraaggeoriënteerd is en of wensen zijn meegenomen. Tot nu toe zijn wensen van consumenten meegenomen via de contacten van consumentenorganisaties. E-Justice is sterk gericht op de burgers van de Europese Unie. De portal biedt vooral burgers informatie over grensoverschrijdende procedures. Het gaat vooral om het internationale verkeer tussen de lidstaten en minder om het verkeer binnen de lidstaten zelf.

Het huidige e-Justice-programma loopt tot 2013. Te verwachten valt dat het daarna nog doorloopt, vooral omdat de Europese Commissie heeft aangekondigd e-Justice een juridische basis te geven. Wij maken ons er nu al enigszins zorgen over of dat tijdpad haalbaar is. Wij zullen bij de eerstvolgende JBZ-Raad in Brussel, waar het onderwerp vermoedelijk op de agenda komt, aan de Commissaris vragen of dat tijdpad haalbaar is.

De heer Schouw vroeg hoe wij aankijken tegen de brief van de Europese Commissie over het voorstel voor Brussel I. Inmiddels zijn de politieke richtsnoeren, waarin wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren tegen het Commissievoorstel, aanvaard door de Raad. Hierover zijn vragen gesteld door de vaste Kamercommissie voor Justitie in de Eerste Kamer. Ik zal de Eerste Kamer een dezer dagen een brief schrijven waarin ik inga op de inhoud van die politieke richtsnoeren en deze in afschrift aan de voorzitter van de Tweede Kamer sturen.

De heer Van der Steur vroeg welke autoriteit zal beoordelen of een vonnis van een lidstaat echt is. Hij haalde een Roemeense deurwaarder aan die zei dat de kwaliteit van de deurwaarders in Roemenië niet dezelfde is als die van de Nederlandse deurwaarders. Het is op dit moment nog maar helemaal de vraag of in Roemenië de deurwaarder de autoriteit is die dat gaat controleren. De Roemeense deurwaarder kan dat wel denken, maar misschien wordt het wel de rechtbank in Roemenië. In sommige andere lidstaten is het de rechtbank. Bij de onderhandelingen zullen wij hieraan bijzondere aandacht besteden. Op de concrete vraag of ik iets kan zeggen over de kwaliteit van de autoriteiten in andere lidstaten, is het antwoord dat ik daar op dit moment absoluut geen beeld van heb. Over de ons nabije lidstaten als België en Duitsland heb ik uiteraard wel een mening, maar op dit moment heb ik ook geen beeld van de kwaliteit van de autoriteit aldaar. Overigens wijs ik erop dat er nog een antwoord komt op Kamervragen van mevrouw Van Toorenburg over de kwaliteit van de deurwaarders. Ik kan mij trouwens voorstellen dat andere lidstaten, als zij de voorpagina van het Algemeen Dagblad van afgelopen zaterdag hebben gelezen, ook vraagtekens plaatsen bij de kwaliteit van de deurwaarders in Nederland. De kwaliteit van autoriteiten wordt in niet geringe mate soms ook beïnvloed door de media, maar dat wil niet altijd veel zeggen over de echte kwaliteit van de behandelende autoriteiten.

De heer Bontes (PVV): De Roemeense rechter kan volgens mij een bevel afkondigen dat de deurwaarder in Nederland moet uitvoeren zonder rechterlijke toetsing. Hoe kijkt de staatssecretaris tegen dat risico aan? Dat is net zo groot.

Staatssecretaris Teeven: In de huidige situatie kijkt de Nederlandse rechter of een bevel van de Roemeense rechter formeel goed is afgegeven voordat de executie in Nederland kan aanvangen, maar hij kijkt niet naar de materiële inhoud, naar hoe dat bevel tot stand is gekomen. Hij gaat het werk van de Roemeense rechter niet overdoen. In feite is onze huidige procedure een stempelvonnis. Dat is de feitelijke praktijk. Er wordt alleen bekeken of de formele bevoegde autoriteit in een ander land dat executiebevel mocht afgeven. Vervolgens wordt nagegaan of dat volgens de formele regels in Nederland uitgevoerd kan worden. De heer Bontes mag natuurlijk elke mening uiten die hij wil, maar hij moet niet al te romantische ideeën hebben over de kwaliteit van stempelvonnissen. Er wordt alleen bekeken of iets executabel is en er wordt niet opnieuw een materiële toetsing gedaan. Dat gebeurt natuurlijk niet. Dus in die zin verandert er niet zo heel erg veel. Het gaat over executiegeschillen, niet meer en niet minder.

De heer Van der Steur (VVD): Als het zo zou zijn dat de rechter in Roemenië die beoordeling doet, hebben we natuurlijk niets gewonnen ten opzichte van de huidige situatie, waarin de rechter dat stempeltje zet in het kader van de exequaturprocedure. Dus ik vraag me even af hoe dat zit. Zouden wij in Nederland niet willen dat de rechter die toetsing doet? Ik heb begrepen dat het politieke akkoord dat voorligt in het kader van Brussel I met zich brengt dat er in Nederland wel degelijk een executiegeschil kan worden opgeworpen tegen het vonnis dat eventueel in Bulgarije, Roemenië, Italië of in Spanje is gewezen. Als dat laatste het geval is, zijn we een enorm eind opgeschoten ten opzichte van het oude voorstel, waarbij een echt inhoudelijk executiegeschil alleen maar kon worden opgeworpen in het land van herkomst. Dat zou voor het Nederlandse bedrijfsleven en de inwoners van Nederland echt een probleem creëren. Maar als het juist is dat wij in Nederland inhoudelijk kunnen procederen tegen een vonnis uit het buitenland, dan is het politiek akkoord een belangrijke stap in de goede richting. Ik begrijp de opmerking van de staatssecretaris over de rechter nog steeds niet, want als dat zo is, schieten we met dit systeem niets op.

Staatssecretaris Teeven: Voor alle duidelijkheid: op dit moment is het mogelijk om in Nederland een executiegeschil te beginnen, maar de bodemprocedure wordt natuurlijk niet overgedaan. Je kunt een procedure beginnen over de vraag of executie wel of niet in Nederland moet plaatsvinden nadat de deurwaarder dat vonnis in Nederland is gaan uitvoeren. Dat hebben wij bereikt. In de praktijk zijn wij hier daadwerkelijk wel iets mee opgeschoten.

Een andere vraag is of wij er zicht op hebben welke autoriteit in elke van de 27 lidstaten dat gaat doen. Ik kan niet van tevoren zeggen of dat in Roemenië de deurwaarder is of een andere autoriteit.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Ik heb een aanvullende vraag over de rechtsbescherming. Als je kunt aantonen dat een vonnis is gekocht, kan er dan iets geregeld worden waardoor een dergelijk vonnis in Nederland niet wordt uitgevoerd? Dan moet je wel de bodemprocedure overdoen. Kan de staatssecretaris daarop ingaan?

Staatssecretaris Teeven: Eerst zal ik ingaan op de vraag of beroep in cassatie mogelijk is. Lidstaten waar nu cassatierechtspraak geldt, hebben zich er in de onderhandelingen hard voor gemaakt om de cassatiemogelijkheid te behouden. Uit een oogpunt van eenheid van recht is die cassatierechtspraak belangrijk. Dus die mogelijkheid blijft bestaan. Als je kunt aantonen dat er sprake is van een gekocht vonnis, dus van ambtelijke corruptie, in een andere lidstaat, kan de Nederlandse rechter in een executiegeschil in strijd met de openbare orde zeggen dat het vonnis niet te executeren is. Maar dan moet je dat wel aannemelijk maken.

De heer Schouw vroeg welke andere belanghebbenden zijn gehoord over het voorstel. Het kabinet heeft al bij het verschijnen van het groenboek getracht zo veel mogelijk belanghebbende partijen te horen over de Brussel I-verordening. Er zijn verschillende expertbijeenkomsten geweest met consumentenorganisaties over de belangrijkste wijzigingsvoorstellen. Bij de onderhandelingen heeft ook de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders input geleverd.

Alle sprekers hebben opmerkingen gemaakt over het kooprecht. Daar hebben wij al een aantal keren over gesproken. Bij het laatste algemeen overleg over de JBZ-Raad heb ik uitgelegd waar onze kritische houding op gericht is. Dan gaat het om de reële meerwaarde voor consumenten en voor ondernemingen, zonder dat die bedrijven te maken krijgen met onnodige lasten. Daarnaast moet het geen opmaat worden naar een Europees burgerlijk wetboek. Ik proef geen enorme voorkeur voor het tot stand komen van een Europees burgerlijk wetboek, ook niet bij de heer Schouw. Ik ga ervan uit dat de meerderheid van de Kamer, de 76 zetels die hier vandaag vertegenwoordigd zijn, dit standpunt van het kabinet delen. Van de andere 74 weet ik het niet. Dat wacht ik dan maar af.

De heer Schouw heeft gevraagd wat de concrete reserves van Nederland zijn bij het Europese kooprecht.

De heer Bontes (PVV): De staatssecretaris gaat alweer over naar het volgende onderwerp, maar ik heb gevraagd naar de duiding van die 26 mld. Kan hij daar nog even op terugkomen?

Staatssecretaris Teeven: Dit is een terechte vraag van de heer Bontes. De Commissie baseert dat bedrag op een zeer summiere impact assessment, waar wij en andere landen de nodige twijfel over hebben. Er is in het laatste algemeen overleg gevraagd om dat nader te onderbouwen. Dit punt is dus aan de orde geweest.

De heer Schouw heeft gevraagd waar onze reserves zitten. De impact assessment is onvoldoende. Het moet duidelijker worden waar de meerwaarde in zit. De bevoegdheidsgrondslag is ook een punt dat aandacht vraagt. Verder is de relatie tot de bestaande regelgeving onduidelijk. Je kunt dan denken aan de richtlijnen voor consumentenrechten, late betalingen en elektronische handel en het Weens Koopverdrag, dat de heer Schouw zelf al noemde. Ook met betrekking tot het internationaal privaatrecht en de verordeningen Rome I en II is onduidelijk welke regels nu precies voorgaan. Welke regels gelden voor vragen waarop dit optionele instrument geen antwoord geeft, bijvoorbeeld met betrekking tot de rechtspersoonlijkheid of vertegenwoordiging? Onduidelijk is ook hoe het instrument wordt toegepast of wordt aangepast aan toekomstige wijzigingen van het acquis.

Er zijn ook voordelen en daar hebben wij ook oog voor, maar op dit moment lijken de nadelen toch wat groter te zijn dan de voordelen. Wij staan er dus kritisch tegenover. Overigens staan wij daar niet alleen in, dit wellicht ter geruststelling van sommige leden van de Kamer, want op de laatste bijeenkomst in Brussel waar dit onderwerp aan de orde kwam, was 85% tot 90% van de lidstaten zeer kritisch, waaronder ook grote lidstaten.

De heer Schouw (D66): De VVD-fractie in de Eerste Kamer wil er, geloof ik, een levenswerk van maken om het Europees kooprecht te torpederen. Zij heeft op 6 december een indrukwekkende brief gestuurd aan het kabinet, met het verzoek om deze binnen vier weken te beantwoorden. Is die brief al beantwoord? Zo ja, kan deze Kamer daar dan een afschrift van krijgen?

Staatssecretaris Teeven: Ik heb die brief volgens mij al gezien.

De heer Schouw (D66): Dat was een andere brief. Er zijn twee brieven van de Eerste Kamer. De een is een Kamerbrede brief. De andere brief is alleen van de VVD-fractie. In die brief staan belangrijke, indringende vragen. Ik wil graag kennisnemen van de antwoorden.

Staatssecretaris Teeven: Die brief wordt deze week of begin volgende week beantwoord. Er is geen enkel bezwaar tegen om deze Kamer daar een afschrift van te geven. Dat doen wij wel meer en dat zullen wij nu ook doen.

Verder heeft de heer Schouw gevraagd of de besluitvorming over het Europees kooprecht via de interne marktprocedure, dus met een gekwalificeerde meerderheid en betrokkenheid van het Europees Parlement, of in eenparigheid zal plaatsvinden. De Commissie heeft het ooit bestaande idee van een intergouvernementele afspraak verlaten. Het voorstel heeft nu de vorm van een verordening gekregen. In de discussie speelt nog de vraag wat de rechtsgrondslag is. Praten wij over harmonisatie van de interne markt, artikel 114, of over een bijzondere maatregel, artikel 352? Dat is ongeveer het verhaal. Daarover is advies gevraagd aan de juridische dienst van de Raad.

De heer Schouw (D66): Vindt het kabinet het wenselijk om voor de weg te kiezen om het Europees Parlement er meer bij te betrekken? Het kabinet neemt nu een neutrale positie in.

Staatssecretaris Teeven: Dat klopt, wij nemen een neutrale positie in. Het antwoord van de Juridische Dienst van de Raad wordt volgende week verwacht. Wij zullen dat dan in het kabinet bespreken. Er moet ook interdepartementale afstemming plaatsvinden. Als dat is gebeurd, zullen wij de Kamer informeren over het definitieve standpunt van het kabinet.

Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd hoe het zit met de grijze en de zwarte lijst en met de garantie bij de richtlijn voor consumentenrechten. Ik kan haar geruststellen. Mede naar aanleiding van de Nederlandse inzet zijn die onderdelen uit de richtlijn gehaald. Wij hebben het dan over de hoofdstukken IV en V van de consumentenrichtlijn, die gaan over de grijze en de zwarte lijst. Voor de volledigheid meld ik nog dat de richtlijn inmiddels is aangenomen en in 2013 moet zijn omgezet.

De heer Bontes heeft gevraagd of de richtlijn voor consumentenrechten de nationale regels vervangt. De richtlijn vervangt een aantal bestaande richtlijnen op het gebied van het consumentenrecht. Ook worden enkele gaten en ongelijkheden verholpen. Zo zal binnen Europa bij online aankopen een standaard herroepingstermijn van veertien dagen gaan gelden. Wij denken dat dit winst is. De punten van de algemene voorwaarden en de klachtentermijn zijn mede door de inzet van Nederland uit de richtlijn gehaald. Wij hebben dus een langere herroepingstermijn gekregen.

De heer Bontes (PVV): Als ik het goed begrijp, wordt die termijn nu verkort tot twee weken. Je kunt gedurende die twee weken in beroep gaan tegen een aankoop of het niet leveren of het niet voldoen aan de voorwaarden. Nu is dat langer. Dan ben je als consument toch slechter af? Of zie ik dat verkeerd?

Staatssecretaris Teeven: Ik heb begrepen dat die termijn nu zeven dagen is. Als deze veertien dagen wordt, is dat dus een week langer.

De heer Bontes (PVV): Volgens mijn informatie is de uitspraak gedaan dat een termijn van twee maanden om in bezwaar of beroep te gaan tegen een aankoop, redelijk is.

Staatssecretaris Teeven: Het is nu zeven dagen en het is dan ook winst als daar veertien dagen van wordt gemaakt. Ik denk dat dit winst is als je kijkt naar de belangen van de consumenten op dit punt. De heer Bontes zegt dat hij informatie heeft dat de termijn twee maanden is. Mij is dat niet bekend. Wij zullen dat uitzoeken en daar duidelijkheid over verschaffen.

Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd hoe Nederland aankijkt tegen de gelijkberechtiging van homoseksuele en heteroseksuele paren bij de verordening huwelijksvermogensrecht en de geregistreerde partnerschappen. Dat is een belangrijk punt. De heer Schouw heeft hier ook naar gevraagd. Hij maakte het niet te bont, maar vroeg of het niet alleen beloften zijn, maar of er ook echt wat gebeurt. Er is al wel wat gebeurd. Een halfjaar geleden heeft de fractie van D66 gevraagd of de inzet in de richting van Malta kon worden geïntensiveerd, om te bewerkstelligen dat ook huwelijken tussen personen met een gelijk geslacht zouden worden erkend. Dat is inmiddels gebeurd. Malta houdt daar rekening mee, maar wij zijn er nog lang niet. De gelijkberechtiging en de genderneutraliteit zullen bij de besprekingen over die verordening voor Nederland belangrijke uitgangspunten zijn. Het kabinet heeft ook aangekondigd dat Nederland zich hard zal maken voor de internationale erkenning van huwelijk en geregistreerd partnerschap van personen van gelijk geslacht.

De heer Schouw (D66): Ik complimenteer de staatssecretaris met de casus Malta. Deze kan hij op zijn conto schrijven, maar aan welke concrete gevallen op dit terrein wil hij het komend halfjaar werken?

Staatssecretaris Teeven: Er zijn natuurlijk nog vraagpunten, vooral als het gaat om de geregistreerde partnerschappen, die niet in alle lidstaten op een goede wijze worden erkend. Wij krijgen regelmatig signalen dat er in de praktijk moeilijk over wordt gedaan door gerechtelijke instanties. Dat onderwerp zullen wij iedere keer in de Commissie aan de orde stellen. Geregistreerde partnerschappen van paren met gelijk geslacht zijn een punt van aandacht, dat wij steeds opnieuw naar voren zullen brengen. Wij verwachten op dit onderwerp echt stappen te kunnen zetten. Als bij de fractie van D66 de indruk bestaat dat daar in de praktijk in bepaalde lidstaten enorme problemen mee bestaan, hoor ik graag voorbeelden daarvan, zoals ik al eerder heb gezegd, maar ik heb die tot op heden nog niet gekregen.

De heer Schouw (D66): Die voorbeelden heb ik ook niet direct paraat, maar ik ben nieuwsgierig of de staatssecretaris concrete landen op het oog heeft, waarmee hij net als bij Malta de komende jaren om de tafel gaat zitten om dit even goed te regelen.

Staatssecretaris Teeven: Ja, er is een aantal lidstaten waaraan wij extra aandacht zullen besteden, omdat wij in de praktijk op het departement weleens signalen krijgen dat het niet soepel loopt. Als er bij de Kamer indicaties zijn dat het in sommige landen niet soepel loopt, horen wij dat graag. Ik heb Malta genoemd, omdat dit voorbeeld in het algemeen overleg over de JBZ-Raad aan de orde is geweest. Als je hier vertegenwoordigers van andere lidstaten op aanspreekt, zijn dat soms interessante gesprekken, zoals men zal begrijpen.

De heer Bontes heeft gevraagd of het niet beter is om de materie van het huwelijksvermogensrecht in een verdrag te regelen in plaats van in een verordening, zodat ook landen die geen EU-lidstaat zijn, kunnen meedoen. Ik wijs erop dat Nederland altijd voorstander is geweest van een mondiale regeling. Nederland is partner bij het verdrag van 1905 met betrekking tot de gevolgen van het huwelijk, maar ook bij het mondiale verdrag van 1978 inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime. Er is maar een beperkt aantal landen lid van dat laatste verdrag, dus ik denk dat het voor de rechtszekerheid wel goed is dat er een instrument komt waaraan in ieder geval alle EU-staten verbonden zijn.

Het kabinet deelt de zorgen die de heer Schouw heeft over het geregistreerd partnerschap, dat nog niet internationaal is geregeld. Veel landen kennen nog geen geregistreerd partnerschap, en dat geldt zelfs binnen de EU. Tegen de heer Bontes zeg ik dat het niet waarschijnlijk is dat er snel een internationale regeling komt voor geregistreerde partnerschappen tussen partners uit verschillende landen. Om die reden is het volgens het kabinet goed dat er een regeling komt voor geregistreerde partnerschappen als het gaat om EU-burgers uit verschillende lidstaten, want dan wordt er in ieder geval een stap gezet. Het is buitengewoon moeizaam en ingewikkeld gebleken om dit soort overeenkomsten mondiaal snel tot stand te brengen.

De heer Schouw heeft ook een opmerking gemaakt over het huwelijksvermogensrecht. Ik kan melden dat minister Schippers op grond van haar verantwoordelijkheid, omdat er binnen haar portefeuille problemen zijn met betrekking tot de geregistreerde partnerschappen, dit onderwerp ook zal aankaarten bij Eurocommissaris Reding. Het is echt een onderwerp dat verschillende bewindslieden steeds meenemen bij hun contacten in Europa.

Over het conservatoir beslag op bankrekeningen is gevraagd of er twee beslagstelsels ontstaan. Met de verordening wordt een Europese procedure geregeld die naast het nationale stelsel zal bestaan. Ik kan deze vraag bevestigend beantwoorden. Er zullen inderdaad twee beslagstelsels ontstaan, dat klopt.

De heer Bontes heeft gevraagd naar de meerwaarde ervan. Ja, we hebben er wel wat aan. Voor Nederlandse ondernemingen is het lonend om in het buitenland snel beslag te kunnen leggen, bijvoorbeeld als buitenlandse bedrijven tekortschieten wat betreft hun betalingsgedrag. Dan hebben we er wel wat aan als een Nederlander met een Europees beslagbevel naar een Nederlandse rechter kan gaan om beslag te leggen op een bankrekening in een ander EU-land. Dan hoeft hij dus niet meer naar een buitenlandse rechter. Het is buitengewoon lonend voor de winstkansen van Nederlandse bedrijven en dus ook voor de Nederlandse economie, als ervoor wordt gezorgd dat er wordt betaald voor het werk dat in het buitenland wordt gedaan.

De heer Bontes heeft ook gevraagd of op grond van de verordening kan worden afgeweken van nationale regels. In de verordening wordt een uniforme Europese procedure geregeld die naast het nationale stelsel zal bestaan, als alternatief. Als de rechter wordt gevraagd om een Europees beslagbevel, gelden de regels uit de verordening. De onderwerpen die niet worden geregeld in de verordening, zoals beslag op derdenrekeningen of gezamenlijke bankrekeningen en de volgorde van beslag, gaan volgens het nationaal recht. Daar verandert niets in. In de verordening wordt dat geregeld met een aparte procedure.

De heer Bontes (PVV): Is er sprake van beslaglegging in formele zin of van het blokkeren van een rekening zodat er geen geld wordt weggesluisd? Is dat wel helemaal hetzelfde?

Staatssecretaris Teeven: Even heel concreet: er is sprake van beslag in formele zin, dus van een aparte procedure, naast de procedure van het nationale stelsel. Er is niet alleen sprake van het blokkeren van een bankrekening.

Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd of de verordening ook geldt voor kleine vorderingen. Ja, de verordening geldt voor alle geldvorderingen in grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken, dus ook voor heel kleine.

De heer Bontes heeft gevraagd of de richtlijn voor de jaarrekening of de jaarlijkse financiële rapportage ondernemingen, waarover een BNC-fiche is gekomen, zal leiden tot administratieve lastenverlichting voor Nederland. De bestaande twee richtlijnen voor de jaarrekening bevatten lidstaatopties om ondernemingen van bepaalde verplichtingen vrij te stellen. In het nieuwe richtlijnvoorstel worden veel van die opties verplicht. Lidstaten worden bijvoorbeeld verplicht om ondernemingen een veel beperktere jaarrekening te laten opstellen. Voor veel lidstaten betekent dit een verandering, maar Nederland heeft al zo veel mogelijk gebruikgemaakt van die vrijstellingen in de huidige twee richtlijnen. Gezien het gebruik dat wij al hebben gemaakt van die richtlijnen, is de lastenverlichting voor Nederland gering, maar dit is wel steeds een punt voor Nederland bij de onderhandelingen.

De VVD-fractie is bezorgd over een onderwerp dat in een zeer pril stadium is, namelijk de richtlijn inzake ADR en ODR. Er bestaat in Nederland al veertig jaar een zeer succesvol systeem voor geschillenbeslechting, dat voornamelijk is gebaseerd op zelfregulering. Het uitgangspunt van Nederland bij de besprekingen over de geschillencommissies is dat wij dat systeem willen behouden. Wij hebben dus heel veel kritische vragen over de recente voorstellen voor een richtlijn. Die onderhandelingen zitten in een beginstadium. We zullen nog advies moeten inwinnen van de SER. Dat kost ook even tijd. Daarom komt de totale kabinetsvisie over het civielrecht in de zomer. Over enkele onderdelen, zoals dit onderdeel, moet heel nauwkeurig en scherp interdepartementale afstemming plaatsvinden met EL&I. Het kabinetsstandpunt over de uitvoerbaarheid van de voorgestelde verordening staat of valt met de richtlijn over ADR. Het is nog veel te vroeg om hierover een definitief standpunt in te nemen.

Tijdens de regeling van werkzaamheden is gisteren door de heer Verhoeven, de heer Bontes en mevrouw Peters al gesproken over de websiteblokkade. Er is gevraagd om een brief met een reactie op de uitspraak in eerste aanleg over The Pirate Bay en over andere recente ontwikkelingen. Ik zal de vraag van de heer Schouw in die reactie meenemen. De zaak is nog onder de civiele rechter, omdat er hoger beroep is ingesteld, maar dat was een bijzondere uitspraak, die ik met interesse heb gelezen. Het definitieve standpunt van het kabinet zal ik aan de Kamer doen toekomen.

De voorzitter: Ik constateer dat er bij de leden behoefte bestaat aan een tweede termijn. De spreektijd is maximaal drie minuten.

De heer Van der Steur (VVD): Ik kan heel kort zijn. Ik dank de staatssecretaris bijzonder hartelijk voor zijn beantwoording van de vragen. Ik zie met grote interesse uit naar de kabinetsvisie op het Europese civiel recht. Ik denk dat er door samenwerking tussen het kabinet en de Kamer heel grote stappen kunnen worden gezet. Ik heb goed geluisterd naar de twijfels en de zorgen die de staatssecretaris heeft uitgesproken over een aantal Europese ontwikkelingen. Het onderwerp ADR en ODR zullen wij met interesse volgen. Dat is inderdaad in een zeer pril stadium, maar ik denk dat het heel goed is om het kabinet te laten weten dat die twee plannetjes volgens de VVD een stap in de verkeerde richting zouden zijn.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Ook namens de CDA-fractie dank aan de staatssecretaris. Hij heeft al onze vragen en zorgen serieus genomen en prima beantwoord. Wij zien dat ook hij de meerwaarde ziet van goede samenwerking en tegelijkertijd iedere keer kritisch is over wat winst of een bedreiging voor Nederland is. Wat dat betreft zullen wij hem goed volgen.

De heer Bontes (PVV): Ook namens de PVV-fractie dank aan de staatssecretaris voor het beantwoorden van de vragen. Hij heeft mij bij een aantal onderdelen over de streep kunnen trekken, maar bij andere niet, maar we hoeven daarover nog niet te beslissen. Ik blijf nog steeds zeer kritisch over e-Justice en andere onderwerpen, maar die komen in een latere fase wel. Vooralsnog volstaat de beantwoording van de staatssecretaris.

De heer Schouw (D66): Ook namens de fractie van D66 dank voor de evenwichtige beantwoording van de vragen die de collega's hebben gesteld. We hebben in het verleden al gesproken over de onderwerpen die vandaag op de agenda staan en dat zullen we in de komende maanden ook nog doen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat de staatssecretaris heeft gezegd met een brief te komen, met daarin een visie op hoe we dat in de toekomst gaan aanpakken. Ik kijk daarnaar uit.

De voorzitter: Ik geloof niet dat ik echt een vraag heb gehoord, maar ik denk dat de staatssecretaris toch nog wil reageren.

Staatssecretaris Teeven: Ik dank de leden voor hun reactie. Ik kan nog een verduidelijking geven over de vraag van de heer Bontes over zeven of veertien dagen of twee maanden. Het gaat om twee dingen. Met betrekking tot de herroeping van een contract was de termijn zeven dagen en wordt deze veertien dagen. Volgens mij sprak de heer Bontes over de garantietermijn. Deze was twee maanden, maar is er nu helemaal uit verdwenen, dus daarover wordt niet meer gesproken. Ik heb gesproken over veertien dagen en dat is winst, want het is van zeven naar veertien dagen gegaan. Binnen die tijd kan een op afstand gesloten contract worden opgezegd, ongeacht of het product defect is of niet. In de consumentenrichtlijn wordt er veel waarde aan gehecht dat consumenten bij grensoverschrijdende koop en verkoop beter worden beschermd.

De voorzitter: Ik dank de leden voor hun inbreng en de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik heb de volgende toezeggingen van de staatssecretaris genoteerd:

  • De Kamer ontvangt na de zomer een brief van de staatssecretaris over het groenboek Europees recht en de minimumnormen Europees procesrecht.

  • De Kamer ontvangt een afschrift van de brief die de staatssecretaris stuurt naar de Eerste Kamer over de politieke richtsnoeren over Brussel I.

  • De Kamer ontvangt een afschrift van de brief die de staatssecretaris deze week naar de Eerste Kamer stuurt over het kooprecht.

  • De staatssecretaris stuurt de Kamer een reactie op het gevraagde advies van de juridische dienst van de Raad over het Europees kooprecht.