Kamerstuk 21501-30-377

Verslag van een algemeen overleg

Raad voor Concurrentievermogen

Gepubliceerd: 22 juni 2016
Indiener(s): Roos Vermeij (PvdA)
Onderwerpen: economie europese zaken internationaal markttoezicht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-30-377.html
ID: 21501-30-377

Nr. 377 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 juni 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 19 mei 2016 overleg gevoerd met de heer Kamp, Minister van Economische Zaken, over:

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 12 mei 2016 inzake Aanbieding van de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen van 26 en 27 mei 2016 te Brussel (Kamerstuk 21 501-30, nr. 376);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 12 mei 2016 inzake Aanbieding van de geannoteerde agenda van de Telecomraad op 26 mei a.s. in Brussel (Kamerstuk 21 501-33, nr. 594);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 18 december 2015 inzake Verslag van de Telecomraad van 11 december 2015 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 573);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 11 maart 2016 inzake Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 29 februari 2016 in Brussel (Kamerstuk 21 501-30, nr. 375);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 14 januari 2016 inzake Aanbieding kwartaaloverzicht van de reacties op consultaties van de Europese Commissie (Kamerstuk 22 112, nr. 2050);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 maart 2016 inzake Fiche: Besluit Gebruik 470 -790 MHz frequentieband in de Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 2077);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 1 april 2016 inzake Kwartaaloverzicht Europese Consultaties op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken (Kamerstuk 22 112, nr. 2107);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 april 2016 inzake Fiche: Mededeling Staal (Kamerstuk 22 112, nr. 2122);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 mei 2016 inzake Fiche: mededeling digitalisering industrie (Kamerstuk 22 112, nr. 2129);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 mei 2016 inzake Fiche: Mededeling Europees Cloudinitiatief (Kamerstuk 22 112, nr. 2130);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 mei 2016 inzake Fiche: Mededeling normalisatieprioriteiten op ICT-gebied voor de digitale eengemaakte markt (Kamerstuk 22 112, nr. 2131);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 13 mei 2016 inzake Reactie op openbare raadpleging over evaluatie Aanbeveling 2009/396/EU inzake regelgeving voor afgiftetarieven van vaste en mobiele telefonie in de EU (Kamerstuk 21 501-33, nr. 595).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De griffier van de commissie, Franke

Voorzitter: Gesthuizen

Griffier: Kruithof

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Gesthuizen, Agnes Mulder, Oosenbrug en Van Veen,

en de heer Kamp, Minister van Economische Zaken.

Aanvang 14.02 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag. Ik open dit algemeen overleg ter voorbereiding van de Raad voor Concurrentievermogen en de Telecomraad die beide gehouden zullen worden op 26 mei en 27 mei 2016 en heet de collega's, de Minister van Economische Zaken, de belangstellenden op de publieke tribune en de mensen die meeluisteren of meekijken van harte welkom. Er zijn tot dusverre vier woordvoerders. Ik voer namelijk zelf ook het woord. Ik wilde voorstellen om in eerste termijn vijf minuten spreektijd te hanteren, maar als we een beetje voorzichtig zijn met interrupties, hoeven we geen maximum af te spreken. Als het uit de hand loopt, kan ik altijd nog ingrijpen.

Het woord is allereerst aan mevrouw Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik geef allereerst complimenten aan het Ministerie van Economische Zaken voor de gisteren bereikte doorbraak op het gebied van patenten voor groenten en al dat soort zaken. «Een appel is geen apple» zegt mijn collega Jaco Geurts dan altijd. We zijn erg blij met deze doorbraak, dus onze complimenten daarvoor. We willen natuurlijk ook wel graag dat het allemaal heel snel wordt uitgevoerd en ingevoerd en dat er rekening mee wordt gehouden, want voor onze ondernemers is dat van groot belang.

Ik ga snel over naar roaming. Bij bellen en internetten in het buitenland gebruik je vaak het mobiele netwerk van een andere provider. Dat wordt roaming genoemd. Vanaf juni 2017 mag het bellen, sms'en en internetten binnen de EU niet meer kosten dan in eigen land. Daar zijn we erg gelukkig mee. Het lijkt er echter op dat providers buiten de Europese Unie wel meer kunnen vragen dan misschien wenselijk is. De Consumentenbond heeft hier een onderzoek naar gedaan. Uit dat onderzoek blijkt dat een minuut bellen tot 30 keer duurder is en dat een MB soms meer dan 100 keer zo veel kost. Het CDA ziet graag dat dit omlaag gaat. Kan de Minister aangeven wat de oorzaken van deze enorme verschillen zijn? Zijn het de buitenlandse netwerken die de Nederlandse providers hoge rekeningen sturen? Of zijn het de Nederlandse providers die zelf zorgen voor deze hoge tarieven? Wat kost zo'n belminuut of MB nu eigenlijk echt? En wat is de opslag die de Nederlandse providers hier bovenop doen? Is de Minister bereid om hierin te duiken? Is hij daarnaast bereid om in gesprek te treden met de providers? In hoeverre zou het kunnen helpen om op Europees niveau, of desnoods alleen vanuit Nederland, met landen buiten de Europese Unie in gesprek te gaan om die tarieven verder omlaag te brengen?

Ook op het gebied van snel internet geef ik het ministerie een compliment. We kregen vanmorgen of gisteravond een heel mooie brief over de initiatieven die worden genomen op het gebied van snel internet in het buitengebied. Ik koppel het direct maar aan de Telecomraad. Er wordt een beleidsdebat ingepland over de herziening van het telecomkader. Hierbij spelen ook weer opnieuw de staatssteunregels voor snel internet. Het CDA is benieuwd hoe de Minister tijdens de Telecomraad politieke sturing gaat geven aan dit dossier. De problemen met het realiseren van snel internet bevinden zich deels in de grijze gebieden. Dat zijn gebieden waarin één netwerk ligt waarmee internet met een snelheid van minimaal 30 MB’s mogelijk is. Hierbij geldt dat voor inzet van overheidsmiddelen vooraf toestemming nodig is van de Europese Commissie. Het CDA vindt wel dat het een gemiste kans is als goede burgerinitiatieven stranden door onnodige belemmeringen vanuit Europese regelgeving. In antwoord op Kamervragen geeft de Minister aan dat de huidige staatssteunregels zo zijn dat overheidssteun niet mag worden verleend als de markt voornemens is om binnen een termijn van drie jaar snel internet in het buitengebied te realiseren. Het CDA vindt deze termijn toch wel aan de lange kant en wellicht te weinig prikkelend om sneller tot investeringen over te gaan. Vindt de Minister deze termijn misschien ook wat aan de lange kant? Is hij bereid om te kijken naar kortere termijnen?

In het verslag van de vorige Telecomraad staat dat meerdere lidstaten hebben aangegeven, de staatssteunregels te willen versoepelen. Met name Frankrijk is daar een voorstander van. Hoeveel landen zijn er voorstander van om de staatssteunregels te versoepelen? Staat de Minister er ook voor open om te onderzoeken wat de effecten van het versoepelen van die staatssteunregels zijn? Zijn er op dit moment al concrete voorstellen van decentrale overheden voor publieke financiering in grijze gebieden die al klaar zouden zijn om beoordeeld te kunnen worden door de Europese Commissie? Kan de Minister daar misschien op ingaan?

In de voorbereiding op het debat van vandaag en ook op het debat van vanavond over klimaat heb je het natuurlijk automatisch over een gelijk speelveld en staal. Wij zien een Europese Commissie die zegt dat zij duurzame banen en groei in de staalsector wil. Dat wil het CDA ook, en volgens mij geldt dat ook voor de regering. De vraag is: wat moeten we dan nog doen aan dumpingmaatregelen? Wat kan de Europese Commissie nog doen om ook de staalsector een gelijk speelveld te kunnen geven? Ik heb gisteren met Tata Steel gesproken. Ik kan alleen maar zeggen dat wij ervan onder de indruk zijn dat Tata Steel een mogelijkheid heeft om substantieel minder CO2 uit te stoten. Dat is toch ook wel weer een onderdeel van je concurrentiepositie. Tata Steel heeft daar een doorbraaktechnologie voor in huis. Die kan verder in een pilotproject worden getest. De voorbereidingen voor die laatste fase zijn opgestart. Ziet de Minister mogelijkheden om samen met dit bedrijf te kijken naar de financiering van deze laatste fase? Het lijkt ook een heel mooie kans, juist ook met het oog op de concurrentiepositie, het gelijke speelveld en de banen die we zo belangrijk vinden. En dan is het ook nog CO2-neutraal! Stel nu dat het echt wat wordt. Dan zijn dat ook zaken die wij weer kunnen gebruiken in de rest van de wereld. Dat vinden wij een heel mooie kans die wij niet onbenut zouden willen laten. Wij vragen dan ook aan de Minister om ook samen met de Staatssecretaris van I en M nog eens naar de mogelijkheden te kijken.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat vreesde ik al. Dan moet ik dat gewoon doen. Ik ben dankbaar dat ik in ieder geval al iets langer mocht spreken, zodat ik deze casus even goed naar voren kon brengen.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Voorzitter. Hoewel de agenda een diversiteit aan onderwerpen bevat, wil ik het toch graag een beetje houden bij mijn eigen portefeuille. Ik beperk me dan ook tot die onderwerpen.

Ik noem als eerste het onderwerp waar ik me al lange tijd hard voor maak in de Kamer: het beleid rond open source en open standaarden. Nu wordt ook vanuit de EU aangedrongen op het gebruik van open standaarden om zo de digitale interne markt verder te ontwikkelen. Ik lees in fiche 3 een opmerking dat in Nederland sinds 2007 al een openstandaardenbeleid van kracht is voor de gegevensuitwisseling tussen ondernemers en overheden, tussen burgers en overheden en tussen overheden onderling. Dat leest op papier wel lekker weg, maar in de praktijk blijkt dat vooral dat openstandaardenbeleid nog wel een extra duwtje kan gebruiken. Daarom heb ik bij de ministers Blok en Plasterk al een voorstel neergelegd voor een kenniscentrum op het gebied van open source en open standaarden, dat ook in het licht van dit Europese initiatief tot verdere harmonisatie van de digitale markt een goed idee is. Dat vind ik uiteraard. Ik reken eigenlijk dan ook een beetje op de steun van deze Minister om invulling te geven aan dit plan.

Wat de PvdA-fractie betreft, is auteursrecht een Europese en internationale aangelegenheid, want internet is grensoverschrijdend. De snelle technologische ontwikkelingen doen die wetgeving soms een beetje achterlopen. Het auteursrecht moet ondertussen ook blijven evolueren. Wij hadden de visie dat auteursrecht er vooral is voor de makers. Wat de PvdA-fractie betreft, moeten die centraal staan, en niet de industrie. Dat betekent dat het aanpakken van inbreuken op auteursrecht daar ook een onderdeel van is. De PvdA-fractie vindt dat we scherper moeten inzetten op verdienmodellen voor de doorgaans wat kleinere makers, want die moeten tenslotte uit hun werk een inkomen halen. Nu ontstaat er een trend in online licenties, maar wat is nu de status van die platforms waar makers steeds meer van afhankelijk zijn in verband met de toegenomen marktkracht? Eigenlijk is snel grondig internationaal onderzoek nodig. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan?

In de stukken wordt ook gesproken over geoblocking. Er is een lobby van de televisie- en filmindustrie tegen geoblocking gaande, terwijl andere organisaties juist weer voor zijn. Hoe staat het kabinet tegenover een verbod op geoblocking?

Er is op 3 mei een politiek akkoord bereikt over de toegankelijkheid van overheidswebsites. Klopt het dat dit geen gevolgen gaat hebben voor de Nederlandse overheidssites, omdat de toegankelijkheid daarvan al op een hoger niveau ligt dan in andere EU-lidstaten? Hoe verhoudt het politiek akkoord van 3 mei zich tot de EU-mededeling EU-actieplan inzake e-overheid 2016–2020? Kan de Minister aangeven wat de standpunten van andere landen zijn over het voorstel van de Europese Commissie voor betere toegang tot data-infrastructuren en cloudgebaseerde diensten?

De Europese Commissie wil uiterlijk in 2020 de 700 MHz-band exclusief voor mobiel breedband gebruiken om zo het platteland te ontsluiten. Mijn collega naast me heeft hier ook al over gesproken. Ik sla daarom een paar vragen over. Kan de Minister waarborgen dat de nieuwe DVB-T2-techniek tijdig operationeel is in Nederland en dat deze een goede kwaliteit zal leveren, ondanks het inleveren van de 700 MHz-band? Zullen er op deze wijze niet al voor 2020 capaciteitsproblemen met het mobiele breedband ontstaan? Is het al bekend wat de kosten zijn die de NPO moet gaan maken om over te schakelen op een andere band en op DVB-T2? Wat zijn nu precies de bezwaren tegen het voorgestelde nationale stappenplan. Die worden genoemd in paragraaf 14 van het voorstel

Voorzitter. Ik bedenk me ineens dat ik misschien te veel de diepte in ga, maar dit zijn nu juist de onderwerpen waar ik me heel erg mee bezighoud. Excuses daarvoor! De antwoorden mogen ook in een brief worden gegeven.

De voorzitter:

Volgens mij kan de Minister het prima aan.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Oké. Heel goed. Zo niet, dan mogen de antwoorden in een brief gegeven worden.

Ik kom te spreken over de staatssteunregels. Frankrijk is daar inderdaad een voorstander van. Ik ben wel benieuwd of de Minister Frankrijk hierin steunt. Dat is volgens mij een aanvullende vraag op die van mijn collega van het CDA.

Klopt het dat Eurocommissaris Timmermans wil dat het Europese wetgevingsproces transparanter wordt en er meer mogelijkheden komen voor input van bedrijven en burgers? Het spiegelbeeld hiervan is dat ook lobbyactiviteiten van het grote bedrijfsleven – en dan hebben we het natuurlijk niet alleen over de auto-industrie – veel transparanter zullen moeten worden. Ik heb samen met mijn collega Lea Bouwmeester op 22 december een initiatiefnota ingediend over dit onderwerp, onder andere om ervoor te zorgen dat er bij elk wetsvoorstel een lobbyparagraaf komt. Wat vindt de Minister hiervan? Kan iets dergelijks ook worden voorgeschreven voor Europese richtlijnen en verordeningen?

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Vanmorgen stond in de Volkskrant dat de Verenigde Staten bij de import van Chinees staal een heffing van 522% hanteren. En dat alles omdat men in Amerika van mening is dat er oneerlijke concurrentie is, dat er sprake is van prijsdumping en dat er sprake is van ongeoorloofde staatssteun door de Chinese overheid. In datzelfde stuk in de Volkskrant wordt gemeld dat Europa na uiteraard lang praten een straftarief van 16% overeengekomen is. Ik vraag me af waarom dat verschil tussen de manieren waarop Amerika en Europa deze problematiek aanvliegen, zo groot is en waarom het lijkt alsof men in Amerika veel daadkrachtiger en sneller kan opereren dan in Europa. Ik hoop dat de Minister daar iets over kan zeggen.

We hebben de afgelopen weken gezien dat er in Engeland onrust is uitgebroken over het feit dat Tata Steel daar zijn activiteiten wil beëindigen en er vervolgens geen koper gevonden kan worden voor de fabriek in Engeland. De BBC zond daarover een heel interessant televisieprogramma uit. Men maakt zich daar zorgen over de nationale veiligheid. Is Engeland in de toekomst als eiland nog in staat om zijn tanks en marineschepen te bouwen met Engels staal? Op zich is dat best te begrijpen, maar het zet de samenwerking in Europa natuurlijk wel weer in een apart daglicht. Stel je voor dat de Engelsen besluiten om de oude Tata Steel-fabrieken te nationaliseren en vervolgens daar uiteindelijk ook door middel van staatssteun die fabriek in de lucht te houden. Ik hoor heel graag een reflectie en een reactie van de Minister daarop, mede in het licht van het feit dat mijn collega Teeven en ook ikzelf een motie hebben ingediend over de status van China als vrijemarkteconomie. Ik zou heel graag willen weten wat de status daarvan is, ook in relatie tot alle activiteiten die op dit moment in Europa plaatsvinden om China die status te geven.

De zomervakantie komt er weer aan en in Europa praten we weer over de verordening portabiliteit. Als het een beetje meezit, kunnen mensen die een betaald abonnement hebben op Netflix of op Fox Sports straks ook de voetbalwedstrijden van hun favoriete voetbalclub in het buitenland bekijken zonder dat ze geblokt worden. Netflix doet het iets anders. Als je met Netflix op vakantie gaat, zie je in een keer alles in het Frans, en dan is er ook weer een andere content. Uit de visie die wij gekregen hebben, maken wij op dat daarover op niet al te lange termijn besluiten worden genomen in Europa. Waarom moet dat nog zo lang duren? Is het niet zo dat de aanbieders van die betaalde content allang kunnen zien wie ik ben, waar ik ben en wat ik wil bekijken? Waarom moet het dan zo lang duren? In hoeverre zou Nederland daar zelf in verder kunnen gaan om daar een oplossing voor te vinden.

We zijn bijna aan het eind van het Nederlands voorzitterschap. Ik wil graag van de Minister horen hoe hij dat voorzitterschap in het kader van de Raad voor Concurrentievermogen heeft ervaren. Wij hebben de vorige keer gevraagd naar de actie die hij had ondernomen om ondernemers mee te nemen. Zijn er nog meer aanbevelingen die de Minister zou willen doen aan Europa om ook deze concurrentieraad wat sexyer te maken?

Voorzitter: Agnes Mulder

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik heb nog een aantal punten die eigenlijk door de meeste collega's ook al benoemd zijn. Ik noem allereerst de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen. Ik begrijp dat commissaris Timmermans bij de Raad aanwezig is om een debat te voeren over de voortgang van zijn Better Regulation Agenda. De Nederlandse uitgangspunten waren toekomstbestendige regelgeving, waarbij het concurrentievermogen in de gaten wordt gehouden, innovatievermogen en de digitale interne markt. De Raad gaat conclusies aannemen over betere regelgeving, waarbij wat Nederland betreft het meenemen van het «Think Small First»-principle voor het mkb in de beoordeling van wetgeving meer naar voren komt. De Commissie wordt gevraagd om de vermindering van de regeldruk, REFIT, te kwantificeren. Dat lijkt mij prima. Ik ben blij met dat door Nederland ingenomen standpunt.

Ik kom nu bij een punt waarover ik wat minder tevreden ben. Ik begreep uit de bijdragen van in ieder geval de collega's van het CDA en de VVD dat zij die zorgen delen. Ik heb het over de handelsbeschermende maatregelen als het gaat om – laten we het beestje maar bij de naam noemen – het Chinese staal. De heer Van Veen noemde een percentage dat de Amerikanen boven op de import hebben gekwakt. Ik herken dat percentage. Ik begreep ook dat het voor de Europese maatregel ging om 16% tot 17%. Dat verschilt inderdaad nogal. We hebben een goede brief gekregen van de Nederlandse staalproducenten. Ik deel hun zorgen. Zij leggen in de brief uit dat andere landen ook maatregelen nemen. Als Europa dan niet hard genoeg zijn best doen om zijn eigen industrie te beschermen, betekent dit eigenlijk dat zij de gebeten hond zullen zijn. Dan zal ons continent namelijk het gunstigste afzetgebied worden voor alle overproductie.

Hierover zijn een paar dingen te zeggen. Het is natuurlijk goed dat de motie-Bruins/Teeven (21 501-02, nr. 1613) is aangenomen. In deze motie van de ChristenUnie en de VVD wordt de regering verzocht om mogelijkheden te onderzoeken om de lesser duty rule niet toe te passen. De vraag is natuurlijk wel hoe lang dat gaat duren en of we die tijd kunnen velen. Ik weet niet of daarop al een reactie van het kabinet is gekomen. Anders hoor ik graag van de Minister hoe lang het zal duren. Ik kan me ook voorstellen dat ik dit eigenlijk aan een andere Minister zou moeten vragen, maar ik hoop dat deze Minister me het toch kan vertellen. Hoe lang duurt het in de Europese Unie gemiddeld voordat antidumpingmaatregelen genomen kunnen worden? Ik heb begrepen dat die termijn lang is, veel langer ook dan de termijn die in bijvoorbeeld de Verenigde Staten is gehanteerd. Hoe komt het dat dit zo lang duurt? Kan dit niet anders?

Voorts heb ik begrepen dat er voornemens zijn om het handelsbeschermingsmechanisme te updaten. Het kabinet neemt nu de positie in dat dit goed is en dat de handelsbeschermingsmaatregelen tegen het licht moeten worden gehouden en gemoderniseerd. Klopt het echter dat Nederland tot dusverre een van de landen is geweest die dat hebben geblokkeerd? Zo ja, waarom is dat dan zo geweest? Waren daar goede argumenten voor? Welke argumenten waren dat? Of is dit bij nader inzien eigenlijk een vergissing geweest? Er ligt nog een aangehouden motie (21 501-30, nr. 372) van de SP over het niet-toekennen van de markteconomiestatus aan China. Ik hoorde de heer Van Veen daarover een opmerking maken. Ik ben natuurlijk altijd bereid om die motie te wijzigen...

De voorzitter:

De heer Van Veen zei iets buiten de microfoon. Ik verzoek de leden om via de voorzitter te spreken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

... als de heer Van Veen dat zou willen, maar dat hoor ik dan straks graag buiten de orde of misschien binnen de orde van dit debat. Hij mag natuurlijk altijd meetekenen. Dan kunnen we de motie alsnog in stemming brengen, waarbij ik hoop dat ze met steun van de VVD-fractie direct wordt aangenomen. Dan slaan we meteen spijkers met koppen.

De voorzitter:

Ik zie een spontane interruptie. Voordat u verdergaat, mevrouw Gesthuizen, geef ik de heer Van Veen het woord.

De heer Van Veen (VVD):

Ik kan me de teleurstelling in de ogen van de SP-woordvoerder nog herinneren toen we tegelijkertijd een soortgelijke motie indienden. Dat was volgens mij de reden dat de SP-fractie haar motie introk. De motie van de VVD-fractie is gewoon aangenomen. Volgens mij was de strekking bijna hetzelfde, alleen was ik iets eerder aan de beurt als spreker. Als de SP-motie echt zo interessant is en zo afwijkt van de motie die we al hebben aangenomen – dat geldt zowel voor de motie van de heer Teeven als die van mijzelf – ben ik altijd bereid om ernaar te kijken. Ik geloof echter niet dat we moties moeten blijven indienen om het indienen ervan.

De voorzitter:

Voor het antwoord op deze vraag geef ik graag het woord aan mevrouw Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Volgens mij sprak de heer Van Veen niet voordat ik sprak, maar heeft hij gewoon de mazzel dat zijn fractie wat groter is en ook een coalitiepartner kan meekrijgen, waardoor hij gemakkelijker een motie aangenomen kan krijgen. Ik heb mijn motie gewoon aangehouden, dus ik kan haar uiteraard altijd nog in stemming brengen. Dat gaan we zien. Het gaat uiteindelijk inderdaad niet om de vraag welke moties worden aangenomen, maar vooral om de vraag of de moties effectief zijn. Volgens mij delen we dat met elkaar. Het is heel mooi dat er dingen aan het gebeuren zijn, maar als het te lang duurt, verliezen we deze slag alsnog.

Ik vervolg mijn betoog met twee korte punten over de geannoteerde agenda van de Telecomraad. Op de agenda van de Telecomraad is in ieder geval het besluit van de 700 MHz-band van belang, alsmede uiteraard de herziening van het telecomkader. Mevrouw Oosenbrug zei daar al wat over. Het Commissievoorstel ziet erop om een deel van deze band, die nu voor televisie wordt gebruikt, vrij te maken voor mobiele telefonie en internet. Nederland is het hiermee eens, onder het mom van het vergroten van de dekkingsgraad voor mobiel internet. Relevant voor Nederland is wel dat deze herbestemming ten koste kan gaan van een aantal specifieke toepassingen, namelijk Digitenne en PMSE (Programme Making & Special Events). De vraag is of er met het verdwijnen van het bovenste deel van deze band goede oplossingen zijn voor de andere gebruikers ervan, alsmede of er in Nederland voldoende ruimte zal zijn voor de PMSE-sector om overal een vrije frequentie te vinden om zijn mobiele materiaal te gebruiken. We hebben hiervoor al eens eerder aandacht gevraagd in een algemeen overleg. Daarnaast is het de vraag of, nu Digitenne moet verhuizen, de nieuwe DVB-T2-standaard voor digitale televisie tijdig operationeel zal zijn, ook omdat er nog een veiling moet worden gehouden voor het aanbieden van digitale televisie.

Mijn laatste opmerking gaat over de kabel. Ik roep altijd in herinnering de opmerking die Kees Vendrik een kleine tien jaar geleden maakte. Toen ik tien jaar geleden in de Kamer kwam, ging het over het openstellen van de kabel. Hij zei toen dat hij durfde te wedden dat het over tien jaar nog steeds daarover zou gaan. Hij heeft daar gelijk in gekregen. Mag ik de Minister juist op dit moment, nu het samengaan van Ziggo en Vodafone in Nederland aan de orde is, vragen om de toegangsregulering op de kabel weer bij de Commissie aan te kaarten? Het lijkt mij nu een gunstig moment daarvoor.

De voorzitter:

Voor de volledigheid wijs ik de leden op het volgende. Mocht er nog aanleiding zijn voor een VAO, dan is die mogelijkheid er nog. Het VAO kan dan aankomende dinsdag worden aangevraagd bij de regeling van werkzaamheden. We kunnen ons ook voorstellen dat de antwoorden van de Minister dusdanig zullen zijn dat een VAO misschien helemaal niet nodig is.

Voorzitter: Gesthuizen

De voorzitter:

Mij is gebleken dat de Minister meteen kan antwoorden. Het woord is aan hem.

Minister Kamp:

Mevrouw de voorzitter. De heer Van Veen vroeg of wij de vergaderingen van de Competitiveness Council, de concurrentieraad, wat sexyer zouden kunnen maken. Ik ben niet zo'n specialist wat dat betreft. Ik weet niet precies hoe ik dat moet doen. Ik weet wel dat we de Europese vergaderingen een heel nieuwe impuls hebben gegeven door behalve de usual suspects, de ministers, ook anderen uit te nodigen. We hebben met name mensen uit het bedrijfsleven uitgenodigd. We hebben ervoor gezorgd dat alle ministers uit de verschillende landen iemand uit hun bedrijfsleven meenamen. We hebben een avondprogramma georganiseerd om ze met elkaar in contact te brengen en de onderwerpen die op de agenda van de ministers staan met hen door te nemen. Ook voegen we een visueel aspect toe aan de vergadering. We hebben introductiefilmpjes gemaakt van de agendapunten om het allemaal wat te verlevendigen. Daarnaast vergaderen we niet meer alleen in een grote club van 28 ministers, maar splitsen we ook op in kleinere clubs. We gebruiken een deel van de tijd om met elkaar in kleiner verband intensiever in discussie te gaan om dingen wat dieper uit te werken en daarna in plenair verband terug te koppelen, waarna we verdergaan.

Op die manier proberen wij een impuls te geven aan de manier waarop vergaderd wordt. We hebben gemerkt dat dit in de praktijk goed uitpakt en dat het door de andere landen wordt gewaardeerd. Op 26 mei gaan we daarmee door. Dan hebben we formele vergaderingen van de Raad Concurrentievermogen en van de Telecomraad. Die gaan allebei over de digitale agenda. We hebben beide vergaderingen dus op één dag laten plaatsvinden: 's morgens de ene club, 's middags de andere club. Bij de lunch zitten ze allebei. Bij die lunch kan de hele zaak dan ook integraal worden benaderd. We hebben ook daarvoor weer mensen uit het bedrijfsleven uitgenodigd, die ook hun inbreng zullen hebben. Ik geloof dat de vergaderingen op die manier echt wat leuker en interessanter zijn geworden. Ik hoop dat de heer Van Veel iets dergelijks bedoelde toen hij het over «sexyer» had, maar dat kan ik niet helemaal inschatten.

Om terug te kijken op ons voorzitterschap zou ik op drie raden moeten terugkijken. Ik moet de Energieraad voorzitten, de Telecomraad en de Raad Concurrentievermogen. Ik heb nog een aantal raden voor de boeg: een formele vergadering van de Energieraad en de formele vergaderingen van de Raad Concurrentievermogen en de Telecomraad waarover ik het net had. Terugkijken doe ik liever aan het einde van de periode. Tot dusver kan ik zeggen dat dankzij de enorme inzet van mijn medewerkers, zowel hier in Den Haag als in Brussel, de zaak goed loopt. De voorbereidingen voor de formele vergaderingen waarover ik net sprak, zijn ook weer hoopgevend. Ik denk dat ook daar weer goede resultaten kunnen worden bereikt.

Mevrouw Mulder sprak over roaming buiten de Europese Unie. Ik had kunnen inschatten dat zij dat zou gaan doen. Eerst zouden we de roaming in Europa op orde krijgen. Dat is nog niet voor elkaar of mevrouw Mulder begint al over roaming buiten Europa. Ik vind het terecht dat zij dat doet, want uiteindelijk komt ze op – anderen doen dat ook – voor de belangen van de Nederlandse consumenten die buiten de Europese grenzen zijn en dan ineens enorme bedragen moeten betalen. Het is dus heel terecht dat mevrouw Mulder dit onderwerp adresseert. Andere landen doen dit om geld te verdienen. Het zijn niet de Nederlandse bedrijven die hier een slaatje uit slaan. Zij krijgen bedragen in rekening gebracht door telecombedrijven buiten Europa en berekenen die vervolgens door aan hun klanten. Het probleem zit dus buiten Europa.

Om dat probleem op te lossen, moeten we een paar dingen doen. In de eerste plaats moeten we de zaak inzichtelijk maken. Voor een deel kan dat vanuit Europa worden bevorderd, voor een deel vanuit Nederland zelf. Wij moeten ervoor zorgen dat consumenten die naar het buitenland gaan en van die diensten gebruikmaken, weten wat ze te verwachten hebben als het gaat om de rekeningen. Dat is het eerste waarmee we bezig zijn, zowel op Europees niveau als op Nederlands niveau. In de tweede plaats denk ik dat het tijd wordt dat Europa nu hetzelfde doet in de wereld als Nederland eerder in Europa heeft gedaan. Nederland heeft zijn positie in de Europese Unie gebruikt om dit onderwerp op de agenda te zetten en er verder mee te komen. Europa moet met andere blokken in de wereld hierover gaan praten en zeggen: jullie mensen komen bij ons, onze mensen komen bij jullie; laten we de mensen zowel bij jullie als bij ons netjes behandelen. Kortom: datgene wat in Europa is gebeurd, zou ook internationaal moeten gebeuren. Europa is ook bezig om dat voor te bereiden. Dat zal een heel proces zijn, want de wereld is heel gevarieerd en niet overal zo georganiseerd als wij het hier gewend zijn, maar dit is wel iets wat moet gebeuren.

Mevrouw Mulder sprak over snel internet, met name in het buitengebied. Ook daar hamert zij op iets wat nog niet helemaal perfect is. Het is dan goed om met elkaar te zien dat we in Nederland wat internet betreft de zaken toch heel goed voor elkaar hebben. Ik weet dat een aantal huishoudens nog niet kan worden aangesloten op breedbandinternet met een hoge snelheid, maar 97% van de huishoudens in Nederland kan dat wel. Er is geen ander land in de wereld dat dit zo voor elkaar heeft. Bij bedrijven is dit 91%. We weten ook dat het grootste internetknooppunt van de wereld in Amsterdam zit. We weten eveneens dat Nederland het derde of vierde land in de wereld is als het gaat om het maximaal profijt trekken van de internetmogelijkheden. Van de vijftien internetverbindingen tussen Amerika en Europa komen er elf in Nederland aan land, met alle mogelijkheden die dat weer biedt van dien.

Nederland heeft de zaken dus heel goed voor elkaar als het gaat om internet. Ik heb het dan niet alleen over de vaste verbindingen, maar ook over de mobiele verbindingen, die steeds hoogwaardiger worden. Op dit moment gaat het meeste dataverkeer, te weten 60%, al over 4G. Ook hebben wij Nederland vier complete landelijk dekkende mobiele netten, in aanvulling op twee complete vrijwel dekkende vaste netten. Dat is echt een uitzonderlijke situatie. Dat maakt het ook wat moeilijk voor ons om in Europa steun te krijgen voor regelgeving. De regelgeving in Europa is er vaak op gericht om ergens uit te komen wat nog lang niet in de buurt is van waar wij in Nederland al zitten. In een aantal landen vindt men het al heel mooi als er één bedrijf is dat goede verbindingen heeft met alle adressen, terwijl wij er twee hebben met de meest hoogwaardige verbinding, plus de vier mobiele netten. Europa heeft dus een andere agenda. Het is voor ons de kunst om ervoor te zorgen dat, binnen de Europese agenda en de afspraken die daarin worden gemaakt voor Europa als geheel, de situatie in Nederland in ieder geval niet verslechtert, alsmede dat er rekening mee wordt gehouden. Wat mij betreft houdt dat in dat wij straks dezelfde regels kunnen laten gelden voor onze beide vaste netten, het KPN-netwerk en het Ziggo/Vodafonenetwerk. Het is eerlijk ten opzichte van zowel KPN als Ziggo als er voor vergelijkbare netten vergelijkbare regels gelden. Wij zijn er erg op gericht om dit in Europa voor elkaar te krijgen. Dat proberen we iedere keer als dit onderwerp aan de orde komt.

Voorzitter: Agnes Mulder

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Begrijp ik hieruit dat de Minister meent dat er nu, meer dan in het verleden, een kans is dat de Europese Commissie begrip krijgt voor de specifieke situatie in Nederland, die volgens mij uniek is in Europa als het gaat om de kabel en andere spelers op de telecommarkt?

Minister Kamp:

Er is weer een kans om dat voor elkaar te krijgen, omdat het hele telecomkader op dit moment wordt herzien. Er komen voorstellen van de Europese Commissie, die vervolgens worden behandeld in de Europese Raad. Ook het Europees parlement zal ze bespreken. Wij zijn nu al bezig om zo veel mogelijk te beïnvloeden waar de Commissie mee komt. Wij hebben daarover voorbereidend overleg gevoerd in de raden die wij hebben voorgezeten. Normaal voer je in raden overleg aan de hand van voorstellen van de Commissie. Wij hebben nu gezegd: de Commissie komt met voorstellen en we gaan er nu al over praten om die te sturen. Daarbij hebben wij dit punt op verschillende manieren ingebracht. Wij zien de herziening van het telecomkader echt als een mogelijkheid om dit punt weer aan de orde te stellen. Ik doe dat met veel overtuiging, omdat wij hier niemand kwaad mee doen. Dat vond ik ook toen het ging over de netneutraliteit in Nederland, daar doen we niemand kwaad mee. Wij hadden die mogelijkheid moeten behouden en het in stand moeten houden zoals wij dat geregeld hadden. Hier geldt hetzelfde. Met onverminderd enthousiasme ga ik proberen om dat hier ook voor elkaar te krijgen. Dat lijkt me niet meer dan logisch.

Voorzitter: Gesthuizen

Minister Kamp:

Met betrekking tot snel internet concentreert mevrouw Mulder zich, net als anderen, op degenen die daar nog niet op aangesloten zijn. Volgens de telling van 1 januari 2015 waren dat 335.000 huishoudens, zeg ik uit mijn hoofd. Daar zijn wij nu mee bezig, maar wij niet alleen. Er zijn bedrijven met voorzieningen voor veel mensen, ook in het buitengebied. Zij zijn bezig om te bekijken hoe zij hun voorzieningen kunnen uitbreiden, misschien door extra kabels aan te leggen of door de kabels die er zijn beter te gebruiken. Er zijn ook commerciële partijen die wel glasvezel in het buitengebied willen aanleggen, die denken dat er met wat steun van links en rechts een business model van te maken is. Met name in Overijssel zijn ze daar heel ver mee. Daar staan, naar ik meen, al 41.000 adressen op de nominatie om op die manier aangesloten te worden. Wij zien ook dat provincies daar op hun eigen manier heel actief in zijn, omdat de situatie in iedere provincie anders is. Wij ondersteunen dat allemaal. Wij proberen de mogelijkheden die er zijn, zo veel mogelijk inzichtelijk te maken, om te kijken waar men in die situatie het beste gebruik van kan maken. Wij proberen het overleg dat in Brussel moet plaatsvinden, te ondersteunen en om daar samen in op te trekken.

Je ziet dat Brussel in het buitengebied onderscheid maakt tussen gebieden waar al een voorziening is en gebieden waar nog geen voorziening is voor snel internet. Als er nog geen voorziening is voor snel internet, hebben we geen probleem. De provinciale overheid mag dan financiële ondersteuning geven. De provincies willen dat vaak ook, om ervoor te zorgen dat de voorziening daar ook beschikbaar. Dat ligt anders bij gebieden waar al een voorziening is, ook met het oog op de bescherming van de bedrijven waar het om gaat. Voor bedrijven die deze voorziening hebben, ontstaan moeilijkere verhoudingen, als er een ander bedrijf bijkomt dat gesubsidieerd wordt. Daarom is daarvoor geregeld dat het wel mag, maar dan moet de casus zodanig uitgewerkt zijn dat het redelijk is voor het bedrijf dat al in dat gebied gevestigd is.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

De Minister zegt dat wij het goed doen in Nederland. Dat is ook zo en dat willen we ook graag zo houden. Wij maken ons inderdaad heel druk over de gebieden waar dat nog niet zo is. De vraag is hoe we dat gaan organiseren. Ik heb zelf een motie ingediend om de internettoegang los te trekken van de internetdiensten. Bij die diensten gaat het ook over commercie, maar bij die toegang gaat het erom dat iedereen gelijk is in Nederland. Je creëert een bepaalde ongelijkheid als mensen geen toegang hebben tot internet, juist omdat wij in Nederland al zo ver zijn. Ziet de Europese Commissie dit ook zo? Moet internet een grondrecht worden, zodat uiteindelijk iedereen met gelijke kappen wordt behandeld? Moet Nederland daarvoor niet extra zijn best doen, bij die laatste 6% die nog achterloopt?

Minister Kamp:

Ja, ik vind dat wij extra onze best moeten doen. Ik ben het met mevrouw Oosenbrug eens dat deze voorziening steeds belangrijker wordt. Als er heel veel adressen op aangesloten zijn, zullen er ook mogelijkheden komen om optimaal gebruik te maken van verschillende toepassingen van het internet. Als je daar niet op aangesloten bent, mis je steeds meer. Ik geef hier al aandacht aan, maar het is van groot belang dat dit de aandacht houdt. Er zijn allerlei vormen. We kunnen er nu niet al te diep op ingaan, maar je kunt al een heel goede mobiele voorziening regelen. Een probleem is dat de snelheid terugvalt als er veel gebruik van wordt gemaakt. Daarom wordt er ook een combinatie gemaakt van vast en mobiel. Verder wordt het netwerk van KPN voortdurend opgewaardeerd. Dat is ook een factor waarmee rekening moet worden gehouden. Er ligt al behoorlijk wat glasvezel in het buitengebied en er komt nog meer bij. 97% van de burgers en 91% van de bedrijven hebben we al bereikt, maar het laatste stuk is natuurlijk het moeilijkste. Met de inzet van de provincies, de bedrijven en de overheid, die daarin echt samenwerken, wordt vanuit verschillende invalshoeken steeds bekeken wat wij daar voor elkaar kunnen krijgen Ik denk dat we daar een heel eind mee kunnen komen. Uiteindelijk moet de situatie bereikt worden die mevrouw Oosenbrug wil, namelijk dat iedereen daar gebruik van kan maken, zoals iedereen gebruik kan maken van elektriciteit, riolering, gas en water. Dat moet bij ons op het netvlies staan.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ik ben wel blij met deze constatering. De CDA-fractie en ik trekken hierbij samen op. Als wij toe zijn aan 100% dekking, komt de volgende discussie, over het punt of iedereen meedoet in Nederland. Dat zal ook door de Europese Commissie ondersteund moeten worden. Ik hoorde al dat de Minister de noodzaak ziet, maar ziet de Europese Commissie die ook? Je bestrijdt armoede niet door mensen op deze manier buitenspel te zetten.

Minister Kamp:

Ik ben niet ontevreden over de opstelling van de Europese Commissie. Er is geen probleem met staatssteun als het gaat om witte gebieden waar nog geen voorziening is. Bij de grijze gebieden is er ook medewerking te verkrijgen, als er een redelijk verhaal is. Ik denk dat de mogelijkheden er zijn. Het is niet gemakkelijk, want je hebt ook in ons land vrij afgelegen gebieden. Als je daar iemand op snel internet wilt aansluiten, moeten er hoge kosten worden gemaakt, die worden gedragen door de persoon zelf of door anderen. Dat wordt dan weer betaald in de vorm van een opslag op de tarieven. Daar moet goed over nagedacht worden en dat moet in redelijkheid worden gerealiseerd. Soms moet je ook zeggen dat er in een bepaald gebied geen kabel kan worden gebracht, maar dat je het daar mobiel moet doen. Dat kan mobiel-mobiel zijn of vast-mobiel. Dat zijn allemaal dingen die bekeken moeten worden. Daarom ben ik ook zo blij met de actieve opstelling van de provincies. Als je dit voor het land als geheel moet doen, kom je niet verder. De provincies kennen het gebied heel goed en weten welke mogelijkheden er zijn, samen met de gemeenten en de energiebedrijven of de netwerkbedrijven die in hun gebied actief zijn. Op die manier kunnen we daarmee verder komen. Ik vind dit onderwerp evenzeer van belang als mevrouw Oosenbrug en ik zet mij daar met overtuiging voor in.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De Minister sprak over de grijze gebieden waar het net wat ingewikkelder ligt, omdat je dan ook met staatssteun te maken hebt. Ik vroeg mij af of een land als Frankrijk net als wij naar een versoepeling zou willen kijken, zoals een verkorting van de termijn waarop men zou kunnen investeren. Het gaat mij om een prikkel voor de markt om in deze gebieden te investeren. Er zijn heel veel burgerinitiatieven om het voor de toekomst te regelen. Hoe kijkt de Minister daarnaar?

Minister Kamp:

Ik vind dat we kritisch moeten kijken naar een versoepeling van de regels voor staatssteun op dit gebied. Het moet wel eerlijk zijn voor een bedrijf dat al geïnvesteerd heeft in een gebied en dat geen staatssteun heeft gekregen, als wij dat concurrentie aandoen door een ander bedrijf met staatssteun. Ik vind het terecht om in concrete gevallen redelijkheid te betrachten. Mevrouw Mulder zegt dat Frankrijk recent is gekomen met de opvatting dat de staatssteunregels versoepeld moeten worden. Dat is waar, maar dat is nog niet concreet ingevuld. We zullen bekijken of dat standpunt van Frankrijk het proces in Nederland verder kan helpen. Ik sta daarvoor open.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Fijn dat de Minister daarvoor openstaat. Misschien kan hij daar wat sturing aan geven, omdat we nu voorzitter zijn. Hij zou met Frankrijk kunnen bekijken wat de mogelijkheden zijn om tot een oplossing te komen voor de grijze gebieden, waar de problemen het grootst zijn. Dan worden we allemaal verder geholpen. De CDA-fractie vindt het ook van belang dat er goed wordt samengewerkt met bedrijven die al investeringen hebben gedaan, maar soms zie je dat die investeringen heel erg op zich laten wachten. Dan is het wel nodig om druk uit te oefenen, want de CDA-fractie zou niet willen dat sommige inwoners in ons land tweederangs blijven. Hoe krijgen we daar een goede balans in?

Minister Kamp:

We zijn al een heel eind gekomen. Er zijn al ontzettend veel mensen in Nederland aangesloten op breedbandinternet, vaak twee keer en met mobiel erbij nog vaker. De mogelijkheden zijn in Nederland al heel groot. Wij zijn al heel actief bezig met wat er overblijft. Er worden ook resultaten geboekt. Als voorzitter zie ik geen mogelijkheden meer richting Frankrijk, want wij zijn nu bezig met de laatste formele raden. Mevrouw Mulder loopt al een tijdje mee en weet hoe dit proces werkt. Je moet 28 landen bij elkaar zien te krijgen voor een besluit of de conclusies die worden getrokken bij die gemeenschappelijke vergadering. Als je dat voor elkaar wilt krijgen, moet je dat in een aantal lagen daarvoor voorbereiden. In de eindfase ter voorbereiding van de raden die we nog hebben, hebben we de onderwerpen al vastgesteld. De onderlinge discussies zijn al gevoerd. We weten waar de geschilpunten zijn die we volgens de agenda kunnen afwerken.

Frankrijk is wel met een suggestie gekomen, maar heeft die nog niet ingevuld. Het is voor het voorzitterschap niet meer relevant om dat punt toe te voegen aan de agenda. Ik heb een intensieve relatie met mijn collega van Economische Zaken in Frankrijk. Wij zullen dat moeten in de volgende periode, onder het voorzitterschap van Slowakije. Dan hebben we ook nog veel met Frankrijk en met anderen te maken. Ik zal hier dan zeker de aandacht aan geven waar mevrouw Mulder om vraagt.

Over de staalsector is gesproken door mevrouw, de heer Van Veen en mevrouw Gesthuizen. Ik denk dat wij ons in Europa terecht druk maken over de staalsector. Er is sprake van een overmaat aan productiecapaciteit van staal in de wereld. Het overschot in de productiecapaciteit van China is twee keer zo groot als de totale productiecapaciteit in Europa. China kan drie dingen doen met dat overschot: afbouwen, meer op de eigen markt afzetten en exporteren. Ze zijn bezig met afbouwen, maar dat leidt tot banenverlies, waar ze erg beducht voor zijn. Ze zijn al bezig met meer afzet op de eigen markt, maar de groei op die markt is aan het afnemen.

Je ziet dus dat zij bezig zijn om op de wereldmarkt af te zetten. Ik vind dat daarop gereageerd moet worden, maar die reactie is niet zo heel gemakkelijk. Het is mogelijk om het Chinese staal weg te houden uit Europa, maar als je dat doet, komt dat staal terecht in Afrika, in andere landen in Azië of in Zuid-Amerika. Je ziet dat onze staalverwerkende bedrijven, zoals de automobielindustrie, de machine-industrie en andere industrieën die staal nodig hebben, weggeconcurreerd worden door Aziatische, Zuid-Amerikaanse of Afrikaanse bedrijven die met dat goedkope Chinese staal werken.

De kunst is om op zodanige wijze te reageren op die situatie en de handelwijze van China dat wij onze staalproducerende en staalverwerkende industrie de bescherming bieden die redelijk is. Dat doen wij als Nederland door voorstander te zijn van lesser duty rule. Deze houdt in dat je consequent rekening houdt met beide aspecten bij het vaststellen van de hoogte van de sanctie als je reageert met antidumpingmaatregelen. Het Verenigd Koninkrijk heeft op dit moment heel erg te lijden van de import van Chinees staal. Volgens dat land blijkt het te leiden tot een reductie met 90% van de toestroom van het product waar het over gaat, als die regel wordt toegepast. Ik zeg: «het product waar het over gaat», omdat het niet alleen om staal gaat. Je hebt tientallen soorten staalproducten.

De heer Van Veen en anderen verwijzen naar wat Amerika heeft gedaan. Dat land heeft in een bepaald geval een heffing van meer dan 500% opgelegd. Dan gaat het dus om een van die vele producten. In dit geval is het een product waarop voor de helft een compensatie is opgelegd voor de te lage prijs en voor de andere helft een straf. Zo kun je dat doen. Als je zo hard tegen elkaar ingaat, zowel van de zijde van China als van de zijde van de VS, heb je altijd het risico van een handelsoorlog. Ik denk dat een handelsoorlog niet in het belang is van de wereld, van Europa en van Nederland, dat heel internationaal is georiënteerd. Wij proberen ons altijd zo op te stellen dat wij problemen oplossen zonder dat wij nieuwe problemen veroorzaken.

De heer Van Veen (VVD):

Ik begrijp de reactie van de Minister. Het verhaal dat er ook concurrentievoordelen voor de Nederlandse maakindustrie zijn op het moment dat men staal goedkoop kan inkopen, heb ik al een keer gehoord. Ik snap dat wel. Volgens mij is dat de oorzaak van de verdeeldheid in Europa. Landen zonder staalproductie denken immers: waar maak je je druk om; wij krijgen nu goedkoop staal. Dat snap ik. Maar stel dat Tata Steel niet besloten had om die fabriek in Engeland te sluiten maar die in Nederland, dan was het economisch effect op Nederland veel groter geweest. Ik denk dat er dan ook een veel scherper geluid uit de Kamer was gekomen. Daarom stel ik deze vraag. We zien wat er in Engeland gebeurt en hoe Amerika hiermee omgaat. Hoe lang kunnen wij ons in Europa, dus niet alleen in Nederland, dan nog verschuilen achter de stelling dat het ook voordelen heeft als onze staalgebruikers dat goedkoop kunnen inkopen? Ik geloof daar niet zo in. Ik vind dat wij dat voor moeten zijn en dat wij heel goed moeten analyseren waarom Amerika dit soort zware maatregelen kan en durft te nemen en waarom wij in Europa zo'n enorm lang traject hebben om tot 16% te komen. Ik krijg daar graag een reactie op van de Minister.

Minister Kamp:

De vraag van de heer Van Veen stelt mij in de gelegenheid om duidelijk te maken, althans om dat te proberen, dat Europa al heel veel doet op dit punt. Wij hebben met betrekking tot staal al vijftien handelsbeschermende maatregelen genomen. Die zijn effectief. Ik heb net al gezegd dat ook het Verenigd Koninkrijk, dat op dit moment het meest daaronder te lijden heeft, vaststelt dat 90% reductie wordt bereikt als wij de lesser duty rule toepassen en dat dit dus heel effectief is. Er zijn al vijftien handelsbeschermende maatregelen genomen. Er lopen zeven onderzoeken. Over de lengte daarvan ga ik zo iets zeggen. Er zijn drie concrete antidumpingzaken gestart. Europa is dus bezig om maatregelen te nemen.

Hoe zit het dan met Nederland? Tata wordt hier niet gesloten door het Indiase hoofdkantoor, terwijl het wel een vergelijkbare maatregel in Engeland heeft genomen, maar ik vind allebei even erg. Ik voel mij ook verantwoordelijk voor Europa als geheel. Een probleem elders in Europa raakt ons direct of indirect toch. Ik ben dan ook zeer gemotiveerd om ervoor te zorgen dat Europa zich krachtig opstelt richting China. Dat doen we ook. Wij hebben al maatregelen genomen en wij zijn bezig om de proceduretijd te verkorten. Ik denk dat wij niet de suggestie moeten wekken dat de procedures in Europa zo belachelijk lang zijn. Ik zou dat zelf in elk geval niet willen doen. Het duurde negen maanden voordat maatregelen konden worden genomen. Inmiddels hebben wij besloten om die termijn terug te brengen tot zeven maanden. Als Europa maatregelen neemt, gaan die in met drie maanden terugwerkende kracht. Er treedt dus eigenlijk maar gedurende een periode van vier maanden schade op.

Hoe is dat in vergelijking met andere landen? In Australië gaat het om een periode van vijf maanden en in Canada om een periode van drie maanden, maar in Amerika duurt het ook bijna vier maanden voordat men een vergelijkbare maatregel kan nemen. Er zijn bepaalde beelden over hoe het zou gaan. Ik denk dat het in Europa niet goed maar al wel behoorlijk geregeld is. Het is nodig dat Nederland daarop blijft drukken. Wij zijn zeer bereid om met andere landen en met de Europese Commissie samen te werken om ervoor te zorgen dat adequaat wordt opgetreden, maar wij zullen ervoor blijven pleiten dat niet alleen de staalproducerende industrie maar ook de staalverwerkende industrie moet worden beschermd. Ik kan u verzekeren dat de schade, als wij de staalverwerkende industrie uit het oog verliezen, nog veel groter wordt dan die op dit moment dreigt te worden.

De heer Van Veen (VVD):

Laat ik toch even ingaan op de situatie in Amerika. Men doet het daar misschien voor één type staal, maar men geeft wel een heel krachtig signaal af aan China. Dat leidt misschien wel tot een marginale handelsoorlog – ik moet nog zien hoe zich dat ontwikkelt – maar men geeft wel een heel krachtig signaal af om duidelijk te maken dat men dit internationaal niet wenst. Als het waar is dat Amerika dit gaat doorvoeren en er dus nog meer gedumpt wordt in Europa, worden wij wel een soort staalputje. Waarom kan Amerika dit wel met deze percentages? Wat is het wezenlijke verschil tussen de aanpak van Amerika en die van Europa?

Minister Kamp:

Het verschil zit in de eerste plaats in de manier waarop je het doet en de risico's die je daarbij neemt. Ik denk dat wij in Europa en zeker in Nederland heel veel belang hebben bij vrije handel in de wereld als geheel. In dit geval wordt dat verstoord. Wij moeten daartegen optreden, maar wij moeten dat zo doen dat wij de wereldhandel als geheel niet in de weg staan. Wij vinden dat adequaat moet worden opgetreden tegen China, maar dat je dat slechts moet doen in de mate waarin dat noodzakelijk is. De Amerikanen doen dat wat anders. Als je met een reactie van vijfhonderd zoveel procent komt, dan vind ik dat echt een overreactie. De Amerikanen hebben die maatregel bovendien al genomen op basis van cijfers die door de Amerikaanse industrie worden aangeleverd. Wij doen dat in Europa niet. Wij stellen de situatie eerst objectief vast en nemen vervolgens maatregelen op basis van een eigen analyse. Ik denk dat het verstandig is om dat zo te doen. Dit soort maatregelen wordt niet door Nederland genomen maar in Europees verband. Ik zal bekijken of de daarover beschikbare informatie in voldoende mate bij de Kamer terecht is gekomen, zodat ook de heer Van Veen in staat is om zijn opvatting daarover nader te toetsen. Mocht dat niet zo zijn, dan zal ik bezien of ik de Kamer de bestaande en straks ook de nieuwe Europese informatie kan doen toekomen.

Voorzitter: Agnes Mulder

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik ben blij dat de Minister zegt dat de VS eigenlijk klakkeloos de cijfers overnemen die de industrie aanlevert en dat zij het percentage daarop baseren. Ik heb overigens niet gehoord dat het om 500% ging; ik dacht dat het om 255% ging, maar misschien zijn de percentages op andere typen staal nog hoger geweest. Ik ben blij dat de Europese Unie hierin objectief en eerlijk te werk gaat. Die eerlijkheid is natuurlijk op heel veel vlakken belangrijk. In die zin voel ik ook mee met de heer Van Veen. Of je nu vooral rekening wenst te houden met de belangen van de staalproducerende industrie of met die van de staalverwerkende industrie, het gaat om een eerlijk speelveld. Ik moet constateren dat dit er niet is als er met nogal wat overheidssteun, met staatssteun, staal wordt geproduceerd. Welk percentage je in Europees verband ook overeenkomt, je zult er in ieder geval voor moeten zorgen dat die oneerlijke concurrentie een halt wordt toegeroepen. Ik kan het niet anders zien. Bij het vaststellen van het percentage moet je daar ernstig rekening mee houden. Kan de Minister daarop reageren?

Minister Kamp:

Het is zoals mevrouw Gesthuizen zei en ook het beeld dat de heer Van Veen schetste is juist. China heeft een overproductie en het dumpt die op de wereldmarkt. Stel dat Amerika de markt afsluit, dan komt er nog meer naar Europa. Dat is een groot probleem voor Europa. Zo is het gewoon. Wij moeten daar maatregelen tegen nemen. Die maatregelen moeten de problemen tussen ons en China niet nog groter maken en zij moeten zo effectief zijn dat wij onze industrie de bescherming geven die zij verdient. Dat moet een redelijke bescherming zijn. Bedrijven die op een eerlijke wijze op de wereldmarkt willen produceren, moeten niet worden weggeconcurreerd door andere bedrijven die voor een gedeelte door de overheid worden gefinancierd. Ik denk dat het heel terecht is dat we daar op die manier naar kijken. Wij moeten niet overreageren; wij moeten proberen om adequaat te reageren en om daarbij de belangen van de staalverwerkende industrie in beeld te houden. Dat proces is nu gaande in Europa. Het heeft al geleid tot vijftien maatregelen. Er zijn zeven maatregelen in voorbereiding, waaronder drie antidumpingmaatregelen. Ik denk dat dit goed is, maar het ongeduld van de heer Van Veen en mevrouw Gesthuizen is terecht. Europa is samengesteld uit 28 landen. Sommige daarvan hebben meer staalverwerkende industrie; andere hebben meer staalproducerende industrie. Sommige hebben net belangrijke investeringen van China gehad; andere hebben juist nare ervaringen met China. Het kost nu eenmaal tijd om in dat verband van 28 onafhankelijke landen toch tot één besluit te komen; dat is de praktijk in Europa.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen heeft een vervolgvraag.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik houd het heel kort, voorzitter.

De voorzitter:

In verband met de uitzending vraag ik de heer Kamp om zijn microfoon even uit te doen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Anders ben ik niet goed in beeld. Dat maakt mij niet zo heel veel uit, hoor. Ik hoor de Minister nu zeggen dat hij het erom doet. Dat mag; in de politiek is alles geoorloofd!

Ik heb gelezen dat het bij een bepaald type staal in eerste instantie zou gaan om een importheffing van 60%, maar dat die door de lesser duty rule is uitgekomen op 16% of 17%. Ik maak mij daar zorgen om. Kan de Minister een algemeen oordeel geven? Vindt hij dat niet ook wat aan de lage kant? Wat vindt hij ervan dat we gelet op de markt en de staatssteun eigenlijk op 60% zouden moeten uitkomen, maar dat we dat door de lesser duty rule met 75% naar beneden schroeven?

Minister Kamp:

De lesser duty rule regel is zo opgesteld dat er zowel gekeken wordt naar de vraag hoe er aan de andere kant wordt gesubsidieerd en welk verschil daardoor ontstaat, als naar de schade die daardoor ontstaat bij Europese bedrijven. Met beide aspecten wordt rekening gehouden en vervolgens wordt de hoogte van de reactie bepaald. Zoals ik al zei, is het een evenwichtige regel die ertoe leidt dat 90% van het gewenst effect daadwerkelijk wordt gerealiseerd in het land dat het meeste onder die import lijdt. Op dit moment gaat de discussie trouwens over de aanscherping van de lesser duty rule. Er wordt bekeken hoe je met de toepassing van die regel nog scherper kunt reageren, vooral in uitzonderlijke situaties. Dat onderzoek is gaande.

Voorzitter: Gesthuizen

Minister Kamp:

Ik was gebleven bij de vragen van mevrouw Oosenbrug. Zij benadrukte opnieuw het belang van standaarden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb de indruk dat de Minister klaar is met het blokje over Tata Steel. Klopt dat?

Minister Kamp:

Nee, ik ga nog iets zeggen over de doorbraaktechnologie van Tata. Ik heb altijd moeite om de wat Fins klinkende naam daarvan goed uit te spreken. Misschien kan mevrouw Mulder mij even helpen? Zij geeft nu aan dat zij daar ook moeite mee heeft, maar van mijn ambtenaren begrijp ik dat ik «HIsarna» moet zeggen. Door dat proces kan staal worden geproduceerd met 20% minder CO2-uitstoot. Het is een prima proces. Ik kan mevrouw Mulder verzekeren dat ik het in Europees verband al vier of vijf keer als voorbeeld heb genoemd. Ik heb gezegd dat wij in de Europese programma's ruimte moeten maken om een dergelijk proces te ondersteunen. Vermindering van de CO2-uitstoot is immers zowel in het belang van de concurrentiepositie van het Europese staalproducerende bedrijfsleven als van de bestrijding van klimaatverandering. Dit staat bij mij permanent op de agenda. Ik zal bij de komende vergaderingen opnieuw over dit onderwerp spreken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik dank de Minister voor zijn bereidheid om hier goed naar te kijken, maar ik vind het vooral belangrijk dat het uiteindelijk doorgaat. De Minister moet dus ook bekijken hoe we de financiering zo voor elkaar krijgen dat er al snel een belangrijke CO2-reductie kan worden gerealiseerd. Vandaag hebben we het debat over het klimaat. Een groot deel zal moeten komen van ons bedrijfsleven. Dat loopt nog wat achter. De een-op-eenafspraken moeten nog worden gemaakt. Met dit project kunnen grote stappen worden gezet. Hoe kunnen we er met goede, faciliterende maatregelen voor zorgen dat dit soort projecten van de grond komt?

Minister Kamp:

We hebben veel mogelijkheden om dit soort projecten te ondersteunen. We hebben een heel stelsel van regelingen, waarvan ook gebruik wordt gemaakt. Het is natuurlijk altijd gewenst dat het bedrijfsleven daar meer mee doet. Het is in de eerste plaats zijn eigen verantwoordelijkheid. Ik denk dat het project dat daar wordt opgezet niet alleen Nederlandse steun moet krijgen, maar dat het ook in Europa in beeld moet worden gebracht, want daar zijn er ook grote innovatieprogramma's. Men is daar ook bezig met de bestrijding van de klimaatverandering. Ik geef dit project dus zowel in Nederland als in Europa de aandacht die het verdient. Ik ben positief en enthousiast over het project van Tata. Ik vind Tata een heel mooi bedrijf en ik vind dat het dit project ook heel goed heeft opgepakt. Ik zal daar dus mee bezig blijven.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik zie dat stiekem maar een beetje als een toezegging dat de Minister er samen met het bedrijf wil uitkomen. Mocht dat niet zo zijn, dan horen we graag in de aanloop naar de begrotingsbehandeling wat daar nog voor nodig is, zodat we creatief kunnen meedenken over oplossingsrichtingen.

Minister Kamp:

Dat vind ik wel erg concreet worden. Het gaat om een bedrijf dat een procedé heeft ontwikkeld en dat daarvoor moet investeren. Het gaat mij te ver om te zeggen dat we tussen nu en september gaan bekijken wat daar eventueel aan overheidsgeld bij moet. We hebben onze regelingen niet gemaakt voor Tata alleen. Onze regelingen zijn generieke regelingen, waarvan alle bedrijven onder dezelfde omstandigheden gebruik kunnen maken. Tata kan daar ook gebruik van maken. Er zijn veel mogelijkheden in Nederland. Daarnaast zijn er Europese mogelijkheden, waar we ons ook voor inzetten. Ik zou het daar op dit moment bij willen laten.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik heb vanmorgen gesproken met de gedeputeerden van Groningen. Zij zijn aan het bekijken hoe zij bedrijven in de regio nog meer kunnen faciliteren, desnoods via revolverende fondsen. Zij hebben daar een instrument voor ontwikkeld. Ik zou de Minister willen vragen om te onderzoeken of dat soort opties misschien toch mogelijk is.

Minister Kamp:

Wij luisteren altijd goed naar de suggesties van mevrouw Mulder.

Mevrouw Oosenbrug sprak over het belang van standaarden. Ik ben het op dat punt zeer met haar eens. Als je het bedrijfsleven wilt stimuleren en de gelegenheid wilt geven om efficiënter te werken, moet je met standaarden werken. Het bedrijfsleven moet daar vooral zelf voor zorgen. Bedrijven moeten dat samen doen en dat gebeurt ook vaak. Wij kunnen dat zeker ondersteunen. Ik denk dat het goed is om bij gelegenheid de stand van zaken in beeld te brengen. Europa werkt hard aan standaarden. Wij doen dat ook op onze manier. Ik zal bij gelegenheid een en ander in beeld in brengen, zodat we daar eens wat verder over kunnen doorpraten.

Datzelfde geldt voor de platforms waar mevrouw Oosenbrug over sprak. Het gaat om een zeer belangwekkende ontwikkeling. Nederland heeft daar onderzoek naar gedaan. Europa is daar ook mee bezig. Als wij de resultaten daarvan beschikbaar hebben, lijkt het mij nuttig om de Kamer iets aan te reiken op basis waarvan wij hier verder over kunnen spreken.

Mevrouw Oosenbrug sneed ook het onderwerp geoblocking aan. Geoblocking betekent dat een bedrijf klanten in het ene land anders behandelt dan klanten in het andere land of dat een bedrijf helemaal geen klanten uit het andere land wil hebben. Wij vinden als Nederland dat er wel enige vrijheid moet zijn voor bedrijven. Een bedrijf moet niet verplicht worden om klanten op duizenden kilometers afstand op dezelfde manier te behandelen als klanten om de hoek. Het moet allemaal wel in redelijkheid, maar het uitgangspunt van geoblocking in de Europese Unie is verkeerd en moet worden weggenomen. Ook Commissaris Ansip is daar zeer van overtuigd en maakt zich daar druk over. Hij heeft aangekondigd om met voorstellen te komen. Voordat hij met die voorstellen kwam, hebben wij in een informele Raad over Concurrentievermogen al gesproken over het belang daarvan en de ondersteuning die wij hem daarbij geven. Wij zullen dat proces van nabij blijven volgen. Ons uitgangspunt is dat ervoor moet worden gezorgd dat er geen geoblocking meer is. Als er sprake van is dat klanten verschillend worden behandeld, dan moet dat heel redelijk en voor iedereen aanvaardbaar zijn. Op die manier zijn wij met geoblocking bezig.

Voorts vroeg mevrouw Oosenbrug naar de toegankelijkheid van overheidswebsites. Ik heb die informatie op dit moment niet paraat. Ik was daar niet op voorbereid, maar ik ga bekijken of ik aan de hand van een paar aantekeningen toch iets zinnigs daarover kan zeggen. Nederland voldoet aan de Europese standaard voor de toegankelijkheid van overheidswebsites, zoals mevrouw Oosenbrug al inschatte. Wij zijn bezig om onze regelgeving zo aan te passen dat de Europese wetgeving op dit gebied ook nationaal van toepassing wordt. De regelgeving wordt aangepast aan de Europese afspraken. Wij zaten al op het niveau dat Europa nastreeft, maar er zijn nog wel extra inspanningen nodig om mobiele applicaties en intranet ook toegankelijk te maken. Ik zal bekijken wat een goede gelegenheid is om de Kamer te informeren over de combinatie van onze regels voor de toegankelijkheid van overheidswebsites en de Europese regels, de voortgang die daarin geboekt wordt en de nog op te lossen problemen.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ik wil de Minister wel een beetje helpen, want dit onderwerp hoort eigenlijk bij de Minister van Binnenlandse Zaken. We zouden een brief daarover ontvangen, maar volgens mij heb ik die nog niet gezien. Daarom stelde ik deze vraag. Het kan best dat de brief al is verschenen, maar ik heb hem niet gezien. Ik vraag dit ook met het oog op het Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin wij dit expliciet hebben laten opnemen. Ik snap dat Europa vindt dat wij daar wel aan voldoen, maar wij hebben ook nog een eigen visie op de toegankelijkheid van websites. Ik ben op zich wel tevreden met het antwoord van de Minister, maar ik zou die brief nog wel graag willen zien. Ik begrijp nu echter van de Minister dat die wel is gekomen, dus ik ga mijn huiswerk opnieuw doen.

Minister Kamp:

Er mankeert niets aan uw huiswerk, mevrouw Oosenbrug. Deze brief is pas op 17 mei verstuurd en bij de Kamer binnengekomen. Vandaag of morgen zit hij dus bij de post, maar we zullen zeker bekijken of dat voldoende is of dat ik daar vanuit mijn verantwoordelijkheid nog nadere informatie aan wil toevoegen. Ik ben altijd beschikbaar om over dit belangrijke onderwerp te spreken. We willen iedereen in Nederland graag de gelegenheid bieden om voluit mee te doen. Ik zie het ook als een erezaak om ervoor te zorgen dat mensen met een fysieke beperking toch krijgen waar zij recht op hebben.

Mevrouw Oosenbrug begon over de 700 MHz-band. Die wordt vrijgemaakt voor mobiele communicatie. We hebben die daarvoor hard nodig. Dat is ook mogelijk omdat het oude systeem dat we daarvoor hadden, het DVB-T-systeem, wordt opgevolgd door DVB-T2. Als je dat gaat doen, kun je met veel minder frequentieruimte uit de voeten. Het hoeft ook niet per se in de 700 MHz-band te zitten; het kan ook voor een stukje daarbuiten zitten. Wij zijn druk bezig om dat uit te werken. Er is één bedrijf dat dat op dit moment levert. Dat is Digitenne. Dat bedrijf had daar eerst minder belangstelling voor, maar wil het nu toch blijven doen. Er heeft zich ook een ander bedrijf bij ons gemeld dat dit wil doen. Per september volgend jaar moet dit opnieuw worden uitgegeven. Mochten er meerdere gegadigden zijn, dan moet er geveild worden. We zijn dat op dit moment aan het voorbereiden. We doen dat tijdig zodat we ervoor kunnen zorgen dat beide bedrijven een faire kans krijgen. Mocht een ander bedrijf dan Digitenne het uiteindelijk krijgen, dan moet het de gelegenheid hebben om dat tijdig te kunnen realiseren. We houden dat allemaal scherp in de gaten.

Op de vraag van mevrouw Oosenbrug over de kosten van de NPO heb ik zo geen antwoord. Ik zal daar met mijn collega van OCW, Sander Dekker, over spreken. NPO is verplicht om programma's gratis aan iedereen aan te bieden. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van Digitenne. Ik weet niet of de NPO extra kosten moet maken op het moment dat we overgaan van DVB-T naar DVB-T2. Ik weet ook niet of dat bezwaarlijk is, maar ik zal daarnaar kijken naar aanleiding van de vraag van mevrouw Oosenbrug.

Mevrouw Oosenbrug sprak ook over Commissaris Timmermans en het wetgevingsproces, dat transparanter moet worden. Nederland is al een heel eind gekomen met het transparant maken van het wetgevingsproces. Wij hebben als uitgangspunt dat bij iedere nieuwe wet die maar enigszins relevant is voor burgers of bedrijven een internetconsultatie plaatsvindt. Iedereen kan daar vooraf naar kijken en op reageren en volgens komt het terug bij het kabinet en gaat het naar de Raad van State, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Op die manier heb je een heel zorgvuldig, transparant proces. In Europa gaat dat wat gecompliceerder. Behalve mevrouw Oosenbrug en ik en nog enkele honderden anderen, weten niet zo heel veel mensen hoe dat proces precies in elkaar zit, welke rol de Europese Commissie en de Europese Raad daarbij spelen, welke bevoegdheid het Europees parlement heeft, hoe het zit met de trilogen en hoe dat allemaal uiteindelijk tot iets leidt. Als je dat belangrijke wetgevingsproces inzichtelijk wilt maken voor de burgers, moeten de constructie en de uitwerking begrijpelijk zijn. Ik ben het met mevrouw Oosenbrug eens dat het nodig is om veel aandacht te besteden aan de transparantie. De vraag hoe wij de transparantie van het Europese wetgevingsproces de aandacht kunnen geven die het verdient, zal ik in mijn achterhoofd houden bij het gesprek van volgende week met de 27 collega's en Commissaris Timmermans.

Ik kom op de vragen van de heer Van Veen. Aan het begin van mijn beantwoording ben ik al ingegaan op de staalkwestie. Ik hoop dat ik zijn vraag daarmee naar genoegen heb beantwoord. De heer Van Veen ging ook in op de kwestie van de portabiliteit. Als je in Nederland een abonnement op Netflix hebt en als je ook Netflix-series wilt bekijken tijdens een week in een vakantiehuis in België, dan is dat nu niet goed geregeld. We hebben de ambitie om dat wel goed te gaan regelen. Ik mag niet uit de school klappen, maar we zijn vergevorderd met de voorbereiding daarvan. Dit onderwerp komt volgende week aan de orde in de Europese Raad voor Concurrentievermogen. Ik denk dat we daarin echt een stap kunnen gaan zetten. Er waren verschillende belangen bij verschillende landen, maar ik geloof dat we een heel eind zijn gekomen. We zullen zien of we daar volgende week uitkomen. De uitkomst zou moeten zijn dat de Nederlandse regels van toepassing zijn als je in Nederland woont en dat je de in Nederland geleverde diensten kunt meenemen als je tijdelijk in een ander land bent. Dat zou een flinke stap vooruit zijn. Ik hoop dat we die stap kunnen zetten.

De heer Van Veen begon al heel vroeg over een reflectie op het voorzitterschap.

De heer Van Veen (VVD):

Ik wil nog even terugkomen op het vorige punt. Het gaat hier inderdaad om de betaalde content. We gebruiken heel vaak het voorbeeld van Netflix. Het gekke van Netflix is dat je het buitenlandse aanbod krijgt op het moment dat je in het buitenland bent. Als ik in Engeland ben, kan ik gewoon mijn abonnement op Netflix gebruiken en krijg ik het Engelse aanbod. Maar als ik een abonnement heb op Fox Sports, krijg ik in Engeland helemaal niets. Ik krijg dan een zwart scherm en moet een programma downloaden om toch naar mijn favoriete voetbalwedstrijd in Engeland te kijken, terwijl ik als consument niet weet of dat illegaal is. Volgens mij moeten we naar een systeem toe dat inhoudt dat je dat soort spullen gewoon kan meenemen naar het buitenland als je in Nederland netjes je abonnement betaalt. In het buitenland is immers bekend wie je bent als je gewoon je eigen IP-adres blijft gebruiken. Als het in Europa zo lang duurt, waarom kunnen wij dat niet gewoon in Nederland regelen met de aanbieders van abonnementen?

Minister Kamp:

Ik ben het met de heer Van Veen eens dat het moet zoals hij het beschrijft. Ik denk dat we daar een heel eind in kunnen komen, maar dat het niet doenlijk is om dat als Nederland te regelen voor de Nederlanders. Je moet dat regelen met alle andere 27 landen. Als ik daar dan mee klaar ben, vraagt mevrouw Mulder mij weer hoe het dan zit met de landen buiten Europa. Ik denk niet dat het doenlijk is om dat als Nederland met al die landen te regelen. We koersen echt op een Europese regeling op dat punt. Zoals ik al zei, denk ik dat we daar dichtbij zijn. Laten we volgende week afwachten. We kunnen daar dan bij een volgende gelegenheid verder over spreken. Het doel dat de heer Van Veen beschrijft, is ook mijn doel.

Ik ben al ingegaan op de vraag om te reflecteren op het voorzitterschap. Ik hoop dat ik daarmee de vragen van de woordvoerders voldoende heb beantwoord.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Kamerleden. Hebben zij behoefte aan een tweede termijn? Ik zie dat mevrouw Mulder daar in ieder geval behoefte aan heeft. In deze tweede termijn is de spreektijd anderhalve minuut per fractie.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn toezegging om te bekijken of hij op Europees niveau toch aan de slag kan met data roaming, zodat de tarieven ook in andere delen van de wereld omlaag kunnen worden gebracht. Ik dank hem ook voor zijn toezegging om samen met Frankrijk op te trekken om de staatssteunregels toch te versoepelen om zo meer kansen en mogelijkheden te bieden aan de mensen die in het buitengebied wonen. Is de Minister bereid om te bekijken of het bijvoorbeeld een optie is om de termijn van drie jaar te verkorten?

Verder heb ik een vraag over de decentrale overheden. Liggen er bij de Europese Commissie al concrete voorstellen voor de grijze gebieden en zet de Minister zich daar ook voor in?

Tot slot dank ik de Minister voor zijn enthousiasme voor het klimaatproject van Tata Steel, voor zijn toezegging om daar nog eens nader naar te kijken en om daarbij goed te luisteren naar de woorden van het CDA. Dat doet ons goed!

De voorzitter:

Dat kan ik mij voorstellen.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen toevoegingen. Ik wil de Minister alleen een compliment geven – ik doe het toch weer – voor het feit dat hij onze vragen ondersteunt en dat hij bereid is om daar goed naar te luisteren. Ik merk ook altijd dat hij onze vragen goed verwoordt in Europa. Ik weet dat de Minister niet graag complimenten «incasseert», maar ik geef hem bij dezen toch een compliment.

De voorzitter:

De heer Van Veen geeft aan dat hij geen behoefte heeft aan een tweede termijn. Dan kom ik ten slotte zelf aan het woord namens de SP.

Voorzitter: Agnes Mulder

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik heb twee korte opmerkingen. Nee, nee, ik ga geen compliment uitdelen; ik zeg alleen maar «hup Minister!» als het gaat om de regulering van de kabel. Ik heb al eerder aangekondigd dat ik met spandoeken op de tribune ga zitten om zijn pleidooi in Brussel te ondersteunen als hij dat voor elkaar krijgt, want het moet niet zo zijn dat het over tien jaar nog hierover gaat en dat wij dan nog steeds in deze situatie zitten.

Tot slot nog een klein puntje. Ik heb de motie van de heer Van Veen er nog eventjes bij gepakt. Het was een heel sympathieke motie, maar die ging inderdaad een paar stapjes minder ver dan die van ons. Mijn aanbod blijft dus zeker staan. Als de heer Van Veen meent dat vanuit Nederland echt het signaal moet worden afgegeven «geen markteconomiestatus voor China», dan is hij altijd welkom om mee te tekenen.

Voorzitter: Gesthuizen

Minister Kamp:

Voorzitter. Wat de moties betreft weet u het: ik ontraad beide. Mevrouw Gesthuizen sprak over de regulering van de kabel. Ik denk dat we daarover moeten blijven spreken, want dit is een zeer belangrijk punt in de Nederlandse situatie. De concurrentie die wij hebben op de kabel, wordt veroorzaakt doordat de beschikbare infrastructuur niet alleen voor de eigenaar ervan beschikbaar is, maar ook voor anderen, die tegen redelijke voorwaarden hun diensten kunnen aanbieden. Als je twee verschillende netten hebt, waar je hetzelfde mee kunt, is het niet redelijk om het ene net wel te reguleren en het andere niet. Vandaar dat wij dat ook met overtuiging nastreven. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat we dit echt voor elkaar moeten maken, omdat ons verhaal redelijk is en wij andere landen daarmee niet in de weg zitten.

Mevrouw Oosenbrug dank ik voor haar vriendelijke woorden.

Mevrouw Mulder deed iets wat zij wel vaker doet. Als ik zeg dat ik met Frankrijk ga overleggen, zegt mevrouw Mulder dat zij blij is dat ik samen met Frankrijk ga optrekken. Dat laatste sluit ik niet uit, maar ik ga beginnen met overleggen.

Wat mevrouw Mulder over de driejaartermijn heeft gezegd, is ook redelijk. Ik zal daarnaar kijken en bezien welke initiatieven we eventueel op dat punt kunnen nemen.

Het is heel goed dat mevrouw Mulder bij Tata Steel is geweest. Ik ben daar zelf ook een paar keer geweest en ik heb dat proces ook bekeken. Ik vind het heel knap dat dit soort initiatieven, in een moeilijke markt, door een heel goed, efficiënt bedrijf worden genomen. Het zijn initiatieven met toekomstwaarde, niet alleen voor Tata in Nederland, maar ook voor de Europese staalindustrie als geheel, mits deze wel betaalt voor het werk dat Tata al gedaan heeft. Mijn enthousiasme om mij daarvoor in te zetten is de afgelopen tijd groot geweest en zal ook niet verminderen door de aansporing die ik van mevrouw Mulder heb gekregen.

De voorzitter:

Er is geen toezegging genoteerd.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Volgens mij hebben we nog een toezegging gekregen om de open data of open source mee te nemen, maar ik weet het ook niet helemaal precies.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Volgens mij heeft de Minister toegezegd dat hij in Europees verband en desnoods namens Nederland in gesprek gaat over roaming die plaatsvindt buiten de Europese Unie. Hij heeft nog niet gezegd wanneer. Als hij dat wil toezeggen, mag dat altijd.

De voorzitter:

Het is gebruikelijk bij een toezegging dat het kabinet zegt dat de Kamer bij brief wordt geïnformeerd. Is dat het geval geweest?

Minister Kamp:

Ik zal de Kamer op een gepast moment – ik ben er niet op uit om het uit te stellen – informeren over de inspanningen die door Europa worden geleverd en over de resultaten die zijn geboekt op roaminggebied voor de Europese burgers en of deze ook in de wereld kunnen worden bereikt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Geweldig.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ik heb de toezegging gevonden. We krijgen een brief over de kosten van NPO. Dat zou de Minister overleggen met zijn collega van OCW, als ik het wel heb.

Minister Kamp:

Ik zal met mijn collega van OCW bekijken of daar een probleem is. Als dat het geval is, zal ik de Kamer over dat probleem en de mogelijke oplossing daarvan informeren.

De voorzitter:

Voor de zomer, zeg ik erbij, voor de goede orde.

Als de leden nog een VAO willen aanvragen, dan kan dat tijdens de regeling van werkzaamheden op dinsdag 24 mei, maar vooralsnog is niemand dat van plan, zie ik. Hartelijk dank aan de Minister, de toehoorders en de collega's.

Sluiting 15.23 uur.