Kamerstuk 21501-30-346

Verslag van een algemeen overleg

Raad voor Concurrentievermogen


Nr. 346 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 maart 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken, de vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben op 25 februari 2015 overleg gevoerd met Minister Kamp van Economische Zaken en Staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 2 december 2014 inzake het verslag van een schriftelijk overleg over de Raad voor Concurrentievermogen op 4 en 5 december 2014 in Brussel (Kamerstuk 21 501–30, nr. 339);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 19 december 2014 inzake het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 december 2014 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 340);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 11 februari 2015 inzake de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 2 en 3 maart 2015 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 341);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 januari 2015 inzake het fiche: Verordening betreffende geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2494/95 (Kamerstuk 22 112, nr. 1937);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 24 februari 2015 inzake de aanvulling geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 342).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Wolbert

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: De Liefde

Griffier: Koerselman

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: De Liefde, Van Veen, Verhoeven en Jan Vos,

en Minister Kamp van Economische Zaken en Staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter: Ik heet iedereen welkom. Wij zijn hier bijeen voor het algemeen overleg over de Raad voor het Concurrentievermogen van volgende week. Ik heet de mensen op de publieke tribune en de mensen die met ons meeluisteren van harte welkom, evenals de Minister, de Staatssecretaris en hun ondersteuning en de collega's uit de Kamer. De spreektijd is drie minuten per fractie. Voordat ik als eerste het woord geef aan de heer Van Veen van de VVD wil ik even inventariseren of er vragen zijn van de heer Van Veen of van de heer Vos aan de Staatssecretaris. Mocht dat niet het geval zijn, dan zou de Staatssecretaris wellicht eerder kunnen vertrekken.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik zou de Staatssecretaris er graag bij willen hebben, maar in dit bijzondere geval wil ik hem excuseren.

De voorzitter: Ik stel vast dat de heer Van Veen ook geen vragen heeft, dus ik dank de Staatssecretaris voor zijn zeer korte aanwezigheid en wens hem veel plezier met zijn onverwachte vrije uur.

Minister Kamp: Kunt u dat ook even namens mij vragen?

De voorzitter: Ik vrees dat de Minister hier wel mag blijven.

De heer Van Veen (VVD): Voorzitter. Ik ben er blij mee dat de Minister het thema smart industry op de Europese agenda heeft gezet en onderdeel wil laten zijn van het Europese industriebeleid. De wijze waarop Fokker, VDL en anderen bezig zijn met de integratie van geautomatiseerde kwaliteitssystemen en streven naar zero defects en gebruikmaken van onze data-infrastructuur in Nederland zou een voorbeeld moeten en kunnen zijn voor heel Europa. Ik hoop dat smart industry voor de Nederlandse industrie zal zijn wat Lean Six Sigma voor Toyota en later General Electric heeft betekend.

Eerdere uitspraken van de Minister suggereerden dat er geen geld beschikbaar zou zijn voor het opzetten van een netwerk van fieldlabs ten behoeve van smart industries. Ik constateer dat er toch een mogelijkheid is gevonden om smart industries met Europees geld te steunen. Wat mij betreft is dat prima nieuws. Daar ontvang ik graag een toelichting van de Minister op. Wat kan het EU-programma Competitiveness of Enterprises and Small and Medium-sized Enterprises betekenen en over hoeveel geld praten we dan? Is het als Europees geld voor heel Nederland beschikbaar en hoe kunnen we als rijksoverheid helpen om dit bedrag zo veel mogelijk op te plussen?

Dat geldt ook voor Horizon 2020. De Europese Commissie probeert 315 miljard euro vrij te maken voor de economie en tegelijk wordt er 2,7 miljard euro uit het Horizon 2020-fonds geplukt. Ik lees dat de Minister daar kritisch op is. Welke consequenties heeft dat voor de Nederlandse innovatie? Hoe gaan wij onze onderzoekers en ondernemers helpen om nog effectiever gelden uit dit fonds te halen, zodat we onze positie als netto-ontvanger behouden? De kaarten kunnen, zo blijkt, ieder moment anders liggen waardoor aanvragers uit Nederlands straks wellicht het nakijken hebben. Die zorg is volgens mij niet helemaal onterecht. Mijn collega Bart de Liefde heeft de afgelopen jaren aangedrongen op de afschaffing van de roamingkosten en het behoud van netneutraliteit. De voorstellen daarvoor kunnen zomaar veranderen. Het Italiaans voorzitterschap verwaterde vorig jaar al het Kroes-pakket in het voordeel van de Alpen- en vakantielanden en nu gooit het Letse voorzitterschap er nog een emmer water bij, waardoor het Kroes-pakket nauwelijks nog herkenbaar is. De VVD vraagt de Minister om vast te blijven houden aan de volledige afschaffing van roamingkosten en het behoud van netneutraliteit. Ik zou graag van de Minister willen weten hoe en wanneer hij dat zal doen.

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Het is niet toevallig dat de VVD, D66 en de PvdA hier gezamenlijk zitten, want wij staan alle drie op het standpunt dat de netneutraliteit 100% moet zijn en de roamingkosten moeten worden afgeschaft. Dat is een belangrijk punt voor de burgers van de Europese Unie. Is dat nu naar de mening van de Minister voldoende gegarandeerd? Wat betekent de invoering van die RLAH+-toeslag nou eigenlijk precies voor de Nederlandse burger? Hoeveel gaat dat onze burgers kosten op jaarbasis? Waarom is de doelstelling van het gelijktrekken van alle tarieven, zoals alle drie fracties hier aanwezig dat graag zouden zien, verlaten? Op welke punten heeft Nederland op dit moment te weinig steun in de Raad om het doel te bereiken? Denkt de Minister dat het met steun van het Europees parlement in tweede lezing wel lukt? Kan hij, zodra de Raad in eerste lezing een akkoord bereikt, de Kamer hiervan een appreciatie sturen alsmede een verwachting geven van de tweede lezing? Zoals gezegd: dit punt leeft erg onder de burgers van de Unie, maar vooral ook in Nederland.

De Minister heeft ons op 24 februari een brief gestuurd waarin staat dat er een zogenaamd A-punt aan de agenda van de Raad voor het Concurrentievermogen is toegevoegd. Dat punt betreft genetisch gemodificeerde organismen. Het gaat specifiek over het toestaan van het gewas maïs 1507. Daar is twaalf jaar lang discussie over gevoerd. Nu wordt dat punt toegevoegd aan de Concurrentieraad. Dat vinden wij verbazingwekkend. Wij zouden liever zien dat dat bij de Milieuraad of de LNV-Raad besproken wordt, want daar lijkt het ons beter passen. Ook zouden wij graag zien dat er een stemming mogelijk wordt gemaakt. Wij willen het niet als A-punt, dus niet als hamerstuk behandeld zien, maar zouden het graag onthamerd willen hebben. Wij vragen de Minister of hij daarover een toezegging kan doen. Als er twaalf jaar over gediscussieerd wordt, hoeft het nu niet als hamerstuk op het laatste moment aan de Concurrentieraad te worden toegevoegd, aldus mijn fractie.

Voorzitter, hoeveel minuten heb ik nog?

De voorzitter: Een halve minuut.

De heer Jan Vos (PvdA): Het is altijd te kort.

In november is de Annual Growth Survey 2015 gepubliceerd. Kan de Minister zich vinden in de prioriteiten van de Europese Commissie? Is volgens hem het Nederlandse kabinetsbeleid in overeenstemming met de landenspecifieke aanbevelingen voor 2014 aan Nederland? Een aantal van die punten worden op dit moment in Nederland uitgevoerd, maar een aantal andere punten bevinden zich nog in het voorstadium van wat we zouden willen gaan doen. Daarbij denk ik onder andere aan de discussie omtrent de pensioenen maar ook het eventueel verder versoepelen van de hypotheekrenteaftrek. Dat zijn in Nederland politiek gevoelige punten die daar dan toch eventjes genoemd worden. Hoe ziet de Minister dat? Laten we dan toch niet vergeten dat de groei in Nederland op dit moment toeneemt, dat onze export groeit en dat onze werkloosheid afneemt. Daarmee wil ik de Minister dan toch complimenteren. Ik hoop dan ook dat hij in Europees verband erin slaagt om enkele specifieke landen zover te krijgen dat zij een voorbeeld nemen aan de wijze waarop Nederland dat heeft aangepakt, zodat zij zich ook kunnen voegen bij de groeiende Europese economieën.

De voorzitter: Dan geef ik nu het woord aan de heer Verhoeven van Democraten 66, die later is binnengekomen.

De heer Verhoeven (D66): Ook wel afgekort als D66, voorzitter.

Zoals mijn collega's van VVD en Partij van de Arbeid terecht al zeiden, is roaming het eerste punt dat ik zou willen inbrengen. Naar verluidt is het voorstel van de Europese Raad dat er maar 5 MB ineens beschikbaar zou zijn in plaats van dat er volledig vrije toegang is.Daarmee is het originele voorstel eigenlijk al geheel van tafel. 5 MB is namelijk niks; daar ben je in een uur doorheen.

Ook op het punt van de neutneutraliteit sluit ik mij graag aan bij de woorden van de vorige sprekers. Mijn collega's zeiden dat het voorstel daarover ook aan het verwateren is en misschien zelfs wel helemaal uit zicht raakt. Omdat men zich nu is gaan focussen op het roamen, lijkt de discussie over netneutraliteit en wat dat dan echt is, ook een beetje weg te vallen. In het voorstel wordt gesproken over «noodzakelijke flexibiliteit» en «gespecialiseerde diensten». Dat zijn allemaal manieren om ervoor te zorgen dat je toch weer kunt gaan afknijpen, toch weer kunt gaan vertragen en bepaalde informatie op internet toch weer kunt stopzetten, waardoor je dus geen echte netneutraliteit meer hebt. Ik vraag de Minister, net als mijn collega's, om er met betrekking tot de inzet van Nederland richting de collega's alles aan te doen, opdat de belangrijke voorstellen niet verder worden afgezwakt of uitgesteld. Dat zeg ik niet alleen omdat de roamingkosten omlaag moeten en er echte netneutraliteit moet komen, maar ook omdat we met zijn allen in Europa dromen van een interne digitale markt als een soort oase voor allerlei nieuwe bedrijven en technologische kansen. Als we er namelijk niet eens in slagen om een van de puzzelstukjes te leggen, namelijk de telecommarkt, dan is die interne digitale markt heel ver weg. Ik hoor dus graag van de Minister of hij die inzet inderdaad wil plegen. Dat heeft hij in het verleden steeds gedaan; daar ben ik hem ook erkentelijk voor. Ook krijg ik graag zijn inschatting van de verhoudingen op dit moment bij de andere landen en collega's.

Ik sluit af met het punt van de data-economie. Er schuilt een grote kans in, maar ook is er het gevaar van de afbreuk van privacy doordat persoonsgegevens op steeds meer manieren gebruikt kunnen worden en gaan worden. In de geannoteerde agenda zie ik daar niets van terug. Ik vraag de Minister dus om ook daar aandacht voor te vragen, om ervoor te zorgen dat er een balans gevonden wordt tussen enerzijds de ruimte en de kansen voor big data en anderzijds goede privacywaarborgen, omdat daarmee het vertrouwen van mensen in digitale technologie en digitale diensten overeind blijft. Ik hoop dat de Minister daar ook nog op wil reageren.

De voorzitter: Ik dank de heer Verhoeven. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De Minister kan meteen antwoorden.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb een kort punt van orde. Helaas zal ik om 14.20 uur de vergadering even moeten verlaten voor de regeling van werkzaamheden.

De voorzitter: Oké. Dan zien we u daarna weer terug.

Minister Kamp: Voorzitter. Ik begin met het punt dat ook de heer Vos heeft aangesneden, namelijk roaming en netneutraliteit. De Kamer bepaalt natuurlijk zelf waar ze over spreekt, en als de Kamer iets aan de orde stelt, zal ik altijd proberen om daarop te reageren. Dit is echter geen punt voor de Raad voor het Concurrentievermogen maar voor de Telecomraad. De Telecomraad komt over een tijdje weer bijeen. Daar staat een apart algemeen overleg voor gepland op 12 maart. Dat zou de beste gelegenheid zijn geweest om over netneutraliteit en roaming te spreken, maar ik herhaal: de Kamer bepaalt zelf wat ze inbrengt en ik zal proberen om daar toch op te reageren.

Van de netneutraliteit is door de Kamer, met name door de drie woordvoerders die daarover in dit overleg aan het woord zijn geweest, een groot punt gemaakt. Ik vind dat ook zeer terecht. Het mag dus niet zo zijn dat degenen die dat kunnen, diensten gaan blokkeren en vertragen en met verschillende prijzen voor verschillende afnemers gaan werken. Het is niet de bedoeling dat een goede marktwerking en het optimaal gebruikmaken van diensten door consumenten, wordt verstoord en voor eigen financieel voordeel wordt bijgestuurd. Daar voelen wij allemaal heel weinig voor. Wij proberen dus om de netneutraliteit zo veel mogelijk in stand te houden. Ik moet zeggen dat daar in Europa toch wel heel verschillend over wordt gedacht. Als je niet of moeilijker gebruik kunt maken van de mogelijkheid om gratis te bellen via internet, kunnen de telecombedrijven daarvan profiteren en meer verdienen. In de zuidelijke lidstaten vinden ze dat erg aantrekkelijk, ook omdat ze grote belangen in die telecombedrijven hebben. Verder hebben die telecombedrijven veel geïnvesteerd in hun netwerken. Dat geld moet er uitkomen. Daarom proberen de landen in het zuiden van Europa de zaak zo vorm te geven dat ze daar zo veel mogelijk hun eigen belang mee kunnen nastreven en het ook zo veel mogelijk is afgedekt door Europa. Wij gaan er dus tegenin. Wij zijn van mening dat je niet moet gaan werken met verschillende prijzen en dat je diensten ook niet moet gaan blokkeren en vertragen om het aanbod aan de consument als het ware te manipuleren. Wij proberen dat zo veel mogelijk tegen te houden.

Ik moet zeggen dat dat niet zo lekker loopt. Ik ben dus niet gerust op een goede uitkomst. Dat betekent dat we de volgende verdedigingslinie, het Europees parlement, hebben. Ik zal zelf ook proberen om de Nederlandse leden in het Europees parlement daar informatie over te geven en hen argumenten aan te reiken en daarin te ondersteunen, maar ik weet zeker dat het van groot belang is als ook de woordvoerders gebruikmaken van hun goede contacten met de leden van het Europees parlement. Dan moeten we maar eens kijken hoever we kunnen komen.

Gelet op de verschillende belangen in Europa gaat het op dit moment dus niet de goede kant op. Ook moeten we bedenken dat het in Europa uiteindelijk niet de vorm krijgt van een richtlijn maar van een verordening. Dat betekent dat we er ook meteen keihard aan vastzitten. Dat is het speelveld op dit moment. Het is zowel voor mij als voor de woordvoerders noodzakelijk om daar aandacht aan te blijven geven zoals dat steeds het geval is geweest, maar dan nu richting het Europees parlement.

Wat roaming betreft willen wij dat Nederlandse consumenten de prijzen die zij in Nederland betalen voor het gebruik van hun mobiele telefoon, ook betalen als zij in andere delen van Europa zijn. Het probleem is echter dat landen in Zuid-Europa de toeristen uit het noordwesten van Europa krijgen. Die gaan daar bellen tegen een hoge prijs; daar verdienen de telecombedrijven in het zuiden van Europa aan en dus willen zij de situatie graag houden zoals zij is.

De heer Verhoeven (D66): Ik krijg zojuist het bericht dat misschien alle leden bij de regeling van werkzaamheden aanwezig zullen moeten zijn. Ik ga het risico niet lopen, dus zal ik nu helaas even het AO moeten verlaten. Mijn excuses daarvoor. Ik probeer zo snel mogelijk terug te komen, maar ik schat in dat dat zomaar twintig minuten kan duren. Dat geldt voor mijn fractie, maar misschien niet voor andere fracties.

De voorzitter: Ik zal de griffier vragen om even uit te zoeken of er rondom de regeling inderdaad een hoofdelijke stemming wordt verwacht. Ik denk dat we tot die tijd toch door moeten gaan.

Minister Kamp: Dan ga ik door. Bedrijven in Zuid-Europa hebben er dus belang bij om de huidige situatie qua roaming te handhaven. Wat wij hebben geprobeerd, is om die situatie te veranderen en ervoor te zorgen dat onze mensen niet méér moeten betalen als ze in het zuiden van Europa zijn. Daar is Europa al een hele tijd mee bezig. Wat er nu uitkomt, is dat de zogenaamde wholesale-roamingplafonds goed in beeld zijn gebracht. Dat betekent dat de bedrijven in Europa in de eerste plaats elkaar de kosten in rekening moeten brengen. Dat gebeurt tegen de groothandelsprijzen, waar ik het net over had. Als je met name de bedrijven in Zuid-Europa zou verplichten om diensten te leveren tegen de basistarieven die ook in Nederland door de consumenten worden betaald, zouden zij genoodzaakt zijn om de groothandelsprijzen te betalen die op dit moment vrij hoog zijn. Dan zouden zij gewoon verlies lijden op hun diensten. Dat kan dus ook niet. Wat er moet gebeuren, is dat die groothandelsprijzen naar beneden gaan. Als die prijzen naar beneden zijn gegaan, zou je als volgende stap die hele roaming kunnen afschaffen en overal in Europa dezelfde prijzen kunnen gaan berekenen. Op dit moment lijkt er een constructie aan te komen waarbij de kosten die door de providers gemaakt moeten worden voor de wholesale-roamingplafonds, in rekening mogen worden gebracht. Daar zou het bij moeten blijven. Dan zou men niet meer de vaak behoorlijk grote opslag mogen berekenen. Vaak bedraagt die opslag in totaliteit 24 cent per MB, terwijl het wholesale-roamingplafond niet hoger is dan 6 cent. Als wij nu naar de situatie toe kunnen dat bovenop het basistarief alleen maar dat wholesale-roamingplafond in rekening mag worden gebracht, hebben we al een heel grote stap in de goede richting gezet, zonder dat we al zijn waar we uiteindelijk willen zijn.

De heer Van Veen (VVD): Voor de VVD is het belangrijk dat we standvastig zijn en vasthouden aan de uitgangspunten die we hebben gekozen, namelijk de afschaffing van die roamingkosten. Kan de Minister toezeggen dat hij binnen Europa, in het platform waarin het wordt besproken, dat signaal zo duidelijk afgeeft dat andere landen weten dat ze niet met allerlei compromissen naar ons moeten komen en het afschaffen van de roamingkosten ons uitgangspunt is?

Minister Kamp: Dat gaat op dit moment dus niet lukken. Daar is onvoldoende steun voor. Daarom proberen wij om dat compromis zo redelijk mogelijk te laten zijn. Wat er op dit moment maximaal uitgehaald kan worden, is dat compromis. Ik denk dat we moeten proberen om dat zo veel mogelijk positief te beïnvloeden en daar dan maar voor de korte termijn mee moeten instemmen. Ik vind het niet goed, maar vanuit de optiek van een aantal landen is daar wel enig begrip voor op te brengen. Vandaar ook dat zij enigszins tegemoetgekomen worden. Het voorstel voor het nieuwe regime betekent in de praktijk toch wel een behoorlijke verbetering voor de consument.

Daarnaast – daar verwees de heer Verhoeven ook naar – is de situatie dusdanig van aard dat de consumenten voor dat lage basistarief in elk geval enkele belminuten en een paar MB's krijgen. Dat stelt niet zo veel voor; het is meer een geste in de richting van de consument. Laten we dat dan maar als geste accepteren. Het stelt dus niet zo veel voor, maar het feit dat we dan een basistarief plus het wholesaletarief hebben, is al een behoorlijke stap vooruit. Dat is voor ons niet genoeg, maar op dit moment is er voor ons niet méér haalbaar. Wij zullen ons er dus ook voor blijven inzetten om uiteindelijk de gewenste situatie te bereiken, namelijk het geheel afschaffen van de roamingtarieven, zoals ook de heer Van Veen dat wil.

De heer Van Veen (VVD): Dat is helder. De Minister heeft duidelijk aangegeven hoe de huidige situatie is. Uit het begin van de beantwoording van de Minister heb ik begrepen dat in een AO Telecommunicatie daar nog op terug wordt gekomen. Ik zit hier nu namelijk niet met zo heel veel collega's en ik kan mij voorstellen dat de niet aanwezige collega's wel op de hoogte willen zijn van wat dat compromis dan precies inhoudt en hoe de Kamer daarover geïnformeerd wordt. Dat lijkt mij toch wel belangrijke informatie.

Minister Kamp: De informatie die ik nu geef, is de informatie die voor de Kamer bruikbaar is. Er komt dus een nieuw regime in beeld, met een toeslag die gelijk is aan het huidige maximale wholesaletarief. Ter indicatie: voorheen moest er vaak 24 cent per MB bovenop het basistarief worden betaald; dat is nu ongeveer 6 cent. Dat is de feitelijke informatie die ik kan geven, maar ik ben zeer bereid om daar in het volgende AO op 12 maart verder op in te gaan met de Kamerleden die de Telecomraad voorbereiden. Tot zover de thema's netneutraliteit en roaming.

De heer Van Veen heeft het onderwerp smart industry aangesneden. Daarin zijn hij en ik zeer geïnteresseerd. Smart industry is de noodzakelijke volgende stap die onze industrie moet gaan zetten. Het gaat daarbij om het optimaal gebruikmaken van ICT-mogelijkheden en internettoepassingen. Een aantal bedrijven is in dat opzicht al heel ver. Wil je echter de concurrentie in de wereld aankunnen – Nederlandse bedrijven kunnen dat als weinig andere bedrijven – dan moet je ook de stap richting smart industry zetten. Daarom is het goed dat een voormalig collega van de heer Van Veen en mij, mevrouw Dezentjé, tegenwoordig voorzitter van FME, dit hele proces trekt. Zij heeft eerst de agenda opgesteld en is nu bezig om die geïmplementeerd te krijgen. Onderdeel daarvan is, zoals de heer Van Veen aangaf, dat er tien fieldlabs worden gerealiseerd. Fieldlabs zijn organisaties in het land die wij samen met het bedrijfsleven opzetten. Bedrijven kunnen daarin smart industry-oplossingen ontwikkelen. De ontwikkelingskosten en -omvang zouden de mogelijkheden van één bedrijf te boven gaan, maar door samen te werken zouden meerdere bedrijven in een sector ervan kunnen profiteren. Om daar zo veel mogelijk bedrijven bij te betrekken, willen we een tiental fysieke fieldlabs in het hele land realiseren. Dat we de vorige keer niet positief konden zijn over de financiering, is omdat wij daarvoor de EFRO-middelen wilden gebruiken, maar die middelen waren al toegezegd aan de provincies. Inmiddels zijn we met de provincies overeengekomen dat een deel van die EFRO-middelen gebruikt wordt om de benodigde financiering van de fieldlabs te realiseren. Dat betekent dat wij, de regio maar ook de rijksoverheid, voor cofinanciering zullen zorgen om dat voor elkaar te krijgen. Daarmee hebben wij de financiering van de fieldlabs veiliggesteld. Dat is belangrijk voor de verdere ontwikkeling van smart industry.

De heer Van Veen heeft ook gesproken over de bedreiging die uitgaat van ….

De heer Van Veen (VVD): Ik had de Minister ook gevraagd naar het bedrag. Er was aanvankelijk geen geld, maar ik denk dat het toch wel nieuws is, ook voor al die bedrijven die op dit moment bezig zijn om smart industry tot een succes te maken en die fieldlabs in te richten, om te weten hoe de cofinanciering is vormgegeven.

Minister Kamp: Dat weten ze, want toen we die afspraken hebben gemaakt, heb ik daar meteen met ze over gesproken. Ik heb een conferentie onder leiding van mevrouw Dezentjé bezocht, waarop honderden van die ondernemers aanwezig waren. Bij die gelegenheid heb ik het bedrag genoemd. Uit mijn hoofd gesproken gaat het om een bijdrage in de orde van grootte van 15 miljoen. Mocht ik daarin gecorrigeerd moeten worden, dan zal ik dat de heer Van Veen zo dadelijk laten weten.

De heer Van Veen heeft ook gesproken over het zogenoemde plan-Juncker, het EFSI. Daarmee komt er financiering voor op zichzelf rendabele projecten, waarbij ook de Europese Unie een garantie geeft voor een deel van die financiering. Het is niet zozeer een subsidieregeling als wel een financieringsregeling. Om die regeling te kunnen financieren wordt er onder andere op bestaande programma's gekort. Een van die programma's is Horizon 2020. Dat vinden wij natuurlijk helemaal niet leuk, omdat Horizon 2020 een bijzonder belangrijk innovatieprogramma is, waar Nederland heel actief aan meedoet en goed van profiteert. Tegelijk is het heel belangrijk dat het plan-Juncker, het EFSI, een succes wordt. We hebben in Europa echt een probleem, omdat er te weinig geïnvesteerd wordt in vergelijking met Amerika en andere gebieden waarmee we ons kunnen vergelijken. Te weinig investeren is slecht voor onze economische toekomst. Het tekort aan investeringen wordt geraamd op 300 miljard. Dat programma is dus bedoeld om dat in te halen. Ik vind het heel belangrijk dat we dat ook realiseren. Ik heb er ook begrip voor dat de Europese Commissie bekijkt hoe zij daar door middel van het verschuiven van middelen de benodigde dekking voor kan geven. Zij probeert de schade voor Horizon 2020 zo veel mogelijk te beperken. Het is in ieder geval positief dat dat onderdeel van Horizon 2020 waar wij het meest gebruik van maken, namelijk de European Research Council, relatief wordt ontzien. Dat is een meevaller. Het is kiezen tussen twee kwaden: als je dan met een kwaad wordt geconfronteerd, is het zaak om de schade daarvan zo veel mogelijk te beperken.

Ik zal proberen om voor het eind van deze vergadering aan te geven wat onze bijdrage aan de fieldlabs is. Onze bijdrage is een onderdeel van een groter geheel. Het gaat om een combinatie van EFRO-middelen, die via de provincies lopen, en middelen waarmee wij voor cofinanciering zorgen. Ik zal proberen om het bedrag dat specifiek door de overheid ter beschikking wordt gesteld, voor het einde van deze bijeenkomst te vermelden. De totale financiering die vanuit verschillende bronnen door diverse overheden aan de fieldlabs wordt geboden, bedraagt tussen de 60 en 90 miljoen euro.

De heer Vos heeft gesproken over een brief van mij van gisteren, waarin ik de Kamer erop heb gewezen dat voor deze Raad de genetisch gemodificeerde organismen als A-stuk zijn geagendeerd. Hij vroeg zich af wat daarmee gaat gebeuren. Ik heb die brief naar de Kamer gestuurd, omdat ik zag dat dit op het laatst als hamerstuk was toegevoegd aan de stukken voor de vergadering van volgende week van de Raad voor het Concurrentievermogen. Ik weet hoe belangrijk dit onderwerp voor de Kamer is. Ik heb de Kamer die brief gestuurd om haar erop te attenderen dat dit op dit moment actueel is. Naar aanleiding van de vragen van de heer Vos zal ik toelichten wat er op dit punt aan de hand is. Ten aanzien van de genetisch gemodificeerde organismen heeft Nederland het standpunt ingenomen dat wijzelf de bevoegdheid willen behouden om te beslissen over wat wij wel of niet toelaten op ons eigen grondgebied; welke teelt van genetisch gemodificeerde organismen mag al dan niet plaatsvinden? De Europese Commissie heeft voorgesteld – daarover moet nog worden onderhandeld met het Europees parlement – om genetisch gemodificeerde gewassen alleen tot de EU-markt toe te laten als ze veilig zijn voor mens, dier en milieu; dat moet op Europees niveau worden geborgd. Dat is het eerste punt. Het tweede punt is dat de landen zelf daarover mogen beslissen. De landen houden dus zelf hun nationale teeltbevoegdheid. Dat zijn de punten waar het ons om ging. Wij zijn daar dus tevreden mee. Het moet volgende week nog formeel worden vastgesteld door de Raad. Daarna beginnen de onderhandelingen met het Europees parlement. Mijn collega op mijn eigen ministerie, mevrouw Dijksma, en mijn collega van I en M, mevrouw Mansveld, gaan binnenkort de Kamer een brief schrijven waarin wordt uiteengezet hoe dat er precies uit gaat zien, hoe dat voor Nederland uitpakt en hoe zij van plan zijn om daarmee om te gaan.

Voorts heeft de heer Vos gesproken over landenspecifieke aanbevelingen aan Nederland over pensioenen en hypotheken. Ik weet niet of dit de gelegenheid is om te filosoferen over wat er in Nederland met de hypotheekrenteaftrek en de pensioenen moet gebeuren. Er zijn collega's mee bezig. Het gaat om complexe dossiers waar met de Kamer intensief over wordt gesproken. Ik zie niet de meerwaarde voor de Kamer als ik daar nu over zou gaan spreken. Ik zal dat dus even laten zitten.

De heer Vos sprak ook over de economische groei; wat doet Europa om de economische groei te stimuleren? Hij is daar positief over en was ook positief over wat er in Nederland van de grond komt. Ik geloof dat die positieve benadering van de heer Vos steeds meer gerechtvaardigd lijkt te zijn. De export in Nederland blijft op peil en de binnenlandse bestedingen, zowel de investeringen door het bedrijfsleven alsook de consumentenbestedingen, nemen toe. De groei in andere landen van Europa en in de eurozone als geheel wordt dit jaar geschat op mogelijk 2,25%. Ook hebben wij de wind mee als gevolg van de lagere eurokoers en de 40% lagere olieprijs. Er is dus een aantal bewegingen in de goede richting waarvan wij kunnen profiteren. Daarmee willen we uiteindelijk de welvaart in Nederland op peil houden en versterken, vooral voor degenen die daarin nog tekortkomen, en de werkgelegenheid in Nederland verbeteren. Naar de zin van het kabinet staan er namelijk nog veel te veel mensen aan de kant.

De heer Verhoeven is ingegaan op roaming en netneutraliteit. Ook heeft hij kort gesproken over big data. Hij en ik kijken er precies op dezelfde manier tegen aan. Dat houdt in dat ik vind dat er een goede balans moet worden gevonden. Aan de ene kant van de balans staan de mogelijkheden van big data, de commerciële mogelijkheden maar ook de mogelijkheden om aan de burgers diensten te bieden waar ze echt behoefte aan hebben, waar ze beter van kunnen worden, waar werk uit voortvloeit en waar welvaart uit gewonnen kan worden. Daartegen moet zeker de privacybescherming worden afgewogen. Het vinden van die balans is de beleidsopgave waar we voor staan.

Dat was mijn reactie op de eerste termijn van de Kamer.

De voorzitter: Ik dank de Minister. Ik stel vast dat er behoefte is aan een tweede termijn. Voordat ik de heer Van Veen het woord geef, meld ik ter verheldering het volgende. Naar aanleiding van roaming en netneutraliteit zei de Minister dat de Kamer over haar eigen agenda gaat. De eerstvolgende Telecomraad is pas op 12 juni voorzien en de informatie die de Kamer tot haar beschikking heeft, is dat er op 23 februari in een Raadswerkgroep Telecom over deze onderwerpen is gesproken en dat dit bij een positieve uitkomst eventueel al in het Coreper van 27 februari ter sprake zou kunnen komen, en bij de eerstvolgende Raad als inzet voor de tweede lezing richting het Europees parlement zou kunnen dienen. Dat verklaart waarom een aantal fracties in dit huis deze Raad voor Concurrentievermogen heeft gebruikt om dit onderwerp aan de orde te stellen.

Ik geef graag het woord aan de heer Van Veen.

De heer Van Veen (VVD): Voorzitter. Ik zal het kort houden. Ik wil mij in tweede termijn beperken tot smart industry. Het staat nu op de Europese agenda. In eerste termijn heb ik ook gevraagd wat dat precies betekent voor smart industries. Gaan we dat nou exporteren, gaat dat een bredere basis vinden binnen Europa? En op welke wijze gaan wij daar als Nederland van profiteren, zoals in het verleden ook andere internationale programma's heel succesvol zijn geweest voor bedrijven? Dat zou ik graag willen weten. Ik was ook aanwezig op die bijeenkomst in Rotterdam waar smart industry werd gelanceerd. Ik heb net niet goed genoeg opgelet om te horen dat er al zo veel geld vanuit de rijksoverheid en Europa beschikbaar was. Ik ben daar echt heel blij mee. Ik denk dat het ook heel goed is dat dit geld nu beschikbaar komt en die fieldlabs hun waarde voor de Nederlandse industrie kunnen aantonen. Daar bedank ik de Minister zeer voor.

Minister Kamp: Voorzitter. U zei zelf al dat het toch wel degelijk redelijk is dat de Kamerleden de telecompunten aan de orde hebben gesteld. Ik accepteer dat ook graag. Daarom ben ik er ook inhoudelijk op ingegaan. Met name met betrekking tot de netneutraliteit hebben wij bepleit om eerder te kunnen ingrijpen bij prijsdiscriminatie. Er wordt wel iets gedaan tegen prijsdiscriminatie, maar niet genoeg. Wij vinden dat er helemaal geen prijsdiscriminatie mag zijn. Wij willen dat er geen enkele mogelijkheid is dat de aanbieders van telecomdiensten bevoordeeld of benadeeld worden door de prijs. Daar kregen wij geen steun voor; wij stonden daarin alleen. Wij hebben dus echt moeten bekijken wat haalbaar was. Op het punt van netneutraliteit en roaming hebben wij, gegeven de situatie in Europa, geprobeerd er voor dit moment het beste uit te halen. Wel vinden wij dat de teksten uiteindelijk zo geformuleerd moeten worden dat de door Nederland gewenste situatie als einddoel wordt geformuleerd. Daar zetten wij ons nu dus ook zo veel mogelijk voor in. De weg via het Europees parlement zal, voor wat betreft een van de twee onderwerpen die ik net noemde, ook bewandeld moeten worden.

De heer Van Veen vroeg zich af of smart industry ook een exportproduct wordt. Ik schat in dat het op zichzelf geen exportproduct is. Het gaat erom dat je als industrieel bedrijf de bedrijfsvoering zodanig organiseert dat je optimaal gebruikmaakt van die nieuwe mogelijkheden. Laat ik het voorbeeld noemen van een bedrijf in de Achterhoek dat metalen onderdelen voor de metaalindustrie maakt. Die onderdelen maken ze op maat. De vaste klanten van het bedrijf kunnen via internet een onderdeel bestellen. Rechtstreeks vanaf het computersysteem dat de opdracht binnenkrijgt, gaat die opdracht het productieproces bij het bedrijf in. Vervolgens wordt de opdracht automatisch in rekening gebracht en naar het magazijn doorgeleid. Het enige wat nog met de hand gebeurt, is dat het onderdeel uit het magazijn wordt gehaald en naar de klant wordt verzonden. Het is dus vooral van belang dat alle mogelijkheden op het gebied van ICT en internet worden benut om zo efficiënt mogelijk voor klanten te produceren. Als je dat doet voor je klanten in Nederland, kun je het ook doen voor je klanten in het buitenland en sta je sterk ten opzichte van anderen. Dat is uiteindelijk de bedoeling van smart industry. We zijn overigens niet de enigen. Andere landen zijn ook een heel eind. In de Baltische landen zijn ze al een heel eind, Finland is ermee bezig, Duitsland is al ver. Nederland is de vijfde exporteur ter wereld. We hebben een heel sterke exportindustrie. Dat betekent dat wij hierin voorop moeten blijven lopen, om onze positie in de wereld te behouden. Onze industrie, onze maakindustrie, moet dus stappen zetten om ook in de toekomst weer in de voorhoede te zitten. Dit is noodzakelijk om te kunnen overleven.

Over de fieldlabs heb ik de algemene informatie gegeven dat het in totaliteit gaat om 60 tot 90 miljoen aan kosten, met een bijdrage van 15 miljoen van de zijde van de rijksoverheid. Ik ga dit nog even op een rijtje zetten. Als er vervolgens aanvullende of afwijkende informatie te geven is, zal ik de Kamer daar nog schriftelijk over informeren.

De voorzitter: Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit algemeen overleg. Er is zojuist één toezegging gedaan. Die zit nog dusdanig vers in ieders geheugen dat ik haar niet zal herhalen.

Ik dank de Minister en zijn ondersteuning. Ik dank de collega's die inmiddels de zaal hebben verlaten en de collega die nu nog aanwezig is, alle mensen op de publieke tribune en de mensen die met ons hebben meegeluisterd.

Er is geen VAO aangevraagd, maar daarmee is niet gegarandeerd dat dat niet nog zal gebeuren; dat merken we dan wel langs digitale weg.

Sluiting 14.41 uur.