Kamerstuk 21501-28-111

Verslag van een algemeen overleg

Defensieraad

Gepubliceerd: 17 april 2014
Indiener(s): Han ten Broeke (VVD)
Onderwerpen: defensie europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-28-111.html
ID: 21501-28-111

Nr. 111 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 april 2014

De vaste commissie voor Defensie heeft op 18 februari 2014 overleg gevoerd met Minister Hennis-Plasschaert van Defensie over:

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 11 februari 2014 inzake de geannoteerde agenda informele EU-bijeenkomst Ministers van Defensie op 20 en 21 februari 2014 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 108);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 6 december 2013 inzake het verslag EU Raad Buitenlandse Zaken met Ministers van Defensie en EDA bestuursraad op 18 en 19 november 2013 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 105);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 16 december 2013 met de conclusie van de EU Raad ten behoeve van het debat Europese Top op 18 december 2013 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 106);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 20 november 2013 met het Benelux-document over Europese defensiesamenwerking (Kamerstuk 33 279, nr. 9);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 december 2013 met het verslag van de Europese Raad d.d. 19 en 20 december 2013 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 835).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De griffier van de vaste commissie voor Defensie, Van Leiden

Voorzitter: Maij

Griffier: Van Leiden

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Jasper van Dijk, Eijsink, Knops, Maij, De Roon en Vuijk,

en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 19.17 uur.

De voorzitter: Ik heet de collega Kamerleden, de Minister en haar ondersteunende staf, de mensen in de zaal en de mensen die thuis meekijken op dit tijdstip van harte welkom. Wij hebben een twee uur durend AO over de EU-Defensieraad. Ik heb geleerd dat u van strakke leiding houdt. Ik zal dat zeker handhaven. In de eerste termijn geef ik eenieder een spreektijd van vijf minuten.

De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Ik probeer mijn verhaaltje binnen die vijf minuten af te ronden. Bij deze EU-Defensieraad wordt teruggekeken op de top van afgelopen december, maar we kijken vooral ook vooruit. Tijdens de top in december is vooral gesproken over verdere samenwerking. Dat onderwerp ligt de Minister na aan het hart en ook de VVD kijkt daar graag naar. Het vergroten van het handelingsvermogen en het verlagen van de kosten staan daarbij centraal. Wat de VVD betreft, is er wel een bovengrens: We willen geen Europees leger. We houden graag zelf de bevoegdheid over onze eigen mensen. Ik deel met de Minister dat je door samenwerken als geheel een grotere capaciteit kunt bereiken, want een belangrijk punt binnen de EU is de versnippering van de defensiecapaciteiten. Die versnippering is eigenlijk op alle terreinen te zien. Alles wat je daaraan kunt verbeteren, lijkt mij goed.

Dat brengt mij gelijk op de defensiemarkt. Er is gesproken over aanvullende maatregelen, alleen blijft het verder nog wel wat stil. Kan de Minister aangeven waaruit die aanvullende maatregelen dan bestaan? Er is nog steeds discussie over de spanning tussen richtlijn 81 en de uitzondering op artikel 346. Voor defensie is nog steeds geen sprake van een echt vrije markt. Is er zicht op dat die vrije markt op enig moment een gegeven wordt? Wellicht is het mogelijk daar nog een paar opmerkingen over compensatieorders aan te koppelen. Als artikel 346 wegvalt, dan vervalt daarmee ook de grondslag van compensatieorders. Kan de Minister aangeven hoe dat in de toekomst voor ons gaat werken? Wat is ons toekomstbeeld voor de lange termijn op dat punt? Hoe gaat die competitieve defensiemarkt eruit zien?

Ik heb een paar opmerkingen over de maritieme veiligheidsstrategie gezien. Nederland hecht zeer aan de vrijehandelsroutes. We zijn er met onze economie bijna van afhankelijk. We hebben een stevige inzet op antipiraterij, maar we zien zeeroof toenemen, met name voor de westkust van Afrika. Ik kan me voorstellen dat op dat punt nog wel wat te doen is. Wat is het beeld daarbij? Welke taak ziet de Minister weggelegd voor de EU, met name wanneer we die maritieme veiligheidsstrategie echt invullen? Ik denk daarbij aan onze rol in het Middellandse Zeegebied en bij de westkust van Afrika.

Dan zie ik een opmerking over tankervliegtuigen. Ik zie dat er sprake is van goede samenwerking. Ik zie ook voorbeelden van die samenwerking bij het European Air Transport Command (EATC). Daarmee is wel bewezen dat het delen van capaciteit goed kan werken. Heeft de Minister aanwijzingen dat nog meer landen aanhaken bij dit project? Gaat het de goede richting op? Heeft de Minister er vertrouwen in dat dit project ook echt gaat lopen, zeker omdat wij trekker zijn van dit project?

We hebben net bij het AO NAVO Defensie ministeriële gesproken over de cyberstrategie. Ik herken mij in de woorden van de Minister tijdens het vorige AO over het bewaken van de eigen systemen als prioriteit nummer één. Andere landen stellen zich toch nog terughoudend op. Er is ook nog een accentverschil tussen samenwerking binnen EU-verband en samenwerking binnen NAVO-verband. Kan de Minister haar visie daarop geven? Ik heb in het vorige AO al aangegeven dat ik het interessant zou vinden, als Nederland met zijn eigen cybercapaciteiten iets zou doen bij militaire missies. Ik heb het dan niet alleen over defensie, het defensief optreden en het beschermen van de eigen systemen, maar ook over het offensieve optreden. Kan dat ook een rol spelen in de toekomst?

Er is sprake van het harmoniseren van de benodigde luchtvaartregels ten aanzien van de unmanned aerial vehicles (uav's). Dat punt neem ik zonder meer van de Minister aan. Er is ook sprake van mogelijke samenwerking op het gebied van trainen, opleiden en het onderhoud van systemen. Hoe zit het met het in samenwerking ontwikkelen en verwerven? Wij verwerven nu systemen, want we kopen een Amerikaans systeem. Ik kwam een opmerking tegen over het ontwikkelen van een systeem voor na 2020. Het kan zijn dat ik op een verkeerd spoor zit. Kan de Minister misschien ophelderen hoe zij dat ziet? Hoe hangt dat met elkaar samen?

Mijn laatste opmerking is ...

De voorzitter: Dank u wel.

De heer Vuijk (VVD): Ik hou de laatste opmerking vast. Ik begrijp u zeer.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Het Europees defensiebeleid laat zich het best omschrijven als «geen daden maar woorden», want opnieuw zijn er tijdens de Europese Raad mooie woorden op papier gezet. Papier is geduldig; dat weten we. In 1999 werd in het kader van de Helsinki Headline Goals de ambitie uitgesproken om een heuse rapid reaction force van 60.000 militairen in het leven te roepen. Het is inmiddels 2014. Ik zie de generaal knikken, dus het klopt. De EU is niet verder gekomen dan een paar Battlegroups, die tot dusver niet verder komen dan de kazernepoorten of een oefening op de hei. Waaruit put de Minister de verwachting dat het dit keer beter zal gaan? Zelfs bij een grote humanitaire crisis, zoals de burgeroorlog in de Centraal Afrikaanse Republiek, lukt het de EU niet om tot inzet van Battlegroups over te gaan, terwijl deze bij uitstek geschikt zijn voor dit soort operaties. Nu is de EU wel overgegaan tot een afzonderlijke troepenmacht, maar heel veel stelt dat niet voor. Hoe komt dat toch? Welke positie heeft Nederland in deze discussie ingenomen?

België zou een bijdrage leveren, maar als we de berichten in de media mogen geloven, dan ziet het daar weer van af. Er is namelijk geen geld voor. Niet voor niets ligt Brussel in België. Het roept ook vragen op over de op papier mooie ambities van de Minister ten aanzien van de samenwerking met de Belgen. Het lijkt een beetje op de lamme helpt de blinde, want ook Nederland heeft geen geld meer voor missies en onze zuiderburen bezuinigen fors op defensie. Onze fractie heeft altijd bilaterale initiatieven voor samenwerking gesteund, bijvoorbeeld op het gebied van opleiding en training. Ik wil die discussie niet heropenen, maar toen die mogelijkheid zich voordeed, koos Nederland ervoor om de KMS naar Ermelo te verhuizen en niet om samen met de Belgen iets te doen. Het gezamenlijk aanschaffen en onderhouden van materieel kan ook voordelen bieden, denk aan de NH90. Met een land als België kan dat echter ook tot complicaties leiden. We hebben nu al veel discussie over het Defensie Materieelkeuze Proces (DMP). Als we dan ook nog samen met de Belgen zo'n proces moeten doorlopen, dan zie ik toch allerlei praktische problemen opdoemen. Ik kijk ook even in de richting van mevrouw Eijsink. Er is dan nog meer afstemming nodig. De heer Vuijk wees ook al op de verschillende industriële belangen. Het wordt dus complexer. Kan de Minister daar eens op reflecteren?

De Belgische taalstrijd is nu al een issue in België, maar deze strijd laait nog meer op naarmate de samenwerking met Nederland toeneemt. Op 20 november jl. had onze vaste Kamercommissie bijvoorbeeld een ontmoeting met de Belgische federale commissie voor Landsverdediging. Wie schetst onze verbazing: alleen Nederlandssprekende parlementariërs kwamen opdagen. Waar was Wallonië? Wat betekent de samenwerking met de Belgen? Doen we dan alleen zaken met Vlamen of doe we ook zaken met de mensen uit Wallonië? Kortom, Europese samenwerking is niet alleen rozengeur en maneschijn. Graag een realistische reflectie van de Minister op dat punt.

Dan kom ik op luchttransport. Air-to-air refueling (AAR) is een prima initiatief, zeker gezien de tekorten in Europees verband. Het is ook prima en mooi dat Nederland de kar trekt. Hoe zit het met de luchttransportcapaciteit? In de nota van de Minister staat: «De Nederlandse capaciteit is echter te beperkt om zelfstandig te blijven exploiteren. Defensie streeft daarom naar de volledige internationale integratie van de luchttransportcapaciteit per 2020 om zo de schaalgrootte te creëren die op langere termijn nodig is voor een doelmatige bedrijfsvoering.» We kunnen het dus niet meer zelf en we zijn gedwongen om internationaal samen te werken. Als we gedwongen zijn, wat zijn dan nog onze vrijheidsgraden om de keuzes te maken die ook in het belang van Nederland zijn?

Tot slot kom ik op de piraterij. De geannoteerde agenda is nogal bondig. Het gaat wel over de maritieme veiligheidsstrategie, maar het woord «piraterij» komt er niet in voor, terwijl de EU toch de heel belangrijke operatie Atalanta uitvoert. Wij zagen gisteren of eergisteren in de krant een heel mooi artikel van de mensen uit het veld. Deze echte deskundigen van Defensie pleiten nu voor het eerst voor een aanpak van de piraten op het land. Onze fractie heeft daar al eerder voor gepleit. Ik zie de Minister al herkennend reageren. Ik vind het heel interessant dat juist vanuit de praktijk wordt geopperd om de operatie op land op te pakken om daarmee aan te grijpen bij de logistieke netwerken van piraten. Wat vindt de Minister hiervan? Ik doel niet zozeer op het feit dat een militair dat zegt, maar gewoon op het inhoudelijke plan, want daar gaat het uiteindelijk om. Leidt dit ook bij de Minister tot nieuwe en andere gedachten? Wat onze fractie betreft, zou de Minister twee dingen kunnen loslaten: no boots on the ground en de plannen om de beveiliging van de koopvaardij te privatiseren.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Mijn eerste vraag betreft de EU-defensiesamenwerking in het algemeen. De Minister schrijft op pagina 2 van de geannoteerde agenda dat zij zich onverminderd blijft inspannen voor verdieping van defensiesamenwerking en dat dit implicaties zal hebben voor de inrichting en de inzet van de krijgsmacht. Wat bedoelt de Minister hiermee? Ze schrijft dat in juni een policy framework klaar moet zijn. Hoe zou dit eruit moeten zien?

Op de agenda komt de ontwikkeling van drones voorbij als capaciteitenversterking. Mijn fractie maakt zich zorgen over de wijze waarop dit programma wordt uitgevoerd. Kent de Minister het rapport Eurodrones Inc. van Transnational Institute en Statewatch? Daarin wordt geconcludeerd dat onder de vlag van civiele programma's een technologische ontwikkeling zich voltrekt, waarbij, als gevolg van een jarenlange lobby, onderzoeksprogramma's worden opgezet, met als doel het openen van het Europese luchtruim voor drones. Onder leiding van het Europese Defensie Agentschap (EDA) wordt gewerkt aan het coördineren van de vele nationale droneprogramma's, om zo te komen tot Europese samenwerking. Volgens het verslag van de Europese Defensieraad van december, zou Nederland met zes andere lidstaten een letter of intent hebben ondertekend, waarin de landen verklaren dat zij zo veel mogelijk dezelfde onbemande systemen gaan gebruiken. Deze ontwikkelingen verbazen ons vanwege de discutabele inzet van bewapende drones, onder andere door de Verenigde Staten. Bij die inzet is sprake van volkenrechtelijke bezwaren, zoals ook door de Minister van Buitenlandse Zaken is erkend. Dat is gisteren ook in een rondetafelgesprek aan de orde gekomen. Ik weet dat er deze week nog een algemeen overleg over is, maar we praten nu over de Europese samenwerking en deze Minister zal daar in de Raad ook over spreken. Wellicht kan zij haar licht daarop laten schijnen. Kan de Minister op de Raad deze ontwikkelingen aan de orde stellen? Het mooiste zou zijn, als ze ook zou willen reageren op dit buitengewoon interessante rapport.

De Centraal Afrikaanse Republiek komt ook aan de orde in die brief. De ernst van de situatie is evident. Ruim 2,5 miljoen mensen hebben hulp nodig. Amnesty International beschrijft de situatie als een etnische zuivering. Secretaris-generaal Ban Ki-moon vreest dat de volksverplaatsingen kunnen uitlopen op deling van het land in een islamitisch noorden en een christelijk zuiden. De Fransen hebben boven op hun al aanwezige 1.600 man sterke troepenmacht, nog eens 400 soldaten naar het land gestuurd. Zij zijn echter niet in staat om samen met de vredesmacht van de Afrikaanse Unie de hoofdstad, laat staan het land, weer leefbaar te maken. Meer geld en troepen zijn daarvoor nodig. Een EU-missie is in opbouw. Deze missie moet worden uitgebouwd naar 800 tot 1.000 man in de loop van maart of misschien april. Ondanks de hoge urgentie, ziet het ernaar uit dat het nog weken zal duren voordat die EU-missie effectief aanwezig is. Nederland levert geen troepen, maar slechts een paar stafofficieren voor de hoofdkwartieren van de operatie in Griekenland en Bangui. Is de Minister het met mij eens dat gezien de noodsituatie meer haast is geboden? Is het mogelijk een grotere Nederlandse bijdrage te leveren, bijvoorbeeld door middel van humanitaire hulp of via de inzet van marechaussees in de European Gendarmerie Force, die ook wordt ingezet? Hoe kijkt de Minister aan tegen een uitbreiding van die EU-missie, dan wel een VN-missie, om een catastrofe te voorkomen? Welke landen doen precies mee aan de EU-missie? Is nu voldaan aan de gevraagde aantallen voor die missie?

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. We hebben wat de gesprekken over defensie betreft een geweldig jaar achter de rug. We hebben in internationaal verband nog nooit zo veel over defensie gesproken. De Hoge Vertegenwoordiger sprak erover, de heer van Rompuy sprak erover, de Commissie sprak erover en wij spraken afgelopen jaar ook veel en vaak over wat we verder moeten in Europees verband en over de internationale defensiesamenwerking, zowel civiel-militair als voor de NAVO. We moeten het momentum na de Raad van december uitbuiten en benutten. Hoe doen we dat voor het komende jaar, naar aanleiding van die Raadsconclusies?

Als ik kijk naar de agenda en naar het verslag van het debat in de Europese Raad, dan denk ik dat we wat versterking kunnen gebruiken. Zowel uit het Nederlandse als uit het Engelse verslag blijkt dat er 22 punten uit de Raadsconclusies zijn gekomen. Ik begrijp dat het lastig is om op 22 punten naar de Kamer te reageren. Ik had het echter fantastisch gevonden als de Minister in de geannoteerde agenda was ingegaan op de clusters uit het Ashton-rapport: de effectiviteit van het beleid, de ontwikkeling van vermogens bevorderen, het versterken van de Europese defensiesector en de operaties. Ik vind dit heel mager na een jaar van veel gesprekken op alle niveaus waarbij iedereen zich ertegenaan heeft bemoeid. Het is fantastisch dat het na zo veel jaar weer Chefsache is geworden. Onze Minister-President sprak over defensie en dat zien we volgend jaar juni weer bij de volgende Europese Raad. Om dat momentum vast te houden, hebben we heel veel nodig. Bij de Raad is er, bij wijze van spreken, per conclusie huiswerk uitgezet. Dat huiswerk is uitgezet naar de Hoge Vertegenwoordiger, naar de voorzitter van de Commissie, naar de lidstaten, direct en indirect naar de parlementen en ook naar de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO).Graag zie ik de volgende keer in de agenda een stramien aan de hand waarvan we kunnen volgen wat de Raadsconclusies waren, want die zijn heel erg belangrijk voor de vervolgdiscussie. Laten we een stramien opzetten aan de hand waarvan we vanaf nu – een nulmeting gaat te ver – kunnen bespreken waar dit allemaal over gaat.

Ik lees dat het vervolg gericht is op de EDEO en het EDA, maar ik zie geen enkele uitwerking. Ik heb wel een beeld van de EDEO, maar hoe hebben de lidstaten verder bedacht dat ze dit uitwerken met de EDEO? Hoe werken we dat uit met het EDA? In het vorige debat hebben we het daar ook al even over gehad. Even uit mijn hoofd gezegd, zijn zeventien lidstaten lid van het EDA. Het EDA heeft, geloof ik, 32 miljoen te besteden. Ik zie geknikt worden. Dat mag ik niet zeggen. Er is een code of conduct, maar die is niet verplicht. Het staat hier zo prominent, maar kan het EDA dit waarmaken? De PvdA hecht sinds de oprichting tien jaar geleden al aan het EDA, maar hoe gaan we dit doen? Kortom, wat is het verband tussen de EDEO en het EDA en hoe werken we dat verder uit?

Het policy framework is belangrijk, want daar komt een staaltje van Van Rompuy om de hoek zetten. Toen we eerder erover spraken, mocht natuurlijk niet gezegd worden dat we eigenlijk een nieuwe internationale veiligheidsstrategie wilden hebben. Ik vind de uitkomst hiervan, het nieuwe policy framework, fantastisch, vooral omdat de brief van de Minister benadrukt dat de politieke legitimiteit, de politieke nadruk hierbij, enorm van belang is. Hoe zien we dat terug in het volgende debat? We gaan namelijk – ik vertaal het maar even vrij – een nieuwe internationale veiligheidsstrategie uitwerken. Ik ben nieuwsgierig naar de reactie van de Minister hierop. Dit is toch wat ik uit de conclusies haal, zowel uit de Engelse als uit de Nederlandse, alhoewel die een beetje van elkaar verschillen.

Ik wil op twee conclusies van de Raad even ingaan, maar ik zal ze niet voorlezen. Conclusie 15 heeft met name betrekking op de civiele inzet. De Europese Raad wordt gevraagd dit sterker te ontwikkelen. Ik pak even de Engelse versie. Er wordt verwezen naar fully implementing the Civilian Capability Development Plan. Wat betekent dit? We hebben het in het vorige debat gehad over de NAVO. Daar is sprake van een andere planning. Als dit het full Civilian Capability Development Plan is, wat gaan we dan doen? Hoe gaan we dit verder vormgeven?

Mijn volgende punt betreft Raadsconclusie 8 over de EU-Battlegroup, waar een opsomming van de mogelijkheden staat. Het vermogen van de EU om snel te reageren, moet worden verbeterd. De Minister wees er afgelopen maart terecht op dat de Kamer ook verantwoordelijkheid moet nemen binnen dat parlementaire gebeuren op lidstaatniveau. De Kamer is inmiddels begonnen met een procedure and practice regarding deployment. We pakken dat ook in Athene op. Kan de Minister dat in het licht van conclusie 8 over EU-Battlegroups opnemen? We lopen er namelijk tegenaan dat we elkaar niet begrijpen qua regels, ontwikkelingen en qua mogelijkheden die we hebben voor de inzet van onze militairen.

Wat doen we met de CAR? Dat staat ook op de lijst voor deze discussie. Graag een reactie van de Minister.

Minister Hennis-Plasschaert: Wij hebben de laatste vraag gemist.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik deed het heel snel. Ik kortte het dus af. Ik bedoel de Centraal Afrikaanse Republiek; de CAR.

De heer Jasper van Dijk (SP): Hoe denkt de Partij van de Arbeid over die verschrikkelijke oorlog die daar plaatsvindt? De EU-missie komt langzaam op gang en Nederland draagt daar met vier man aan bij. Hoe ziet de PvdA-fractie dat? Kan Nederland daar een grotere rol in spelen of vindt de PvdA het akkoord op deze manier?

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik heb groot respect voor de vier militairen die deelnemen aan deze missie en die grote waarde hechten aan onze inzet daarvoor. Ik verwijs naar wat in de EU-agenda staat en ik wacht graag de reactie van de Minister af. We weten met zijn allen hoe vreselijk de situatie daar is. We weten ook dat de mogelijke inzet goed onderzocht moet worden. Ik heb ook niet voor niets verwezen naar de EU-Battlegroups. Wat zou je kunnen doen, welke mogelijkheden zijn er en, voornamelijk, welk verzoek komt er mogelijk? Dan pas begint voor ons de discussie.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik begin vanavond met het onderwerp waar mevrouw Eijsink mee is geëindigd, namelijk die Centraal Afrikaanse Republiek. In de visie van de PVV is Europa steeds meer bezig om zich op defensiegebied te laten gelden in de meest verre oorden. Nu wordt er weer een missie opgetuigd voor het hart van Afrika. Het menselijke leed dat zich daar op grote schaal afspeelt, wordt gebruikt om het bestaansrecht van een Europese militaire missie en een steeds verder uitwerkende Europese militaire organisatie te bestendigen. Die in alle haast opgezette EUFOR-missie voor de Centraal Afrikaanse Republiek hoeft niet te rekenen op Nederlandse troepen, althans zo begrijpen we dat uit de brief van de Minister. Kunnen wij op de woorden van de Minister vertrouwen en zullen naast die vier stafofficieren die wel ter beschikking worden gesteld, verder geen Nederlandse troepen naar de Centraal Afrikaanse Republiek worden uitgezonden? Of moeten we na Mali de Fransen straks ook in de Centraal Afrikaanse Republiek uit de brand helpen?

Het verbaast de PVV niet dat er betreffende de Centraal Afrikaanse republiek uiteindelijk is gekozen voor een reguliere EU-missie en niet voor de inzet van een EU-Battlegroup. Dat concept heeft namelijk nog nooit gewerkt. Waarom is in het geval van de Centraal Afrikaanse Republiek geen gebruik gemaakt van een EU-Battlegroup? Kan de Minister dat exact aangeven? Kloppen de berichten dat Brussel de inzet van een EU-Battlegroup eigenlijk wel zag zitten, maar dat Groot Brittannië zich, in aanloop naar de Europese verkiezingen, niet wenst in te laten met een militaire operatie onder EU-vlag?

Voor een militaire missie, zoals nu gepland naar de Centraal Afrikaanse Republiek, bestaat er een beperkte gemeenschappelijke financiering onder het zogenaamde Athena-mechanisme. Dat mechanisme zorgt voor de financiering van militaire operaties onder EU-vlag die vallen onder het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB). Het is niet verwonderlijk, althans niet voor de PVV, dat op aandringen van Frankrijk nu ook onderhandeld zal worden over uitbreiding van het Athena-mechanisme. Frankrijk gedraagt zich immers als de brandweer van Afrika. Men vliegt van het ene conflict naar het andere om daar de brandjes te blussen en zo de Franse belangen veilig te stellen. Dat is ook voor de Fransen een kostbare taak. Het is geen wonder dat zij nu proberen om meer geld beschikbaar te krijgen via de EU. De PVV-fractie is van mening dat het niet de bedoeling is dat Nederland direct of indirect meebetaalt aan dit soort avonturen. Op de uitbreiding van financiële burden sharing zit mijn fractie niet te wachten. Ik kan me ook voorstellen dat de Nederlandse belastingbetaler daar op dit moment helemaal niet voor warmloopt. Welke landen bepleiten een uitbreiding van de gemeenschappelijke financiering? Wat is het Nederlandse standpunt hierover? Wat houdt die uitbreiding in, die men blijkbaar nastreeft? Is de Minister het met de PVV eens dat het onwenselijk is dat de Nederlandse belastingbetaler moet bijdragen aan crisisbeheersingsoperaties, zoals in de Centraal Afrikaanse Republiek, waarmee het Nederlandse belang op geen enkele wijze is gediend? Graag een uitvoerige reactie van de Minister op dit punt. Kan de Minister ook toezeggen om de Kamer op dit punt, nu maar ook in de toekomst, goed op de hoogte te houden?

Bij de Europese Raad van afgelopen december is flink ingezet op het thema capaciteitenversterking. Een beleidskader voor die capaciteitenversterking wordt nog dit jaar opgezet. Ik heb begrepen dat de totstandkoming daarvan ook in Athene zal worden besproken op 20 en 21 februari. Ik heb daar wel reserves bij, die ik de Minister maar gewoon voorhoud. Kan ze daar een reactie op geven? Als het politiek al onmogelijk blijkt te zijn om een concept als de EU-Battlegroup te laten functioneren, in hoeverre kunnen we er dan ooit op rekenen dat de lidstaten bereid zijn om hun krijgsmachten op elkaar af te stemmen? Zoiets simpels als de EU-Battlegroup werkt nog niet eens. Hoe kunnen we dan dat soort gecompliceerde operaties, waarbij landen steeds meer gaan inleveren op hun eigen zeggenschap, ooit goed laten verlopen? Ik hoop dat de Minister daarop wil reflecteren, zodat we daarover kunnen meedenken.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik begrijp de opmerking van de heer De Roon over capaciteitenversterking. Leest hij in de geannoteerde agenda hetzelfde als ik over defensie en inzet? Er staat inderdaad dat we de capaciteit moeten versterken en de strategische tekorten moeten terugdringen, maar er staat ook dat er een policy framework moet komen. Ik denk dat de heer De Roon doelt op dat policy framework. Terecht zegt de heer De Roon dat als de lidstaten niet een gezamenlijk uitgangspunt delen, ze heel lang met elkaar kunnen praten over die inzet, maar dat eerst het politieke gedachtegoed op orde moet zijn. Dan pas kun je verder. Dat lees ik ook onder het kopje «capaciteitenversterking» in de brief van de Minister. Je kunt nog beter naar die capaciteitenversterking kijken als je eerst dat policy framework van de lidstaten hebt, waarin staat wat het doel is, welke ambities er zijn en of we de 22 conclusies uit de Raad van december delen. Ik ben heel nieuwsgierig of de heer De Roon het met mij eens is.

De heer De Roon (PVV): Mevrouw Eijsink heeft gelijk dat als je die kant op wilt, dat de juiste volgorde is. Het moge echter duidelijk zijn dat de PVV helemaal niets ziet in een rol voor de Europese Unie op defensiegebied. Wij vinden gewoon dat de NAVO-samenwerking moet worden vastgehouden. We moeten keihard werken om die overeind te houden. Mevrouw Eijsink zei zelf al dat er grote zorg te koesteren valt over de vraag of die NAVO-samenwerking nog wel leeft bij de Amerikanen. Ik denk dat we daar keihard op moeten inzetten. Dat is veel belangrijker voor ons, want uiteindelijk zullen de Amerikanen ons helpen als er echt problemen ontstaan. We hebben dan aan Frankrijk of Duitsland echt niet wat we daarvoor nodig hebben.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik ken het standpunt van de PVV. In die zin begrijp ik wat de heer De Roon zegt over de NAVO en de EU. We hebben in het vorige debat al besproken dat het de bedoeling is dat de NAVO en de EU in elkaars verlengde gaan werken. Ze moeten dus aanvullend zijn en niet, in termen van defensie sprekend, aanvallend zijn. Ze moeten ook verbindingen leggen. Ik hoor dat de heer De Roon wel akkoord is met de inzet aan de kant van de NAVO, maar we hebben het er in het vorige debat juist over gehad dat de capaciteiten daar verminderen. Er is daarom aan de kant van de EU versterking nodig. Ik kan me niet aan de gedachte onttrekken dat dit in elkaars verlengde gaat werken. Dat was ook mijn indruk van onze gezamenlijke gesprekken de afgelopen week, bij de NAVO in Washington en elders. Wat ziet de heer De Roon in de toekomst gebeuren, gezien de bezuiniging op defensie in alle lidstaten?

De heer De Roon (PVV): Ik vind dat verhaal over dat dat in elkaars verlengde gaat liggen een mystiek fenomeen. Je hebt een beperkte hoeveelheid geld en je hebt een beperkte hoeveelheid middelen en daar zul je het mee moeten doen. Het is dus uit de lengte of uit de breedte. Het standpunt van mijn fractie is dat we niet op twee paarden moeten wedden. We moeten gewoon inzetten op de NAVO. Dat is uiteindelijk voor onze veiligheid van belang. Wij zien de EU ons niet volledige veiligheid geven. Wij willen intensieve NAVO-samenwerking.

De vergadering wordt van 19.48 uur tot 19.55 uur geschorst.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Eerder sprak ik in de Kamer de verwachting uit dat we niet hoefden te rekenen op een revolutionaire doorbraak. Ik zeg dat vooral tegen de heer Knops. Geen daden, maar woorden en dan vooral veel mooie woorden; dat vind ik dit proces echter ook tekortdoen. Ik heb onderstreept dat het proces niet ophoudt na de top van december en ik zal dat blijven onderstrepen. In de brief aan de Kamer heb ik ook geschreven dat hier geen sprake is van een eindpunt, maar eerder van de markering van nieuwe uitgangspunten en doelstellingen die richting geven aan de stapsgewijze doorontwikkeling de komende jaren. Ik vind het echt goed nieuws. Mevrouw Eijsink zei ook dat de Europese staatshoofden en regeringsleiders zich hebben uitgesproken over het belang van Europese defensiesamenwerking. Ze hebben herkend en erkend welke mogelijkheden ontstaan als de krachten op het veiligheidsterrein worden gebundeld. Ik begrijp de uitspraak van de heer Knops, over geen daden, maar woorden, vooral mooie woorden. Ik heb eerder ook gezegd dat deze top niet tot revolutionaire doorbraken zou leiden. Er zijn echter wel stappen gezet. In de breedte zijn vele voorstellen bekrachtigd, die de komende tijd verder zullen worden uitgewerkt. In aanloop naar het debat is een heel nieuwe dynamiek ontstaan. Mevrouw Eijsink zei dat eigenlijk ook.

Tijdens het vorige AO spraken we erover dat dingen soms zo traag gaan. Zo werkt het in een bondgenootschap, in dit geval een unie, met vele lidstaten. Tegelijkertijd weet ik zeker dat, als we over tien jaar terugkijken, we kunnen zeggen: We stonden toen aan de vooravond, maar dit hebben we wel bereikt. Ik beschouw het echt als winst dat al die Raadsconclusies hebben geleid tot een pakket taskings waarin heldere uitgangspunten worden gedefinieerd en waarin wordt aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is.

Ik denk dat we de belangrijkste elementen naar aanleiding van die Raad nog wel even mogen benoemen. We hebben bevestigd dat:

  • defensiesamenwerking niet een keuze is maar noodzaak;

  • we niet moeten blijven steken in vergezichten, maar vooral in moeten zetten op pragmatische stappen voorwaarts;

  • de lidstaten zelf de drijvende kracht vormen voor de verdere verdieping van de samenwerking in kleinere verbanden;

  • de EU en de NAVO overkoepelende kaders zijn die de samenhang moeten bewaken, prioriteiten moeten stellen en moeten faciliteren;

  • het noodzakelijk is voor de EU en de NAVO om nog nauwer samen te werken dan ze tot nu toe al deden;

  • een centrale plek wordt ingenomen door de capaciteitenversterking. Dat gebeurt door het optimaal benutten van schaalvoordelen en het principe van pooling and sharing;

  • we echt naar betere afstemming van investeringsplannen voor de langere termijn moeten gaan, onder andere door verhoging van de transparantie.

Dat was ter inleiding en in reactie op geen daden, maar woorden, vooral veel mooie woorden. Ik denk echter dat we uiteindelijk kunnen rekenen op daadkracht van vele lidstaten in deze.

Ik probeer de gestelde vragen zo goed mogelijk af te lopen. De heer Vuijk vroeg naar aanvullende maatregelen ten behoeve van het mkb. Nederland heeft het heel actief geagendeerd in aanloop naar de Raad. Daaruit is de conclusie gekomen dat aanvullende maatregelen, naast richtlijn 81, moeten worden onderzocht. Die maatregelen moeten gericht zijn op het creëren van een open markt en gelijke kansen voor het mkb vanuit alle lidstaten. Het is nu echter te vroeg om aan te geven welke aanvullende maatregelen dat dan zijn, want dat wordt as we speak uitgewerkt. We zetten ook niet direct in op aanvullende of nieuwe regelgeving. We hebben namelijk een evaluatie van de Defence Package in 2016. Vooral die open dialoog tussen lidstaten, de Commissie maar zeer zeker ook de industrie, is van belang om te komen tot eerlijke kansen voor alle bedrijven vanuit alle lidstaten. Op 24 februari aanstaande wordt in Brussel een eerste bijeenkomst gehouden in dezen, waarbij lidstaten en de industrie zullen discussiëren over de mogelijkheden om de toegang tot internationale toeleveringsketens voor het mkb te verbeteren. Op de High Level bijeenkomst, die de Europese Commissie 4 maart aanstaande organiseert, zal dat ook een onderwerp van gesprek zijn.

De heer Vuijk vroeg of ik iets kon zeggen over offsets, compensatieorders. Hij knikt. We hebben daar de vorige keer ook al kort over gesproken. Dit aspect wordt door de industrie zelf ook veel aangekaart op dit moment. De Kamer krijgt morgen nog een technische briefing over de Defensie Industrie Strategie (DIS). Dan zal het ook aan de orde komen. Aarzel ook niet om daar vragen te stellen. Niet alleen artikel 346 biedt mogelijkheden om het Nederlandse bedrijfsleven te betrekken bij defensieopdrachten. Richtlijn 81 biedt namelijk ook aanknopingspunten. Nogmaals, het heeft de aandacht van de Kamer, van mij en zeker ook van de industrie. Het is goed als de Kamer daar morgen nog nader op ingaat. Nederland heeft vanuit EZ bij de Europese Commissie beklemtoond dat het van belang is dat de Europese Commissie onderzoekt in hoeverre de negatieve effecten van verzoeken door derde landen aangepakt kunnen worden. Het is goed om een doorkijkje te geven naar de onderhandelingen met de VS over de vrijhandel. Er is geen eendracht ten aanzien van de gezamenlijke inzet op het gebied van de defensie-industrie. Dat weerhoudt ons er natuurlijk niet van om zo veel mogelijk bilateraal te bezien welke verbeteringen in de markttoegang voor de industrie gerealiseerd kunnen worden. Ik vrees dat het een illusie is om dat op dit moment tussen de EU en de VS te organiseren.

Verschillende leden spraken over de maritieme veiligheidsstrategie. We hebben daar in het vorige AO kort over gesproken. We hadden het ook over de verschillen tussen NAVO en EU. Ik denk dat we niet van elkaar verschillen wanneer ik zeg dat we een brede benadering van de maritieme veiligheid nodig hebben. Er is een sterke verwevenheid tussen economische belangen en veiligheid. Die civiel-militaire samenwerking is noodzakelijk voor duurzame effecten, zowel ver weg, piraterijbestrijding, als dichter bij huis, bijvoorbeeld de Noordzee. Dat artikel van gisteren over piraterijbestrijding geeft precies weer wat we nu beogen met die verdergaande geïntegreerde benadering in die regio. Het heeft geen zin om alleen maar met fregatten aanwezig te zijn. Je zult ook de oorzaak moeten aanpakken. Tijdens het AO over de verlenging van Atalanta hebben we uitgebreid van gedachte gewisseld over boots on the ground en acties tegen de opslag van piraten. Dat is eerder ingezet. We hebben eerder ook gezegd dat dat nu niet noodzakelijk is, maar we gaan niets uit de weg. Dat is vanuit Atalanta wel degelijk mogelijk en we sluiten het ook niet uit voor de toekomst.

We hebben nog een apart debat over privatisering. We gaan helemaal niet helemaal privatiseren. Het uitgangspunt blijft «militair» en wellicht komt daar een «tenzij» bij. We hebben echter een ander debat daarover. Het is ook van belang dat de EU zich weet te presenteren als een convincing security provider voor die maritieme veiligheid; een overtuigend partner in dezen. De NAVO heeft de EU ook verzocht om meer verantwoordelijkheid te nemen op het veiligheidsterrein, ook in dat maritieme domein. De visie op de maritieme veiligheid moet zich niet beperken tot een specifieke regio. Het spreekt voor zich dat het Caraïbisch gebied voor Nederland wel degelijk een specifiek aandachtspunt is, mede met het oog op samenwerking met de Verenigde Staten. Hiervoor geldt echter ook dat de activiteiten in de EU en de NAVO complementair moeten zijn. Ik heb dat net al gezegd. Niemand zit te wachten op duplicaties, doublures. De veiligheidssamenwerking in het maritieme domein moet dus worden bezien vanuit de specifieke kracht van de organisaties.

De heer Vuijk sprak over de Middellandse Zee. We hebben het dan al snel over de versterking van de grensbewaking. Dat is een prioriteit, waarover wordt gesproken in het kader van Frontex. Dat betreft een andere Minister of Staatssecretaris in dit geval. Ik ben echt van mening dat we dit vraagstuk niet moeten willen militariseren. Ik heb dat ook uitgesproken tegen mijn Italiaanse collega, die daarop begon aan te dringen. Het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid is echt van een andere orde dan Frontex. Natuurlijk ben ik van mening dat naast civiele bijdragen ook militaire bijdragen aan de capaciteiten van Frontex altijd moeten worden overwogen. Dat doen we ook. We leveren ook. Dat is echter wel iets anders dan het totaal militariseren van Frontex.

Vroeg de heer Vuijk naar de uitbreiding van het EATC als lichtend voorbeeld van Europese samenwerking? Klopt dat? Ik kijk even of hij knikt.

De heer Vuijk (VVD): Het was het bewijs dat dat voorbeeld ook voor de tankervliegtuigen zou moeten werken. Het EATC hoeft wat mij betreft niet uitgebreid te worden, maar ik vond het een goed voorbeeld. Het ging mij meer om de mogelijkheden van de tankervliegtuigen. Ziet de Minister mogelijkheden om dat uit te breiden?

Minister Hennis-Plasschaert: Excuus, dan had ik de vraag niet helemaal begrepen. Overigens geldt ook voor het EATC dat wij altijd andere landen proberen te enthousiasmeren om aan te sluiten. De nordic countries waren bezig met eenzelfde initiatief. Zij kunnen of kopiëren of aansluiten. Het spreekt voor zich dat dat een besluit is van de nordic countries, maar wij aarzelen niet om onze expertise te delen en te laten zien waarom het wellicht handig is om wel aan te sluiten.

Wat betreft de tankervliegtuigen nemen, naast Nederland, Noorwegen en Polen het meest actief deel. Die landen hebben een vergelijkbare behoefte en ook een vergelijkbare planningshorizon. Eigenlijk zijn dit de twee belangrijkste verwervingspartners in dit verwervingstraject. België is voornemens om vlieguren in te kopen tijdens de operationele fase en men volgt de ontwikkelingen op de voet. Spanje is geïnteresseerd in een gezamenlijke verwerving, maar het is vooralsnog niet helemaal duidelijk of Spanje die toestellen ook aanbiedt in een gezamenlijke vloot. Spanje is sowieso een speler die zich moeilijk positioneert in het kader van die verdergaande Europese defensiesamenwerking. Ik heb daarover gesproken met mijn Spaanse collega in München. Spanje heeft die aarzeling. Het schuurt nog enigszins. Er zit ook een bepaald gevoel achter. Frankrijk heeft een adviserende rol en ziet vooral voordelen in de samenwerking tussen het nationale programma en het internationale programma na de verwervingsfase. Eigenlijk ben ik optimistisch gestemd. Mijn ervaring is dat als iets goed loopt, andere lidstaten zullen aanhaken, omdat het steeds verder wordt aangemoedigd.

Een aantal Kamerleden vroeg naar cyber. We hebben daar net ook al over gesproken. We leveren een actieve bijdrage aan de ontwikkelingen van de cyberstrategie. Samen met de Duitsers, de Britten, de Zweden en de Fransen behoren we tot de koplopers. Voor defensie is vooral de component van de strategie die zich richt op het GVDB van belang. Het betreft onder meer het bevorderen van de defensieve cybercapaciteiten, civiel-militaire samenwerking en de dialoog met partners, waaronder de NAVO. Hier geldt ook: geen doublures, alsjeblieft. Het moet complementair zijn. Dat lijkt goed te lopen.

Specifiek werd gevraagd of er sprake is van offensieve inzet. Ik denk dat geen enkel land het zich kan veroorloven om alleen maar uit een defensieve invalshoek zichzelf te organiseren. Cyber zal namelijk in toenemende mate deel uitmaken van iedere militaire operatie. Laten we wel zijn, de discussie over cyber staat op Europees niveau echt nog in de kinderschoenen. Veel Europese lidstaten moeten echt nog de nodige stappen zetten om op nationaal niveau die cybersecurity op basisniveau te brengen.

Ik ben even kwijt wat de exacte vraag was over onbemande vliegtuigen. Er werd gevraagd hoe ik zorg dat ik voldoende samenwerk en er was een verwijzing naar 2020. Ik weet niet meer van wie die verwijzing was. Wij staan echter op het punt om in overeenstemming met de Kamer tot aanschaf van de Reaper over te gaan. In november 2013 heb ik een letter of intent getekend met een aantal landen. We zullen de samenwerkingsmogelijkheden bezien en verder uitwerken. Ik denk dat dat van belang is. De ontwikkeling van remotely piloted aircraft systems (RPAS) is een pioniersproject. Wij hebben besloten om vooralsnog niet direct deel te nemen aan die ontwikkelingen. We hebben namelijk op dit moment onze handen vol aan een aantal andere projecten. Ik zeg echter niet dat ik het daarmee voor eeuwig uitsluit. Die Europese samenwerking doet ertoe, maar het betekent niet dat je altijd voorop hoeft te lopen of haantje de voorste hoeft te zijn. Je moet wel je bijdrage leveren. Mind you, ik denk dat Nederland dat goed doet.

Er zijn veel vragen gesteld over de Centraal Afrikaanse Republiek, de CAR. Ik verstond dat echt niet, waarvoor mijn excuses. Het is een beperkte overbruggingsoperatie om een veilige omgeving te creëren rondom het vliegveld in de hoofdstad. Vier tot zes maanden na het moment dat de operatie fully operational capable is, moeten de taken worden overgedragen aan de African Union International Support in the Central African Republic, ook wel MISCA genoemd. Daarbij wordt rekening gehouden met een transitie van MISCA naar, inderdaad, een nieuwe VN-missie. Het Raadsbesluit voor de inrichting van de operatie is in de RBZ van 10 februari jl. genomen. Ik begrijp dan ook dat de Kamer daarop aanslaat. De werkelijke ontplooiing van de operatie vergt nog een separaat Raadsbesluit. Dit is voorzien eind februari. Frankrijk is in deze lead nation. De Franse operatiecommandant werkt momenteel het operationele plan, het OPLAN, uit binnen de kaders van het crisismanagementconcept. Het militair advies komt er uiteraard ook bij om de hoek kijken. Op 27 februari wordt een tweede Force Generation Conference gehouden. De eerste was op 13 februari. Naast de Franse kernbijdrage is tot nu toe een bijdrage toegezegd door Estland, Finland, Letland, Polen, Portugal en Roemenië. Ik kan zelfs wat preciezer zijn. Frankrijk levert een infanteriecompagnie. Polen levert een contingent van maximaal 150 personen. Estland levert één infanteriepeloton met ondersteuning van enkele functies in de HQ's. Roemenië levert één peloton van force protection en Letland één infanteriepeloton. Portugal levert één infanteriepeloton. Finland wil het CIMIC-team van vier personen leveren. Dat is de stand van zaken zoals ik die nu beschikbaar heb. Ik deel dat graag met de Kamer.

De operatiecommandant verwacht dat uiterlijk eind maart de operatie de operationele status zal bereiken en eind april fully operational capable is. Deze tijdlijn is ruimer dan aanvankelijk gedacht. Dat heeft onder meer te maken met de noodzakelijke vaccinaties, jawel, de gereedstelling van eenheden, de behoefte aan strategisch luchttransport en de beperkte infrastructuur ter plaatse. De beschikbare voorzieningen in de CAR voor de ondersteuning van de operatie zijn gering. Door deze beperkingen zal de maximale sterkte van de operatie tot ongeveer 1.000 personen beperkt moeten worden.

Gaat Nederland zijn bijdrage leveren, anders dan nu aangekondigd? Zeg nooit «nooit», maar vooralsnog is daar geen ruimte voor. Ik hoorde de heer Knops zeggen dat Nederland geen geld meer heeft voor missies. Laten we niet vergeten dat we in zeventien missiegebieden actief zijn met kleinere en grotere bijdragen. Uiteindelijk is er ook een grens aan de flexibiliteit van de krijgsmacht. We zijn heel flexibel, maar we zijn nu ook druk bezig met het ontplooien in Mali. Ik denk dat je daar ook eerlijk in moet zijn. Dat heb ik ook zo gewisseld met Jean-Yves Le Drian tijdens een ontbijtsessie in München. Ik spreek hem ook tijdens een bilat in Athene komende donderdag. Dan zullen we het er vast nog even over hebben, maar Nederland heeft daar heel open over gecommuniceerd. We hebben daar vooral niet moeilijk over gedaan.

De heer Knops (CDA): Ik heb inderdaad uitgesproken dat er geen geld meer voor missies is, maar dat ging over de Belgische bijdrage. Dat had op de Nederlandse bijdrage kunnen slaan, maar het ging over de Belgische bijdrage.

Minister Hennis-Plasschaert: Dat doet mij goed, want ik dacht even dat Nederland in de slipstream werd meegenomen.

Over de inzet van EU-Battlegroups en de besluitvorming daarover, zeker in relatie tot de Centraal Afrikaanse Republiek, heb ik eerder gezegd dat het voor mij een belangrijke prioriteit is om dat hele pakket aan verbetermaatregelen voor het EU-Battlegroupconcept nader uit te werken en vervolgens toe te passen. Ik blijf daar ook bij. We hebben het vaker met elkaar gewisseld: Use them or lose them. Ik me hard gemaakt voor grotere politieke betrokkenheid. Politieke consultatie met partners is een belangrijke voorwaarde voor snellere besluitvorming. Ik heb de Kamer daarover gerapporteerd. Deze aspecten worden nu gesteund. Ik vind dat ook echt een stap voorwaarts als deel van de oplossingsrichting. Dat is mede bereikt dankzij de inspanningen van de landen die hebben deelgenomen aan de door het VK geleidde Battlegroup afgelopen najaar.

De Battlegroup wordt nu niet ingezet in een scenario waarvoor het mede is ontwikkeld: de Centraal Afrikaanse Republiek. De heer De Roon merkte dat terecht op. Dat is wellicht een gemiste kans. Het debat over dit onderwerp is echter volop gevoerd het afgelopen jaar en de optie is wel serieus meegewogen in de EU-besluitvorming. Er wordt meer dan ooit openlijk over inzet gediscussieerd. De geboekte voortgang lijkt heel mager, maar ik zie het echt als winst.

Ik kan de Kamer een voorbeeld geven. Ik was net twee weken Minister en moest gelijk naar een Raad. Ik wilde toen heel actief het EU-Battlegroupconcept agenderen. Er werd mij echt aangeraden om dat vooral niet te doen. Het was nog niet bespreekbaar. Het is nu een jaar later en we kunnen vaststellen dat het bespreekbaar is. Er worden zelfs stappen voorwaarts gezet. Nu blijkt ook nog eens dat de EU, nog los van die Battlegroup, in staat is om op relatief korte termijn een beslissing te nemen over gezamenlijke militaire inzet.

Ja, zeg ik tegen de heer Van Dijk, het had allemaal nog sneller gekund met het oog op de situatie daar. Ik heb in de Kamerbrief ook verwezen naar de appreciatie van het Militair Comité. Men stelde in de besluitvorming afgelopen week vast dat de inzet van de EU-Battlegroup niet de preferred option was. Daarbij waren praktische overwegingen absoluut aan de orde. Ik zeg er gelijk bij dat het wellicht een gemiste kans is, want uiteraard blijft de politieke wil doorslaggevend. Ik ben ervan overtuigd dat als de lidstaten een volgende keer bij de eerste signalen vanuit een bepaald land, in dit geval de Centraal Afrikaanse Republiek, in meerderheid bepalen dat de inzet van de Battlegroup wenselijk is, de praktische bezwaren geopperd vanuit het Militair Comité, heel snel worden overwonnen. Hoe dan ook geeft deze gang van zaken mij in ieder geval goede moed. Het pleit juist weer voor verdere uitwerking van het concept zoals we dat afgelopen jaar hebben besproken.

De heer Knops (CDA): De Minister gaf even een interessant inkijkje in de mores van de Raad. In het vorige debat zinspeelde de Minister er al op dat het goed zou zijn voor de Kamer om een keer te zien hoe het er in de Raad aan toegaat. Ik word inmiddels heel nieuwsgierig. Ik roep de Minister toch op om die houding van de Minister die twee weken het ambt bekleedt vol te houden. Ik ben heel benieuwd wie haar waarom ontraadt om dit soort punten in te brengen. Kan de Minister misschien daarop reageren? We mogen er toch van uitgaan dat daar in zo'n Raad van vakministers open over gesproken kan worden. Het is namelijk niet zomaar iets. Het is een van de hoekstenen van het Europees veiligheidsbeleid.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik dacht de Kamer kort mee te nemen in de wondere wereld van een Minister die net beëdigd is. Ik denk dat het goed is als ik dat een keer met de Kamer deel als de microfoon uitstaat. Ik wil de Kamer best een inkijkje ingeven, want het is een proces waarbij je je niet moet laten hinderen door de mores die er door de jaren heen zijn ingeslopen. Dan is het nog een proces van een lange adem. Het is leuk en het inspireert uiteindelijk nog steeds.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Kunnen we dat opnemen in de toezeggingen?

Minister Hennis-Plasschaert: Met goedvinden van de Kamerleden, kan ik toezeggen dat ik een keer een informele bijeenkomst op het departement beleg om over dit soort dingen te bomen. Het kan ook hier; wat de Kamer wil. Maar het is wel informeel.

De voorzitter: We hebben de toezegging genoteerd.

Minister Hennis-Plasschaert: Als ik mevrouw Eijsink goed heb begrepen, verwees zij naar de vele taskings die zijn geformuleerd naar aanleiding van de Raadsconclusies. Dat zijn er uit mijn hoofd 53, waarvan er 40 voortkomen uit de eerdere RBZ'en en 13 uit de Europese Raad. Die taskings zijn allemaal vastgelegd en bij elke tasking staat welke dienst waarvoor verantwoordelijk is. Dat is een document met informele status. Het is ook een levend document, met rijp en groen door elkaar. Het is ook geen document waar je de voortgang mee kunt meten. Ik ben daar zelf ook nog naar op zoek, maar daar is dit document nog onvoldoende voor ontwikkeld. Ik denk dat het wel voor iedereen duidelijk is dat de EU en de lidstaten uitvoering zullen moeten geven aan de maatregelen en de initiatieven zoals bekrachtigd tijdens de Raad op 19 en 20 december, zeker omdat we weer een vervolgsessie voor de Raad hebben gepland. Bij veel taskings hebben de EDEO, de Europese Commissie en het EDA het initiatief. We hebben echter al eerder tegen elkaar uitgesproken dat we nooit moeten vergeten dat we niet zozeer naar het EDA kunnen wijzen als hoofdverantwoordelijk, want het zijn vooral de lidstaten zelf die het voortouw moeten nemen bij het wegwerken van strategische tekorten, de versterking van capaciteiten en de intensivering van defensiesamenwerking in kleinere verbanden middels gezamenlijke werving en pooling and sharing van capaciteiten.

Ik heb eerder aangegeven dat de code of conduct van mij wel wat dwingender mag. Dat policy framework waarover werd gesproken, is uiteindelijk bedoeld om de Ministers meer instrumenten in handen te geven om daarop te sturen in de lidstaten. Zo'n policy framework is niet zo zeer een veiligheidsstrategie, als wel een combinatie van die code of conduct, het Capability Development Plan (CDP) en het Headline Goal process. Dat samen geeft daadwerkelijk sturing. Kunnen die lidstaten bijvoorbeeld gezamenlijk beter inspelen op de military shortfalls en hebben de Ministers voldoende instrumenten om daarop te sturen? Doel van het policy framework is om zaken beter op elkaar laten te laten aansluiten, maar ook het bieden van incentives voor nieuwe initiatieven. Ik zie dat niet als een veiligheidsstrategie, maar meer als een sturingsmiddel.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voordat ik het in de gaten had, was de Minister al op mijn tweede vraag ingegaan. Ik kom nog even terug op de Raadsconclusies. Ik begrijp dat de Minister nu op mijn vraag reageerde. Ik kijk dus even naar de Minister of dit echt het antwoord is en of ik niet te voorbarig iets vraag.

Minister Hennis-Plasschaert: Misschien is het wel goed dat mevrouw Eijsink mij verder helpt met haar vraag.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Dat doe ik met alle plezier. Er zijn 22 Raadsconclusies en die gaan echt ergens over. Het kabinet stuurt ons een briefje – ik bedoel dat helemaal niet verkeerd – zonder appreciatie van die 22 conclusies. Welke doelstelling, welke ambitie heeft de hoogste prioriteit bij de uitwerking? Welke doelstellingen verdienen meer aandacht in het nieuwe beleidskader voor capaciteitenversterking? Ik koppel het maar even los van elkaar. Ik heb die 22 doelstellingen hier voor me liggen. Ik vind het echt nogal wat. Ik begrijp echter dat het nu niet kan. Kan de Minister de Kamer dan een brief sturen met daarin de appreciatie van het Nederlandse kabinet? Ik vraag dat niet zomaar.

Ik haak meteen aan bij het onderwerp EDA. Ik weet eigenlijk niet hoe ik het moet formuleren, maar ik vind het bijna te makkelijk. Ik zal een voorbeeld geven bij conclusie 20. Wie houdt de Raad verantwoordelijk voor de certificering? Dat is het EDA. Wie wordt verantwoordelijk gehouden voor de versterking van de Europese defensiesector? Dat is voor een groot deel het EDA. Ik heb ook een lijstje gemaakt met wie welk huiswerk moet maken. Het EDA heeft er een behoorlijke taak bij gekregen. Dan is het niet vrijblijvend. De Minister vroeg zich terecht af hoe je die voortgang meet. We hebben volgend jaar juni weer een Raad waarin het weer Chefsache is. De Kamer moet de voortgang dan ook kunnen zien. Ik ben het eens met iedereen die zegt dat we kleine stappen moeten zetten. Wat in dit document staat, hebben we echter in jaren niet gehad. Het is een mooi document. Het is een belangrijk document. Kan de Minister een document naar de Kamer sturen met de appreciatie? Wat zijn de doelstellingen, wat vindt Nederland van belang en waar participeren we wel in? Dit gaat echt over alles: het Ashton-rapport, het Commissierapport, de certificering, de defensiesectorontwikkeling en niet te vergeten research and development. Ik was wel verbaasd over wat de Minister zojuist zei over artikel 346 en richtlijn 81, in antwoord op eerdere vragen van, onder andere, collega Vuijk. Er staat hier verschrikkelijk veel in van wat ze wel moeten en wat uitgewerkt moet worden; dual use. Niet alles wat hierin staat zal kunnen, maar ik stel voor dat de Minister hierover een uitvoerige brief stuurt, in het belang van de verdere controle door de Kamer, maar ook voor het gesprek met de Minister. Ik weet niet of collega's dat willen steunen

Minister Hennis-Plasschaert: Als ik de vraag goed begrijp, wil mevrouw Eijsink de prioritering van de Raadsconclusies en een appreciatie per conclusie. Daar ben ik graag toe bereid. Dat is precies waarover we de komende dagen in Athene gaan praten. Ik zal dat dus meenemen in het verslag. Ik ben bereid om specifiek voor Nederland een appreciatie per conclusie te geven. In dit Europese proces leveren echter 28 lidstaten inzet en daar komt uiteindelijk een gemeenschappelijke deler uit. De prioritering van de conclusies is precies de reden dat we in Athene bij elkaar zijn. Zoals gezegd, heb ik hier een informeel document, waarin wordt aangegeven wat de eerste stappen worden, welke issues, objectives en taskings er zijn en de service die daarvoor verantwoordelijk is. Nogmaals, dit is een informeel document en het is een levend document. Ik acht het nog onvoldoende geschikt om daarop de voortgang te meten. Ik ben net als mevrouw Eijsink zeer geïnteresseerd in de voortgang. Het kan niet zo zijn dat we in 2015 bij elkaar zitten en dat er van geen voortgang sprake is. In mijn brief over de internationale militaire samenwerking heb ik de Raad prominent laten figureren. Ik zeg de Kamer toe dat ik in het verslag, naar aanleiding van de bijeenkomst in Athene, nader inga op iedere conclusie met daarbij een appreciatie. Ik maak dan ook duidelijk wat er in Athene is afgesproken over de prioritering van een aantal zaken.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik probeer duidelijk te krijgen wat we nu eigenlijk afspreken. Ik ben een beetje verbaasd dat de Minister zegt dat we het in Athene bespreken. De Minister gaat daar met een geannoteerde agenda met de inzet van deze regering naartoe. De Kamer had nu al kunnen weten... Laat ik voor mezelf spreken: Ik had al willen weten welke inzet Nederland gaat plegen op die 22 conclusies die nu voor ons liggen. Nu plaatsen we het dus in het verslag over de Raad. Mijn vraag gaat daar echter aan vooraf. Ik vind het namelijk van groot belang dat we nu weten wat Nederland gaat doen. Het is een document voor de komende jaren, waarop de Kamer moet kunnen voortbouwen. Als we dat meenemen in een verslag van de Raad, dan ben ik heel erg bang dat het tussen de wal en het schip valt. Ik doel op een voortgangsdocument dat we kunnen bespreken en dat we in de loop van de jaren kunnen bijstellen. Ik hoop echt van harte dat dit de brug is voor de komende tien jaar van veranderingen. Ik wil het niet in die conclusies van de Raad hebben, want dan vliegt het weer ergens en dan weet ik nog steeds niet wat Nederland wil op deze 22 punten.

De voorzitter: Uw verzoek is helder. U wilt separaat een appreciatie van het Nederlandse kabinet op die 22 conclusies.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik kom iedereen graag tegemoet, maar volgens mij hebben we vorig jaar heel veel en goed met elkaar van gedachten gewisseld over de Nederlandse inzet naar aanloop van de top in december. Mevrouw Eijsink gaf dat zelf al aan. We zijn nu bijna twee maanden verder en we hebben allemaal kennisgenomen van de conclusies. De conclusies zijn mede een resultaat van de inzet van Nederland. Uiteindelijk hebben we het over 28 EU-lidstaten en niet alleen Nederland bepaalt de prioriteiten. Daarover wordt dus gesproken. Ik zal een verslag schrijven naar aanleiding van de bijeenkomst in Athene en ik zal een aparte bijlage maken waarbij per conclusie wordt aangeven wat de appreciatie is van Nederland. Nogmaals, uiteindelijk betreffen de conclusies de gemeenschappelijke deler. Ze zijn het resultaat van een bespreking met 28 lidstaten. Ik wil net zo graag als mevrouw Eijsink zien dat er voortgang wordt geboekt. Ik zal ook vragen naar een document waarbij we dat kunnen checken. Volgens mij leent het informele document waar ik net naar verwijs, en dat de Kamer niet heeft – dat snap ik ook – zich daar goed voor, maar dat moet nog wel verder ontwikkeld worden.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik begrijp wat de Minister zegt, maar ik neem aan dat Nederland niet alle conclusies even zwaar weegt. De 22 conclusies zullen de komende jaren op tafel blijven en het is belangrijk om te weten waar het kabinet nu staat. Wij investeren bijvoorbeeld nauwelijks in research and development en ik kan wel meer zaken noemen waarin andere landen veel meer investeren. Die keuzes worden gemaakt. Het moet duidelijk zijn welke keuzes Nederland maakt. We kunnen er dan over spreken. Ik doe een handreiking naar de Minister. Mochten er namelijk nog eens budgetten vrijkomen, bijvoorbeeld uit Horizon 2020, dan zouden we met de Minister verder kunnen denken over de punten waarop Nederland dan wel een extra bijdrage kan leveren. Het biedt ook mogelijkheden als de Kamer de weging van de verschillende conclusies kent en wellicht ook nog kan bijstaan. Het is van belang om te weten wat onze inzet is op de langere termijn.

De voorzitter: Wat mij betreft is uw vraag helder. Ik zie ook de andere collega's knikken. Ik denk dat het goed is als we van de Minister weten wat de inzet van Nederland is op de 22 Raadsconclusies. Dat is dus niet alleen de gezamenlijke conclusie naar aanleiding van het overleg met alle lidstaten.

Minister Hennis-Plasschaert: Die 22 conclusies zijn er om uitgewerkt te worden. We hebben daar de 53 taskings voor, waar ik het net over had. Komende donderdag en vrijdag zal er specifiek worden gesproken over de taskings, de uitwerking daarvan en de prioriteitenstelling. Voor ons zijn al die conclusies relevant. Ik heb toegezegd dat ik een aparte bijlage per conclusie een appreciatie zal geven. Ik zal echter ook verslag doen van wat in Athene is besproken. Aan de hand van wat in Athene wordt besproken en aan de hand van de toelichting vanuit de diverse stakeholders waaronder Ashton, zullen wij bepalen waar de taskings het zwaarst wegen, et cetera. Ik heb geen Raad gehad tussen december en nu. Ik kom mevrouw Eijsink volledig tegemoet, alleen vraag ik haar om heel even te wachten tot ik het verslag heb geschreven. Ik doe daar een aparte bijlage bij die we daarna weer kunnen updaten.

De voorzitter: Ik stel voor dat we eerst kijken naar de aparte bijlage en dat we daarna, misschien in de procedurevergadering, bespreken of dat afdoende is. Mevrouw Eijsink vindt het niet voldoende.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Dat is de prijs wanneer u de conclusie aan mij overlaat, want ik ben zeer teleurgesteld wat betreft deze geannoteerde agenda. Op een half A4'tje wordt geschreven over 22 Raadsconclusies, terwijl daar een jaar over gesproken is en er grote rapporten achter zitten. Het is van groot politiek belang. Ik vind het zeer teleurstellend. Nu moet ik het doen met een bijlage. Ik snap wel wat de Minister zegt, maar het was wel plezierig geweest als dat uitgewerkt was in deze geannoteerde agenda. Ik probeer nu een weg te vinden om elkaar tegemoet te komen. Ik begrijp ook wel wat de Minister zegt, maar ik vind het wel een behoorlijke tegenvaller. Het doet de inspanning van de Kamer van afgelopen jaar en de inspanning van de Minister zelf geen recht, wanneer het kabinet een half A4'tje naar de Kamer stuurt. Defensie is Chefsache geworden en het is al tien jaar niet geweest zoals het er nu voorstaat. Dat is eigenlijk een fantastische stap. Ik begon dan ook positief. Het zou echter wel fijn zijn wanneer er vanuit die hoek wat meer aandacht aan gegeven wordt. Ik denk nog tot de tweede termijn na over wat ik hiermee doe.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik neem de opmerkingen van mevrouw Eijsink zeer ter harte. Ik probeer de brief te vinden die ik heb gestuurd. Het spijt me dat ik niet tegemoet kom aan de verwachtingen. Ik denk dat niet alleen de Kamer, maar ook Defensie en het kabinet zich voluit en hard hebben ingezet het afgelopen jaar. Ik zal rechtdoen aan de kritieken door het verslag te schrijven zoals aangekondigd, met die aparte bijlagen die de Kamer naar believen kan inzetten. De Kamer kan mij daar ook op aanspreken.

De voorzitter: U bent klaar met de beantwoording? Volgens mij nog niet.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb ook geen zin om nu excuses te verzinnen voor waarom ... Ik meen dat het niet een half A4'tje was, maar vier pagina's. Ik zie nu ook, en dat was een handicap, dat de agenda voor de bijeenkomst nog niet eens was ontvangen. We hebben ook te maken met een voorzitter, van de Europese Unie dus niet u, die nog niet erg veel initiatief heeft getoond. Dat zijn allemaal geen excuses. Ik kom de Kamer graag tegemoet. Laten we elkaar echter wel waarderen. Laten we respect tonen voor de inzet die over en weer, dus ook vanuit het kabinet, is geleverd in dit kader.

De heer De Roon bracht het Athena-mechanisme op. Uit mijn hoofd zeg ik dat in een van de Raadsconclusies staat dat er een review zal plaatsvinden. Het is niet alleen maar aangezwengeld door Frankrijk. Ik denk wel dat er ontzettend verschillend over wordt gedacht. We moeten die review echter wel een kans geven. Ik praat me in ieder geval niet in de fuik door te zeggen dat de crisisbeheersingsoperatie in de Centraal Afrikaanse Republiek niet in ons belang zou zijn. Uiteindelijk gaat het erom dat wij, Europa, onze eigen broek weten op te houden in de regio's nabij Europa en trouwens ook verder weg. Humanitaire overwegingen kunnen ook een reden zijn om in te grijpen. Laten we wel zijn: de problemen in Afrika kunnen in vele opzichten voor behoorlijk wat druk op onze grenzen zorgen. Het gemak waarmee nu werd gesteld dat die crisisbeheersingsoperatie niet in ons belang is en dat wij daarom ook op geen enkele manier willen meebetalen, is mij wat te kort door de bocht. De realiteit is dat er verschillend over wordt gedacht. Laten we die ingezette review een kans geven. We moeten de lidstaten daar een oordeel over laten vellen. Natuurlijk hoort de Kamer het van mij als die review zover is. Van een onmiddellijke uitbreiding van het Athena-mechanisme is op dit moment geen sprake; zeg ik wellicht ter geruststelling.

Misschien heb ik nu veel vragen gemist, maar ik hoop ook heel veel vragen te hebben beantwoord.

De voorzitter: Ik kijk naar de leden om te zien of er nog vragen onbeantwoord zijn.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik heb nog een vraag en een nog onbeantwoorde vraag. De onbeantwoorde vraag betreft de practices van de regels binnen de EU. Wanneer stuur je missies uit? Ik vroeg de Minister daarop te reageren. Dat doet de Kamer zelf namelijk inmiddels ook. Overigens staat duidelijk in Raadsconclusie 8 dat het de voorschriften en procedures voor civiele missies betreft om flexibel op te treden en bijeen te brengen. Graag een reactie daarop.

Ik had ook gevraagd om een reactie op Raadsconclusie 15 over fully implementing the Civilian Capability Development Plan. Mijn vraag betreft het policy framework. De Minister zegt dat het capaciteitenversterking is. Ik heb het maar even breed geïnterpreteerd als een nieuw veiligheidsdocument. Ik interpreteer dat zo, omdat in de brief van de Minister staat dat het essentieel is dat de uitwerking van de policy gepaard gaat met nauwe politieke betrokkenheid. Dat spreekt natuurlijk voor zich. Ik vind het heel interessant dat er staat dat een nieuw document zonder de wil om concrete vervolgstappen te zetten geen toegevoegde waarde heeft. Dat is zo logisch als maar kan. Wat betekent dit echter politiek gezien? In het vorige debat ging het over modulaire inzet, clusterinzet en frameworkinzet. Het betreft allemaal inzet en de wijze waarop we dat doen bij de capaciteitenversterking. Ik verwijs even naar een heel mooi rapport van Clingendael van december 2013 over de militaire capaciteit bij Europese veiligheid. Dat rapport betreft met name de external en internal security van Europa en de lidstaten. Wat hier staat, gaat verder dan alleen de capaciteitenversterking. Mijn interpretatie is dat Van Rompuy heel slim is geweest. Ik vind namelijk dat hij het fantastisch gedaan heeft. Hij heeft een heel praktische insteek gekozen en uiteindelijk staan we hier met die 22 Raadsconclusies. Het is Chefsache geworden en dat is het juni volgend jaar weer. Staat hier eigenlijk ook dat er direct of indirect een nieuwe veiligheidsstrategie komt? Het wordt natuurlijk niet opnieuw geschreven, maar misschien wordt de veiligheidsstrategie van 2008 nu bijgewerkt. Dat zou niet gek zijn na zes jaar.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik moet even checken wanneer de veiligheidsstrategie voor het laatst geüpdatet is. Dat kan heel goed in 2008 geweest zijn. Vooralsnog is er geen intentie tot het formuleren van een nieuwe veiligheidsstrategie. Een aantal lidstaten, waaronder ook Nederland, heeft gezegd: Verzand nu niet in vergezichten, maar beperk je in eerste instantie tot die heel pragmatische benaderingen. Ik snap heel goed wat mevrouw Eijsink zegt over nut en noodzaak van het updaten van een veiligheidsstrategie. Dat wordt hier en daar ook gedaan. Kijk bijvoorbeeld naar de maritieme veiligheidsstrategie. Dat is een onderdeel hiervan. Op dit moment wordt er echter vooral gestuurd op die heel pragmatische benadering.

Mevrouw Eijsink heeft alleen de conclusies genoemd. Ik kijk er nu ook even naar. Bij punt 8 staat een heleboel over «(...) need to be able to plan and deploy the right civilian (...)» Heeft mevrouw Eijsink het over die conclusie ten aanzien van de deployable EU-Battlegroups? Daar heb ik net uitgebreid over gesproken. Ik denk echter dat ik de vraag van mevrouw Eijsink niet goed heb begrepen.

Mevrouw Eijsink (PvdA): De vraag betrof met name de laatste zin van conclusie 8 over het flexibel maken van de procedures. Het kabinet gaat dat straks samen met andere lidstaten doen in Athene met de gemeenschappelijke veiligheidsstrategie. Het is goed dat lidstaten dat oppakken, maar in hoeverre gaan ook de regeringen dat oppakken? Ik bedoel met name de procedures. Wat staat er in wetgeving? Wat staat er in de grondwet? De Duitsers hebben bijvoorbeeld een volledig andere betrokkenheid dan de Nederlanders.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik begrijp de vraag nu. Ik moest even nadenken over wat mevrouw Eijsink precies vroeg. Ze doelt op de gevolgen voor de nationale besluitvormingsprocessen. Dat is precies het punt waarop mevrouw Eijsink en ik elkaar altijd weten te vinden. Ik heb het misschien niet zo duidelijk gezegd, daarom herhaal ik het nu: In dat opzicht is er echt geen sprake geweest van een doorbraak tijdens de top. Sterker nog, dat aspect is genegeerd. Dat punt heb ik echt als mager beschouwd. De Kamer ziet het daarom ook niet echt terugkomen in de conclusies. Ik zal daar daarom aandacht voor blijven vragen. Volgens mij heb ik dat wel in die Kamerbrief opgenomen. Ik zal daarop blijven hameren. We kunnen daar niet van weglopen. De European Council kan de Commissie, de High Representative en de lidstaten uitnodigen om te verzekeren dat et cetera, maar dan moeten we ook doorpakken en erkennen dat dat iets betekent voor de communicatie met onze parlementen. Dat lijkt mij een gedeelde belangstelling. Ik zal op dat punt van prioriteiten stellen blijven hameren, want anders blijven we kletsen zonder dat we ergens komen.

Mevrouw Eijsink refereerde ook aan conclusie 15 over the civilian capabilities. Ik ken de conclusies niet allemaal uit mijn hoofd. Ik moest ze er dus even bij pakken. Ik zal dat in samenwerking met mijn collega's van BZ moeten doen. Denk bijvoorbeeld aan een pool van civiele experts. De samenhang met de militaire capaciteiten is een aandachtspunt en dat zal ook zo blijven. Er komt een preparatory action van de Commissie. Ik hoop van harte dat de Kamer er dan kennis van zal nemen.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik dank de Minister voor haar reactie op dat policy framework. Ik probeer het enthousiasme toch maar te zien als teken dat er binnenkort een nieuwe veiligheidsstrategie komt, want die capaciteitenversterking is daar natuurlijk heel belangrijk voor. Het is goed te vernemen dat de Minister met BZ aan de slag gaat met conclusie 15 over het Civilian Capability Development Plan. Dat is eigenlijk de 3D-benadering. Ik zie uit naar de verdere uitwerking van de conclusies, zoals de Minister inmiddels heeft toegezegd. Ik zie die ook enthousiast tegemoet.

De voorzitter: Ik sta in de tweede termijn iedere fractie een spreektijd van anderhalve minuut toe.

De heer Vuijk (VVD): Ik had gehoopt dat de voorzitter de tijd van de interrupties van mijn collega zou optellen en mij dan een vergelijkbare tweede termijn zou geven. Ik begrijp echter dat dat er niet in zit.

De voorzitter: Dat zijn al 10 seconden.

De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Ik bedank de Minister voor de uitgebreide beantwoording. De VVD-fractie is ook buitengewoon betrokken bij wat er in Europa gebeurt. We zouden, als de kans zich voordoet, ook eens heel uitgebreid, diepgaander dan nu, willen kijken naar de resultaten van de top. Ik begrijp dat het tijdaspect er aan ten grondslag lag dat er over die voorbereidingen nog wat te zeggen is. Het zit er ook zo kort op.

De VVD heeft met genoegen gezien dat er veel aandacht is geweest voor defensie op Europees vlak. De discussie over de defensiemarkt raakt ons met name. Ik heb in de antwoorden gezien dat de Minister daar bovenop zit. De Minister schetste dat er een serie bijeenkomsten op gang komt, waarbij nagedacht zal worden over concrete maatregelen. De eerste bijeenkomst is volgende week al. We zullen de Minister regelmatig vragen om ons mee te nemen in het proces dat daar speelt.

Ik heb begrepen dat het met de tankervliegtuigen goed loopt. Het EATC is al een voorbeeld van succes. De Minister heeft ons een stukje meegenomen om te laten zien dat dit project goede kansen biedt. Wanneer ik al deze stukken overzie, dan zie ik een moeizaam proces waarbij een lange adem en zeker een vastberaden aanpak nodig zijn. Ik zie dat bij deze Minister goed gebeuren. Hier geldt, net als bij de NAVO, dat we de Minister een productieve bijeenkomst wensen. We zien haar graag daarna weer terug om daarover te spreken.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik bedank de Minister voor de beantwoording. Ik voel bij de Minister bijna hoe bijzonder ingewikkeld die samenwerking is, waarbij je overal tegenaan loopt. Misschien is het goed om dat morgenvroeg even te hernemen, omdat dat wat meer begrip aan de zijde van de Kamer kan opleveren. Eén ding is wel duidelijk: Die samenwerking is er niet eentje van op een roze wolk zitten en dan komt het allemaal wel goed. Ik begon mijn verhaal er net mee en de Minister gaf dat in een paar antwoorden ook aan. Het gaat met vallen en opstaan. Ik denk dat het draagvlak voor samenwerking alleen maar groter wordt als we niet alleen het opstaan laten zien door te zeggen hoeveel vooruitgang we geboekt hebben, maar als we ook eerlijk het vallen aangeven; daar waar het niet zo goed gaat. De Minister heeft daar vandaag een aantal voorbeelden van gegeven.

Kan de Minister toch ingaan op de Belgische kwestie? De commissie treft namelijk alleen Nederlandssprekende Belgen, terwijl er ook anders sprekende Belgen zijn. Wat betekent dit voor de samenwerking?

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik ben heel benieuwd wie de Minister ontraadde om over die Battlegroups te beginnen. Wie weet horen we dat nog eens.

Ik heb in mijn eerste termijn een betoog gehouden over de risico's van drones. Ik heb de Minister gewezen op een rapport dat ik haar van harte kan aanbevelen. Het is buitengewoon interessant. Reageert de Minister daar nog op? Dat mag ook schriftelijk. Brengt ze de zorgen die ik noemde ook in bij de Raad?

De Minister zegt dat er wat Nederland betreft geen ruimte is voor een bijdrage in de Centraal Afrikaanse Republiek. Wat betekent dat voor de politieke insteek van Nederland bij de bijeenkomst waar de Minister naartoe gaat? De Minister kan alsnog zeggen dat ze de EU-missie buitengewoon belangrijk vindt, dat zij de nood in dat land ziet en dat wij de inzet van andere landen zeer op prijs stellen. De Minister kan gewoon politieke stelling nemen. Ik ben daar benieuwd naar. Wat kan Nederland humanitair doen? Wellicht betreft dat een andere bewindspersoon, maar dat mag de Minister straks zeggen. Ik heb ook nog gevraagd of de marechaussee een rol kan spelen.

Helemaal in het begin zei de Minister dat Europa onderhandelt met Amerika over een vrijhandelsverdrag; het zogenaamde Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP). Dat is een onmogelijke afkorting. De Minister zei over dat verdrag dat er geen eendracht is op het gebied van defensie. Kan de Minister dat nader toelichten? Zijn er zaken die inzet zijn van onderhandeling en waarvan de Minister met de Amerikanen vaststelt dat er geen eendracht is? Is het hoofdstuk «defensie» daarmee helemaal van tafel of zijn er bepaalde onderwerpen waarop de Minister nog wel hoop koestert?

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar reacties. Ik heb zeker het gevoel dat we ergens komen en dat we zeker ook al ergens gekomen zijn. Veel dank daarvoor. Ik zie uit naar de reacties op de verschillende conclusies. Ik heb nog twee vragen. De eerste betreft de EDEO. Ik probeer uit de conclusies een beeld te krijgen van de rol van de EDEO, omdat dat op verschillende manieren terugkomt. Ik heb het beeld dat de EDEO nu nog een mager bezette organisatie is. De EDEO heeft wel vertegenwoordigers door de hele wereld heen, maar wat moet de man of vrouw doen die namens de EDEO ergens zit? Dat heeft alles te maken met die opmerking over capaciteitenversterking. Wat moet ik me voorstellen bij wat de EDEO gaat doen? Wat gaan de mensen doen? Op welke posten zitten ze? Hebben we het dan over de militaire attachés? Wie zijn dat?

Voor mijn tweede vraag verwijs ik gemakshalve naar conclusie 9. De conclusies zijn allemaal interessant, maar conclusie 9 is helemaal interessant. Het rapport van Clingendael sluit hier erg bij aan. Conclusie 9 betreft namelijk de veiligheid en de verbondenheid van EU-lidstaten en NAVO-inspanningen. Er staat dat het beleidskader voor cyberdefensie volgend jaar klaar moet zijn. Hoe gaat dat nu? De Minister heeft er kort wat over gezegd, maar het betekent natuurlijk nogal wat voor onze nationale plannen op het gebied van cyber. In de EU maken we plannen, maar nationaal zijn we ook bezig. Over enige tijd hebben we nog een overleg met de Minister over dit onderwerp staan. Kortom, wat gaan we daar doen?

Het is nogal een plan om in juni volgend jaar een EU-strategie voor de maritieme veiligheid aan te nemen. We moeten grote stappen zetten als de maritieme veiligheidsstrategie volgend jaar juni, voordat de Raad weer Chefsache geworden is, in de EU moet liggen. Er staat zelfs 2014. Dat is over een paar maanden al. In conclusie 9 staat ook dat we de samenwerking moeten intensiveren om de uitdagingen op het gebied van energiezekerheid aan te pakken. Daaronder staat dat in de loop van 2015 een rapport moet komen waarin alle lidstaten rapporteren over problemen en kansen die daaruit voortvloeien. Bij de conclusies zijn dus veel meer departementen betrokken dan wij hier bespreken. De Energieraad zit hier dus ook bij. Ik ben dan ook nieuwsgierig hoe het kabinet deze conclusies verder uitwerkt nu het veel breder is.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. In mijn ogen heeft de Minister een heel lang betoog met heel veel woorden ingezet, om ons duidelijk te maken dat op het punt van de EU-Battlegroups toch echt wel vooruitgang is geboekt het laatste jaar, vooral door de landen die onder leiding van Groot-Brittannië daaraan hebben deelgenomen. Het is mij echter nog steeds niet duidelijk waaruit die vooruitgang dan bestaat, anders dan dat de Minister een jaar geleden het woord EU-Battlegroup nog niet mocht zeggen in de Defensieraad en dat ze dat nu blijkbaar wel mag. Kan de Minister misschien nog eens uitleggen waaruit die vooruitgang bestaat? Welke vooruitgang de Minister ook uitlegt, het wordt allemaal teniet gedaan doordat de leider van de EU-Battlegroup, het Verenigd Koninkrijk, gewoon zegt: Het komt ons helemaal niet uit met die Europese verkiezingen in het vooruitzicht om nu onze militairen daaraan te wagen om die Franse inzet in de Centraal Afrikaanse Republiek te schragen; Het is veel te gevaarlijk en daarom doen we het niet. Dan is toch het hele verhaal over de vooruitgang op het punt van de EU-Battlegroups toch ongedaan gemaakt?

Dan kom ik op de kwestie van burden sharing en het Athena-mechanisme. Ik had de Minister toch heel duidelijk gevraagd welke landen de uitbreiding van die gemeenschappelijke financiering bepleiten. Ik heb daar nog geen antwoord op gehad.

Ik heb ook geen antwoord van de Minister gekregen op de vraag naar het Nederlandse standpunt. Ik had eigenlijk verwacht, of meer gehoopt, dat de VVD-Minister zou zeggen: We verlangen echt geen extra geld van de belastingbetaler voor landen als de Centraal Afrikaanse Republiek. Ik hoor dat echter helemaal niet. Kan de Minister misschien alsnog verduidelijken wat haar inzet is op dit punt?

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik begin met dat Athena-mechanisme. Misschien heb ik het onvoldoende duidelijk laten merken, maar ik sta behoorlijk kritisch tegenover een uitbreiding van het Athena-mechanisme. Ik ben echter wel benieuwd naar de review. Als wij namelijk in de toekomst voluit bijdragen aan bepaalde crisisbeheersingsoperaties, terwijl andere landen nooit hun verantwoordelijkheid nemen, dan is het wel interessant om daar een keer het debat met elkaar over te voeren. De vraag of Europa zich kan positioneren als een overtuigende security provider is niet afhankelijk van één, twee of een paar lidstaten; dat gaat alle lidstaten aan. De één is meer in de positie om zijn verantwoordelijkheid te nemen dan de ander, maar uiteindelijk kan het niet zo zijn dat lidstaten hun verantwoordelijkheid ontlopen. Daar kan het Athena-mechanisme interessant in zijn. Ik ben dus heel benieuwd naar die review. Ik ben echter wel kritisch. De meningen zijn enorm verdeeld. Het is bekend dat de Fransen daarover gesproken hebben en dat de Britten er weer anders inzitten. Het is heel goed om die review af te wachten. Laat duidelijk zijn dat dat ook precies is wat in de Raadsconclusies staat en waar 28 lidstaten mee hebben ingestemd.

Landen kunnen op verzoek consulaire taken overdragen aan de diplomatieke dienst van de Europese Unie, de EDEO. Ik ben even zoekende naar wat mevrouw Eijsink wil horen. Het is niet dat we daar een soort shared default neerzetten, want zo ver zijn wel echt nog lang niet. De EDEO, de dienst als zodanig, heeft wel bepaalde taken opgedragen gekregen in het uitwerken van de taskings. Ik ben benieuwd wat mevrouw Eijsink precies van mij wil horen; het takenpakket van de EDEO?

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik kijk gewoon naar de eerste zin op pagina 2. Daar staat: «De komende periode zal veel werk moeten worden verzet. De lidstaten moeten in samenwerking met de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en het Europees Defensieagentschap (EDA) vervolgstappen zetten om op de lange termijn capaciteiten structureel te kunnen versterken.» Ik ben gewoon nieuwsgierig wat er in dit verband, in deze zin, bedoeld wordt met wat de EDEO moet doen, wetende dat op sommige posten nog geen EDEO is en dat de EDEO nog heel erg in de basics zit. Wie bedoelen we dan bij de EDEO? Wie is in dit geval dan de EDEO? Ik hoor graag mensen en rugnummers.

Minister Hennis-Plasschaert: De EDEO zit in Brussel onder leiding van lady Ashton. De EDEO zit niet alleen maar op posten over de gehele wereld. Er zitten bijvoorbeeld mensen die in het kader van de uitwerking een bepaalde tasking hebben gekregen. Denk bijvoorbeeld aan die civilian pool. Nogmaals, ik denk dat het goed is dat ik op termijn met de Kamer deel wie waarvoor verantwoordelijk is bij het uitwerken van de Raadsconclusies, zodat de Kamer daar wat meer beeld en geluid bij krijgt. De EDEO is dus meer dan alleen aanwezigheid op posten over de gehele wereld.

Je denkt altijd dat je alle vragen onthoudt, maar dat is niet zo. Ik vergeet er geheid eentje. Aarzel dus niet om me aan mijn jasje te trekken.

De heer Van Dijk sprak over het uitspreken van politieke steun. We hebben dat al gedaan, bekrachtigd door het leveren van de vier militairen. De Kamer is daarover geïnformeerd. Met vragen over een eventuele humanitaire bijdrage moet de Kamer zich wenden tot mijn collega, want ik weet niet wat de laatste stand van zaken is op dit terrein.

Dan kom ik op de Koninklijke Marechaussee. Het is moeilijk voor te stellen dat we op dit moment inzet voorzien van de European Gendarmerie Force, want onder de huidige omstandigheden zitten we in de fase van militair optreden. Natuurlijk, onze KMar is ook militaire politie, maar die wordt veelal ingezet als er sprake is van stabilisatie. Zo ver zijn we nog niet. Ik moet de Kamer ook zeggen dat onze Koninklijke Marechaussee, gezien de taken die men toebedeeld heeft gekregen, op dit moment niet dik genoeg in de capaciteit zit om daar inzet te leveren. Ik heb echter gezegd: zeg nooit nooit. Als het goed is gaat het echter om overzichtelijke operaties. We hebben heel eerlijk gewisseld waarom we op dit moment niet bijdragen. We dragen elders echter wel bij en de Fransen weten dat ook zeer te waarderen.

De voorzitter: Ik zal u even helpen. Als u deze kant op gaat, dan hebt u het EU Cyber Defence Policy Framework en de strategie voor de maritieme veiligheid misschien gemist.

Mevrouw Eijsink (PvdA): In conclusie 9 staat dat we in 2014 al een EU Cyber Defence beleidskader moeten hebben. Er staat ook dat we in juni 2014 een maritieme veiligheidsstrategie moeten hebben, dat we illegale migratie gaan aanpakken, dat we de synergie moeten vergroten en dat we moeten zorgen voor energiezekerheid. Dat staat gewoon bij conclusie 9. Kan de Minister de Kamer vertellen hoe we dit verder gaan doen? Over vier maanden moet er een getekende EU-strategie liggen op deze niet onbelangrijke onderwerpen. De EU-lidstaten moeten een inspanning leveren en de NAVO en de EU moeten dat op elkaar afstemmen. Ik vind dat nogal wat. Als dat nu niet kan, dan horen we graag zo spoedig mogelijk wat we gaan doen. We hebben binnenkort een apart overleg over cyber. In de EU ligt in juni al een afgestemd document hierover. Dat is interessant om te weten.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik hoop dat er in juni een EU-document ligt dat ook nog is afgestemd. Ik gaf net al aan dat de huidige voorzitter vooralsnog niet heel veel heeft gecommuniceerd. Hierna komen de Italianen. Er komt dus een overdrachtsmoment. De Grieken hebben aangegeven dat ze het tot zo ver willen brengen. Verdere uitwerking van de Raadsconclusies laten ze aan de Italianen over. Ik kom nog bij de Kamer terug met een appreciatie van de Raadsconclusies. Ik heb ook iets meer informatie nodig uit de gesprekken die ik zal gaan voeren en van de sessies die ik bij zal wonen in Athene. Ik kan nu niet aangeven wanneer ik wat bij de Kamer op tafel kan leggen.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Dat begrijp ik. Nederland is echter wel een van de landen die de conclusies goedgekeurd hebben. We hebben deze conclusies zelf aangenomen in de Raad. Ik wacht op de reactie van de Minister.

Minister Hennis-Plasschaert: De heer Van Dijk had het over drones. Ik ken het rapport niet. Ik neem het graag aan. Heeft de heer Van Dijk nog een kopie bij zich? Ik zal het lezen en ik zal er schriftelijk op reageren. Ik weet dat de Kamer nog een AO met Minister Timmermans heeft over de drones. De ethische vraagstukken staan ook wel helder op mijn netvlies. Ik denk dat het goed is om heel even het AO en de conclusies die daar getrokken worden, af te wachten. Ik kan dan kijken of het zinvol is om dat ook in de Raad te bespreken of juist binnen de NAVO of binnen de VN. Er zijn verschillende netwerken, bondgenootschappen, waarbij dat aan de orde moet worden gesteld. De prioriteitstelling en de taakverdeling tussen Minister Timmermans en mij, laat ik heel even over aan het AO. Ik ben graag bereid om dat met Minister Timmermans binnen de EU verder aan de orde te stellen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik waardeer het zeer dat de Minister gaat reageren op het rapport. Ik beraad me erop of ze mijn unieke, gesigneerde exemplaar mag hebben.

De voorzitter: Misschien krijgt de Minister een kopietje van uw unieke, gesigneerde exemplaar?

Minister Hennis-Plasschaert: De heer Van Dijk begrijpt natuurlijk dat met een gesigneerd exemplaar de reactie nog mooier wordt. Ik zie het echt heel graag tegemoet. Ik ken de organisatie Statewatch als zeer kritisch en ik ben heel benieuwd wat men te zeggen heeft. Tegelijkertijd kan ik alleen maar herhalen dat Nederland niet voornemens is om de drones, uav's of onbemande vliegtuigen – hoe je het ook wilt noemen – te bewapenen.

De heer Knops gaf aan dat samenwerken van belang is, maar dat er zeker geen sprake is van een roze wolk. Dat klopt. Soms heb je prachtige momenten en dan geeft iedere centimeter vooruit je heel veel energie. De helft van de tijd ben je je echter aan het opvreten, omdat je door heel veel onnozelheden en heel primaire reacties weer een meter wordt teruggeworpen. Er worden ook oneigenlijke argumenten gebruikt. Zo zijn er altijd wel ergens verkiezingen in aantocht die ineens een rol kunnen spelen. Die dynamiek ken ik vanuit het Europees Parlement en uit mijn tijd als ambtenaar bij de Europese Commissie. Ik krijg dit nu volop terug bij de Raad. Misschien is het daar zelfs dubbel, want dat is tegelijkertijd besturen en politiek bedrijven.

De Belgische kwestie vormt wel een risico. We doen echter zaken met de federale regering, dus ook met Wallonië. Ik vind het ook echt van belang. BeNeSam is niet een samenwerking tussen Nederland en de Vlamen. Het is een samenwerking tussen Nederland en België. Ik ben voornemens om nog voor de zomervakantie met Minister De Crem in Wallonië op werkbezoek te gaan om dit signaal af te geven. Ik weet echter niet of het lukt, want vorig jaar is dat bezoek ook een paar keer uitgesteld. Opvallend is dat onze bijdrage aan Mali daar weer tot extra begrip heeft geleid. Zo zie je maar weer welke argumenten er allemaal toe doen. Ik kan echter niet genoeg benadrukken dat België voor mij België is, zowel de Walen als de Vlamen. Volgens mij heb ik nu echt alle vragen beantwoord.

De voorzitter: U bent nog een vraag van de heer Van Dijk vergeten over TTIP.

Minister Hennis-Plasschaert: Het staat nog wel op mijn blaadje. TTIP is natuurlijk een precair en fragiel proces geweest, maar er zijn wel degelijk belangrijke stappen voorwaarts gezet. Op voorhand had ik wel kunnen inschatten, en de Kamer ook denk ik, dat defensie een moeilijk onderwerp zou zijn. De belangen zijn over en weer, en vooral vanuit de Amerikanen, heel erg groot. Defensie is daarom vooralsnog buiten beschouwing gelaten. Vooralsnog betekent echter niet voor altijd of dat er niets meer mogelijk is. Ik zal daar in ieder geval aandacht voor blijven vragen binnen het eigen kabinet, maar ook daarbuiten en in Europees verband. De krachten zijn soms diffuus bij internationale samenwerking en bij het sluiten van internationale akkoorden.

De voorzitter: De griffier heeft drie toezeggingen genoteerd.

  • De Minister is bereid deel te nemen aan een informele bijeenkomst met de commissie over de gang van zaken bij de EU-Defensieraden.

Minister Hennis-Plasschaert: Dat is echt bedoeld als een informele uitnodiging op het departement; bij wijze van spreken met een kop thee. We kunnen dan echt informeel praten over hoe dingen soms kunnen gaan.

De voorzitter: Het is een bijeenkomst met een kopje thee of koffie, maar het is in ieder geval informeel.

  • Bij het verslag van de EU-Defensieraad wordt een bijlage gevoegd met een appreciatie van de 22 Raadsconclusies door het Nederlandse kabinet. In het verslag van de Raad zal de Minister ingaan op hetgeen besproken is naar aanleiding van de Raadsconclusies en de besproken prioritering. De appreciatie is apart daarvan.

  • De Minister stuurt een brief in reactie op het door lid Van Dijk genoemde rapport over de drones, in ieder geval na het algemeen overleg over de bewapende drones.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Die tweede toezegging is helemaal terecht, maar om elkaar gewoon echt goed te begrijpen heb ik nog één vraag: Mag ik de bijlage die bij het verslag van deze Raad komt, als een werkdocument zien dat we werkende weg meenemen? Een werkdocument over de conclusies van de Raad zou me een groot plezier doen.

Minister Hennis-Plasschaert: Dat is mijn inzet.

De voorzitter: Dan hebben we elkaar gevonden op het punt van het werkdocument.

Ik sluit hierbij de vergadering. Ik bedank de mensen in de zaal voor hun belangstelling. Ik bedank de Minister en haar ondersteuning en uiteraard de collega's en de ondersteuning van de Kamer. We zien elkaar morgen weer.

Sluiting 21.06 uur.