Kamerstuk 21501-20-462

Verslag van een algemeen overleg

Europese Raad

Gepubliceerd: 14 januari 2010
Indiener(s): Henk Jan Ormel (CDA), Waalkens
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-20-462.html
ID: 21501-20-462

21 501-20
Europese Raad

nr. 462
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 januari 2010

De vaste commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 9 december 2009 overleg gevoerd met de minister-president, minister Balkenende van Algemene Zaken, minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Timmermans van Buitenlandse Zaken over:

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 december 2009 met het verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 7 en 8 december 2009 (21 501-02, nr. 939);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 december 2009 met de geannoteerde agenda van de Europese Raad van donderdag 10 en vrijdag 11 december 2009 (21 501-20, nr. 458).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Nijssen

Voorzitter: Ormel

Griffier: Mittendorff

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Blom, Ten Broeke, Ormel, Peters en Wiegman-van Meppelen Scheppink,

en minister-president Balkenende, minister Verhagen en staatssecretaris Timmermans die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Ik open hierbij het algemeen overleg ter voorbereiding van de komende Europese Raad.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik loop de agenda langs die wij al hadden en vervlecht daarin het verslag dat net binnenkwam. Dat is een beetje lastig, want ik geef in alle eerlijkheid toe dat ik dit, net als mijn collega’s, nu zo’n beetje aan het lezen ben. Als het onduidelijk is, kan de regering wellicht een toelichting geven.

Allereerst de institutionalia die ik wil combineren met de financieel-economische situatie. Er stond vanochtend een bericht op de EUobserver, een website die over het algemeen vrij goed geïnformeerd is, dat er Spaanse plannen zouden liggen om nieuwe regels op te stellen om de economische crisis te bestrijden. Die zouden ook betrekking hebben op governancemodellen, de exitstrategieën om uit deze crisis te komen en de nieuwe Lissabonagenda. Kan de regering daar iets meer over vertellen? Bij mijn weten staat hierover niets in het verslag. Ik verbaas mij er enigszins over dat de Lissabonstrategie wel in het verslag staat. Wij hebben de afgelopen maand daar een aantal keer over gesproken.

De voorzitter: Ik verzoek u rekening te houden met de agenda. Krantenberichten zijn mooi, maar wij houden een algemeen debat naar aanleiding van het verslag en de geannoteerde agenda.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik het over de exitstrategie, de Lissabonstrategie en de institutionalia en ik stel een vraag over het voorstel van de nieuwe, inkomende voorzitter. Het lijkt mij zeer relevant en het heeft met de agenda te maken.

Ik kreeg het gevoel dat de Nederlandse regering een heel realistische benadering voor de Lissabonagenda zou kiezen. Wie schetst mijn verbazing? Ik zie daar ineens weer staan dat zij een ambitieuze Lissabonagenda wil. In plaats van een paar heldere, concrete doelstellingen waar wij de regering graag over zouden horen, wordt er weer in heel algemene termen gesproken over een nieuwe relatie met een natuurlijke omgeving, het aanpassen van wereldwijde verhoudingen en het hoofd bieden aan vergrijzing. Ik vertaal dat maar even: milieu, het probleem van de rise of the rest – zoals dat zo mooi wordt omschreven – en de bevolkingspolitiek. Laten wij nu milieu en bevolkingspolitiek eens even buiten beschouwing laten en ons proberen te concentreren op de zaken waar Europa meters mee kan maken. Ik zie die in deze agenda niet terug en ik hoor graag wat de inzet voor die nieuwe Lissabonagenda zal zijn. Er is een nieuwe Commissie die zich oriënteert en in maart krijgen wij de Lissabontop. Het is van het grootste belang dat Nederland aandringt op concrete stappen. Ook hier wordt overigens over governance gesproken, dus ook hier zijn die mogelijke Spaanse voorstellen relevant.

De VVD blijft van mening dat het jammer is dat het Stockholm Programma op het gebied van integratie en asielbeleid – waar we ook meters moeten maken – blijft hangen in niet concrete teksten. De samenvatting van de vijf pijlers is daar een voorbeeld van. Wij willen een restrictief, fair en liefst liberaal migratiebeleid. Die termen komen totaal niet terug in de stukken. Dit is de Nederlandse positie en ik zie graag dat wij die als inzet kiezen. Wat betreft Kopenhagen zijn er slotteksten over het klimaat uitgelekt waaruit zou blijken dat er geen emissiereductiedoelstellingen meer worden genoemd en dat het verdrag of de verklaring die straks wordt aangenomen juridisch niet bindend is. Graag daarover duidelijkheid.

Wij hebben een overleg gehad met minister Van der Hoeven over het Emissions Trading System (ETS). Uit de plannen van het kabinet zou men op kunnen maken dat er over twintig jaar ongeveer 40 mld. aan kosten aan de Nederlandse samenleving wordt opgelegd als het gaat om het ingrijpen via subsidies, kolencentrales, de verplichting van Carbon Capture and Storage (CCS), de verplichting van warmtekracht en andere zaken waarop de regering erg regisserend probeert op te treden. Dat komt neer op € 150 per Nederlands ingezetene, dus voor een gezin op zo’n € 500 aan extra kosten. Het is van tweeën één: of men gaat voor ETS en gelooft in de marktwerking en de oplossingen waar bedrijven zelf mee komen of men grijpt maximaal in met alle kosten van dien. Het zal geen verbazing wekken dat wij voor de eerste mogelijkheid kiezen. Waarvoor kiest de Nederlandse regering? Ik spreek heel nadrukkelijk de minister-president aan in zijn hoedanigheid als voorzitter van het Innovatieplatform waarin hij het bedrijfsleven probeert uit te dagen om zo veel mogelijk te doen.

Hoe kan het dat ik in geen enkel stuk over Servië «volledige samenwerking» terugvindt? Wij hebben alleen maar toegang tot het verslag van de aanklager, de heer Brammertz, dat hij vorige week heeft uitgegeven en tot de teksten die hij heeft uitgesproken. «Full cooperation» wordt nergens genoemd. Sterker nog: hij zegt tevreden te zijn met de verbeterde samenwerking, die moet blijvend zijn, maar er zijn additionele positieve resultaten voor nodig. Het stuk is anders dan de vorige keer gelardeerd met verwijzingen naar de noodzaak om ook de laatste twee voortvluchtige oorlogsmisdadigers te grijpen. De Nederlandse regering zegt dat zij ervan overtuigd is dat Servië de operationele capaciteit heeft om dat te doen en Servië zegt dat zelf ook voortdurend. In mijn oog is er dan geen reden om naast de stap die, gesteund door de VVD, op asielgebied al is gezet, nu ook nog eens een keer handelsvoordelen te gaan geven. Uit de berichtgeving in de Volkskrant van gisteren moet ik opmaken dat minister Verhagen spreekt over «volledige samenwerking». Kan de regering mij uitleggen wat Brammertz tijdens de presentatie aan de regering heeft gezegd? Heeft hij dat niet in het openbaar gezegd en in het verslag gezet? Wij kunnen het niet rijmen dat deze stap nu gezet wordt. Het zat er dik in dat dit zou gebeuren en wij hebben daarover vorige week al onze teleurstelling uitgesproken. Er blijft nu niet zo heel veel meer over behalve dat het stabilisatieakkoord nog niet verzonden is; die minimale winst moeten wij dan maar even pakken. Hoe ziet het vervolg eruit? Gaan wij nu over een halfjaar met hetzelfde niveau van samenwerking alsnog die stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) toegestuurd krijgen? Is dat al voldoende? Of blijft de eis staan die minister Verhagen ooit formuleerde van «Mladiæ on a plain or train»? Tot slot: ik vind het vreemd dat er weer een hoofdstuk over Turkije geopend wordt, terwijl er niet wordt voldaan aan het Ankaraprotocol. Daar worden weer geen conclusies aan verbonden. Sterker nog, er wordt weer wat gegeven. Misschien zie ik het verkeerd, maar graag duidelijkheid daarover.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De tijd dat Kopenhagen nog een verre deadline was, is voorbij. Kopenhagen is nu. De besluitvorming in de Europese Raad is het laatste moment om straks in de tweede helft van de klimaatconferentie een eerlijk en goed Europees bod op tafel te leggen. Yvo de Boer heeft in zijn openingsspeech benadrukt dat de tijd van herhalen van verklaringen en posities voorbij is. Kopenhagen moet een succes worden, dat heeft de ChristenUnie steeds gezegd. Ik voeg daar vandaag aan toe dat Kopenhagen alleen een succes zal worden als er besloten wordt tot forse en directe acties die de dag na de conferentie ondernomen kunnen worden.

De ChristenUnie is blij dat het Verenigd Koninkrijk steun heeft uitgesproken voor het opschroeven van het Europese reductiedoel naar een onvoorwaardelijke 30%. Frankrijk heeft zijn eigen reductiedoel al opgeschroefd naar 30%. Verwacht kan worden dat ook Frankrijk een Europees reductiedoel van 30% zal ondersteunen. Duitsland zal dat vast en zeker ook doen, gelet op de eigen 40%. Het is bijzonder dat de Franse minister Borloo in Kopenhagen heeft voorgesteld om een publiek fonds, een climate justice fund, op te richten dat automatisch, voorspelbaar en additioneel aan de Official Development Assistance (ODA) zou moeten zijn. Kortom: genoeg moois om als Nederland van harte te ondersteunen, zowel de reductiedoelstelling van 30% als het fonds.

Wat moeten wij aan met de uitgelekte Deense tekst? Dit document is door een diplomate omschreven als «a very dangerous document for developing countries». Het is geschreven door rijke Westerse landen en uit de tekst blijkt dat er geen rol is voor ontwikkelingslanden. Er wordt zelfs meer uitstoot voor ontwikkelde landen dan voor ontwikkelingslanden voorgesteld. Ook zou het milieuverdrag van Kyoto uit 1997 nergens in de tekst worden genoemd. Daarmee wordt in de woorden van een woordvoerder van Oxfam Novib eigenlijk het enige verdrag waarmee rijke landen wettelijk worden verplicht tot het verminderen van broeikasgassen ten graven gedragen. Ik hoor hierop graag een reactie van de regering.

Van Kopenhagen ga ik naar het financiële toezicht; twee onderwerpen die steeds minder ver van elkaar staan en een steeds logischer verbinding vormen. Het is mooi dat er stappen zijn gezet, maar toch is mij nog veel onduidelijk. Dat wordt misschien het beste geïllustreerd door blijdschap bij zowel de Britten als de Fransen. Normaal gesproken is het bijna niet mogelijk om beide landen vol blijdschap over een voorstel te laten zijn, dus mijn vraag is: wat is er aan de hand? Ligt hier werkelijk een ei van Columbus op de plank of is het voorstel multi-interpretabel met veel ruimte voor verschillende uitleg? Hoe ziet dat toezicht eruit? Is het Frans, dus aanzienlijk, of Brits, dus bijna niets? Wat houdt zeggenschap over nationale grensoverschrijdende financiële instellingen in? Hoe ziet dat eruit? Op welke termijn moeten de onderhandelingen tussen voorzitterschap, Commissie en Europees Parlement zijn afgerond? Wat is het mandaat, de brandbreedte, voor het voorzitterschap? Ten slotte: wie moet er leidend zijn in de coördinatie van exitstrategiën die gewenst zijn door het kabinet?

Over de Lissabonstrategie heb ik een heel ander verhaal dan mijn collega van de VVD. De ChristenUnie vindt het mooi dat duurzaamheid aandacht krijgt. Wel maken wij de kanttekening dat wij erop moeten letten dat het een geïntegreerd geheel is, dus groei én duurzaamheid. Verantwoorde groei moet centraal staan en in die term ligt besloten dat verantwoord en groei niet naast elkaar moeten bestaan of, nog erger, dat milieu er buiten gelaten moet worden, zoals de VVD voorstelt.

Wij hebben waardering voor het Stockholm Programma. Ik wil markeren dat in de toekomst de rol van het Parlement op deze terreinen versterkt zal gaan worden. Ik heb wel moeite met de haast die vorige week is gemaakt; een paar justitieonderwerpen zijn snel even in de Raad besproken met het oog op de naderende medezeggenschap van het Europees Parlement. Ik heb begrepen dat de Eerste Kamer hier ook not amused over was.

Wij ondersteunen de inzet van minister Verhagen op het gebied van Servië. Dit is een logische stap in de ondersteuning van de pro-Europese regering van Servië en ook in het bevorderen van eenheid in de regio door het voorkomen van spanning tussen Servië en bijvoorbeeld Kroatië. Ik had te weinig tijd om het verslag over Turkije te kunnen doornemen, maar gemakshalve sluit ik aan bij de vragen van de VVD.

De heer Ten Broeke (VVD): Mevrouw Wiegman vindt dit een logische stap voor Servië. Kan zij uitleggen hoe logisch zij het vindt dat er over Kroatië heel negatieve woorden worden gesproken omdat daar nog een paar documenten zoek zijn en dat Servië wordt beloond omdat daar twee oorlogsmisdadigers zoek zijn? Het ene land wordt on hold gezet, het andere land wordt beloond. Denkt zij dat dit de spanning in de regio ten goede zal komen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dit is een heel gevoelige situatie die wij hebben besproken toen wij het kortgeleden over uitbreiding hadden. Het blijft lastig wegen, maar wij vonden de verhouding zoek. Wij hadden het idee dat Kroatië vrij gemakkelijk door kon stomen, terwijl daar wat kanttekeningen bij te maken zijn. Wij hebben toen, volgens mij samen met het CDA, de vraag geopperd of de houding van Nederland ten opzichte van Servië verlengd moet worden, of dat er ruimte is om die open te breken, gezien de ontwikkelingen en veranderingen in Servië.

De heer Ten Broeke (VVD): In de conclusies van de Raad die ons net hebben bereikt, staat ten aanzien van Kroatië op pagina 3: de samenwerking van het Joegoslaviëtribunaal valt te verbeteren. Dat hoor ik niet meer ten aanzien van Servië. Daar wordt eerder in positieve termen over die samenwerking gesproken.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb het verslag onvoldoende kunnen lezen. Het enige wat ik kan doen, is reflecteren op hetgeen wij hier kortgeleden hebben besproken, de opmerkingen die wij als ChristenUnie toen hebben gemaakt, en mij baseren op hetgeen wij van minister Verhagen tot vanmorgen te horen hebben gekregen en waarin hij de enigszins gewijzigde houding van Nederland verklaart. Wij steunen die.

De heer Blom (PvdA): Voorzitter. Er zijn in de Kamer momenten geweest waarop wij dachten dat wij te weinig over onze inzet in Europa praatten. Ik heb nu de indruk dat wij de kans lopen in herhaling te vervallen. Ik ga proberen om dat te voorkomen, want ik vind dat een Tweede Kamerlid zich een beetje aan de grote lijn moet houden. Op het moment dat wij zo vaak over hetzelfde onderwerp van gedachten wisselen, neigen wij ertoe om in details te verzanden. Ik probeer dat te voorkomen en doe dat aan de hand van het verslag dat ik de afgelopen twintig minuten tot mij heb genomen.

Ik begin met de complimenten aan de staatssecretaris die gepleit heeft voor een EU-begrotingsevaluatie. Wij hebben daar uitgebreid over gesproken, zowel tijdens de voorbereiding van de RAZEB als tijdens de Staat van de Europese Unie. Tegelijkertijd zie ik dat een aantal lidstaten daar eigenlijk geen behoefte aan heeft. Dat is een beetje vreemd als de Europese Rekenkamer voor de zoveelste keer – vijftien keer is toch niet helemaal lekker – iets zegt over de begroting en de verantwoording. Het verbaast mij dat andere landen helemaal niet over een evaluatie willen praten, terwijl dit aan de orde van de dag zou moeten zijn. In ieder geval is de inzet van de staatssecretaris daarin uitstekend geweest en ik hoop dat dit een vervolg gaat krijgen in het denken over een nieuwe financiering van de Unie. Daar hebben wij tijdens de Staat van de Unie ook over gepraat.

Er zijn lovende woorden gesproken over de mogelijkheden om Kroatië het lidmaatschap van de Unie toe te zeggen. Er staat ook in het verslag dat Kroatië het hartstikke goed doet, behalve op het gebied van de consolidering van de rechtstaat. Dat vind ik een raar verhaal; dat lijkt mij juist een van de belangrijkste punten. Misschien kan de regering daarop reageren?

Ook ik heb de kranten over Servië gelezen. Het verslag maakt veel duidelijk. Ik stel vast dat de krantenberichten die ik heb gezien niet geheel in overeenstemming zijn met hetgeen hier op papier staat. Als ik de krantenberichten mag geloven, wordt Servië volgend jaar lid van de EU, maar volgens mij is dat helemaal niet het geval. Ik wil minister Verhagen een vergelijking voorhouden en dan kan hij mij vertellen of die dit goed samenvat. Ik heb ooit eens gezegd dat de deur voor Servië nog steeds dicht is, maar dat het nu onder een afdakje staat. Mag ik de stap die de minister afgelopen week heeft gezet, vertalen als dat Servië op dit moment in het klompenhok zit, maar nog niet binnen is? In plattelandsgebieden is er eerst een deur, dan heb je een klein hokje waar men zijn klompen neerzet, maar dan ben je nog steeds niet binnen. Volgens mij is dat ongeveer de samenvatting van dit verhaal.

De inzet van de Lissabonstrategie is volledig in overeenstemming met wat wij hier de afgelopen weken hebben besproken, dus daarover verder geen opmerkingen. Ten slotte: tijdens de RAZEB van vorige week heb ik aan de staatssecretaris gevraagd of hij een probleem wilde bespreken met de Litouwse overheid. Ik zie dat niet terug in het verslag, maar ik ben benieuwd wat daaruit is gekomen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. De regering staat op het punt om af te reizen naar de eerste Europese Raadsbijeenkomst onder het Verdrag van Lissabon. Daarbinnen moet de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger alle plaats krijgen om haar zaken in gang te zetten en haar ambities voor een sterk Europees buitenlandbeleid vorm te geven. Als ik de agenda van het Spaanse voorzitterschap zie, met veertien EU-toppen met de hele wereld voor het komende halfjaar, vraag ik mij af of zij daarvoor voldoende de kans en tijd krijgt. Graag een reactie.

De minister-president heeft ons tijdens het debat over de Staat van de Unie toegezegd dat hij met de kersverse Eurocommissaris digitale agenda zou spreken over het belang dat wij hechten aan internetburgerrechten, toegang tot internet, internet als onderdeel van het buitenland, netneutraliteit en privacy. Ik ben benieuwd naar zijn reactie.

De Kamer heeft gisteren een motie aangenomen waarvan GroenLinks, het CDA en D66 de initiatiefnemers waren. De motie roept de regering op zich ervoor in te zetten dat groene innovatie een prioritaire plek krijgt op de nieuwe Lissabonagenda. Ik roep de minister-president op om daarmee bij de komende Europese Raad meteen een begin te maken door daarvoor een krachtig pleidooi te voeren. Misschien kan hij wijzen op de samenhang tussen groene innovatie en nieuwe banen: iedere windmolen levert zeven banen op. Daarbij moet in gedachten worden gehouden dat de EU waar het op groene innovatie en investeringen aankomt, allang voorbij is gestreefd door landen als Zuid-Korea en China. Ook Amerika heeft nu al meer windenergie dan de EU. Het pleidooi moet dus ook zijn dat de EU een sprintje moet trekken, wil zij haar ambities als koploper waarmaken.

De Europese Raad heeft voorzien in conclusies over Stockholm. Tegelijkertijd ligt er een kritische resolutie van het Europees Parlement waarvan mijn fractie de inhoud deelt. Als het Stockholm Programma op deze wijze door de Raad wordt aangenomen, voorzie ik de komende tijd een kritische, problematische verhouding met het Europees Parlement elke keer als Stockholmonderdelen aan de orde komen. Is het niet beter om daarop te anticiperen door beter te luisteren naar de punten die in de kritische parlementsresolutie staan? Er kan bijvoorbeeld gevolg worden geven aan de oproep om de Commissie alle wetgeving die ziet op terrorisme, politie en justitiesamenwerking in het kader van privacy en gegevensbescherming grondig te laten evalueren. Het Parlement heeft ook opgeroepen om niet tot lancering van nieuwe instrumenten als het Europese Passenger Names Record (PNR) systeem over te gaan zonder dat een grondige impact assessment is uitgevoerd. Het roept ook op om niet op «Air Frontex», het gezamenlijk uitzetbeleid van asielzoekers gefinancierd door Frontex, over te gaan zolang het asielbeleid van verschillende Europese landen nog zulke grote verschillen kent en wij mensen uitzetten die door het ene land zijn afgewezen, maar door het andere land hadden kunnen worden aangenomen of andersom.

Het klimaat is de pièce de résistance van de agenda van de Europese Raad aan de vooravond van Kopenhagen. Daarover zijn al veel woorden gewisseld. Ik sluit mij aan bij de oproep van de ChristenUnie-fractie – ik hoop dat ik die inbreng zo mag opvatten – om er een schepje bovenop te doen nu Engeland er een lans voor heeft gebroken dat de EU overgaat tot het toezeggen van 30% reductie, niet voorwaardelijk maar keihard up front. Deelt de regering mijn inschatting dat daarover een discussie binnen de Europese Raad zal ontstaan?

Mijn complimenten aan de regering dat zij wel een concreet bedrag op tafel weet te leggen voor de fast start klimaatsteun. Nederland zal over drie jaar verspreid 300 mln. op tafel willen leggen. Denkt dat regering dat ook andere EU-lidstaten zodanig concreet in hun toezeggingen zullen zijn dat tegen de tijd dat de EU aan de Kopenhagentafel zit, er inderdaad een bedrag van 2 mld. in een zak op tafel staat voor de fast start klimaatsteun? Ook mijn fractie heeft zorgen over berichten over uitgelekte onderhandelingsteksten van het Kopenhagenvoorzitterschap. Kyoto zou worden losgelaten en er zou een dubbele standaard geïntroduceerd worden voor de toegestane economische groei voor ontwikkelingslanden enerzijds en rijke landen anderzijds. Hoe kijkt de regering daartegen aan? Het lijkt ons zeer onwenselijk.

De EU heeft altijd de rol van aanjager in het klimaatdebat willen spelen. Daarbinnen wil Nederland nog eens een koploper zijn. Ik wens de regering bij het vervullen van die rol oprecht heel veel succes toe in Kopenhagen. Het is de grootste wereldconferentie over klimaat aller tijden. Ik neem aan dat er geen verschil van mening meer bestaat tussen wat mijn fractie ambieert en wat de regering voorstaat, namelijk dat er een deal komt waarin rijke landen hun verantwoordelijkheid nemen voor de historische uitstoot en scherpe reductiepercentages op zich nemen en voldoende geld op tafel leggen voor klimaatsteun aan ontwikkelingslanden.

Voorzitter: Ten Broeke

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Omdat de RAZEB 7 en 8 december 2009 was, heb ik er begrip voor dat wij het verslag daarvan laat hebben ontvangen. Dat betekent wel dat ik daar slechts staccato enkele reacties op kan geven.

Het Stockholm Programma, het nieuwe werkprogramma op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, zal aangenomen worden. Onze waardering daarvoor. Wij hebben gehoord dat de Tsjechen moeite hebben met het punt over gelijke rechten van EU-burgers en legale migranten. Wordt dit een punt van discussie tijdens de top? Wat zal dan de Nederlandse inbreng zijn? Wij vinden dat er geen uitzonderingspositie voor Tsjechië moet komen. De Commissie zal in de eerste helft van 2010 een voorstel burgerinitiatief presenteren, een onderdeel van het Verdrag van Lissabon. Aan wie wordt dat het eerst gepresenteerd? Aan de Raad of aan het Europees Parlement? Op welke wijze kunnen nationale parlementen invloed uitoefenen op dit voorstel van de Commissie?

Vanzelfsprekend wordt gesproken over een nieuwe structuur voor financieel toezicht en een strategie voor groei en werkgelegenheid. Gaat besproken worden wanneer alle lidstaten weer moeten voldoen aan de criteria van het Stabiliteits- en Groeipact? Diverse lidstaten nemen behoorlijk draconische maatregelen om hun overheidsfinanciën weer op orde te brengen; toekomend voorzitter Spanje bevriest bijvoorbeeld alle ambtenarensalarissen. Ook Nederland staat aan de vooravond van grote maatregelen. Het is dan wel van belang dat ook de andere lidstaten maatregelen nemen en er een tijdpad komt wanneer wij weer allen moeten voldoen aan de criteria die wij onszelf gesteld hebben.

Het is goed dat innovatie en transitie naar een duurzame economie blijvend op de agenda staan. Wij hebben gisteren vele moties aangenomen waaronder een motie van mevrouw Peters die medeondertekend is door het CDA. Wij vragen hierin om nadrukkelijk de aandacht te vestigen op het belang van een duurzame economie. Een grote verandering is dat de Hoge Vertegenwoordiger, Lady Ashton, aanwezig zal zijn op de top en dat de ministers van Buitenlandse Zaken afwezig zullen zijn. Sommige lidstaten zijn tegen dit besluit van voorzitter Zweden. Wat is de positie van Nederland hierin?

De Kopenhagenconferentie is gaande tijdens deze Europese top. Mevrouw Wiegman sprak al over het Verenigd Koninkrijk dat heeft uitgesproken dat het Europese reductiedoel opgeschroefd zou kunnen worden naar 30%. Is de regering bereid de verhoging van het Europese reductiedoel te steunen? De CDA-fractie geeft hiervoor haar steun.

Er zal ook gesproken worden over het nucleaire programma van Iran. Kan de regering aandacht vragen voor de gespannen interne verhoudingen en de beroerde mensenrechtensituatie in Iran? In Iran zijn enorme demonstraties gaande tegen het regime. Honderden studenten worden gevangen gehouden. Wij vragen om vanuit de EU-Raad het regime in Iran nadrukkelijk te wijzen op de mensenrechtensituatie, ook voor de gevangengenomen studenten.

Mevrouw Peters (Groen Links): Ik hoor nu een pleidooi van het CDA dat Nederland er samen met Engeland voor moet pleiten dat de EU niet 20% reductie aanbiedt, maar meteen onvoorwaardelijk 30%. Mijn fractie heeft daar keer op keer voor gepleit en moties over ingediend. Volgens mij is de laatste versie daarvan gisteren nog weggestemd, dus dat moet wel zijn door de tegenstem van onder andere uw fractie. Ik ben heel blij als ik hier een ommekeer in het standpunt van de CDA-fractie bespeur, maar ik vraag daar wel een toelichting op. Bent u bereid om uw tegenstemmen uit het verleden meteen om te zetten in voorstemmen als de regering uw suggestie niet meteen omarmt en wij dit met een motie moeten bekrachtigen?

De heer Ormel (CDA): Ik stel de open vraag hoe de regering gaat reageren op een voorstel dat kennelijk gedaan gaat worden. Dan moet u niet meteen mij mee proberen te trekken. Wij hebben gisteren tegen uw motie gestemd, dat weet u. Ons signaal is duidelijk, maar wij bespeuren dat er bij sommige lidstaten een beweging gaande is. De open vraag is nu: hoe gaat Nederland reageren in die discussie? Niets meer en niets minder.

Mevrouw Peters (Groen Links): Die beweging van Engeland heb ik al bespeurd, die vind ik moedig. Ik dacht bijna de CDA-fractie op net zulk moedig gedrag te kunnen betrappen, maar de terugtrekkende beweging is nu al begonnen. U zei net dat de CDA-fractie het steunt als Nederland zich aansluit bij de oproep van Engeland om 30% aan te bieden. Kunt u dat bevestigen, want uw reactie op mijn interruptie was niet zo helder.

De heer Ormel (CDA): Mijn reactie is zoals ik die heb gegeven. Het was een open vraag. Er is kennelijk een discussie; ik ben benieuwd hoe de Nederlandse regering daarop gaat reageren.

De heer Blom (PvdA): Ik ga het ook nog eens een keer proberen: ik heb het toch echt anders gehoord. De heer Ormel zei dat Engeland voorstelt om met een reductiepercentage van 30 te komen en zijn volgende zin was: «als de regering hierin meegaat, dan heeft dit de steun van de CDA-fractie». Ofwel hij zegt dat hij het anders bedoeld heeft, ofwel hij steunt dat reductiepercentage van 30.

De heer Ormel (CDA): De heer Blom weet ook dat wij niet zomaar getallen moeten noemen die enorme gevolgen en implicaties kunnen hebben. Wij gaan serieus, zoals alle partijen, om met moties, hoewel het er nogal veel zijn. Een van die moties waar wij gisteren over gestemd hebben, was een motie van mevrouw Peters. Die motie is door de Kamer verworpen. Dat is een uitspraak van de Kamer. Wij gaan niet de dag nadat die motie is verworpen er weer een andere wending aangeven. Ik heb gezegd – wellicht te enthousiast – dat er een discussie gaande is. Mevrouw Wiegman had het daar ook over. Ik ben benieuwd hoe de Nederlandse regering in die discussie zit. Dat wil ik graag horen.

De heer Blom (PvdA): Ik ben wel tevreden met het tussenzinnetje «misschien was ik wat te enthousiast». Dat zegt heel veel, dus ik neem de uitspraken die in eerste instantie door de heer Ormel zijn gedaan niet meer zo serieus.

De heer Ormel (CDA): De heer Blom moet al mijn uitspraken zeer serieus nemen en hij weet dat ik een enthousiaste inborst heb.

Voorzitter. Ik vraag aandacht voor de beroerde mensenrechtensituatie in Iran. Nu de Europese Unie een rechtspersoon is geworden, kan het mensenrechtenverdrag ondertekend worden. Wordt daarover gesproken over de komende top? De EU-Raad steunt de Afghanistanstrategie, lees ik in het verslag. Mooi, maar komt er dan ook EU-boter bij de vis?

Wij steunen het beleid met betrekking tot Servië. De heer Blom had het over het klompenhok; voordat je vanuit de deel in de woonkeuken bent, heb je op een boerderij nog heel veel barrières te nemen en dat geldt ook voor de Europese boerderij. Over Macedonië of de Former Yugoslav Republic of Macedonia (FYROM) zoals het officieel nog steeds heet, staat in het verslag dat tijdens het volgende voorzitterschap «mogelijk» een besluit genomen zal worden. Is het niet mogelijk om te opperen om tijdens het volgende voorzitterschap een besluit te nemen?

Ik moet de minister van Buitenlandse Zaken complimenteren als ik in het verslag lees dat hij tijdens de bespreking van het vredesproces in het Midden-Oosten heeft ingebracht dat de status voor Jeruzalem als hoofdstad van zowel Israël als een toekomstige Palestijnse staat een uitgangspunt in de onderhandelingen dient te zijn.

Voorzitter: Ormel

Minister Balkenende: Voorzitter. Ik sta zelf stil bij aspecten die wat meer op mijn terrein liggen: Lissabon, enkele economische aspecten en Kopenhagen. De minister van Buitenlandse Zaken zal ingaan op punten van buitenlands beleid: Servië, Turkije, mensenrechten en het Midden-Oosten. De staatssecretaris zal enkele elementen meenemen die ik zelf ook aan de orde stel, maar hij zal ook stilstaan bij het Stockholm Programma.

Er is gesproken over de afwezigheid van de ministers van Buitenlandse Zaken. Het Verdrag van Lissabon voorziet in een andere samenstelling van de Europese Raad. In de oude verdragen ging het om de regeringsleiders plus de ministers van Buitenlandse Zaken. Aan die situatie is een eind gekomen en dat betekent dat wanneer het voorzitterschap dat nodig acht, kan worden voorzien in de aanwezigheid van andere bewindslieden. Dit is de eerste keer dat wij werken met het nieuwe juridische regime en dat is ook de reden geweest waarom het voorzitterschap in overleg met de heer Van Rompuy heeft gezegd: laten wij het beperken tot regeringsleiders. Wij moeten gewoon eens kijken hoe dit uitpakt. Formeel kan het en ook de grote lidstaten hebben gezegd dat zij zich hierin kunnen vinden. Het ligt wel gevoelig: een flink aantal van de ministers van Buitenlandse Zaken heeft hier moeite mee. De minister van Buitenlandse Zaken zal hier straks nader op ingaan. Ik zei net al tegen hem dat het soms handig is om een ander bewindspersoon bij je te hebben als er conclusies vastgesteld worden, zodat kan worden bekeken op welk terrein die liggen. Het is niet ongebruikelijk dat de aanwezigheid van de minister van Financiën geboden is als wij spreken over de financiële perspectieven. Dat is altijd zo geweest; in vroegere jaren was minister Zalm er en ik ben met minister Bos in Brussel geweest. De bespreking van de Lissabonagenda zou ook iets kunnen zijn waarbij de minister van Financiën dan wel de minister van Economische Zaken aanwezig is. Dat moeten wij even bekijken. Wanneer onderwerpen van buitenlandse politiek op de agenda staan, is het heel nadrukkelijk van belang dat de ministers van Buitenlandse Zaken aanwezig zijn. Wij zullen moeten leren hoe hiermee om te gaan, want het verdrag voorziet in deze mogelijkheid. In ieder geval is voor deze Raad gekozen voor de aanwezigheid van alleen de regeringsleiders. Het is geen automatisme – dat hebben wij uit het verdrag geschrapt – maar wij moeten wel toe naar een werkbare formule. Het is een kwestie van verder zoeken. Misschien kan de minister van Buitenlandse Zaken nog iets zeggen over zijn waarnemingen op dit punt.

Ik heb heel veel met de Kamer gesproken over Lissabon. Ik begrijp dat heel goed, want het raakt de vraag hoe wij Europa positioneren. Wat is voor Europa essentieel om in de toekomst te kunnen voorzien in genoeg innovatie, dynamiek, werk en economische activiteit? Vooraf maak ik de volgende opmerking: toen de Lissabonagenda startte, zo’n tien jaar geleden, is de eerste vijf jaar de kritiek geweest dat het eigenlijk erg alle kanten uitschoot. Het was te ongericht. Ik herinner mij heel goed dat bij de midterm review – oud-premier Kok heeft daar het nodige aan gedaan – werd gezegd dat wij meer focus aan moesten brengen. Toen is nadrukkelijk gekozen voor het thema jobs and growth. Dat heeft geleid tot meer focus in de Lissabonagenda; landen werden aangesproken op het monitoren van zaken. Die focus heeft ertoe geleid dat er meer is gesproken over wat de Lissabonagenda kan betekenen, wat er gedaan moet worden en wat lidstaten te doen hebben. Bij de opvolger van de Lissabonstrategie moet evenzeer worden gekeken naar het aanbrengen van focus. Ik zeg er nadrukkelijk bij – ik kom nu bij het punt van mevrouw Peters en hetgeen ik heb gezegd in het debat over de Staat van de Unie – dat het heel goed is om die focus te combineren met de noodzaak van meer duurzaamheid. Wij hebben vanochtend nog een overleg gehad in de Raad voor Internationale en Europese Zaken (RIEZ), een onderraad van de ministerraad, en toen is nadrukkelijk gesproken in termen van sustainable growth and jobs. Met andere woorden: milieu is geen Fremdkörper. Ik heb goed begrepen hoe hier in de Tweede Kamer over wordt gedacht. Wij hebben meer dynamiek en ondernemerschap nodig en die horen verbonden te worden met meer duurzaamheid. Dat hebben mevrouw Peters en mevrouw Wiegman gezegd en zo zit ik er zelf ook in. Die focus moet wel worden behouden; er worden ook zaken als armoede bijgehaald. Terecht, maar dat is niet direct het wezen van Lissabon. Daar heb je andere programma’s voor nodig. Het gaat mij nu om de Lissabonstrategie. Willen wij daar een succes van maken dan heb je die focus nodig in relatie met duurzaamheid. Voor de Nederlandse regering staat dit ook voorop. Verder zeg ik tegen mevrouw Peters dat groene innovatie voor een derde deel in het Zevende Kaderprogramma voor research and development zit. Wat ons betreft moet dit ook in het Achtste Kaderprogramma worden voortgezet. Wij zullen in het voorjaar nader met elkaar spreken over de focus van de Lissabonagenda, maar het is goed dat wij dit debat nu met elkaar hebben, omdat de Europese Commissie zich zal gaan zetten aan de follow up van de Lissabonstrategie.

Ik ben wat gehandicapt want er werd gesproken over een stuk in de EUobserver over Spanje. Ik moet daar terughoudend in zijn. Wanneer wij het in algemene zin hebben over de economische en financiële toekomst van Europa, dan hebben wij een aantal dingen centraal te stellen. Ik heb net iets gezegd over de noodzaak van het aanbrengen van focus in relatie tot Lissabon. Voorlopig hebben wij te maken met de noodzaak om economieën te stimuleren. Daar vond en vindt overleg over plaats in de Europese gremia. Wanneer wij het hebben over de exitstrategiën dan moeten wij gemeenschappelijke lijnen uitzetten ten aanzien van de vraag hoe lidstaten voldoen aan hun verplichtingen op het gebied van het herstel van overheidsfinanciën. Ik ben erg blij dat wij elkaar in Europa daarop scherp houden. Mevrouw Wiegman stelde ook de vraag hoe dit procedureel zit. De Ecofin en de Europese Commissie moeten erop toezien of lidstaten aan hun verplichting voldoen. De Kamer weet dat landen al aanbevolen hebben gekregen wanneer zij moeten voldoen aan de min 3%. Voor Nederland is dat in 2013 en dat geldt voor tal van andere landen. Het is noodzakelijk dat die zaak internationaal wordt afgestemd. De lijn die er nu is, Ecofin, Europese Commissie, elkaar scherp houden, afspraken serieus nemen, coördinatie, is geboden, want anders ontstaan er te grote verschillen in Europa.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik erken dat de minister-president niet direct op de hoogte kan zijn van een bericht dat ook mij pas op het laatste moment heeft bereikt, maar laat ik hem een klein beetje helpen. De counterpart van de heer Timmermans, de heer Garrido, schijnt te hebben gezegd: «Our goal is to agree directives on financial supervision, macro-prudential supervision and micro-prudential supervision.» Dat is een heleboel supervision terwijl wij net hebben afgesproken dat er drie boards zouden komen. Is dit aanvullend op het staande pakket dat de Europese Commissie heeft opgesteld waarin, als ik het wel heb, zo’n kleine vijftien richtlijnen zijn verwoord zoals buffervermogens van banken et cetera? Of is dit een aanvullend traject dat de Spanjaarden voornemens zijn te doen en kan ik het zien als een uitbreiding van het type supervisie waar wij nu net ja tegen hebben gezegd? Ik zou dat overigens toejuichen, maar is dit ook de indruk van de regering?

Minister Balkenende: Ik combineer uw opmerkingen over de geluiden uit Spanje van de heer Garrido met de vraag die mevrouw Wiegman stelde over het financieel toezicht. Daar zit een samenhang in. De Spaanse collega van de heer Timmermans heeft in algemene termen gesproken over de uitdaging van het Spaans voorzitterschap. Het eerste punt is de exit uit de economische crisis, het tweede de post-Lissabonstrategie en het derde het financieel toezichtpakket dat aangenomen is in juni. Dit zijn drie belangrijke onderwerpen die Spanje overneemt van het Zweeds voorzitterschap. Wat is dan precies dat toezichtpakket? Dit bestaat uit het creëren van een set geharmoniseerde regels en consistente toepassing daarvan van de nationale toezichthouders, het verzekeren van een gezamenlijke toezichtscultuur en een consistente toezichtspraktijk, en het bindend bemiddelen bij geschillen over de EU-regels tussen nationale toezichthouders. Dan hebben we nog het gebruik van volle toezichtscompententies voor toezicht op credit rating agencies en tot slot het verzekeren van een gecoördineerde respons in crisissituaties. Het pakket moet na de Europese Raad naar het Europees Parlement, en waarschijnlijk doelt Spanje daarop. Kortom: Spanje spreekt over een aantal zaken dat nu ook al aan de orde is. Het financiële toezicht zit al een hele tijd in de lijn van macro- en microfinancieel toezicht. Ik heb de elementen aangegeven van het pakket, die lijken mij zeer werkbaar. Ik heb niet de indruk dat er opeens heel andere zaken aan de orde zijn, maar uiteraard zullen wij de vinger aan de pols houden, ook aan de hand van de vragen die naar voren zijn gebracht. Het gaat mij erom dat wij hetgeen wij hebben afgesproken continueren en versterken.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik wijs ook op het artikel dat u ooit met bondskanselier Merkel schreef over de wil van de Nederlandse regering om nog iets verder te gaan. Mocht het nu zo zijn dat het Spaanse voorzitterschap voornemens is om dit toezicht verder aan te kleden, dan willen wij daar graag op tijd van op de hoogte worden gesteld.

Minister Balkenende: Dat gebeurt altijd. De heer Blom maakte een heel wijze opmerking dat wij nogal eens herhalingen aantreffen. Dat hangt nu eenmaal samen met de dynamiek van onze vergadering; die onderwerpen komen steeds terug en er is altijd een algemeen overleg voorafgaand aan en een plenair debat na afloop van de Europese Raad. Ik weet hoe de Kamer denkt over het punt van toezicht en de Kamer weet dat wij op een aantal punten wat verder wilden gaan. Wij houden elkaar hiervan goed op de hoogte. Laten wij zorgen dat hetgeen wij hebben afgesproken, kan worden doorgezet. Voor het overige heb ik goed nota genomen van de opmerkingen van de heer Blom.

Mevrouw Peters is even afwezig, maar ik begin toch maar aan haar vragen. Er is al contact geweest met de nieuwe Commissaris voor de digitale agenda, privacybescherming en dergelijke. Ik heb op 30 november 2009 uitvoerig met mevrouw Kroes gesproken over haar nieuwe functie. Daarbij passeerde de aandachtspunten die zijn genoemd de revue. Mevrouw Kroes bereidt zich nu voor op haar werkzaamheden, het vaststellen van haar agenda en het leggen van contacten. Zij bereidt zich ook voor op de hoorzittingen in het Europees Parlement. Ik heb met haar afgesproken dat wij regelmatig contact onderhouden over deze digitale agenda. Dit terrein is strategisch van groot belang voor het economisch herstel in Europa, maar ook voor beleidsterreinen als gezondheidszorg, onderwijs en innovatie.

De gelekte teksten over Kopenhagen zijn een vervelend fenomeen; in Nederland hebben wij daar heel veel ervaring mee. Zo moet het dus niet, maar het is inherent aan een conferentie waar zo veel mensen aanwezig zijn dat er iets naar buiten komt. Ik ben daar zelf eerlijk gezegd niet zo zenuwachtig over want het hoort bij dit soort conferenties. Laten wij hieraan niet te veel waarde hechten in dit stadium. De opzet van het akkoord dat wij voor ogen hebben, voorziet in reductiedoelstellingen die later moeten worden ingevuld. Al langer is duidelijk dat Kopenhagen geen verdrag gaat opleveren, maar dat wel het doel duidelijk is dat wij een tijdpad moeten hebben en criteria moeten vaststellen. Er zal een bindend verdrag moeten komen. Als wij het hebben over de Kyotoafspraken, dan gaat het ons om een combinatie van het vaststellen van heldere doelen, het zorgen voor adequate financiering en het in de gaten houden van de positie van ontwikkelingslanden.

Dit raakt het punt van de 30%-reductie. Als GroenLinks zegt dat ze onvoorwaardelijk 30% reductie wil, dan zeg ik dat ik daar absoluut niet aan begin. Geen denken aan. Ik zet mij nadrukkelijk in voor die 30%, maar ik wil wel een situatie hebben dat andere landen worden meegenomen. Als wij zeggen: een onvoorwaardelijk reductie van 30%, dan zeggen anderen: mooi, dat hebben wij binnen, dat doet Europa. Het gaat erom dat wij oog hebben voor het mondiale level playing field. Het blijkt dat de vroege EU-inzet van min 30% CO2-uitstoot tijdens de voorjaarsraad 2007 heeft gewerkt omdat die conditioneel was. Op het ogenblik zien wij dat landen als Australië, de VS, Japan en Noorwegen de Europese Unie gevolgd zijn. Ook landen als China, Brazilië, India en Rusland hebben nationale ambities op tafel gelegd, maar wij zijn er nog niet. Nu die voorwaarden loslaten, is echt niet handig want dan zou onze druk wegvallen. Mevrouw Peters sprak over het Verenigd Koninkrijk, maar dat heeft die voorwaarden niet laten vallen. Het heeft wel de min 30%-ambitie zwaar aangezet. Zo zit ik er zelf ook in. Ik wil gaan voor 30%, maar wel op een manier die geloofwaardig is. Als wij zelf zeggen «onvoorwaardelijk», gaan wij daar strategisch niet goed mee om en dat ga ik absoluut niet doen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Mijn excuus dat ik even werd weggeroepen. De minister-president zei dat het niet geloofwaardig is om nu meteen onvoorwaardelijk 30% op tafel te leggen. Hoe waardeert hij dan het Engelse voorstel?

Minister Balkenende: Ik heb aangegeven dat het Verenigd Koninkrijk niet de voorwaarde heeft laten vallen en niet heeft gezegd dat het ongeconditioneerd is. Het heeft wel nadrukkelijk gezegd dat het wil gaan voor die min 30%. Ik heb eerder de argumenten gegeven waarom ik er niets voor voel om onvoorwaardelijk 30% te bieden. Wij zullen anderen evenzeer moeten confronteren met hun verantwoordelijkheden. Dat hangt samen met het mondiale level playing field.

De heer Ten Broeke heeft het gehad over de verhouding tussen ETS en energiebelastingen. Hij zei: het is of/of. Dat ben ik niet met hem eens. In december 2008 heeft de Europese Raad een klimaat- en energiepakket vastgesteld waarmee de min 20% CO2 is ingevuld. De ene helft van dat pakket bestaat uit ETS voor een aantal industriële sectoren, maar voor de andere helft gaat het om zaken als de bebouwde omgeving, landbouw en transport. Beide hebben een prijs, ofwel door aankoop van emissierechten op de veiling ofwel door een toeslag op de elektra- en de gasprijs. Ik ben het met hem eens dat er geen dubbele betalingen moeten worden gevraagd. Daar let het kabinet streng op door eventueel geld terug te ploegen. Hoe dit precies vorm krijgt, is onderwerp van onderzoek en daarover bestaat contact tussen de ministers van Economische Zaken en van VROM. Het is niet of/of: wij hebben ook in het verleden steeds gekozen voor een en-enbenadering en wij gaan goed kijken hoe dit feitelijk uitpakt.

De heer Ten Broeke (VVD): Dat snap ik, want in dat systeem draait het rond. Ik heb het over aanvullend nationaal beleid dat bedrijven de ruimte geeft om zelf te kiezen voor gas of kolen of andere vormen van alternatieve aanwending van energie of reductie. Als men daar nog eens heel veel beleid en subsidies en zelfs dwang op zet, dan holt men de werking van ETS uit. Ik vraag u, ook in uw hoedanigheid van voorzitter van het Innovatieplatform, wat dan nog de uitdaging is voor het bedrijfsleven.

Minister Balkenende: Ik heb niet zo veel te zeggen over hoe internationaal die verhouding is tussen het ene en het andere instrumentarium. Ik volg zeer wel uw redenering dat wij moeten bekijken hoe een nationaal instrument zich verhoudt tot het internationale speelveld; dat is een kwestie van wijs beleid. Wij hebben in het verleden wel eens gezien dat een nationale kop op Europese regelgeving heel verkeerd kan uitpakken. Dat inzicht is inmiddels wel gerijpt. De Nederlandse regering dient steeds oog te hebben voor de condities waaronder ondernemingen moeten opereren. Ook daar speelt het level playing field nadrukkelijk een rol. Ik heb in algemene zin hier een paar opmerkingen over gemaakt. Ik vind dat wij op moeten passen voor strategieën waarmee wij onszelf in de voet schieten. Tegelijkertijd wil ik wel graag de dynamiek op het gebied van de versterking van duurzaamheid overeind houden. Daar moeten wij op een verstandige manier mee omgaan. Die discussie speelt op nationaal niveau. Ik denk dat wij die niet hier hoeven te voeren, maar ik begrijp uw argumentatie dat wij moeten letten op de notie van het level playing field omdat je daarmee in de problemen kunt komen.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar complimenten. Je moet jezelf rijk rekenen als je die een keer krijgt. De Kamer verwijst naar de verklaring over Iran die de Europese Raad vrijdag in principe aanneemt. Die verklaring zal zich voor een groot deel richten op het nucleaire dossier. De Kamer weet dat op dit moment alle handreikingen door Iran van de hand gewezen worden en dat het land vrij provocerend aangeeft door te willen gaan met de verrijking en niet mee wil werken met het International Atomic Energy Agency (IAEA). Dat heeft geleid tot een buitengewoon felle en negatieve reactie van ElBaradei, iets wat in het verleden niet zo vaak in zulke heldere bewoordingen is gebeurd. Omdat het nucleair programma bijzonder ernstig en urgent is, zal daar in de verklaring zeer duidelijk aandacht aan besteed worden. Tegelijkertijd zegt de Kamer terecht dat er ook aandacht moet zijn voor de mensenrechtensituatie, voor de studenten, de onderdrukkingen die door blijven gaan, de arrestaties, de martelingen en de doodstraffen die zijn uitgesproken. Juist op het punt van de voortdurende schending van de mensenrechten zal de verklaring een veroordeling bevatten. Op initiatief van Nederland zal, naast het nucleaire dossier dat op de mogelijke sancties ingaat, specifiek aandacht geschonken worden aan de continue schendingen van mensenrechten. De Raad zal zich ook uitspreken over Afghanistan. Dat is wel in het verslag van de RAZEB vermeld, maar aangezien dit gisteren besloten is, stond dat niet in de geannoteerde agenda. Dit past binnen de strategie zoals wij die zelf als Nederland voorstaan.

De heer Ten Broeke (VVD): Wordt overwogen om Europese havens te sluiten voor die rederijen die tot twee keer toe zijn betrapt op het vervoeren van wapens? Wordt overwogen om inreisbeperkingen voor het regime in te stellen? Er kan maar één conclusie zijn: een verrijking voorbij 5% is alleen maar nuttig en noodzakelijk als je die voor nucleaire wapens wilt gebruiken. Iran heeft meer dan tien opwerkingsfabrieken terwijl Nederland er maar één heeft en daarmee 25% van de wereldmarkt bedient. Dat kan maar één doel hebben: het maken van een nucleaire bom. Er moeten nu gewoon maatregelen genomen worden. Ik steun de minister om nog een keer verklaringen aan te nemen waarin terecht op de mensenrechtenschendingen wordt gewezen, maar wordt het geen tijd om verder te gaan?

Minister Verhagen: Dat is precies waar de Raad zich op richt. Zij wil een duidelijk signaal afgeven dat wat betreft de Europese Unie tot het tweede spoor, de versterking en het aanscherpen van de sancties, overgegaan moet worden indien er geen verbeteringen van de zijde van Iran plaatsvinden. Wij trekken op dit punt niet alleen zeer nauw op met de Verenigde Staten, maar ook met de vaste Veiligheidsraadleden die zich ook met het dossier van Iran bezighouden, in het kader van de E3 plus 3. Wij kijken in eerste instantie hoe wij de sancties en het sanctiepakket via de Veiligheidsraad kunnen aanscherpen. Dat is natuurlijk het meest effectief. Juist in de contacten tussen de Verenigde Staten en Rusland en tussen de Verenigde Staten en China is daarover gesproken. Het is nog niet duidelijk of er overeenstemming komt binnen de Veiligheidsraad, maar dit heeft de voorkeur. Nederland heeft meerdere malen gezegd dat de Europese Unie klaar moet zijn met een pakket aan aanvullende sancties, mocht de Veiligheidsraad niet tot overeenstemming komen. Als die geblokkeerd wordt door Rusland of China moet de Europese Unie samen met de Verenigde Staten optreden. Dat vraagt niet alleen afstemming binnen de EU, maar ook met de Verenigde Staten. De aanscherping van de sancties en een breed pakket liggen nu voor. Als de conclusie vrijdag aanvaard wordt door de ministers-presidenten, al dan niet in aanwezigheid van de ministers van Buitenlandse Zaken – sommige zullen op de gang staan te wachten, ik niet, maakt u niet ongerust – dan wordt de opdracht gegeven aan de ministers van Buitenlandse Zaken om in januari hier verder besluitvorming op door te voeren. Ik ben het volledig met de heer Ten Broeke eens. Het is volstrekt ondenkbaar dat het verrijken van uranium tot 20%, dus boven de 5%, voor vreedzaam gebruik is. Dat is volstrekte kul. Daarom heeft ElBaradei ook zo fel gereageerd. Als men dan nog eens doorgaat met het bouwen van nieuwe installaties die dat versterken, is de claim van Iran dat dit voor vreedzaam gebruik is volstrekt ongeloofwaardig. Dat is de reden voor die scherpe verklaring.

De heer Ten Broeke wijst op de smokkel van wapens via schepen van de Iraanse staatsrederij. Het is zeer schokkend dat de wapens die recent geconfisceerd zijn klaarblijkelijk bedoeld waren voor Hezbollah, een terroristische organisatie die als doel heeft het aanvallen van onschuldige burgers in Israël. Dit geeft nog eens de ernst van de zaak aan. Veiligheidsraadresolutie 1803 roept staten op om binnen het bestaande internationaalrechtelijke kader ladingen van de Islamic Republic of Iran Shipping Lines (IRISL) van en naar Iran te controleren indien er aanwijzingen zijn dat goederen worden vervoerd die ingezet kunnen worden in het Iraanse nucleaire- of raketprogramma. De EU heeft die maatregel als zijnde een onderdeel van de Veiligheidsraadresolutie overgenomen en verder aangescherpt door de lidstaten van de EU te verplichten vrachten van deze maatschappij te inspecteren indien er een vermoeden bestaat dat het om illegale goederen gaat. Dus niet alleen als het zich richt op het raketprogramma van Iran, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld de bevoorrading van Hezbollah. Wij hebben – ik heb dat al in antwoord op schriftelijke vragen doorgegeven – het regime doorgevoerd dat expliciet alle vracht vervoerd door deze maatschappij in de hoogste risicocategorie wordt geplaatst en dat derhalve de douane juist deze zendingen nauwkeurig moet controleren. Wij gaan in ons regime dus verder dan de Europese Unie en zeker verder dan de Veiligheidsraad. Tot op heden hebben wij niet gezien dat door deze extra controle verboden goederen in beslag worden genomen. Wij zien wel, daar wijst de heer Ten Broeke op, dat deze maatschappij onze havens mijdt. Dat is veelzeggend: wij scherpen de controle aan, voeren het inspectieregime door en de schepen komen niet meer naar Nederland. Het is geen bewijs, maar ik vind dit een sterke aanwijzing dat er iets niet deugt. Men wil blijkbaar niet gecontroleerd worden. Wij moeten nu een sanctiepakket hebben dat zoden aan de dijk zet, dat duidelijk maakt dat wij niet accepteren wat Iran doet en dat ook zo breed mogelijk aanvaard wordt. Daar richt de raad zich op en ik heb er alle vertrouwen in dat de staatshoofden en ministers-presidenten deze lijn zullen vaststellen.

De vraag over het mensenrechtenverdrag is interessant. Op zich gaat het Handvest verder dan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar het gaat er in wezen om dat de EU een rechtspersoonlijkheid is die toe kan treden tot het EVRM. Dit staat overigens beslist niet op de agenda van de Europese Raad en is nu niet aan de orde. Ik vind het wel interessant. Wij hebben de mogelijkheden om verdragspartij te worden eerder bepleit en die gaan wij in Brussel allemaal in kaart brengen. Als wij die mogelijkheden hebben om privaatrechtelijke verbintenissen aan te gaan, zullen wij uiteraard de vraag naar de EU als verdragspartij bij het mensenrechtenverdrag aan de orde stellen. Dit komt ongetwijfeld naar de Commissaris/vicevoorzitter van de Europese Commissie in de komende periode de Hoge Vertegenwoordiger. Zij is voor vijf jaar benoemd en wij zullen daar met haar over van gedachten wisselen, mits het Parlement dat goedkeurt.

De heer Ormel vraagt wat wij ervan vinden om de onderhandelingen met Macedonië nu niet te openen, maar daar tijdens het volgend voorzitterschap op terug te komen. De Kamer vraagt vaak om het vetorecht in te zetten, want wij moeten toch pal staan voor onze eigen ideeën en opvattingen. Ik kan verzekeren dat het Griekse parlement op een aantal terreinen nog heftiger is dan de Kamer. De Kamer kan zich dat wellicht niet voorstellen, maar dat is soms wel het geval. Dat geeft tegelijkertijd aan dat als al die parlementen dat doen, wij geen stap verder komen op geen enkel dossier, want er zal altijd wel iets zijn dat ertoe leidt dat men onoverkomelijke bezwaren ziet. Griekenland was niet bereid om verder te gaan dan een afspraak om hierop tijdens het volgend voorzitterschap, dus in het komende semester, terug te komen. Uiteraard is de achtergrond hiervan de naamskwestie met de «Voormalige Joegoslavische republiek van Macedonië» dan wel «Macedonië»; die is nog niet opgelost. Wat ons betreft had de raad kunnen besluiten om de onderhandelingen in maart te openen, gelet op de appreciatie van de Europese Commissie van de voortgang van de hervormingen in Macedonië. Tegelijkertijd is er een beroep gedaan op beide landen om tot een vergelijk te komen. De Kamer weet dat bilaterale kwesties en geschillen nog wel eens problemen kunnen opleveren. De druk op Griekenland om een oplossing over die naamskwestie mogelijk te maken neemt toe, want de unilaterale blokkade tegen FYROM wordt pijnlijk. Ik hoop dat – ik heb dat tijdens mijn ontmoeting met de minister van Buitenlandse Zaken van FYROM gezegd – Skopje de ruimte gebruikt om flexibel te zijn. Gelijk hebben en gelijk krijgen is, ook in de buitenlandse politiek, niet altijd hetzelfde.

De heer Ten Broeke koppelde de zaken Kroatië en Servië. Het was wel een heel aardige oneliner van de heer Ten Broeke om te zeggen: waar gaat het over, een paar documentjes versus het los laten lopen van ernstige misdadigers? Hij heeft ze wel eens minder gehad; dit was een goede. Maar hij slaat de plank mis door Kroatië en Servië op één lijn te stellen en te doen alsof wij veel soepeler zijn ten aanzien van Servië dan ten aanzien van Kroatië. Kroatië is veel en veel verder, dat staat op het punt om lid te kunnen worden van de Europese Unie; alle onderhandelingen zijn daar al geweest. Ondanks het feit dat er op dit punt geen volledige samenwerking is met het Joegoslaviëtribunaal, zijn er in het verleden ook door de heer Ten Broeke stappen goedgekeurd ten aanzien van Kroatië. Dan kan hij wel doen alsof een documentje iets anders is dan een voortvluchtige misdadiger, maar als je dat documentje nodig hebt om iemand te kunnen veroordelen waarvan iedereen weet dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdrijven tegen de menselijkheid, dan kan de heer Ten Broeke dit niet onder zo’n oneliner vatten. Daarbij komt dat Brammertz, de procureur-generaal die als geen ander kan beoordelen hoe de samenwerking is, van mening is dat er een volstrekt onvoldoende samenwerking is van Kroatië met het Joegoslaviëtribunaal. Dat is nogal een aantijging.

De heer Blom vraagt zich af hoe wij kunnen zeggen dat het in Kroatië allemaal geweldig is en dat het land het goed doet, terwijl de rechtsstaat zo essentieel is. Ja, de rechtsstaat is inderdaad essentieel, maar in het Commissierapport heeft men het totaal van de onderhandelingshoofdstukken bekeken en op al die hoofdstukken is men tot de conclusie gekomen dat men alles heeft gedaan dat op het punt van hervormingen nodig is. Kroatië doet het eigenlijk hartstikke goed. Dat laat onverlet dat het nog het nodige moet doen op het terrein van de rechtstaat zoals corruptiebestrijding, training van rechters en wegwerken van achterstanden van het Openbaar Ministerie. Ik ben het dus volledig met de heer Blom eens dat men nu niet alle criteria vervuld heeft om over te gaan tot het afsluiten van de onderhandelingen. Overigens constateerde minister Hirsch Ballin tijdens zijn bezoek in september jl. ook dat Kroatië voortgang maakt op het punt van justitie. Als het gaat om de lijst van Transparency International dan moet je constateren dat Kroatië hoger staat dan sommige EU-lidstaten. Het zal de heer Ten Broeke niet verbazen, maar dat is wel een feit. De Kamer weet dat juist op het punt van Justitie en Binnenlandse Zaken, de JBZ-pijler, de onderhandelingen over dit hoofdstuk niet geopend zijn omdat onder andere Nederland dat blokkeert op grond van de tekortschietende samenwerking met het Joegoslaviëtribunaal. Wij geven wel bilateraal en in het kader van de Europese Unie ondersteuning aan Kroatië op het punt van de JBZ-sector zodat het hieraan kan gaan voldoen.

De heer Blom (PvdA): De minister vat het wel samen, maar niet zo scherp als ik bedoel. Als een land lid wil worden van de Europese Unie dan moet het voldoen aan alle voorwaarden wat betreft rechtsstatelijkheid. Dan kan je wel zeggen dat aan de rest van de voorwaarden wel wordt voldaan, behalve aan die rechtsstatelijkheid, maar dat is ongeveer hetzelfde als zeggen dat een voetballer alle facetten van het voetbalspel beheerst, behalve het aan de bal zijn. Je kunt nooit ver in het proces zijn als je aan de elementen van het proces niet voldoet. Dat is mijn inzet. Als het gaat om de toetreding van Kroatië lopen wij te hard.

Minister Verhagen: Ik maak die vergelijking niet, dat doet de heer Blom. Ik vind dat die verkeerd is omdat er tientallen hoofdstukken zijn waarover men moet onderhandelen en waarop men aan voorwaarden moet voldoen. Dat betekent dat je niet alleen moet kunnen voetballen, maar ook moet kunnen hardlopen, speerwerpen en fietsen. Als wij constateren dat men goed kan fietsen, goed kan speerwerpen en goed kan hardlopen, maar nog niet goed kan voetballen, dan voldoet men nog niet aan de voorwaarden, maar constateer ik dat men aan de andere eisen wel voldoet. Zo simpel is het, om bij zijn vergelijking te blijven.

Voorzitter. De heer Ten Broeke was het meest kritisch over Servië en de anderen complimenteerden mij. Ik wil de heer Ten Broeke vragen of hij wil dat Mladiæ gearresteerd wordt. Hij knikt, goed zo. Vindt hij dat Servië nu alles doet wat het kan om hem te pakken?

De voorzitter: Ik wil de minister verzoeken om deze vorm niet te kiezen en de vragen te beantwoorden.

Minister Verhagen: Ik dacht: laat ik eens iets anders proberen. Ik wil hiermee aantonen dat de heer Ten Broeke het beter denkt te weten dan de openbaar aanklager. Ik heb gevraagd om Brammertz aan de raad te laten rapporteren hoe hij de samenwerking van Servië met het Joegoslaviëtribunaal beoordeelt. Ik kan niet beoordelen of Servië op alle vragen die Brammertz stelt een antwoord geeft en aan alle eisen die hij stelt voldoet. Brammertz kan dat wel. Hij heeft nee geantwoord op mijn vraag of Servië meer kan doen dan het nu doet en ja op de vraag of hij tevreden is met de samenwerking. Wie ben ik dan om te zeggen dat ik niet tevreden ben met de samenwerking? Tegelijkertijd heeft hij gezegd dat hij nooit zal zeggen – zelfs niet als Mladiæ hier in de cel zit – dat er volledige samenwerking is omdat hij vindt dat dit een politiek oordeel is. Hij zegt zelf alleen: Servië doet alles wat het moet en kan doen. Wel zegt hij dat we zeker moeten stellen dat het dat over een maand nog steeds doet. Ik heb gekeken hoe je enerzijds kunt belonen dat Servië volledig samenwerkt en doet wat het moet doen en anderzijds kunt zeker stellen dat het dat over een maand en over een halfjaar nog steeds doet, zeker zolang de twee verdachten nog niet opgepakt zijn en niet in Scheveningen in de cel zitten. Daarom heb ik bij het interim-akkoord de blokkade, het Nederlandse veto ten aanzien van de inwerkingtreding van het interim-akkoord, opgeheven en daarmee geef ik een positief signaal. Om druk te houden op Servië zodat het blijft samenwerken naar volle tevredenheid van Brammertz, heb ik gezegd dat wij over een halfjaar zullen bezien of de volgende rapportage van dien aard is dat wij kunnen besluiten tot het starten van het ratificatieproces. Ik zag in de krant staan dat de heer Ten Broeke zei: wij zullen niet overgaan tot ratificatie. Dank je de koekoek: wij zullen de ratificatie niet aanbieden en niet alleen wij niet, maar geen enkele lidstaat. Ik wil nu niet vooruitlopen op de besluitvorming in juni want die is afhankelijk van de rapportage van Brammertz ten aanzien van de samenwerking. Servië is niet binnen, we houden de druk erop en wij laten de positieve medewerking van Servië volgen door een positief signaal van onze kant.

Voorzitter. De heer Ten Broeke vraagt waarom wij nu toch weer het hoofdstuk ten aanzien van Turkije hebben geopend. Er is een scherpe veroordeling van Turkije met betrekking tot het niet naleven van het Ankaraprotocol en een oproep om meer werk te maken van interne hervormingen en de oplossing van de Cypriotische deling. Dit laatste onder auspiciën van het initiatief van de Verenigde Naties. Juist vanwege die scherpe verklaring heeft nota bene Cyprus zijn blokkade opgegeven. Er was dus geen EU-blokkade, maar een Cypriotische blokkade ten aanzien van de opening van het milieuhoofdstuk. Wegens het niet naleven van het Ankaraprotocol handhaven wij de blokkade op opening van acht essentiële hoofdstukken. Op basis van de conclusies heeft Cyprus besloten de blokkade op te heffen. De heer Ten Broeke wil dat wij strenger zijn dan Cyprus vanwege het feit dat Cypriotische schepen niet worden toegelaten in Turkse havens. Ik wens hem veel succes bij zijn verkiezing in Cyprus, wellicht dat dit met deze stellingname zal lukken. Wij konden ons in dit compromis vinden.

Ten slotte een opmerking over de afwezigheid van de ministers van Buitenlandse Zaken waar de heer Ormel naar verwees. Dat is de consequentie van het Verdrag van Lissabon, daar hebben wij allemaal bijgezeten. Om de efficiëntie van de raad te vergroten, is het aantal stoelen beperkt. Men denkt hiermee tot snellere besluitvorming te komen dan in het verleden.

Staatssecretaris Timmermans: Voorzitter. Dit laatste roept Cruyffiaanse reflexen bij mij op: «elk nadeel heb z’n voordeel». Ik maak eerst een opmerking over de plannen die minister Borloo van Frankrijk heeft gelanceerd over de financiering van het klimaatbeleid. Ik hoop dat het klopt wat Frankrijk doet, want je moet eigenlijk drie dingen in één keer doen. In de eerste plaats moet je nieuw geld op tafel leggen en niet alleen voor de eerstkomende jaren maar voor de lange termijn. In de tweede plaats moet je harde afspraken maken met de landen die dat geld ontvangen, de ontwikkelingslanden, dat het geld controleerbaar besteed wordt aan de doelen waarvoor het bedoeld is. In de derde plaats moet je een internationaal systeem opzetten dat transparant is en dat het beheer van het geld op een verantwoorde manier internationaal organiseert. Dat is nogal wat als je dat in één keer moet doen, maar dat moet omdat het één niet zonder het ander kan. De ontwikkelingslanden zullen nooit toestaan dat er monitoring is van wat zij doen als zij niet zeker weten dat er nieuw geld komt. De crux in het westen, in de rijke landen, is nu zeker te stellen dat het nieuw geld is. Dat is alleen maar mogelijk als lidstaten volhouden wat ze eerder hebben beloofd ten aanzien van de Millennium Development Goals (MDG). Daar maak ik mij zorgen over. Ik heb maandag in de raad gezegd dat wij heel hard moeten vasthouden aan de toezeggingen die al zijn gedaan voor de MDG en moeten voorkomen dat sommige landen het geld daar stiekem weghalen om vervolgens te doen alsof ze iets nieuws op tafel leggen voor het klimaatbeleid. Dan zijn het alleen maar landen als Nederland en enkele andere die twee keer de rekening betalen en daar passen wij voor. De bijdrage moet geconditioneerd worden. Ik hoop dat wat Frankrijk wil met deze zaken rekening houdt. Wij willen dat graag formeel vastgelegd zien.

De heer Blom vroeg naar Litouwen. Inderdaad had ik dat in het verslag moeten opnemen. Dat is in de haast niet gebeurd: de raad was gisteravond pas afgelopen. Ik heb de Litouwse minister van Buitenlandse Zaken aangesproken en de zorgen van Nederland overgebracht. Ik heb gezegd dat het niet de bedoeling is dat wij ons uitlaten over culturele verschillen of culturele appreciatie binnen de Europese Unie, maar dat dit gaat om mensenrechten. Het gaat in het Litouwse Parlement om een wet en wij willen niet dat in wetten discriminatie wordt vastgelegd. Daar verzetten wij ons sterk tegen; wij willen niet dat er zaken gebeuren die fundamenteel in strijd zijn met de waardegemeenschap die de Europese Unie is. Het discrimineren van mensen met een andere seksuele gerichtheid is niet in overeenstemming met de Europese waarden. Ik heb de minister dat duidelijk gemaakt en ik heb gezegd dat ik dit deed op uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer. Hij heeft daar goed nota van genomen. Overigens is de Litouwse regering hier niet onze belangrijkste doelwit, want die doet haar best om deze teksten in conformiteit te brengen met Europese normen. Ook de Litouwse president doet daar haar best voor. Wij zullen alle kanalen die wij met Litouwen hebben, blijven benutten om dit onder de aandacht te brengen. Op dit moment speelt het in het parlement en volgende week gaat men er weer mee verder.

Het Stockholm Programma zal niet uitvoerig besproken worden in de Europese Raad omdat wij het hier eigenlijk wel over eens zijn geworden. De agenda van Justitie en Binnenlandse Zaken is helder voor de komende jaren. Van Nederlandse kant zullen wij aandacht vragen voor twee zaken. Ten eerste de rechtsstaatmonitoring; wij hebben het daarover gehad bij het debat over de Staat van de Europese Unie en er is vanuit de Kamer grote belangstelling voor dit initiatief van minister Hirsch Ballin. Wij zien dit als een belangrijke bijdrage aan een evenwichtige benadering van dit onderwerp in de hele Unie en niet alleen in de nieuwe lidstaten. In de tweede plaats zullen wij aandacht vragen voor de coherentie, de invloed van de Stockholmagenda op andere onderwerpen. Minister Hirsch Ballin noemde zelf het voorbeeld van strafrechtelijke samenwerking. Die moet je ook inbrengen als je de veiligheid op parkeerplaatsen langs snelwegen in Europa benadert. Dit zou een element kunnen zijn dat thuishoort bij de transportministers, maar het heeft implicaties voor de strafrechtelijke ruimte in de EU. Zo’n horizontale benadering tussen onderwerpen zou meer aandacht moeten krijgen in het Stockholm Programma. Dat is een gedachte van minister Hirsch Ballin die door de Nederlandse regering zal worden ingebracht.

Tegen de heer Ten Broeke zeg ik dat het strikt en fair zijn ten aanzien van asiel en migratie in het Stockholm Programma een belangrijke voorwaarde is voor bescherming van de buitengrenzen via Frontex, de terugkeerregeling naar oorsprongslanden en de bestrijding van illegale migratie. De rechtsstaatmonitoring heb ik al genoemd. Een ander element van die horizontale werking is dat in alle contacten die Commissarissen hebben met derde landen zij het punt van terug- en overname moeten opbrengen. Dat wordt belangrijk en wij zullen erop letten dat dit strikt en fair gedaan wordt.

Het Stockholm Programma zal niet uitvoerig aan de orde komen op de Europese Raad. De Commissie moet nog bekijken of Tsjechië een uitzondering krijgt op gelijke rechten van inwoners en legale migranten. Het voorzitterschap zal het actieplan opstellen hoe wij dit in de komende tijd gaan implementeren en dan zal het onderwerp ook onze aandacht houden. Het kan niet zo zijn dat binnen de EU burgers verschillend behandeld worden. Iedereen is gelijk voor het recht en dat geldt voor alle inwoners van de Europese Unie die dezelfde status hebben.

Mevrouw Peters vroeg weer hoe het zit met de positie van het Europees Parlement. Zo langzamerhand wordt dit wel een megabroodje aap. Dit onderwerp hebben wij nu al zo vaak voorbij gehad. Ik zal het nog één keer heel duidelijk zeggen: er is niet getornd aan de rechten van het Europees Parlement. Het Europees Parlement heeft hierover het volledige medebeslissingsrecht. Het Verdrag van Lissabon is al in werking en zelfs met die zaken die zijn besloten vlak voor de ingang van het Verdrag van Lissabon heeft het Europees Parlement nog steeds het recht om ze van tafel te vegen als men dat wil. Mevrouw Peters moet niet net doen of de Raad het Europees Parlement zou negeren. Dat doet de Raad zeker niet. Sterker nog: de Raad kan niet om het EP heen. Het EP heeft gewoon zijn volledige bevoegdheden op dit vlak en er zal een uitvoerige en intensieve samenwerking met het EP moeten plaatsvinden anders komen wij geen stap verder met het Stockholm Programma.

Mevrouw Peters vroeg naar de terugkeervluchten van Frontex en hoe wij dit kunnen doen zonder dat er een gemeenschappelijk asielbeleid is. Die redenering begrijp ik gewoon niet. Waarom zouden wij niet bilateraal met andere lidstaten samenwerken bij zoiets als uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers? Wat is daar mis mee? Wij hebben inmiddels vier vluchten onder curatele van Frontex gehad. Dit zijn soevereine beslissingen van lidstaten om samen te werken. Dat lijkt mij alleen maar goed. Frontex fungeert als intermediair tussen de lidstaten, maar de lidstaten nemen de beslissing om samen te werken. Frontex levert zelfs een deel van de financiering. Wat wil je nog meer? Ik weet niet waarom dit in strijd zou zijn met een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid.

De heer Ormel vroeg naar het burgerinitiatief. De mededeling over het burgerinitiatief is er en lidstaten moeten nu reageren. Wij zijn bezig met de kabinetsreactie, die gaat zo snel mogelijk naar de Kamer. Overigens kan iedereen, iedere burger of iedere belangengroep, voor 31 januari 2010 nog reageren in de richting van de Commissie.

De voorzitter: De minister-president laat zich verontschuldigen. Hij komt zo terug. De regering spreekt met één mond, dus voor een korte tweede termijn geef ik het woord aan de heer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD): Overigens, volgens een meerderheid van de Kamer hoeft de regering niet met één mond te spreken.

Voorzitter. De inzet op Iran is prima. Als de minister zelf al constateert dat schepen Nederland proberen te mijden, dan is dat de ultieme aansporing om in Europees verband nog iets verder te gaan en na te denken over het sluiten van de havens. Het is prima dat de regering de Zweden heeft afgehouden van allerlei onzalige uitspraken over Oost-Jeruzalem. Ik kan dat niet uit het verslag opmaken, maar wel uit de opmerkingen.

Dan het verschil tussen Kroatië en Servië. De minister van Buitenlandse Zaken had zelf ook een mooie oneliner: je kunt niet meer aanklager zijn dan de aanklager zelf. De grote vraag is of hij dit niet toch probeert. Wij moeten het hier doen met de documenten die ik heb gezien. Als ik in de Volkskrant lees dat de minister van mening is dat er «volledige samenwerking» is, hang ik ook niet direct aan de bel, want ik kan mij niet voorstellen dat hij dit gezegd heeft. Ik weet namelijk heel goed dat dit een politieke afweging is en dat kan Brammertz niet hebben gezegd. Dat hebben wij hier al vaak gewisseld. De overeenkomst tussen Servië en Kroatië is dat zij beide te maken hebben met medewerking aan het tribunaal. Dan maakt het feitelijk niet uit in welke fase van het toetredingsproces men zit; vlak voor de eindstreep of in het kolenhok of het klompenhok of wat het ook zijn moge. In beide gevallen wordt er volledige samenwerking verwacht. Dan is het opvallend dat de minister in zijn verslag roept dat Kroatië wordt opgeroepen om de samenwerking te verbeteren, terwijl hij over Servië zegt volledig tevreden te zijn over diezelfde samenwerking. De minister zet in het geval van Servië toch weer een klein stapje. Ik heb gevraagd hoe zich dat verhoudt tot de uitspraken van Brammertz. Die zijn dus kennelijk in de Raad kwalitatief anders geweest dan in de Veiligheidsraad waar hij niet zegt «volledig tevreden» te zijn, maar alleen «tevreden». Dat is in diplomatiek taalgebruik volledig verschillend, want anders zou het eerste er wel gestaan hebben. Hij roept zelfs op tot het bereiken van additionele positieve resultaten. Dan mag ik toch een verschil constateren?

Wij zijn helemaal niet strenger dan Cyprus; wij houden gewoon vast aan de afspraken die zijn gemaakt rondom het Ankaraprotocol, zoals wij dat ook doen met die uitbreidingsafspraken. Laten wij wel wezen: Duitsland is een van de opstellers van het stabiliteitspact. Als Duitsland mild is ten aanzien van Frankrijk omdat dat goed uitkomt, is dat voor Nederland geen reden om dan maar niet vast te houden aan het stabiliteitspact. Wij houden vast aan de afspraken die gemaakt zijn en dan vind ik een verklaring te weinig. De VVD had graag gezien dat de minister verder was gegaan, maar dat zit er niet in. De VVD had ook graag gezien dat de minister op Servië minder ver was gegaan. Ook dat zit er voorlopig niet in. Wat denkt hij dan nu te kunnen doen? Krijgen wij met hetzelfde type samenwerking dat SAO aangeboden? Is dat nu de nieuwe benchmark? Krijgen wij als de samenwerking positief blijft, zonder dat er uitleveringen zijn, dat samenwerkingsakkoord volgend jaar toegestuurd of niet? Is dat zijn inzet? Daar wil ik graag duidelijkheid over.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik moet zeggen dat het deze keer buitengewoon verhelderend was en dat ik geen openstaande vragen heb. Ik blijf natuurlijk met belangstelling verschillende processen volgen, met name als het gaat om Turkije, Servië en Kroatië. Ik wens de regering daarbij heel veel succes en wijsheid toe. Op dit moment geven wij onze steun.

Eén opmerking over Kopenhagen. De minister-president heeft aangegeven dat wij niet direct zenuwachtig moeten worden van gelekte teksten. Zenuwachtige mensen kunnen wij in dit proces zeker niet gebruiken en zo ken ik ook de mensen van de Nederlandse delegatie zeker niet. Ik denk wel dat wij alert moeten zijn als het gaat om de rol van ontwikkelingslanden als het gaat over een rechtvaardig klimaatverdrag. Ik wens in het bijzonder de minister-president die een deel van de klimaatconferentie zal bijwonen heel veel wijsheid en succes toe.

De heer Blom (PvdA): Voorzitter. Er is heel wat gewisseld tussen de heer Ten Broeke en minister Verhagen over de juiste tekst over Servië. Ik ga ervan uit dat de juiste tekst in het verslag van de RAZEB staat. Die tekst luidt dat Brammertz zich volledig tevreden toonde over de Servische samenwerking met het tribunaal. Volgens mij zit er weinig licht tussen «volledig tevreden» en «100% samenwerking». Alleen is die «100% samenwerking» uiteraard een politieke term. Je kunt niet meer tevreden zijn dan volledig. Dat er vervolgens additionele resultaten moeten worden behaald, lijkt mij duidelijk; dan zit die vriend op het vliegtuig. Met andere woorden: ik steun de opstelling van onze minister van Buitenlandse Zaken «volledig»; ik ben daar «volledig tevreden» over. Ik durf er ook nog wel bij te zeggen: als er weer zo’n rapport komt over zes maanden waarin Brammertz zich «volledig tevreden» stelt, dan ben ik best bereid om het proces tot ratificatie van het SOA in te gaan.

Ik snap het antwoord van de staatssecretaris wel dat de bezorgdheid ten opzichte van de Litouwse regering is overgekomen, maar stel nu dat het parlement de onzalige gedachte krijgt om daar wel een wet van te maken? Dat betekent dan dat 1 van de 27 Europese lidstaten een discriminerende wet heeft op het gebied van homobeleid. Wat gaan wij dan doen?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil wel van het broodje aap af. Ik constateer dat onze rol en die van de Raad met betrekking tot het Stockholm Programma min of meer is afgerond. Nu wordt de dialoog met het Europees Parlement aangegaan en ik voorzie een hobbelige weg. Voor zover het Stockholm Programma door de regeringsleiders wordt aangenomen, wordt er weinig tegemoet gekomen aan de kritische resolutie van het Europees Parlement waar ik enkele elementen uit heb gelicht. De bal is nu verder aan hen. Ik vond de logica van de minister van Buitenlandse Zaken over Servië kraakhelder. Ook voor mijn fractie is het heel wel denkbaar dat wij over zes maanden overgaan tot het afsluiten van het stabilisatieakkoord en er dan volledige samenwerking met het tribunaal is, terwijl die twee nog niet in Scheveningen zitten.

Ik herhaal mijn wensen voor succes in Kopenhagen. Het zal gedeeltelijk het karakter hebben van een knokpartij om de klimaatfinancieringsmiddelen additioneel te laten zijn, om eerlijk te blijven tegenover de ontwikkelingslanden en om met een ambitieus reductiepercentage te komen dat recht doet aan de Europese ambities om koploper te zijn, zeker nu India, Amerika en China met een bod over de brug zijn gekomen dat het niveau van het mondiale level playing field een stuk hoger heeft getild. Wij hopen dat de minister-president met een klinkend resultaat voor ons en de wereld terugkomt.

Voorzitter: Ten Broeke

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik deel de opstelling van collegae Blom en Peters over Servië; ze hebben die goed verwoord. Ik wil wel aangetekend hebben dat er blijvende druk op Servië uitgeoefend moet worden om die positief ingezette weg af te gaan en dat er geen verslapping moet zijn. Ik steun de opstelling van de minister en ik ben het ermee eens dat een eventueel ratificeren van het stabilisatieassociatieakkoord niet moet afhangen van het in Scheveningen zitten van Mladić. Er moet wel aantoonbaar en nadrukkelijk worden gejaagd op Mladić en Hadžić. Ten aanzien van Afghanistan heb ik gevraagd of er Europese boter bij de vis komt. Het punt is toegevoegd aan de Europese Raad; kunnen wij conclusies verwachten over de inzet van Europa of blijft het bij mondelinge steun voor de Obamastrategie?

Voorzitter: Ormel

De voorzitter: Ik stel voor dat de minister van Buitenlandse Zaken het eerst het woord neemt zodat de minister-president kan horen wat hij nog moet beantwoorden.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik ben het volstrekt eens met de heer Ten Broeke dat wij moeten vasthouden aan het Ankaraprotocol. Dat is ook de reden waarom de acht onderhandelingshoofdstukken met Turkije niet worden geopend. Op dat punt houden wij, net als de VVD-fractie, vast aan het protocol. Wij nemen niet de stap om de stekker uit het onderhandelingsproces te trekken, zoals de VVD twee weken geleden zei. Gelukkig vindt de heer Ten Broeke ook dat er wel sancties moeten zijn, maar dat de stekker niet uit de onderhandelingen getrokken of zelfs verwijderd moet worden.

Additionele stappen van Servië zijn absoluut noodzakelijk. Zo lang er nog mensen voortvluchtig zijn die verdacht worden van ernstige misdrijven moeten er additionele stappen komen. Ik ben blij met de steun van de Kamer voor de lijn die wij gekozen hebben, want wij willen enerzijds de medewerking stimuleren en anderzijds de druk erop houden. Brammertz stelde heel nadrukkelijk dat blijvende samenwerking gegarandeerd moet zijn. Daarvoor is druk nodig en dat is de reden waarom wij nog niet overgaan tot ratificatie van de stabilisatieovereenkomst. Afhankelijk van de vraag of er de volgende keer eenzelfde soort rapportage komt, zullen wij een besluit nemen over de stabilisatie. Wij beoordelen het over zes maanden. Er is nu nog een gentlemen’s agreement: als Mladiæ hier in Scheveningen zit, kunnen wij overgaan tot het aanbieden voor ratificatie van de stabilisatieovereenkomst.

Het voorzitterschap en de Hoge Vertegenwoordiger, daarbij gesteund door Nederland, blijven initiatieven nemen om te komen tot invulling van met name de verdubbeling van de European Union Police Mission (EUPOL) in Afghanistan. Er zijn nu meer lidstaten bereid om in aanvulling op de mondelinge toezegging ook op het punt van de politiesamenwerking extra inspanningen te leveren. Er worden ten aanzien van de militaire bijdrage natuurlijk heel forse stappen gezet door de lidstaten van de EU. Althans door sommige, maar daar hebben wij het nog wel een keer over.

Staatssecretaris Timmermans: Voorzitter. Ik heb mevrouw Peters over het Stockholm Programma nu goed begrepen en ik kan dat alleen maar onderschrijven. Overigens zal de Raad op heel veel terreinen en niet alleen op dat van Justitie en Binnenlandse Zaken een veel intensievere dialoog met het EP hebben. De Raad heeft die bijvoorbeeld al over de elementen van het klimaatpakket waar het Europees Parlement ook volledig wetgever is. Wij zullen allemaal aan die nieuwe dynamiek moeten wennen. Het geeft trouwens de Kamer een heel grote kans om een actieve rol te spelen zodra de voorstellen van de Commissie er komen. Voor een land als Nederland biedt dit grote kansen, want het is door de rol van het EP op geen enkele manier mogelijk dat een of twee heel grote lidstaten het proces gijzelen. Als men het goed speelt, kan men veel meer coalities vormen, kijken naar nieuwe mogelijkheden, et cetera.

Dan was er nog de vraag van de heer Blom wat wij doen als die wet door het Litouwse parlement wel wordt aangenomen. Daar wil ik als onderhandelaar niet op vooruitlopen. Wij hebben instrumenten binnen de EU, maar ook in de Raad van Europa en de OVSE waarmee naar dit soort zaken kan worden gekeken. Daar zijn instanties voor en er zijn mogelijkheden om dat vanuit Litouwen zelf te doen of van buitenaf. Mocht het zover komen dan houden wij die mogelijkheden allemaal boven de markt, maar wij hopen van harte dat het zover niet komt. Daar blijven wij de komende weken aan werken. Een heel confronterende manier kan juist averechts werken. Als we blijven vertellen wat wij ervan vinden en wat de consequenties zijn, kan het misschien juist helpen om het proces te laten landen.

Minister Balkenende: Ik dank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn. Zij heeft belangwekkende zaken gezegd. Excuses dat ik even weg moest, maar ik weet zeker dat wij elkaar binnenkort opnieuw zullen treffen.

De voorzitter: Ik bedank de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, de leden van de staf en de toehoorders van harte en sluit dit algemeen overleg.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Heugten (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (ChristenUnie) en Vendrik (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Nicolaï (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vermeij (PvdA), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Van Miltenburg (VVD), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA) en Ouwehand (PvdD).