Kamerstuk 21501-20-426

Verslag van een algemeen overleg

Europese Raad

Gepubliceerd: 2 april 2009
Indiener(s): Ger Koopmans (CDA), Henk Jan Ormel (CDA), Waalkens
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-20-426.html
ID: 21501-20-426

21 501-20
Europese Raad

nr. 426
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 april 2009

De vaste commissie voor Europese Zaken1, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer3 hebben op 18 maart 2009 overleg gevoerd met minister-president Balkenende, minister Verhagen van Buitenlandse Zaken, minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en staatssecretaris Timmermans van Buitenlandse Zaken over:

– de brief van de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken betreffende het verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 16 en 17 maart 2009 d.d. 11 maart 2009 (21 501-02, nr. 884);

– de brief van de minister en de staatssecretaris Buitenlandse Zaken betreffende de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 19 en 20 maart 2009, d.d. 16 maart 2009 (21 501-20, nr. 419);

– de brief van minister Cramer inzake voortschrijdende inzichten op klimaatterrein, d.d. 17 maart 2009 (31 793, nr. 7).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Waalkens

Griffier: Huisinga

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. De Voorjaarsraad vindt, ondanks het zonnige perspectief dat in de naam voorjaar verscholen ligt, plaats onder een donker zwerk. De Voorjaarsraad zal zich mogelijk buigen, zo staat in de geannoteerde agenda, over de macrofinanciële stabiliteit in Europa. Het woord «mogelijk» bevreemdt ons. De CDA-fractie is van mening dat het «noodzakelijk» is om te spreken over de economische situatie in de afzonderlijke lidstaten en de wijze waarop de Europese Unie (EU) kan zorgen voor een samenhang in de te nemen noodzakelijke maatregelen. Wij zijn met name geïnteresseerd in de effecten van de te nemen maatregelen.

Wij maken ons zorgen over de economische situatie in Griekenland, Ierland en Hongarije. Afspraken gemaakt in het Groei- en Stabiliteitspact (GSP) worden ver overschreden. Wat betekent dat voor deze landen, wat betekent dat voor het Groei- en Stabiliteitspact en voor onze eigen economie? Wat betekenen de macro-economische cijfers voor de stabiliteit van de Europese Unie als geheel? In uitzonderlijke omstandigheden mogen afspraken uit het Groei- en Stabiliteitspact overschreden worden, maar is duidelijk hoe ver en voor hoe lang grenzen overschreden mogen worden? Worden daar tijdens deze komende Europese Raad afspraken over gemaakt?

Wij zijn van mening dat een herziening van de financiële perspectieven niet ten koste mag gaan van de landbouwgelden. Ook de landbouw lijdt zwaar onder de huidige financiële crisis en heeft al te maken met grote ombuigingen zoals afgesproken in de Health Check. Graag een toezegging van de regering dat zij zich ten zeerste inspant voor een herziening van de financiële perspectieven die ook de landbouw perspectief op concurrentiekracht in de toekomst biedt.

Wij zijn het eens met de inzet van de Nederlandse regering wat betreft de London Summit. Er moet gesproken worden over een middelenverhoging voor het Internationaal Monetair Fonds (IMF) om landen die door de crisis in de problemen zijn geraakt, bij te staan. Hierbij is het wel van belang dat het IMF ook lidstaten van de Europese Unie, indien nodig, bijstaat. Klopt het dat het IMF tegen lidstaten van de EU die om bijstand vragen, zegt dat eerst maar aangeklopt moet worden bij de EU? Als dat zo is, wat betekent dat dan voor een eventuele bereidheid om meer bij te dragen aan het IMF? Wordt er gesproken over de verantwoordelijkheidsverdeling EU-IMF?

Sommige partijen zien klimaatverandering vooral als een enorme kostenpost en beperken het debat tot de vraag of wij 20 of 40 miljard moeten betalen, wie, wanneer, hoeveel, en onder welke voorwaarden. De kabinetsinzet richting Kopenhagen was breder, maar ook in de conceptconclusies van de raad zien we de discussie nu versmald tot gekissebis over de rekening. Dat is belangrijk, maar niet het hele verhaal. Wij moeten aan de slag! Beter gezamenlijk een stap zetten, dan voortdurend over hogere doelstellingen praten. Emissiehandel moet op termijn mondiaal worden; het koppelen van de al bestaande markten is essentieel. Kan de regering ervoor zorgen dat de Nederlandse ambitie om in 2015 in het verband van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) een koolstofmarkt werkend te hebben, in de raadsconclusies terecht komt? Zo nee, welke landen liggen er dwars en hoe liggen de verhoudingen op dit onderdeel? President Obama is binnenkort in Europa en het kabinetsstandpunt ten aanzien van Kopenhagen en de realisatie van een OESO-brede koolstofmarkt zou ook met hem besproken moeten worden.

Mijn laatste punt heeft betrekking op het Verdrag van Lissabon. Het is bekend gemaakt dat de Ieren in oktober weer naar de stembus gaan. Wat betekent dit voor de commissie? Wat is de Nederlandse inzet ten aanzien van de benoeming van een commissievoorzitter per 1 juli en een eventuele verlenging van een mandaat? Wat betekent een demissionaire commissie voor de slagkracht van de commissie?

De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik zal mij omwille van de tijd concentreren op het klimaat en daarna heb ik nog vragen over het vijf miljard-herstelplan van de Europese Commissie voor Afghanistan.

Vorige week waren vele wetenschappers bijeen in Kopenhagen en daar deed de heer Nicholas Stern de volgende uitspraak: «Do the politicians understand just how difficult it could be, just how devastating four, five, six degrees centigrade would be? I think not, not yet. Looking back, the Stern Review underestimated the risks and underestimated the damage from inaction». Duidelijker kan ik het niet zeggen. Deze Voorjaarsraad staat in het bijzondere teken om de laatste inzichten op het terrein van klimaat vast te leggen en verregaande conclusies te trekken. Laten wij in ieder geval behouden wat Europa ooit met zichzelf heeft afgesproken. Willen wij de conclusie van de heer Stern, ik vraag het kabinet op dit punt ook om een reactie, serieus nemen, dan zal er in de conclusies van de Voorjaarsraad, als het gaat om de Europese inzet, ruimte moeten blijven om verder te gaan teneinde de doelstelling van behoud van temperatuurstijging tot het niveau van twee graden waar te maken. Wil het kabinet bevorderen dat die ruimte er blijft? De Europese Commissie heeft dit in januari 2009 ook bepleit; ik zie dit in de conclusies niet terug. Twee graden is 30% emissiereductie, mits er een internationaal akkoord is en daar zou dus opwaartse ruimte in moeten komen.

Naar aanleiding van de ernstige berichten vorige week uit Kopenhagen over de versnelling van de klimaatverandering die waarschijnlijk op handen is, heb ik de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer om een brief gevraagd. Die heb ik gisteren gekregen, dank daarvoor. Naar aanleiding van die brief heb ik drie vragen. Ten eerste zegt de minister dat de Kopenhagen-wetenschappers in juni 2009 de conclusies in een syntheserapport naar buiten brengen. Dat lijkt mij een buitengewoon belangrijk moment. Ik wil het kabinet vragen nu reeds in Europa het voorstel te doen dat de Europese Commissie de opdracht krijgt om op basis van dat syntheserapport aanvullende voorstellen te mogen doen. Zo nodig, als het kan, voor de Voorjaarsraad van 18 juni 2009. Dat is misschien heel kort dag, wellicht is dat niet haalbaar, maar ik vraag in ieder geval het kabinet om de Europese Commissie die opdracht te willen geven namens de raad.

Ten tweede zegt de minister in haar brief dat zij pas in het najaar op basis van verdere studies van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zelf voor Nederland conclusies trekt over de nieuwste inzichten met betrekking tot klimaatverandering. Ik zou zeggen: dat is te laat. Ik ben er een groot voorstander van om Europa met een reactie te laten komen en laat dan dit kabinet met een nadere reactie komen op het syntheserapport vóór de zomer.

Ten derde heb ik gezien in de Europese agenda dat de Europese Raad vóór de Milieuraad is. Dat lijkt mij heel vreemd. Wil de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bewerkstelligen bij het Tsjechische voorzitterschap dat de geplande Milieuraad op 25 juni 2009, dat is tenminste de informatie die ik heb, vóór de Europese Raad zit, zodat de Milieuraad conclusies kan voorbereiden op basis van mededelingen van de Europese Commissie op basis van het syntheserapport van de klimaatwetenschappers? Ga alstublieft voor 18 juni zitten, wanneer de politieke leiders weer bij elkaar komen.

Er zijn twee punten waarover ik mij naar aanleiding van de voorjaarsconclusies, zoals zij er nu liggen, grote zorgen maak. Het belangrijke element van de additionele financiering voor mitigatieprojecten ontbreekt. Ik zie in het verslag van de Raad voor Economische en Financiële Zaken (Ecofin) dat het kabinet zich daar sterk voor heeft gemaakt, maar vorige week vond ik het debat met de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken op dit punt niet heel erg bevredigend. Wat ook ontbreekt, is een harde deadline. De volgende Voorjaarsraad, op 18 juni 2009, zou het finale punt moeten zijn waar een concreet voorstel wordt afgetimmerd voor hulp aan ontwikkelingslanden op het terrein van adaptatie.

Volgens mij, en dat vraagt de minister van Buitenlandse zaken om een kritische reactie, maakt Europa haar belofte niet waar als het gaat om een snelle uitrol van een Afghaanse politiemacht en de steun vanuit Europa daarbij. Dat ligt eindeloos in de vertraging, de afgesproken ambities worden niet waargemaakt, dus ik vraag een kritische inzet van de regering dat Europa hier echt gaat leveren wat zij Afghanistan heeft beloofd.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. De economische en financiële crisis zal ook deze Europese Raad overschaduwen, zeker in de aanloop naar de bijeenkomst van de Groep van 20 (G20). Op verschillende niveaus is er in de Kamer over gesproken en wij zullen dit ook blijven doen, zoals ook op de afgelopen Ecofin. Door Nederland wordt er naar gestreefd om te komen tot een krachtige boodschap vanuit de Europese Raad en de wens is uitgesproken om met één stem te spreken. Tegelijkertijd moet namens mijn fractie worden gezegd dat met één stem spreken niet het overheersende doel moet zijn. Er zijn vanuit de regering toch ook zaken waarop men een eigen plan wil trekken? Ik neem aan dat de lengte van de onderhandelingen over het herschrijven van het regeerakkoord zal leiden tot typisch Nederlandse keuzen waar wij dan apart over zullen debatteren.

Uit het verslag lezen wij dat het kabinet met steun van Duitsland de noodzaak van de terugkeer naar budgetdiscipline en de begrotingsregels heeft aangescherpt van de lange termijn naar de middellange termijn. Hoe lang zijn die termijnen tegenwoordig? Tot het volgend jaar, terwijl de crisis nog maar net lijkt te zijn begonnen, lijkt wel de opvatting op het ministerie van Financiën dat een wet voorstelt die vastlegt dat binnen een aantal jaren weer aan de begrotingsafspraken moet worden voldaan. Dat zou strijdig kunnen zijn met de Europese afspraken die vanaf volgend jaar al voorschrijven om feitelijk te gaan bezuinigen. Graag een reactie op dit punt.

Dan de gevolgen voor de reële economie; Nederland houdt vast aan het idee van een gelijk speelveld. Van protectionistische maatregelen worden de mensen in de EU-landen ook niet beter. Dat betekent echter niet dat de omgekeerde logica moet worden gevolgd en dat men in deze tijden verdere stappen moet zetten in de liberalisering van de markten. Dat vergroot enkel de onzekerheid, dat zien wij nu al met de postbodes die gevraagd worden om 15% van hun salaris in te leveren. Is het, met andere woorden, geen tijd om te komen tot een nadere bezinning op het proces van liberalisering?

Er komt een werkgelegenheidstop en Nederland komt niet verder dan dat het daar vooral moet gaan om het uitwisselen van informatie en het bespreken van de arbeidsmarktontwikkelingen. Natuurlijk gaat de Europese Unie niet over het arbeidsmarktbeleid in de lidstaten zelf en kunnen maatregelen om werkgelegenheid te creëren het beste op nationaal niveau worden genomen. Maar er is wel een Europese arbeidsmarkt en tegelijkertijd is er sprake van massale arbeidsmigratie. Dat zou de aandacht moeten hebben. Hoe gaat men voorkomen dat straks grote groepen werklozen door Europa gaan trekken op zoek naar werk? Hoe wordt voorkomen dat bedrijven landen tegen elkaar uitspelen over welk land de meest gunstige maatregelen heeft om de werkgelegenheid te behouden?

Op dit punt is het ook interessant om te kijken naar de Lissabonstrategie. Naar de mening van mijn fractie wordt hieraan nog te veel vastgehouden vanuit het idee dat het toch gaat om een tijdelijke crisis. Die tijdelijke crisis kon nog wel eens een langere crisis worden en het lijkt dan ook noodzakelijk om ook de Lissabonstrategie daarbij nader tegen het licht te houden. Het kabinet doet net of de aanbeveling over de Lissabonstrategie van de commissie precies dezelfde is als vorig jaar, namelijk: het verbeteren van participatie van vrouwen en kansarme groepen om zo het aantal gewerkte uren te verhogen. Dat laatste is gezien de recente berichten omtrent massaontslagen bevreemdend. In tegenstelling tot vorig jaar staat expliciet genoemd dat het dit jaar moet gebeuren door een geïntegreerde flexizekerheidsaanpak. Hoe moet dit anders worden uitgelegd dan dat er toch weer wordt gekeken naar verder rommelen met sociale zekerheid en ontslagbescherming?

In de tweede Strategic Energy Review staan met betrekking tot de energievoorzieningszekerheid veel ambitieuze doelen die wij in hoofdlijnen wel kunnen ondersteunen. Om die doelen te bereiken, zijn echter nog forse investeringen nodig. Dat staat wat onze fractie betreft haaks op een verdere liberalisering van de energiemarkt met een nationale overheid die steeds minder mogelijkheden heeft om in te grijpen. Graag hierop een reactie van het kabinet.

Het laatste punt betreft de klimaatverandering. Nederland heeft gepleit voor meer duidelijkheid over financieringsbronnen. Echter, het voorzitterschap meende dat het uit tactisch oogpunt onverstandig was om hierover nu al iets in de conclusies vast te leggen, lezen wij in het verslag. De Europese Unie moet toch kleur gaan bekennen, ruim voor Kopenhagen. Deelt het kabinet de tactische inschatting van het voorzitterschap? Wordt nu niet juist de indruk gewerkt dat de Europese Unie wil terugkomen op de gemaakte afspraken in Bali? Klopt het wat Ivo de Boer, hoofd van het Klimaatbureau van de Verenigde Naties (VN) zegt, dat de EU-ministers van Financiën dreigen af te wijken van de afspraken die gemaakt zijn in Bali wanneer er voorwaarden worden gesteld aan bepaalde ontwikkelingslanden voor het ontvangen van geld voor de aanpak van klimaatverandering?

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Wie de agenda en de voorlopige conclusies van deze Europese Raad bekijkt, constateert dat daar staat, dat met de crisisaanpak Europa staat voor één van de grootste uitdagingen sinds de oprichting van de EU. Een uitdaging die, zoals deze raad vaststelt, permanente aandacht vraagt van alle politieke niveaus. Dus ook van de Kamer en dat doen wij in deze Kamer niet af met een briefje. Wie kijkt naar de conclusies ziet dat daar het herstel van vertrouwen in het behoorlijk functioneren van de financiële markten een echt Europees geloofsartikel is geworden. Herkapitalisatie van banken voorkwam, zo staat in de conclusies, een financiële meltdown. Dat zijn dramatische woorden. Wie deze dramatische raadsformulering combineert met de 31 aanbevelingen van de commissie-De Larosière, wie zich tegelijkertijd realiseert dat Nederland een financiële sector heeft die zes keer groter is dan ons nationaal inkomen, gaat zich een aantal zaken afvragen die van belang zijn voor deze top, maar ook voor de G20 die erop volgt.

De Larosière introduceert een soort earlywarningsysteem dat nationale toezichthouders waarschuwt. Onze vraag blijft staan of dit systeem en het college van toezichthouders ook tot actie gedwongen kunnen worden? Kan bijvoorbeeld de Nederlandsche Bank via dit systeem en het college van Europese toezichthouders, een bank met, en nu citeer ik de heer Onno Ruding, «krankzinnig veel deposito in een ander land» aanpakken? Hebben wij die mogelijkheden of niet? Dit blijkt niet uit de conclusies. Deze formulering van Onno Ruding die zelf, net als de VVD, graag iets verder had willen gaan, is niet zonder betekenis. Wij willen een college van Europese toezichthouders dat knopen kan doorhakken en eventueel zelfs aanwijzingen kan geven. Wat is de kans dat wij straks bij de G20 kunnen vaststellen dat niet de «light touch»-regulering die ons voor een deel in de problemen heeft gebracht, heeft geprevaleerd? Ruding stelt ook dat wij zonder Basel-II nu in lompen door de straten zouden hebben gedoold, wederom een dramatische formulering. In de conclusies zag ik niet dat de voorbereiding op Basel-III wordt gepleegd, terwijl dit wel één van de aanbevelingen is. Gaat het kabinet dit meenemen?

Met het herstelpakket is ondertussen al ruim 1,5% gepasseerd; wij zitten al op 3,3% van het Europese average gross domestic product (GDP), ruim 400 mld. euro. Dat roept de vraag op hoe het met de herstelkant zit. Het kabinet spreekt allerlei goede woorden over het Stabiliteits- en Groeipact, maar ook ons is niet helder hoe het op middellange termijn aan de herstelkant wil werken. RTL-nieuws had een memo van het ministerie van Financiën waarin zelfs staat dat het kabinet zelf overweegt de EU-begrotingsregels te laten varen voor een wet waarmee bezuinigingen pas in 2012 mogelijk zijn. Of het memo klopt, maar dan was de inzet tijdens de afgelopen Razeb onwaarachtig, of de inzet klopt en dan moet het memo de prullenmand in. Wat wordt het?

Dan iets over het gesteggel over de vijf mld. en het herstelplan; dat gaat worden besteed aan een breedband waarop Nederland niet zit te wachten. Nederland accepteert nu ineens de aanpassing van de financiële perspectieven, maar dat geld moet gewoon terug naar de burger. Wij dachten dat vorig jaar met Galileo voldoende leergeld was betaald. Hoe zit dat?

De Nederlandse energiesector is buitengewoon intensief, net zoals de dienstensector. Dat maakt ons kwetsbaar voor de crisis. Nu de elektriciteitscentrales wel onder de klimaatafspraken vallen en onze op kolen- en gasgestookte elektriciteitscentrales kwetsbaarder zijn dan die in Frankrijk waar men op kernenergie werkt, kan niet anders dan concurrentievervalsing ontstaan. Ik vraag aan de minister van Milieu hoe zij hier het Nederlands belang denkt te laten samenvallen met het Europees belang? Aan de premier vraag ik hoe het mogelijk is dat Duitsland en andere lidstaten erin zijn geslaagd om de resterende 200 mln. voor de Nabuccopijpleiding te schrappen. Het hele project lijkt zelfs niet meer voor te komen op de lijstjes.

Vorige week hadden wij aan het einde van de voorbespreking een moment waarop de heer Timmermans het overleg met de Kamer gebruikte om zijn woordvoering omtrent Straatsburg te verduidelijken. Het leek er in de ogen van sommige Europarlementariërs op dat de heer Timmermans niet zo zwaar zou tillen aan het verhuiscircus. Wij weten beter: de heer Timmermans is immers de ondertekenaar van de motie-Herben/Timmermans (30 802, nr. 6) die met grote meerderheid de regering opriep om de kwestie Straatsburg op de Europese agenda te zetten. Wij geloven niet dat Frankrijk Straatsburg inruilt voor een universiteit. Met collega Blom deed ik al verregaande voorstellen, maar de enigen die er echt iets aan kunnen doen, zijn de regeringsleiders. Wil de premier deze top, de laatste voor de Europese verkiezingen, gebruiken om eindelijk deze zaak aan de orde te stellen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De komende top staat volledig in het teken van de economische en financiële situatie. Dat is niet meer dan logisch: wij hebben te maken met een crisis van ongekende omvang. De ChristenUnie is echter teleurgesteld in de wijze waarop de verschillende onderwerpen aan de orde zullen komen. Wij hebben op dit moment immers niet alleen te maken met een financiële en economische crisis, maar gekoppeld daaraan is er sprake van een voedsel-, energie-, en klimaatcrisis. Dit kan niet los van elkaar gezien worden. Het verbaast de ChristenUnie daarom dat bij de inzet van het kabinet voor de bespreking van de financiële en economische situatie op geen enkele manier aandacht geschonken wordt aan de onderlinge verwevenheid van de crises. Ik wijs op de aangenomen motie-Schuurman (EK 31 700, B) uit de Eerste Kamer waarin het kabinet wordt verzocht zowel nationaal als internationaal te komen tot initiatieven om de verschillende crises in samenhang aan te pakken. Dat betekent dus niet pas na de bespreking van de economische en financiële situatie en de Lissabonstrategie nog wat aandacht voor energiezekerheid en klimaat, maar samenhangende aandacht en maatregelen.

Vorig jaar heb ik het kabinet gevraagd om bij de Lissabonstrategie rekening te houden met kwalitatieve doelen. Dat koppelde ik toen aan de uitdagingen van dat moment: het klimaat en energie. Deze oproep is actueler dan ooit, want wij hebben er nog een uitdaging bij. Ons economisch en financieel stelsel dient ook gekoppeld te worden aan kwalitatieve waarden en ik verwijs daarom graag naar de Verklaring van Antwerpen zoals die korte tijd geleden is opgesteld. Kort samengevat komt deze verklaring hierop neer: toets en vervang ten eerste waar nodig het bestaand beleidsinstrumentarium om de noodzakelijke koerswending naar een meer duurzame en solidaire economie te ondersteunen, uit te werken en te begeleiden. Ten tweede: een gedurfde beleidsinzet op elk niveau waarbij terughoudendheid ten aanzien van de materiële consumptiegroei gepaard gaat met gedurfde plannen voor een hernieuwde technologische inzet ten behoeve van zowel de solidariteit als de duurzaamheid. In het licht daarvan maak ik een paar opmerkingen met het oog op de raad.

Van de kant van de ChristenUnie is er steun voor de Nederlandse inzet ten aanzien van protectionisme en staatssteunregels. Nederland is gebaat bij een open Europese markt en dus niet bij protectionisme. Wij zijn kritisch ten aanzien van de steun aan de auto-industrie. Doel van steun mag niet zijn dat de consument weer massaal zijn oude consumptiepatroon in aanschaf van nieuwe auto’s hervat, maar dat een moeilijke economische situatie wordt gebruikt om de auto-industrie drastisch duurzaam om te vormen. Is dit ook de bedoeling achter die deelconclusie waarin gesproken wordt over de «renewal car fleet»?

De ChristenUnie kan zich vinden in de lijn van het kabinet dat initieel toezicht spoedig en substantieel versterkt dient te worden. Over de uitwerking daarvan heb ik nog wat vragen. Hoe zal de verhouding zijn tussen het voorgestelde instituut met die earlywarningfunctie en de Europese Centrale Bank (ECB)? Het komt eronder te hangen, maar is er voldoende autonomie? Hoe is de organisatie van dit instituut gelet op het nieuwe Europese systeem van financieel toezicht dat zorg moet dragen voor de coördinatie tussen nationale toezichthouders? Waar ligt de uitwerking van dat systeem? Ook voor dit onderwerp geldt: gebruik het moment door het versterken van waarden in het economische en financiële systeem.

Ik constateer een verschil tussen de Razebconclusies ten aanzien van financieringsmogelijkheden van bestrijding van het klimaatprobleem en steun aan ontwikkelingslanden ten opzichte van de voorlopige conclusies van de Europese Raad. Ik wil de premier oproepen zich in te zetten voor de duidelijke conclusies van de Razeb als uitwerking van zijn oproep dat de Europese Unie een «fair share», een eerlijk aandeel, moet hebben in de financiering van de aanpak van de klimaatverandering. Een eerlijk aandeel is additionele financiering.

Tot slot het Oostelijk Partnerschap. De ChristenUnie deelt de terughoudendheid van de regering om Wit-Rusland op volwaardige basis te laten participeren in dit partnerschap. In een later overleg over onze Oosterburen kom ik hier nog nader op terug, maar ik wil de minister-president in ieder geval vragen op welke manier Wit-Rusland nu door Nederland en de Europese Unie wordt aangesproken op het gebrek aan godsdienstvrijheid en politieke vrijheid en hoe geprobeerd wordt verandering te bewerkstelligen. Het verontrust mij dat er in de conclusies geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende Oostelijke buren.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. De EU wil geen protectionisme bij het bestrijden van de crisis, wij blijven solidair met onze Oost-Europese landen en wij treden eensgezind op als Europa. Dat zijn allemaal mooie woorden, maar het mag niet bij mooie woorden blijven. Eind dit jaar vindt de midterm review van de EU-begroting plaats en die «review» moet wat D66 betreft leiden tot ingrijpende wijzigingen: minder landbouw en meer kennis en innovatie, een begroting op basis van prioriteiten, niet als uitkomst van koehandel tussen lidstaten. Als wij willen dat Europa serieus is en inspringt in tijden van crisis, mag een verhoging van het budget geen taboe zijn.

Nationalistisch denken is desastreus, vooral voor Nederland, en toch doemen ook hier protectionistische maatregelen op: vakantie in eigen land, hoofdkantoren tegen betaling binnen de eigen grenzen houden en belemmering van vrijheid in verkeer van werknemers. Kortzichtig nationaal denken in plaats van toekomstgericht Europees denken. Alle Europese landen zijn in woord tegen protectionisme, maar dat lijkt vooral het protectionisme van ándere landen te zijn. Frankrijk steunt Peugeot en Renault, Italië wil geen nieuwe buitenlandse restaurants en Britse banen voor Britse mensen. De komende G20 moet vrije handel bevorderen, niet nieuwe barrières en tarieven opwerpen. Wat gaat de minister in Londen bepleiten? Wat is de reactie van de minister op de opmerking van Coen Teulings gisteren, dat het niet bij mooie woorden mag blijven, maar dat harde afspraken, zoals sancties, nodig zijn? Gaat de minister dit in Europa ook naar voren brengen? Welke keiharde voorwaarden voor hervormingen en investeringen in duurzaamheid stelt Europa aan staatssteun als het aan dit kabinet ligt? Ook maak ik mij zorgen over het vrije verkeer van werknemers. Eigen banen en eigen werknemers eerst is geen vrij verkeer voor werknemers. De dienstensector heeft enorm groeipotentieel. Het vrije verkeer van diensten zorgt voor een enorm potentieel aan banengroei. Is de minister bereid dit namens Nederland in te brengen?

De premier zei dat wij solidair zullen zijn met de Oost-Europese landen. Vindt hij dat wij al genoeg solidair zijn geweest door hen op te nemen in de EU en wat bedoelt hij daar nu precies mee? Waaruit bestaat deze solidariteit nog meer, dan uit het geld dat normaal ook al naar deze landen gaat? De problemen van deze landen zijn nu groot, wat zullen dan de gevolgen zijn voor West-Europa, met name voor de euro en voor de banken die na de val van het gordijn daar als eerste geïnvesteerd hebben? Met welke insteek voor Oost-Europa gaat Nederland straks naar de Europese Raad en welke solidariteit wordt bepleit?

Dan het toezicht, anderen spraken daar ook al over. Het rapport van De Larosière laat zien dat Europees toezicht harder nodig is dan ooit. Alleen adviseert het dit niet omdat het politiek niet haalbaar is. Is deze crisis nog steeds niet voldoende aanleiding om dit soort drastische stappen te zetten? De economie is mondiaal, dus moeten ook mondiale afspraken worden gemaakt. Nationaal toezicht op Europees en mondiaal opererende banken is een illusie. Graag een reactie en een toelichting waarom het Nederlandse kabinet dat Europees toezicht zo snel heeft laten vallen.

Hoe zal Nederland omgaan met het Stabiliteits- en Groeipact? Wordt de crisis een excuus om soepeler om te gaan met de regels? Neemt, zoals mijn collega van de VVD zei, de premier het voorstel van minister Bos over om pas te bezuinigen als de crisis voorbij is? Zal hij dit standpunt ook in Europa uitdragen? Hoe wordt omgegaan met houdbaarheid van pensioenvoorzieningen? Hoe wordt gewaarborgd dat steunplannen tijdig, trefzeker en met name tijdelijk zijn?

Over exact een jaar loopt de Lissabonstrategie af, want hij loopt tot 2010. Ook voor de economische crisis was al duidelijk dat veel doelstellingen niet gehaald zouden worden: 3% bruto nationaal product (BNP) voor onderzoek en ontwikkeling is nooit gehaald, uitgaven voor hoger onderwijs gaan omlaag en het complementeren van de interne markt gaat tergend langzaam. Wanneer gaat de regering nu echt iets doen? Denkt dit kabinet al na over de opvolger van de Lissabonagenda en wat zou de inzet zijn? De aanbevelingen van de Europese Commissie klinken bekend: het zijn namelijk bijna dezelfde als vorig jaar. Wat gaat de minister doen aan arbeidsparticipatie? Juist structurele hervormingen verdienen de aandacht, lees ik. Opnieuw mooie woorden. Dit is een brief vol lege zinnen. Zeg mij nou eens wat echt de essentiële hervormingen zijn waar het kabinet aan denkt.

Tot slot twee vragen over het klimaat. Ten eerste verschillen de conclusies van de Milieuraad en de Ecofin van elkaar op het punt van financieringsmechanismen. Mijn fractie ziet graag de conclusies van de Milieuraad leidend. Het is van belang om goed te onderzoeken welke additionele mechanismen mogelijk zijn alvorens de onderhandelingen in Kopenhagen in te gaan. Graag helderheid over de inzet. Ten tweede is het goed dat de regering het eerlijk aandeel heeft geagendeerd naar aanleiding van de motie-Vendrik, (21 501 nr. 650) maar hoe nu verder? Hoe voorkomen wij dat dit begrip wordt uitgehold? Wat is de strategie en inzet van de regering om ook dit punt hard te maken? Hoe worden steunmaatregelen aan de auto-industrie als hefboom gebruikt om klimaatdoelen sneller dichterbij te brengen?

De heer Blom (PvdA): Voorzitter. Natuurlijk, de PvdA vindt de hele discussie rond de klimaatproblematiek ongelofelijk belangrijk, misschien wel het belangrijkste punt van de Europese top. Gezien de discussie die wij gisteren hadden over het wel of niet doorgaan van dit algemeen overleg, dacht ik dat ik toch eens moest kijken wat onze afgevaardigden tijdens die toppen nu daadwerkelijk hebben gedaan. Want volgens mij is de inzet van een vergadering zoals die wij vandaag hebben, dat wij de regering een opdracht, een boodschap, meegeven en vervolgens controleren of de vertegenwoordigers van de regering zich daar ook aan hebben gehouden. Ik kreeg gisteren van collega’s in de Kamer een beetje de indruk dat dit niet het geval was, dus ik heb de verslagen er maar eens op nageslagen.

Ik lees nu voor uit het verslag van de Razeb: «Tijdens de bespreking van de EU-inzet richting Kopenhagen pleitte een viertal lidstaten, inclusief Nederland, voor meer ambitie in de conclusies van de Europese Raad en een heldere politieke boodschap.» Met andere woorden: exact wat wij hier hebben gezegd. Het verslag vervolgt: «Eén lidstaat, daarin gesteund door Nederland, pleitte ook voor het noemen of verwijzen naar mogelijke financieringsmechanismen. Het voorzitterschap concludeerde echter dat het uit tactisch oogpunt niet verstandig was om open kaart te spelen.» Nederland heeft er dus wel op aangedrongen. Ik ben overigens wel benieuwd wat dat tactisch oogpunt vervolgens was.

Vanochtend krijg ik vervolgens het verslag van de Ecofinraad, waarin staat dat staatssecretaris De Jager als enige tijdens die bijeenkomst heeft gepleit voor die «fair share»-regeling. Over datzelfde punt van die financieringsmogelijkheden lees ik voor: «Ten tweede heeft staatssecretaris De Jager ervoor gepleit om uiterlijk in juni 2009 concrete voorstellen gereed te hebben voor de financieringsmechanismen. Ook dit werd door enkele lidstaten gesteund. Er waren echter ook lidstaten die in relatie tot de financieringsmechanismen opnieuw de discussie aangingen.» Met andere woorden: onze vertegenwoordigers van het kabinet hebben exact uitgevoerd wat wij hier in de voorgaande vergadering hebben gedaan. Sterker nog: zij hebben ook nog eens precies gedaan wat de motie-Vendrik behelst, want daar staat expliciet de regeling over die financieringsmechanismen in. Dus ik snap nu helemaal die opwinding niet meer, want volgens mij is het zo dat de heren, de premier, de staatssecretarissen, onze afgevaardigden, precies zo hebben gedaan als de Kamer wilde. Dan denk ik ...

De heer Pechtold (D66): Gaat u vooral weer slapen.

De heer Blom (PvdA): Hallo! Dat staat gewoon in de verslagen, meneer Pechtold. Dat opgewonden standje is wat mij betreft helemaal niet nodig.

Voorzitter. Het volgende punt dan, want volgens mij is het voor de PvdA gewoon geregeld: mensen doen gewoon hun werk en precies wat wij in de Kamer willen.

De heer Pechtold (D66): Nu naar de inhoud.

De heer Blom (PvdA): Voorzitter. Nu heb ik nog wat andere vragen. De vijf mld. die de commissie in een soort hobbypotje wil stoppen om zelf stimuleringsmaatregelen te nemen in de Europese Unie komt uit de overschotten van de begrotingen. Wij hebben al voorgaande keren gezegd: dat gaat dus even niet door. Die overschotten van die begrotingen moeten gewoon terug naar de Nederlandse staatskas. Ik ga er vanuit dat onze vertegenwoordigers tijdens de Europese top dat ook vinden.

De heer Ten Broeke (VVD): Lees nou ook eens de conclusies voor.

De heer Blom (PvdA): Welke conclusies? Weer dat opgewonden standje! Ik zie in de conclusies van de Razeb staan dat de Europese Commissie voornemens is vijf mld. te stoppen in stimuleringsmaatregelen die zij zelf wil uitvoeren. Daarvan zeg ik, en dat hebben wij ook voorgaande keren gezegd: dat zijn overschotten op de begroting, minister Bos heeft al verschillende keren uitgesproken dat overschotten op de Europese begroting terugkomen naar de lidstaten, dus ik ga ervan uit dat onze premier zal gaan pleiten dat die vijf mld. niet terechtkomt in het potje van de Europese commissarissen, maar terugvloeit naar de staatskas. Als hij dat vervolgens doet en hij krijgt zijn zin niet; ja, daar ga ik niet over, dat hij zijn zin niet krijgt, ik ga erover dat hij wil gaan doen wat wij hier met ons allen willen.

Voorzitter. Ik lees een beetje cryptische omschrijving over het Midden-Oosten, waarbij in een zinnetje in het verslag staat dat de EU graag wil samenwerken met iedere Israëlische regering die het principe van de twee lidstaten onderschrijft. Dat is een mooie conclusie. Ik lees echter vervolgens verder dat wij er eigenlijk niet over gaan praten, want wij vinden dat standpunt niet opportuun. «Een nieuwe Israëlische regering zal op haar daden moeten worden beoordeeld. Het speculeren over de mogelijkheid van de te volgen koers dient vermeden te worden». Wat willen wij nou? Gaan wij een Israëlische regering steunen die alleen de tweestatenoplossing aandraagt of doen wij dat nou niet? In het verslag gaan wij twee kanten op.

Tot slot een vraagje over Durban, de racismeconferentie waarbij minister Verhagen de positie heeft ingenomen dat hij niet akkoord gaat met het slotdocument en komt met een alternatief slotdocument. Als dat weer niet goed zal zijn, overweegt Nederland zo nodig een unilaterale stap te zetten om uit dat hele overleg te stappen. Ik zou daar graag wat meer toelichting over hebben.

Antwoord van de bewindslieden

Minister-president Balkenende: Voorzitter. Het tempo zat er lekker in: bijna drie kwartier op 78-toerensnelheid is niet niks, het is niet meer bij te houden. Ik wil in de eerste plaats een paar algemene opmerkingen maken over een drietal onderwerpen: de financiële sector, de reële economie en de G20-ontmoeting. Dan wil ik een aantal opmerkingen nalopen die de commissieleden hebben gemaakt. Ik ben dan enige tijd verder en dan zullen andere bewindslieden het denk ik van mij overnemen. Het kan zijn dat ik bij sommige onderwerpen verwijs naar de minister van Buitenlandse Zaken, de staatssecretaris van Europese Zaken en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, maar dat blijkt wel uit mijn betoog. De commissie heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer niet voor niets uitgenodigd en een aantal vragen zijn ook rechtstreeks aan haar gesteld.

Eerst een paar algemene opmerkingen over de financiële sector. Ik verwacht dat de Europese Raad zal benadrukken dat het van groot belang is om alles in het werk te stellen om de financiële sector zijn essentiële rol te laten vervullen. Dat is de kern van het huidige probleem en dat blijft ook voor Europa een topprioriteit. Concreet: ieder van ons zal doen wat nodig is om de financiële instellingen overeind te houden en de kredietverlening weer op gang te brengen. Heel belangrijk: ik verwacht ook een stevig signaal dat alle lidstaten maatregelen nemen om de probleemactiva aan te pakken. Ik merk ook dat hetgeen wij gedaan hebben met de ING belangstelling trekt op het punt hoe men omgaat met onzekerheden.

Voor de langere termijn: wij zijn zeer tevreden met de voortvarendheid waarmee de Commissie een belangrijk aantal wetgevingsvoorstellen heeft gedaan om de zwakten in de regelgeving te verhelpen. Het gaat om regels als kapitaalvereisten, grensoverschrijdende betalingen en «credit rating agencies». Belangrijk is om deze af te ronden voordat het Europees parlement met verkiezingsreces gaat en wij zien dan ook uit naar de komende voorstellen om onder meer de «hedgefunds» en het beloningsbeleid van financiële instellingen onder de loep te nemen. Verder zal de Europese Raad ingaan op de versterking van het toezicht op Europees niveau. Wij hebben het rapport van De Larosière , daar hebben de leden over gesproken en onze Nederlander Onno Ruding was lid van de commissie, de leden hebben ook naar hem verwezen. Nederland vindt het een goed rapport en dringt aan op een ambitieuze en voortvarende aanpak. In juni dient de Europese Raad hier een aantal knopen over door te hakken. Ik heb goed naar de commissie geluisterd die zei dat het nog wel meer kan zijn dan hier staat. Ik vind dat een belangrijk signaal. Om even te refereren aan de bijeenkomst die wij hebben gehad in Brussel, de informele raad op die zondag, moet ik zeggen dat ik was ingenomen met de steun van een land als Frankrijk dat zegt dat wij deze zaken nodig hebben en een bepaalde richting moeten uitgaan. Ik heb de leden echter goed verstaan en zal kijken of er verdergaande mogelijkheden zijn. Ik voel mij eerlijk gezegd daarin gesterkt, want ook wij zitten hier strak in en ik beschouw deze opmerking als een ondersteuning van onze eigen visie.

Dan de reële economie: er zal aandacht worden besteed aan de coördinatie van verschillende crisisplannen die lidstaten hebben aangekondigd. Op dit moment zijn er geen grote problemen, maar het blijft natuurlijk belangrijk om goed in de gaten te houden hoe de plannen elkaar zo veel mogelijk kunnen versterken en in ieder geval niet leiden tot negatieve gevolgen voor andere landen. Al met al is het beeld dat de EU-landen gezamenlijk een forse inspanning doen om de economische neergang te dempen en een goede uitgangspositie voor de toekomst te creëren. Ik wijs hier op het verband met wat wordt gedaan voor de financiële sector, de automatische stabilisatoren en de inspanningen die op de begrotingsbudgetten drukken. Ik neem waar dat er ook bij de overige lidstaten steeds meer oog komt voor de noodzaak om het oog scherp te hebben voor de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën. Ik heb in Brussel gemerkt dat regelmatig werd verwezen naar het Stabiliteits- en Groeipact. Ik kom daar straks op terug. Verder verwacht ik dat wij zonder al te veel moeilijkheden overeenstemming kunnen bereiken over het pakket van maatregelen op Europees niveau waarover de heer Barroso in december een voorstel deed. Het gaat om grote projecten die qua belang het nationaal niveau ontstijgen, zoals het mogelijk maken van de opslag van kooldioxide, een netwerk van windmolenparken op de Noordzee en investeringen in de gasinfrastructuur. Nederland heeft zich met succes hard gemaakt voor de inpassing conform de overeengekomen financiële spelregels. Straks zal de staatssecretaris van Europese Zaken hier nog nader op ingaan om de laatste stand van zaken te melden.

Een laatste algemeen blokje is de London Summit. De leden weten wat onze inzet is geweest in het verleden en wat ik naar voren heb gebracht in Berlijn bij de voorbereidende bijeenkomst van de Europese landen. Een aantal elementen: benut het potentieel van de vrije wereldhandel en vermijd protectionisme. Wat de heer Ormel, de heer Pechtold en ook anderen hebben gezegd, is heel belangrijk en dat moet ook de uitstraling van die top zijn. Ik heb dat ook besproken met Gordon Brown toen ik in Londen was. Het tweede onderwerp is uiteraard de rol van het IMF en de Wereldbank. Wij hechten zeer aan de uitbouw van de rol van het IMF en dat betreft dan ook het verzekeren van een goed toezicht op de financiële sector wat betreft de mondiale infrastructuur. Dan speelt er nog een ander punt, dat zal ook aan de orde komen, en dat betreft de middelen die het IMF heeft. Dat raakt ook de positie van Midden- en Oost-Europa. Ik denk dat het goed is om hier vast te stellen dat het van belang is dat het IMF meer middelen zal moeten hebben, juist ook vanwege de solidariteitsmotieven die aan de orde zijn gekomen. Een ander punt dat in Londen aan de orde komt, is regelgeving en toezicht. Ik denk dat wij kunnen zeggen dat wij sinds november in de Europese Unie een eind zijn opgeschoten: er is één standpunt over een gevoelig standpunt als belastingparadijzen, het stellen van regels aan«rating agencies», het onder toezicht brengen van «hedgefunds» en de noodzaak om beloningstructuren aan te pakken. Ook de Verenigde Staten komen nu in beweging.

Angela Merkel heeft een pleidooi gehouden voor een manifest voor duurzaam economisch handelen. Ik ondersteun dat zeer omdat het niet alleen maar gaat om de wereldeconomische ontwikkeling. Het is goed om even te kijken wat de bijbehorende waarden en gedragsregels zijn. Dat betekent dat wij daarbij ook oog hebben voor de morele kant van wat zich allemaal heeft afgespeeld. Dit was de laatste van de algemene opmerkingen waarbij ik het tempo van de Kamer heb aangehouden. Vroeger had men nog even een tussenzang of iets dergelijks, maar dat kennen wij steeds minder.

Ik ga nu in op de opmerkingen van de leden. De heren Ormel en Pechtold en ook anderen, maakten een opmerking over Midden- en Oost-Europa. De situatie in Oost-Europa is besproken op de informele raad van 1 maart en blijft actueel. Veel lidstaten uit Midden- en Oost-Europa zijn zwaar getroffen door de crisis. Er zijn echter ook verschillen tussen de lidstaten en maatwerk is dan ook geboden. Er ligt een kader waarbinnen wij deze landen kunnen ondersteunen en een deel van de oplossing is de financiële steun van het IMF, ik zei het zo-even al. De verwachting is dat de totale uitleencapaciteit van het IMF substantieel zal worden verhoogd. Het is van belang dat de Europese Unie ook hier haar verantwoordelijkheid neemt en verder beziet of de EU-faciliteit voor betalingsbalanssteun aan de lidstaten buiten de EU kan worden verhoogd van 25 mld. naar mogelijk 50 mld. Nederland is daar een voorstander van. Het is misschien goed als de andere bewindslieden straks nog even de laatste stand van zaken geven van wat er mogelijk ook in Razebverband hierover is gezegd.

De heer Ormel ging in op het Stabiliteits- en Groeipact en hoe het zit met de overschrijding daarvan. Het Stabiliteits- en Groeipact voorziet in afwijkingen in het geval er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Duidelijk is dat daar nu in zeer sterke mate sprake van is; dit hebben wij echt nog niet eerder meegemaakt. Dat betekent niet dat onbeperkt alle remmen los gaan. Het pact voorziet erin dat betrokken landen de excessieve tekortprocedure ingaan en harde afspraken maken over tekortreductie. Daar wordt ook scherp op toegezien en ik zie dat deze kant steeds pregnanter naar voren komt. Ik merk in Brussel dat nadrukkelijk van verschillende kanten werd gezegd dat iedereen het tekort ziet oplopen. Dat kan ook niet anders omdat de economie anders kapot bezuinigd wordt op korte termijn, maar ik merk ook dat men zegt dat men de weg naar herstel ook weer terug moet vinden omdat men anders bezig is om zaken in de toekomst vooruit te schuiven. Iedereen weet dat met het oog op de vergrijzing en de soliditeit het noodzakelijk is dat men dan weer een pad terug gaat vinden. Dat is een algemene notie die over het Stabiliteits- en Groeipact kan worden gemaakt.

Dan heeft de heer Ormel een opmerking gemaakt over hoe het nu zit met de koolstofmarkt in 2015. Het is goed om op te merken, en dat deed hij, dat er een passage is opgenomen in de Milieuraadconclusies. Het kabinet zal zich de komende tijd hard blijven maken voor dit punt. Het is alleen erg lastig om dit punt in de Europese conclusies te laten opnemen, maar ik begrijp goed wat hij bedoelt en wij zullen kijken wat wij daaraan kunnen doen. In ieder geval is het van belang dat er in de Milieuraadconclusies opmerkingen zijn gemaakt. Misschien dat de minister van VROM hierop kan ingaan, want daar zit in ieder geval al een aanknopingspunt. Dat vind ik niet onbelangrijk, want dat is natuurlijk weer relevant voor het verdere proces.

De heer Van Bommel heeft een opmerking gemaakt over de werkgelegenheidstop. Nederland steunt het voorstel voor de top op 7 mei 2009. De inhoud van de top staat nog niet vast, maar het is wel van groot belang dat er een eensgezinde boodschap wordt afgegeven. Het voorzitterschap zal op de top achtergrondinformatie geven en ik wacht even af wat er de komende dagen wordt gemeld. Waarschijnlijke onderwerpen zijn de structurele verandering en de activering van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Dit onderwerp raakt ook wat de commissie heeft gezegd over de Lissabonstrategie en de relatie tot de werking van de arbeidsmarkt. De staatssecretaris zal daar zo op ingaan, maar ik voeg er aan toe dat de commissieleden volstrekt gelijk hebben dat het bij de Lissabonstrategie ging om zaken als innovatie, versterking van de structuur van de economie, de koppeling met het thema duurzaamheid, mevrouw Wiegman sprak daarover, en dat er een geweldige mogelijkheid bestaat om juist innovatie met dit belangrijke thema te verbinden. Ook hing het samen met de flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Wij zitten nu in uitzonderlijke omstandigheden en dat betekent niet dat de Lissabonstrategie niet meer relevant is, verre van dat. De vraag is even hoe men het implementeert. De heer Van Bommel heeft gelijk dat de situatie per lidstaat verschilt ten aanzien van wat al is bereikt in de sfeer van hervorming. Wij moeten onder ogen zien dat er verschillen zijn; wij hebben de afgelopen jaren als Nederland vrij veel gedaan op dit terrein. Ik denk dat het goed is als de staatssecretaris zo ingaat op punten die misschien recent nog aan de orde zijn geweest. De heer Van Bommel had een opmerking over de werking van de arbeidsmarkt en migratiestroom, ook daar zal de staatssecretaris zo op ingaan.

De heer Ten Broeke, en ik dacht ook anderen, heeft gesproken over het Nabuccoplan en of dit nu bij het herstelplan zit. Daarover het volgende: het zit nu inderdaad niet in het plan. Het Nabuccoproject kan wel worden gefinancierd, maar staat niet expliciet genoemd. De vormgeving van dit onderdeel van de 5 mld. is breder en valt nu onder hetzelfde budget van de 200 mln. voor die groep landen: Oostenrijk, Hongarije, enzovoorts. Nu is het zo dat in de Razeb, en dat is even de laatste stand van zaken, maar daar moeten de andere bewindslieden ook iets over zeggen, veel lidstaten in Zuidoost-Europa hebben gepleit voor een herstel van een aparte Nabuccofinanciering en het Tsjechisch voorzitterschap denkt nu na of hieraan tegemoet kan worden gekomen. Het spoort een beetje met zijn opmerkingen, het staat er niet in, maar er is wel discussie op dit punt.

Mevrouw Wiegman heeft een opmerking gemaakt over de Verklaring van Antwerpen, het vervolg op de Verklaring van Tilburg. Ik ben het helemaal met haar eens dat ook de waardenkant van de wereldeconomie moet worden versterkt. Ik noemde zo-even de opmerkingen die mevrouw Merkel eerder heeft gemaakt, haar idee om te komen tot een handvest. Alleen zo kan worden gewerkt aan een duurzame, verantwoorde vorm van globalisering; het idee van een handvest voor duurzaam economisch handelen speelt ook hierop in en daar maken wij ons hard voor. Ik zal ook zelf binnenkort een publicatie hebben met mevrouw Merkel over dit onderwerp.

De heer Ormel zei: praat in termen van «noodzakelijk» in plaats van «mogelijk». Ik begrijp wat hij zegt, want het heeft te maken met het dwingende karakter van de vragen waar wij nu voor staan. Op het punt van Griekenland, Italië en Hongarije deel ik volstrekt zijn zorgen. Er is heel veel aan de hand in deze landen en dat betekent dat de landen eerst zelf de situatie onder ogen moeten zien waarin zij zich bevinden. Ook zij zullen moeten aangeven langs welke lijnen kan worden geopereerd. Solidariteit kan bestaan vanuit Europa, maar dat betekent eerst en vooral dat men zelf orde op zaken moet gaan stellen en vervolgens gaat kijken langs welke lijnen steun kan worden geboden. Een land als Hongarije kan te maken hebben met IMF-steun; ik heb ook daar aangegeven dat wij zullen moeten kijken naar de condities waarmee wordt gewerkt. Over de landbouwgelden: ik ga nu niet in op de precieze getallen, maar ik pak wel even het punt op dat wij moeten letten op het perspectief voor de sector, dat is denk ik een essentieel element. Dat zegt overigens nog niets over hoe wij moeten omgaan met marktwerking en budgetten, maar de kern van zijn opmerking is, denk ik toch, om te letten op perspectief voor deze sector. Op de G20 ben ik ingegaan, ook wat betreft de rol van de EU. Ik zeg met name dat er in Londen zal worden gesproken over verhoging van de bedragen die het IMF zou moeten hebben. Dat zal ons gaan raken omdat wij daar onze medewerking aan zullen verlenen; het kabinet is daar ook voorstander van.

Met betrekking tot het Verdrag van Lissabon; wij zijn een voorstander van de continuering van het werk van de heer Barroso. Wanneer dat gaat gebeuren, staat nog even niet vast, want ik hoor daar verschillende geluiden over. Misschien dat wij er dit weekend iets meer over horen. Ik weet nog heel goed hoe het de vorige keer ging; toen werd in de zomer gewerkt aan de formatie van een nieuwe commissie. Ik herinner mij nog de telefoongesprekken die ik destijds heb gevoerd met de heer Barroso over de positie en de portefeuille van mevrouw Kroes. De zaak is nu iets anders omdat er een verband is, het werd al gezegd, met het referendum in Ierland. Dat betekent dat de «demissionaire staat» iets langer zou kunnen gaan duren. Wij weten alleen nog niet wanneer het referendum precies zal plaatsvinden. Dat is even het complexe van dit punt; veel meer valt er overigens ook niet over te zeggen. Ik zal er bij het plenaire debat volgende week natuurlijk melding van maken als hier gegevens over zijn.

De heer Vendrik heeft een opmerking gemaakt over het klimaat, maar daar zal minister Cramer op ingaan. Ten aanzien van de additionele financiering van het klimaatbeleid: dat is een element dat al eerder naar voren is gekomen. Nederland is daar ook een voorstander van, alleen hebben wij elkaar er wel voor nodig. De boodschap van deze regering is geweest dat wij ook nu, tijdens de financiële crisis, een relatie moeten zien met de andere vragen die op ons afkomen: World Trade Organization (WTO), millenniumontwikkelingsdoelen, klimaatverandering. Ten aanzien van de millennium development goals (MDG) hebben wij er bij andere landen steeds op aangedrongen dat ook zij voldoen aan de norm van 0,7%. Wij zitten daar aanmerkelijk boven. Wij zullen kijken wat wij kunnen doen, het signaal van de heer Vendrik is mij volstrekt helder, maar dat kunnen wij als land niet alleen, daar hebben wij ook andere landen voor nodig. De andere bewindslieden moeten misschien maar even zeggen wat er gebeurd is bij de Razeb, ik geloof dat daar weinig steun was. Ik geloof dat alleen Denemarken op hetzelfde spoor zit en anderen niet. Wij zijn dus buitengewoon geïsoleerd op dit punt, maar ik heb het signaal wel verstaan. Op Afghanistan zal de minister van Buitenlandse Zaken ingaan.

Op de opmerkingen van de heer Van Bommel over het Stabiliteits- en Groeipact ben ik ingegaan. De nationale discussie laat ik even buiten beschouwing omdat wij daar nog intern beraad over hebben. De arbeidsmarkt zal zo aan de orde komen bij de staatssecretaris en op het klimaat ben ik ingegaan. Ik heb zijn signaal en dat van de heer Ten Broeke over de De Larosière-groep en of er verdergaande stappen mogelijk zijn, goed verstaan.

Mevrouw Wiegman had het over energiezekerheid. Ik ben al ingegaan op het verband dat er bestaat met het Verdrag van Lissabon. Zij maakte een opmerking over de automobielindustrie en de «renewal car fleet». Er zijn signalen geweest dat de steun die werd gegeven wel erg protectionistisch was. Ik vind dat de Europese Commissie goed werk heeft gedaan voorafgaand aan de informele raad, door te zeggen dat men kan denken aan steunverlening, maar dat dit dan wel gebeurt binnen de spelregels die in Europa gelden. Wanneer wij het hebben over de stimulering van de industrie, bijvoorbeeld om meer te doen aan andere typen motoren, materiaalgebruik enzovoorts, dan kan dat juist een bijdrage zijn aan duurzaamheid. Dat is echter iets anders dan het puur betrekken op de eigen nationale belangen. Ik vond dat de Europese Commissie goed werk heeft gedaan voorafgaand aan de vorige Europese Raad die toen in Brussel plaatsvond. Op Wit-Rusland zal de minister van Buitenlandse Zaken ingaan.

De heer Blom zeg ik zeer dank, en dat is toch een belangwekkend element in deze ochtendsessie, dat hij ons heeft gewezen op wat deze regering naar voren heeft gebracht in internationale fora en dat dit mede voortkomt uit overleggen die hier hebben plaatsgevonden. Dat komt niet vaak voor, hij heeft het nu eens gedaan en dat wordt door ons gewaardeerd. Hij laat gewoon de feiten spreken. Op de 5 mld. zal de staatssecretaris ingaan. Het blijft altijd touwtrekken om dit alles, wij hebben ook onze eigen wensen, maar ik heb goed verstaan hoe wij dit feitelijk moeten laten neerslaan bij de lidstaten.

Minister Verhagen: Voorzitter. Terecht vroeg de heer Vendrik naar de stand van zaken met betrekking tot EUPOL in Afghanistan. Het is belangrijk dat met name de training van politie en deze EUPOL-missie succesvol zijn. Ik kan mij voorstellen dat er een kritische toon in doorklinkt ten aanzien van bepaalde activiteiten. Zeker als wij kijken naar het eerste jaar, dan is dat gewoon slecht verlopen. De ontplooiing was het eerste jaar absoluut beneden de maat. Het afgelopen jaar zien wij daar wel een verbetering in. Het officiële target was 200 politiemensen, wij zitten nu op 180 waaronder een tiental Nederlanders. De resultaten beginnen te komen en dan ziet men dat het tweede jaar aanmerkelijk beter is geweest dan het eerste. Is het goed genoeg? Nee, dat ben ik met hem eens, het is niet goed genoeg. Juist om de International Security Assistence Force (ISAF) in staat te stellen om de «inktvlekmethode» die wij hanteren uit te breiden, moet eigenlijk die aanvulling vanuit de Afghaanse politie versneld en vergroot worden. Het target is om het uit te breiden tot 400, willen wij werkelijk effectief zijn op het punt van politietraining. Het probleem is dat weinig lidstaten over de soort politie-expertise beschikken die echt nodig is: gendarmerie, carabinieri, guardia civil en marechaussee. Er zijn ook beperkingen als het gaat om uitzenden van politie; militairen zijn makkelijker in een missie van lidstaten uit te zenden dan civiele politie. Morgenavond zullen wij hier met de ministers van Buitenlandse Zaken over spreken. Ik heb hier gisteren ook over gebeld met mijn Franse collega om te bezien welke initiatieven wij kunnen nemen om dit te verbeteren. De inzet moet zijn, ook met het oog op de Afghanistanconferentie op 31 maart hier in Den Haag, dat Europa additionele inspanning doet met betrekking tot de politie. Ik ben het eens met de kritiek, ik zeg wel dat er verbeteringen hebben plaatsgevonden, maar er zal nog een forse stap gezet moet worden. Gelet op mijn contact met collegae, bijvoorbeeld Kouchner, wordt dit gevoelen breder gedeeld binnen de Europese Unie.

Mevrouw Wiegman vraagt waarom er geen onderscheid wordt gemaakt met betrekking tot Belarus, Wit-Rusland, in relatie tot het Oostelijk Partnerschap. Ik heb daar vrij uitgebreid over gesproken in het algemeen overleg ter voorbereiding. Ik heb daar ook de Nederlandse positie duidelijk gemaakt en wij hebben dat in de Razeb afgelopen maandag naar voren gebracht. Ik ben het met haar eens dat daar een onderscheid herkenbaar zou moeten zijn en onze inzet ten aanzien van de conclusies is om hierover een verwijzing te krijgen naar paragraaf vier, de normale differentiatie die mogelijk is tussen landen over de mate van samenwerking, dus differentiatie in deelname aan het Oostelijk Partnerschap op basis van voortgang die men realiseert in relatie tot democratisering en respect voor mensenrechten. Het is dus wel onze inzet. Wij zullen daar proberen medestanders voor te vinden. Wij zeggen ook, daarover ben ik in overleg met het voorzitterschap, dat zichtbaar moet worden dat Wit-Rusland, gelet op de beperkte staat van dienst, niet volwaardig kan deelnemen zoals dat voor de anderen geldt.

Overigens wil ik hier wel even zeggen dat het artikel dat gisteravond in NRC Handelsblad stond pure klets is. Niet de inhoud van de conclusies, maar wel alsof Nederland hier geïsoleerdheid in staat, of dat wij de irritatie van andere lidstaten gewekt zouden hebben over onze opstelling. Zowel bij de bespreking ’s ochtends over het Oostelijk Partnerschap waar staatssecretaris Timmermans aan deelnam, als ’s middags bij de bespreking over het verlengen van de sancties met betrekking tot Wit-Rusland en het tijdelijk opschorten van de reisbeperkingen voor een aantal mensen waar ikzelf aan deelnam, was absoluut geen irritatie. Daar is juist constructief samengewerkt. Ik moet zeggen dat ik mij totaal niet herken in de weergave van de journalist. Ik heb nog eens nagevraagd, omdat bij de ministers die irritatie er in ieder geval niet was, of bij sommige diplomaten die daar opgevoerd werden, anoniem zoals gebruikelijk, die irritatie er wel was en ook dat bleek uit de duim gezogen te zijn, dus ik weet niet in welke stad deze NRC-journalist zich heeft begeven, maar niet in Brussel. Dat lucht op, dat was nou tussenzang.

De heer Blom had een opmerking met betrekking tot Israël en of de Europese Unie wel of niet gaat inzetten op een Israëlische regering die aansluit op de tweestatenoplossing. De Razeb was het erover eens dat de Europese Unie niet de rol van de Israëlische kabinetsformateur moet spelen, dus wij gaan niet over de samenstelling van de regering en dat willen wij ook niet van anderen ten aanzien van onze formatiebesprekingen. Dat is de betekenis zoals het in het verslag stond, maar het is absoluut helder en duidelijk, dat hebben wij meerdere malen onderstreept in eerdere conclusies, dat het de lijn is, en dat zal ook de lijn blijven, dat de Europese Unie voor de tweestatenoplossing is, conform Annapolis, conform het Arabische vredesinitiatief. De enige manier om een einde te maken aan de bezetting van de West-Bank is te komen tot een tweestatenoplossing en alle partijen in Israël en daarbuiten weten dat. Als Israël een regering vormt die tegen de tweestatenoplossing zou zijn, dan hebben wij een probleem, zo simpel is dat. Wij gaan er echter van uit dat de nieuwe Israëlische regering dat Midden-Oostenconflict wil oplossen. Wij wachten de regeringsvorming af, maar houden, net als de Amerikanen en de andere deelnemers aan het kwartet zullen doen, een nieuwe Israëlische regering aan het nastreven van die tweestatenoplossing.

Ik heb mijn positie in Durban duidelijk gemaakt in overleg met mijn collega’s. Ik heb daarvoor uitvoerig van gedachten gewisseld met de Kamer in de voorbereiding van de Razeb. Ik kreeg in principe steun van de Kamer voor die lijn en inzet. Ik heb een alternatief document, een alternatieve slotverklaring eigenlijk, op tafel gelegd, duidelijk gemaakt dat wij vinden dat het proces in Genève met betrekking tot de antiracismeconferentie niet naar behoren verloopt, dat het huidige voorstel dat op tafel ligt onacceptabel is voor ons en dat het niet recht doet aan de rode lijnen die wij als EU samen getrokken hebben. Ik heb een alternatief stuk op tafel gelegd, twee pagina’s in plaats van de vijfentwintig die op dit moment op tafel liggen, en gezegd dat dit het EU-document moet zijn, het alternatief waarmee het voorzitterschap de boer op gaat. Daarvoor heb ik brede steun gekregen; men was het daar absoluut mee eens. Ik heb ook duidelijk gemaakt dat dit stuk de basis moet zijn voor de slotverklaring van de antiracismeconferentie, daar kan natuurlijk nog wel wat op geamendeerd worden, maar die rode lijnen die wij eerder gesteld hebben, mogen niet overschreden worden door amendering. Dat weet iedereen nu. Men weet ook dat Nederland uit het proces stapt als die rode lijnen worden overschreden en ik heb er vertrouwen in dat ik niet de enige zal zijn, gelet op de grote bijval van tal van lidstaten die ik kreeg tijdens de discussie die wij erover gevoerd hebben. Zo nodig doe ik het wel alleen, want ik ga niet marchanderen met de principes die wij hier helder hebben neergelegd.

Minister Cramer: Voorzitter. Er zijn door drie Kamerleden specifiek aan mij vragen gesteld, dat zijn de heren Vendrik, Ormel en Ten Broeke.

De heer Vendrik had met name vragen naar aanleiding van de recente bijeenkomst van wetenschappers in Kopenhagen. Die bijeenkomst ging vooral over de ernst en de snelheid waarmee klimaatverandering plaatsvindt. Voorafgaand aan de beantwoording van de specifieke vragen, wil ik zeggen dat ik de zorg deel dat mogelijkerwijs de onderzoekgegevens gaan uitwijzen dat het nog ernstiger gesteld is met het klimaat. Ik houd dan ook zeker, aldoor, de vinger aan de pols, dat ziet de commissie ook terug in de brief die ik gisteren heb gestuurd. Ik heb ook al eerder aan zowel het PBL als het KNMI gevraagd om nader te onderzoeken wat dat mogelijkerwijs zou kunnen betekenen. De rapportage daarover komt in het najaar, zoals ik geschreven heb. Ons uitgangspunt is nog steeds dat wij de tweegradendoelsteling binnen bereik willen houden. Het is natuurlijk wel zo dat het voor de internationale discussie een beetje moeizaam is om telkens bakens te gaan verzetten als er gewerkt moet worden met nieuwe gegevens die nog niet geaccordeerd zijn. Wij baseren ons dus voortdurend op het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) en die gegevens zullen ook de basis zijn voor de onderhandelingen in Kopenhagen. Natuurlijk zullen wij in het ontwerp van het Kopenhagenakkoord voortschrijdende wetenschappelijke inzichten meenemen.

De heer Vendrik vroeg de Europese Commissie de opdracht te geven om de conclusies van de recente Kopenhagenbijeenkomst, die zullen leiden tot een syntheserapport, mee te nemen in de Europese Raad in juni. Ten tweede vroeg hij om hierop voor de zomer als kabinet te reageren. Nogmaals: het belang van zo«n syntheserapport onderschrijf ik volledig, dat is helemaal geen punt van discussie. Ik ben er zeker van dat ook de PBL/KNMI-studie het syntheserapport zal meenemen; zij zullen met hun verhaal in het najaar komen en ik wil dan ook wachten tot het najaar om als kabinet met een reactie te komen op die twee rapporten. De Commissie heeft al verklaard dat zij het syntheserapport met belangstelling tegemoet ziet, dus die zal daar nota van nemen. Formeel is het natuurlijk niet mogelijk om als lidstaat opdrachten te geven, maar ik kan wel de suggestie doen via de minister-president om nota te nemen van dit syntheserapport.

De heer Vendrik vroeg ook om te bezien of de Milieuraad niet voor de Europese Raad zou kunnen worden geprogrammeerd. Het is aan het voorzitterschap om te bepalen wanneer raden plaatsvinden. Ik zie zijn punt dat het in principe logischer zou zijn om de volgorde om te draaien en ik ben bereid om hierover met het Tsjechische voorzitterschap in overleg te treden. Ik heb zojuist even geverifieerd met mijn collega’s in hoeverre dat mogelijk is; het is maar zeer de vraag of het kan omdat alles tijden van te voren vastligt. Ik kan dus absoluut geen toezegging doen, maar ik kan wel bezien in hoeverre dat nog te realiseren valt.

De heer Ten Broeke vroeg of wij nu wel voldoende rekening houden met de concurrentievervalsing, met name ten aanzien van onze energie-intensieve industrie. Zoals hij weet, is in het EU-klimaat- en energiepakket in december al heel duidelijk geanticipeerd op die potentiële concurrentievervalsing. Er is ook een emissiehandelssysteem (ETS) ontworpen, waarbij juist de bedoeling is om een «level playing field» te realiseren. Wij hebben ook in het kader van de afspraken in december wel degelijk rekening gehouden met mogelijke nadelen die de energie-intensieve industrie zal ondervinden ten aanzien van de concurrentie buiten Europa. Vanzelfsprekend heeft dat tot een aantal zaken geleid, zoals vrijstelling van veilen, zolang dat internationale «level playing field» er nog niet is. Om de heer Ten Broeke gerust te stellen: natuurlijk houden wij met dit soort zaken in Europees verband wel degelijk rekening en zullen wij als Nederland onze eigen energie-intensieve industrie ondersteunen waar mogelijk en wenselijk.

Ten slotte een aanvulling op hetgeen de minister-president al heeft toegelicht naar aanleiding van de vraag van de heer Ormel die ging over de koolstofmarkt in OESO-verband. Het kabinet onderschrijft volledig de noodzaak van een internationale koolstofmarkt, dat kan hij in al onze stukken terugvinden, dat is geen punt van discussie. Het is natuurlijk zaak dat niet alleen wij als Nederland en breder als Europa, maar ook de Verenigde Staten, China en de zich ontwikkelende landen de koolstofmarkt omarmen als een aanpak die ons verder kan helpen. Het belangrijkste is om te zorgen dat wij in de internationale klimaatonderhandelingen die koolstofmarkt als basis gaan trachten overeen te komen.

Staatssecretaris Timmermans: Voorzitter. Het probleem is geconstateerd dat de producten in de financiële markten zo snel vernieuwd en veranderd en ook geperverteerd zijn, dat het traditionele toezicht dat bestond niet meer in staat was om die producten ook in de gaten te houden. De Larosière probeert daar een antwoord op te formuleren op twee niveaus: het macroprudentieel toezicht, dat wil zeggen het overzicht over het geheel, en het toezicht op individuele instellingen. Dat is wat wij in Nederland het «twin peaks-model» noemen en De Larosière voorziet hierin. Wat betreft Nederland zou dat nog wel een aantal stappen scherper mogen, maar in het overleg dat natuurlijk ook in die groep-De Larosière heeft plaatsgevonden, is dit compromis eruit gekomen. Ik geloof dat de heer Ruding ook in de publiciteit wel heeft aangegeven dat bij hem ook de gedachte leefde dat het wel wat verder kon gaan; de Nederlandse regering deelt dat met hem. Laten wij nu maar eens kijken hoe ver wij met dit voorstel kunnen komen; Nederland wil daar graag aan meewerken. Dat macroprudentieel toezicht zou dan onder auspiciën, wat dat dan precies betekent weet ik niet, van de ECB moeten plaatsvinden. Daar mag natuurlijk geen rolvermenging plaatsvinden: de ECB moet zich concentreren op haar primaire taak. Afzonderlijk toezicht op afzonderlijke ondernemingen vindt dan eerst plaats in harmonisatie van de al bestaande drie Europese comités met de nationale toezichthouders en die organisatie moet dan stap voor stap worden versterkt zodat het echt Autoriteiten Financiële Markt worden die kunnen optreden. De vraag is gesteld, ik geloof door de heer Ten Broeke, of de Nederlandsche Bank banken in andere landen rechtstreeks kan aanspreken. Dat moet dan via de zusterorganisatie in het land dat het betreft, hoewel De Larosière er niet expliciet over is. Men zou zo’n vraag bijvoorbeeld ook kunnen stellen in de discussie: moeten wij onze nationale toezichthouders ook die taak geven of is het beter via een netwerk te werken? Dat is een interessant discussiepunt.

Er wordt nu veel gesproken over het functioneren van Basel-II en hoe wij met name de procyclische werking daarvan kunnen adresseren. Basel-II heeft ongeveer tien jaar gekost, dus als wij naar een versterking van Basel-III toegaan, moeten wij wel een methode vinden om ervoor te zorgen dat het niet nog eens een keer tien jaar gaat kosten. Die tijd hebben wij niet. Wij zullen er precies naar moeten kijken hoe wij dat kunnen versnellen.

Hoe is het nu met de uitwerking? De commissie moet nog voorstellen gaan doen. De Europese Raad in juni zal in principe de eerste besluiten nemen, maar dat zijn uiteraard niet de wetgevingsbesluiten. Dat doet de Europese Raad niet, dat gaat via de voorstellen van de commissie en de bekende procedure. De Europese Raad zou in juni wellicht een besluit kunnen nemen over het instellen van een «high level group» die de institutionele structuur verder zal moeten uitwerken.

Een aantal leden heeft vragen gesteld over wat de economische crisis betekent voor Lissabon na 2010. Dat zijn zaken die op Europees en nationaal niveau worden besproken. De Nederlandse regering heeft ervoor gekozen om op dit punt advies aan de Sociaal-Economische Raad (SER) te vragen. De SER heeft zeer enthousiast gereageerd op de mogelijkheid om hier advies over uit te brengen, dat advies zal in juni uitkomen en zoals te doen gebruikelijk in ons land gaan wij niet vooruitlopen op conclusies totdat dat advies er is. Dit is nu juist een ideaal onderwerp voor overleg met de sociale partners. Een aantal dingen is mij gisteren in overleg met de SER wel gebleken. Een aanvulling op de bestaande Lissabonagenda ten aanzien van duurzaamheid en werkgelegenheid lijkt zeer op zijn plaats. Dat is iets wat de sociale partners duidelijk aangeven, dus men kan verwachten dat dit onderdeel zal zijn van het SER-advies. Ook zal er wat ons betreft een verbreding van de focus kunnen plaatsvinden naar veel meer internationale dimensies. Wij zien nu dat wat in Europa gebeurt eigenlijk met een vertraging van een aantal jaren, soms tot vijf jaar, precies is wat elders ook gaat gebeuren in de organisatie van de economie. Daarom moeten wij die dimensie er meer dan in het verleden bijtrekken.

De heer Van Bommel vroeg heel specifiek naar de werking van de arbeidsmarkt en of het nu niet een beetje raar is dat arbeidsparticipatie nog steeds een hoofdpunt is, terwijl de werkloosheid oploopt. Gisteren bleek ook in het overleg met de sociale partners dat iedereen tot dezelfde conclusie komt: zodra wij uit de crisis zijn, doen zich dezelfde problemen op de Nederlandse arbeidsmarkt voor die zich tot zeer recent voor hebben gedaan. Daarmee blijft de aanbeveling van de commissie om de arbeidsparticipatie te verhogen zeer relevant, zowel de arbeidsparticipatie van groepen die nu onvoldoende participeren als het verlengen van de duur van arbeidsparticipatie door mensen langer in het arbeidsproces te houden. Die aanbeveling die door de commissie is gedaan, verliest bepaald niet aan relevantie ondanks de crisis. Een andere aanbeveling die ook door de sociale partners gisteren werd gedeeld, en die wij ons zeer moeten aantrekken, is om nog eens heel goed te kijken naar de uitgaven die wij doen om de kenniseconomie te versterken. Op dit punt, bij research en development (R&D), zou Nederland ook best een stapje harder kunnen lopen. Ik denk dat dit ook iets is waar het kabinet naar zal moeten kijken.

Over de herziening van de financiële perspectieven zijn vragen gesteld. Ik heb daar samen met de Britten nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Wij moeten daarnaar kijken, de Europese Unie staat voor nieuwe prioriteiten en dan moet men het beschikbare geld ook beter inzetten, bijvoorbeeld voor een versterking van de kenniseconomie. Overigens hoeft dat niet per se te betekenen dat men ook de landbouwgelden radicaal anders zou inzetten, mits die landbouwgelden dan ook worden ingezet voor de versterking van de kenniseconomie. Als ik zie wat er plaatsvindt in Nederland, in Wageningen, rond Life Sciences, in Food Valley, maar ook elders rond technologieën die zeer nauw te maken hebben met de agrarische sector en die ervoor kunnen zorgen dat de wereldwijde voedselcrisis kan worden aangepakt; als de Europese Unie daar in wil investeren dan is dat voor ons land uitstekend, maar ook voor de versterking van de kenniseconomie. Wat betreft de herziening van de financiële perspectieven voor 2009 kent de commissie onze inzet bij het vijfmiljardpakket. Als er een compromis moet worden gevonden dan is het prioriteit ervoor te zorgen dat de Nederlandse belangen met name rond het Carbon Capture and Storage-project (CCS) veilig gesteld worden. Wij hebben kunnen voorkomen dat er in strijd gehandeld is ten aanzien van 2008 met de financiële perspectieven. Het enige dat mogelijk zou kunnen zijn, maar de gesprekken daarover worden nog gevoerd tussen commissie en voorzitterschap en wij zullen wel zien wat daar uitkomt, is dat voor 2009 in de marge onder het plafond van de landbouwuitgaven geld wordt gevonden. Dit heeft echter ook te maken met het feit dat die marge wel heel erg ruim is dit jaar en dat zal geen implicaties hebben voor het landbouwbeleid dat dit jaar wordt uitgevoerd. Hoe het in de komende jaren gaat, is lastiger in te schatten, maar door de oogharen heenkijkend zou men zeggen dat er voldoende in de marge zou moeten zijn.

Mevrouw Wiegman heeft nog een vraag gesteld over het cars-initiatief en of dat in lijn is met de duurzaamheid. Cars 21 is een duurzaam initiatief gericht op de productie van milieuvriendelijke auto’s en heeft milieubescherming als uitgangspunt. Er is dus nadrukkelijk een relatie met duurzaamheid. Overigens hebben de heer Vendrik en ik die discussie ook in het AO vorige week gevoerd. De heer Vendrik was niet tevreden met mijn antwoord en ik herhaal ook nog maar eens hier dat als wij kijken naar het belang van de automotive industrie voor Europa, wij ook te maken hebben met zeer, zeer veel werkgelegenheid. Als wij het zo kunnen doen, ook in Nederland, dat wij én de duurzaamheid dienen én de werkgelegenheid op langere termijn in die sector veiligstellen, dan hebben wij denk ik te maken met een win-winsituatie.

Ten slotte nog een vraag van de heer Ten Broeke over het onderwerp Straatsburg dat veel in de media is geweest de afgelopen week. Ik moet hem vertellen dat het niet zo is dat de Europese Raad een soort bazaar is waar men maar kan roepen waar men het over wil hebben. De agenda van de Europese Raad is van te voren bepaald, de onderwerpen zijn van te voren afgesproken en er moet natuurlijk wel een aanleiding zijn om een bepaald onderwerp op te brengen. Op dit moment is het niet zo dat er een aanleiding is om over dit onderwerp te spreken. De Nederlandse regering zal altijd zoeken naar coalities om dit onderwerp bespreekbaar te maken, maar ik zou het ook mooi vinden als al die Europarlementariërs die zich er nu zo druk over maken, eerst eens in eigen huis zouden proberen hun eigen delegatie en eigen fractie te overtuigen. Dat zou de kracht van de argumenten voor de regeringskant ook versterken, want het valt mij op dat daar waar wij Nederlanders bijna allemaal hetzelfde denken over dit onderwerp, wij nog een hele lange weg te gaan hebben, zowel in het parlement zelf, als in de raad om anderen van de urgentie hiervan te overtuigen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Het Stabiliteits- en Groeipact is voor de CDA-fractie een zeer aangelegen punt. Wij bedanken de minister-president voor zijn beantwoording, wij begrijpen hoe moeilijk dit ligt en dat de weg naar herstel teruggevonden moet worden, maar wij hechten zeer aan dit Stabiliteits- en Groeipact. Wat dat betreft nodigen wij de minister-president uit om naar aanleiding van de voorlopige conclusie nummer 11, waarin over het pact gesproken wordt, toch te bespreken tot hoe ver de grenzen gaan die overschreden worden. Is er een nieuwe barrière? Wat als ook die overschreden wordt?

Ten aanzien van de koolstofmarkt dank ik de minister-president en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor de beantwoording. Wij zouden er toch zeer aan hechten, omdat wij het van groot belang vinden voor de industrie dat de koolstofmarkt mondiaal wordt, dat in conceptconclusie 23 iets explicieter gesproken wordt over 2015 en over OESO-verband.

De minister van Buitenlandse Zaken complimenteren wij met wat hij bereikt heeft ten aanzien van de Durbanconferentie. Dat is uitermate belangrijk. Ten aanzien van EUPOL willen wij hem oproepen om toch te trachten om in Europees verband te komen tot 400 politieagenten. Wij begrijpen dat niet iedere lidstaat dat kan leveren, maar zorg dan in ieder geval voor «common funding» zodat wij niet in de fuik zwemmen waar wij in de NAVO in zitten en waarbij «the costs lie where they fall».

De staatssecretaris dank ik voor de erkenning van de enorme innovatieve capaciteit van de Nederlandse landbouw en van het belang van het inzetten van gelden hiervoor.

De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Als het gaat om dat vijfmiljardplan van de Europese Commissie wordt het langzamerhand echt beter om dat geld niet te steken in Nederlandse CCS-projecten. Die zijn namelijk niet crisisrelevant, want ze starten pas over een paar jaar. Geef dat geld aan de Europese Investeringsbank – ik denk dat het Europees parlement ook die kant opgaat, want dit begint langzamerhand een hele rare soap te worden – en maak er een «green deal» van, zeg ik tegen het hele kabinet.

Ik vind het vreemd dat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer volhoudt dat het syntheserapport van de klimaatwetenschappers pas in het najaar mogelijk leidt tot politieke conclusies. Dat betekent namelijk dat zij eigenlijk zegt dat het niet meer relevant is voor het Kopenhagenakkoord. Dat kan niet waar zijn, want dat was nou juist de oproep van Nicholas Stern waarmee ik mijn bijdrage begon: laat het wél relevant zijn. Ik snap: dat is ingewikkeld en lastig, dan krijgen wij misschien discussies over opwaartse bijstelling van doelen, maar dat is nou de essentie van de wetenschappelijke consensus die vorige week ontstond. Ik herhaal mijn pleidooi aan het kabinet: kom zelf in juni, rond de zomer, met politieke conclusies naar aanleiding van het syntheserapport en vraag niet de commissie om dat rapport te lezen, maar vraag als Europese Raad van ministers dat de Europese Commissie met een aanbeveling, een mededeling, met een reactie komt in het belang van een effectief klimaatakkoord in Kopenhagen en doe dat ook voor de zomer. Dat is mijn pleidooi. Ik wil graag op beide punten een «ja», anders dien ik straks een motie in.

Een ander punt vormen de drie raadsconclusies rond klimaat. Wat mij stoort, is dat van Milieuraad, naar Ecofin, naar Razeb, naar Voorjaarsraad wij elke keer weer dingen terug moeten onderhandelen. Het is prachtig dat staatssecretaris De Jager «fair share», erin gefietst heeft, maar dat stond al in de Milieuraadconclusies. Ik zou dus denken dat de drie conclusies die in de Voorjaarsraad getrokken kunnen worden, ik heb de conceptconclusies hier voor mij liggen, ik hoop dat ik de goede versie heb, minimaal moeten bevestigen wat al eerder is afgesproken. Er zijn drie gewraakte punten. Ten eerste het punt van Ivo de Boer, collega Van Bommel bracht dat terecht naar voren. Er wordt een koppeling gemaakt tussen de Europese inspanning en de meer ontwikkelde landen. Dat is contra-Bali, dat is een achteruitgang in de onderhandelingsprocessen die nu plaatsvinden. Doe dat dus niet, kabinet, corrigeer dat! Ik krijg hierop graag een toezegging. Ten tweede staat additionele financiering er weer niet; er staat weer niet dat het om nieuwe financiële mechanismen moet gaan en dat dit er nadrukkelijk bij betrokken moet zijn. Wat mijn fractie betreft, is het een keihard punt om die financiering ook additioneel te laten zijn.

Ten derde: het is fijn dat het kabinet achter mijn motie heeft aangezeten. Het is zo belangrijk, wil er überhaupt nog een akkoord komen in december, dat de Europese Unie mede dankzij Nederland geprest wordt om in juni een definitief voorstel op tafel te leggen waarin staat wat Europa gaat bijdragen op basis van nieuwe financiële mechanismen, op basis van het beginsel van additionaliteit aan adoptie en mitigatie in ontwikkelingslanden. Komt dat bod er niet, dan is de kans vrij groot dat het in december in Kopenhagen fout gaat. Dus neem die deadline op, ga daarvoor de boer op. Op die drie punten, Ivo de Boer, additionaliteit en mechanismen, en de deadline, wil ik nog steeds een toezegging van het kabinet dat het zich daar keihard voor gaat maken en ik zeg tegen de minister-president: wees nou maar bereid om er een forse rel over te trappen, want het gaat hier nogal eens ergens over. Zie het citaat van Nicholas Stern.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. De minister-president heeft gesproken over twee belangrijke zaken: het potentieel van de wereldmarkt en het protectionisme. Op beide punten, maar vooral op het laatste punt, blijven er nog wel wat open vragen omdat er in de verschillende lidstaten toch, en Nederland is ook als voorbeeld genoemd, gedacht wordt aan maatregelen die wellicht niet zo mogen heten, maar daar in de praktijk wel op neerkomen. Ik vraag mij dan ook af op er op dit punt nadere duidelijkheid kan komen op de Europese Raad.

Met betrekking tot het activeren van de zwakke groepen op de arbeidsmarkt: de staatssecretaris van Europese Zaken zegt dat zodra de crisis voorbij is, de problemen weer hetzelfde zijn en wij met deze groepen aan de slag moeten. Ik wil er toch op wijzen dat in ieder geval naar onze opvattingen het op dit moment nog maar de vooravond van de werkelijke crisis is en dat de omvang van de werkgelegenheidseffecten zich misschien dit jaar zullen aankondigen, maar zich vooral volgend jaar zullen manifesteren. De omvang daarvan is volstrekt onbekend, maar dat die groot of mogelijk groter wordt dan nu wordt aangenomen, dat is wel het geval. In dat licht doet het toch raar aan om juist nu daar alle aandacht aan te geven, hoe terecht op zichzelf ook de aandacht voor de zwakke groepen is, terwijl men volgens mij toch het hele pakket, ook tegen de verwachtingen die alsmaar negatiever worden bijgesteld, moet beschouwen.

Hetzelfde geldt voor de Lissabonstrategie, want wat blijft daar nu eigenlijk van over? Eerder hebben wij al vastgesteld dat de datum als zodanig om te komen tot de doelstelling om de meest concurrerende economie wereldwijd te zijn niet gehaald wordt; die is al eerder losgelaten. De maatregelen die in het kader van de Lissabonstrategie genomen worden, Pechtold verwees daar ook naar, richten zich vooral op het flexibiliseren van de arbeidsmarkt, dus op het beter geschikt maken van werknemers voor de economie, terwijl er van de doelstellingen om de economie te versterken eigenlijk weinig terechtkomt.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft gesproken over Durban, niet in antwoord op mijn vragen, maar aansluitend op het eerdere debat dat wij met de minister op dit punt hebben gevoerd in de Kamer. Ik stel vast dat het Nederlandse uitgangspunt dat eventueel zelfs unilateraal optreden aan de orde kan zijn, hier wordt herhaald. Ik dacht uit berichten in de media te mogen vernemen dat er al een Europese positie is gekomen. Ik zou graag het verslag van dat debat en van de nadere ontwikkelingen die mogelijk nog komen, horen, want ik heb niets gehoord over het alternatieve plan dat mede van de kant van België geleverd zou worden. Misschien dat de minister daar nog een reactie op kan geven: komt dat er, gaat dat voldoen aan de Nederlandse, inmiddels Europese wensen, ja of nee?

Ik heb nog een opmerking gemaakt met betrekking tot Bali. Betekent de ontwikkeling die zich nu aftekent dat wij terugkomen op afspraken gemaakt in Bali, ja of nee? Wat is dan het standpunt van Nederland?

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. De premier had het over een 78-toerenoverleg, wij gaan hier door met «90 beats per minute». Hij heeft aangegeven dat als het gaat om het toezicht op de financiële sector er wellicht extra stappen mogelijk zijn bij de G20. Hij heeft het over markt en moraal; er komt een handvest, een artikel met mevrouw Merkel. Wij zullen dat met buitengewoon veel interesse gaan lezen. Ik zou aanraden om dat te zien in het kader van de vrijheid en de verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt. Meer blauw op straat, begin op Wall Street; dat zou wat mij betreft de insteek moeten zijn.

De premier zei over het Stabiliteits- en Groeipact dat de remmen niet onbeperkt los moeten. Ik had het echter over de aandacht voor de herstelkant. Wij zien nu dat overschotlanden en tekortlanden werkelijk alle geluidsbarrières aan het doorbreken zijn en wij weten dat het Stabiliteits- en Groeipact een termijn kent van twee jaar. Is dat de termijn waarbinnen hij een herstel ziet?

Ik ben het met de heer Vendrik eens over de duidelijkheid die wij voor de zomer willen hebben over die additionele «new resources» waarover de conclusies nu al spreken. Wat wij in ieder geval niet willen, is dat er weer een nieuwe hulpstroom op gang komt waarvan wij misschien over veertig jaar moeten vaststellen dat die niet goed geweest is. Ik wil daar helderheid over, dus daar graag een antwoord van minister Cramer.

De staatssecretaris zegt nu ineens over Straatsburg dat er geen aanleiding is. Die aanleiding is er altijd! Dat weet hij ook. Die aanleiding ligt bijvoorbeeld besloten in de motie die hij zelf heeft ondertekend en die met grote meerderheid is aangenomen in oktober 2006. Die aanleiding ligt bijvoorbeeld in zijn toezegging aan mijn eigen adres na afloop van de besprekingen die wij hier over het Verdrag van Lissabon hebben gevoerd. Ik ben het nagegaan in de raadsverslagen: in de afgelopen twee jaar is niet één keer dit onderwerp ter sprake gebracht, zelfs informeel heeft hij daarover niets gezegd. De Europese verkiezingen staan voor de deur: wij vinden dat hij uitvoering moet geven aan die motie en dat het onderwerp ter sprake gebracht moet worden. Hij mag het doen op de wijze die hem belieft, maar dit is een «Chefsache». Het komt er nu op aan dat hij aan de Nederlandse bevolking laat zien dat Straatsburg hem wat waard is. Ons is het wellicht een motie waard.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik ben blij te horen over het handvest over duurzaam economisch handelen waar mevrouw Merkel mee gaat komen, maar de minister-president noemde zelf al dat het erop aankomt hoe het wordt geïmplementeerd. Het is prachtig als er mooie uitspraken en handvesten liggen, maar het komt er wel op aan dat het geïmplementeerd wordt in al die verschillende trajecten die nu lopen op het gebied van de financiën, de economie en de Lissabonstrategie.

Ik wil minister Verhagen danken voor zijn toezegging als het gaat om zijn inzet met betrekking tot Wit-Rusland en ik hoop straks in het verslag blij verrast te worden met goede resultaten op dat punt. Als het gaat om de Lissabonstrategie kijk ik uit naar het SER-advies en de nieuwe kans om het begrip duurzaamheid daarin beter te verankeren. Ik heb nog wel een vraag aan de staatssecretaris als het gaat om de werkwijze van de toezichthouders. Hij zegt dat dit een interessante discussie is, dat is leuk om te horen, maar ook op dat punt lijken mij een goede uitwerking en goede, heldere, korte lijnen van belang.

Nog even voor de helderheid een vraag over de auto-industrie. Is de «renewal car fleet» hetzelfde als «cars 21» of is dat een uitvloeisel daarvan? Hoe het ook zij, is wat er nu ligt voldoende toegesneden op de actuele situatie? Nog beter gezegd: kan het ook de toetsing der kritiek van de Verklaring van Antwerpen doorstaan? Ik begrijp dat het natuurlijk om dreiging van werkloosheid en behoud van werkgelegenheid gaat, maar als de Verklaring van Antwerpen zegt: kom met een gedurfde beleidsinzet op elk niveau waarbij terughoudendheid ten aanzien van de materiële consumptiegroei gepaard gaat met gedurfde plannen voor hernieuwde technologische inzet ten behoeve van zowel de solidariteit als de duurzaamheid, dan mag werkgelegenheid natuurlijk een rol spelen, maar laat die ongebreidelde consumptiegroei daarin niet leidend zijn, maar de kans van een hernieuwde technologische inzet.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de antwoorden, maar ben nog niet echt tevreden, bijvoorbeeld over de stellingname op het punt protectionisme. Ik mis de minister-president wanneer een staatssecretaris voor vakantie in eigen land pleit, want dat zijn volgens mij toch de verkeerde signalen die ook elders in Europa worden gehoord. Mag ik nog eens heel krachtig horen dat wij dadelijk bij die G20 geen nieuwe barrières, geen nieuwe tarieven gaan opwerpen en dat Nederland zich daar hard voor zal maken?

Ik hoorde zojuist te weinig wat Nederland gaat doen om de solidariteit met de Oost-Europese landen overeind te houden. Hoe gaan wij tegen banken aankijken die daar zijn gaan investeren? Het punt van het Europees toezicht, ook wel door anderen aangehaald, is wat mij betreft ook nog te vaag. Waarom heeft minister Bos dat zo snel laten vallen? Het stond in het rapport, de minister-president haalde zelf Ruding aan die zei dat de ambitie veel hoger mag. Wat mij betreft móet die veel hoger. Europees toezicht moet niet iets zijn dat in een studeerkamer bedacht wordt, dat moet iets zijn waar leiders, zeker ook in Nederland, naar streven, zich hard voor maken en van laten zien dat het niet anders kan. Dat Stabiliteits- en Groeipact vind ik ook te vaag. Hij is niet ingegaan op de notitie die op het ministerie van Financiën is gemaakt, waar zaterdag door minister Bos opeens heel anders tegenaan gekeken werd. Het CDA had het zojuist over een nieuwe grens, ook hier wil ik, net als de VVD, heel duidelijk hebben waar die grens ligt. Waar kunnen wij het kabinet op controleren?

Tot slot de Lissabonstrategie, ook dat vind ik te vaag. Die stopt volgend jaar en in die tien jaar, ik heb het zojuist genoemd, scoren wij slecht op alle belangrijke dingen: 3% BNP nooit gehaald, hoger onderwijs omlaag, het gaat allemaal tergend, tergend langzaam. Ik snap de staatssecretaris die zegt dat er in juni een verhaal van de SER komt, maar ik wil graag horen wat de inzet van de Nederlandse regering is, want ik weet zo langzamerhand wel hoe het gaat met adviezen van commissies, SER en hoge colleges van Staat. Daar wordt dan toch allemaal maar heel matig mee omgegaan op het moment dat het advies uit is. Ik wil een strategie van Nederland als het gaat om het vervolg van Lissabon.

De heer Blom (PvdA): Voorzitter. Ik was van plan om te zeggen dat de helderheid van de regering ertoe geleid heeft dat ik geen behoefte heb aan een tweede termijn, maar een aantal opmerkingen van mijn collega’s leiden daar wel toe. Ik begin mij toch zo langzamerhand te storen aan de verkiezingsretoriek van de VVD. Op het moment dat het verhaal Straatsburg in de schoenen wordt geschoven van onze staatssecretaris, die een aantal jaren geleden mede-initiatiefnemer is geweest om juist in het Nederlands parlement keer op keer aan de orde te stellen dat wij het een bezopen verhaal vinden dat dit verhuiscircus nog bestaat, dan moeten wij het ook daar eens een keer over de feiten hebben. Het Europees parlement zélf heeft bij stemming het idee verworpen om het einde in te luiden van het verhuiscircus Brussel-Straatsburg. Weet meneer Ten Broeke ook welk gedeelte van de fracties binnen het Europees parlement dat heeft tegen gehouden? Dat was onder ander zijn eigen fractie. Dat betekent dat als hij nu die verkiezingsretoriek gebruikt dat de VVD, als liberalen, nu opeens dat verhuiscircus gaat tegenhouden, ik eerst maar eens naar Straatsburg c.q. Brussel zou gaan, mij maakt op dit moment niet uit waarheen, maar wel misschien naar de plek waar zijn collega’s binnen het Europees parlement zitten, en daar die wedstrijd eens een keer zou uitvoeren. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ook D66 altijd bij monde van Lousewies van der Laan een voortrekker is geweest, ook in het organiseren van een handtekeningenactie om dat circus een keer te stoppen, gesteund door de PvdA. Toen heb ik de VVD niet gehoord.

De heer Ten Broeke (VVD): Het is natuurlijk weer complete onzin wat de heer Blom hier te berde brengt. In de eerste plaats heeft de liberale fractie altijd een heel heldere lijn getrokken, in tegenstelling tot de christendemocratische fractie en de socialistische fractie en dat komt omdat daarin landen vertegenwoordigd zijn die niet aan het beëindigen van het verhuiscircus willen meewerken. Die «one-seat»-actie is door nagenoeg alle parlementariërs van Nederland, ook de liberale, gesteund, door Edith Mastenbroek vanuit uw fractie en Jeanine Plasschaert vanuit de onze. U moet eerst uw feiten maar eens leren kennen voordat u dit soort beweringen doet. Waar ik nu op aansla, is heel simpel een motie die er ligt die met grote meerderheid is aangenomen, een toezegging die aan mij is gedaan. Ik denk: dit is vlak voor de Europese verkiezingen de laatste raad en het is duidelijk iets dat door de regeringsleiders kan worden opgebracht. Ik vraag hier om die «sense of urgency» te laten zien.

Minister-president Balkenende: Voorzitter. De heer Ormel vroeg of er een nieuwe barrière is in het Europese Groeipact en wat er gebeurt als wij er overheen gaan. Nee, het is niet een nieuwe barrière, wel is er voor alle lidstaten een excessieve tekortprocedure en hij kent de techniek daarvan. Er moet een pad worden afgesproken richting middellange termijndoelstellingen, dat is maatwerk. De commissie en de Ecofinraad zullen zaken meewegen als de economische situatie, de hoogte van de overschrijding en het niveau van de staatsschuld en dergelijke. Dat is dus een reguliere situatie.

De heer Vendrik heeft het gehad over de raadsconclusies; ik heb zijn woorden en zijn drie concrete punten ter harte genomen. Ik zal kijken wat ik kan doen, maar ik heb al aangegeven aan de hand van het voorbeeld van de additionele financiering, dat alleen Denemarken zich er in de Razeb achterschaarde. Het zal lastig worden, maar ik heb hem goed verstaan.

Ik heb goed geluisterd naar de heer Van Bommel die sprak over het protectionisme, dat de crisis mogelijk volgend jaar nog groter is en de gevolgen dat dit heeft voor de werkloosheid en de arbeidsmarkt. Dat punt is door de heer Timmermans naar voren gebracht.

De heer Ten Broeke heeft nogmaals onderstreept wat er gebeurt op Wall Street, de sfeer van toezicht. Ik deel zijn opvattingen over het trekken van lessen uit het verleden. Wat betreft het herstel binnen twee jaar zit het zo dat men eerst weer binnen de 3% moet komen en vervolgens het proces gaat richting de «closed balance or a surplus». Dat is wel afhankelijk van de situatie, want het is heel wat anders of men te maken heeft met een tekort zoals wij nu meemaken of met een reguliere situatie. Dus binnen twee jaar lijkt mij lastig als men te maken heeft met een tekort van 7 à 8%.

Het handvest moet er eerst komen en vervolgens komt de implementatie aan de orde. Ik heb bij mevrouw Wiegman gemerkt dat zij sympathie heeft voor het idee. Als men iets heeft, dan doet men mee, dat onderschrijft wat zij zegt.

De heer Pechtold heeft gelijk over vakantie in eigen land. Als men zegt: «buy American», wil men dat niet van Amerika en het is zo dat mensen zelf uitmaken of zij naar het buitenland gaan of in eigen land blijven. Wij zijn voor vrijhandel, een land als Nederland heeft daar ook baat bij, en dat betekent dat de staatssecretaris wel eens een moment heeft gehad dat hij sterkere argumenten heeft gebruikt, laat ik het vriendelijk formuleren. Over de notitie van Financiën; dat is een opmerking die de heer Bos heeft gemaakt in het kader van een partijcongres van de PvdA en het is het beste, denk ik, om hem daar zelf over aan te spreken. Ik ben niet voor alles verantwoordelijk.

Minister Verhagen: Voorzitter. De heer Ormel stelde nog een aantal vragen met betrekking tot EUPOL, de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan. Ik zie beide oproepen, zowel het werken aan de 400 als aan de gemeenschappelijke financiering, als een duidelijke ondersteuning van de inzet die wij kiezen. Er is vanochtend overigens overleg geweest in Brussel tussen de Europese Unie en een aantal niet-EU-partners en dat heeft er toe geleid dat ook Turkije en Noorwegen toegezegd hebben om extra politiemensen te gaan sturen. Dat vind ik op zich positief, met name natuurlijk van Turkije in relatie tot de vrij moeizame EU-NAVO-samenwerking in relatie tot het Turks-Cypriotische probleem. Die bereidheid is in ieder geval zeer positief en ik denk dat die elementen tot een verhoging van het aantal kunnen leiden. Ik zal er ook met mijn Franse collega nogmaals gevolg aan geven op basis van de lijnen die de heer Ormel schetst.

De heer Van Bommel begrijpt er nu helemaal niets meer van: er is geen Belgisch papier. Er is wel een voorstel, een nieuw ontwerp voor de eindconclusie met betrekking tot de antiracismeconferentie van een Rus, een Egyptenaar en een Belgisch diplomaat. Die hebben een zeventien pagina’s tellend stuk geproduceerd en dat gaan wij bekijken. Ik vind de conclusie dat dit stuk prima zou zijn absoluut voorbarig. Wij hebben geen zeventien pagina’s nodig. Zoals ik al zei: Nederland heeft, en dat wordt door het EU-voorzitterschap als EU-positie ingenomen, twee pagina’s ingediend. Zelfs als men daar allerlei amendementen aan toe gaat voegen, komt men op drie, misschien vier, vijf pagina’s, maar «that’s it». Dus hoe langer, hoe meer discussie wij weer krijgen; er staat een stukje over dat anti-arabisme discriminatie is. Dan gaat de volgende zeggen: antiamerikanisme en waarom niet anti-Hollandisme, of weet ik het wat, in relatie tot Fitna of antideïsme. Dan kunnen wij weer vier dagen verder praten, dat heeft dus geen zin. Blijft staan: alle collega’s binnen de Europese Unie willen een kort document hebben, wij hebben daar een alternatief voor neergelegd, dat is overgenomen door de EU en ik heb gezegd dat ik mij op basis daarvan binnen dat Europese concert bevindt. Echter, als aan de vooravond van de Durbanconferentie blijkt dat dit EU-document geen schijn van kans heeft om het resultaat te worden, stap ik eruit.

Minister Cramer: Voorzitter. Er zijn twee vragen gesteld. De heer Ormel kwam nog terug op de conceptconclusie 23 en wil eigenlijk een nog explicietere verwijzing naar het belang van de koolstofmarkt, internationaal in verband met OESO en die datum 2015. Het antwoord daarop: het staat er gewoon. Ik begrijp eigenlijk niet wat hij wil toevoegen, want er staat heel duidelijk in die paragraaf: «emphasizes the importance of building a global carbon market«. Het enige wat er niet bij staat, is een datum. Het Kopenhagenakkoord gaat als alles goed gaat 1 januari 2013 in. 2015 is op zich een willekeurig jaartal wat mij betreft en het leidt eigenlijk af van het belang van deze tekst. Als wij hier de tekst gaan wijzigen, kan hij op een briefje krijgen dat daarmee ook weer de hele tekst ter discussie komt en dat willen wij juist niet, want er staat ten opzichte van Bali een extra element, namelijk die financieringsmechanismen. Dat is juist zo belangrijk om overeind te houden.

De heer Vendrik komt nogmaals terug op het belang om voor de zomer te reageren op het syntheserapport. Het syntheserapport is een rapport, een belangwekkend rapport, maar heeft niet de status van IPCC-rapportages. Wij moeten ons toch wel een beetje aan de systematiek houden waar wij ons op baseren als wij internationale afspraken met elkaar maken. Ik heb hem al toegezegd dat ik een extra stap zal doen en zal zorgen dat die syntheserapportage meegenomen wordt in de PBL/KNMI-rapportage. Die mensen moeten natuurlijk wel eerst even nota nemen van die rapportage, dus dan zijn wij al gauw na de zomer. Dat houd ik stand: na de zomer krijgt hij een reactie van de Nederlandse regering op dit syntheserapport in combinatie met de studie van PBL/KNMI. Veel belangrijker is mijns inziens, dat wij de Commissie informeel vragen om te reageren op dit syntheserapport, want dat is belangwekkend. Zij heeft al toegezegd dit te doen en daar zullen wij op blijven aandringen, zodat in juni dat syntheserapport wel degelijk in de besprekingen goed meegewogen wordt. Het heeft nogmaals niet de status van een IPCC-rapportage.

Staatssecretaris Timmermans: Voorzitter. Ik vind het eigenlijk wel jammer dat de heer Ten Broeke zo de confrontatie zoekt op een onderwerp waarover wij helemaal niet verschillend denken. Er is een motie-Weisglas, een motie-Verhagen, een motie-Van der Laan, een motie-Herben/Timmermans en nu dan misschien weer een motie-Ten Broeke en iedere motie vraagt precies hetzelfde van het kabinet: een inzet op dit punt. Het kabinet geeft die inzet ook voortdurend daar waar mogelijk en nu doet de heer Ten Broeke alsof er opeens iets heel nieuws ontstaat en dat het dit niet doet. De minister-president heeft dit op de top in 2006 expliciet aangekaart en de Franse president en de voorzitter van het Europees parlement erop aangesproken. Hij heeft tegen de voorzitter gezegd dat hij dit moet opbrengen, want anders heeft het geen enkele zin, en die deed het dus niet! Die zei: ik heb hier geen zin in, ik ga er hier geen punt van maken. Ik heb het sinds ik in deze functie ben, nu twee jaar, ik weet niet hoe vaak al met mijn collega’s besproken: hoe kunnen wij hier nu vanaf? Niemand wil erover praten, de enige collega die dat wel wil, want dat heeft zij namelijk in het Europees parlement ook jaren gedaan, is mijn Zweedse collega die voortdurend met mij overlegt hoe wij dit onderwerp levend kunnen houden en weer op gang kunnen krijgen. Wij komen samen tot de conclusie dat er op dit moment veel te weinig draagvlak voor is. Mensen vinden het gewoon, helaas, niet belangrijk genoeg. Ik vind dat erg, ik vind het een steen des aanstoots, heel veel Nederlanders ergeren zich eraan, dus wij zien het ook als onze politieke en morele plicht om hierover te blijven doorgaan. Het heeft echter geen enkele zin om te zeggen: laten wij nog eens even een klaroenstoot op de Europese Raad afgeven. Dat zou totaal contraproductief werken en dan zouden wij in plaats van iets los te trekken het tegendeel krijgen.

De voorzitter: In het kader van de afronding zie ik dat de heer Vendrik nog het woord wenst.

De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. In de hoop dat ik een motie kan vermijden: zie ik het goed dat het kabinet mijn motie onverkort blijft uitvoeren als het gaat om de deadline in juni en nieuwe, additionele financiering als het gaat om ontwikkelingslanden? Blijft het kabinet daar heel hard op drukken? De kritiek van Ivo de Boer dat de conceptconclusie strijdig is met hele Bali-akkoord, deelt het kabinet die analyse? Gaat het kabinet de bühne op om te zorgen dat die gewraakte passage uit de conclusies gaat?

Minister Cramer: Voorzitter. De additionaliteit hebben wij als kabinet altijd benadrukt, dus dat zullen wij blijven doen. Onderhandelingen zijn natuurlijk ook daar om te zorgen dat men dat strategisch zo doet dat men andere zaken die van nog groter belang zijn, niet verspeelt. Los daarvan is het onze inzet om dat te doen. Het punt van Ivo de Boer hebben wij ook altijd onderschreven als punt van belang, dus ik zie helemaal geen tegenstrijdigheid met hetgeen wij áltijd internationaal en Europees inbrengen.

De voorzitter: Meneer Vendrik, is het VAO al aangevraagd? Ja, dat houdt in dat wij nu naar de plenaire zaal gaan. Het VAO is aansluitend aan dit overleg en de stemmingen zijn tussen half drie en kwart voor drie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Huisinga


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Van Baalen (VVD), Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Haverkamp (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Boelhouwer (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (ChristenUnie) en Vendrik (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GroenLinks).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Vietsch (CDA), Aptroot (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Vendrik (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), De Krom (VVD), Timmer (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Sterk (CDA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).