Kamerstuk 21501-04-155

Verslag van een algemeen overleg

Ontwikkelingsraad


Nr. 155 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 juni 2013

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 23 mei 2013 overleg gevoerd met minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:

  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 17 mei 2013 met de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingssamenwerking) d.d. 28 mei 2013 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 153);

  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 4 maart 2013 houdende een verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingssamenwerking) van 11 februari 2013 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 152);

  • de brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 april 2013 houdende een reactie op het verzoek van de commissie inzake de kabinetsvisie op de post-MDG-ontwikkelingsagenda (Kamerstuk 32 605, nr. 124);

  • het EU-voorstel d.d. 14 maart 2013 betreffende het EU-standpunt voor de ontwikkelingsagenda na 2015 en voor duurzame ontwikkelingsdoelstellingen na Rio+20 (COM (2013) 92);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 april 2013 betreffende de mededeling Een waardig leven voor iedereen (fiche) (Kamerstuk 22 112, nr. 1598);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 april 2013 betreffende de mededeling Betere voeding voor moeders en kinderen (fiche) (Kamerstuk 22 112, nr. 1605).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: De Roon, De Caluwé en Maij,

en minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 12.03 uur

De voorzitter: Goedemorgen, dames en heren. Het onderwerp van dit overleg is de EU-Ontwikkelingsraad van 28 mei. Op dit moment zijn er twee woordvoerders van de kant van de Kamer.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de geannoteerde agenda van de vergadering, hoewel deze eigenlijk nog niet bekend was. De minister heeft moeten gissen wat er nu precies op de agenda staat. Het was geen wild guess, want het ligt in de lijn der verwachtingen.

Ik ga het hebben over de mededeling Een waardig leven voor iedereen. De Europese Commissie geeft aan te kiezen voor een gezamenlijke inzet van de EU en haar lidstaten bij de herziening van de Millennium Development Goals (MDG's). De inzet van de EU is wel erg ambitieus, vindt de VVD. Zij wil twee thema's koppelen, waarover op wereldniveau nauwelijks overeenstemming is te vinden. Wij hebben Rio+20 gehad. Klimaat is een lastig thema en de meningen zijn ook vaak verdeeld over ontwikkelingssamenwerking. De minister oordeelt positief over de proportionaliteit ervan, omdat er voldoende ruimte zal blijven voor een nationale inzet.

Ik heb hierover drie vragen aan de minister. Wordt de inzet van de EU om milieu en ontwikkelingsdoelen te koppelen gesteund op VN-niveau? Of dreigen we hiermee als grootste donor ter wereld al meteen de aansluiting bij de VN-inzet te verliezen? De tweede vraag is wat er gebeurt als er geen gezamenlijke inzet is van de EU met betrekking tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Dat was de zorg van de minister. Kan Nederland op dit vlak dan nog een zelfstandige inbreng leveren binnen de VN? Wat is er dan nog gezamenlijk aan die EU-visie? Mijn derde vraag is hoe de gezamenlijke programmering van de EU en haar lidstaten en de twaalf partnerlanden van Nederland wordt gekoppeld aan de meerjarige strategische plannen (MJSP's) voor die landen. Deze vraag gaat niet zozeer over de MDG's als wel over de gezamenlijke programmering.

In de mededeling geeft de Europese Commissie aan dat de fenomenale toename van handel een belangrijke factor is bij de vooruitgang die is geboekt bij de Millennium Development Goals. Ondertussen noemt Commissaris Piebalgs economische ontwikkeling totaal niet als prioriteit. Ik heb hierover twee vragen. Is de minister het met de VVD eens dat Commissaris Piebalgs zichzelf tegenspreekt als hij enerzijds aangeeft dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking omhoog zou moeten, en aan de andere kant zegt dat vooral handel hierbij een belangrijke factor is? Op welke manier zal de minister het belang van de private sector naar voren brengen bij deze bijeenkomst? Hoe is haar inzet op dit gebied ontvangen bij vorige bijeenkomsten?

De minister heeft laten weten dat zij zich zal inzetten voor herziening van de ODA-criteria. Commissaris Piebalgs vindt de koppeling met vrede en veiligheid belangrijk. Hij is ook een groot voorstander van blending faciliteiten. Wat is de status van deze herziening? Is de minister het met de VVD eens dat Nederland een afwijkende positie zal innemen wanneer de herziening op EU-niveau niet ver genoeg gaat?

Tot slot nog een opmerking over Mali. De voorgenomen ontwikkelingshulp van de EU aan Mali bedraagt 250 miljoen. Deze steun is volgens de minister gekoppeld aan aantoonbare vooruitgang bij de uitvoering van de Malinese hervormingsagenda. Kan de minister aangeven wat zij verstaat onder «aantoonbare vooruitgang»? Hoe wordt deze vooruitgang gemonitord en gecontroleerd? In hoeverre zal er in andere fragiele gebieden sprake zijn van dezelfde aanpak als in Mali?

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de toezending van de stukken en van de geannoteerde agenda. Ik zou graag op twee punten van de geannoteerde agenda willen ingaan; net als de vorige spreekster op de Millennium Development Goals en op de doelstellingen die mondiaal, door de wereld, geformuleerd gaan worden. We hebben hier al eerder over gesproken, naar aanleiding van een brief van de minister. Voor de Partij van de Arbeid is het heel belangrijk dat de doelstellingen van armoedebestrijding en duurzaamheid worden gecombineerd, dus dat er een combinatie komt van sociale, economische en milieuindicatoren in die nieuwe set van doelstellingen. Het is voor ons ook belangrijk dat het concrete doelstellingen worden. Het mooie van de MDG's voor 2015 was dat deze heel zichtbaar en concreet waren. Wij zijn er een groot voorstander van dat deze doelstellingen ook heel concreet worden, ondanks dat zij wat breder en wellicht ook wat lastiger te vangen zijn. Wij steunen zeker de inzet om een Europese, gezamenlijke agenda richting de AVVN op 23 september te realiseren.

Ik wil een aantal punten meegeven die voor de Partij van de Arbeid belangrijk zijn.

Ten eerste de inclusiviteit. Je ziet dat het goed gaat met de afname van de armoede als je de absolute cijfers bekijkt, maar dat in de opkomende economieën, waar heel veel rijkdom wordt gegenereerd, mensen buiten de boot vallen, met name kwetsbare groepen, vrouwen en etnische minderheden. Wij zouden graag zien dat hieraan op de een of andere manier extra aandacht wordt besteed.

Ten tweede de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Dat zijn de twee doelstellingen die het minst zijn bereikt, als het gaat om de set van MDG's voor 2015. Wij steunen de minister zeer bij de inzet om dat onderdeel te laten zijn van de Europese inzet. Wij zetten ook vraagtekens bij een gezamenlijke Europese inzet, want wij weten dat er in ieder geval twee landen binnen Europa zijn die er soms wat anders over denken. Wij willen de rechten van LHBT's er ook heel duidelijk bij betrekken. Wat is de inzet van de minister? Hoe verloopt het debat in Europees verband?

Ten derde is de vraag of het bij inclusieve groei ook gaat om meer banen en eerlijke groei. Inclusieve groei, economische ontwikkeling en werkgelegenheid zijn belangrijk voor ontwikkeling en armoedebestrijding. Het is ook heel belangrijk om groepen op duurzame wijze te bereiken die nu minder gemakkelijk worden bereikt. Daarvoor is maatschappelijke ontwikkeling van deze groepen ook heel belangrijk.

Ten vierde de fragiele staten. Als we de voorspellingen moeten geloven, zal de armoede zich op de middellange termijn gaan concentreren in fragiele regio's en staten. Wij vinden het van groot belang dat de veiligheid en de rechtsorde bij de discussie over de set van doelstellingen in het kader van post-MDG en SDG aan de orde komen en dat politieke participatie daaraan wordt gekoppeld. Op dit moment zijn de MDG's heel concreet, maar eigenlijk weinig politiek. Wij zien dat dit toch ook wel een beetje schuurt en dat het belangrijk is om aandacht te besteden aan politieke participatie.

Ten vijfde de internationale publieke goederen. De wereld is met elkaar verbonden. We zien druk op klimaat, op grondstoffenreserves en op natuurlijke hulpbronnen zoals schoon drinkwater en schone lucht. Die internationale publieke goederen zullen ook op de een of andere manier in deze set doelstellingen opgenomen worden. Ik realiseer mij dat het best lastig is om het concreet te maken als je het zo breed maakt, maar het lijkt mij wel heel belangrijk om deze punten daarin ook op te nemen.

Ik heb nog een korte opmerking over de Agenda for Change. Zoals eerder gesteld, steunt de PvdA de inzet van de minister voor meer efficiëntie en meer resultaatgerichtheid in het OS-beleid van de Europese Unie. De vorige keer noemde zij zichzelf een beetje een luis in de pels. Wij hopen dat zij dat voorlopig ook nog blijft, dus wij steunen haar inzet daarin. Net als de minister zien wij ook dat er kans is op efficiencywinst door meer gezamenlijk te programmeren, waarover mevrouw De Caluwé ook heeft gesproken. Is er nieuws volgens de minister wat betreft de focus en differentiatie van het Europese beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en over de gezamenlijke planning die inmiddels bij twaalf landen plaatsheeft? Wij willen de minister nog wel meegeven dat het voor de PvdA belangrijk is dat eventuele bezuinigingen op de Europese budgetten niet bij de armste landen terechtkomen, maar juist in de opkomende economieën, en dat het geld wat er nog is, beschikbaar wordt gesteld voor de armste landen.

Minister Ploumen: Voorzitter. Dank aan de commissie voor de vragen en opmerkingen en vooral voor de steun die ik proef voor de inzet van Nederland bij het Post-2015-framework en voor efficiency en resultaatgerichtheid bij het beleid van de EU. We hebben daarover al eerder gesproken. Het is goed om nogmaals van de Kamer te horen dat deze inzet van mij wordt gesteund.

Ik zal even de vragen langslopen, allereerst over de Post-2015-agenda. Ik las laatst in een bijdrage van een van de VN-functionarissen die zich hiermee bezighoudt, dat het proces op zichzelf eigenlijk wel goed verloopt. Er zijn veel consultaties, ook in Nederland. Soms is het moeilijk om achter de afkortingen de mensen nog te zien. Ik heb daar zelf ook weleens hinder van, moet ik zeggen. In de technische briefing die aan de Kamer is gegeven, is nog eens benadrukt dat wat wij hier zeggen en doen, ook al is het soms in wat cryptische afkortingen – dat geldt niet alleen voor mijzelf, maar ongetwijfeld ook voor de Kamer – is bedoeld om onder andere extreme armoede uit te bannen. Ik ben ook blij dat de Kamer mij er steeds toe aanzet om die concrete doelen naar voren te brengen: het uitbannen van extreme armoede in één generatie, een hiv-vrije generatie, «girls, not brides», tegen kindhuwelijken. Dat maakt het allemaal wat tastbaarder.

Na deze inleiding voel ik mij gelegitimeerd om mij te verliezen in drie zinnen waarin alleen maar afkortingen voorkomen. De inzet is inderdaad om de SDG's en de MDG's samen te brengen in één set universele doelen. Dat is ook de inzet van het High-Level Panel, waar een Nederlander in zit, te weten Paul Polman. De inzet wordt zeer gedeeld om te komen tot zo concreet mogelijke en daarmee zo aansprekend mogelijke doelstellingen. Dat is een vrome wens van hen, en ook van Nederland, maar deze is nog niet bevestigd door alle lidstaten van de Verenigde Naties. Zo lijkt Brazilië er nog niet voor gewonnen te zijn. Ik voorzie dat we nog wel wat werk te verzetten hebben met betrekking tot de positie van Nederland binnen de EU en richting de VN-top in het najaar. Dat betekent dat we met like-minded landen aan de slag moeten gaan.

Mevrouw Maij (PvdA): De minister zegt dat Brazilië hiervoor nog niet gewonnen is. Kan zij aangeven wat de inzet van Brazilië wel is?

Minister Ploumen: Ik zal hier graag op een later moment wat preciezer op terugkomen, maar voor zover ik weet zal Brazilië voor twee sets goals blijven gaan. Dat lijkt mij niet dienstig bij het genereren van wereldwijde betrokkenheid van mensen die deze afkortingen allemaal niet kennen, maar die zich wel willen inzetten voor een eerlijke en solidaire wereld. Daar hebben we wel mee van doen. De secretaris-generaal van de VN zal wel adviseren om de inzet van het High-Level Panel over te nemen, want dat is die samenballing. De heer Eliasson, een van de vicesecretarissen-generaal, deelt die opvatting, dus dat is wel de inzet binnen de VN. Het High-Level Panel is er ook niet voor niets. We blijven daarvoor aandacht vragen.

We proberen natuurlijk zo veel mogelijk samen te doen, zowel binnen de EU als straks in VN-verband. Er is altijd gelegenheid om eigen thema's te blijven inbrengen. Als het gaat om seksuele en reproductieve rechten is de race ook nog niet gelopen om tot een eenduidige EU-positie te komen. Ik kan u verzekeren dat Nederland daar met een aantal like-minded landen wel naar streeft en dat wij hoog inzetten. Wij staan daarin zeker niet alleen. Ik heb bij de voorbereiding van de RBZ, aanstaande dinsdag, al contact gehad met een aantal like-minded collega's om onze inbreng af te stemmen.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Welke zijn die like-minded staten? Kan het de positie van een lidstaat zoals Nederland verzwakken als daarover geen overeenstemming is gevonden op EU-niveau en je dus buiten de EU naar steun moet gaan zoeken? Hoeveel EU-staten zitten er bij die like-minded staten?

Minister Ploumen: Ik denk dat het goed is om nog even te vermelden dat ik met een aantal like-minded landen een brief heb gestuurd naar Ashton en Piebalgs, om het belang van de seksuele en reproductieve rechten nogmaals te benadrukken. Ik noem ze even uit mijn hoofd. Dat zijn landen als Frankrijk, het Verenigd, Denemarken; zo'n setje. Het is zeker geen minderheid en het is een nogal uitgesproken groep.

Verzwakt dit nu de positie van een afzonderlijke lidstaat? Ja, misschien als wij de enige zouden zijn, maar dat zijn we niet. Vergist u zich niet, zeg ik tegen de commissie; ook buiten de EU lijkt zich een nieuwe coalition of the like-minded te formeren. Daaraan dragen wij actief bij. We sonderen ook actief. Men kan zich voorstellen dat wij net als de andere like-minded landen op zo veel mogelijk paarden tegelijk wedden, zeker in deze fase van het proces. Er moet natuurlijk in september iets uitkomen. In deze fase zetten we hoog en stevig in. Daarom is het ook zo fijn dat de Kamer mij daar zo in steunt, zeg ik nogmaals.

Mevrouw Maij (PvdA): Het is heel goed om te horen van de minister dat er een like-minded groep is die zich ook buiten de Europese Unie beweegt. Ik denk dat het heel goed is om die steun te krijgen. Ik zou het aardig vinden om te weten welke landen daaraan deelnemen.

Minister Ploumen: Ik was er een paar vergeten. Het is heel goed dat ik nu de kans krijg om die toe te voegen. Het complete lijstje is, naast wijzelf: België, Denemarken, Finland, Frankrijk, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk. Ik heb vorige week onder anderen ook met mijn Duitse collega hierover gesproken. Dit is de vaste groep en die gaan we zo groot mogelijk maken. Deze groep is er dus, en die is tamelijk «vocal». Het schijnt dat bijvoorbeeld ook Zuid-Afrika geporteerd zou zijn voor dit onderwerp. We zijn nu nader aan het bekijken hoe we dit samen kunnen opbouwen. Dit is allemaal in de opbouw naar september. Laat ik het zo zeggen: het zal niet gemakkelijk worden, maar we zijn geen roepende in welke zich uitbreidende woestijn dan ook.

Ten aanzien van de aansprekende doelen heb ik al gezegd dat het ontzettend belangrijk is dat die doelen concreet worden en dat we de mensen daarachter blijven zien. Mijn inschatting is dat het High-Level Panel zich daarvan zeer bewust is. Dat is natuurlijk ook het succes van de MDG's, hoewel er ook nogal wat «unfinished business» is, zoals dat in het jargon is gaan heten. Dat gaat zeker ook over de moeder- en kindsterfte. Ik zet me niet alleen in om die onderwerpen op de agenda te houden na 2015, maar ook om de inzet richting 2015 niet te laten wegdwarrelen.

Het is misschien goed als ik meteen doorga op het post-2015-raamwerk. Mevrouw Maij had een aantal onderwerpen die ze graag geadresseerd ziet. Ik neem dat graag over. Inclusiviteit, focus op de meest kwetsbaren, blijft cruciaal. Dat is onder andere terug te zien in de inzet van Nederland op fragiele staten. Ik ben het zeer eens met wat mevrouw Maij daarover zegt. Onze inzet is ook altijd gericht geweest op veiligheid, goed bestuur en rechtsorde. Dat blijft zo. Over vrouwenrechten is al iets gezegd. Inclusieve economische groei, met de rol van de private sector én – dat heeft met beleidscoherentie te maken – van eerlijke handel, blijft van belang. Dat doe ik ook binnen de EU. Overigens is de combinatie van hulp en handel goed ontvangen door mijn collega's. Met een heel aantal van hen heb ik ook afzonderlijke gesprekken daarover gehad. Ik ben nu in gesprek met onder anderen mijn Noorse collega. Ik sprak hem op de donorconferentie over Mali. Hij komt graag naar Nederland om er meer over te horen en om met ons de dialoog daarover aan te gaan. Het heeft ook daar echt wel een snaar geraakt. Dat is alleen maar goed voor die agenda, die wat mij betreft zo goed aansluit bij de werkelijkheid. We hebben steeds aangegeven dat mensenrechten onderdeel moeten zijn van het nieuwe raamwerk. Ik deel de punten van mevrouw Maij dus zeer.

Mevrouw De Caluwé vroeg of er niet een tegenstrijdigheid zit in enerzijds de wens van Piebalgs om te komen tot hogere budgetten en anderzijds het belang van de private sector. Zoals bekend heeft Nederland de roep om hogere budgetten niet ondersteund. We zijn tevreden met de stabilisering van het budget die we nu zien. Piebalgs heeft het gezegd, omdat het zijn inzet is om de 0,7% EU-breed te halen. Ik blijf erbij, en ik zeg dat in de vergaderingen ook steeds tegen Piebalgs, dat de vernieuwing van de OS enorm belangrijk is. Dan gaat het om nieuwe normen, aangepast aan deze tijd. Daarbij horen ook nieuwe instrumenten. Dé nieuwe norm is de herziene ODA. Zowel mevrouw De Caluwé als mevrouw Maij vroeg naar het debat over de ODA-herziening. Nederland heeft samen met Duitsland een onderzoek laten uitvoeren. Mede op basis daarvan heeft de OESO-DAC dat nu ook geagendeerd. Dat was afgelopen december. De eerste uitkomsten zullen in 2013 worden gepresenteerd. Ook in het post-2015-proces blijf ik me daar natuurlijk voor inzetten. Later dit jaar komt de Commissie met een bredere mededeling over de financiering van ontwikkeling. Dat is wat mij betreft een goed moment om die inzet meer handen en voeten te geven. Ik bespreek het tegen die tijd ook heel graag met de Kamercommissie.

Ik kom op de gezamenlijke programmering. Nee, sorry. De logica dicteert dat ik even aangeef dat ik in de komende periode mevrouw Maij kan geruststellen, nadat ik eerst mezelf heb gerustgesteld. Als je bekijkt hoe in die nieuwe periode de verhoudingen liggen tussen middeninkomenslanden en de armste landen, dan kun je namelijk concluderen dat de meeste steun naar de armste mensen in de armste landen gaat. Dat heeft ermee te maken dat de pretoetredingssteun de grootste verliezer is, om het zo maar te zeggen. Er is 9% minder te besteden. De pretoetredingssteun gaat voornamelijk naar middeninkomenslanden, zelfs hogere-middeninkomenslanden. Wat dat betreft is er dus wel een accentverschuiving, en die wil ik zeer steunen.

We boeken nu echt vooruitgang met de gezamenlijke programmering. Dat betekent niet dat we achteroverleunen. Piebalgs wil dat ook heel graag. Ik steun hem daar zeer in. Dat moeten we ook doen, want vanuit de verschillende EU-delegaties en vanuit het EP neemt de druk toe om ook weer andere landen toe te voegen. Men houdt daar veel preken voor eigen parochie. Ik ondersteun de roep om focus en differentiatie. Ik ondersteun ook de roep om een gezamenlijke programmering. In de nabije toekomst zal het gaan om 40 partnerlanden, waarvan er 12 ook partnerlanden van Nederland zijn. In Ethiopië en Burundi zijn de analyse en de inzet van wat de gezamenlijke respons moet zijn, afgerond. Daar hebben we onze handtekening onder gezet. Onze ambassades hebben daar zeer constructief aan meegewerkt. Ook de ambassades in de andere tien partnerlanden zullen dat doen. Dit is buitengewoon belangrijk. We zullen onze meerjarige strategische plannen ook daarop afstemmen. Als je vindt dat er moet worden gecoördineerd, dan moet je daar ook zelf je bijdrage aan leveren. De gezamenlijke analyses die nu zijn gemaakt, bijvoorbeeld voor Ethiopië, zijn een goede eerste aanzet. We hoeven niet allemaal los van elkaar dezelfde analyses te maken. We kunnen beter elkaar aanvullen.

Met Mali is een State Building Contract gesloten. Dat is een specifieke vorm van EU-begrotingssteun aan fragiele staten. Er is aantoonbare vooruitgang geboekt. Het gaat dan over meer democratie en herstel van de rechtsstaat. Die vooruitgang wordt vastgesteld op grond van een aantal indicatoren, bijvoorbeeld het houden van verkiezingen – dat is niet onbelangrijk – en het aannemen van anticorruptiewetgeving. Dat zal zorgvuldig worden gemonitord. De EU bekijkt of voor de ontwikkeling van zo'n State Building Contract voor haar engagement met Zuid-Sudan ook dergelijke typen indicatoren kunnen worden gebruikt. We houden de vinger aan de pols bij die onderhandelingen, zowel in Brussel als in Juba. Ik juich het zeer toe dat het State Building Contract met die conditionaliteit nu weliswaar niet een vanzelfsprekend onderdeel van een relatie met een land als Mali is geworden, maar wel een grotere vanzelfsprekendheid heeft gekregen dan een halfjaar geleden aan de orde was. Ik heb dat vorige week op de donorconferentie over Mali in Brussel natuurlijk weer naar voren gebracht, daarbij overigens gesteund door bijvoorbeeld Duitsland.

Hiermee heb ik volgens mij de vragen geadresseerd.

De voorzitter: Er bestaat behoefte aan een tweede ronde.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Ik begrijp dat we om 12.50 uur gaan stemmen. Wellicht halen we dat.

Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik heb nog drie korte vragen openstaan. Ik begrijp dat Brazilië nog niet echt voor één set gaat. Wat betreft de MDG's het volgende. We hebben het over post-2015. Er moet echt vaart achter worden gezet als we het op tijd af willen hebben. Is er een beslismoment om te kiezen voor één of twee sporen? Wordt op een gegeven moment gezegd: we halen het niet, dus dan gaan we alvast met één spoor verder? Dit leidt nergens toe. Ik heb nog niet echt goede hoop dat het zo makkelijk gaat lukken.

De minister geeft aan dat de combinatie van hulp en handel goed wordt ontvangen in Europa. Hoe schat de minister de kans in dat Eurocommissaris Piebalgs de economische ontwikkeling zal toevoegen aan zijn prioriteitenlijstje? Hij heeft wel aangegeven dat hij economische ontwikkeling belangrijk vindt, maar hij heeft die niet toegevoegd aan zijn prioriteitenlijstje. Dat vinden we toch wel een beetje vreemd. Ik krijg hierop graag een antwoord van de minister.

Ik ben erg verheugd om te horen dat er sprake is van een goede vooruitgang wat betreft de gezamenlijke programmering. De VVD heeft immers altijd gezegd dat de EU zich niet moet opstellen als de 28ste lidstaat, met een eigen programmering, maar vooral moet coördineren. Ik heb daar nog één vraag over. Kan de minister toezeggen dat de inbreng van Nederland in deze gecoördineerde programmering vooral betrekking heeft op de expertisevelden van Nederland en de speerpunten die we hebben afgesproken voor ons beleid?

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ook ik houd het heel kort. Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Naar aanleiding van haar opmerkingen over de State Building Contracts met Mali en Zuid-Sudan vraag ik de minister of we daarover misschien schriftelijk wat meer informatie kunnen krijgen, zeker als zo'n contract ook met Zuid-Sudan zal worden gesloten. Ik kan me voorstellen dat er ook andere landen zijn, bijvoorbeeld Somalië en andere fragiele staten, waarbij zo'n stap op een gegeven moment zal worden gezet. Ik zou het heel interessant vinden, als dit een nieuw type van samenwerking wordt, om er iets meer bij te worden betrokken.

Een ander puntje waarvoor ik bij de minister aandacht wil vragen, is de mededeling over voedselzekerheid en humanitaire voedselhulp. Ik probeerde die een klein beetje te doorgronden, maar dat is me in de snelheid niet goed gelukt. Voor mijn gevoel zijn voedselzekerheid en humanitaire voedselhulp vaak twee gescheiden dingen. Voedselzekerheid is soms een probleem van toegang tot voedsel in een land waar meer dan voldoende voedsel is, waar niet per se een humanitair probleem bestaat en waar tegelijkertijd wellicht een probleem bestaat met de kwaliteit van de voeding, waarover we eerder spraken. Humanitaire voedselhulp lijkt me heel duidelijk een onderdeel van noodhulp. Misschien kan de minister daar nog kort op ingaan.

Minister Ploumen: Voorzitter. Eerst iets over de positie van Brazilië. Dit land is de hoeder van de Rio-agenda, dus we voelen wel een beetje mee. Dat laat onverlet dat we heel graag een merging van de twee willen hebben. Je komt bijna in een soort exegese terecht, want de vraag is dan: gaan we post-2015-MDG's invoegen in die SDG's, gaan we gelijk oplopen of worden die SDG's in die MDG's ingevoegd? Deze minister vindt het allemaal heel belangrijk, maar ze heeft weinig geduld voor dit soort dingen. Ze ziet wel het belang van een goed proces. Met het oog op het najaar is er ook een werkgroep aan de slag. Volgens mij is dat die werkgroep waar zo ongeveer iedereen in zit. Toch? Inderdaad, de werkgroep met gedeelde stoelen. Dat laat ook wel weer zien dat de verschillende lidstaten heel veel belang hechten aan een ordentelijk proces. Ik heb er tot nu toe vertrouwen in dat we tot één set kunnen komen, maar het wordt wel hard werken. Ik weet dat er in de aanloop naar het najaar nog momenten zijn om met de Kamer te spreken over de inzet van Nederland. Ik houd de Kamer heel graag op de hoogte. Laat geen misverstand bestaan over onze gezamenlijke inzet.

Ik kom op Piebalgs en zijn Agenda for Change. Gevraagd is of in die agenda wel genoeg ruimte is voor economische ontwikkeling. Een van de twee pijlers onder zijn beleid is inclusieve en duurzame ontwikkeling. De andere is governance. Ik lees dat als: economische ontwikkeling. Piebalgs bedoelt dat ook. Hij heeft het zelf steeds over «jobs, jobs, jobs» en over hoe belangrijk dat is. Ik wil mevrouw De Caluwé wat dit betreft dus geruststellen: het zit nadrukkelijk in die agenda. De inzet van Nederland binnen die gezamenlijke programmering is niet om de focus die we juist in ons eigen beleid hebben aangebracht, weer te laten verwateren. We zetten in op onze eigen speerpunten en proberen daarmee zo goed mogelijk aansluiting te vinden bij de gezamenlijke programmering. Het is dus niet de bedoeling dat het resultaat van de gezamenlijke programmering is dat Nederland ineens weer met acht speerpunten aan de gang is. Make no mistake. Dat is zeker niet onze inzet.

Mevrouw Maij vroeg nog naar de State Building Contracts. Ik vind het zelf ook een interessante ontwikkeling. Er komt een brief daarover aan. Somalië is nog niet aan de orde. Ik informeer de Kamer er graag over.

Ik kom op het punt van voedselhulp versus voedselzekerheid. De kloof die mevrouw Maij ziet, is er soms, inderdaad. We proberen die te overbruggen door noodsituaties rondom voedselonzekerheid voor te zijn. Disaster preparedness heeft niet alleen met water te maken. Eén onderdeel ervan heeft ook te maken met voedselzekerheid. De EU heeft daartoe ook het SHARE-programma, een gezamenlijk initiatief, in de Hoorn opgezet. We proberen daar de acute en de structurele problemen aan elkaar te verbinden. Soms zijn het in de uitvoering, bij acute noodsituaties, gescheiden circuits of lijken het gescheiden circuits, maar de agenda is dat we proberen ze zo veel mogelijk bij elkaar te houden of in ieder geval zo veel mogelijk bij elkaar te brengen.

De voorzitter: Hiermee komen we aan het einde van dit overleg. Ik heb één toezegging van de minister genoteerd, namelijk dat ze de Kamer een brief zal zenden over de State Building Contracts met fragiele staten. Kunt u ook iets zeggen over de termijn waarop we die brief mogen verwachten?

Minister Ploumen: Op heel korte termijn, want die brief is er al zo ongeveer. Maar het lukt niet nog vóór de stemmingen, voorzitter!

De voorzitter: Prima. Ik dank de leden voor hun inbreng, de minister voor de beantwoording en alle overige aanwezigen voor hun belangstelling.

Sluiting 12.39 uur.