Kamerstuk 21501-02-959

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd: 15 april 2010
Indiener(s): Waalkens , Henk Jan Ormel (CDA)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-959.html
ID: 21501-02-959

Nr. 959 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 april 2010

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 18 maart 2010 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 maart 2010 met het verslag van de Informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 5 en 6 maart 2010 (21 501-02, nr. 949);

  • brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 15 maart 2010 met de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken van 22 maart 2010 (21 501-02, nr. 951);

  • brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 maart 2010 met aanvulling van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 maart 2010 (21 501-02, nr. 953).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Voorzitter: Ormel

Griffier: Van der Kolk-Timmermans

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Ten Broeke, Van Dam, Haverkamp, Ormel en Voordewind,

en minister Verhagen, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over de Raad Buitenlandse Zaken. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken en de aanwezige leden van harte welkom, net als de aanwezige staf, het publiek op de tribune en de mensen die via internet kijken.

Enkele wijzigingen in de geannoteerde agenda zijn verspreid. De onderwerpen China en Iran worden niet besproken in de Raad Buitenlandse Zaken, maar Afghanistan wel.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik heb eerst een paar vragen over Haïti. Wat is de rol van de regering van Haïti bij de planning van de wederopbouw? Hoe wordt geoordeeld over de planning van die regering dat 8,3 mld. nodig is voor de wederopbouw? Wat is de rol van de Wereldbank? Nederland stelt voorwaarden bij het verlenen van 43 mln. steun voor het bestrijden van de gevolgen van de aardbeving. Dat geld wordt door de VN en andere organisaties besteed. Wat wordt de opstelling van Nederland tijdens de wederopbouwconferentie in New York op 31 maart?

Ik ga verder met Wit-Rusland. Centraal staat de verhouding tussen Polen, als prominente EU-lidstaat, en Wit-Rusland. In de stukken staat dat de regering van mening is dat de EU de ontwikkelingen in Wit-Rusland op het gebied van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat, waaronder ook de ontwikkelingen in dit dossier, kritisch moet blijven volgen. Dat lijkt een open deur. Waarschijnlijk is dit een tegemoetkoming aan de Polen en de Europese Commissie, die dit moeten oplossen met de rest op de achtergrond. Graag een reactie.

Dan kom ik bij het belangrijkste onderwerp: het vredesproces in het Midden-Oosten. Dat lijkt helemaal in het slop te raken door de aangekondigde bouw van 1600 huizen in Oost-Jeruzalem. Daarmee wordt dat deel van Jeruzalem kennelijk uitgesloten van een duurzame tweestatenoplossing. De Verenigde Staten hebben daarom hun geplande gesprek met Israël afgezegd. Europa doet dat juist niet. Het is goed om in gesprek te gaan en juist ook dat thema daarbij te betrekken. Wat is het politieke oordeel van de Nederlandse regering over de bouwplannen? Is een dergelijk thema niet zwaar genoeg om de Associatieraad bij elkaar te roepen en eventueel ook het Associatieverdrag op te schorten? Het betreft namelijk een duidelijke schending van de afspraken, die niet onweersproken mag blijven. Ik ga ervan uit dat het niet blijft bij het voeren van een goed gesprek namens de EU, maar dat er ook politieke acties volgen als men er niet uitkomt. Ik vraag daarop een reactie van de regering.

De SP-fractie ziet geen enkele aanleiding om door te gaan met de discussie over de uitbreiding van het Associatieverdrag. De Gazaoorlog heeft dat overleg op de lange baan geschoven. Wat de SP-fractie betreft moet het daarbij blijven.

De minister schrijft in de stukken dat premier Netanyahu heeft benadrukt dat de erkenning van het joodse karakter van Israël en de veiligheidsgarantie voor de lange termijn voorwaarden zijn voor een vredesregeling. Hoewel de externe dreiging voor Israël voornamelijk uit het overspannen brein van de Israëlische premier voortspruit en het Israëlische leger meer dan sterk genoeg is om zichzelf te verdedigen in plaats van tomeloze agressie te bedrijven, kan ik daar met enige moeite nog begrip voor opbrengen. Wat betekent dat voor de 20% niet-joodse Israëliërs in het Israël van voor 1967? Is het joodse karakter van de staat Israël echt zo onheilspellend als het klinkt? Ik herinner aan de uitspraken van Lieberman, die de Israëlische Palestijnen wilde wegsturen.

De rol van de Europese Unie in het politieke proces in Afghanistan wordt benadrukt. Het gedoe met de klachtencommissie voor de parlementsverkiezingen is onheilspellend. In de stukken staat dat president Karzai heeft ingestemd met internationale betrokkenheid, maar het is niet duidelijk. Zit Nederland weer op het vinkentouw voor een plek in de commissie? Bij de presidentsverkiezingen in augustus wachtte de minister overigens niet op de bevindingen van de klachtencommissie, met daarin ook een Nederlander. Hoe wil de minister concreet een bijdrage leveren aan het goede verloop van deze verkiezingen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Van Bommel heeft kritiek op het niet-hervatten van het vredesproces en hij legt daarvoor eenzijdig de schuld bij Israël. Wat vindt de heer Van Bommel van het feit dat de Palestijnse Autoriteit het Mughrabiplein heeft vernoemd naar een terroriste die verantwoordelijk was voor het opblazen van een bus met 37 Israëliërs? Dat is toch een verheerlijking van gewelddadige daden door de Palestijnse Autoriteit? Dat bevordert het vredesproces niet.

De heer Van Bommel (SP): Dat is afkeurenswaardig. Ik vind echter dat die actie niet moet leiden tot de opschorting van het vredesproces.

De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. Ik begin ook met Haïti. De Raad bespreekt de EU-inzet voor de wederopbouwconferentie over Haïti eind deze maand. De EU-bijdragen worden gebundeld in een one pledge en een programma voor EU-development housing. Kan de minister aangeven wat dat precies inhoudt? Wat is de visie van de EU hierop en welke rol speelt de EU hierbij? Welke afspraken zijn er gemaakt over de wederopbouwfase, ook financieel? De afgelopen jaren heeft de EU in Haïti namelijk niet echt blijk gegeven van een visie die meerwaarde heeft voor de effectieve wederopbouw van dit land. De CDA-fractie is van mening dat het de hoogste prioriteit heeft om ervoor te zorgen dat de landbouwproductie en de voedselvoorziening voor de eigen bevolking weer op orde komen. Het zaaiseizoen staat voor de deur, daarom is er directe steun nodig voor de aanschaf van zaden en materiaal. Wij mogen ervan uitgaan dat daaraan wordt gewerkt. Juist nu de regering in Haïti zelf zo machteloos is, zijn het maatschappelijk middenveld en de positie van vrouwen van belang. Mogen wij van de minister vernemen of dat ook de inzet zal zijn van de Nederlandse regering bij de overleggen hierover? Nederland geeft veel geld, dus laat het dan ook zo effectief mogelijk zijn.

Het gaat niet goed in Wit-Rusland. Wij ontvingen allerlei berichten dat ngo's worden lastiggevallen. Er is toch een heel klein lichtpuntje: het feit dat er kinderen kunnen worden uitgewisseld en dat zij in Nederland op bezoek kunnen komen. Wij danken de minister dat hij zich daarvoor heeft ingespannen. Dat probleem is opgelost. Kunnen wij uit het van de agenda afvoeren van het onderwerp Iran afleiden dat ook dit probleem is opgelost, dat de EU eruit is? Als dat zo is, horen wij dat graag. Als dat niet zo is, wat is de reden dat het onderwerp van de agenda is gehaald? Heeft de EU alles klaarstaan en hoeft er niet meer over te worden vergaderd? Graag een reactie.

Ik ga verder met Afghanistan. Ik ben het met de regering eens dat de EU daarbij een actieve rol moet blijven spelen. Er is al eerder uitgebreid stilgestaan bij de conferentie in Londen.

Dan het vredesproces in het Midden-Oosten. Het is goed dat de Europese Unie actief bijdraagt aan het opstarten van de onderhandelingen. De CDA-fractie deelt de zorg over de geplande bouw van 1600 woningen in Oost-Jeruzalem. Dat plan is buitengewoon ongelukkig en erg onverstandig. Het is wel verstandig dat beide partijen zo snel mogelijk weer aan tafel gaan zitten en het liefst rechtstreeks met elkaar onderhandelen. Dat is in het belang van beide partijen en van de EU. Wij roepen op om een constructieve bijdrage te leveren. De minister schrijft in zijn brief dat hij concrete steun wil aanbieden. Wat wordt de partijen concreet aangeboden? Hoort daar bijvoorbeeld ook het watermanagement bij? Wij hebben daar al eerder bij stilgestaan. Dat is echt een onderwerp dat je kunt depolitiseren, om samen te kijken of je daar uit kunt komen. Het is een stimulans voor samenwerking. Op welke wijze is de EU voornemens om tijdens de Associatieraad Israël ertoe aan te zetten om zich constructief op te stellen in de onderhandelingen?

De heer Van Bommel (SP): De bouw van 1600 woningen in Oost-Jeruzalem wordt door de CDA-fractie ongelukkig en onverstandig genoemd. Waarom gaat de heer Haverkamp niet verder en zegt hij niet dat dit onaanvaardbaar is en in strijd met VN-resoluties? Of acht hij dit niet in strijd met VN-resoluties?

De heer Haverkamp (CDA): Ik heb al eerder aangegeven dat Israël die woningen niet moet bouwen. Het feit dat Israël dat wel wil doen, is dan toch onverstandig?

De heer Van Bommel (SP): Dat is natuurlijk onverstandig. Frisdrank met suiker drinken is ook onverstandig, maar dat is niet strijdig met VN-resoluties. Acht de heer Haverkamp de bouw van 1600 woningen in Oost-Jeruzalem in strijd met VN-resoluties? Zo ja, moet dat worden veroordeeld, ook door de CDA-fractie?

De heer Haverkamp (CDA): Wij hebben een- en andermaal aangegeven dat wij op dit moment van mening zijn dat er niet moet worden gebouwd in de nederzettingen. Dat herhaal ik hier nog eens. Ik snap dus niet wat er niet helder is. Wij zeggen ook dat het zeer onverstandig is van de andere partij om weg te lopen van de onderhandelingen. Wij hebben ook steeds bepleit dat het grootste deel van beide zijden er belang bij heeft dat de onderhandelingen beginnen. Wij roepen deze minister daarom op om via de EU ervoor te zorgen dat de mensen waar mogelijk weer om de tafel komen en om de Israëlische regering hierop aan te spreken. Er is straks een overleg tussen de EU en Israël. Wij gaan ervan uit dat dit daarbij een van de gespreksonderwerpen is.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De CDA-fractie zegt ook hier dat Israël in de EU-Associatieraad moet worden aangemoedigd om zich constructief op te stellen. Ik mis echter een beetje de aansporing richting de Palestijnse Autoriteit. Ik heb net een voorbeeld gegeven van de wijze waarop de Palestijnse Autoriteit geweld en terroristen bejubelt en verheerlijkt. Wij hebben ook kennis kunnen nemen van de raketaanvallen van de afgelopen week. Er is zelfs een buitenlands slachtoffer in Israël gevallen door raketaanvallen vanuit Gaza op Israël. Waarom doet de heer Haverkamp niet ook een oproep richting de Palestijnse Autoriteit en Hamas om zich constructief op te stellen?

De heer Haverkamp (CDA): Allereerst is elk slachtoffer er een te veel, het maakt niet uit of dat een buitenlands of een binnenlands slachtoffer is. Wij hebben juist met elkaar afgesproken dat er een EU-Associatieraad met Israël is, waarin je met elkaar om de tafel zit zodat je het vredesproces verder kunt helpen. Dat was voor de CDA-fractie aanleiding om te zeggen: laten wij met elkaar om de tafel gaan zitten. Het lijkt mij niet onlogisch dat je Israël op dat moment aanspreekt op acties die contraproductief zijn. Voor zover ik weet is er nu geen Associatieraad met de Palestijnen. De minister geeft echter ook aan dat de inzet van de Nederlandse regering en de EU is om beide partijen stimuli te geven, om de tafel te gaan zitten. Dat heb ik in mijn inbreng ook gezegd. Wij ondersteunen dat. Je moet beide partijen aanspreken op hun verantwoordelijkheid om weer deel te nemen aan de onderhandelingen. Wij denken namelijk dat onderhandelingen de enige manier zijn om uit dit conflict te komen, het liefst directe onderhandelingen. Het is prima als het nodig is om op een indirecte wijze te komen tot directe onderhandelingen, maar zolang je niet samen om de tafel zit, kom je er ook niet samen uit.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De EU heeft geen Associatieraad met de Palestijnse Autoriteit. Dat kan ook niet, want het is nog geen staat. Wij geven wel 67 mln. per jaar hulp aan de Palestijnse Autoriteit. Gelet op de opmerking van de heer Haverkamp dat er een wederzijdse verantwoordelijkheid bestaat, zou het de minister niet misstaan dat hij kritisch kijkt naar de 67 mln. hulp die wij geven aan 3,5 miljoen Palestijnen, op het moment dat wij geluiden ontvangen dat terrorisme en geweld worden verheerlijkt door de Palestijnse Autoriteit. Ter vergelijking: in Ethiopië wonen 80 miljoen mensen en daar geven wij 30 mln. aan. Waarom geven wij geen signaal richting de Palestijnse Autoriteit?

De heer Haverkamp (CDA): De heer Voordewind sprak mij aan op het feit dat ik het over de Associatieraad had en dat dit voor mij een aangelegen punt was om juist daar Israël op te wijzen. Ik ben blij dat de heer Voordewind het met mij eens is dat dit komt doordat er geen dialoog is met de Palestijnen op dat terrein. Dit ontslaat de minister echter niet van zijn bevoegdheid om de Palestijnen erop aan te spreken. Tot nu toe heb ik uit alle Kamervragen, alle antwoorden die wij hebben gekregen, heel duidelijk het signaal van de regering ontvangen dat zij de Palestijnen daarop aanspreekt.

De heer Voordewind begint nu ook een discussie over hulp aan de Palestijnen. Ik vind dat wat onzuiver. Ik ga ervan uit dat daar een weloverwogen plan voor bestaat en dat je nu niet vanwege het vernoemen van een plein opeens tegen mensen zegt: u krijgt geen voedselhulp meer of we gaan stoppen met het hervormen van de politie. Dat zal ook niet de inzet van de heer Voordewind zijn. Wil er een levensvatbare Palestijnse staat komen, dan moet er een goed bestuur komen, moet er een goed werkend politieapparaat zijn en moeten kinderen goed onderwijs krijgen. Dat wil de fractie van de ChristenUnie toch niet op het spel zetten vanwege het vernoemen van één pleintje?

De heer Van Dam (PvdA): Ik heb een vraag voor de heer Haverkamp. De Amerikaanse regering heeft de Israëlische stap niet alleen onverstandig genoemd, zij heeft ook van Israël geëist dat het besluit tot de bouw van 1600 woningen wordt teruggedraaid. Ik weet dat ook de heer Haverkamp volgens mij regelmatig heeft gezegd dat Europa en de Verenigde Staten gezamenlijk moeten optrekken bij de behandeling van de Midden-Oostenkwestie. Vindt hij dat Europa dezelfde eis als de Verenigde Staten aan Israël moet stellen?

De heer Haverkamp (CDA): Het ging om het afkondigen van een vergunning. De CDA-fractie is van mening dat het in deze fase van het proces niet verstandig is om die woningen te realiseren. Dat hebben wij een- en andermaal gezegd. Het plan van deze Israëlische regering is contraproductief. Dat zie je nu ook, want alle energie gaat zitten in het besluit tot de bouw van 1600 woningen, terwijl je met elkaar onderhandelingen over een totaaloplossing wilt ingaan. Wij zeggen: wacht daar dan ook mee, ga eerst met elkaar praten en kijk vervolgens hoe de grenzen lopen. Dan kun je nadenken over de vraag waar je gaat bouwen; maar op dit moment is het: niet bouwen.

De heer Van Dam (PvdA): Met de zinsneden «wacht daarmee» en «op dit moment niet bouwen» bedoelt de heer Haverkamp dus dat Europa van Israël moet eisen dat het de vergunning niet verleent en op het besluit terugkomt.

De heer Haverkamp (CDA): Ja, maar los van dat «eisen» zeggen wij ook dat je ervoor moet zorgen dat men weer om de tafel komt zitten en doorgaat met de onderhandelingen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begin met Haïti. Ik lees in de brief dat er een one pledge en een programma voor EU-development housing komen. Ik neem aan dat Nederland serieus kijkt of het daaraan een bijdrage kan leveren. Is er al uitzicht op wat het aandeel van Nederland kan zijn? Heeft Nederland daarin ook een zelfstandige positie? Nederland heeft op bepaalde gebieden meerwaarde, bijvoorbeeld bij landbouw en watermanagement. Stopt Nederland puur geld in het EU-fonds of gaat Nederland ook kijken of het een meerwaarde kan vertolken bij de steun aan Haïti?

Dan een punt dat niet zozeer geldt voor de oude RAZEB, maar dat ik te horen heb gekregen via de contactraad voor Haïti. De regering had toegezegd te zullen bekijken of het tot een versnelling van familieherenigingen in Nederland kon komen uit humanitaire overwegingen. Het betreft mensen die gewond zijn geraakt bij de aardbeving, die wachten om hun familie naar Nederland te kunnen krijgen. Daarin zou een versnelling plaatsvinden. Wij zijn twee maanden verder en tot nu toe heeft de IND dat nog niet gedaan. Ik geef maar via de minister van Buitenlandse Zaken aan de minister van Justitie de vraag door of de IND tot wat meer soepelheid kan worden opgeroepen.

Ik ga verder met Wit-Rusland. Ik sluit mij aan bij de kritische opmerkingen. In de brief staat de zinsnede «het kritisch volgen van». Ik mag toch hopen dat het iets actiever wordt en dat wij Wit-Rusland binnen de EU toch veel sterker aanspreken dan alleen kritisch volgen.

Dan het vredesproces in het Midden-Oosten. Ik ben het er zeer mee eens dat de minister zegt dat wij moeten doorgaan met concrete steun; dat wij dit als een carrot moeten gebruiken om tot een vredesregeling te komen. Ik heb eerder ervoor gepleit om te bezien hoe wij vooral gemeenschappelijke projecten tussen Israëliërs en Palestijnen kunnen stimuleren met hulp, in plaats van eenzijdig hulp te geven aan de Palestijnen. Die hulp moet juist worden gegeven waar samenwerking wordt gestimuleerd, want dat kan volgens mijn fractie leiden tot een versterking van het vredesproces, al is het bottom-up.

Het is vrij stil rond Gaza. Wij wachten nog steeds op een definitief staakt-het-vuren. Is daarbij niet een soortgelijke benadering mogelijk? Kunnen wij niet proberen om tot een soort internationale Gazaconferentie te komen, zodat daarbij de carrotbenadering kan worden toegepast, anticiperend op een eventueel staakt-het-vuren? De internationale gemeenschap moet alvast nadenken over de vraag hoe zij wederopbouw kan realiseren in de Gazastrook. De uitkomst daarvan moet worden voorgehouden aan de partners, in dit geval Hamas, zodat het loont op het moment dat er een staakt-het-vuren wordt gesloten. Graag een reactie van de minister daarop.

Ik steun de lijn van de minister wat betreft Afghanistan. Ik heb nog even een vraag over de conferentie in Londen en het onderhandelen met de gematigde taliban, die bereid waren om hun wapens neer te leggen. Hoe zit het met dat proces? Zal de EU Afghanistan daar ook nog op aanspreken?

Dan kom ik tot slot bij Iran. Hoe zit het met de EU-sancties? Wat maakt dat het proces nog vastzit?

De heer Van Bommel (SP): De ChristenUnie had in haar laatste verkiezingsprogramma nog staan dat Jeruzalem de hoofdstad van Israël moest worden; heel Jeruzalem, dus inclusief Oost-Jeruzalem. Is de heer Voordewind nu ook blij met die illegale bouw van 1600 woningen? Ik noem die bouw onaanvaardbaar, het CDA spreekt van onverstandig. Wat is de opvatting van de heer Voordewind?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mijn fractie vindt het in het licht van het vredesproces niet verstandig, maar zij vindt het niet illegaal. Wij steunen Israël in de kwestie van een ongedeeld Jeruzalem tot het moment dat Israël tot een vredesregeling komt en een algemene overeenkomst sluit inzake de grenzen, Jeruzalem, de vluchtelingen, etc. Zolang Israël geen regeling met de Palestijnse Autoriteit heeft gesloten, steunen wij een ongedeeld Jeruzalem.

De heer Van Bommel (SP): De ChristenUnie acht het niet illegaal. Welke rechtsbasis kunt u vinden voor het bouwen van woningen in bezet gebied?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik weet waar de heer Van Bommel heen wil. Hij ziet het als een groot obstakel voor het vredesproces. Gaza heeft op dit moment geen overeenstemming met de Palestijnse Autoriteit. De raketten worden nog steeds dagelijks op Israël afgeschoten. Als wij gaan kijken naar obstakels voor het vredesproces, moeten wij ze vooral dáár gaan wegnemen.

De heer Van Bommel (SP): Ik vroeg naar de rechtsbasis. Het is in strijd met de Conventie van Genève om in bezet gebied infrastructuur te bouwen. Dat is exact wat er gebeurt en dus is het een overtreding van het internationaal recht. Daar vraag ik u naar. Ik vraag u naar politieke motieven waarom iets wel of niet goed zou zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik ga graag het debat aan over het volkenrecht, maar nogmaals, ook mijn fractie vindt het niet verstandig dat er verder wordt uitgebouwd. Er moet nadruk komen te liggen op het vredesproces, maar dan is dit niet het enige punt. Dan kijk ik ook naar Gaza en alles wat daar gebeurt. Dan kijk ik ook naar het plein dat door de Palestijnse Autoriteit wordt vernoemd naar een terrorist. Met die Palestijnse Autoriteit zou Israël om de tafel moeten gaan zitten. Ik zie dus allerlei obstakels.

De heer Haverkamp (CDA): U was behoorlijk stevig over de financiële hulp die wij geven aan de Palestijnse Autoriteit. In uw inbreng geeft u nu aan dat de enige mogelijkheid gelegen is in de opbouw van een gelijkwaardige gesprekspartner. Begrijp ik dat u het ermee eens bent dat wij de opbouw van de Palestijnse Autoriteit moeten ondersteunen? Was het een slip of the tongue dat u het geld noemde?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik interrumpeerde u, omdat u vrij eenzijdig de bal bij de Israëliërs legt als het gaat om de bouw van de nederzettingen en dat u niet rept over de counterpart, de Palestijnse Autoriteit, die ongestraft allerlei dingen kan doen. Zij kan terroristen ophemelen en verheerlijken. Dat draagt niet echt bij tot een terugkeer aan de onderhandelingstafel. In de context van de hulp die wij geven, die relatief gezien enorm hoog is, is dit wel aanleiding om daar eens stevig met de Palestijnen over te praten. Die 67 mln. zou mijn fractie veel meer richting integraliteit en samenwerking willen laten gaan dan alleen unilateraal naar de Palestijnen.

De heer Haverkamp (CDA): Ik vind het heel aardig dat u nu allerlei dingen in mijn inbreng legt, maar wij hebben heel duidelijk een oproep gedaan aan beide partijen. Ik ben door u kritisch aangesproken, maar in uw eigen inbreng heb ik helemaal niets gehoord over een bedrag, over sancties. Vindt u ook dat wij moeten blijven investeren in een opbouw van een Palestijnse staat, zodat een volwaardige gesprekspartner ontstaat, ja of nee?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb de CDA-vertegenwoordiger horen zeggen dat bij het gesprek van de EU-Associatieraad Israël aangezet moet worden tot een constructieve opstelling in het niet meer verder bouwen van Israëlische nederzettingen. Dat was een eenzijdige terechtwijzing van Israël. Ik heb hem gevraagd of hij dit wil nuanceren en of hij ook van de Palestijnse Autoriteit een redelijke opstelling verwacht als het gaat om terugkeer naar de onderhandelingstafel. Dat heeft hij inmiddels gedaan. Wij moeten ook de Palestijnen aanspreken op het verheerlijken van geweld. Daar hebben wij het recht toe, want wij geven de Palestijnen bovenmatig veel geld. Dat zou een ingang kunnen zijn.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Het functioneren van de EDEO komt in het tweede gedeelte aan bod, maar ik vrees dat een aantal onderwerpen op deze agenda een indicatie geeft van de wijze waarop het functioneren gezien moet worden.

Ik begin met Haïti en de 43 mln. die Nederland daaraan spendeert. Ik wil iets meer helderheid van de regering over de besteding. Er wordt aangegeven dat dit via de VN, het Rode Kruis en de samenwerkende hulporganisaties gebeurt. Er wordt coördinatie in Europees verband bepleit. Ik sluit mij aan bij de kritische opmerkingen die de heer Haverkamp zo-even al maakte. Hoe gaat dit precies in zijn werk?

Op Pools verzoek wordt gesproken over de Poolse minderheid in Wit-Rusland. Polen en Wit-Rusland bespreken de recente arrestatie en zelfs uitzetting van 40 leden van deze minderheid, kort voor hun rechtszaak. Wat gaat de regering doen aan de toekomst van een Pools cultureel centrum? In het verleden heeft de minister uitermate sterk en adequaat gereageerd inzake Wit-Rusland. Kunnen wij dat nu ook verwachten, mogelijk ook in het kader van de Raad van Europa?

Ik kom op het Midden-Oostenvredesproces. Ook wij zijn buitengewoon ongelukkig met de bouw van die 1600 woningen. Wij nemen aan dat Europa het Israëlische kabinet daarover de les zal lezen. Als de minister dat doet, raad ik hem aan het op dezelfde manier te doen als vorige week bij de speech voor het CIDI. Het was een evenwichtige bijdrage, waarbij hij de Israëlische vrienden gewoon in de ogen keek en zei: op basis van onze vriendschap kunnen wij dit met elkaar bespreken. Je zou wensen dat dat ook met andere partijen mogelijk was. Dat is helaas niet zo, maar met de democratie Israël kan het wel. Als de minister toch dat gesprek voert, zou het misschien ook aardig zijn om te vernemen hoe de democratie Israël wel in staat is om heel snel 1600 woningen neer te zetten. Misschien kan Nederland daar nog wat van leren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Een soort Crisis- en herstelwet?

De heer Ten Broeke (VVD): Een Crisis- en herstelwet par excellence.

In september worden in Afghanistan parlementsverkiezingen gehouden. Er wordt thans gesproken over een evenwichtige samenstelling van de kiescommissie en over internationale betrokkenheid bij de klachtencommissie. Klopt het dat Karzai overweegt om daarin ook buitenlanders op te nemen? De VVD hoort graag wat de minister verwacht van de nieuwe VN-gezant na Eide. Eide stond, vonden wij, bekend als een beetje soft tegenover de fraude bij de vorige verkiezingen. Mogen wij van de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger, de Zweed Staffan de Mistura, meer verwachten?

Kan de minister iets aangeven van de verwachtingen rond de terugtrekking van de Nederlandse troepen? Tijdens mijn bezoek aan Afghanistan heb ik de gelegenheid gehad om met de heer Rodriguez te spreken, de rechterhand van McChrystal. Hij gaf in dat gesprek te kennen dat het wel eens heel lastig zou kunnen worden om dat logistieke proces op een goede manier vorm te geven. Ziet de Nederlandse regering dat ook zo? Er zijn maar weinig vliegvelden en er worden ontzettend veel Amerikanen naar binnen gebracht.

Ook wij hebben ons verbaasd over het feit dat Iran geen onderdeel meer uitmaakt van deze agenda. Het lijkt er bijna op dat wat niet op deze agenda staat, juist in een stroomversnelling zit en dus juist wel besproken zou moeten worden. Wij nemen aan dat er nu eindelijk vaart wordt gemaakt met een sanctiepakket tegen Iran. Van de minister hoor ik graag of daar op een andere manier, en marge van dit overleg, nog over wordt gesproken. Of gaat ook dit overleg weer voorbij zonder dat er actie wordt ondernomen? Onze opvattingen zijn bekend: wij vinden dat er nu echt meters gemaakt moeten worden, desnoods als Europa alleen.

Gisteren lazen wij over het voornemen van de heer Erdogan in Turkije ten aanzien van de Armeense genocide ...

De voorzitter: Ik verzoek u bij de agenda te blijven.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik kan mij voorstellen dat de Europese Raad de behoefte heeft om hierover een uitlating te doen. Ik heb dat in ieder geval wel. Het is een zeer belangrijke actualiteit. De voetbaldiplomatie lijkt daar toch een beetje te zijn stukgelopen. Heeft de solidariteit met een aantal Europese landen die nu kennelijk niet de vrijheid hebben om over die Armeense genocide te spreken zoals zij daarover willen spreken, nog consequenties voor het hele toetredingsproces van Turkije?

De heer Van Dam (PvdA): De heer Ten Broeke vervangt de heer Nicolaï, die in eerdere debatten over het Midden-Oosten aangaf dat hij vond dat het niet lang meer geaccepteerd kon worden dat de inspanningen van de EU en van de VS zo in de wind werden geslagen. Als de vriendschappelijke benadering niet werkt, aldus de heer Nicolaï, zal er een keer een andere benadering moeten volgen. De laatste stap van Israëlische kant zal dan toch ook voor de VVD de grens betekenen die de heer Nicolaï eerder aankondigde.

De heer Ten Broeke (VVD): Die grenzen bepalen we inderdaad zelf. Ik ben er heel helder over geweest. Dit is niet in de haak en draagt niet bij aan het vertrouwen dat wij nodig hebben om het vredesproces vooruit te laten gaan. Ik vind dat wij de Israëlische vrienden daar stevig op moeten aanspreken. De minister deed dat vorige week oog in oog. Ik verwacht dat de Europese Raad dat niet anders zal doen. Dat lijkt mij zeer aan de maat. Wij hebben het over een periode waarin het heel belangrijk is om vertrouwenwekkende maatregelen over en weer te zien. Het gaat om 1600 woningen, om een bouwproces. Dat moeten wij ook zien in het licht van de actualiteit van de afgelopen 24 uur, waarin er inderdaad vanuit Gaza wederom drie keer een raketaanval is geweest. Voor het eerst sinds 2008 is daar ook weer iemand bij omgekomen. Als de heer Van Dam de verhoudingen een beetje in het oog wil houden, verdient dát bovenal en vooraleerst een veroordeling. Als er iets niet bijdraagt aan het vredesproces, is het opstelling van het terroristische bewind in Gaza.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Over Haïti heb ik dezelfde vraag als ik collega's al heb horen stellen. Wat moet ik me voorstellen bij een EU-development house?

Gelet op het EU-beleid jegens Cuba, een beleid van toenadering, zou het goed zijn als de EU haar ongenoegen uit over de actuele gebeurtenissen aldaar, met name de grove arrestatie van de «witte vrouwen", de vrouwen en moeders van opgepakte dissidenten die slechts demonstreren voor een menswaardige behandeling van hun geliefde. Het zou goed zijn als de EU met een veroordeling zou komen.

Het belangrijkste punt van de agenda betreft het Midden-Oostenvredesproces, al kunnen wij helaas weer niet echt van een vredesproces spreken. Het is niet voor niets dat de Amerikanen ontdaan zijn. Wij hebben dat nog niet eerder gezien. De situatie lijkt enigszins te escaleren met rellen in Jeruzalem, raketbeschietingen, et cetera. Dat is het laatste waar iedereen op zat te wachten.

Nadat er lang is gewerkt aan het starten van indirecte onderhandelingen – directe onderhandelingen waren onmogelijk – kondigt Israël zo'n beetje op de dag dat die moeten beginnen aan dat het doodleuk 1600 nieuwe huizen wil bouwen in Oost-Jeruzalem. Dat is geen toeval. Het is een regelrechte belediging voor iedereen zowel in de VS als in de EU die zich in de afgelopen tijd zo heeft ingezet om ervoor te zorgen dat de vredesbesprekingen weer op gang komen. De VS heeft er zeer stevig op gereageerd en heeft van Israël geëist dat het de bouwplannen intrekt. Dat is volgens mij de enig logische reactie.

De EU-Associatieraad die op dezelfde dag als de RBZ gepland staat, moet benut worden om van Israël te eisen dat de bouwplannen van tafel gaan. Het is niet alleen een belemmering voor het vredesproces, maar ook een heel bewust gelegde bom onder het vredesproces. Ik besef overigens dat ik moet oppassen met dit woordgebruik. Iedereen kent de gevoeligheid van Oost-Jeruzalem, iedereen kent de gevoeligheid rond het verder uitbreiden van nederzettingen. Ik vraag de minister of hij de uitspraken die hij op 18 november jl. in de Kamer deed – hij kondigde aan dat er een moment zou komen waarop hij van de eerder ingenomen lijn zou afstappen en waarop het tijd zou zijn om andere maatregelen te nemen in de richting van Israël – gestand wil doen en of dat moment nu niet is gekomen. Als de minister zich dit niet kan herinneren, raad ik hem aan het verslag erop na te lezen. Is het moment gekomen waarop wij het niet zomaar meer laten gebeuren? Is het moment gekomen waarop wij een verdere verdieping van de relatie tussen de EU en Israël overboord zetten? Er lijkt mij alle reden om in de Associatieraad te spreken over de handelsvoordelen die verbonden zijn aan het Associatieakkoord. Een land dat zo willens en wetens het vredesproces ondermijnt, verdient niet de voordelen die wij op dit moment aan het land toekennen. Als dit de enige weg is waarop wij Israël kunnen bewegen om het vredesproces serieus te nemen, moet dat helaas maar. Dat punt hebben wij bereikt, nu weer eens heel bewust het vredesproces gesaboteerd wordt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Geldt dan ook de wederkerigheid voor u? U zegt: stoppen met het Associatieakkoord en straf Israël maar. Wat nu echter gebeurt met Hamas en met de Palestijnse Autoriteit, is dat wij 65 mln. geven. Wat is dus de wederkerigheid van uw verhaal? Ik heb gezegd dat ik het betreur dat 1600 woningen worden gebouwd. Dat draagt niet bij aan het vredesproces. Bent u dezelfde mening toegedaan, als het gaat om de huidige opstelling van de Palestijnse Autoriteit?

De heer Van Dam (PvdA): U betreurt het dat die 1600 woningen gebouwd worden. Dat lijkt mij geen goede kwalificatie van wat daar gaande is. Wij weten namelijk allemaal waarvan sprake is: bezet gebied dat wordt toegeëigend door de bezetter. Dit is op alle punten in strijd met het internationale recht. U bent daar vaak geweest en u weet dus hoe de grond onteigend wordt. U weet ook hoe mensen daarbij behandeld worden. Dat hoor je niet te betreuren, maar dat hoor je te veroordelen, mijnheer Voordewind. Zolang u dat niet doet, omdat uw uiteindelijke standpunt is dat Oost-Jeruzalem aan Israël toekomt, heeft het niet veel zin om daarover verder te discussiëren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Van Dam beantwoordt mijn vraag met een wedervraag. Ik geloof dat dit een soort joodse gewoonte is. Beantwoordt u, mijnheer Van Dam, de vraag nu eens. Ik heb een en ander gezegd over die 1600 woningen. Ik hoor u niets zeggen over het verheerlijken van het geweld van de Palestijnse Autoriteit, dé woordvoerder bij het terugkeren naar het vredesproces. Zegt u daar nu ook eens wat van!

De heer Van Dam (PvdA): Ik heb altijd het gebruik van geweld van verschillende partijen veroordeeld en zal dat altijd doen. Dat heb ik zojuist ook uitgesproken over raketbeschietingen op burgerdoelen, die uiteraard een verschrikkelijke schending van de mensenrechten zijn. De veroordelingen door mijn partij zijn altijd gericht op beide zijden, in dit geval op beide partijen in dit conflict, die de mensenrechten schenden. Dit is het grote verschil tussen u en mij. De veroordelingen die u uitspreekt, treffen namelijk altijd slechts een partij, maar nooit de schendingen van de mensenrechten van de zijde van Israël. Dat is wat hierbij gaande is; het is een schending van het internationaal recht. Daar hoeven wij geen discussie over te hebben. Ook ik heb gezien dat in dat verband rellen zijn uitgebroken. Die lijken mij niet het goede antwoord. Ik heb oproepen gezien voor vreedzaam protest tegen wat daar gaande is. Dat lijkt mij dé weg om te protesteren. Dat protest gerechtvaardigd is, lijkt mij dus overduidelijk. Wat daar gebeurt, kan echt niet, is onaanvaardbaar en zou veroordeeld moeten worden.

De voorzitter: Uw antwoord is duidelijk. Hiermee is de eerste termijn van de kant van de Kamer afgerond. Een aantal onderwerpen staat in ieder geval op de agenda: Haïti, Midden-Oostenvredesproces en Afghanistan. Ik stel de minister voor om hieraan nog een hoofdstuk «diversen» toe te voegen. Verder stel ik mij voor dat de leden na behandeling van ieder hoofdstuk de gelegenheid krijgen om te interrumperen.

Minister Verhagen: Voorzitter. Voordat ik de specifieke vragen van de Kamerleden beantwoord, verkies ik om nu toch even stil te staan bij het feit dat dit het laatste algemeen overleg is waar ik in aanwezigheid van de griffier in uw midden mag zijn. Ik doe dit, omdat mevrouw Van der Kolk ervoor gezorgd heeft dat wij in de afgelopen drie jaar deze overleggen, ondanks onze verschillen van mening, toch op een goede en constructieve wijze hebben kunnen voeren. Ik dank haar dan ook namens het ministerie zeer voor haar inzet, met name voor de goede samenwerking met de ambassades. Zij heeft vele contacten onderhouden; een aspect daarvan heeft te maken met het in goede banen leiden van de buitenlandse reizen van de Kamercommissie. Gezien de diverse samenstelling van het gezelschap kan ik mij voorstellen dat dit geen sinecure was. Zij heeft het altijd goed weten te doen. Ik wens haar dus buitengewoon veel succes met haar nieuwe taak van «lezen en schrijven». Wellicht zijn er gegadigden in ons midden die met veel plezier kennis zullen nemen van haar nieuwe activiteiten. Nogmaals, dank!

Veel woordvoerders hebben stilgestaan bij de discussie in ook de komende Raad Buitenlandse Zaken over de inzet van de Europese Unie ten aanzien van Haïti. Op 31 maart aanstaande zal in New York de wederopbouwconferentie voor Haïti worden gehouden. Hoge Vertegenwoordiger Ashton zal daaraan namens de Europese Unie deelnemen. Daar zal door de Haïtiaanse regering een plan gepresenteerd worden voor duurzame wederopbouw, op basis van Post Disaster Needs Assessment, dat recent is uitgevoerd. Waarschijnlijk zal dan besloten worden tot de instelling van een Multi-Donor Trust Fund voor Haïti. Dat wordt op dit moment ook voorbereid door de Verenigde Naties en de Wereldbank. Volgens mij is het op zich een heel goede zaak dat gekozen wordt voor een gemeenschappelijk optreden van de Europese Unie, niet alleen bij die conferentie, maar ook bij de inspanningen met betrekking tot de wederopbouw. In ieder geval zal ik het voorstel van Ashton steunen om die bijdrage te bundelen in een gemeenschappelijke toezegging op die conferentie. Daarmee wordt blijk gegeven van de gezamenlijke betrokkenheid.

Ik kom nog te spreken over de wijze van besteding van die hulp.

Nederland zal overigens zelf geen nieuwe financiële toezeggingen doen aan dit fonds. De Nederlandse financiële bijdrage is, mede gelet op de verdubbelingsactie van mijn voorganger voor de bestrijding van de gevolgen van de aardbeving in Haïti, in totaal meer dan 43 mln.. Dat is niet alleen substantieel, maar het bedrag is ook reeds gecommitteerd aan hulp via de Verenigde Naties en de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halvemaanverenigingen dan wel geoormerkt voor besteding via samenwerkende hulporganisaties. De bedragen zijn dus al ingevuld. Uiteraard zullen wij ons nog buigen over de architectuur en de Europese inzet. Straks kom ik terug op de specifieke vragen van de heer Haverkamp, onder andere over landbouw en voedselvoorziening.

Vele woordvoerders hebben gevraagd hoe het zit met het «EU-House». Welnu, dat is juist bedoeld om de gezamenlijke Unie-inspanningen ten behoeve van de wederopbouw ter plaatse te coördineren. Dat zal dus complementair zijn aan de normale EU-delegatie.

In verband met het wederopbouwproces hebben vele woordvoerders terecht aandacht gevraagd voor de noodzaak om daarbij specifiek aandacht te schenken aan het versterken van het overheidsapparaat: goed bestuur en rule of law. Wil je werkelijk wederopbouw kunnen realiseren die aan de vraag voldoet, dan is versterking van de overheidscapaciteit in Haïti van het grootste belang, met name vanwege een noodzakelijke, verantwoorde en transparante «besteding» van de hulp. Ik zal dit ook in de Raad naar voren brengen.

Het is bekend dat Nederland geen structurele OS-relatie heeft met Haïti. Het is ook niet de bedoeling om die aan te gaan. De conferentie is niet alleen gericht op de specifieke noodhulp en de wederopbouw op korte termijn, maar daarenboven specifiek ook op de samenwerking en de hulp op langere termijn. Daar wij geen structurele OS-relatie met Haïti hebben, zal de rol van Nederland niet echt vooraanstaand zijn. Gelet op de invulling die wij er zelf aan gegeven hebben, moeten wij, eerlijk gezegd, ook niet direct vooraan willen staan, ondanks dat sommige mensen in Nederland daar altijd wel de neiging toe hebben. Verder laat ik het aan de eigen invulling van de Kamerleden over. Aan het adres van de heer Van Bommel merk ik op: u bent zeer intelligent, dus u zult er ongetwijfeld uw eigen ideeën bij kunnen hebben.

De heer Ten Broeke (VVD): De rest moet nog leren lezen en schrijven.

Minister Verhagen: Mijnheer Ten Broeke, ik blijf altijd vriendelijk en voorkomend. Het is maar dat u het weet.

De voorzitter: Ik verzoek de minister om zijn antwoord voort te zetten.

Minister Verhagen: Ja, voorzitter. De heer Haverkamp informeerde specifiek naar de landbouw, de voedselvoorziening en het zaaiseizoen dat voor de deur staat. Ik ben het met hem eens dat juist landbouwproductie en voedselvoorziening moeten worden betrokken bij de hulpinspanningen ten behoeve van Haïti. Dit komt naast de nadruk die terecht gelegd wordt op het herstel van de infrastructuur en van de belangrijke overheidsdiensten, de onderwijssector, et cetera. Op het ogenblik is door de Europese Commissie voorzien in de reservering van een kleine 6 mln. ten behoeve van Haïti voor de zogeheten food security facility. Die middelen kunnen met name worden ingezet om boeren te ondersteunen bij het vergroten van hun productie. Voorts deel ik de mening van de heer Haverkamp dat het maatschappelijk middenveld bij de wederopbouw van Haïti de juiste aandacht verdient.

De Nederlandse besteding gaat dus met name via de VN, de Internationale Federatie voor Rode Kruis- en Rode Halvemaanverenigingen en de samenwerkende hulporganisaties. Allereerst is daartoe nu 2 mln. besteed aan directe noodhulp via het Internationale Rode Kruis (ICRC) en het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties. Het resterende bedrag wordt besteed via de samenwerkende hulporganisaties. De definitieve verdeling van dit bedrag over respectievelijk noodhulp en wederopbouw moet nog worden vastgesteld. Het overleg daarover wordt gevoerd met de samenwerkende hulporganisaties. Bovendien heb ik zelf hierover binnenkort een overleg voorzien met de Rekenkamer in het kader van een goede transparantie van de besteding.

Ik kom te spreken over Wit-Rusland. In dit verband is terecht geconstateerd dat Polen in de Raad met name aandacht zal vragen voor de behandeling van de Poolse minderheid. Op zich verwacht ik geen uitgebreide inhoudelijke discussie over Wit-Rusland. Ik kan echter wel verzekeren dat ik de zorgen van Polen begrijp. Wij hebben natuurlijk zeer nadrukkelijk onze voortdurende zorgen geuit over juist het respect voor mensenrechten. Ook de heer Voordewind heeft daar terecht aandacht voor gevraagd. In dit verband noem ik ook het gebrek aan democratie. Dit betekent dat wij er kritisch naar zullen blijven kijken. Ook zullen wij kritische opmerkingen blijven maken over ook de relatie van de Europese Unie met Wit-Rusland.

Ook in het kader van het nabuurschap hebben wij eerder gezegd dat wij in het kader van het EU-Oostelijk partnerschap Belarus, Wit-Rusland, willen betrekken bij onze discussies. Dit betekent wel dat dit tot een verbetering moet leiden, met name als het gaat over democratisering en mensenrechten. Wij zullen dus niet alleen kijken naar de behandeling van de Poolse minderheid, maar er met name ook breder aandacht voor vragen.

Met de heer Voordewind ben ik blij te constateren dat het, ondanks een kritische houding van Nederland, wel degelijk mogelijk is gebleken om de zaak van de zogeheten Tsjernobyl-kinderen nu op een goede wijze te regelen. Onder anderen de heren Voordewind en Haverkamp hebben hierover specifiek nadere vragen gesteld. Ondanks het feit dat je kritisch bent, kun je dus wel degelijk ook op andere punten zaken doen. Dat komt juist omdat je in gesprek bent; zeker als dat ten behoeve van kinderen is, is dat mooi meegenomen.

Het feit dat het onderwerp Iran van de agenda is gehaald, wil niet zeggen dat er geen reden voor zorg zou zijn. De heren Ten Broeke, Haverkamp en Voordewind hebben daar terecht specifiek naar geïnformeerd. De ontwikkelingen in Iran baren zowel op het punt van mensenrechten als op het punt van de «doorontwikkeling» van het kernwapenprogramma grote zorgen. Het is bekend dat wij streven naar aanscherping van de sancties. Dit is het enig juiste antwoord, mede gelet op het laatste rapport van het IAEA. Het kan niet zo zijn dat het volkomen aan de laars lappen van afspraken niet gevolgd wordt door een aanscherping van de sancties. Natuurlijk wordt daarover gediscussieerd in het kader van de Veiligheidsraad. Er is dus veel reden voor blijvende zorg, zowel ten aanzien van het nucleaire programma als ten aanzien van de situatie van de mensenrechten, toegang tot internet, et cetera. Intern zijn wij daar nog steeds over in gesprek, maar de discussie is als zodanig al min of meer gevoerd. Het gaat nu om de vraag welk pakket op tafel wordt gelegd.

Wat mij betreft, zal er wel een verklaring moeten komen, zelfs als er niet over gediscussieerd wordt. Daarover ben ik nu ook in overleg met de collega's van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland. Gelet op het feit dat zij in de E3+3 zitten, hebben zij logischerwijs ook het voortouw. Tegen de achtergrond van de vreselijke ontwikkelingen in het kader van de mensenrechten, moeten wij juist op dit punt een krachtige verklaring uitgeven. Ik ondersteun dat dus. Uiteraard conform wat wij daarover in de Kamer eerder gewisseld hebben, probeer ik de elementen van «vrije internettoegang» en de media daarbij te realiseren.

Met betrekking tot het aspect «nucleair» steunen wij dus het E3+3-proces. Dit betekent: nu intensief overleg in de Veiligheidsraad in New York. Juist omdat wij dit proces een kans willen geven, willen wij het niet verstoren door nu zelfstandig van de zijde van de Europese Unie iets te doen. Het moge wel duidelijk zijn dat, mocht de Veiligheidsraad er niet uitkomen «in the end", bijvoorbeeld door een veto van China, wij dan conform onze eerdere toezegging van mening zijn dat de Europese Unie met gelijkgezinde landen, zoals de Verenigde Staten, een aanvullend sanctiepakket moeten maken.

De heer Ten Broeke (VVD): Begrijp ik goed dat de minister nu zegt dat er wat hem betreft in ieder geval een verklaring komt met een aantal elementen dat hij heeft genoemd, zoals de toegang tot internet? Maakt dat geen onderdeel uit van de mogelijke aanscherping van de bestaande sancties?

Minister Verhagen: Ja, dat klopt. Dit hebt u heel goed gezien. Dit komt omdat de toegang tot internet en de vrijheid van meningsuiting meer te maken hebben met de schending van mensenrechten, alsook het onmogelijk maken van de toegang tot internet voor de democratische oppositie. Het sanctiepakket waarover wij in het kader van de Veiligheidsraad praten, heeft evenwel meer te maken met het nucleaire dossier. Bij de aanvaarding van de Nederlandse Mensenrechtentulp gaf de winnares aan dat zij op zich hoopte dat de aandacht voor het nucleaire dossier er niet toe zou leiden dat schendingen van mensenrechten onbesproken zouden blijven of niet zelfstandig veroordeeld zouden worden. Met mijn collega's van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland ben ik met name in overleg over een verklaring die zich meer richt op vrijheid van meningsuiting, onderdrukken op een gewelddadige wijze van vreedzame demonstraties, et cetera. Daarbij hoort ook de toegang tot internet conform de motie van de heer Van Dam. Dit element kan daar dus aan gekoppeld worden. Ik noem overigens altijd de eerste ondertekenaar van een motie, maar dat is mij niet altijd in dank afgenomen.

De heer Ten Broeke (VVD): Het goede van die motie-Van Dam was dat die inderdaad ging over internetfilters. Daarbij richtte de motie zich met name op Iran. Er was ook een motie-Ten Broeke/Peters en die ging daar in meer algemene zin over. Het aardige van deze motie is nu juist dat die zich niet richt op een land. In dat opzicht zien wij nu echter buitengewoon weinig ontwikkeling. Ik zou dit punt dan ook graag meegenomen zien. Misschien dat de minister daar toch nog eens naar kan kijken, want het is nogal lang geleden dat wij daarover met elkaar gedebatteerd hebben.

Voorts wil ik onder de aandacht van de minister brengen dat het misschien ook raadzaam is om zijn collega's op het volgende te wijzen. Toen Nederland verscherpte controles uitvoerde op de Iraanse staatsrederij, leidde dit direct tot het ontwijken van Nederlandse havens. Dit is typisch zo'n middel waarbij kennelijk succes geboekt wordt; het komt overigens zelden voor bij sancties. Het lijkt mij niet ondenkbaar om dit in Europees verband te herhalen. Wij zouden daar dus een hartelijk voorstander van zijn.

Minister Verhagen: Over het laatste ben ik het met de heer Ten Broeke eens. Wat het eerste punt betreft, de motie in meer algemene zin, geef ik aan dat ik daarnaar wil blijven kijken. Op het moment dat er mogelijkheden zijn voor realisatie, zal ik die met alle plezier benutten. Indertijd is er in het Europees Parlement ook een uitvoerig debat gevoerd over dit idee, omdat het ook in de Verenigde Staten speelde. Daaraan heeft de heer Ten Broeke zojuist ook gerefereerd. In de VS is het wat dit betreft uiteindelijk geen regeringsbeleid geworden. Nogmaals, ik blijf kijken naar mogelijkheden ter zake. Het gaat immers over het garanderen van de vrijheid van meningsuiting en dat behoeft in het algemeen aandacht. Ik zal daar dan ook actief mee de boer op gaan, indien daarvoor op enig moment kansen en mogelijkheden zijn.

De heer Ten Broeke (VVD): Je kunt soms een handje helpen.

Minister Verhagen: Ja, soms kun je een beetje helpen.

De heer Van Dam (PvdA): Ik heb begrepen dat in de VS ook internetsancties bestaan. Die beperken de mogelijkheid om technologie aan Iran te leveren. De desbetreffende regels zijn recent versoepeld. Dit is minder gek dan in eerste instantie lijkt, omdat de toevoeging daarbij is: je mag voortaan wel technologie leveren die gebruikt kan worden voor sociale netwerken en voor communicatie. Het betreft dus niet het filteren of blokkeren daarvan. Misschien kan deze suggestie ook besproken worden met de Europese collega's.

Minister Verhagen: Dat punt hebben wij al ingebracht.

De heer Van Dam (PvdA): Het heeft nog niet geholpen.

Minister Verhagen: Nee, maar het aardige van het inbrengen van suggesties is dat nu bij het VK, Frankrijk en Duitsland het element van vrije toegang mediabreed, dus ook van televisie en dergelijke, meer aandacht heeft gekregen. Soms duurt het lang of langer dan wij gehoopt hadden, maar het is een kwestie van «frappez toujours». Hierbij denk ik aan mijn recente brief ter zake, inclusief dit element, aan Hoge Vertegenwoordiger Ashton. Dit maakt dat daartoe nog steeds mogelijkheden zijn.

De heer Van Dam heeft in verband met Cuba de vraag gesteld of ik bereid ben om te bevorderen dat, ondanks dat dit niet op de agenda staat, een scherpe verklaring wordt afgegeven over onder andere de arrestatie en de dood van een hongerstaker. Bij de dood van de hongerstaker heb ik aangestuurd op een scherpe verklaring als reactie van de Europese Unie. Daarover heb ik contact gehad met het Voorzitterschap. Nu heb ik gisteren naar aanleiding van de arrestatie van tientallen mensen in Cuba, het Spaanse Voorzitterschap en de Hoge Vertegenwoordiger weer laten weten dat wij dat zeer ernstig vinden en dat wij het moeten veroordelen. Indertijd hebben wij ook met de Kamer vrij langdurig gesproken over «het niet langer hebben van sancties». Wij dachten dat het via een dialoog over ook mensenrechten beter zou werken; ik doel dus op het positief stimuleren in Cuba van het respect voor mensenrechten, de positie van vakbondsvrijheden, et cetera. Welnu, wij wilden tot een dialoog komen en daartoe hadden wij de sancties opgeschort. Dat deden wij dus met name om een verbetering van de situatie betreffende de mensenrechten te bewerkstelligen. Het voorgaande houdt in dat wij dit soort zaken niet moeten laten passeren, laat staan aanvaarden. Ik ben het dan ook volledig eens met de heer Van Dam. Misschien vooruitlopend op zijn vraag, heb ik al «eengeestig» gehandeld. Dat wij dat mogen meemaken! Dat is nieuw. Het Voorzitterschap zal ik er dus en marge weer over aanspreken, juist gelet op het feit dat met name Spanje zei dat het een groot voorstander was van het aangaan van de dialoog. Daarom kan je dit niet zo maar laten passeren.

Ik kom te spreken over Afghanistan. Ik weet niet of iedereen daar zit te wachten op wat ik daarover zal zeggen. De bespreking over Afghanistan is allereerst bedoeld om in ieder geval even stil te staan bij een aantal recente bijeenkomsten en gebeurtenissen. Als eerste noem ik de vredesjirga; die gaat over re-integratie en verzoening. Een van de Kamerleden informeerde specifiek hoe het zat met de ideeën die ook in Londen ontwikkeld waren inzake verzoening. Welnu, die vredesjirga is voorzien voor eind april. Daarnaast is er de Kabul-conferentie in mei of juni in vervolg op die conferentie in Londen. Voorts noem ik de parlementsverkiezingen op 18 september aanstaande.

Uiteraard is het zaak dat de Afghaanse regering actief follow-up geeft aan de afspraken die in Londen gemaakt zijn. Dit zullen wij ook zeer duidelijk maken in de bespreking. Juist de Kabul-conferentie zou moeten leiden tot concrete uitvoering, implementatie en te meten resultaten. Ik moet bekennen dat de traagheid waarmee nu voortgang wordt geboekt, mij toch wel zorgen baart. Zo is de kabinetsformatie niet afgerond. Bovendien komen nieuwe noodzakelijke beleidsinitiatieven op het gebied van bijvoorbeeld bestrijding van corruptie, moeizaam van de grond. Ik zal de vergadering dan ook gebruiken om te blijven aandringen op werkelijke vooruitgang op cruciale dossiers zoals veiligheid, goed bestuur en bestrijding van corruptie.

Het gaat er ook om, te bekijken hoe de Europese Unie een actieve ondersteunende rol kan blijven vervullen bij de implementatie van de resultaten van de Londen-conferentie. Het belangrijkste resultaat van die conferentie was eigenlijk de consensus tussen alle deelnemers over de voorwaarden voor overdracht van verantwoordelijkheden aan de Afghaanse autoriteiten. Als het daarbij bijvoorbeeld gaat over veiligheid, moet er naast blijvende aandacht voor veiligheid een urgente aanpak zijn voor verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur in Afghanistan, zowel op nationaal als op lokaal niveau. Zonder voldoende sterk bestuur kunnen verantwoordelijkheden immers ook niet op een goede wijze worden overgedragen. Het is dus toch van belang dat wij daar zeer alert op blijven en dat wij zeer duidelijk maken hoe de Europese Unie daar in staat.

Een ander belangrijk element voor het komende jaar wordt gevormd door de voorziene Afghaanse parlementsverkiezingen. Met name de heer Van Bommel sprak daarover, mede in relatie tot de klachten over fraude bij de presidentsverkiezingen. Het is duidelijk dat, zoals ook bij de presidentsverkiezingen is gebleken, juist ook het functioneren van een kies- en klachtencommissie verbeterd moet worden. Ik ben het met de heer Van Bommel eens, als hij zegt dat wij dat moeten zien te bereiken. Daarbij blijft een ondersteunende rol van de internationale gemeenschap onmisbaar. Vooral in dit kader zullen wij moeten bezien in hoeverre de toezeggingen daadwerkelijk geïmplementeerd worden, met name over het versterken van de onafhankelijkheid, mede op basis van de bevindingen van de waarnemersmissie. Die heeft nog een aantal concrete aanbevelingen gedaan over de wijze waarop het functioneren van de klachtencommissie en de onafhankelijke kiescommissie verbeterd zou moeten worden. Het gaat er dus om dat die aanbevelingen worden uitgevoerd. Naar aanleiding van de evaluatie van de waarnemingsmissies van de verkiezingscommissies heb ik de vorige keer ook toegezegd dat wij ons daarvoor zullen inzetten. Ook deze elementen zal ik dus aanstaande maandag inbrengen.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik had gevraagd of de minister misschien ook een inschatting zou kunnen geven over de nieuwe VN-gezant. Zou hij iets kunnen zeggen over zijn rol, misschien zijn opdracht, bij de komende parlementsverkiezingen? Wij waren namelijk niet zo gelukkig met het optreden van de vorige VN-gezant.

Minister Verhagen: Ik moet zeggen dat ik mij wel distantieer van uw opmerkingen over, althans dat ik mij niet kan vinden in uw waardering dan wel diswaardering van Kai Eide. Ik meen dat Kai Eide onder buitengewoon moeilijke omstandigheden een ongelooflijke prestatie heeft neergezet. Ik ga dus niet mee met uw kwalificatie van Kai Eide. Dit laat onverlet dat zijn opvolger ook zeer nauwgezet moet toezien op wat moet gebeuren met betrekking tot de kiescommissie en de klachtencommissie. Dit werkt overigens van twee kanten. Ik moet zeggen dat Eide wat dat betreft niet altijd de nodige ondersteuning heeft gekregen. Als je wilt coördineren, moet er namelijk aan de andere kant de bereidheid zijn om gecoördineerd te worden. Als iedereen langs iemand heen wil blijven werken, komt er van de coördinatie niet veel terecht. Toen ik in Kabul was ter gelegenheid van de inauguratie van president Karzai, heb ik voorafgaand daaraan overleg gehad met een aantal collegae om na te gaan hoe die coördinatie nu daadwerkelijk vorm gegeven zou kunnen worden. Daartoe hebben wij een aantal afspraken gemaakt. Zo zal de VN-vertegenwoordiger, dus de opvolger van Kai Eide, de mogelijkheid krijgen om volwaardig en goed te coördineren in Afghanistan. Op dit punt zal tussen de hoofdsteden beter gecoördineerd moeten worden. Om te beginnen is daarbij van belang dat dit in Europees verband gebeurt. Ik heb ook nooit onder stoelen of banken gestoken dat het wat dat betreft een gotspe was dat er twee vertegenwoordigers van de Europese Unie waren: een van de Europese Commissie en een van de Raad. In dit verband heb ik ook tegen Ashton gezegd: als je werkelijk het buitenlandse beleid van de EU zichtbaar wilt maken en vorm wilt geven, moet je er allereerst voor zorgen dat er een «double headed» vertegenwoordiger van de Europese Unie komt.

Ik ben het ermee eens dat een aantal verbeteringen in de werkzaamheden van de VN doorgevoerd kan worden. Dat vraagt echter ook inzet van de Verenigde Staten, de Europese Unie en van de landen die daar actief zijn, om daadwerkelijk op een goede wijze samen te werken met de VN-vertegenwoordiger. Het vraagt dus om inzet van twee kanten.

De woordvoerders hebben gesproken over de Associatieraad en wat ik daar allemaal naar voren zou moeten brengen, al dan niet in wisselend geluid. Voordat ik daarop inga, moet ik zeggen dat de Hoge Vertegenwoordiger en minister Lieberman zijn overeengekomen om de Associatieraad EU-Israël van aanstaande maandag voorlopig uit te stellen. Die vergadering is dus uitgesteld met wederzijds goedvinden van Israël en de Europese Unie. Dit laat onverlet dat ik zelf voorzie om maandagavond een gesprek met Lieberman, mijn Israëlische collega, te hebben, omdat hij dan waarschijnlijk toch in Brussel is. Uiteraard zal ik dan ook zeggen wat ik van de gang van zaken en van een en ander vind.

De heer Voordewind vroeg specifiek om een aparte internationale conferentie over Gaza. Dit staat even los van het feit dat wij die conferentie al gehad hebben, namelijk in Sharm el-Sheikh. Daar werd de bereidheid van de internationale gemeenschap om bij te dragen aan de wederopbouw van Gaza gekoppeld aan de noodzaak dat er stappen vooruit gezet werden aangaande de positie van de Palestijnse Autoriteit in Gaza, met andere woorden de zekerheid dat de Palestijnse Autoriteit ging en gaat over de besteding van de middelen. Als tweede element noem ik in dit verband een duurzame tweezijdige wapenstilstand tussen Israël en Hamas. Voorts noem ik de Palestijnse hereniging, zodat één autoriteit en één president kunnen worden aangesproken op wat de Palestijnen doen. De partijen weten dus heel goed wat er boven de markt hangt. Op zich vind ik het idee van de heer Voordewind dus best sympathiek, maar, nogmaals, een dergelijk internationale conferentie is er al geweest. Verder is er niets gebeurd. Ik meen dat toen 4 mld. dollar «gepledged» is, met name door veel Arabische landen. Dat geld wacht nog steeds op besteding, omdat niet is voldaan aan de gestelde voorwaarden. Die voorwaarden waren erop gericht om te voorkomen dat een terroristische organisatie het geld in handen zou krijgen in plaats van dat het zou dienen ter wederopbouw van Gaza en ter leniging van de humanitaire nood.

Nu kom ik te spreken over de ontwikkelingen. Ik ben eigenlijk met de gehele internationale gemeenschap enorm geschrokken van de Israëlische aankondiging om 1600 wooneenheden te gaan bouwen in Oost-Jeruzalem. Niet alleen van de zijde van de Verenigde Staten, maar ook van de zijde van de Europese Unie bij monde van Hoge Vertegenwoordiger Ashton is deze stap veroordeeld. In de verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie die mede namens mij is uitgegeven, is het woord «condemned» gebruikt. Er zit dus geen letter verschil tussen de opstelling van de Verenigde Staten en die van de Europese Unie. Het Kwartet neemt ook die positie in: Israël moet en mag niet bouwen in bezette gebieden, ook niet in Oost-Jeruzalem. Ik heb dat ook met zoveel woorden gezegd tegen Dan Meridor, de vice-premier van Israël, die hier was toen ik bij het CIDI een toespraak hield. Dat heb ik niet alleen gezegd in het bilaterale gesprek met hem, maar ook en plein public in de zojuist genoemde toespraak.

Ik heb al vaak en allang bij Israël aangedrongen op een totale stop op de bouw van woningen in zowel Oost-Jeruzalem als de Palestijnse gebieden. De timing van deze bekendmaking baart me nog de meeste zorgen, want we hadden juist een voorzichtige hoop dat er weer vaart in het proces zou kunnen komen, dat er weer toenadering zou kunnen komen en dat er stappen vooruit gezet zouden kunnen worden. We stonden net aan de vooravond van de indirecte herstart van de onderhandelingen en dit is daarom buitengewoon te betreuren. Tegelijkertijd is het duidelijk dat de gemoederen nu weer bedaard moeten worden. De heer Van Dam zei het al: allerlei gewelddadige reacties, het gooien van stenen en het bedreigen van alles wat los en vast zit, bieden geen oplossing. Het helpt mensen wellicht om uiting te geven aan hun frustratie, maar op zich werkt het alleen maar contraproductief en escalerend. Ook aan Palestijnse zijde moeten de gemoederen dus bedaard worden en ook de autoriteiten in Rammalah moeten daarin een rol spelen.

Ik ben het met de heer Voordewind eens dat we de veiligheidssamenwerking met Israël moeten voortzetten en dat we door moeten gaan met de strijd tegen het zaaien van haat en het aanzetten tot geweld. Om die veiligheidssamenwerking met Israël voort te zetten, is echter ook financiële ondersteuning voor de Palestijnse Autoriteit nodig van landen als Nederland. Behalve het geld dat we aan de Gazastrook besteden voor humanitaire werkzaamheden en voor de agrarische sector, waarmee we aangeven dat het vreedzaam verbouwen van landbouwproducten in tegenstelling tot het afvuren van raketten wel loont, is onze steun er vooral op gericht om de samenwerking van politie en justitie van de Palestijnse Autoriteit mogelijk te maken, zodat zij zelf kunnen optreden tegen mogelijke bedreigingen tegen Israël.

De aankondiging van president Abbas om de start van de indirecte besprekingen op te schorten, vind ik begrijpelijk, maar niet verstandig. Ook de Palestijnen hebben namelijk belang bij een zo snel mogelijke start van de onderhandelingen. President Obama heeft dat overigens ook gezegd. Het is helder dat we op dit moment alles moeten doen om de herstart van de onderhandelingen te realiseren en dat we geen olie op het vuur moeten gooien. Daarbij past een scherpe veroordeling van de raketbeschietingen die helaas tot een dodelijk slachtoffer geleid hebben; dat was namelijk ook weer een moedwillige actie om te voorkomen dat het tot besprekingen komt. Ik veroordeel dus de aankondiging van de uitbreiding van de nederzettingen, omdat die op dat moment slechts negatief kan uitpakken voor die mogelijke herstart, en ik veroordeel eveneens deze raketaanval, want ook dat is weer een moedwillige actie. Dat is een van de trieste dingen van het Midden-Oosten: telkens als je weer een sprankje hoop hebt, wordt het door de een of andere idioot weer kapotgeschoten. Ik vind dat buitengewoon triest.

We moeten daarom als EU laten zien dat we samen met de Kwartetpartners en met name met de VS een positieve bijdrage kunnen leveren aan het vredesproces in het Midden-Oosten. Dat kan niet door slechts veroordelingen over en weer te roepen of door met sancties te dreigen. We moeten beide partijen positief organiseren en ze engageren om weer aan de onderhandelingstafel plaats te nemen. Hopelijk heeft het bezoek van mevrouw Ashton daar ook een bijdrage aan geleverd en hoor ik daar maandag meer over. Ik hoop in elk geval dat het Kwartetberaad morgen in Moskou besluit om zich in te zetten voor een herstart van de onderhandelingen.

Het is op zich begrijpelijk dat in wederzijds overleg besloten is om de Associatieraad niet te laten plaatsvinden, maar ik vind het ook jammer, want de partijen moeten juist met elkaar in gesprek komen. Daarom hoop ik het geplande gesprek met mijn collega Lieberman dan ook gewoon te laten doorgaan.

Hoe nu verder? Laten we ons dus allereerst richten op de Kwartetbijeenkomst morgen in Moskou. President Obama heeft duidelijk gemaakt dat hij ook met Israël verder wil werken, hoewel er nu een «disagreement» is over de aankondiging. De VS zitten momenteel op een ander spoor dan de heer Van Dam suggereerde; zij vragen Israël om te werken aan vertrouwenwekkende maatregelen. Israël kan dat ook; dat is het afgelopen jaar gebleken. De VS denken bij zulke maatregelen vooral aan verdere verbetering van «movement and access» op de Westelijke Jordaanoever. Bovendien zou Israël kunnen werken aan een herindeling van de verschillende Palestijnse zones daar, de zogenaamde «ABC-verdeling"; ook dat zou leiden tot vergroting van de bewegingsruimte voor Palestijnen. Dit soort maatregelen zou een basis kunnen zijn voor een doorstart van de indirecte besprekingen. Een oproep daartoe door het Kwartet zou – samen met een krachtige steun van de EU voor de inzet van Mitchell – de juiste stap op korte termijn zijn.

We hebben het naar aanleiding van het Gymnich-overleg al eens besproken: het lijkt me nog steeds goed als de EU haar diensten in dezen aanbiedt. Het zal door het afgelasten van de Associatieraad niet doorgaan, maar ik heb met wat collega's in «Gymnich» ook de mogelijkheid besproken om de betrekkingen met Israël te intensiveren en om op basis van de bestaande interim-overeenkomst met de Palestijnen ook te bezien of we de betrekkingen met hen kunnen intensiveren. Daarover zijn we nog altijd in gesprek. De punten waarop de EU een belangrijke rol kan spelen, zijn nog steeds het bijdragen aan veiligheid, rechtvaardigheid, een oplossing van het vluchtelingvraagstuk, een oplossing van het watervraagstuk, et cetera.

Ik heb niet de bedoeling om de heer Van Bommel te provoceren, maar omdat hij zelf zo duidelijk verwees naar de eerdere resoluties inzake het Midden-Oosten, wijs ik hem nog even op de eerste resolutie uit 1948: daarin is sprake van een Joodse staat. Dat mag uiteraard geen excuus zijn voor het schenden van mensenrechten of voor het beknotten van de rechten van Arabische inwoners van Israël.

Volgens mij heb ik hiermee de meeste vragen beantwoord.

De heer Ten Broeke (VVD): En Turkije?

Minister Verhagen: Ik vrees voor u dat Turkije niet aan de orde zal komen. Ik dacht dat uw opmerking daarover ook meer tot een breder publiek dan rechtstreeks tot mij gericht was.

De heer Ten Broeke (VVD): Voeg u in dat koor!

De voorzitter: Ik verzoek u om via de voorzitter te praten. We doen een korte tweede ronde.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik heb slechts enkele vragen. Mag ik constateren dat de minister met zijn woorden «Israël moet niet en mag niet bouwen in Oost-Jeruzalem» ook letterlijk bedoelt dat die bouw illegaal is en in strijd met de Conventie van Genève? Dat ik hem dat zo expliciet vraag, is mede omdat hier aan tafel een fractie van een regeringspartij zit die zegt dat dit wel legaal is. Naar mijn stellige overtuiging mag er volgens de Conventie van Genève niet worden gebouwd in bezet gebied.

Natuurlijk verwijzen de resoluties van 1948 naar een Joodse staat, maar uitgangspunt in de Routekaart naar Vrede zijn de resoluties uit 1967. Omdat in die resoluties bijvoorbeeld wordt ingegaan op de terugkeer van vluchtelingen, leiden die automatisch tot een heterogene staat. Ik trek daaruit twee conclusies: de resoluties van 1967 zijn leidend in het vredesproces dat we nu leven proberen in te blazen en de uitvoering van die resoluties leidt tot een heterogene staat. Deelt de minister die conclusies?

De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording en specifiek voor zijn toezegging dat er werk wordt gemaakt van de landbouw in Haïti. Het is goed dat de minister zegt dat de EU met een verklaring wil komen over Iran, want de problemen daar zijn zeker nog niet over.

Ik noemde watermanagement als een concreet en belangrijk punt waarop men in het Midden-Oosten kan samenwerken. Is dat een van de onderwerpen die de minister in zijn eventuele gesprek met de heer Lieberman aan de orde wil stellen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het klopt wat de minister zei over «Sharm el-Sheikh». Er hangt inderdaad 4 mld. boven de markt en ik wilde niet alleen aangeven dat dit geld boven de markt moet blijven hangen. We moeten ook bekijken of de Arabische landen – misschien samen met Israël en het Kwartet – tot een Gaza-conferentie zouden kunnen komen. De Gazastrook is nu namelijk een cruciale barrière om tot een vredesregeling te komen, want als we over een vredesregeling praten, gaat het over een driestatenoplossing omdat Gaza nu buiten schot blijft. Misschien krijgen we de gematigde landen zover om structureel na te denken over een oplossing in de Gazastrook. Dat is vooral nodig vanwege de schrijnende humanitaire situatie daar.

Wat er gebeurde toen Mitchell daar was, is overigens vergelijkbaar met wat er gebeurde tijdens de aanwezigheid van Hoge Vertegenwoordiger Ashton in de Gazastrook, toen tijdens haar bezoek die raketbeschietingen plaatsvonden.

Ik ben voor hulp aan de Palestijnse Autoriteit. Zij is ook voor ons nog steeds dé gesprekspartner. We moeten dan echter wel een veroordeling uitspreken over het verheerlijken van geweld. Dat spreekt namelijk uit de naamgeving van dat plein in Rammalah en dat werkt ook contraproductief.

Ik had ook een opmerking over Haïti, maar daarmee wilde ik via de minister van Buitenlandse Zaken de minister van Justitie bereiken om hem te vragen om het IND tot een versnelling aan te zetten.

De voorzitter: Ik verzoek tot zeer korte interrupties in de tweede termijn.

De heer Haverkamp (CDA): Het is goed om te constateren dat het bij een veroordeling moet blijven en dat het bedrag om aan een Palestijnse staat te bouwen, moet blijven staan. Het is me echter onduidelijk wat u met een conferentie wilt bereiken. Er is toch al een conferentie geweest over Gaza? Het probleem ligt nu toch vooral aan Palestijnse zijde? Laat hen samen maar uitmaken wie de gesprekspartner is. Vindt u dat we iets met Hamas moeten gaan doen in Gaza? Wat wilt u met een conferentie voor elkaar krijgen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Een conferentie zou een vervolg moeten zijn op «Sharm el-Sheikh", waarbij er niet zozeer naar de «carrot» – de humanitaire hulp – gekeken moet worden, maar waarbij we moeten proberen om de Arabische landen die wel invloed hebben op Hamas, zover te krijgen dat we druk op Hamas uitoefenen. Misschien kunnen er ook concrete voorstellen gedaan worden om uit dit dilemma te komen en om de standstillsituatie voor de mensen in de Gazastrook te doorbreken. Dat heb ik voor ogen met een conferentie, want er is nu een impasse.

De heer Van Dam (PvdA): In eerste termijn wilde de heer Voordewind geen veroordeling uitspreken over de Israëlische bouwplannen, maar zei hij slechts dat hij betreurt. Hij heeft nu van de minister gehoord dat de EU wel een veroordeling uitspreekt. Steunen de heer Voordewind en dus ook de ChristenUnie nu de lijn van de regering en van de EU dat die bouwplannen veroordeeld dienen te worden en dus niet slechts betreurd?

De heer Voordewind (ChristenUnie): De vraag is hoe relevant dit is. U wilt met zo'n uitspraak naar een soort boycot en naar sancties tegen Israël. U hebt dat al eerder aangegeven. Ik pleit ervoor om te bekijken hoe je die partijen naar de vredesonderhandelingstafel zou kunnen krijgen. Dat was ook mijn insteek in eerste termijn en dat vind ik veel belangrijker dan dat u een punt kunt maken door harde taal tegen Israël. De vraag is waar dat toe leidt. Ook de minister kiest niet de koers van een harde confrontatie, want we hebben zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit nodig. Beide moeten beseffen dat ze moeten terugkeren tot de onderhandelingstafel, want dat is de enige manier om de geweldsspiraal te doorbreken.

De voorzitter: U krijgt straks uw termijn, mijnheer Van Dam. U mag nu nog een allerlaatste zin uitspreken.

De heer Van Dam (PvdA): De heer Voordewind vraagt hoe relevant dit allemaal is, maar er zijn slechts twee regeringspartijen over en een van de twee staat kennelijk niet achter de hardheid van de confrontatie die de minister voorstaat. De minister zou wat mij betreft nog verder moeten gaan, maar het lijkt me wel relevant om te weten of de fractie van de ChristenUnie het regeringsbeleid in dezen nog ondersteunt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Zo makkelijk laat ik mij niet uitspelen. Ik kan mij vinden in wat de minister zegt: er moet druk worden uitgeoefend om terug te keren naar de onderhandelingstafel, maar hij heeft ook aangegeven dat dit signaal zowel naar Israël als naar de Palestijnse Autoriteit moet uitgaan. Ik heb al een voorbeeld genoemd dat aangeeft waarom ik vind dat het signaal nu ook sterk naar de Palestijnse Autoriteit moet uitgaan. Ik herhaal mijn standpunt: hoewel het bouwen van nederzettingen nu beperkt is tot Oost-Jeruzalem en niet meer op de Westelijke Jordaanoever plaatsvindt, bevordert dat bouwen niet de terugkeer van Israël en de Palestijnen naar de onderhandelingstafel.

De heer Van Bommel (SP): Dit is toch wel heel bijzonder. We kunnen nu vaststellen dat de regering en de EU in hun veroordeling de hele Kamer achter zich vinden met uitzondering van een regeringspartij, de ChristenUnie. Dat is heel bijzonder. Ik vraag mij af welke politieke consequenties dat heeft voor de positie van deze minister. Hij weet namelijk met steun van de oppositie overeind te blijven, maar de regering krijgt niet de steun van de ChristenUnie bij dit belangrijke onderwerp, terwijl de regering juist van mensenrechten en dergelijke een uitgangspunt gemaakt had van het buitenlands beleid! Wat gaat de minister nu doen?

De voorzitter: Uw punt is duidelijk, mijnheer Van Bommel.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mijn fractie steunt het signaal van de minister dat er op dit gebied kritische zorg moet worden uitgesproken, zowel naar de Palestijnse Autoriteit als naar Israël.

De heer Van Bommel (SP): Maar dat zijn niet de politieke feiten!

De voorzitter: Ik geef u niet meer het woord, mijnheer Van Bommel.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik voel een klein beetje een gewetensconflict opkomen nu deze demissionaire minister zijn parlementaire steun nog verder ziet slinken; laat ik dan maar de lijn van de meest loyale oppositie volgen. De minister heeft in het geval van Israël de juiste lijn gekozen. Ik heb al eerder gezegd dat ik het goed vind dat hij een week geleden bij het CIDI de Israëlische vrienden gewoon in de ogen keek en dat hij daar de kritiek overbracht die hij ook hier overbracht. Dat is het type evenwichtige benadering dat we aan deze kant van de tafel wel eens node missen. Het gaat namelijk aan de ene kant over een bouwproject van 1600 woningen, maar aan de andere kant nog steeds over raketten. Bouwen noch beschieten draagt bij aan een verbetering van de situatie. We hebben juist vertrouwenwekkende maatregelen nodig. Ook ik zie overigens geen enorm licht tussen de EU en de Amerikaanse regering; ook ik heb vanochtend gezien dat de Amerikaanse president zijn opwachting maakte bij Fox News en hij heeft daar heel kloeke woorden gesproken. Ik meen dat de heer Van Dam dat ook heeft waargenomen.

Ik had nog een vraag over het logistieke deel van de terugtrekking uit Afghanistan, maar misschien krijgen we het antwoord daarop volgende week. Er schijnt namelijk een brief aan te komen. Ik zie dat de minister al knikt. Dat neem ik dus maar even mee.

De minister wil nu niet ingaan op mijn opmerking over Turkije. In de kwestie-Iran hebben we kunnen zien dat het soms zin heeft om zaken die niet op de agenda staan, toch te adresseren. Bij dezen doe ik dat nogmaals. Mocht de minister de aanvechting voelen om in dat koor mee te gaan zingen, dan moet hij zich daar vooral niet van laten weerhouden. Wat de heer Erdogan gisteren heeft aangekondigd, verdient in mijn ogen namelijk een veroordeling van de kant van de EU, want er worden ook lidstaten zoals Zweden beknot en we moeten daar solidair mee zijn.

Als laatste kom ik op het vredesproces in het Midden-Oosten. Ik heb al aangegeven dat de VVD de minister op dat punt steunt. Het gaat er nu om dat Israël geen «facts on the ground» creëert die als een soort «fait accompli» gaan werken waardoor het vredesproces echt helemaal vast komt te zitten. Het is belangrijk om nu juist te zoeken naar common ground; die was er en die kan er nog steeds zijn. We zullen daarvoor alle bewegingen nodig hebben die we kunnen maken, ook met de EU. We zullen straks nog over de EDEO spreken, maar ik hoop werkelijk dat ook het bezoek van de Hoge Vertegenwoordiger een beetje daaraan bijdraagt. Ik heb haar vanmiddag in ieder geval één keer op tv gezien toen ze uit een auto stapte en ze heeft dus inmiddels een herkenbaar gezicht. Hopelijk draagt haar bezoek een beetje bij en gaat het proces een beetje lopen.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Allereerst ben ik blij met de terechte voortvarendheid van de minister ten aanzien van Cuba. Ik heb één keer eerder meegemaakt dat de minister iets wat ik in een debat ging vragen, voordien al had uitgevoerd. Toen had ik het echter van tevoren aangekondigd en in dit geval niet. Ik complimenteer de minister dus en ik denk dat hij hiermee op de goede lijn zit.

Dan kom ik op het Midden-Oosten. Een veroordeling lijkt me noodzakelijk en terecht. Dat geldt uiteraard voor raketbeschietingen – dat zeg ik voordat daar weer interrupties over komen – maar zeker ook voor het nieuwe aangekondigde bouwplan. Ik wijs de heer Voordewind erop dat de minister terecht zei dat hij Israël al herhaaldelijk en langdurig heeft gewezen op de noodzaak om te stoppen met het uitbreiden van nederzettingen en het bouwen in Oost-Jeruzalem en op de rest van de Westelijke Jordaanoever.

Het ging precies over dat punt in het debat dat wij daarover hadden in november; ik meen dat dit was tijdens het debat over de begroting voor Buitenlandse Zaken. Het ging toen ook over het feit dat de minister Israël daar al herhaaldelijk op had gewezen, ook in zijn gesprek met Lieberman. Ik gunde het de minister oprecht niet, maar hij werd in mijn ogen tijdens zijn bezoek aan Israël daadwerkelijk geschoffeerd. De heer Lieberman sloeg namelijk alles wat de minister had aangedragen, keihard in de wind. Tijdens dat debat zei de minister dat er een moment kan komen waarop je moet vaststellen dat maatregelen die je in het verleden hebt voorgesteld, niet het gewenste effect opleveren. Dat geldt niet alleen voor deze discussie over de verdieping van de relatie tussen de EU en Israël, maar ook voor andere gelijksoortige zaken. Wij moeten ook voor onszelf duidelijk maken dat er een moment kan komen waarop we niet meer denken dat we het gewenste effect krijgen als we maar op dezelfde lijn doorgaan. Het ging ook toen al over de uitbreiding van nederzettingen en het is daarom de vraag of een veroordeling nu afdoende is. Toch heeft de minister het in de brief van de regering nog steeds over «het verder aanhalen van de banden met beide partijen» oftewel over het doorgaan met de intensivering van de relatie met Israël. Dat is niet meer met elkaar te rijmen. In november heeft de minister nog gezegd dat hij de koers zal moeten wijzigen als blijkt dat doorgaan op deze lijn niet tot het gewenste effect leidt. Dat laatste blijkt nu; de minister had daarvan geen duidelijker voorbeeld kunnen krijgen dan dit.

Bovendien constateert de minister zelf in zijn brief – die wij helaas niet meer zullen behandelen vanwege zijn demissionaire status – over «Het beeld van Nederland in diverse moslimlanden» dat Nederland wordt verweten met twee maten te meten. We hebben die discussie hier al vaker gevoerd. Ik heb ook steeds gewezen op dat gevaar, maar de minister zei toen steeds dat dit niet aan de orde was. Uit zijn woorden blijkt dat het nu kennelijk wel aan de orde is. De minister zou daar iets aan kunnen doen en ik roep hem dan ook ertoe op om dat te doen.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik constateer dat de heer Van Dam zich nu zorgen maakt over de positie van één regeringspartij die een afwijkende mening zou hebben over het beleid dat de minister voorstaat inzake het vredesproces in het Midden-Oosten. Ik ben blij dat hij zich daar nu zorgen over maakt, want in het verleden heb ik dat niet altijd bij hem kunnen constateren.

De heer Van Dam (PvdA): Ik heb me daar heel vaak en met recht zorgen over gemaakt.

Minister Verhagen: Toen was er ook één regeringspartij die zich er niet altijd in kon vinden, maar dat was niet de ChristenUnie. Ik hoop dat de heer Van Dam dat in het achterhoofd houdt.

Wat het meten met twee maten betreft: ik ben het op dat punt absoluut oneens met de heer Van Dam. Dat sommige landen die perceptie hebben, wil namelijk niet zeggen dat ze daarin gelijk hebben. De heer Van Dam vindt van wel en stelt dat een veroordelende opstelling de juiste is, maar in het verleden maakte hij zich juist nogal eens zorgen over de houding en de opvattingen van andere EU-lidstaten. Welnu, wat ik heb gezegd over intensivering van de betrekkingen, kan op brede consensus binnen de lidstaten van de EU rekenen.

Ik vind het jammer dat in de discussie wordt gesteld dat de ene uitspraak nog forser zou moeten zijn dan de andere, terwijl degene die dit poneert, zich niet afvraagt of forse uitspraken ook een positieve invloed hebben op wat er gebeurt in het Midden-Oosten en of zulke uitspraken kunnen bijdragen aan een oplossing. Natuurlijk kunnen we een heel dispuut houden over wat er op basis van oorlogsrecht wel en niet mag in bezet gebied en over het al dan niet mogen vernietigen of bouwen van infrastructuur. Die discussies zijn op zich heel interessant en hebben ook gevolgen voor de houding die we aannemen ten opzichte van de stappen die Israël heeft gezet, want als het allemaal goed zou zijn, zouden we niet overgaan tot een veroordeling en zouden we hierover geen uitspraken doen.

De vraag die we onszelf echter moeten stellen en die ik mezelf als minister in elk geval stel, is of onze reactie op de een of andere manier kan bijdragen aan het oplossen van het probleem. Al het overige is uiteindelijk onderwerp van onderhandeling tussen de Israëliërs en de Palestijnen: wat zijn de grenzen van 1967, gaat er een deel van bepaalde nederzettingen via een swap naar Israël of gaan er juist delen van Israël naar de Palestijnse staat? Hoe wordt er omgegaan met vluchtelingen? Zal dat leiden tot een heterogene staat? Komt er een financiële tegemoetkoming? Ik heb het al eerder gezegd, niet alleen hier maar ook in mijn verhaal tijdens de Herzliya-conferentie: al die elementen moeten door beide partijen gedragen worden.

Wij moeten intussen kijken hoe die onderhandelingen hervat kunnen worden en hoe we kunnen zorgen voor een klimaat dat niet leidt tot escalatie en het zaaien van haat. We willen namelijk geen klimaat waarin vrede eindeloos blijft ontbreken, Israël onveilig is en er geen Palestijnse staat is. We zullen dus naar die zaken moeten kijken. President Obama heeft aangegeven vooral te willen bezien wat de trigger kan zijn waardoor de onderhandelingen weer hervat zouden kunnen worden; zo'n opstelling vind ik constructiever dan het houden van een heel dispuut over wel of geen sancties. De heer Van Dam zei dat ik eerder al eens heb gezegd: «Er kan een moment komen ...». Dat moment kan inderdaad komen. Sinds dat moment is er een moratorium geweest. Dat behelst een tijdelijke bouwstop voor een beperkt deel; het moratorium geldt niet voor Oost-Jeruzalem en dat hebben we dan ook afgekeurd. Het moratorium geldt echter wel voor heel grote delen van het overige gebied van de Westelijke Jordaanoever en we komen geen stap verder als we maar één kant van de zaak zien en niet naar de andere kant kijken.

Ik ben blij met de constructieve houding van Harer Majesteits meest loyale oppositie, de VVD, en ik ben blij met de steun van de regeringspartijen – al dan niet in demissionaire staat – voor de regering. Daardoor kan ik op dit punt het beleid voortzetten dat ik in de afgelopen jaren heb gevoerd.

Ik heb over het vredesproces nog één opmerking waarmee ik inga op de specifieke vraag van de heer Voordewind. In eerste termijn heb ik al gezegd dat de verheerlijking van geweld verwerpelijk is. De vernoeming van een plein of een gebouw naar een terrorist is dat dus ook; daarover heb ik overigens al Kamervragen beantwoord. De EU heeft dat samen met de VS zeer duidelijk gemaakt aan de Palestijnse Autoriteit en we hebben ook gevraagd om die vernoeming terug te draaien. Ik herhaal dat we ons blijven verzetten tegen dit soort handelingen, maar het gaat mij een paar stappen te ver om dat te koppelen aan het hulpaanbod. Onze ondersteuning op de Westelijke Jordaanoever richt zich namelijk juist op het vergroten van de veiligheid van Israël, door samenwerking op justitieel gebied en politiegebied. Daarnaast is onze steun vooral gericht op economische verbetering van de situatie op de Westelijke Jordaanoever en op verbetering van de humanitaire en economische situatie in de Gazastrook. Ik hoop toch dat dit geen controversiële doeleinden zijn.

Binnenkort komt er inderdaad een voortgangsbrief over Afghanistan, waarin de daarover gestelde vragen uiteraard meegenomen worden. Overigens is de minister van Defensie er specifiek verantwoordelijk voor dat de redeployment op verantwoorde wijze plaatsvindt.

Ik blijf van mening dat de heer Ten Broeke een ander publiek toesprak dan mijzelf toen hij het over Turkije had.

De voorzitter: Er is nog een vraag van de heer Haverkamp over watermanagement.

Minister Verhagen: Ik heb dat al ingebracht in de discussie over de vraag waarop de deposits van de EU zich zouden moeten richten als er een vredesakkoord tot stand komt of ter bespoediging van een vredesakkoord. Er is ook een concreet voorstel over watermanagement gedaan tijdens de bijeenkomst van de Unie voor de Mediterrane Regio. Mevrouw Van Gennip, voorganger van de heer Haverkamp, heeft destijds ook specifiek aandacht gevraagd voor watermanagement. Dit is een van de punten waarop Israël, Jordanië en de Palestijnse Autoriteit tot een trilaterale samenwerking zouden kunnen komen en uiteraard zal dit in de gesprekken met mijn Israëlische collega aan de orde komen.

De heer Van Dam (PvdA): Ik kom even terug op de woorden van de minister. Hij zei dat je jezelf zou moeten afvragen welk effect het zetten van stappen heeft op het vredesproces en of je daarmee een oplossing dichterbij brengt. Wat is het principiële verschil met de reactie van de minister destijds op het arrestatiebevel voor president Al-Bashir van Sudan? Hoewel dit bevel een oplossing misschien juist niet dichterbij bracht en het de hulpverlening kon bemoeilijken, vond hij dat we er toch achter moesten staan: «het recht is het recht» en het recht mag niet wijken voor politieke doeleinden. Zo reageerde de minister toen. Zijn reactie was terecht, maar principieel totaal anders dan zijn houding ten opzichte van het Midden-Oosten. Over meten met twee maten gesproken ...

Minister Verhagen: Ik weet dat u steeds gelijk wilt krijgen en steeds wilt horen dat er sancties moeten komen. Ik ben het daarin gewoon niet met u eens. Verder denk ik dat het nuttiger is om hier niet weer in de bekende gelijkhebberij te vervallen. Wat ginds gebeurt, is ernstig omdat er nu niet begonnen wordt met onderhandelingen. Veroordelen, stimuleren, complimenten geven: je moet in principe alle middelen gebruiken. Dat doe je dan echter niet om je eigen gelijk te halen, zoals u hier blijkbaar wel doet, maar omdat je denkt dat dit partijen ertoe beweegt om weer naar de onderhandelingstafel te gaan. Dat u onderstreept dat u vindt dat ik met twee maten meet, is niets nieuws, want dat doet u al drie jaar. De inzet is voor mij: wat komen partijen uiteindelijk met elkaar overeen en hoe kunnen zij weer naar de onderhandelingstafel gaan? Ook als demissionair minister ben ik daarmee op dit moment bezig en daar wil ik mij dan maar toe beperken, maar ga vooral uw gang als u uw gelijk wilt hebben.

De voorzitter: Een laatste interruptie.

De heer Van Dam (PvdA): De minister doet daarmee absoluut geen recht aan het debat dat we inderdaad al drie jaar hebben, want dat debat gaat juist over welke principes je nastreeft in deze kwestie en in hoeverre je tilt aan het naleven van het internationaal recht. Ik zou aan het eind van deze periode graag iets anders kunnen constateren, maar mijn constatering is nu dat de minister enkel en alleen in deze kwestie steeds heeft aangegeven dat overschrijding van het internationaal recht en van de mensenrechten niet op consequenties zou moeten rekenen. Dat doet af aan de resultaten die de minister bij de rest van zijn portefeuille heeft geboekt bij het opkomen voor de mensenrechten. Dat is zonde. Het zou daarom mooi zijn als de minister daar nog op terug zou komen voordat hij straks minister af is.

Minister Verhagen: Ik heb geen enkele behoefte om op deze aantijgingen te reageren, want de heer Van Dam weet ook dat zij kant noch wal raken dan wel nergens op slaan.

De voorzitter: We zijn hiermee gekomen aan het einde van dit algemeen overleg ter voorbereiding van de RBZ. Ik wil nog aangeven dat dit het einde is van de werkzaamheden van onze griffier. Namens de gehele commissie voor Buitenlandse Zaken dank ik haar hartelijk en wens ik haar veel succes met haar toekomst.