Kamerstuk 21501-02-1892

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd: 6 juli 2018
Indiener(s): Pia Dijkstra (D66), Malik Azmani (VVD)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1892.html
ID: 21501-02-1892

Nr. 1892 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 juli 2018

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 20 juni 2018 overleg gevoerd met de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken, over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 15 juni 2018 inzake geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken van 25 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1888);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 30 mei 2018 inzake verslag Raad Buitenlandse Zaken van 28 mei 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1876);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 7 juni 2018 inzake Nederlands initiatief VN-sancties mensenhandelaren Libië (Kamerstukken 32 735 en 28 638, nr. 196).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Pia Dijkstra

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Sjoerdsma

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Haga, Van Helvert, Karabulut, Van Ojik, Ploumen, De Roon, Sjoerdsma en Voordewind,

en de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken.

Aanvang 17.01 uur.

De voorzitter:

Ik verklaar dit algemeen overleg Raad Buitenlandse Zaken voor geopend, met aan mijn rechterhand de Minister van Buitenlandse Zaken en zijn delegatie en aan mijn linkerhand de collega's. Ik heet de Minister welkom. Ik hanteer een spreektijd van vijf minuten. Ik zal soepel zijn met de interrupties, maar op het moment dat de interrupties uit de hand lopen, zal ik proberen in te grijpen en ervoor zorgen dat we dit overleg op tijd kunnen afronden. Als eerste heeft mevrouw Ploumen het woord. Mevrouw Ploumen, het woord is aan u.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter. Dank u wel. Goed dat we met de Minister kunnen spreken in aanloop naar de Raad Buitenlandse Zaken. Ik heb een aantal onderwerpen die ik graag wil bespreken en vijf minuten spreektijd lijkt mij daarvoor ruim voldoende.

Ik wil beginnen met Afghanistan. Minister Blok is vanochtend, of misschien zelfs vanmiddag, teruggekeerd. Of vannacht, dat kan ook. Heel goed dat hij Afghanistan heeft bezocht. Heel goed ook dat hij een monument heeft onthuld voor degenen die hun leven hebben gegeven voor Afghanistan, voor de veiligheid van de Afghanen. Wij kunnen hun niet genoeg respect betonen, dus zeer veel dank daarvoor aan de Minister.

Ik heb de Minister gehoord in zijn, laten we zeggen, informele debriefing op het nieuws. Daarin zegt hij dat de situatie beter is en dat er veel vooruitgang is. Het nieuwsitem refereerde ook aan een wapenstilstand die er zou zijn. De Minister had het over een mars voor vrede. Zijn collega, de Minister van Defensie, mevrouw Bijleveld, hoorden we afgelopen vrijdag zeggen dat Nederland extra manschappen en vrouwschappen naar Afghanistan wil sturen. Zij kwalificeerde dat als «een gemakkelijk uit te voeren missie». Maar feitelijk is er iets anders aan de hand in Afghanistan en dat contrasteert nogal met het beeld dat ik net schetste. Er zijn vandaag 30 Afghaanse militairen gedood. Er is een bestand geweest, maar dat is nu afgelopen. En ondanks dat president Ghani heeft aangeboden het bestand te verlengen, hebben de taliban dat verworpen. De taliban hebben een deel van het land onder hun controle. En mij lijkt een missie daar helemaal niet gemakkelijk uit te voeren. Kan de Minister dus nog eens reflecteren op de vraag waar hij dan die vooruitgang ziet? Hoe ziet hij die gewelddadigheden van vanochtend, waarbij volgens sommige bronnen 13, maar volgens de lokale gouverneur 30 militairen gedood zijn? Wil de Minister ook reflecteren op de kwalificatie van Minister Bijleveld?

Voorzitter. Dan Myanmar. Nederland, Europa en ook deze Minister hebben zich hiervoor ingespannen. Nederland zit in de Veiligheidsraad en heeft in die hoedanigheid een bezoek gebracht aan Myanmar. Dat bezoek werd overigens lange tijd nogal gefrustreerd door de lokale autoriteiten. We weten allemaal waarom: er is genocide gepleegd op de Rohingya. Deze zijn in groten getale gevlucht naar Bangladesh. We zien nu ook gewelddadigheden in het noorden, op de Kachin en andere minderheden.

Voorzitter. Men zegt dat er een akkoord is bereikt voor enkele VN-organisaties om toegang te krijgen tot Rakhine. Er komt een commission of inquiry. Welke organisaties kunnen naar Rakhine? Dat is het gebied van de Rohingya. Wanneer kunnen die organisaties daarnaartoe? Is de commission of inquiry al benoemd? Als ik het goed heb, gaat Aung San Suu Kyi de commissie instellen, maar we hebben er eigenlijk niets meer over gehoord. Krijgt zo'n commissie ook de vrijheid om alle gebieden te bezoeken? Kortom, kan de Minister ons kort bijpraten? Ik weet dat er volgende week een specifiek AO is, maar omdat het ook op deze geannoteerde agenda staat, zou het goed zijn als hij er nu ook wat over zegt.

Voorzitter. Dan de situatie in Jemen. Daar hebben we veel over gesproken. We hebben er onlangs, vorige week, tijdens het mondelinge vragenuur over gesproken. Hodeidah Port is niet gespaard gebleven. Op welke manier gaat de Minister zich inzetten om het humanitaire leed van de mensen in Jemen te verzachten? Welke politieke oplossingen ziet hij?

Voorzitter. Nog twee hele korte punten. We hebben kunnen zien dat in Nicaragua de, laten we zeggen, sluimerende conflicten tot een uitbarsting zijn gekomen. Er is in nationale dialoog gesproken. Op welke manier ziet de Minister een rol voor Nederland en de Europese Unie? Is hij bereid zijn collega's op te roepen om samen te bezien welke constructieve rol ze kunnen spelen?

En op welke manier gaat de Minister zich in Brussel uitspreken tegen het scheiden van kinderen van hun ouders door onze bondgenoot, de Verenigde Staten, die het lelijk laten afweten op het gebied van de mensenrechten?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ploumen. Keurig binnen de tijd. De heer Van Haga voor de VVD.

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dit algemeen overleg staat in het teken van de Raad Buitenlandse Zaken van 25 juni. Afgelopen week hield de Hoge Vertegenwoordiger, mevrouw Mogherini, in Brussel een persconferentie over het Europees Defensiefonds en de European Peace Facility inzake de EU Global Strategy for Foreign and Security Policy. In deze geannoteerde agenda wordt uitgebreid ingegaan op de onderwerpen die mevrouw Mogherini in haar toespraak aanhaalde. Een groot deel van de agenda gaat over de verdere samenwerking op het gebied van onder andere militaire mobiliteit, het Europees Defensiefonds, de European Peace Facility en de EU-NAVO-samenwerking. Daarnaast wordt ook het Nederlandse initiatief om VN-sancties op te leggen aan mensenhandelaren en smokkelaars in Libië besproken.

Ten eerste zou ik de Minister willen complimenteren met het feit dat de Veiligheidsraad, en zelfs op Nederlands initiatief, met succes sancties heeft ingesteld tegen de mensenhandelaren en -smokkelaars die betrokken zijn bij ernstig geweld tegen migranten in Libië. Het is van groot belang dat er een einde komt aan dit soort misdaden en ook aan de straffeloosheid ervan.

Dan de EU Global Strategy. Ten aanzien van de Europese samenwerking is de VVD van mening dat juist op het gebied van effectiviteit en verdieping van de huidige samenwerking veel te winnen is. Daarom wil ik van de Minister weten naar welke concrete stappen Nederland streeft om de huidige samenwerking verder te verbeteren.

Dan heeft mevrouw Mogherini ook iets gezegd over de European Peace Facility. Zij kondigde 13 juni jongstleden aan dat deze zal gaan ontstaan. Met betrekking tot dit nieuwe EU-instrument hebben wij een aantal vragen. Uit de woorden van mevrouw Mogherini begreep ik dat de European Peace Facility buiten de EU-begroting zal vallen en dat deze een budget krijgt van ruim 10 miljard euro, weliswaar over een periode van zeven jaar. Onduidelijk is echter in hoeverre Nederland gaat bijdragen aan dit fonds. In dat kader hoor ik graag van de Minister in hoeverre het slechts een nieuwe structuur voor bestaande fondsen betreft of dat we extra middelen beschikbaar moeten gaan stellen. Worden EU-missies voortaan ook uit dit fonds gefinancierd? En gaat bijvoorbeeld herstructurering ook gepaard met andere gewenste bevoegdheden van de kant van de Hoge Vertegenwoordiger? Daarnaast hoor ik graag in algemene zin hoe de Nederlandse regering tegenover dit initiatief staat.

Dan de situatie in Jemen. Deze is net al even aan de orde geweest. Op 13 juni jongstleden begon de door Saudi-Arabië geleide coalitie met de aanval op de haven van Hodeidah in Jemen. Zoals bekend, komt in de havenstad Hodeidah 80% van de humanitaire hulp binnen. Ik zou graag van de Minister willen weten welke gevolgen de aanval op Hodeidah heeft voor de vrije toegang van humanitaire hulp en wat wij daaraan zouden kunnen doen.

Tijdens het algemeen overleg Jemen van 12 april gaf de Minister aan dat hij heeft geconstateerd dat Iran niet voldoende informatie heeft verschaft over de conclusie van het VN-expertpanel en dat er niet overeenkomstig resolutie 2216 zou zijn gehandeld. Ik ben benieuwd of de Minister intussen wél de informatie van Iran heeft ontvangen. Zo niet, dan wil ik weten of er mogelijkheden zijn, zowel bilateraal als multilateraal, om toch de gewenste informatie van Iran te krijgen. Daarnaast wil ik van de Minister de laatste stand van zaken weten over mogelijke sancties naar aanleiding van het rapport van het VN-expertpanel.

Tot slot. Vorige week heeft de historische top plaatsgevonden tussen de Amerikaanse president Donald Trump en de Noord-Koreaanse leider Kim Jong-un. Maar er is nog allerlei onduidelijkheid over de gemaakte afspraken. De Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken en president Trump geven verschillende signalen af over sanctieverlichting en over het tijdpad naar denuclearisatie. Kortom, ik ben benieuwd naar de inschatting van de Minister over een mogelijk tijdpad en naar de criteria die worden gehanteerd bij de beoordeling van een eventuele deal.

Voorzitter, tot zover mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. De heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het afbreken van de multilaterale wereldorde is een spel in veel bedrijven. Bijna dagelijks komt er een nieuwe akte bij. Nadat de president van de Verenigde Staten vorige week de G7 in Canada als een rokende puinhoop had achtergelaten, werd hij vrienden met Kim, vooralsnog zonder er iets voor terug te krijgen, kwamen er nieuwe importheffingen, waardoor nu al het woord «recessie» valt, en stapten de VS gisteren ook nog uit de VN-Mensenrechtenraad. Met angst en beven wordt er uitgekeken naar de NAVO-top half juli. Wat zullen de VS dan weer in petto hebben?

In het vorige AO ter voorbereiding op de RBZ hebben we er uitgebreid over gesproken en de Minister schetste toen eigenlijk al een beetje de contouren van een Nederlandse of misschien Europese respons. Hij zei: lijnen openhouden – dat is het ene spoor – maar ook grenzen trekken waar het ons te ver gaat en soms je eigen weg gaan. Hij heeft toen ook gezegd dat hij voor de zomer nog eens ging kijken of hij de Kamer een brief kan sturen, waarin hij die lijnen wat verder uitwerkt. Mijn vraag ligt natuurlijk voor de hand. De zomer begint heerlijk dichtbij te komen, zou ik bijna zeggen. Gaat 5 juli nog lukken? En misschien ook belangrijk in het kader van dit debat: gaat de RBZ bij het agendapunt EU Global Strategy for Foreign and Security Policy nog spreken over een nieuwe andere lijn ten aanzien van de Verenigde Staten? Dat zou goed zijn om te horen.

In dat verband nog een paar concrete vragen. Ja, het ligt ook voor de hand, hè? Hoe nu verder met de Iran-deal? Ook daar hebben we natuurlijk al eerder over gesproken, toen de VS zich net uit de deal hadden teruggetrokken. Misschien kan de Minister ons vertellen wat er sindsdien is gebeurd, zowel binnen de EU, maar ook in de gesprekken met China, Rusland en met Iran zelf uiteraard.

Over Korea hebben collega's al vragen gesteld. Dat laat ik even.

Mevrouw Ploumen vroeg hoe het Nederlandse kabinet de verontwaardiging over het VS-beleid met betrekking tot het scheiden van kinderen van hun ouders gaat overbrengen. Ik sluit me daar graag bij aan. Gebeurt dat inderdaad door de ambassadeur op het matje te roepen, zoals verschillende fracties inmiddels hebben gevraagd? Gaat de Minister-President het zelf aan de orde stellen in het Witte Huis, als hij daar op 2 juli is? Graag ook daar wat meer duidelijkheid over.

Ik wil graag ook even stilstaan bij het onderwerp Hoorn van Afrika, omdat ik het heel belangrijk vind dat dat op de agenda van de RBZ staat. Dat gebeurt niet zo heel vaak, denk ik. Heel goed dat dat nu wel gebeurt. De EU wil zich inzetten voor het faciliteren van een regionale dialoog, zo lees ik in de geannoteerde agenda. Maritieme veiligheid, migratie en radicalisering worden genoemd. Het is inderdaad ook in ons belang dat hier meer stabiliteit komt. Ik mis in dit rijtje echt klimaatverandering. Als er één regio is die de impact van klimaatverandering dagelijks voelt in alle aspecten van het leven, maar ook in de relaties tussen de landen in de regio, dan is het wel de Hoorn. Na drie jaar aanhoudende droogte is de Hoorn van Afrika de afgelopen maanden getroffen door cyclonen en extreme regenval. Landbouwers die bezig waren te herstellen van de vorige ramp zijn nu weer alles kwijt. Alleen al in 2017 zijn meer dan 1,3 miljoen mensen door de effecten van klimaatverandering in deze regio van huis en haard verdreven. Wil de Minister hier in de RBZ expliciet aandacht voor vragen? En, heel concreet, is er ook geld uit de internationale fondsen voor klimaatfinanciering specifiek voor adaptatie in deze regio?

Ik heb nog één minuut, zie ik. Collega's hebben al gevraagd naar Jemen. Gemakshalve sluit ik me aan bij de vragen die zij hebben gesteld. Ik herinner me dat de vorige keer dat we het erover hadden, bij de mondelinge vraag van mevrouw Ploumen, het nog ging over de laatste strohalm in de trant van «misschien kunnen we in de Veiligheidsraad nog iets doen». Ik ben heel benieuwd hoe de Minister daar nu tegen aankijkt.

Ten slotte over de Veiligheidsraad. Veel complimenten – dat wil ik toch graag zeggen – voor het Nederlandse initiatief om mensensmokkelaars op de sanctielijst te krijgen. Heel goed dat dat gelukt is. Ik ben heel benieuwd hoe het verdergaat, want ook de Minister zegt in zijn brief dat het nog maar het begin is van een veel bredere actie.

Ten slotte staat de verlenging van de MINUSMA-missie in Mali op de agenda. Ik heb nog een paar seconden, zie ik. Ik ben heel benieuwd of Nederland daar ook gaat aankondigen dat het voornemens is zich uit de missie terug te trekken. En vindt er al een discussie plaats over de vraag wie de Nederlandse inspanningen gaat overnemen?

Dank u zeer, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u, meneer Van Ojik. Dan is nu het woord aan de heer Van Helvert.

De heer Van Helvert (CDA):

Dank u wel, voorzitter. De Europese Commissie doet voorstellen op het gebied van militaire mobiliteit, ter grootte van 6,5 miljard, en het Europees Defensiefonds, ter grootte van 11 miljard. Deze voorstellen zullen leiden tot fors hogere uitgaven binnen het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021–2027. Hoe staat het kabinet in deze discussie, ook in relatie tot dat Meerjarig Financieel Kader? Kan de Minister daarop ingaan? Diezelfde vraag rijst ook bij de op te richten Europese vredesfaciliteit. Deze staat volgens mij ook op de agenda wat betreft het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Een beoogd nieuw beleid, een nieuw fonds, wederom buiten het MFK, ter grootte van 10,5 miljard, ook voor diezelfde periode. Het moet een faciliteit zijn voor de financiering van onder meer militaire EU-missies en capaciteitsopbouw op militair gebied van derde landen. Het roept toch nog wat vragen op. Wat is enerzijds de meerwaarde, dus inhoudelijk, ten opzichte van de huidige stand van zaken? En wat vindt de Minister van het voorstel om de bijdrage van lidstaten via een verdeelsleutel te baseren op het bruto nationaal inkomen? Kan dit voor Nederland iets betekenen in een hogere of lagere bijdrage? Is daar al zicht op?

De Raad zal naar verwachting ook een besluit nemen over het gemeenschappelijke project inzake de governanceregels ten aanzien van PESCO. Dat is natuurlijk ook prima, maar wij vragen ons wel af hoe het staat met de discussie over de deelname van derde landen. Het CDA is namelijk best voor deelname van landen als Noorwegen, Canada, De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, maar met de deelname van bijvoorbeeld Turkije zijn wij helemaal niet blij. Hoe staat de Minister daarin?

Een onderwerp dat ook deel zal uitmaken van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid zijn de migranten die vanuit Noord-Afrika naar Europa komen. Als het er niet op staat, zal zeker Italië daar wat van maken. Ik wil graag de complimenten van de heer Van Ojik van GroenLinks nazeggen over het succes dat Nederland geboekt heeft in de VN-Veiligheidsraad, zodat er persoonlijke sancties aan mensenhandelaren worden opgelegd. Het is de eerste keer dat de Veiligheidsraad sancties oplegt aan leiders van gewelddadige mensenhandel en smokkelorganisaties, dus hulde! Maar er is nog meer nodig om het aan te pakken. We moeten namelijk ook het businessmodel doorbreken. Het VN-Bureau voor Drugs en Misdaad heeft berekend dat de smokkelaars in 2016 een inkomen van maar liefst 7 miljard dollar genereerden. Dat bedrag staat gelijk aan het bedrag dat de VS en de EU samen uitgeven aan humanitaire hulp.

Wat het verdienmodel van die smokkelaars veelal onbedoeld in stand houdt, zijn de westerse ngo's die voor de kust van Libië varen. Zij blijven daar varen, pikken veel immigranten van de bootjes op en brengen deze dan gelijk naar Italië. Dat is echt heel menslievend. Maar het grootste deel betreft geen vluchtelingen, maar economische migranten. Italië zegt natuurlijk: de maat is vol. De Italiaanse Minister van Binnenlandse Zaken Salvini gaf afgelopen weekend een duidelijk signaal in de richting van de ngo's: ze moeten weten dat Italië niet langer medeverantwoordelijk is voor illegale migratie en daarom zullen ze op zoek moeten gaan naar andere, niet-Italiaanse havens. De Italiaanse Minister van Transport deed zelfs via Twitter een beroep op Nederland om de Nederlandse boten onder Nederlandse vlag bij Libië terug te trekken. Wat vindt de Minister van die oproep? Is die oproep ook officieel gekomen? En als die oproep in de RBZ komt, wat gaat de Minister er dan mee doen?

Voorzitter. Ik kom even kort op Jemen. Andere collega's hebben daar ook wat over gezegd. De situatie op dit moment is zo afgrijselijk dat zelfs het Rode Kruis zich terugtrekt. Waar de strijd om Hodeidah al 600 levens heeft gekost, heeft het conflict in Jemen sinds de inmenging van de internationale coalitie in 2015 al 10.000 mensenlevens gekost. Hopelijk zal VN-gezant Griffiths aanwezig zijn in Luxemburg. Ik weet niet of dat ook zo is. En kan de Minister ingaan op de recente ontwikkelingen en de resultaten van de VN-inzet op het gebied van cholera, waaraan ook Nederland zeker zijn bijdrage wilde leveren? Hoe verloopt dat?

De VN-coördinator voor humanitaire hulp zei te vrezen dat in en rond Hodeidah zelf in het ergste geval wel zo'n 250.000 mensen alles zouden kunnen verliezen, zelfs hun leven. En zelfs de Verenigde Staten hebben een paar weken geleden opgeroepen om Hodeidah niet aan te vallen, om een humanitaire ramp te voorkomen.

Ik moet echt afronden. Tot slot nog even over Jordanië. Daar lijkt ook de onrust toe te slaan. Op welke manier kan de EU bijdragen aan de duurzame stabilisering van Jordanië? Komt daar iets van op de agenda en wat houdt het versimpelen van de EU-oorsprongsregels precies in?

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Helvert. Het woord is aan mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Laat ook ik beginnen met mijn complimenten aan de Minister voor de in de VN-Veiligheidsraad geïnitieerde resolutie over conflict en honger. Er wordt namelijk gewerkt aan een verbod op uithongering als hongerwapen en dat dat strafbaar gesteld gaat worden. Dat gezegd hebbende, moest ik ook direct denken aan de situatie in Jemen. Want is dat nu net niet een voorbeeld dat de strijdende partijen, inclusief de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, gedekt door de VS, bezig zijn met uithongering en zich strafbaar maken aan deze oorlogsmisdaden?

Voorzitter. In dit verband vind ik het bizar dat een voorstel voor een staakt-het-vuren in de VN-Veiligheidsraad, afkomstig van Zweden, niet op voldoende steun kon rekenen. Zowel de VS als Groot-Brittannië uitte kritiek, waardoor de Veiligheidsraad in de verklaring niet verder kwam dan een oproep tot terughoudendheid. Belangrijke westerse landen hebben daarmee Saudi-Arabië en de Verenigde Emiraten in feite groen licht gegeven voor de levensgevaarlijke militaire operatie tegen de havenstad. Kan de Minister hierop reflecteren? Hoe kijkt hij hiernaar? Kan hij ook reageren op de berichten dat er Franse commando's in Jemen aanwezig zouden zijn? Het voorstel van Zweden voor een staakt-het-vuren, en daarmee een einde van het offensief op Hodeidah, verdient alle steun. Maar ik lees in de berichtgeving over deze kwestie niet dat Nederland vierkant achter Zweden is gaan staan. In de brief van de Minister staat hier ook niets over. Hoe kan dat? Nederland spreekt zijn zorgen uit over de ontwikkeling in Jemen en dringt aan op de-escalatie, maar het Saudische optreden wordt niet, nog steeds niet en nog altijd niet, veroordeeld. Waarom niet? Nederland kiest toch geen partij voor de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de Golfstaten? Ik hoop hierop een helder antwoord te krijgen van de Minister.

Voorzitter. Dan even Israël en Palestina. De Minister heeft eerder gezegd dat hij vindt dat Israël zelf het grootschalige geweld tegen demonstranten in Gaza, waarbij afgelopen maanden meer dan 120 mensen om het leven kwamen en duizenden anderen gewond raakten, moet onderzoeken. Zoals de Minister weet, heb ik daar al eerder mijn twijfels over geuit. Het is de slager die zijn eigen vlees keurt. Maar vorige week uitte ook Human Rights Watch stevige kritiek. Israël zou niet in staat zijn het eigen handelen adequaat te onderzoeken, aldus de mensenrechtenorganisatie, omdat dit vaak witwasoperaties oplevert. Eerder uitte de Israëlische mensenrechtenorganisatie B'Tselem al stevige kritiek in een brief aan onze eigen Minister. Daarin wordt ook gewaarschuwd voor witwaspraktijken. Ik wil graag een reactie hierop van de Minister. Neemt hij de signalen van deze mensenrechtenorganisaties, toch niet de eerste de beste ngo's, serieus? Dringt de Minister er bij Israël op aan dat misdaden niet worden witgewassen en dat schuldigen worden berecht? Kan de Minister ook ingaan op de voortgang van lopende onderzoeken naar het grove, door veel mensenrechtenorganisaties disproportioneel genoemde geweld? Wat is de laatste stand van zaken en wanneer worden de eerste onderzoeksresultaten verwacht?

Voorzitter. De Amerikaanse ambassadeur in Nederland, Pete Hoekstra, had nogal wat commentaar op de wijze waarop wij zouden omgaan met het MH17-onderwerp. Even los van het feit dat hij natuurlijk overal een mening over mag hebben, heeft hij zich gemengd in onze binnenlandse aangelegenheden, terwijl hij zelf aangaf dat hij dat niet wilde doen. Wij zouden volgens hem een veel hardere lijn moeten hanteren richting Rusland. Nu snap ik dat wel in de retoriek van de Koude Oorlog 2.0, maar de heer Hoekstra had dit niet moeten doen. Is de Minister dat met mij eens en is hij bereid deze meneer daarop aan te spreken?

Voorzitter. Kortheidshalve wil ik aansluiten bij de vragen over de kinderen die gescheiden worden van hun ouders en in de Verenigde Staten in de gevangenis zitten. Laat ik vooropstellen dat kinderen nergens, niet in de VS en niet hier, achter tralies horen. Ik hoor graag welke acties de Minister gaat ondernemen.

Voorzitter. Wil de Minister in EU-verband bij Iran aandringen op vrijlating van mensenrechtenadvocaat Nasrin Sotoudeh? Zij zit zeer recent, na het opblazen van de Irandeal, weer vast, vermoedelijk omdat de harde lijn nog meer gehanteerd wordt.

Voorzitter. Als allerallerlaatste punt heb ik een vraag aan de Minister over een training over chemische wapens en de wijze waarop men zich daartegen kan bewapenen, georganiseerd door Defensie in Vught. Daarbij zijn allerlei partijen uitgenodigd, maar ook de presidentiële garde van de Verenigde Arabische Emiraten zal hieraan deelnemen. Dat lijkt mij gezien de rol van deze Golfstaat in de regio zeer onwenselijk. Ik zou daar graag een reactie op willen van de Minister.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Karabulut. Tot slot de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb het verslag gelezen over het vredesproces in het Midden-Oosten. Althans, die naam komt al niet meer voor; het gaat nu over Israël, Jeruzalem en de Gaza. De titel is dus vervangen. Zo zie je maar weer wat de stand van zaken is.

Voorzitter. Ik ben anderhalve week geleden weer in Israël geweest en heb daar gesproken met verschillende instanties. Ik kon helaas de Gaza niet in, maar we hebben wel via een skypeverbinding met een aantal jongeren uit de Gaza gesproken. Zij lieten heel duidelijk de hartenkreet horen: alsjeblieft, alsjeblieft, vergeet ons niet; zorg dat we bewegingsruimte krijgen, maar vooral ook perspectieven voor de toekomst en werkgelegenheid! Vandaar dat ook Israël blijkbaar kwam met verschillende voorstellen om te kijken of Nederland betrokken kan zijn bij de export van goederen uit de Gaza. Ik wil de Minister vragen om dat voorstel door te geleiden aan de tripartiete werkgroep, die bezig is om met de crosslinks te bekijken of we voor werkgelegenheid kunnen zorgen in de vorm van meer banen en export vanuit de Gaza richting de Westbank.

Voorzitter. We hebben kennis kunnen nemen van de subsidie van € 270.000, die de Europese Unie heeft gegeven aan Yesh Din, de ngo voor rechtszaken tegen Israëlische soldaten. We hebben het bij Israël niet over een schurkenstaat; het is een rechtsstaat. Als soldaten in de fout gaan, worden ze onderzocht. En als ze fout zijn, worden ze daarvoor veroordeeld. Ik kan me indenken dat de Minister afstand wil nemen van die subsidies. Want het kan toch niet zo zijn dat bijvoorbeeld Israël subsidies gaat geven aan organisaties in Nederland voor de berechting van F-16-piloten die in Afghanistan werkzaam zijn? Ik hoor graag zijn reactie.

De voorzitter:

Meneer Voordewind, u hebt een interruptie van mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

De heer Voordewind zegt dat Israël een rechtsstaat is. Maar hoe ziet hij dan in dat licht de voortdurende detentie van minderjarige jongeren, van Palestijnse jonge mannen en vrouwen, meisjes en jongens soms nog? Overigens heeft Minister Blok toegezegd dat hij zich wil inzetten om te kijken of elke jongen en elk meisje individueel met de Israëlische autoriteiten besproken kan worden. Dus hoe ziet de Minister de gevangenneming en voortdurende detentie van minderjarigen in het licht van zijn constatering dat Israël een rechtsstaat is? Is hij bereid om in het vervolg onze inspanningen te steunen om die jongeren uit de gevangenissen te krijgen, omdat minderjarigen niet in de gevangenis moeten zitten?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik begrijp de vraag, maar tegelijkertijd hebben we gisteren ook weer te maken gehad met 30 raketbeschietingen vanuit de Gaza op onschuldige kinderen, aan de rand van de Gaza, in Sderot en Ashkelon. Ik begrijp de vraag, maar ik schets even de context waar de Israëli's op dit moment mee te maken hebben. Ik heb vorige keer ook gezegd dat als kinderen in schrijnende situaties in de Israëlische gevangenissen zitten, mevrouw Ploumen mij aan haar zijde vindt. Ik hoop dat mevrouw Ploumen dan ook aan mijn zijde staat als wij de situatie van de behandeling van kinderen in Palestijnse gevangenissen aan de kaak willen stellen, want daar heb ik ook zeer verontrustende rapporten over gelezen. Niet van UNICEF. Die vindt het niet belangrijk genoeg om daar onderzoek naar te doen. Dat vind ik een kwalijke zaak, want de VN zou even-handed moeten zijn wat betreft de Palestijnen en Israël. Dat is niet het geval. Maar als wij Kamervragen zouden stellen over de situatie in de Palestijnse gevangenissen, vind ik dan mevrouw Ploumen ook aan mijn zijde?

De voorzitter:

Een omgekeerde interruptie van de heer Voordewind, maar waarschijnlijk wil mevrouw Ploumen toch nog in tweede instantie.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Het zou een beetje gemakzuchtig zijn om deze «tit for tat»-benadering van de heer Voordewind te laten liggen. Ik denk inderdaad dat kinderen niet in een gevangenis moeten zitten. En ik ben het ook eens met de heer Voordewind als hij zegt: laten we de context schetsen. Tegelijkertijd is dat ook steeds het dilemma. Want als we één misstand aankaarten, staat er altijd een andere misstand tegenover. En dat is natuurlijk de grote tragiek van wat de mensen in Israël en in de Palestijnse gebieden treft. Het zou goed zijn als wij allemaal proberen om het onrecht, zoals het zich voordoet en waar het zich voordoet, te veroordelen. Gaza is op zichzelf een openluchtgevangenis, maar ik ben het met de heer Voordewind eens dat kinderen nergens in een gevangenis horen te zitten. De kwalificatie over de wijze waarop UNICEF daarop reageert, neem ik niet over, want daar ben ik gewoon niet mee bekend. Maar ik zal me zeker in die situatie verdiepen en het lijkt me heel goed als we gezamenlijk aan de Nederlandse regering vragen om zich in te zetten voor het lot van minderjarigen die terechtstaan. Overigens – ik probeer er zelf niet steeds aan mee te doen – kom je toch terecht in «als de een dat zegt, moet de ander dat zeggen».

De voorzitter:

Maar u komt wel tot uw vraag?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ik geloof niet dat Ahed Tamimi raketten op Israël heeft afgeschoten. Ik weet wel zeker dat zij dat niet gedaan heeft en dat geldt voor heel veel minderjarigen. De context is wat hij is, en die is al erg genoeg zonder het voorbeeld dat de heer Voordewind nu aanhaalt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan zijn we het daarover eens.

Ik had nog één opmerking over Israël en de Palestijnen. Er is een resolutie door Algerije, Turkije en de Palestijnen ingediend tegen Israël. Nederland heeft zich van stemming onthouden. Hamas is in de context van die resolutie weer niet genoemd, niet als verantwoordelijke persoon in de Gaza en ook niet wat betreft de raketbeschietingen. Het zou Nederland wel een keer gaan sieren als het zich niet alleen onthoudt bij de stemmingen en toch ook een keer tegen deze eenzijdige resoluties gaat stemmen. Dus ik wil de Minister vragen om de Kamer regelmatiger te informeren over het voorgenomen stemgedrag. We zien nu alleen maar achteraf wat Nederland heeft gestemd, maar ik wil ook graag door de Minister geïnformeerd worden over het voornemen, want die resoluties zijn dagen van tevoren bekend.

Dan over Jordanië. Daarover zegt de geannoteerde agenda dat dat toch wel problemen oplevert. Wij zijn voor opvang in de regio, maar dan moet dat wel kunnen. Ik begrijp dat de toezegging voor die 200.000 werkvergunningen ver achterloopt en dat de economische mogelijkheden voor vluchtelingen zeer beperkt zijn. Ik zie ook dat de Europese Unie best wil nadenken over verdere werkgelegenheid en economische groei in het land, maar dat het erg stokt. Welke mogelijkheden ziet de Minister nog voor de ondersteuning van de private sector in Jordanië om de vluchtelingen perspectieven te geven voor de toekomst? Ik hoor graag zijn reactie daarop.

Ik sluit aan bij de kritische opmerkingen van de collega's over de humanitaire situatie in Jemen. Eerder heeft Nederland natuurlijk al geopperd om te kijken of de Verenigde Naties de havens in Jemen zouden kunnen overnemen. Ik begrijp dat dat tot een veto leidt, maar ik zou de Minister willen vragen of Nederland dit op de agenda van de Veiligheidsraad houdt. Is dat een mogelijkheid – volgens mij is het de enige mogelijkheid – om uit die impasse te komen wat betreft de toevoer van humanitaire goederen in Jemen?

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de kritische vragen van de heer Van Helvert over het Europees Defensiefonds.

Ten slotte Libië. Met de collega's complimenteer ook ik het Nederlandse initiatief om VN-sancties in te stellen tegen Libische mensensmokkelaars. Dat is één stap en dat is een goede stap, maar ik wil de Minister ook vragen of er vervolgstappen mogelijk zijn als deze mensen op de sanctielijst komen. Zijn er mogelijkheden om deze mensen voor die mensensmokkel aan te klagen, ergens, hoe dan ook? Daar graag nog een reactie op van de Minister.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Meneer Voordewind, er is nog een interruptie voor u van de heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik moest even denken hoe het ook alweer zat. Ik wilde nog even terugkomen op het stemgedrag waar de heer Voordewind kritisch over was. Als ik me goed herinner, waren er twee resoluties. Er was een resolutie waar de heer Voordewind aan refereerde en waarbij we ons van stemming hebben onthouden. En er was een resolutie van de Verenigde Staten, waarbij we ons ook onthouden hebben van stemming, omdat we altijd voor een evenwichtige benadering zijn. Tenminste, «we»; ik bedoel «het kabinet». Ik ook overigens, ik ben ook voor een evenwichtige benadering. Nou zegt de heer Voordewind tegen de Minister dat we bij die resolutie eigenlijk tegen hadden moeten stemmen, omdat Hamas niet werd genoemd. Hadden we dan ter wille van de evenwichtige benadering ook tegen de resolutie van de Verenigde Staten moeten stemmen, omdat die te pro-Israël is? Of laat de heer Voordewind de evenwichtige benadering los? Dat zou ik graag willen weten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als de resolutie ook Hamas had genoemd, was die evenwichtig geweest. Maar nu de resolutie zo eenzijdig was door alleen Israël expliciet te noemen en niet Hamas, hadden we dat moeten aankaarten en tegen de resolutie moeten stemmen. Dat hebben we niet gedaan; we hebben ons onthouden. Ik ken de Amerikaanse resolutie niet helemaal uit mijn hoofd, maar wij zullen altijd kijken of de resolutie evenwichtig is. Er is ook een Kamerbrede motie aangenomen waarin staat dat we die eenzijdige bashing richting Israël niet meer moeten steunen en dat we daarover een ander stemgeluid moeten laten horen binnen de Verenigde Naties. Ik zeg de Minister heel concreet dat dit weer zo'n voorbeeld is van een echt eenzijdige resolutie. Dan moet Nederland ook een keer het lef hebben om in lijn met die aangenomen motie tegen zo'n resolutie te stemmen.

De voorzitter:

De heer Van Ojik in tweede instantie.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik begrijp wel wat de heer Voordewind nu allemaal uitlegt, maar dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was als volgt. Het kabinet zegt in dit geval: ter wille van de evenwichtige benadering hebben we ons bij beide resoluties onthouden, omdat we de een te pro-Israël vonden en de ander te pro-Palestijns, om het maar even zo samen te vatten. De Minister zegt dat in het verslag van de Veiligheidsraad, zal ik maar even zeggen. Als je voorstander bent van een evenwichtige benadering, komt dat op mij over als een redelijke benadering. Dan kun je je nog afvragen of Nederland zelf iets moet doen. Je kunt er altijd nog vragen over stellen, maar het is wel een uiting van een evenwichtige benadering. Nu pikt de heer Voordewind één van die twee resoluties eruit en zegt hij tegen het kabinet: daar hebben jullie verkeerd gestemd. Dat bevreemdt mij en dus vraag ik hem of we dan ook tegen die andere resolutie hadden moeten stemmen. En dan zegt hij: die ken ik niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nogmaals, ik ken de resolutie van de Amerikanen niet uit mijn hoofd; u zult hem even moeten laten zien. Maar als de Amerikanen in de resolutie zowel Hamas als het geweld van Israël aan de kaak hadden gesteld, zou dat een resolutie kunnen zijn geweest waar Nederland voor zou zijn geweest. Maar bij de resolutie van Algerije die voorlag, die niet evenwichtig is, zou het heel logisch zijn als we een keer niet weglopen en gewoon een keer tegen zo'n resolutie stemmen.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Van Ojik nog graag wil, maar het woord is aan mevrouw Karabulut want we doen het in tweeën, zeg ik tegen de heer Van Ojik. Wellicht dat hij zo direct nog een tweede interruptie wil gebruiken. Ik vraag de vragenstellers om het wat korter in te leiden en wat sneller tot de vraag te komen. Mevrouw Karabulut, u ziet van uw interruptie af?

Mevrouw Karabulut (SP):

Nee, maar als de heer Van Ojik zijn tweede interruptie wil gebruiken, wil ik hem voorrang geven.

De voorzitter:

Meneer Van Ojik, u houdt het dan kort.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ja, dat doe ik. Dank u wel, mevrouw Karabulut. Om heel eerlijk te zijn, maakt het antwoord van de heer Voordewind de kloof eigenlijk nog groter. Want hij zegt: ik ken die Amerikaanse resolutie niet, maar ik kan me voorstellen dat we daar voor gestemd zouden hebben. Maar bij de resolutie waar we ons onthouden hebben, hadden we tegen moeten stemmen. Dus in plaats van dat hij de evenwichtige ... Nee, wacht even. Ik maak even mijn ...

De voorzitter:

Laten we het in de microfoon houden. De heer Van Ojik heeft het woord.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

In plaats van dat hij weer het evenwicht opzoekt, maakt hij het eigenlijk nog onevenwichtiger door te zeggen: ik ken weliswaar de inhoud van die VS-resolutie niet, maar daar hadden we misschien wel voor kunnen stemmen. Het moet niet gekker worden, zou ik bijna zeggen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

U maakt het nog duisterder, want het is een amendement geweest op de vorige resolutie. Het amendement van de Amerikanen is een amendement op de resolutie die door de Algerijnen is ingediend. Door Algerije, Turkije en de Palestijnen zelf. Die voegt toe aan de resolutie dat die ook het geweld van Hamas en het afschieten van raketten op Israël zou opnemen. Dat amendement is niet aangenomen. Het zou misschien ook GroenLinks hebben gesierd als we voor dat amendement zouden zijn geweest, want dan was die andere resolutie veel evenwichtiger geweest. Dus even ter verheldering: het betreft een amendement op de vorige resolutie. Ik hoop dat u het nog begrijpt.

De voorzitter:

Ik hoop dat de mensen thuis het ook nog begrijpen. Voordat we verdergaan met tekstexegese, de heer Van Ojik nog in tweede instantie.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik houd het ook kort, voorzitter. Het gaat mij natuurlijk om de evenwichtige benadering. Ik zit hier niet om het stemgedrag van de Nederlandse regering in de Veiligheidsraad te verdedigen. Het kabinet zegt: we kiezen voor een evenwichtige benadering; we vinden beide resoluties onevenwichtig en daarom onthouden we ons bij beide van stemming. Dat klinkt mij redelijk in de oren. De heer Voordewind wil de kloof nog groter maken, want hij zegt: je had tegen de ene resolutie moeten stemmen en voor de andere. Dat het een amendement is op een resolutie heeft er eerlijk gezegd helemaal niets mee te maken. Het gaat om het stemgedrag en het evenwicht in het stemgedrag van Nederland in de Veiligheidsraad.

De voorzitter:

De heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben erg voor evenwicht. De heer Van Ojik is ook erg voor evenwicht, maar dan moet hij het wel goed afpellen. Want als het amendement van de Amerikanen was aangenomen, hadden we een andere resolutie gehad. Voor de kijkers is dit niet meer te volgen. Dan was de eenzijdigheid van het amendement van de Algerijnen en de Turken gecorrigeerd. Dan mag ik hopen dat u voor dat amendement van de Amerikanen was, zodat uiteindelijk dat andere amendement evenwichtig was geworden. Maar beide is niet gebeurd. Ik had dan de Nederlandse regering opgeroepen om het amendement van de Amerikanen wel te steunen, want dan hadden we inderdaad die evenwichtigheid gehad.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Karabulut alsnog gebruik wil maken van haar interruptie. Ik geef haar de kans.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ja, even om het weer heel concreet te maken. De heer Voordewind veroordeelt de raketbeschietingen vanuit Gaza naar Israël. Dat doe ik ook. Maar veroordeelt de heer Voordewind ook het disproportionele geweld dat door Israël richting demonstranten, zoals beschreven door mensenrechtenorganisaties, is gebruikt?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat moet onderzocht worden. En dat wordt in eerste instantie onderzocht door Israël zelf. Dat zou ook in Nederland gebeuren. Als er hier een geweldsincident is, zal Nederland het ook als eerste zelf willen onderzoeken. Elk westers, zichzelf respecterend land zal dat willen en ik ben blij dat dat ook de lijn is van de Nederlandse regering. Als daaruit blijkt dat er fouten zijn gemaakt en onschuldige mensen zijn getroffen, ga ik ervan uit dat de Israëlische overheid de verantwoordelijke mensen zal berechten. Maar laten we daar niet op vooruitlopen en de resultaten afwachten. We hebben wel raketbeschietingen gezien, ongericht, op burgers die niets met het conflict te maken hebben. Daarvan kunnen we al heel duidelijk analyseren dat die veroordeeld moeten worden, want dat zijn raketten die zo op burgers worden afgeschoten, ongericht, massaal. Inmiddels hebben we er 130 tot 140 gehad. Dus dat lijkt mij heel evident.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut in tweede instantie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik kan niet anders dan constateren dat de heer Voordewind verblind is door zijn grote liefde voor de Israëlische politieke lijn, waarbij wel degelijk ook gericht, van achteren, op onschuldige en minderjarige burgers is geschoten. Ik vind het enorm triest te moeten constateren dat de heer Voordewind vaak zij aan zij met mij strijdt voor mensenrechten, maar niet voor de mensenrechten van die onschuldige Palestijnen. Dat is bijzonder jammer.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het zou mevrouw Karabulut sieren – en ik hoop niet dat zij in een tunnelvisie leeft met haar voorliefde voor Hamas en de Palestijnen – als ook zij dat onderzoek afwacht. Want als een land zo massief aangevallen wordt, heeft het het recht om zich te verdedigen. We hebben het over duizenden mensen die naar het hek zijn gekomen. Ik ben dat nog eens nagegaan toen ik daar was. Het was niet op één locatie, maar op vijftien locaties tegelijkertijd. Het zou mevrouw Karabulut sieren als zij het onderzoek afwacht naar de vraag hoe het precies gebeurd is.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, één moment, één moment, één moment. Ik zou de heer Voordewind willen uitnodigen om collega's niet in de gelegenheid te brengen een persoonlijk feit te noteren. Ik ga mevrouw Karabulut de gelegenheid geven om daarop te antwoorden. Maar kort, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik neem afstand van de smerige aantijgingen dat ik pro-Hamas zou zijn. Dat is een trucje, dat vaker gebruikt wordt in dit debat. Het gaat mij erom dat onschuldige mensen worden beschoten, zoals de beelden hebben laten zien en ook tal van gewaardeerde mensenrechtenorganisaties hebben aangegeven. Ik maak daarbij geen onderscheid tussen Israëli's of Palestijnen. Dus ik eis, verlang en zou het chic vinden als de heer Voordewind die smerige aantijgingen terugneemt.

De voorzitter:

Excuus, maar mevrouw Karabulut vraagt nu iets aan de heer Voordewind. Ik wil eigenlijk niet dat we hier een pingpongspel van maken. Als daar nog gevoelens over zijn, stel ik voor dat u deze buiten de Kamer, buiten deze zaal, nog eventjes oplost.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter, ik wil daar best op reageren als u mij dat toelaat, want ik constateer alleen dat de SP met Hamas praat. Dat betekent dat daar schijnbaar relaties zijn.

De voorzitter:

Meneer Voordewind! Meneer Voordewind, ik had u niet het woord gegeven. U hebt dus ook niet het woord. Het woord is nu aan de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. In de eerste plaats mijn excuses voor het feit dat ik zo laat ben binnengekomen. En nog erger is het feit dat ik, nadat ik mijn inbreng heb gedaan, ook meteen weer weg moet. Ook daarvoor mijn excuses aan iedereen. Maar nu mijn inbreng.

Voorzitter. Geholpen door VN-resoluties, door veroordelingen, door een zichzelf zo noemende Mensenrechtenraad en ook door linkse partijen, waant Hamas zich steeds sterker. Gewelddadig gedrag loont in het perspectief van Hamas. Daarom heeft Hamas afgelopen nacht weer tientallen raketten en mortieren afgevuurd op Israël, met als gevolg dat er een miljoen Israëli's, inclusief kinderen, het bed uit moesten springen en de schuilkelders in moesten duiken om bescherming te zoeken tegen een ongerichte rakettenregen. Een van de projectielen landde bij deze terreuraanval van formaat nota bene op de deurmat van een kinderdagverblijf. Maar de verontwaardiging blijft uit. Het is stil bij de VN-Mensenrechtenraad en de partijen in de Kamer. Ook zal er weer geen VN-resolutie aangenomen worden om Hamas te veroordelen. Het kinderdagverblijf zat namelijk niet vol met Palestijnse of Mexicaanse kindjes en de dader heet ook geen Netanyahu of Trump. Alleen dan gaan de alarmbellen af van deugmensen en anderen.

De voorzitter:

Meneer De Roon, u hebt een interruptie van mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Wij hebben hier onze politieke verschillen en eenieder van ons probeert recht te doen aan het leed dat anderen wordt aangedaan op andere plekken ter wereld. Gelukkig is Nederland daar zelden rechtstreeks bij betrokken. Die politieke verschillen zijn prima; daar kunnen we over debatteren en dat doen we ook heel vaak. Soms komen we zelfs nader tot elkaar, wat ik wel fijn vind. Maar ik zou de heer De Roon het volgende willen zeggen. Het is al erg genoeg voor alle kinderen die terechtkomen te midden van een conflict waar zij part noch deel aan hebben en waar zij zelf niet om gevraagd hebben, of dat nu in Mexico, in Honduras, in Jemen, aan een grens, in Israël of in Palestina is. U kunt uw punt ook maken zonder dat over de ruggen van onschuldige kinderen te doen. Ik vind het echt smakeloos.

De heer De Roon (PVV):

Ik ben het met mevrouw Ploumen eens dat kinderen die buiten hun schuld in zo'n strijd terechtkomen, of al zou het met hun schuld zijn, er eigenlijk niet echt wat aan kunnen doen. Maar de uitspraak van mevrouw Ploumen dat ik over de ruggen van kinderen een punt maak, werp ik verre van mij. Ik probeer alleen maar duidelijk te maken dat zodra het over Israël of de VS gaat, dat gedoe met kinderen er onmiddellijk bij wordt gehaald door mensen die niet zo gesteld zijn op de VS en Israël. Maar als het omgekeerde het geval is en de Palestijnen er een keer de oorzaak van zijn dat kinderen midden in de nacht de schuilkelders in moeten omdat ze worden beschoten met raketten en mortieren, mag ik dat ook vermelden. Ik probeer de tegenstelling in de reacties duidelijk te maken. Dat is het enige. Maar de kwalificaties die mevrouw Ploumen eraan geeft, laat ik voor haar rekening en werp ik verre van mij. Dank u wel.

De voorzitter:

De heer De Roon vervolgt zijn betoog.

De heer De Roon (PVV):

De zelfverdediging van Israël werd vorige week nog door een VN-resolutie in de Algemene Vergadering veroordeeld. Er was geen meerderheid in de Algemene Vergadering voor een amendement daarop van de Verenigde Staten om terreurgroepen als Hamas de les te lezen. Kan de Minister vertellen hoe Nederland heeft gestemd bij die aangenomen resolutie van Algerije, Turkije en de State of Palestine, en bij dat verworpen amendement daarop van de VS? Ik heb het op de website van de VN namelijk nog niet kunnen lezen. Ik maakte het al een beetje op uit de reactie van mijn buurman, maar vraag het toch ook rechtstreeks aan de Minister.

Niet alleen in de Algemene Vergadering van de VN, maar ook in de Veiligheidsraad van de VN werd gestemd over de strijd bij Gaza. De opstelling van de Nederlandse regering bij die stemming was in mijn ogen teleurstellend. Nederland onthield zich namelijk van stemming in de Veiligheidsraad op beide resoluties. De Minister gaf in zijn brief als verklaring dat geen van beide recht deed aan de gebalanceerde houding die het Koninkrijk voorstaat. Dat onthouden van stemming komt op veel mensen nogal slap, om niet te zeggen laf, over. Ik beticht de Minister daar niet van; ik geef alleen maar weer hoeveel mensen dat ervaren. Als die resoluties niet deugen in de ogen van de regering, waarom stemt Nederland dan niet gewoon tegen? Dat is mijn vraag. Ik hoop dat de Minister daar een uitvoerige toelichting op wil geven.

Voorzitter. Over onevenwichtig gesproken: ik kom bij het functioneren van de VN-Mensenrechtenraad. De VN-Mensenrechtenraad heeft wel wat van een brandweerkorps vol pyromanen. Het korps heeft onder meer Cuba, Venezuela en Saudi-Arabië als leden, en dat zijn koplopers wat betreft mensenrechtenschendingen. Maar die leden zijn niet het enige probleem. Het is ook de hypocriete werkwijze die de VN-Mensenrechtenraad ongeloofwaardig maakt. Want niet Venezuela wordt met regelmaat veroordeeld, niet Saudi-Arabië wordt grondig onderzocht en niet China krijgt de ene na de andere resolutie van de Raad om zijn oren, maar Israël, een democratische rechtsstaat en voorvechter van mensenrechten, wordt stelselmatig als enige uitgezocht, geïsoleerd onderzocht en veroordeeld. Al 70 resoluties kreeg Israël om de oren. Hoeveel kregen Saudi-Arabië, China en Venezuela er om de oren? Ik laat het antwoord graag over aan de Minister.

In de Mensenrechtenraad heerst een schaamteloze schijnheiligheid, zei Mike Pompeo, de Minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten. De Verenigde Staten zijn er nu dus uit gestapt, omdat het aandringen op essentiële hervormingen, zoals stemmen in het openbaar en opheffing van het vaste agendapunt over Israël en Palestijnen, werd genegeerd. Onderschrijft Nederland de bezwaren die de VS hadden tegen het functioneren van de Mensenrechtenraad en die voor hen aanleiding waren om eruit te stappen? Wat heeft Nederland dan gedaan om dat het afgelopen jaar kenbaar te maken? Heeft Nederland ook gedreigd met het verlaten van de Mensenrechtenraad, of met schorsing of annulering van bijvoorbeeld onze vrijwillige bijdrage van 10 miljoen dollar per jaar aan die raad? Graag een reactie van de Minister en een toelichting op het waarom van die houding.

Ik ga afronden. De Mensenrechtenraad is een herhaling van de Mensenrechtencommissie, die jaren geleden om soortgelijke redenen van onevenwichtigheid en eenzijdigheid werd opgeheven. Het mag duidelijk zijn dat de PVV de beslissing van de VS om uit het brandweerkorps vol pyromanen te stappen, begrijpelijk vindt. Wat gaat Nederland doen? Dat vraag ik de Minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Roon. Ik zou nu graag collega Voordewind willen vragen om het voorzitterschap even over te nemen, zodat ik mijn inbreng als woordvoerder van D66 kan leveren.

Voorzitter: Voordewind

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Sjoerdsma namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank, voorzitter. Ik wil beginnen met het beamen van de woorden van collega Ploumen over het monument dat de Minister in Afghanistan heeft mogen onthullen. Dat is een belangrijk teken en een belangrijk symbool van de waardering en het respect die wij in Nederland hebben voor iedereen die zich daar heeft ingespannen.

Volgens mij hebben de collega's meer dan achttien onderwerpen aangeboord. Ik zal daar niet overheen gaan door nog een nieuw onderwerp te vinden voor de Minister.

Ik wil beginnen met de strategie, de grote buitenlandstrategie van de Hoge Vertegenwoordiger, die in juni 2016 is opgesteld en die eigenlijk moet worden herzien. Deze hoeft niet de prullenbak in maar moet misschien wel herzien worden, gelet op wat er sindsdien in de wereld is veranderd. Dan heb ik het met name over het wegvallen van de VS op tal van terreinen, of dat nou het klimaat, de handel, Iran, de mensenrechten of de tweestatenoplossing is. De lijst begint inmiddels behoorlijk lang te worden en het vraagt ook om een serieus antwoord van de Europese Unie. Wegkijken kan niet, ons onderwerpen kan niet en die relatie zomaar in de prullenbak gooien, willen we niet en moet ook niet. Dus wat betekent het nou voor de houding van de Europese Unie en voor ons Europees buitenlandbeleid? En met welke inzet gaat de Minister daarnaartoe? Alle onderwerpen die hier besproken zijn, zijn belangrijk. Maar dit is volgens mij de kern van deze Raad.

Ik noem ook veiligheid als een onderwerp waaraan de Europese Unie meer moet doen om zelfstandiger te worden; laat ik het maar zo benoemen. Bij dat onderwerp vraag ik me af in hoeverre er wordt gepoogd om de Battlegroups daadwerkelijk te gaan inzetten, zeker nu Nederland er dit jaar deel van uitmaakt. Ze bestaan al jaren op papier. Iets wat op papier bestaat, is in theorie heel mooi, maar we zullen ze ook een keer in de praktijk in actie moeten zien, zeker nu wij hier een rol in spelen. Ik heb twee vragen. Ziet deze Minister inzetmogelijkheden voor deze Battlegroups? Als deze vraag te ambitieus is, ziet de Minister dan op z'n minst de mogelijkheid tot een grootschaligere oefening? Zo kunnen we in ieder geval laten zien dat deze Battlegroups ook in de praktijk wat kunnen betekenen.

Dan Jordanië, dat ook nog op de agenda staat; ik weet niet hoe de Minister dat allemaal gaat doen in deze korte bijeenkomst. Ik denk dat het onwaarschijnlijk belangrijk is dat dat land zich gesteund voelt in alles wat het doet in het opvangen van de grote hoeveelheden vluchtelingen. In dat opzicht is het heel teleurstellend dat de versoepeling van de Europese oorsprongsregelingen nog niet het gewenste resultaat heeft. Het is heel erg belangrijk dat de Europese Unie alles doet wat zij kan doen om Jordanië overeind te houden, preferenties te geven en betere handelskansen te geven met de Europese Unie. Welke aanpassingen staat dit kabinet voor om ze meer in het voordeel van Jordanië te laten werken?

Daar wil ik het graag bij laten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sjoerdsma. Ik zie dat de heer De Roon nog een punt van orde heeft. Ik geef hem nog even het woord.

De heer De Roon (PVV):

Dank u wel. Voorzitter, ik zei al dat ik zo meteen weg moet, omdat ik een andere vergadering moet gaan voorzitten. Ik wacht de beantwoording van de Minister natuurlijk af. Dit wordt gevolgd door de PVV. Ik wil een motie indienen en kondig dus nu alvast een VAO aan.

De voorzitter:

Dat staat genoteerd. Ik geef het woord terug aan de voorzitter.

Voorzitter: Sjoerdsma

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Voordewind. Dank u wel, meneer De Roon. Ik kijk even naar de Minister of hij meteen kan antwoorden. De Minister vraagt enige coulance. Die wil ik hem graag geven. We zullen de vergadering om 18.10 uur voortzetten.

De vergadering wordt van 18.00 uur tot 18.11 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, wij zetten dit algemeen overleg voort en zijn aangekomen bij de beantwoording van het kabinet in eerste termijn. Ik geef het woord aan Minister Blok.

Minister Blok:

Ik wil beginnen met te danken voor de complimenten die van verschillende kanten zijn gekomen voor de inzet van Nederland in de VN-Veiligheidsraad. De complimenten breng ik graag over aan de betrokken medewerkers. Inderdaad waren het bezoek aan Myanmar, de resolutie over conflict and hunger en de beslissing om sancties in te stellen tegen mensenhandelaren op Nederlands initiatief tot stand gekomen. De laatste bood mij ook de gelegenheid om de Russische collega-minister voor zijn steun te danken. In een tijd waarin velen van u terecht wijzen op het zorgelijke gebrek aan steun voor multilaterale organisaties en multilaterale acties, zijn dit kleine lichtpuntjes die aangeven dat het de moeite waard blijft om ons te blijven inzetten voor die organisaties en iedere keer weer te blijven zoeken naar de soms kleine, soms grote muizengaatjes waardoor we toch een stapje de goede kant op kunnen zetten. Dat neemt niet weg dat er veel reden tot zorg is. De heer Sjoerdsma vat het samen in achttien te beantwoorden onderwerpen; dat is ook niet vreemd. Ik zal per onderwerp antwoorden.

Ik begin met Afghanistan. Dank ook voor de complimenten van verschillende kanten voor het onthullen van het monument. Het was inderdaad een ingrijpend, maar wel zeer passend moment ter nagedachtenis aan de Nederlandse mannen en vrouwen die daar het hoogste offer hebben gebracht. Wij gaan het ongetwijfeld nog uitgebreider met de Kamer hebben over de artikel 100-brief over Afghanistan, maar gezien de vragen die nu gesteld zijn en het feit dat ik inderdaad net terug ben, zal ik naar aanleiding van de vraag van mevrouw Ploumen wel een impressie geven. Het was voor mij de tweede keer dat ik in Afghanistan was. De vorige keer dat ik er was, waren er nog meer dan 100.000 NAVO-troepen aanwezig. Op dit moment zijn dat er zo'n 16.000. Dit betekent dat er een enorme overdracht van verantwoordelijkheden aan de Afghanen zelf heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk is het doel dat je nastreeft, in Afghanistan en ieder land waar Nederlandse troepen aanwezig zijn, dat het land weer voor de eigen veiligheid kan zorgen. In al mijn commentaren heb ik aangegeven dat Afghanistan een heel complex land is en blijft. Het is vanouds een stammensamenleving, er is heel veel drugshandel met de bijbehorende criminaliteit en het is zeer vatbaar voor de beïnvloeding door de omliggende landen met hun eigen agenda's, Iran en Pakistan. Tegelijkertijd is het een heel strategisch land dat het Westen en ook Nederland direct beïnvloedt of kan beïnvloeden als uitvalsbasis voor terrorisme en als basis van vluchtelingenstromen, nog steeds. Als we op een verantwoorde manier een bijdrage aan de stabiliteit kunnen leveren, is dat terecht. Dat debat gaan we nog uitgebreider voeren.

Is er reden om optimistisch te zijn? Ik gaf net het voorbeeld van de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid aan de Afghanen. Er is wel behoefte aan ondersteuning – daar gaat de artikel 100-brief over – maar als ik het straatbeeld vergelijk met mijn vorige bezoek, is er veel veranderd. De vorige keer was ik er met een Kamerdelegatie van fractievoorzitters. Toen reden we echt door een kapotgeschoten Kabul. Inmiddels is het een levendige stad waar mensen winkeltjes hebben en een dagelijks leven leiden, maar waar helaas ook aanslagen plaatsvinden. Alle aandacht blijft nodig voor de veiligheid. In de afgelopen dagen was er sprake van een heel bijzondere ontwikkeling in de vorm van een mars voor vrede, helemaal van onderaf opgekomen. Mensen liepen op sandalen een enorm eind door dat grote en hete land om te laten zien dat ze vrede willen. Er is een wapenstilstand, die inderdaad helaas van de kant van de taliban is beëindigd, maar op het moment dat die gold, leverde dat opeens beelden op van taliban en politiemensen die elkaar letterlijk in de armen vielen. Dat geeft aan hoe diep toch de wens naar vrede daar is. Achter een woord als «taliban» gaan natuurlijk een heleboel mensen en groeperingen schuil.

Ik heb niet de illusie dat we over een aantal jaren te maken hebben met een volstrekt geordend democratisch land waar alle regels van de internationale rechtsorde worden toegepast. Ik heb wel het beeld dat de situatie beter is dan de keer dat ik het eerder mocht bezoeken. Ook als ik er niet zou zijn geweest, is er een aantal objectieve lijnen waarlangs je de verbetering kan vaststellen. Er vinden een aantal ontwikkelingen in het land zelf plaats, die echt hoopgevend zijn. Het land kan echter terugglijden. Dat is ook de reden waarom ik later met mijn collega's bij u de inzet ga verdedigen. Ze zijn voor mij ook de reden om nu te zeggen: ja, ik ben hoopvol. De opmerking van collega Bijleveld waar mevrouw Ploumen naar vroeg, had betrekking op de omvang van de inzet gerelateerd aan wat het Nederlandse leger nu aankan. Ook dat debat gaan we nog uitgebreid verder voeren. Dat is het wat betreft de vragen die gesteld werden over Afghanistan.

Dan de vragen die werden gesteld over Jemen. Bijna alle leden gingen begrijpelijkerwijs in op de heel zorgelijke berichten over de nu ingezette aanval op Hodeidah. Hodeidah is cruciaal voor de aanvoer van levensmiddelen en andere eerste levensbehoeften, zeker voor het noordelijke houthi-gebied. Deze aanval brengt een groot risico op heel groot menselijk leed met zich mee: de directe slachtoffers van de aanval, maar ook de mogelijke gevolgen van het uitblijven van bevoorrading van het noorden van Jemen. Die bevoorrading was overigens ook op dat moment al moeizaam, mede omdat de houthi's, die op dit moment nog een deel van de stad in handen hebben, hun eigen regels en heffingen toepasten, waardoor die goederenstroom bepaald niet ongehinderd het land binnenkwam, ondanks dat het ook hun belangrijkste bevoorrading is. Deze aanval maakt dat zeker niet makkelijker. De inzet van Nederland is steeds zeer nadrukkelijk geweest om opvolging te eisen van de VN-Veiligheidsraadresolutie. Afgelopen maandag is dat weer aan de orde geweest. Nederland heeft weer zijn steun uitgesproken voor het werk van VN-gezant Griffiths. Ik heb hem zelf alleen telefonisch kunnen spreken, maar wel nadrukkelijk mijn steun uitgesproken. Helaas is dit weer een voorbeeld van een situatie waarin VN-resoluties niet worden opgevolgd. Dit leidt er niet toe dat onze inzet niet gericht blijft op het uiteindelijk toch bereiken van wapenstilstand en vredesoverleg.

Hoe en waar doen wij dat? De Kamer weet dat collega Kaag heeft gesproken met de Minister van de Verenigde Arabische Emiraten, net zoals ik gesproken heb met Saudische Ministers. Aanstaande vrijdag spreek ik de Iraanse vicepresident. Die staat weliswaar aan de andere kant, maar ook Iran is veel te verwijten vanwege de onverkwikkelijke rol die daar wordt gespeeld. Wij doen dat dus langs diplomatieke weg op ministersniveau. Daarnaast heb ik al een aantal keren met de Kamer gesproken over ons wapenexportbeleid richting landen die betrokken zijn bij de strijd. Ik realiseer me dat er een verschillende appreciatie is over de vraag of dat voldoende is. Ik denk dat je objectief kan constateren dat Nederland een van de meest terughoudende landen is. Ik heb u in een vorig overleg aantallen en percentages genoemd van de wapenleveranties naar bijvoorbeeld Saudi-Arabië en de manier waarop Nederland daarmee omgaat in vergelijking met andere Europese landen, zoals Engeland. Ook langs die route laat Nederland zeer nadrukkelijk blijken wat de inzet is. Uit de reacties die wij van de betreffende landen krijgen, is mij wel duidelijk dat ze heel goed door hebben hoe kritisch Nederland daarop is. Ik bedoel daarmee niet dat ze ons daar uitgebreid voor bedanken. Het gaat ons uiteindelijk om het resultaat, maar het is zeer duidelijk dat Nederland hier heel kritisch in zit.

Een aantal van u vroeg naar de betekenis voor Jemen van de op Nederlands initiatief aangenomen resolutie over conflict and hunger. Dit is inderdaad het soort situatie dat je wilt voorkomen of in dit geval beëindigen. Nederland heeft in het geval van Jemen vorig jaar het initiatief genomen om een groep onafhankelijke experts onderzoek te laten doen naar de schendingen die daar plaatsvinden. Dit was overigens via de Mensenrechtenraad, die hier bekritiseerd werd door de heer De Roon, maar hij is nu weg. Dit was een initiatief dat heeft geresulteerd in heldere rapportages over wat daar plaatsvindt. Ik heb aangegeven hoezeer het onze inzet blijft om de situatie te verbeteren. Dat zal wat mij betreft ook echt de volle inzet blijven, totdat dat conflict daar hopelijk spoedig op een vreedzame manier beëindigd wordt. De heer Van Helvert vroeg in dat kader of Nederland ook specifiek aandacht besteedt aan de grootschalige aanwezigheid van cholera in Jemen. Dat doen wij door gerichte bijdrage aan het zogeheten pooled fund van de Verenigde Naties.

Mevrouw Karabulut vroeg of ik berichten ken over de inzet van Franse commando's. Die ken ik niet. Als mevrouw Karabulut daar bronnen voor heeft, houd ik mij altijd aanbevolen.

De heer Van Haga vroeg of Iran inmiddels de gewenste informatie heeft verschaft naar aanleiding van de conclusies van het VN-expertpanel, dat er niet overeenkomstig resolutie 2216 is gehandeld. De antwoorden van Iran zijn nog niet voldoende. In hetzelfde gesprek dat ik vrijdag zal hebben, zal ik de Iraanse vicepresident daarop ook aanspreken. De heer Van Haga vroeg ook of dit inmiddels aanleiding geeft tot extra sancties. Hiervoor is op dit moment internationaal geen draagvlak, omdat het rapport geen harde schending heeft geconstateerd, maar wel een non-compliance. Het is overigens niet zo dat Nederland principieel tegen aanvullende sancties zou zijn, maar zoals de Kamer weet geloof ik niet in eenzijdige Nederlandse sancties. Er zijn helaas geen producten te bedenken die zij als enige in de wereld kunnen leveren. Dit wat betreft de vragen met betrekking tot Jemen en daaraan gerelateerde onderwerpen, Iran en Saudi-Arabië.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Karabulut. Even voor de duidelijkheid: ik zie het liefst dat interrupties aan het einde van de blokjes plaatsvinden. Mevrouw Karabulut doet dat precies op het juiste moment. Ik zal u geen beperkingen opleggen, maar vraag u wel om ervoor te zorgen dat uw collega's ook vragen kunnen stellen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dank u wel, voorzitter. De bron is Le Figaro en Reuters heeft ook over de Franse commando's in Jemen geschreven.

Een andere belangrijke vraag van mij is ook onbeantwoord gebleven. Er is door Zweden een voorstel in de VN-Veiligheidsraad gedaan tot een staakt-het-vuren. Ik was er zeer verontwaardigd over dat dit op zo weinig steun kon rekenen en dat zelfs bondgenoten van Nederland ertegen hebben gestemd. Ik ben benieuwd of de Minister net zo verontwaardigd is. Ik heb naar het stemgedrag van Nederland gevraagd, omdat ik daarover niets kan teruglezen in de brief.

Minister Blok:

Ik kom hier in tweede termijn op terug, want ik wil over het stemgedrag even preciezer weten wat dat was.

Dan kom ik bij de vragen die gesteld zijn over de Verenigde Staten, de Mensenrechtenraad, het bezoek en de kinderen in gevangenschap. Ik herken veel van de kritiek die de Verenigde Staten hebben op het functioneren van de Mensenrechtenraad. De acties en uitspraken van de Mensenrechtenraad waren de afgelopen jaren inderdaad weinig gebalanceerd. Tegelijkertijd betreur ik het vertrek van de Verenigde Staten, omdat ik, in lijn met mijn eerdere betogen vandaag in andere overleggen die we hebben gehad, blijf geloven in het grote belang van multilaterale organisaties, een platform voor overleg, en weet dat deelname onvermijdelijk betekent dat je veel teleurstellingen moet incasseren. In de praktijk zijn dit zelfs meer teleurstellingen dan successen. Het feit dat iedereen de inbreng kon beginnen met verheugd te constateren dat we een aantal successen hebben kunnen boeken, brengt me ertoe om er altijd voor te kiezen, ook in dit geval dus, om van binnenuit te werken aan hervorming. Dat is ook steeds de inzet van Nederland geweest. De heer De Roon vroeg daar specifiek naar. Tegen die achtergrond betreur ik dat de Verenigde Staten de Mensenrechtenraad verlaten.

De voorzitter:

Ik kijk heel even of de Minister aan het einde van zijn blokje Verenigde Staten is, want als dat niet het geval is, wil ik hem nog even laten uitspreken.

Minister Blok:

Ik ben nog niet aan het einde van het blokje Verenigde Staten; dit was wel de Mensenrechtenraad.

Dan de vraag waarom de Minister-President samen met collega Kaag naar de Verenigde Staten gaat. Ik zou haast willen zeggen: er is heel veel te bespreken met onze grote traditionele bondgenoot, die de laatste tijd, hebben wij helaas regelmatig moeten constateren, beslissingen heeft genomen die wij niet delen, waaronder het besluit over de Mensenrechtenraad. Ik ben een maand geleden in Washington geweest en heb daar al met de Kamer over gesproken. Ik heb ook daar aangegeven dat we op een groot aantal terreinen beslissingen betreuren. Tegelijkertijd heb ik er aangegeven dat er nog altijd meer is dat ons verbindt dan ons scheidt. Het blijft nog steeds gaan om de grootste democratie, de grootste vrijemarkteconomie en een hele belangrijke speler – gelukkig nog steeds – in grote organisaties, zoals de NAVO en de Verenigde Naties, waar we elkaar echt heel vaak nodig hebben. Daarnaast zijn er grote economische relaties. Nederland is een hele grote investeerder in de Verenigde Staten. Dus ook hier geldt het motto dat ik net ook al hanteerde: blijf met elkaar in gesprek, benoem de dingen die goed gaan en werk aan verbetering, maar benoem ook de dingen die niet goed gaan. Het is logisch dat de premier en collega Kaag daarheen gaan.

Ik heb vragen gekregen, zowel schriftelijk als nu in het debat, over de kinderen in gevangenschap aan de grens. Ik deel de gevoelens van afschuw over de kinderen die opgesloten worden, gescheiden van hun ouders. Ik was geschokt om dat te zien. Het is heel logisch dat het debat daarover in volle omvang wordt gevoerd. Dat debat wordt gelukkig ook in volle omvang in de Verenigde Staten gevoerd. Zoals u weet, zijn uw collega-volksvertegenwoordigers in de Verenigde Staten bezig met hun oplossingen en zijn er ook rechtszaken aangekondigd. Ik constateer dat zowel de democratie als de rechtsstaat in de Verenigde Staten hun werk aan het doen zijn. Ik kan niet voorspellen wat de uitkomsten zijn, maar de machten die op zo'n moment hun rol moeten pakken, doen dat ook. Dat vind ik een belangrijk gegeven. Ik vind dat ook van belang voor onze reactie, waarin ambtelijk onze zorg is overgebracht. Volgende week heb ik sowieso een afspraak met ambassadeur Hoekstra. We gaan veel onderwerpen bespreken, ook dit. Ik vind dat op het moment dat iedereen in een democratische rechtsstaat zijn verantwoordelijkheid pakt en het debat wordt gevoerd, het ontbieden van een ambassadeur niet aan de orde is. Het ligt wel op tafel in de gesprekken die we sowieso met elkaar voeren.

Daarmee heb ik het blokje Verenigde Staten gehad.

De voorzitter:

Ik zie in ieder geval drie interrupties voor u. We beginnen met mevrouw Ploumen, dan gaan we naar mevrouw Karabulut en we eindigen vooralsnog met de heer Van Ojik.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ik heb eigenlijk twee vragen naar aanleiding van het betoog van de Minister. Ik kan me voorstellen dat u bij mijn tweede vraag zegt dat we die op een ander moment nader moeten bespreken. Laat ik met de eerste beginnen. De Minister zegt dat de Verenigde Staten een traditionele bondgenoot zijn en dat er beslissingen zijn die we niet delen, maar dat er nog steeds meer is wat ons bindt dan wat ons scheidt. Hij is verheugd dat de instituties in de Verenigde Staten hun werk doen. Dat laatste deel ik, maar het is tamelijk tragisch dat we over de Verenigde Staten zo'n constatering moeten doen in het licht van de misstanden die er nu zijn met kinderen in kooien. Ik zou de Minister willen vragen toch iets scherper aan de wind te varen in zijn antwoord op de vraag hoe wij ons nu verhouden tot de Verenigde Staten. Wat mij betreft is er een vacature voor het leiden van de vrije wereld. De afgelopen maand heeft president Trump een aantal besluiten genomen die hem en zijn regering verder doen afdrijven van waar wij voor staan: vrijheid en persvrijheid. Ik roep de Minister op om een wat kritischer toon aan te slaan vis-a-vis met de Verenigde Staten, want inmiddels – de mens van goede wil niet te na gesproken – lijkt mij bijna het punt bereikt dat er meer is wat ons scheidt dan wat ons bindt. Wil de Minister hierop reflecteren?

Minister Blok:

Ik dacht dat er een tweede vraag zou komen, maar ik wil hem ook eerst beantwoorden.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ja, die gaat over de hervormingen.

De voorzitter:

Die gaan we nog even bewaren. Deze interruptie was lang genoeg.

Minister Blok:

Ik heb tijdens mijn eigen bezoek mijn grote zorgen uitgesproken over het opzeggen van het klimaatverdrag. Ik heb geprobeerd Amerika te bewegen in ieder geval Nederlandse en Europese bedrijven te ontzien. Ik heb nog geprobeerd te bewerkstelligen dat er geen tarieven op staal en aluminium opgelegd zouden worden. Een groot deel van dat gesprek werd gevuld met punten waarover we het niet eens waren. Overigens gebruiken de Verenigde Staten dat gesprek ook om ons te wijzen op de afspraak om naar 2% NAVO-uitgaven te groeien. Ik heb het gesprek ook gebruikt om te wijzen op de punten van overeenkomst. Je kunt niet zeggen dat ik mijn gesprekken alleen maar heb gebruikt om met meel in de mond te praten of geen kritiek te uiten. Net zoals ik dat in gesprekken met andere landen doe, of ik nu naar de Verenigde Staten, Noord-Afrika of Afghanistan ga, bespreek ik de hele lijst. Ik constateer dan echt dat er met de Verenigde Staten meer is wat ons bindt dan wat ons scheidt. Ik betreur inderdaad dat de leidende rol die de Verenigde Staten vanouds speelden bij multilaterale instellingen bewust terzijde wordt geschoven. Het feit blijft dat Amerika onze belangrijkste NAVO-partner is en Europa op dit moment echt niet in staat is om zich in z'n eentje te verdedigen en dat ik dat ook niet snel zie gebeuren. De economische banden zijn enorm. Ze komen onder druk te staan door de tarievenstrijd, maar het kan nooit in ons belang zijn om te streven naar het verder afbouwen van die banden. Integendeel, ik zou ze juist willen intensiveren. Als de wereldkaart wordt ingekleurd met democratieën en rechtsstaten, vrees ik dat die kaart er niet erg mooi uitziet. Het blijft dus altijd van belang dat je die paar landen die je op beide punten groen kunt kleuren, zo dicht mogelijk bij je houdt, in goede en slechte tijden. Ik zeg nog steeds vol overtuiging dat er nog altijd meer is wat ons bindt dan wat ons scheidt. Het is mijn opgave en die van de Nederlandse regering om ervoor te zorgen dat de balans doorslaat naar meer binden en minder scheiden. Ook hier geldt dat wij kiezen voor de langetermijnstrategie. We benoemen wat fout is en we benoemen wat goed is, maar uiteindelijk is ons langetermijnbelang om de trans-Atlantische band, naast de belangrijke Europese band, goed te houden en beter te maken dan die nu is.

De voorzitter:

Mevrouw Ploumen, in tweede instantie.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Kort. Ik constateer dat waar ik het bondgenootschap steeds langs drie lijnen definieerde – gedeelde waarden, gedeelde zorg om de internationale veiligheid en gedeelde economische belangen – de Minister die gedeelde waarden niet eens meer noemt. Het is maar goed dat hij zich kritisch blijft betonen ten opzichte van de Amerikanen.

Mijn tweede vraag gaat over de Mensenrechtenraad. Het is een beetje off track, maar ik stel hem toch kort. De Minister zei – ik ben het daar op zich niet per se mee oneens – dat Nederland ervoor kiest om de Mensenrechtenraad constructief van binnenuit te willen veranderen en niet zoals de Amerikanen te zeggen: zoek het maar uit. Dat is goed. Zou hij iets meer kunnen zeggen over de lijnen waarlangs hij dit wil doen en hoe hij het succes ervan inschat? Hoewel er andere overleggen zijn waar deze vraag misschien uitvoeriger aan de orde komt, lijkt het mij toch relevant nu.

Minister Blok:

Het is mij niet helemaal duidelijk. Het succes waarvan?

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Het succes van eventuele hervormingsgezinde voorstellen van Nederland in de Mensenrechtenraad.

Minister Blok:

Allereerst ga ik mevrouw Ploumen tegenspreken op haar eigen samenvatting van mijn antwoord. Zij zei dat ik niet was ingegaan op «waarden». Ik heb geprobeerd hierover een beeld te schetsen langs de criteria democratie en rechtsstaat. Cruciale waarden die al ingevuld worden langs de instrumenten democratie en rechtsstaat. Ik heb aangegeven dat die wereldbol maar heel weinig groene landen zal kennen en dat de Verenigde Staten op beide punten groen kleuren. Ik vind dat heel wezenlijk. Het is voor mij ook een heel belangrijke reden om te zeggen dat er meer is wat ons bindt dan wat ons scheidt.

De Mensenrechtenraad is een traject van lange adem. Inderdaad, ik moest beginnen met constateren dat ook ik teleurgesteld ben over de acties en de interne procedures binnen de Mensenrechtenraad in de afgelopen jaren. De Nederlandse lijn is dan om bondgenoten te zoeken, coalities te vormen en het de goede kant op te dragen, maar niet om weg te lopen. Ik denk dat mevrouw Ploumen en ik elkaar daarop kunnen vinden. Terecht blijft ze mij aanspreken op vaart maken en resultaten bereiken. In het kader van «elk nadeel heeft z'n voordeel» zeg ik dat zo'n grote stap als deze ook weer een proces kan losmaken binnen de Mensenrechtenraad. Dit momentum gaan we echt proberen te gebruiken om intern de procedures te verbeteren.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan mevrouw Karabulut, zeg ik ook tegen mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Ik wilde alleen maar zeggen dat ik het op dit punt met de Minister eens ben.

Mevrouw Karabulut (SP):

Trump, de huidige president, is natuurlijk ook een product van de voorgaande presidenten van de VS en het neoliberale beleid dat we tot de afgelopen jaren hebben gekend. Dat moeten we niet vergeten. We zien dat deze president met zijn beleid het multilateralisme ondermijnt en zich terugtrekt uit allerlei belangrijke verdragen. Wanneer komt het punt voor deze Minister en dit kabinet om te zeggen: wij doen hier niet aan mee? Hij zegt heel duidelijk: America first! Soms is dat conform de lijnen van democratie en rechtsstaat, maar als het niet uitkomt, voert Amerika ook illegale oorlogen en sleurt het ons daarin mee. De NAVO koerst onder leiding van de VS heel duidelijk af op een nieuwe Koude Oorlog. Dat is allemaal niet in ons belang. Is inmiddels niet het punt bereikt dat de Minister en de Minister-President als zij straks naar Washington gaan, een keer «nee» gaan verkopen in plaats van braaf weer extra militairen naar Afghanistan te zenden?

De voorzitter:

De vraag is duidelijk. De Minister.

Minister Blok:

Het zijn een heleboel vragen. Het debat over Afghanistan gaan we nog uitgebreid met elkaar voeren. Ik denk dat het zuiver is om op dat moment allerlei argumenten te wegen, gezien ook de importantie van de beslissing. Mevrouw Karabulut begon met de vraag wanneer Nederland «nee» gaat zeggen. Ik heb net toegelicht op welk aantal punten ik zelf «nee» heb gezegd bij mijn eigen bezoek. Sindsdien zijn er helaas nog een aantal beslissingen genomen, waaronder over de Mensenrechtenraad en het gedrag rond de G7. Dit zijn allemaal situaties waarin Nederland, samen met andere Europese landen, «nee» zei tegen de keuzes die de Verenigde Staten maakten. Helaas wordt mevrouw Karabulut op haar wenken bediend. Wat ik volstrekt niet herken is het beeld dat mevrouw Karabulut schetst dat de NATO onder leiding van de Verenigde Staten op een Koude Oorlog aan het koersen is. Dat roept echt de vraag op onder welke steen we ook alweer hebben gelegen. Het is toch niet de NATO die de Krim is binnengevallen? Het is toch niet de NATO die in Oost-Oekraïne aan het stoken is? Het is toch niet de NATO die het regime van Assad aan het ondersteunen is? Deze opmerking is volstrekt buiten de werkelijkheid, echt volstrekt buiten de werkelijkheid.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut in tweede instantie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik vrees dat de Minister hier in zijn eigen werkelijkheid schiet of, zoals de Minister zelf zegt, «in zijn knoop zit». Natuurlijk is er een aantal zaken die onacceptabel zijn en waar sancties tegen zijn getroffen, maar de NAVO is zelf ook meer en steeds verder de eigen invloedssfeer gaan uitbreiden. Dan is het niet zo raar dat daar een reactie op komt; dat is wat anders dan dat je dat rechtvaardigt. De vraag is of je doorgaat op de voet van de Koude Oorlog en je laat meesleuren door de VS of dat je verstandig op zoek gaat naar ontspanning, wat gezien onze ligging en onze positie ook in het belang van Nederland is. Ga je met de NAVO mee in allerlei oorlogen in het verre Midden-Oosten waarvan je weet dat je daar op deze manier in ieder geval geen democratie kunt brengen? Of zeg je: we maken van onze sterke kant een sterk punt: verdere investering in diplomatie? Dat hoor ik dit kabinet niet zeggen. Ondanks al deze negatieve ontwikkelingen staat dit kabinet vooraan om «ja» te zeggen en extra militairen naar Afghanistan te sturen, kennis over de staat van de krijgsmacht ten spijt.

Minister Blok:

Mevrouw Karabulut maakt het nog erger. Ik noemde drie voorbeelden: de bezetting van de Krim, het stoken in Oost-Oekraïne en de steun van Assad in een verschrikkelijke bloederige oorlog. Mevrouw Karabulut zegt dat het optreden van de NAVO tot een reactie leidt. Ze zegt dat we daar niet verbaasd over moeten zijn; dat is geen rechtvaardiging, maar ze zegt wel dat het optreden van de NATO tot een reactie leidt. Alsof de NATO om een inval in Oekraïne heeft gevraagd, alsof de NATO heeft gevraagd om de bezetting van de Krim. Ik vind dit een hele scheve vergelijking. Heel, heel scheef.

De voorzitter:

Nee, nee, mevrouw Karabulut, de heer Van Ojik heeft het woord.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het gaat toch iets meer terug naar waar we het in eerste aanleg over hadden, ook in relatie tot de RBZ. Ik voel me een beetje ongemakkelijk dat ik nu een antwoord moet geven op de vraag of er meer is dat ons bindt of dat ons scheidt. Dat vind ik lastig. Ik wil wel heel graag weten wat er verandert in onze relatie met de Verenigde Staten onder invloed van al die ontwikkelingen die de Minister net zelf heeft opgenoemd. Er waren twee dingen waarover de Minister na de vorige uitgebreide bespreking heeft gezegd dat hij er voor de zomer een brief over zal schrijven aan de Kamer. Daarnaast hebben we gevraagd – ook de voorzitter, de heer Sjoerdsma, heeft er in zijn eerste termijn naar gevraagd – wat het betekent voor de EU Global Strategy, waarover u het volgende week weer gaat hebben. Ik zou het daar graag nog even over hebben. De Minister is hierop niet ingegaan tijdens het blokje. Misschien kan hij daar nog iets over zeggen. Als we volgende week een brief krijgen, vind ik dat prima en dan hoeft het niet nu.

De voorzitter:

Ik vermoed dat de Minister nog toekomt aan zijn blokje Global Strategy, maar wellicht kan hij deze vraag toch al beantwoorden. Als voorzitter nodig ik de heer Van Ojik uit deze Minister niet te verleiden terug te keren naar een gesprek van persoon tot persoon. De Minister.

Minister Blok:

De heer Van Ojik had inderdaad gevraagd wanneer de brief komt. Die komt in juli, omdat we dan ook de resultaten van het bezoek van de premier en collega Kaag hebben. Toen de heer Van Ojik de eerste keer het voorstel deed om met een uitgebreidere analyse te komen over de gevolgen voor de trans-Atlantische relatie van de opstelling van de VS en inderdaad voor de consequenties die dat heeft voor de opstelling van Nederland, en zeker ook van Nederland binnen de EU, heb ik dat omarmd, want ik vind het een van de grootste vragen die op tafel ligt. Bij die analyse hoort wat mij betreft een heel aantal aspecten, die ik nu wel kan schetsen maar die ik in de brief verder uit wil diepen. Dat omvat dan de gevolgen voor de multilaterale orde, de economische orde, de veiligheid en de strategische verhouding in de wereld. Hoe gaan we om met de machtsblokken die er zijn? Want de spanning in de trans-Atlantische relatie levert meer ruimte op voor de machtsblokken Rusland en China om dingen te doen die wij over het algemeen niet willen. Langs die punten wil ik de vraag van de heer Van Ojik in de brief aan de orde stellen. Ik zal daarin ook de bevindingen van het laatste bezoek meenemen.

De voorzitter:

We hebben genoteerd dat de brief over de trans-Atlantische relatie in juni naar de Kamer komt. De heer Van Ojik in tweede instantie.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Heel kort. Dat is goed om te weten. Ik dank de Minister daarvoor. Volgende week wordt er op de RBZ wel gesproken over de EU Global Strategy, maar daar komt de Minister nog op. Dan laat ik het hierbij.

De voorzitter:

Het woord is aan de Minister. Hij vervolgt zijn betoog.

Minister Blok:

Inderdaad over de EU Global Strategy en de European Peace Facility, want daarover werden ook vragen gesteld. De heer Sjoerdsma stelde de overkoepelende vraag of de EU Global Strategy nog wel relevant is. Deels, maar in lijn met de brief die ik net aankondigde, geldt voor zowel de EU als Nederland dat we die voortdurend moeten herijken op grond van de helaas nogal turbulente internationale ontwikkelingen.

De heer Van Haga vroeg welke concrete stappen er gezet worden om dat Europese defensiebeleid echt te verbeteren. Eigenlijk hebben we de afgelopen tijd al een heel aantal stappen gezet. Pas in 2017 is het PESCO, zoals dat zo mooi heet, opgericht, waar 25 staten aan meedoen. Na die oprichting zijn projecten ontwikkeld en zeventien ervan zijn inmiddels goedgekeurd. Een daarvan is het belangrijke project Militaire mobiliteit, waarvan Nederland de trekker is. Het is van groot belang dat in een tijd van crisis mensen en materieel van bondgenoten snel verplaatst kunnen worden naar het gebied waar de crisis plaatsvindt. Door de val van het IJzeren Gordijn verdween natuurlijk de traditionele focus op het snel verplaatsen van troepen naar de Noord-Duitse laagvlakte en het zorgen dat de bruggen breed en snel genoeg zijn. Helaas is die focus, niet alleen op de Noord-Duitse laagvlakte, weer bitter noodzakelijk.

Een andere component is het Europese Defensiefonds, waaruit gezamenlijk EU-geld beschikbaar komt voor onderzoek en ontwikkeling van defensiecapaciteit. Dat heeft een aantal voordelen. Versnippering van de defensie-industrie en onderzoek daarnaar betekent dat je minder waarde voor het defensiegeld krijgt. Bovendien is het positief dat Europa, en daarin speelt de Nederland defensie-industrie een belangrijke rol, niet zozeer qua volume maar wel qua kwaliteit van inbreng, op belangrijke terreinen in staat is eigen defensiecapaciteit te bouwen en te leveren.

De heer Van Haga en de heer Van Helvert vroegen hoe ik aankijk tegen de net aangekondigde European Peace Facility en of ik al bedragen en Nederlandse inzet kan geven. Het voorstel is net naar buiten gekomen. Er komt dus nog het bekende fiche van het kabinet naar de Kamer. Omdat het in ieder geval om forse bedragen gaat, zullen wij het bekijken tegen de achtergrond van de hele afweging over het financieel kader. U had ook gezien dat het voorstel is om het daarbuiten te brengen. Uiteindelijk is geld geld en wij zullen bij de beoordeling de samenhang gaan bekijken.

De heer Sjoerdsma vroeg of de EU-NAVO Battlegroup ook in de praktijk ingezet kan worden omdat die inmiddels al lang bestaat, of dat er ten minste intensiever grootschaliger geoefend kan worden. Ik acht het – helaas, moet je op dit terrein zeggen – in relatie tot de bedreigende situatie aan de buitengrens van de EU zeker denkbaar dat die Battlegroup in de komende jaren wordt ingezet. Dat vraagt om unanieme besluitvorming. Dat maakt het complexer, maar ik zou zelf, als er ergens in de wereld inzet nodig is, het toejuichen als we ook dit instrument een keer kunnen inzetten. Ik zou het ook toejuichen als er ook grootschalig geoefend wordt met het oog op zo'n mogelijke inzet; dat was een ander punt van de heer Sjoerdsma. Ik hoop hiermee de vragen over de defensiekant als het peace initiative beantwoord te hebben

Ik ga over naar Noord-Korea. De heer Van Haga vroeg om een appreciatie van de top. Dat kan ik het beste samenvatten als: heel voorzichtig hoopvol. «Heel voorzichtig» omdat de afspraken weinig uitgewerkt zijn en omdat in het verleden eerder topoverleggen tussen de Verenigde Staten en Noord-Korea plaats hebben gevonden die uiteindelijk nooit opgevolgd zijn door daadwerkelijke nucleaire ontwapening. Dat is de toelichting op het deel «heel voorzichtig». «Hoopvol» vanwege het feit dat minder dan een jaar geleden de Verenigde Staten en Noord-Korea elkaar letterlijk met oorlogstaal bestookten. Dat was potentieel heel gevaarlijk omdat er echt sprake was van dreiging met kernwapens op een heel dichtbevolkt schiereiland, waar je zelfs zonder kernwapens verschrikkelijke bloedbaden zou kunnen aanrichten. Tegen die achtergrond vind ik het hoopvol dat er wordt gesproken over uitwerking in verdere overleggen. Deze overleggen zijn ook daadwerkelijk aangekondigd. Ik kan alleen maar hopen dat het deze keer niet blijft hangen in goede intenties. Tegelijkertijd blijven wat mij betreft de sancties tegen Noord-Korea noodzakelijk zolang die resultaten er niet zijn. Van de kant van de Verenigde Staten heb ik datzelfde geluid gehoord. Nederland speelt hierin als voorzitter van het sanctiecomité een belangrijke rol.

Dan de vraag over Myanmar.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Van Haga voor de Minister.

De heer Van Haga (VVD):

Dank voor het antwoord. Feit blijft dat er toch tegenstrijdige berichten uit de Verenigde Staten komen, aan de ene kant van president Trump en aan de andere kant van de Minister van Buitenlandse Zaken. Hoe weegt u die? Ik heb ook gevraagd of u enig zicht heeft op een tijdpad.

Minister Blok:

Ik heb geen zicht op een tijdpad. Daarvoor is de betrokkenheid van Nederland ook te indirect. Wij zijn betrokken bij de sancties, die naar mijn overtuiging ook een belangrijke rol hebben gespeeld bij de wijziging in het Noord-Koreaans standpunt, maar niet bij de inhoud van de onderhandelingen. Dat ligt ook niet voor de hand. De geluiden vanuit de regering van de Verenigde Staten zijn natuurlijk voor hun rekening. Ik refereer net aan de uitspraak van mijn collega Pompeo, die aangaf dat sancties van kracht moeten blijven. Ik vind dat een zeer wezenlijk en realistisch standpunt.

Dan de vragen over Myanmar. Inderdaad heeft er op initiatief van Nederland een bezoek plaatsgevonden van leden van de Veiligheidsraad aan Myanmar. Tijdens mijn laatste bezoek aan New York heb ik uitgebreid gesproken met de mensen die aan die reis hebben deelgenomen. Hun verslag was heel schokkend, zelfs terwijl ik al was voorbereid op gruwelijke verhalen. De omvang van het geweld, de systematische manier waarop het leefgebied van de Rohingya schoongeveegd is met bulldozers en de leefomstandigheden in de kampen, speciaal voor vrouwen en meisjes, zijn allemaal een combinatie van heel groot menselijk lijden. Verslagen van de gesprekken met de Birmese autoriteiten, ook met Aung San Suu Kyi, geven toch een beeld van zeer beperkte betrokkenheid. Een heel groot deel van de Birmese bevolking vindt dat de Rohingya als moslims geen plaats hebben in hun land. De regering laat zich eigenlijk heel sterk leiden door dat standpunt van de grote meerderheid.

Desondanks is er inderdaad sprake van een aankondiging van een internationale onderzoekscommissie door de Birmese overheid; mevrouw Ploumen wees daar op. Eerlijk gezegd weten we nog niet meer dan dat. Mevrouw Ploumen vroeg naar het werkgebied en de samenstelling van de commissie. Helaas weten we dat niet. We zullen de Birmese autoriteiten moeten blijven achtervolgen met onze wens om dat te doen; dit allemaal tegen de achtergrond van het feit dat de Birmese autoriteiten zeer de steun van China genieten, ook een VN-Veiligheidsraadslid met een veto. Dat doet niet af aan onze inzet, maar we hebben helaas de afgelopen jaren gezien hoezeer het veto vanwege redenen van eigen binnenlandse politieke wordt ingezet. Geen twijfel aan onze inzet dus, maar wel in een heel complex krachtenveld.

De voorzitter:

Mevrouw Ploumen heeft een interruptie voor u.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dank aan de Minister voor zijn inzet en dank aan alle mensen die elke dag proberen in New York, Bangladesh en Myanmar zelf de situatie te verbeteren. De Minister weet dat ik in Bangladesh geweest ben. Het is verschrikkelijk om te zien en de verhalen zijn hartverscheurend. We spreken er volgende week over, maar ik heb nog een vraag. De Minister repte terecht van de grote invloed van China. Welke mogelijkheden ziet de Minister voor Nederland, bijvoorbeeld voor de Minister-President op een G20-ontmoeting of anderszins, om in directe dialoog met China te treden over dit onderwerp?

Minister Blok:

Die mogelijkheden benutten wij. Ik heb zelf met mijn Chinese collega gesproken tijdens de G20 en dit ook aan de orde gesteld. Ik vind dat ik in mijn eigen handelen en mijn communicatie met de Kamer reëel moet zijn over het effect dat ik daarvan op korte termijn verwacht. Ik geloof dat internationale druk altijd wordt gevoeld. Er is geen land dat het fijn vindt om voortdurend en grootschalig aangesproken te worden op onjuist handelen. Op welke termijn en in welke vorm dat leidt tot een wijziging is lastig in te schatten. In het geval van Myanmar ben ik heel voorzichtig. Mevrouw Ploumen heeft zich zeer in de situatie daar verdiept, maar de ligging is strategisch voor China. Het is een land dat grondstoffen bezit. De Chinese belangen zijn heel groot.

De voorzitter:

De Minister vervolgt zijn betoog.

Minister Blok:

Dan kom ik bij een aantal Midden-Oostenonderwerpen terecht, allereerst Jordanië. De heer Van Helvert vroeg daar als eerste naar. Hij ging in op de protesten en de zorgelijke economische situatie. Jordanië is – hoewel de economische situatie daar ingewikkeld is en we ook daar in onderdelen kritiek moeten hebben op de mensenrechtensituatie – in het ingewikkelde speelveld van het Midden-Oosten toch een relatief stabiel en stevig bestuurd land. Dat is ook een reden dat wij zeer hechten aan de relaties met Jordanië, zowel op economisch gebied als op veiligheidsgebied. Een paar weken geleden was er een officieel bezoek van de Jordaanse Koning en Koningin. We hebben toen een heel aantal overleggen gehad, waarbij we zijn ingegaan op de mensenrechtensituatie, maar ook op de positieve rol die Jordanië speelt bij de opvang van vluchtelingen. We geven daar ook ondersteuning bij. Dat maakt de noodzaak groter om de economische ontwikkeling daar te stimuleren. De heer Van Helvert en anderen na hem vroegen daarnaar. Onderdeel van het officiële bezoek was ook een uitgebreid gesprek met een groot aantal Nederlandse bedrijven op de traditioneel Nederlandse gebieden agro, techniek en water, die daar vaak al actief zijn en bereid zijn om kansen te zoeken om daar nog meer te investeren. Dat is ook een concrete manier om de economie een impuls te geven, die van Jordaanse zijde zeer gewaardeerd wordt.

Omdat Jordanië op de agenda staat van de RBZ vroeg de heer Sjoerdsma wat de Europese Unie kan doen. Heel belangrijk is dat wij versoepeling kunnen aanbrengen op de oorsprongsregels die nu worden toegepast op goederen die met een bijdrage van vluchtelingen en ook in bepaalde regio's worden geproduceerd. Wat Nederland betreft zouden we die criteria kunnen versoepelen, zowel voor de regio's als voor het aandeel arbeid door vluchtelingen. Ik ga proberen daarop voldoende landen mee te krijgen, want ik vind dat Jordanië onze volle steun verdient.

De heer Voordewind ging in op zijn bezoek aan de Gazastrook en het initiatief dat hij samen met de heer Sjoerdsma heeft genomen om een corridor aan te leggen. Ik heb daarvan eerder aangegeven dat het op die manier vooralsnog niet mogelijk lijkt, maar dat we wel aan het zoeken zijn naar mogelijkheden om in ieder geval export en personenverkeer makkelijker mogelijk te maken. Inderdaad is er van zowel Israëlische als Palestijnse zijde aangegeven dat Nederland mogelijk een bijdrage kan leveren door voorverpakte groente en fruit te controleren, zodat die vanuit Gaza geëxporteerd kan worden. Het overleg daarover vindt nu plaats. In Nederland zou dat bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit kunnen zijn, maar we moeten natuurlijk ook zowel de Israëlische als Palestijnse zijde meekrijgen. Ik hoop dat deze route wel gaat lukken. We zijn afhankelijk van de uitkomsten van dat overleg.

Zowel de heer Voordewind als de heer De Roon vroeg naar het stemgedrag rond moties in de Algemene Vergadering en de VN-Veiligheidsraad. De heer Voordewind vroeg eerst procedureel of de Kamer van tevoren geraadpleegd kon worden. De algemene inzet van Nederland delen wij regelmatig met u. De resoluties zelf worden onder hoge tijdsdruk uitonderhandeld. Ik word regelmatig 's nachts gebeld, vanwege het tijdsverschil. Soms lukt het ook niet, omdat ik ergens in de lucht hang en niet telefonisch bereikbaar ben. En of ik nu wel of niet word bereikt, het gebeurt natuurlijk altijd onder mijn ministeriële verantwoordelijkheid. Ik kan me geen procedure voorstellen waarin de Kamer ook nog in de loop wordt opgenomen. Vaak is het een kwartiertje voor het finale tijdstip dat ik gebeld word.

Er waren twee resoluties, een in de Algemene Vergadering en een in de VN-Veiligheidsraad. In de VN-Veiligheidsraad is de resolutie ingediend door Koeweit, gevolgd door een tegenresolutie van de Verenigde Staten. Op beide resoluties heeft Nederland zich van stemming onthouden, omdat er inderdaad geen balans was. De heer Van Ojik ging daar terecht op in. De resolutie van Koeweit boog niet mee in de rol van Hamas en het amendement van de VS bracht de balans er ook niet in terug. Ik vind het dan de enige juiste keuze om me te onthouden van stemming. Nederland was daarin bepaald niet het enige land. In de Algemene Vergadering was de andere resolutie aan de orde, die daar overigens sterk op leek. Deze was ingediend door de Palestijnse Autoriteit, Algerije en Turkije. Ook daarop heeft de Verenigde Staten een amendement ingediend. Dit amendement heeft Nederland wel gesteund, maar het haalde niet de vereiste tweederdemeerderheid. Daarna werd de resolutie toch aangenomen en heeft Nederland zich van stemming onthouden. En dat allemaal op redelijk nachtelijke uren voor ons.

Dan kom ik op een aantal diverse onderwerpen. Mevrouw Ploumen vroeg hoe wij omgaan met ...

De voorzitter:

Minister, voordat u doorgaat naar het volgende onderwerp, zie ik twee interrupties. Ik heb de indruk dat het over het stemgedrag en over Gaza gaat. De heer Voordewind als eerste en mevrouw Karabulut zal hem volgen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik dank de Minister in eerste instantie voor zijn bereidheid om te kijken wat er mogelijk is met de export van voorverpakte goederen. Ik blijf graag op de hoogte van de uitkomsten daarvan.

Over het stemgedrag ben ik verheugd dat Nederland voor het amendement van de Amerikanen heeft gestemd, wat alleen niet heeft geleid tot aanpassing van de resolutie van de Algerijnen en de Turken. De resolutie blijft daarmee eenzijdig. Als de resolutie Hamas niet heeft genoemd omdat het niet is gelukt met het amendement van de Amerikanen, waarom heeft Nederland dan niet tegen die resolutie gestemd, die te eenzijdig was?

Minister Blok:

We hebben al een aantal malen gesproken over de situatie in Gaza. U heeft altijd van mij gehoord dat ik vind dat beide kanten veel te verwijten is. Ik vind dat beide kanten in hun uitingen nergens laten blijken dat ze in het belang van hun eigen bevolkingen zo snel mogelijk om de tafel moeten gaan zitten in plaats van de ander uit te maken voor alles wat lelijk is en in feite daarmee op te roepen tot escalatie. Ik heb aangegeven dat ik met grote zorg heb gekeken naar het grote aantal slachtoffers als gevolg van het Israëlische vuur. Omdat een land op zich het recht heeft om grenzen te verdedigen en ik me ook kan voorstellen dat er gerechtvaardigde zorgen zijn over wat er zou gebeuren als er een groot aantal mensen uit Gaza Israëlisch gebied zou bereiken en daar mogelijk, zo niet waarschijnlijk, geweld zou gebruiken, heb ik dat onderzoeksrapport nodig. De heer Voordewind schetste zelf op grond van zijn skypecontact hoe hopeloos de situatie op de Gazastrook is voor jongeren. Dit is zowel het Hamasgezag in dat gebied toe te rekenen, dat zelf een desastreus economisch beleid voert, als Israël, dat ook niet bijdraagt een goederen- en personenverkeer waar dat redelijkerwijs veilig mogelijk is. Met enige regelmaat kan ik niet anders dan concluderen dat er voorstellen voorliggen die een onvoldoende gebalanceerd beeld geven en dan onthoud ik mij van stemming. Dat was hier uiteindelijk de afweging. We bevonden ons daarbij steeds in goed gezelschap van veel andere westerse landen. Het is iets waarover we ook altijd overleggen in de Verenigde Naties en in andere gremia, allereerst om te kijken of we de resolutie zo kunnen aanpassen dat die wel die balans bevat. Als dat niet lukt, is de optie soms onthouden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan maken de Minister en onze partij een andere inschatting van de situatie. Als een land te maken heeft met een raketregen en de goederen die Gaza in komen gebruikt kunnen worden voor de raketten die vervolgens weer op Israël terechtkomen, is er toch alle reden om het eigen land te verdedigen? Daar komen we niet uit.

Minister Blok:

Hier zit het verschil niet.

De voorzitter:

We laten de heer Voordewind even de vraag afmaken.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ga even terug naar de resolutie in de VN-Mensenrechtenraad, waar Nederland wel tegen heeft gestemd. Toen was het argument dat alleen Israël werd veroordeeld voor het geweld en Hamas niet. Nu ligt er weer een resolutie voor waarin Israël wordt genoemd en Hamas niet. Ik zeg dan: stem in dezelfde lijn als bij de VN-Mensenrechtenraadresolutie en stem tegen een resolutie waarin Hamas niet als agressor wordt genoemd en Israël wel. Ik probeer de consistentie van het stemgedrag te vinden bij het kabinet, maar zie die nog niet meteen.

Minister Blok:

Dat hangt natuurlijk af van de precieze bewoording van zo'n resolutie. Ik heb u geschetst dat we geprobeerd hebben om te beïnvloeden, in overleg met andere landen, en dat ook in ons stemgedrag over het Amerikaanse amendement hebben laten blijken. Alles afwegende kwamen we uit op onthouden.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb nog een aantal onbeantwoorde vragen op dit punt. Er is kritiek van mensenrechtenorganisaties op het feit dat Israël zelf het grote aantal doden onderzoekt. In het verleden is dit ook gebeurd en heeft het geleid tot witwassen. Kan de Minister hierop reageren? De andere vraag gaat over de onderzoeken die de Minister heeft aangekondigd. Wat is de stand van zaken van die onderzoeken?

Minister Blok:

Ik ben bekend met de kritiek van Human Rights Watch en andere mensenrechtenorganisaties, maar heb nog steeds het onderzoek nodig van de Israëlische regering om dat te kunnen afzetten tegen de andere rapporten en geluiden die er zijn. Ik heb al eerder gezegd dat ik niet de precieze timing ken, maar wel vind dat er na de zomer een rapport zou moeten zijn, ook al schrijf ik het niet zelf. Ik moet dat echt afwachten. Ik kan me ook niet alleen baseren op dit rapport.

Mevrouw Karabulut (SP):

Is de Minister dan op zijn minst bereid om deze zorgen over te brengen aan de Israëlische autoriteiten en ons na de zomer schriftelijk te informeren over de stand van zaken van dit onderzoek, zodat we een vinger aan de pols kunnen houden?

Minister Blok:

De Kamer weet dat ik al eerder onze zorgen aan de Israëlische autoriteiten heb laten overbrengen. Ik ben graag bereid om de Kamer na de zomer te informeren. Het is ook het tijdstip waarop ik zelf hoop resultaten te zien.

Ik kom op de diverse andere onderwerpen. Mevrouw Ploumen vroeg naar de Nederlandse inzet naar aanleiding van het geweld in Nicaragua. Ik deel de zorgen van mevrouw Ploumen hierover. Er is sprake van een dialoog onder leiding van de katholieke kerk. In EU-verband – Nederland heeft geen ambassade in Nicaragua – dringen wij zeer aan op beëindiging van het geweld en het realiseren van een vredesoverleg en een democratisch proces, waarbij we het initiatief van de katholieke kerk steunen. We treden hier overigens samen op met de Organisatie van Amerikaanse Staten, die in dit gebied een belangrijke speler is en waarmee wij vanwege onze aanwezigheid in de Cariben nauw contact hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Ploumen heeft hierover nog een korte vraag voor u.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dank voor die inzet. Misschien is het goed om mee te geven dat mijn informatie is dat sinds maandag de vervolggesprekken in de dialoog stilliggen en dat vertegenwoordigers van de oppositie van de regering-Ortega eisen dat die de afspraak nakomt om de OAS, de EU en de IACHR uit te nodigen voor onafhankelijk onderzoek. Er is een kleine hiccup, althans ik hoop dat het een kleine hiccup blijkt te zijn. Zou de Minister deze precieze interventie ter harte willen nemen en willen kijken wat hij kan doen met de EU-collega's om dat weer vlot te trekken?

Minister Blok:

Ja, dat zeg ik graag toe.

Dan vroeg de heer Van Ojik naar de inzet met betrekking tot de Hoorn van Afrika en daarmee nauw gerelateerd de klimaatproblematiek, die daar specifiek speelt en ook een van de oorzaken van de problemen is. De Hoorn van Afrika is een van de aandachtsgebieden in het Nederlandse beleid, zowel wat mij als wat collega Kaag betreft. Dit heeft betrekking op handel en het voorkomen van irreguliere migratie. Er wordt gekeken naar het aanpakken van de oorzaken. Klimaatactie hoort daar zeker ook bij. In de Raad van komende week zal over die grondoorzaken gesproken worden en zal in ieder geval van Nederlandse zijde nadrukkelijk ook het klimaat aan de orde worden gesteld. Daarnaast heeft Nederland in de BuHa-OS-nota van collega Kaag het onderwerp klimaatadaptatie nadrukkelijk aan de orde gesteld en aangekondigd om daarvoor geld beschikbaar te stellen. De precieze bedragen moet ik aan collega Kaag overlaten, die daarover aan de Kamer zal rapporteren. Het onderwerp heeft onze volle aandacht.

De voorzitter:

De heer Van Ojik heeft nog een korte vraag.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het gaat mij niet om die concrete bedragen. Uit de geannoteerde agenda begrijp ik dat er een regionale dialoog Hoorn-Rode Zee komt, waarin een aantal onderwerpen worden genoemd: maritiem, veiligheid, migratie, radicalisering. Ik zou denken dat klimaatverandering daarbij hoort, omdat het misschien wel aan al die onderwerpen gerelateerd is. Maar misschien is dat wat de Minister net zei, Ik zou het goed vinden als ook de EU in die regionale dialoog dit expliciet als thema aanwijst, juist gezien de urgentie van dat probleem in die regio's. Als dit is wat de Minister zei, ben ik alleen maar tevreden.

Minister Blok:

Zeker, ik gaf aan dat dit mijn inbreng zal zijn. Ook tegen de achtergrond van het feit dat de Nederlandse regering steeds de redenering heeft om te beginnen bij het aanpakken van grondoorzaken als onveiligheid, armoede en vaak ook mensenrechtenschendingen. Dit heeft allereerst positieve effecten in de landen zelf, maar daarmee ook effect op de reguliere migratie en de druk die dat in de landen verder op de route oplevert en uiteindelijk in Europa. Een lang antwoord dat begon met: ja, dat zal ook mijn inzet volgende week zijn.

De heer Van Ojik vroeg of ik al meer nieuws kan geven over de nucleaire deal met Iran. Ik kan daar eigenlijk niet meer over zeggen dan dat we in EU-verband nog aan het zoeken zijn naar het beperken van sancties en naar mogelijkheden om met de landen die nog wel in het akkoord geloven, het akkoord in leven te houden. Ook hier geldt dat het gesprek dat ik komende vrijdag met de vicepresident zal hebben, zal dienen om van haar kant te horen wat de inschatting is om dit nucleaire akkoord toch in leven te kunnen houden.

Mevrouw Karabulut vroeg of ik de vrijlating van de advocaat Nasrin Sotoudeh wil bespreken. Ik zal het gesprek van vrijdag daarvoor gebruiken.

De voorzitter:

Aangezien u dat gesprek vrijdag gaat voeren, is het dan mogelijk dat u dat in het verslag van de RBZ nog even meeneemt?

Minister Blok:

Dat zal ik doen. In het verslag van de RBZ zal ik verslag doen van het gesprek van vrijdag.

Ik kom op de situatie in Libië en specifiek op de sancties die nu in VN-verband opgelegd kunnen worden. De heren Van Ojik en Voordewind vroegen wat er concreet verder gaat gebeuren. Eigenlijk is het werk nu begonnen. Het is heel cruciaal dat we de sancties hebben kunnen afkondigen, maar vervolgens moeten alle landen gaan zorgen dat hun banken en grensautoriteiten met deze namen aan de slag gaan. Vorige week hadden we een klein feestje op het ministerie om dit te vieren, maar ook om met elkaar te constateren dat hier veel werk uit volgt, want Nederland zal ook hierin een leidende rol spelen. Nu dit gelukt is, gaan we kijken of we de sanctielijst kunnen uitbreiden, want er zijn nog meer mensen te bedenken op wie dit van toepassing zou kunnen zijn. Wij weten ook uit andere landen dat persoonlijke sancties zeer gevoeld worden. Het gaat om gerichte sancties op de mensen die zelf ook belangrijke veroorzakers zijn van het kwaad.

De heer Voordewind vroeg of er daarnaast een gerechtelijke procedure kan plaatsvinden. Dat is zeker het geval. Het Internationaal Gerechtshof kijkt naar mensensmokkelaars in Libië. Dat moet natuurlijk zelfstandig gebeuren, ik kan ze daarin een instructie geven, maar ik weet dat ze daarmee bezig zijn. Ook in Libië zelf – ik realiseer me dat het centraal gezag daar niet zo sterk is – lopen arrestatiebevelen tegen deze mensen.

De voorzitter:

Minister, er is nog een korte interruptie van mevrouw Ploumen. Ik wil u meegeven dat we richting 19.30 uur gaan en dat ik de leden ook de gelegenheid wil geven voor een tweede termijn. Mocht dat niet nodig zijn, kunnen we ook resterende vragen doen. Ik vraag u wel zich enigszins te beperken. Mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Nog even over de sancties gericht op personen. De Minister heeft gelijk: die sancties worden gevoeld. Ik ben een groot voorstander daarvan en steun de benadering die nu is ingezet. Ik heb herhaaldelijk gevraagd of Nederland bereid is zich in te zetten om onderzoek te doen naar de mogelijkheid om persoonlijke sancties op te leggen aan diegenen die opdracht geven voor seksueel geweld in conflictsituaties, en daarvoor een specifiek sanctieregime te ontwerpen. Ik heb steeds nul op het rekest gekregen. Ik heb nu andere regeringen benaderd, maar vraag de Minister toch om dit nog weer in overweging te nemen. Ik hoef hier niet meteen antwoord op, maar ik zou het fijn vinden als hij daarop nog een keer wil reflecteren. Nederland zit er nog zeven maanden in. Hierbij mijn oproep: zet u zich alstublieft in voor een regime tegen seksueel geweld tegen meisjes en vrouwen.

Minister Blok:

Ik zal me er in ieder geval in verdiepen. Ik kan zo ter plekke bedenken waarom dit op een aantal terreinen nog complexer zal zijn dan bij mensenhandelaren, maar ik heb me er zelf nog niet in verdiept. Ik weet dat het mevrouw Ploumen zeer aan het hart gaat, dus ik kom erop terug.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Enorme dank aan de Minister. Ik hoor het graag.

Minister Blok:

Dan vroeg de heer Van Ojik naar het vervolg op de Nederlandse aankondiging om de Nederlandse deelname aan MINUSMA per 1 mei 2019 te beëindigen. De vraag is allereerst of wij dat meegedeeld hebben. Dat hebben we inderdaad, los van het feit dat de beslissing openbaar was. Ik heb zelf gebeld met collegaministers, om ze niet te verrassen. Ik heb aangegeven dat wij waar mogelijk de VN zullen steunen bij het zoeken van een opvolger. Het is ook van belang dat die MINUSMA-missie voort kan blijven gaan en dat er een zorgvuldige overdracht plaatsvindt. Het is nog niet bekend wie dat gaat doen. Daarvoor is deze aankondiging toch te recent.

Mevrouw Karabulut had nog een vraag over een defensietraining in Vught. Die was voor mij nieuw. Ik heb snel navraag gedaan bij Defensie en dat levert op dat het een commerciële activiteit is op het gebied van explosievenopruiming en de bescherming tegen chemische, biologische en radioactieve wapens. Defensie levert hier een spreker voor en is er verder niet bij betrokken.

De voorzitter:

Ik zie dat dat een reactie oproept bij mevrouw Karabulut

Mevrouw Karabulut (SP):

Volgens mij vindt die plaats in een nationale trainingsfaciliteit en is daar een elite-eenheid aanwezig vanuit de Verenigde Arabische Emiraten, die een zeer kwalijke rol spelen in Jemen. Het lijkt mij zeer onwenselijk om die twee feiten gecombineerd te zien. Is de Minister dat met mij eens?

Minister Blok:

Dat kan de Minister niet beoordelen. Ik heb braaf mijn best gedaan. U kunt zich bij zo'n vraag ook wel voorstellen dat het een beetje verrassend is tijdens een overleg. U mag hem stellen, maar ik ben dan echt even afhankelijk van mijn altijd zeer bereidwillige ambtenaren of zij heel snel willen uitzoeken wat er in Vught gebeurt. Op dit moment kan ik u daar niet meer informatie over geven.

De voorzitter:

In het kader van zorgvuldigheid stel ik voor dat de Minister dan wel de Minister van Defensie daarop schriftelijk zal terugkomen.

Mevrouw Karabulut (SP):

De Minister zal begrijpen dat het mijn plicht is om daarover vragen te stellen als ik zoiets verneem. Ik waardeer het als een antwoord later op schrift wordt geleverd.

Minister Blok:

De schriftelijke route is dan inderdaad meer aangewezen dan dit hier uit mijn hoofd te doen.

Voorzitter, hiermee hoop ik de vragen in eerste termijn beantwoord te hebben.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de collega's om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn of dat er nog resterende vragen zijn. Ik zie een enkele resterende vraag bij mevrouw Karabulut en ik zie dat de vragen van de overige leden afdoende beantwoord zijn. Ik geef mevrouw Karabulut het woord en herinner de Minister eraan dat hij in tweede termijn ook nog een antwoord verschuldigd is op een eerdere vraag van mevrouw Karabulut over de al dan niet Nederlandse steun in de Veiligheidsraad aan een voorstel van Zweden inzake Jemen. Mevrouw Karabulut heeft het woord.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat was inderdaad de ene vraag. De Minister heeft deze of volgende week een onderhoud met de heer Pete Hoekstra, de ambassadeur uit de VS, en ik heb hem gevraagd of hij duidelijk wil maken dat het advies inzake de MH17 ongewenst en inhoudelijk waardeloos was, maar dat moet de Minister uiteraard in zijn eigen bewoordingen weergeven. Mijn vraag is of hij dat met hem wil opnemen.

Minister Blok:

Inderdaad was ik nog antwoord schuldig over Zweden, omdat ik dat antwoord niet paraat had. Inmiddels heb ik dat wel. Het ging niet om een resolutie maar om een persverklaring over een oproep tot een staakt-het-vuren die Zweden voorstelde. Die is niet in stemming geweest, want er was geen consensus over. Nederland is voor dat staakt-het-vuren, maar als er geen consensus is, komt er geen persverklaring.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Of was de Minister nog niet klaar?

Minister Blok:

Nee, meer kan ik er niet over zeggen. De Zweedse collega en ik zijn het niet altijd eens – zij is van de sociaaldemocraten – maar op internationaal beleid komen we er meestal wel uit.

Mevrouw Karabulut (SP):

Die is inderdaad niet in stemming gekomen, omdat een aantal bondgenoten sterk kritiek uitten. Ik vind dat een grof schandaal. Ik hoor graag een appreciatie van de Minister. Klopt het dat de Minister zegt dat Nederland zich wel achter de Zweden heeft geschaard? Ik vind het belangrijk om te horen.

Minister Blok:

De appreciatie is dat ik het altijd betreur als landen het niet met ons eens zijn. Ik kan daar weinig aan toevoegen. Ik vind het heel jammer dat niet iedereen hetzelfde denkt als wij. Ik moet dat overigens wel heel vaak constateren. Wij moeten het doen met de wereld die wij hebben aangetroffen en daarbinnen kijken hoe effectief we kunnen zijn. Dat lukt gelukkig vaak. In dit geval waren wij het met de Zweden eens, maar andere landen niet.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, uw laatste interruptie.

Mevrouw Karabulut (SP):

De Minister pakt het serieus op en probeert er dan toch weer een karikatuur van te maken, wat ik jammer vind omdat het een heel relevant punt is. De Minister heeft in de VN-Veiligheidsraad goed werk verricht door te stellen dat uithongering een oorlogsmisdaad is. De Minister kan dan wel zeggen dat landen het zo vaak niet met ons eens zijn, maar dit gaat om grote landen, om bondgenoten, die hierbij eigenlijk carte blanche geven aan Saudi-Arabië. Vandaar dat ik dit benadruk. Ik wil van de Minister horen of het klopt dat Nederland zich achter Zweden heeft geschaard.

Minister Blok:

Dat antwoord heb ik gegeven en mevrouw Karabulut vroeg mij ook wat ik naar die landen doe. Wat wilt u dat ik doe?

De voorzitter:

Voordat we verzanden in een heen-en-weergesprek waarvoor dit algemeen overleg niet bedoeld is, vat ik samen dat ik de Minister heb horen zeggen dat Nederland deze Zweedse resolutie zou hebben gesteund als deze in stemming was gebracht.

Minister Blok:

Het was geen resolutie.

De voorzitter:

Het Zweedse voorstel, laat ik het zo samenvatten. Volgens mij is daarmee de vraag van mevrouw Karabulut afdoende beantwoord. Voordat ik de deelnemers aan dit algemeen overleg ga bedanken voor hun aanwezigheid, wil ik nog met u de toezeggingen doornemen. Dan zijn er best een aantal, dus ik hoop dat u even meeluistert.

  • De Minister zal een brief sturen over de trans-Atlantische relaties. Deze komt in juli naar de Kamer.

  • De Kamer ontvangt een fiche over het voorstel voor een European Peace Facility.

Ik vraag de Minister op welke termijn wij dat mogen verwachten.

Minister Blok:

Dat moet binnen zes weken, waarvan er een is verstreken.

De voorzitter:

Dan noteren wij binnen vijf weken vanaf heden; dat is simpele wiskunde.

  • De Minister informeert de Kamer na de zomer over de voortgang van het Israëlische onderzoek naar het geweld in de Gazastrook.

  • De Minister zal met de EU-collega's bij de Nicaraguaanse regering aandringen op hervatting van de besprekingen met de oppositie.

  • De Minister zal in het verslag van de RBZ verslag doen van zijn gesprek met de Iraanse vicepresident.

  • De Minister komt op een later moment terug op het voorstel van mevrouw Ploumen inzake thematisch gerichte sancties tegen personen die zich schuldig hebben gemaakt aan seksueel geweld.

Op welke termijn gaat hij dat doen?

Minister Blok:

Ik denk dat ik dit na de zomer doe, want ik wil me er even in kunnen verdiepen.

De voorzitter:

De Minister doet dit na de zomer, maar ik zou er toch iets specifieker in willen zijn.

Minister Blok:

In september dan, want dan is iedereen terug van het reces.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot de laatste toezegging die wij hebben genoteerd.

  • Het kabinet, de Minister dan wel een andere Minister, geeft schriftelijk antwoord op de vraag van het lid Karabulut over de oefening of trainingsactie in Vught.

Ik hoor rechts van mij «geen oefening» zeggen, maar dat zal ongetwijfeld verhelderd worden in de schriftelijke reactie namens het kabinet.

Ik dank alle aanwezigen voor de betrokkenheid. Ik dank het aanwezige publiek en in het bijzonder natuurlijk Brandon, die hier aanwezig is voor zijn schoolproject. Veel succes daarmee.

Sluiting 19.32 uur.