Kamerstuk 21501-02-1129

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken


Nr. 1129 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 maart 2012

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 16 februari 2012 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 13 februari 2012 met de Geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 27 februari 2012 (21 501-02, nr. 1125);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 1 februari 2012 houdende het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 januari 2012 (21 501-02, nr. 1119);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 13 januari 2012 met het fiche: Europa in de wereld: verordeningen voor de instrumenten van extern beleid 2014–2020 (22 112, nr. 1330);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 20 januari 2012 met het fiche: Richtlijn consulaire bescherming voor burgers van de Unie in het buitenland (22 112, nr. 1337).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Albayrak

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Albayrak

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Albayrak, Van Bommel, Ten Broeke, Ormel, Pechtold, Peters, De Roon, Van der Staaij, Timmermans en Voordewind

en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg ter voorbereiding van de Raad Buitenlandse Zaken en heet de leden, de minister van Buitenlandse Zaken en zijn ambtenaren van harte welkom. Er zijn momenteel zeven woordvoerders aanwezig. Ik stel voor dat we in eerste termijn een spreektijd van vier of vijf minuten aanhouden.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Het kabinet heeft een dramatische week als het om Europa gaat. Drie Eurocommissarissen spreken hun zorgen uit, er staan tien ambassadeurs op de stoep bij het ministerie en bedrijven luiden de noodklok omdat ze minder orders uit Polen dreigen te krijgen. En dat gebeurt allemaal omdat de regering – de premier voorop – geen afstand wil nemen van een Polenmeldpunt. De premier wordt nu zelfs uitgenodigd in het Europees Parlement om het standpunt van Nederland nader te verklaren. Daarbovenop kreeg de Kamer vanmiddag ook nog eens te horen dat de minister van Buitenlandse Zaken daar niets aan gaat doen, terwijl hij er wel over gaat. Hij is de bewaker van ons visitekaartje. Maar een onderzoek naar de reputatieschade, daar wil hij niet aan.

Tijdens de begrotingsbehandeling diende ik hier al een motie over in. Die motie heeft het toen niet gehaald. Ik ga de motie vandaag gewoon weer indienen, want ik denk dat dit onderzoek hard nodig is. Ik vraag in ieder geval of de minister het verslag van het gesprek dat hij met de tien ambassadeurs heeft, naar de Kamer wil sturen. Als hij niets te verbergen heeft, lijkt me dat geen enkel probleem. Mijn vraag is daarmee wel: wanneer gaat de minister wel wat doen en hoever mag het komen? Ik hoor hierop graag een reactie.

De rest van mijn inbreng wil ik graag focussen op Syrië, Egypte, het Midden-Oosten en Iran.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik hoor de heer Pechtold zeggen dat hij heeft vernomen dat een land van de Europese Unie overweegt om handelssancties tegen Nederland in te stellen. Ik heb dat gerucht zelf nog niet gehoord. Kan hij dat even toelichten en kan hij aangeven wat hij daar zelf van vindt?

De heer Pechtold (D66): Dat heb ik niet gezegd.

De heer Ten Broeke (VVD): Dan heb ik de heer Pechtold verkeerd verstaan.

De heer Pechtold (D66): Ik heb gezegd dat bedrijven de noodklok luiden. Dat hebt u gezien. Tulpenexporteurs en anderen roeren zich over de schaduw die dit inmiddels over zich heen werpt. Zij maken zich grote zorgen. Deze minister vertegenwoordigt ons visitekaartje. Ik neem aan dat het gesprek dat hij heeft met de ambassadeurs ook niet voor niets is. Koffie kunnen ze overal krijgen in Den Haag.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik heb het verkeerd begrepen. Ik meende de heer Pechtold te horen zeggen dat door Polen of een andere lidstaat blokkades waren opgeworpen.

De heer Pechtold (D66): Laat het zover niet komen, collega Ten Broeke! Daar strijden wij gezamenlijk tegen.

Voorzitter. Assads brute optreden gaat door. Tanks beschieten woonwijken, troepen stormen wijken en ook Damascus binnen. Vanavond stemt de Algemene Vergadering waarschijnlijk over een resolutie. De minister zei vorige week dat hij dit proces zou bevorderen. Mijn vraag na deze week luidt: wat is er gebeurd vanuit Nederland en welke rol hebben wij gespeeld? Volgens de minister is het de verwachting dat de Europese Unie deze maand de handel met Syrië nader beperkt. Mijn fractie vraagt nu om een directe staking van Europese handel met Assad-getrouwen. Tegelijkertijd moet de Europese Unie met en vanuit Turkije en Jordanië een humanitaire actie op touw zetten. De minister zegt dat hij klaar staat om humanitaire hulp te verlenen. Hoe zal die hulp eruitzien? Het Rode Kruis is nu in staat om bepaalde gebieden te bereiken met voedsel, medische hulp en dekens. Geeft Nederland hiervoor nu ook een extra bijdrage of is daar geen behoefte aan? Ik heb graag wat meer inzicht daarin. Gaan wij ook zo spoedig mogelijk veiligheidszones creëren langs de Syrische grens? En maken wij een post-Assad-plan vanuit de internationale gemeenschap? Dat zou toch een leerproces van vorige dictators kunnen zijn. De Syriërs zelf zullen na Assad natuurlijk hun toekomst moeten bepalen. De recente geschiedenis leert ons echter dat voorbereidingen vanuit de Verenigde Naties en de Europese Unie niet vroeg genoeg kunnen beginnen. Deelt de minister deze mening?

Ik kom te spreken over Egypte. De Egyptische autoriteiten vervolgen 44 medewerkers van lokale en internationale ngo's. De Verenigde Staten hebben gedreigd, de geldkraan naar het Egyptische leger dicht te draaien als de ngo's hun werk niet kunnen doen. Wat mij betreft, moet de Europese Unie ook hierin streng zijn. Zeker in een transitieperiode is het maatschappelijk middenveld cruciaal. Dat geldt net zozeer voor een burgerregering. Het is goed dat de presidentsverkiezingen worden vervroegd, zodat de nieuwe grondwet wordt opgesteld onder een burgerregering. Net als het kabinet wensen wij een internationale waarnemingsmissie voor de verkiezingen. Steun daarvoor!

Een volgend punt is het Midden-Oosten Vredesproces. De onderhandelingen daarvoor leken een heel klein beetje op gang te komen. Maar de regering van nationale eenheid tussen Fatah en Hamas lijkt de zaak er niet op vooruit te helpen. Netanyahu heeft de regering direct veroordeeld en zegt dat Fatah moet kiezen tussen Hamas en vrede met Israël. Hoe gaat de internationale gemeenschap daarmee om? Mijn fractie steunt de lijn dat de regering beoordeeld moet worden aan de hand van de Kwartetbeginselen. Ik hoor hierop graag een reactie.

Iran staat weliswaar niet op de agenda, maar ik wil het hier toch bespreken. Ik neem aan dat dit ook voor de collega's geldt. Ik ga ervan uit dat ook in de Raad wordt stilgestaan bij Iran. Ik wil allereerst iets zeggen over de escalatie tussen Israël en Iran. Beschuldigingen over aanslagen in India, Georgië en Thailand vliegen over en weer en analisten waarschuwen voor kleine proxy-oorlogen. Kan de minister hierop ingaan? Worden de aanslagen onafhankelijk onderzocht? Mijn tweede punt is de olie-export. Gisteren meldde de Iraanse staatstelevisie dat Iran de olie-export naar zes Europese landen, waaronder Nederland, zou stoppen. Het Iraanse ministerie van olie ontkende vervolgens de berichten. Wat is de laatste van stand van zaken op dit punt? Ik wil vervolgens nog iets zeggen over het atoomprogramma. Iran heeft laten weten, bereid te zijn om de gesprekken over het nucleaire programma met de Europese Unie te hervatten. Gaat dit gebeuren en wanneer?

Ik rond af. Het lijkt me allereerst noodzakelijk dat dit kabinet in een spiegel durft te kijken en een eerlijk onderzoek laat doen naar onze reputatie in het buitenland. Tijdens de Raad zal er verder massale aandacht moeten zijn voor Syrië. Wij verwachten dat deze regering alles op alles zet om de internationale druk op te voeren en de randvoorwaarden voor een post-Assad-situatie te creëren.

De voorzitter: Toen de heer Pechtold begon, waren er nog maar zeven woordvoerders. Inmiddels zijn dat er negen. Ik moet de volgende sprekers echt verzoeken om iets bondiger te zijn. Anders komen we nauwelijks toe aan het debat met de minister.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik zal wat bondiger zijn, omdat we een aantal onderwerpen vanmorgen ook al in het algemeen overleg ter voorbereiding van de Raad Algemene Zaken hebben besproken. Servië en Kosovo staan wederom op de agenda. Daar zal ik tijdens dit overleg echter niet over spreken.

Ik begin met Syrië. De CDA-fractie is erg geschokt door alle beelden en het vreselijke en tragische menselijke lijden. Wij zitten, wat dat betreft, echt met de handen in het haar. We zijn toeschouwers van een drama en we moeten alles op alles zetten om te doen wat we kunnen. Ik hoop dat de Raad van Ministers gaat samenwerken met de Arabische Liga. Wij denken dat de rol van de Arabische Liga in Syrië toonaangevend moet zijn. We zien uit naar wat er vanavond in de Verenigde Naties gaat gebeuren. Wij vinden ook echt dat nagedacht moet worden over een veiligheidscorridor in of aan de rand van Syrië, bijvoorbeeld bij de grens met Libanon. Europa moet daarin niet het voortouw nemen, maar Europa moet ook absoluut niet zoiets tegenhouden als dat ter bespreking komt.

Een wat praktischer punt waar Nederland nu al wel een bijdrage aan zou kunnen leveren, is de opvang van gewonden. Wij hebben tijdens de Libische crisis een aantal gewonden uit Libië tijdelijk in Nederland opgevangen voor medische hulp. Kan de regering overwegen om ook medische noodhulp open te stellen voor een bepaald aantal gewonden uit Syrië? Ik denk daarbij dan met name aan gewonde kinderen. Het is immers vreselijk wat daar gebeurt. Wil de minister de andere Europese lidstaten oproepen om dat ook te doen, zodat we in ieder geval een humanitair gebaar kunnen maken naar de burgers van Syrië?

De heer Pechtold (D66): Ik denk dat we gezamenlijk optrekken als het gaat om Syrië. De zakenelite in Syrië houdt natuurlijk het Assad-regime voor een groot deel in stand. Deelt de heer Ormel mijn mening dat de Europese Unie eigenlijk aan die zakenelite moet laten weten dat ze onder de boycot zullen vallen als ze de banden met Assad niet verbreken?

De heer Ormel (CDA): Ik denk dat de zakenelite in Syrië nu ook last heeft van de boycot die de Europese Unie al heeft ingesteld. Wat je ziet, is natuurlijk wel uitermate complex. De zakenelite is zakenelite in Syrië omdat zij onder de beschermende paraplu van het regime-Assad valt. Die zakenelite vecht dus voor haar eigen voortbestaan. Er is een substantiële minderheid in Syrië die de huidige dictator steunt. Het is niet zo dat allen in Syrië tegen Assad zijn. Dat is ook een onderdeel van de complexiteit van de situatie in Syrië. Wat de CDA-fractie betreft, hebben Assad en het regime-Assad alle legitimiteit verloren. Er vinden bombardementen op de eigen bevolking plaats. Dat kan en mag gewoon niet. We moeten dus alle mogelijke middelen gebruiken om een einde te maken aan dat regime. Die middelen zijn helaas beperkt.

De heer Pechtold (D66): Omdat de elite nauw verbonden is met het regime, vind ik dat we moeten kijken naar de belangen van regeringsfunctionarissen en legercommandanten en dat we de zakenelite eigenlijk moeten verklaren als één met het regime. Dat is mijn poging. Daar wil ik de minister toe oproepen. Steunt de heer Ormel dat?

De heer Ormel (CDA): Ik geef steun aan alles wat helpt. Het is echter de vraag of de zakenelite op dit moment nog bezig is met zakendoen. Ze zijn daar bezig met overleven. Tegelijkertijd wil ik alles steunen waarmee wij ook maar iets kunnen doen om dat vreselijke lijden daar te verlichten. Vandaar mijn uitspraak dat moet worden geprobeerd om in ieder geval humanitaire hulp te geven. Daarnaast spreek ik mijn steun uit aan pogingen om het Assad-regime omver te werpen. Wij hebben daar in eerdere debatten ook al over gesproken. Ik heb toen gezegd dat we ook moeten nadenken over een way-out voor het Assad-regime, dat we moeten nadenken over de situatie na Assad. Het nu alleen maar roepen dat het Assad-regime moet verdwijnen en dat er sancties moeten komen, is niet genoeg.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik deel alle intenties van de CDA-fractie om te zeggen: laten we doen wat we kunnen om de ellendige situatie van de mensen in Syrië te verlichten. Maar als het CDA zegt dat we voor een veiligheidscorridor moeten zorgen en dat we bereid moeten zijn om alle mogelijke middelen in te zetten, dan is dat ook een codenaam voor mogelijke inzet van militaire instrumenten. Bij het instellen van een veiligheidscorridor zijn wellicht militaire instrumenten aan de orde. Onder alle mogelijke middelen wordt misschien ook bewapening van de Free Syrian Army verstaan. Hoe kijkt het CDA daartegen aan?

De heer Ormel (CDA): Onder alle mogelijke middelen vallen inderdaad ook militaire middelen. Ik wil daar echter tegelijkertijd bij zeggen dat het nu gewoon de praktijk is dat er geen Veiligheidsraadresolutie te verkrijgen is om militaire middelen in te zetten. Voorts moeten we beseffen dat als wij dat doen, dat wellicht juist het Assad-regime in de kaart zal spelen. Dat moeten we dus niet willen doen. We moeten daar dus zeer prudent en terughoudend mee omgaan. Tegelijkertijd moeten we degenen die daar het voortouw in zouden moeten nemen, volop steunen. Dat is volgens mij toch echt de Arabische Liga. Het gaat mij dus om meer indirecte dan directe steun.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. In de gehele Arabische regio staan christenen en andere religieuze minderheden onder druk. Dat geldt ook voor islamitische minderheden, zoals soefies, soenies en sjiieten. Er is een enorme druk op religieuze minderheden. Wij vinden het uitoefenen van je religie een fundamenteel mensenrecht. Wij vinden dan ook dat Nederland en Europa heel actief in de richting van landen van de Europese regio moet laten zien dat er een conditionaliteit verbonden moet zijn aan het geven van de vele hulp en dat religieuze minderheden vrij moeten kunnen leven in de Arabische regio. Die minderheden leefden daar al eeuwen voordat de islam überhaupt bestond. Die hebben daar net zo goed recht van leven als anderen. Wij maken ons zeer grote zorgen over de fundamentalisering en de druk op religieuze minderheden.

Iran staat niet op de agenda maar is zeer actueel. Kan de minister aangeven hoe hij de laatste ontwikkelingen in Iran beziet? President Ahmadinejad heeft nu weer vol trots in een laboratoriumjas door een nucleaire fabriek gelopen om te laten zien dat Iran weer een stapje verder is. De Nederlandse ambassadeur is ontboden. Kan de minister vertellen welke boodschap de Nederlandse ambassadeur van de Iraanse autoriteiten heeft gekregen? De minister heeft ook gesproken met de IAEA. Kan hij daar een nadere reactie op geven?

Ten slotte staat op de agenda ook een fiche over het toekomstige buitenlandse beleid van de EU en de financiering daarvan. De CDA-fractie deelt de opvatting van de Nederlandse regering dat er op dit moment geen sprake kan zijn van een oplopende begroting en dat uit de plannen van de Europese Commissie blijkt dat daar wel sprake van is. Dat is wel een punt van zorg. Voorts blijkt dat negentien partnerlanden van de Europese Unie worden uitgefaseerd. Wij vragen ons af wie die keuze maakt. Om maar een voorbeeld te noemen: wij vinden het zeer vreemd dat een land als Indonesië eruit wordt gefaseerd terwijl landen als Cuba, Myanmar, Turkmenistan, Oezbekistan en Noord-Korea weer wel op de lijst figureren. Ik hoor graag een reactie daarop. Als er dan toch keuzes gemaakt worden, dan vind ik dat Nederland moet pleiten voor het behoud van de banden tussen de EU en Indonesië.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik zal proberen naadloos aan te sluiten bij mijn voorganger en coalitiegenoot. Dat past ook wel.

Ik ben het helemaal eens met de opmerkingen van de heer Ormel naar aanleiding van het fiche over het toekomstige buitenlandse beleid. Ik wil er nog twee vragen over stellen. Het fiche gaat over de consulaire samenwerking op Europees niveau. Wij denken dat die in eerste instantie met name een multilateraal karakter zal moeten hebben. Dat werkt ook het snelst. Wij hebben daar al eerder over gesproken. Misschien kan de minister daar nog iets over zeggen? Wij hebben toen gezegd dat de Baltische staten en de Benelux misschien wel de meest aangewezen landen zouden zijn om een impuls te krijgen, zodanig dat we EDEO, de buitenlanddienst van Europa, een beetje vorm zien krijgen. Ik wil wel graag weten of bij die consulaire dienstverlening ook geregeld wordt naar welke ambassade zogenaamde niet-vertegenwoordigde EU-burgers in eerste instantie dienen te gaan en of het ook weer gaat om familieleden van die niet-vertegenwoordigde EU-burgers. Als dat er ook nog onder valt, zouden wij daar wat zorgen over hebben.

Ik kom te spreken over het tweede fiche. De VVD-fractie is het op zichzelf eens met de CDA-fractie en de regering dat die buitenlandbegroting niet zou moeten stijgen. Is de regering ook bereid om in Europa aan te dringen op een budgetneutrale prioriteitverschuiving? De heer Ormel gaf al een aantal voorbeelden. Ik voeg er nog twee aan toe. Dat is het verminderen van de hulp aan bijvoorbeeld Groenland, dat nu nog 217 mln. begrotingssteun ontvangt. Dat lijkt me niet noodzakelijk. Turkije ontvangt pre-accessiesteun die voor een deel verdragsmatig vastligt. Misschien moet daar ook eens kritisch naar gekeken worden. Het is een land met 9% economische groei. Er zijn landen in de Arabische regio die het meer verdienen en die het misschien ook beter kunnen gebruiken.

Ik kom te spreken over Iran. Tijdens de vorige Raad Buitenlandse Zaken op 23 januari zijn nieuwe sancties geaccordeerd. Je zou eigenlijk kunnen zeggen dat het geweldig is dat de Iraniërs onze sancties nu al aan het uitvoeren zijn – zij hebben dat althans aangekondigd – en dat zij tegelijkertijd hun eigen desastreuze dreigementen niet ten uitvoer brengen. Ik heb het dan met name over de afsluiting van de Straat van Hormuz, waar gelukkig nog steeds koopvaardij- en ook oorlogsschepen doorheen kunnen varen. Financiële sancties maken het voor het regime onmogelijk om de economie nog verder te stimuleren. Valuta kunnen niet meer worden gewisseld. De inflatie loopt op, waardoor ook geld bijdrukken geen optie meer is voor de Iraanse autoriteiten. De Iraanse autoriteiten kunnen ook niet de binnenlandse bestedingen aanwakkeren met de hoeveelheid valuta die ze, naar het schijnt, in grote hoeveelheden in hun eigen centrale bank hebben opgepot. De vrees dat China en Brazilië de vrijgekomen olie zouden opkopen, is gelukkig geen bewaarheid geworden. Dat zegt iets over de mate van globalisering en ook de bijdrage van deze landen daaraan. China koopt nu in bij de Saudies die hun prijzen hebben verlaagd, mede ook naar aanleiding van een interventie van de Amerikaanse minister van Financiën Geithner. Dat is interessant. Daarmee kunnen we nu vaststellen dat die sancties ook hier doeltreffend lijken te zijn.

Dat neemt niet weg dat de zorgen nog steeds groot zijn. Ook naar aanleiding van de nog steeds voorkomende mensenrechtenschendingen beslist de RBZ over de uitbreiding van die sancties. Wij steunen die sancties, zoals bekend, volgens het «trap op, trap af»-systeem. Ik ben benieuwd wat de minister verwacht te kunnen doen. De Nederlandse ambassadeur is kennelijk gisteren met vijf andere collega's op het matje geroepen. Is dat nu wel of niet gebeurd? Wat zijn de uitkomsten daarvan?

Dan Syrië. Het moet hier geen oefening in machteloosheid worden. De rol van Assad is wat ons betreft misschien wel uitgespeeld, maar dat is vooralsnog niet in Syrië het geval. In Aleppo en Damascus, waar 30% van de bevolking woont, is de machtsbasis van Assad waarschijnlijk nog voor enige tijd aanwezig. Assads steun aan hervormingen en het belachelijke voorstel van een referendum te midden van het zinloze geweld dat hij uitoefent tegen zijn eigen bevolking zijn daar, ironisch genoeg, ook nog steeds voorbeelden van. De VVD vindt ook dat de opstelling van de Arabische Liga inzake Syrië gesteund moet worden, omdat zij op dit moment de meest legitieme vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap is om daar iets te bereiken. Ik wil graag weten of Rusland nu de initiatieven steunt. Is er nog nieuws te melden uit de gesprekken die tussen de premier en de Russische minister van Buitenlandse Zaken en eerder tussen minister Rosenthal en de Russische minister hebben plaatsgevonden? De VVD realiseert zich heel goed dat peacekeeping ontzettende gevaren met zich meebrengt. Wij zijn een land dat daar ervaring mee heeft. Er kan ook geen sprake zijn van peacekeeping zolang er geen staakt-het-vuren is. Ik vind desondanks dat we de Arabische Liga moeten steunen als het gaat om de opstelling om daar in ieder geval iets voor elkaar te krijgen. Daar horen, wat mij betreft ook veiligheidscorridors bij, zeker als het gaat in de richting van Libanon waar de Fransen zoals bekend een grote troepenmacht hebben.

Ik wil ten slotte nog iets zeggen over Egypte. Koptische christenen, liberale moslims, vrouwen; het wordt er niet beter op voor minderheden. We moeten tegelijkertijd ook vaststellen dat Egypte een land is waar nog geen president is, waar het parlement nu tien dagen oud is en waar ook de politie in toenemende mate eigenlijk zonder instructies opereert. Ik ben het zeer eens met de conditionaliteit waar de heer Ormel het over had, maar dan wel volgens het principe dat we hier vaker hebben besproken: more for more and less for less. Er zijn vertrouwenwekkende maatregelen nodig. Nederland moet erop aandringen dat het nieuw gekozen parlement werk maakt van wat er nu nog in de ijskast ligt: de wet die religieuze vrijheid beoogt, waardoor kopten hun eigen kerken kunnen bouwen. Hoewel ik ook bereid ben om hier sticks in te zetten, zal ik nu in ieder geval één carrot noemen. We hebben van de Egyptische ambassadeur begrepen dat men met name voor het politieoptreden dat nu nog vaak erg gewelddadig en inhumaan is, graag Nederlandse expertise wil gebruiken en inzetten. Het gaat dan met name om het Nederlands Forensisch Instituut om op een andere manier bewijs te verkrijgen dan met stok en geweld. Als dat iets is waar Nederland aan kan bijdragen, dan is dat wat de VVD betreft het overwegen waard. Ik hoor graag een reactie van de minister daarop.

De heer De Roon (PVV): Ik hoorde de heer Ten Broeke het idee van veiligheidscorridors bij Syrië ophangen aan een grote Franse troepenmacht in Libanon. Nu is de Franse troepenmacht in Libanon de afgelopen maanden twee keer getrakteerd op een aanslag. Het resultaat daarvan was dat Frankrijk heeft gezegd dat het ermee ophoudt in Libanon. Kan de heer Ten Broeke uitleggen waar hij het optimisme aan vast hangt dat de aanwezigheid van die Franse troepenmacht iets kan betekenen voor de veiligheidscorridors?

De heer Ten Broeke (VVD): Dat optimisme is niet zozeer ingegeven door die incidenten als wel door het optreden van de Franse president en de Franse minister van Buitenlandse Zaken. Beiden hebben aangegeven dat zij ook een bijdrage willen leveren aan die veiligheidscorridors, anders dan bijvoorbeeld de Britten die wel zeggen de initiatieven van de Arabische Liga te steunen en eventueel ook naar veiligheidscorridors te willen kijken. Zo heb ik het althans uit de internationale pers begrepen. Ik vind dat moedig, zeker tegen de achtergrond van de incidenten die de heer De Roon heeft geschetst. Ik hoor graag wat de ontwikkelingen daar zijn. Ik heb daar geen zicht op, anders dan uit de pers. Ik zie het verschil tussen het optreden van Groot-Brittannië en Frankrijk en ik wil graag weten wat de Nederlandse houding daarbij is.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Net zoals andere fracties wil ik mijn afschuw uitspreken over het geweld dat wordt gebruikt tegen burgers van Syrië. Dat geweld gebeurt op de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van president Assad. Dat maakt de vraag om zijn aftreden en een verandering in het bestuur van Syrië alleszins redelijk. De beelden zijn vreselijk, maar soms ook moeilijk te duiden. Er lijkt ook sprake te zijn van onderling sektarisch geweld en het is van hieruit niet goed mogelijk om daar een beoordeling van te geven. Heeft de minister beter zicht op de situatie aldaar dan wij in ieder geval via de televisiebeelden tot ons kunnen nemen?

Ik wil hem ook vragen om een reactie op de recente ontwikkelingen in politieke zin. Eerder werd veel verwacht van de discussie in de VN. Die is op niets uitgelopen. De discussie zet zich voort. Mijn fractie verwacht daar op korte termijn niet heel veel van. De minister heeft uitgesproken dat vooral druk op de Russen en de positie van de Russen in dit debat cruciaal zijn. Wat is nu zijn verwachting? Wat is realisme vandaag de dag als het gaat om de positie van de Russen?

Het kabinet zet zich in voor verdere sancties. Om wat voor sancties gaat het dan? Die sancties moeten effectief zijn. Er zijn ook berichten dat het regime financieel al op zijn laatste benen zou lopen en dat uitbetaling van bijvoorbeeld veiligheidstroepen en anderen de komende weken niet meer zouden kunnen plaatsvinden. Ik hoor graag een reactie op dat punt.

De minister gaat in de geannoteerde agenda in op de Group of Friends of Syria. Om welke landen gaat het dan, welke doelen hebben die en wat is de relatie tussen die Group of Friends of Syria en initiatieven die er zijn zoals de Syrische Nationale Raad, de Syrian Free Army maar ook lidstaten van de Europese Unie die in de regio zijn en die allerlei grote woorden hebben over grote plannen zonder dat er in de praktijk op dit moment ook maar iets gebeurt?

Hetzelfde moet worden gevraagd over de humanitaire hulp. De Europese Unie staat klaar om die humanitaire hulp te bieden, maar wat gebeurt er op dit moment? Is er sprake van humanitaire nood? Wordt dat aangegeven en wordt die humanitaire nood op enige wijze gelenigd? In dit verband is het ook van belang om te weten wat de positie is van de buurlanden als het gaat om het grensverkeer. Er wordt gesproken over een corridor aan de grens, maar als die grens open is, zouden mensen ook zelf het land kunnen verlaten en zouden hulpdiensten het land in kunnen. Ik hoor graag een reactie op dit punt.

In vorige overleggen heeft de minister gesproken over de relatie tussen de Syrische Nationale Raad en de Syrian Free Army. Hoe is die relatie nu? In de media lijkt althans het beeld te ontstaan dat de Syrian Free Army opereert als het leger van de Syrische Nationale Raad.

Ik kom te spreken over Egypte. De bescherming van religieuze en etnische minderheden in Egypte vraagt veel meer aandacht dan tot op de heden is gegeven. Er is toch echt het beeld van systematisch geweld tegen religieuze minderheden. Dat beeld is deze week nog bevestigd door bezoekers uit Egypte aan de Tweede Kamer. Dat kan niet zomaar onbesproken blijven en dat kan ook niet zonder reactie blijven. Het kabinet stelt dat een volwaardige verkiezingswaarneming plaats moet hebben. Dat heeft het kabinet in het verleden ook gezegd. Vanuit de Europese Unie kan die ook geleverd worden. Zijn de bescherming van de religieuze en etnische minderheden en de verkiezingswaarneming voorwaarden voor verdere bilaterale hulp? Er gaat nogal wat hulp richting Egypte, niet alleen vanuit Nederland maar ook vanuit Europa en Amerika. Worden dit nu de ijkpunten op grond waarvan Nederland zegt – in Europa maar ook bilateraal – dat daaraan voldaan moet worden en dat anders die hulp wordt verminderd of eventueel zelfs stopgezet?

Mijn fractie heeft te horen gekregen dat er direct na de revolutie en in de nasleep daarvan aan de Nederlandse ambassade en aan het ministerie van Buitenlandse Zaken verzoeken zijn gedaan om medische hulp voor slachtoffers. Die medische hulp zou om financiële redenen geweigerd zijn. Kan de minister daarop ingaan? Als hij nu niet over die gegevens beschikt, dan hoor ik dat graag in een later stadium. Als hij nadere details wil, zal ik ervoor zorgen dat hij die krijgt.

Een volgend punt is het Midden-Oosten Vredesproces. Er komt een regering van nationale eenheid onder leiding van Abbas. Wat wordt de houding van Nederland en de Europese Unie ten opzichte van die nieuwe regering? Er komen verkiezingen aan. Komt er een EU-waarneming? Wordt daarop aangedrongen? Bij het bezoek van premier Netanyahu aan de Tweede Kamer, en aan Nederland in brede zin, is er een overeenkomst gesloten. Welke afspraken zijn daar gemaakt? Kan de Kamer de tekst van die afspraken krijgen? We lezen in de media van alles en nog wat, soms te fantastisch of te groot voor woorden. Is er echt een overeenkomst gesloten die ook aan de Kamer ter ratificatie wordt voorgelegd? Of zijn er gewoon bilateraal wat vriendschappelijke dingen op papier gezet, intenties verklaard et cetera? Ik hoor graag een reactie op dat punt.

Ik sluit af met Iran. De Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft gevraagd om een direct signaal uit Iran. Dat is er nu gekomen. Betekent dit dat de Hoge Vertegenwoordiger nu een rol gaat spelen? Ik wil ten slotte nog een opmerking over de sancties maken. Er zijn nu toch echt berichten dat de sancties de burgerbevolking in Iran wel degelijk raken. Dat gebeurt onder andere als gevolg van inflatie. Er is een verdrievoudiging van de prijzen van brood, vlees en andere producten. Ook op een andere wijze komt het maatschappelijke leven tot stilstand. Daarmee raak je niet het regime, maar de bevolking. Die drijf je daarmee mogelijk in de armen van het regime. Dat wilt u niet, dat willen wij niet. Ik hoor daarop graag een reactie.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik begin mijn inbreng met Egypte. Het nieuwe parlement in Egypte wijdt heel veel debatten aan de vraag, wat wel en wat niet haram moet worden verklaard. In plaats van verantwoordelijkheid te nemen door echte problemen, zoals de economische teloorgang in Egypte, het geweld tegen kopten en vrouwen in dat land en de chaos in de Sinaï aan te pakken, geeft men dan – zoals gebruikelijk – Amerika en Israël de schuld van alles wat er misgaat in Egypte. Het voorzichtig optimisme van onze minister ten aanzien van de ontwikkelingen in Egypte wordt in mijn ogen gewoon gelogenstraft. Ook de vervolging van de ngo's is een heel kwalijke zaak. En laten we wel wezen: het zijn vooral mensenrechten-ngo's die daar strafrechtelijk worden aangepakt. Kopten en liberale moslims die hier van de week waren, hebben gevraagd om steun bij het verder ontwikkelen van onafhankelijke media. Dat is natuurlijk een belangrijk gegeven in een land als Egypte waar nu de islam het vooral voor het zeggen heeft. Ziet de minister mogelijkheden om het ontwikkelen van onafhankelijke media in Egypte te ondersteunen? Ziet hij mogelijkheden om dat te promoten? Wat de aankomende verkiezingen betreft, is mijn fractie van mening dat wij gewoon als eis moeten stellen dat een internationale waarnemersmissie moet worden toegelaten.

Ik kom te spreken over Syrië en merk allereerst op dat het idee van een referendum over de grondwet terwijl er een burgeroorlog woedt, gewoon krankzinnig is. Ik onderstreep wat één van de vorige woordvoerders daarover heeft gezegd. Als het gaat om de inzet van sancties tegen Syrië, ben ik van mening dat er nog steeds grote lekken zijn doordat buurlanden zoals Turkije, Irak, Jordanië en Libanon daar onvoldoende aan meewerken. Met name van een land als Turkije, dat toch nog steeds de ambitie heeft om tot de EU toe te treden, zou je betere inspanningen mogen verwachten. Ik vraag de minister of hij met zijn Europese collega's wil bespreken dat Turkije hier toch echt stevig op moet worden aangesproken.

Er is een substantiële bevolkingsgroep waar het regime-Assad nog steeds op steunt. Ziet de minister mogelijkheden om dat regime te isoleren, te scheiden van die bevolkingsgroep die daar steun aan geeft? Ik heb het idee dat de mensen die daar steun aan geven, dat ook voor een groot deel uit angst doen. Zij zijn bang voor datgene wat gaat gebeuren nadat Assad ten val is gebracht. Wat gaat er dan met hen gebeuren? Zijn er mogelijkheden om de delen van de bevolking die daar bevreesd voor zijn maar die Assad toch blijven steunen, te isoleren van het regime? Zijn er mogelijkheden om hen een uitweg te bieden die hun voldoende veiligheid garandeert? Dan hebben we het bijvoorbeeld ook over de zakenlieden die al eerder genoemd zijn. Kan de minister dat ook met zijn Europese collega's bespreken?

Ik kom te spreken over het Midden-Oosten Vredesproces. Er zijn besprekingen in Amman geweest. Het lijken mij weer vooral oefeningen in futiele diplomatie. Het is een internationale inspanning om een façade van onderhandelen overeind te houden, maar ik heb niet de indruk dat het tot iets leidt. Als de minister dat anders ziet, dan hoor ik dat graag. Een verzoening en een samenwerking tussen Fatah, de Palestijnse Autoriteit en Hamas maken het er ook allemaal niet eenvoudiger op. Zolang Hamas een rol speelt, is een verzoening tussen Palestijnen en Israël naar mijn mening onmogelijk.

Ik heb nog de volgende vraag over het Midden-Oosten Vredesproces. De Palestijnse vluchtelingen – ik zou eigenlijk liever spreken van de Palestijnse diaspora – staan internationaal al jarenlang op de agenda. Er wordt heel veel over gesproken, er wordt heel veel geld in gepompt, maar er wordt nauwelijks aandacht besteed aan de 85 000 joodse vluchtelingen uit Arabische landen. Is de minister het met mij eens dat er in de onderhandelingen ook een compensatie moet worden nagestreefd voor de joodse vluchtelingen? Hoe staat de minister daartegenover? Wil hij zich daarvoor ook hard maken in bilaterale contacten en binnen de Europese Unie?

Ik wil nog heel kort ingaan op Wit-Rusland. Daar is al eerder over gesproken. Het gaat mij nog even om het gegeven dat Wit-Rusland lid wil worden van de European Higher Education Area. Ik heb begrepen dat daarover in april zal worden gestemd. Kan de minister aangeven wat de positie van Nederland daarin zal zijn?

De heer Van Bommel (SP): De heer De Roon was zo vriendelijk om ons uit te nodigen bij de bijzondere procedure deze week met mensen uit Egypte. Tot mijn aangename verrassing werd ook een liberale moslim door de PVV dit huis binnengehaald. Ik zie dat als een positieve ontwikkeling in het denken van de PVV, omdat de islam eerder over één kam werd geschoren. Eerder was iedereen die de Koran las, zo'n beetje fout. Mag ik, nu deze gast opnieuw wordt aangehaald in de bijdrage van de heer De Roon, vragen of er sprake is van een verandering in het denken van de PVV over de islam? Vindt de PVV dat er ook moslims zijn die, terwijl ze toch de Koran lezen, verstandige dingen zeggen en dat het in politiek opzicht verstandig is om naar hen te luisteren en dit ook in het debat te brengen?

De heer De Roon (PVV): De heer Van Bommel maakt weer een karikatuur van het PVV-standpunt over moslims, want wij hebben nooit alle moslims over één kam geschoren. We zeggen «de islam is de islam», zoals ook Erdogan dat zegt, maar als het gaat om de mensen, de moslims, moet je natuurlijk onderscheid maken tussen hen die wel of niet naar geweld grijpen en hen die wel of niet een zekere verlichting hebben ondergaan, zoals die mijnheer die we hier van de week hebben ontvangen. Deze man noemt zichzelf inderdaad moslim, maar hij zegt ook van zichzelf dat hij een liberale moslim is, dat hij allerlei liberale doeleinden nastreeft en dat hij zich grote zorgen maakt over dat fundamentalistische regime. Dat heeft die man gezegd. Je moet natuurlijk onderscheid blijven maken als het gaat om mensen en ze niet over één kam scheren. Dat hebben wij nooit gedaan en dat willen wij ook niet doen. Dat is mijn antwoord op de vraag van de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP): Ik vind dit toch wel van belang. De heer De Roon zegt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen mensen die geweld nastreven en anderen die dat niet doen en tussen verlichte geesten en anderen die daar wat fundamentalistischer of orthodoxer in staan. Wanneer deze mensen hun handelen blijven baseren op datzelfde boek – de Koran – dan denk ik dat het misschien ook een uitnodiging aan de PVV zou moeten zijn om in het verlengde van dat onderscheid dat nu wordt gemaakt tussen deze moslims, ook eens wat nader naar dat boek te kijken. Daar kun je kennelijk ook wisselend mee omgaan. Dat gebeurt in ieder geval bij de liberale moslim die we hier ontvangen hebben.

De voorzitter: U dreigt nu wel heel ver buiten de agenda van de Raad te treden. We doen het debat over de Arabische regio hier ook al helemaal over. Ik wil allen verzoeken om zich zoveel mogelijk te focussen op de agenda. U hebt waarschijnlijk allemaal ook allang door dat dit een debat in één termijn zal worden.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik zal heel kort reageren op de opmerkingen van de heer Van Bommel. Wij zijn verheugd dat er ook moslims zijn die, als het om de feiten gaat en om een daadwerkelijk handelen, al afstand nemen van allerlei verschrikkelijke teksten in de Koran.

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Ik bespeur hier rechts naast me een soort islamitische lente. Het is goed nieuws dat mensen worden beoordeeld op hun daden en niet op hun geloof of hun achtergrond. Dat meen ik oprecht. Ik vind dat een enorme stap vooruit voor ons allemaal. Daar drink ik straks graag een glas op. Dat is inderdaad een goed idee.

Ik wil stilstaan bij een aantal onderwerpen die ook al door collega's zijn aangehaald, simpelweg omdat dat de grote onderwerpen zijn waarmee Europa zich bezig zal moeten houden.

Ik begin met Syrië. Ik sluit mij graag aan bij alle opmerkingen die daarover door de collega's zijn gemaakt. Ik hoef die niet te herhalen. Onze afschuw is even groot als die van iedereen. Wat is de inschatting van de minister als het gaat om de stemming later vandaag in de Algemene Vergadering over het initiatief van Saudi-Arabië en Qatar? De formulering laat voldoende ruimte om een brede, grote meerderheid in de Algemene Vergadering achter die resolutie te krijgen. Dan is de vraag: hoe gaan we daarmee om? Dat gaat dan naar de Arabische Liga en de Group of Friends of Syria. Wat is de Nederlandse bijdrage aan die vrienden van Syrië? Didier Reynders, de Belgische collega van de minister, heeft gezegd dat de Benelux gezamenlijk zou kunnen optrekken als het gaat om die Group of Friends of Syria. Zijn er concrete stappen in die richting ondernomen? Denkt de minister daarover na of wil hij dat alleen doen? Het lijkt me op zich een interessante gedachte om ook de Benelux eens op die manier in te zetten als dat politiek mogelijk is. Ik zie ook niet direct waarom het in dit geval niet zou kunnen. Ik heb de indruk dat heel Europa hier even hard aan dezelfde kant van het touw trekt om te proberen veranderingen tot stand te brengen in Syrië. Als ik naar deze resolutie kijk, dan bestaat er ook ruimte voor de alevieten om zich te ontdoen van Assad op een manier die het mogelijk maakt dat ook zij als bevolkingsgroep een rol krijgen in het Syrië post-Assad. Ik zeg het de collega's na: dat is natuurlijk de enige manier waarop je hier zonder al te groot bloedvergieten uit zou kunnen komen.

Ik wil ook graag genoteerd hebben dat we de afgelopen maanden toch een fundamentele rolwisseling in positieve zin hebben gezien van de Arabische Liga. Het alleen maar inhakken op Israël, wat decennialang toch eigenlijk de enige samenbindende factor was van de Arabische Liga, is nu veranderd in een plotsklaps gevoel van verantwoordelijkheid voor ontwikkeling in de eigen regio. En alles wat we kunnen doen om dat te stimuleren, lijkt ons gedienstig aan de stabiliteit in de regio en ook aan de relatie tussen de Europese Unie en de Arabische Liga, die straks natuurlijk over meer gaat dan alleen maar over het Midden-Oosten Vredesproces. Dat lijkt me ook een gunstige ontwikkeling. Ik hoor graag de mening van de minister hierover.

Wij hebben ook grote zorgen over Egypte. De Amerikanen zouden, gezien de financiële relatie, toch een veel grotere invloed moeten kunnen hebben op de veiligheidsdienst en de krijgsmacht, maar zij zijn kennelijk ook niet meer in staat om het goed in de smiezen te krijgen. Als je de berichten hoort over het bewapenen van hooligans door die veiligheidsdienst en krijgsmacht, zou misschien een collectieve poging van de Europeanen en de Amerikanen moeten worden ondernomen om de druk maar weer eens te vergroten. We moeten ze gewoon afknijpen. Als ze het geld niet krijgen uit Amerika, hebben ze daar een heel groot probleem. Ik snap wel dat dit de stabiliteit zou kunnen schaden, maar het lijkt me toch het enige instrument dat nog gehanteerd kan worden.

Ik sluit me aan bij alle opmerkingen die door collega's zijn gemaakt over de minderheden. Zij hebben één minderheid niet genoemd die op dit moment in de gehele Arabische wereld verschrikkelijk onder druk staat. Ik zou die graag willen noemen. Dat is de LGBT-minderheid, de homo's en lesbiennes die nu geweldig onder druk staan in die wereld. Er is daar natuurlijk op zich al een gigantische achterstand op het punt van de rechten, maar het lijkt er nu op dat er echt massale vervolging plaatsvindt. Als we dan de religieuze en andere minderheden benoemen, dan verdient deze minderheid daarin een even prominente plek als de andere minderheden. Dat zijn we als Nederlanders ook aan onszelf verplicht. Als collega's overwegen om hierover de Kamer een uitspraak te laten doen, zal de steun van mijn fractie mede afhankelijk zijn van dat evenwicht in de aandacht die we hebben voor minderheden.

De heer De Roon (PVV): Ik zat nog even na te denken over die lofrede op de Arabische Liga. Wat natuurlijk opvalt, is dat Qatar in dat hele verhaal nogal een vooruitgeschoven positie inneemt. Qatar lijkt een voortrekkersrol te vervullen die totaal niet overeenstemt met het gewicht, in allerlei opzichten, dat Qatar heeft. Ziet de heer Timmermans ook de mogelijkheid dat Qatar eigenlijk gewoon handelt in het verlengde van Saudi-Arabië, dat gewoon bezig is om zich te heroriënteren op zijn positie in de Arabische wereld, dat bezig is met machtspolitiek om zijn eigen positie te verstevigen? We weten allemaal dat het Saudi-Arabische regime ook een verschrikkelijk onderdrukkend regime is. We hoeven daar niet van te verwachten dat het gaat zorgen voor aanmerkelijke verbeteringen in de Arabische wereld.

De heer Timmermans (PvdA): Gelet op alle grote veranderingen die nu plaatsvinden, is iedereen, zoals de Amerikanen het zeggen, «jogging for positions». Iedereen probeert voor zichzelf een zo goed mogelijke uitgangspositie te creëren. Dat geldt dus ook voor Saudi-Arabië. De ontwikkelingen in Iran hebben ook hiermee te maken. Men ziet allerlei vrienden wegvallen en allerlei nieuwe potentiële vijanden opkomen. Men vreest voor het verlies van positie en doet dan gekke dingen. Dat creëert een heleboel instabiliteit. Ik heb geen enkele reden om te betwisten wat de heer De Roon over Qatar zegt. Uiteraard is Saudi-Arabië bezig om te redden wat er te redden valt als het gaat om de eigen invloed in de regio en om de invloed van de regio op de eigen stabiliteit. Daar zijn in Saudi-Arabië uiteraard ook zorgen over. Dat weten we zeker.

Ik wil ten slotte nog ingaan op Iran. Ik denk dat we ons daar heel grote zorgen over moeten maken, omdat het regime zich steeds wispelturiger lijkt te gedragen. Het lijkt steeds gekkere dingen te willen doen. Dat gebeurt misschien onder invloed van de ontwikkelingen in de regio, maar ik vermoed ook vanwege binnenlandse ontwikkelingen. De instabiliteit in Iran neemt toe. Daar hebben de sancties zonder enige twijfel mee te maken. Dat kan een zegen zijn, maar dat kan ook gevaarlijk zijn op de korte termijn. Ik vrees dat er geen enkel ander onderwerp is dat de buitenwereld – Europa en de Verenigde Staten – zoveel bezig zal houden in het komende jaar als de ontwikkelingen in Iran. Dat is vanwege het idiote gedrag van het regime, maar ook vanwege allerlei externe ontwikkelingen zoals de op zich begrijpelijke nervositeit in Israël en de instabiliteit die daar weer het gevolg van kan zijn. Ik denk dat de enige comfort die de buitenwereld kan bieden – voor zover dat al mogelijk is – is om aan alle partijen te laten weten dat dit een zaak is die door de buitenwereld op geen enkele manier genegeerd zal worden. Alle partijen moeten weten dat de buitenwereld ook bereid is om de verantwoordelijkheid voor verregaande consequenties te nemen. Dat betreft zowel de Europese Unie als de Verenigde Staten.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Op de agenda staat onder meer de inzet van de Europese Unie op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Ik wil daarmee beginnen. Wat wordt nu precies op welk moment hierover besloten? Ik heb begrepen dat op grond van de verordeningen Nederland voor de komende zeven jaar op 3 mld. wordt vastgelegd. Het gaat dus ergens over. Klopt dat? Wanneer vallen de besluiten daarover?

Ik constateer meer inhoudelijk dat de EU de bilaterale hulp aan negentien middeninkomenlanden stopt. Over die keuze is ongetwijfeld goed nagedacht, maar ik wil er nog wel het volgende over kwijt. Toen wij in Nederland gingen stoppen met ontwikkelingssamenwerking in een aantal landen, hebben wij uitvoerig gesproken over een zorgvuldige uitfasering. Er mag geen kapitaalvernietiging plaatsvinden en er moet worden opgepast voor het verdampen van eerdere resultaten en dergelijke. Hoe gaat dat nu op Europees niveau in zijn werk? Ik lees niets over een traject van uitfasering. Hoe wordt dat afgestemd met de betreffende landen en in hoeverre is het mogelijk dat de EU in het eigen beleid op het terrein van ontwikkelingssamenwerking ook goed oog heeft voor die onderdelen waar individuele lidstaten zich terugtrekken? Vindt daar ook een zekere afstemming plaats? Is dat bij de voorliggende voornemens in ogenschouw genomen? Hoe verlopen de contacten en onderhandelingen hierover? Ik wil voorts aandacht vragen voor het feit dat behalve de inzet van de Europese Unie en de lidstaten ook een belangrijke inzet nodig en mogelijk is van maatschappelijke organisaties in die ontwikkelingsprocessen. Hoe is dit verankerd in de voorliggende voornemens van de Europese Unie?

Wij steunen overigens van harte dat de regering de vinger wil leggen bij scheefgroei. Het is onverkoopbaar dat Turkije de grootste ontvanger is van Europees ontwikkelingsgeld, terwijl de Turkse groeipercentages al jaren rond de 9% liggen. Dat is dus vele malen hoger dan het groeipercentage van de EU. Dat is dus bepaald geen steun van de allerarmsten waar juist het ontwikkelingssamenwerkingsgeld voor bedoeld is.

Ik heb voorts nog een aantal punten met betrekking tot het buitenlands beleid en begin met Syrië. Het kabinet bepleit een intensivering van de steun aan de Syrische oppositie. Daar kunnen wij ons ook alles bij voorstellen als wij kijken naar de wijze waarop president Assad te werk gaat. De Nederlandse wens dat Assad weg moet, wordt nogmaals met kracht herhaald. Tegelijkertijd zien we toch ook heel vaak berichten waarin allerlei vraagtekens worden gesteld bij de hele inzet en de aard van die Syrische oppositie. Er wordt bijvoorbeeld gesproken van een invloed van Al Qaida en dergelijke. Hoe gaan we daarmee om? Hoe voorkomen we dat we straks de duivel met Beëlzebub aan het uitdrijven zijn?

Ik kom te spreken over het Midden-Oosten Vredesproces. Fatah en Hamas werken aan een eenheidsregering. Kan de minister die ontwikkeling nu al nader duiden? Groeit Hamas naar Fatah toe of heeft Fatah inhoudelijk zoveel overeenstemming met het gedachtegoed van Hamas dat nauwe samenwerking geen probleem meer is? Wat is de appreciatie van die ontwikkeling? Ik ben het in ieder geval volstrekt eens met de opvatting van de regering in de geannoteerde agenda dat ook die eenheidsregering gehouden moet worden aan de Kwartetbeginselen.

Ik wil ten slotte nog iets zeggen over Egypte. Daar is op zichzelf niet heel veel nieuws over te melden ten opzichte van het vorige overleg daarover. Wij zien uit naar het thematisch ambtsbericht over de positie van christenen in Egypte. Het is helaas hard nodig om hier bovenop te zitten. Dat is gisteren nog weer krachtig bevestigd in de bijzondere procedure van de Kamercommissie waarin de heer De Roon het voortouw had. Het hoofd van de Egyptische unie van mensenrechten heeft aangegeven dat er echt een schokkende toename is van geweld tegen christenen, gedwongen verhuizingen, ontvoeringen en kerken die in vlammen opgaan. De overheid staat er vaak machteloos bij of is bewust passief. Dat waren toch heel zorgelijke geluiden. De man nam zelf het woord «etnische zuivering» in de mond. Dat is allemaal juridisch zwaar beladen, maar het geeft in ieder geval aan dat er grote zorgen over die ontwikkelingen bestaan. Dat mag natuurlijk niet stilzwijgend voortgaan. Staat dit punt ook hoog op de internationale agenda? In hoeverre kan de EU-steun sterker afhankelijk worden gemaakt van vorderingen op het terrein van bescherming van minderheden? De befaamde conditionaliteit waarop wordt aangedrongen, is hier maar ook breder in de Arabische regio heel in het bijzonder aan de orde.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil allereerst ingaan op Syrië. Er is een grote kans dat vanavond in de Algemene Vergadering een resolutie over Syrië wordt aangenomen. In hoeverre kan die resolutie ook daadwerkelijk een impact hebben op het proces in Syrië? Of heeft die resolutie alleen maar symbolische waarde? Er is voorts als gevolg van overleg tussen Frankrijk en Rusland een resolutie in de maak waarin onder meer wordt voorgesteld om tot een humanitaire corridor te komen. Is Nederland betrokken bij die onderhandelingen? Wij zitten natuurlijk niet in de Veiligheidsraad. Ik neem echter aan dat er wel geconsulteerd wordt. Is Nederland positief over de resolutie die in de maak is?

Wij horen met betrekking tot het verzet in Syrië dezelfde geluiden over infiltratie van extremistische moslims vanuit Saudi-Arabië en Jemen. Kan de minister daarop reageren? Deze moslims zouden ook burgers aanvallen. Dat doet overigens niet af aan het geweld van Assad tegenover de burgerbevolking, maar de situatie lijkt toch veel complexer dan de televisiebeelden doen voorkomen.

In Sudan dreigt nu dan toch weer een nieuwe burgeroorlog. Dat wordt overschaduwd door de situatie in Syrië en komt daardoor weinig in het nieuws, maar de berichten die ons hier en daar wel bereiken, getuigen wederom van bombardementen van Noord-Sudan op Zuid-Sudan. Hoe schat de minister de situatie daar in? Kan de nieuw aangetreden UNMIS de situatie aan? Ik noem dit punt omdat het een grote actualiteit heeft en omdat ik voorzie dat de situatie daar echt zal escaleren. Is het niet noodzakelijk om te kijken of de UNMIS wellicht moet worden uitgebreid?

Het laatste ambtsbericht over Pakistan dateert van juni 2010, maar het laatst geformuleerde beleid dateert uit februari 2007. We krijgen berichten dat de situatie in Pakistan weer erg verslechtert. Is de minister bereid om te kijken of een nieuw ambtsbericht over het geweld tegen christenen gemaakt zou kunnen worden?

Ik kom te spreken over Egypte. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat er een thematisch ambtsbericht komt over de positie van christenen in Egypte. Dat is een punt dat mijn fractie aan de orde heeft gesteld in het algemeen overleg over de Arabische regio. De minister heeft gezegd dat dit ambtsbericht in het voorjaar zal verschijnen. Kan de minister iets specifieker zijn en daar een maand bij noemen? Ik weet dat heel veel Egyptische asielzoekers op dit moment zitten te wachten op dat bericht, omdat zij een grote nood hebben en op dit moment niet terug kunnen naar Egypte.

Ik ondersteun de andere pleidooien om de conditionaliteit als het gaat om de EU-steun aan Egypte heel expliciet te maken en te koppelen aan de EU-waarnemers bij de presidentsverkiezingen en de bescherming van de religieuze minderheden in Egypte. Is de minister dezelfde mening toegedaan als het gaat om die sterke conditionaliteit? We hebben dat vanmorgen ook nog weer besproken met de Egyptische ambassadeur in Nederland. We hebben het vorige keer gehad over het SPRING-programma. De minister heeft toen gezegd dat die gelden in de wacht staan. Klopt het inderdaad dat die gelden pas worden opengesteld op het moment dat de conditionaliteit die nu ook in de Kamer is genoemd, is gewaarborgd? Die voorwaarden zijn de EU-monitoringsmissie bij de presidentsverkiezingen en het beschermen van religieuze minderheden. Zijn dat expliciete voorwaarden om het SPRING-programma straks open te stellen voor Egypte?

Ons hebben berichten bereikt dat in Egypte 97% van alle vrouwen in de leeftijd tussen de 15 en de 49 jaar vrouwenbesnijdenis heeft moeten ondergaan en dat dit percentage nog verder toeneemt. Is het tegengaan van die vrouwenbesnijdenis, vanwege de nood die daar heel hoog is en het verminken van vrouwen, ook een speerpunt van de Nederlandse overheid bij het steunen van de maatschappelijke programma's en vrouwenorganisaties in Egypte?

De collega's hebben al de incidenten genoemd waarbij christenen moeten verhuizen vanwege bedreigingen en het in brand steken van kerken. Dat is ook weer heel recent gebeurd. Op 27 januari is brand gesticht in huizen van 62 koptische gezinnen. En het gaat maar door! De conditionaliteit is voor ons cruciaal als het gaat om het opstarten van steun vanuit de EU.

Ik heb nog een laatste punt met betrekking tot het Midden-Oosten Vredesproces. De minister heeft vorige keer duidelijk gezegd dat de criteria en de voorwaarden van het Kwartet ook nu voor de overgangsregering gelden. Dat is een principiële lijn. Gaat die lijn straks ook functioneel werken als die eenheidsregering er inderdaad is? Daarbij komen Hamas-ministers wellicht in een positie waarbij ook internationale contacten kunnen ontstaan. Blijft de minister dan op het standpunt staan dat wij nooit contacten zullen aangaan met de Hamas-ministers, ook niet als ze in een eenheidsregering zitten?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Over Syrië is al veel gezegd en gaat nog veel gezegd worden. Ik bevind mij met velen in een dilemma. Is dit niet het Benghazi-moment, waarop je denkt: nu wordt de nood zo groot en nu worden de aanvallen zo hevig dat je meer moet doen? Of moet je luisteren naar die pleidooien dat Syrië echt anders is, zoals ieder land natuurlijk verschilt van een ander land? De Syrische mensen die nu worden gemarteld of omgebracht of die verdwijnen, verschillen in ieder geval niet van alle andere mensen in de Arabische landen die de straat op zijn gegaan in hun verlangen naar vrijheid en veiligheid en een eerlijker regime. Ik zoek dus met iedereen mee naar een manier waarop Nederland en de EU dat meer kunnen steunen. Ik sluit me aan bij vragen die daarover zijn gesteld.

Er is gevraagd wat nu de rol van Rusland is en wat we vannacht kunnen verwachten van de resolutie van de Veiligheidsraad. Er zijn ook vragen gesteld over de verschillende blijken van steun die door de verschillende EU-lidstaten zijn gedaan. Verhofstadt heeft een brief gestuurd en ook Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben allerlei vormen van proactieve steun aan die nieuwe Group of Friends of Syria toegezegd. Het is mij niet duidelijk wat die groep nu precies wil. Wij steunen een Nederlandse aansluiting bij fora die het overleg met de Arabische Liga en met mensen die aan de kant van de demonstranten staan, versterken en die enig politiek proces, enig proces dat zicht op transitie kan bieden, versterken. We moeten echter wel zicht houden op de grens, de overgang naar de inzet van militaire middelen. Wij moeten weten waar die grens ligt, zoals wij daarover kunnen praten als een gewaarschuwd mens in plaats van dat wij langzaamaan worden meegesleurd. Daarover hebben we wellicht meer duidelijkheid als Nederland aan zo'n bijeenkomst heeft deelgenomen. Ik hoor hierop graag een reactie van de regering.

Ik steun de bereidwilligheid van de EU om waar nodig humanitaire steun te verlenen. Wij hebben daar tijdens het vorige algemeen overleg ook al over gesproken. De VN zou de noodklok nog niet hebben geluid. Wij hadden hier echter onlangs de oppositieleider van de Syriërs in het parlement op bezoek. Hij smeekte ons om nu al steun te geven, die hij goed kan verdelen via de oppositienetwerken die de families kennen waar grote nood heerst, waar mensen zijn getroffen, waar verdwijningen zich voordoen en waar gewonden zijn gevallen. Ik begrijp de aarzeling niet, ik begrijp niet dat we wat dit betreft op de VN moeten wachten. Het steun verlenen aan de oppositie is met risico's omgeven, maar ik vind het in dit geval het risico waard om via die kanalen al humanitaire hulp te verlenen. Ik hoor daarop graag een reactie.

De heer Ormel (CDA): Ik begrijp en respecteer de worsteling die ook uit de woorden van mevrouw Peters spreekt ten aanzien van het al dan niet inzetten van militaire middelen. Zij heeft gesproken over een Benghazi-moment. Maar in Benghazi was tenminste nog sprake van een resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Die kunnen we hier niet verwachten. Vindt mevrouw Peters dat er ook sprake zou moeten zijn van inzet van militaire middelen zonder een eventueel VN-mandaat?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Het dilemma is volgens mij zonneklaar. Dat geldt ook voor de verschillen met Benghazi. Je ziet geen resolutie van de Veiligheidsraad, je ziet vergelijkbare noden, het is tegelijkertijd een totaal ander land en je zoekt naar manieren om dan toch te hulp te schieten. Sluipenderwijs komen er ook allerlei voorstellen naar buiten die naar militaire inzet neigen. Ik noem een humanitaire corridor en technische assistentie aan de oppositie. Ik deel de doelen, maar ik wil, voordat we daarin verdergaan, als een gewaarschuwd mens het debat blijven voeren over de vraag of de middelen ons een pad opsleuren terwijl een versnelling misschien nog niet op haar plaats is.

De heer Ormel (CDA): Ik begrijp uit uw antwoord dat u het niet ten principale afwijst omdat er geen resolutie van de Veiligheidsraad ligt.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik heb de regering gevraagd om bij een volgende gelegenheid, nadat de Group of Friends of Syria bijeen is gekomen, de Kamer nader te informeren over de voorstellen die er zoal liggen en wat daar de eventuele militaire componenten van zijn. Zulke informatie heb ik nodig alvorens ik daarover een standpunt kan innemen.

Ik kom te spreken over Iran. Ik vraag de minister om het voorbeeld van zijn Britse collega te volgen. Het is nu één jaar na de gevangenneming van de oppositieleiders van de Groene Revolutie, zoals die toen werd genoemd. We herinneren we ons nog levendig dat ook daar grote stromen mensen op straat waren. Zij hebben nog altijd huisarrest of zij zitten op een andere manier gevangen. De EU heeft al vele malen gepleit voor hun vrijlating. Het kan niet vaak genoeg en krachtig herhaald worden, ook vanwege de symbolische steun die uitgaat van dergelijke verklaringen. De opposanten zijn dan misschien niet meer op de straten, maar zij zijn nog steeds bezig om zich te organiseren en zetten hun verzet voort.

Er zijn scherpere sancties ten aanzien van Iran ingesteld daags na de mededeling van het IAEA dat er een nadere inspectie komt. Wanneer kunnen wij resultaten van die inspectie verwachten? Ik betreur het dat de minister geen inzicht heeft kunnen geven in de manier waarop bij die scherpere sancties de bevolking ontzien kan worden. Ik begrijp dat bij de financiële sancties, maar ik kan me dat niet voorstellen bij het olie-embargo. Dat treft de bevolking zwaar. Ik vraag de regering of er een manier is om het lot van de bevolking te verlichten. Als dat niet mogelijk is, dan steunt mijn fractie die vorm van verscherping van de sancties niet. De andere vormen steunt mijn fractie wel.

Ik vind het ook teleurstellend dat het nog niet is gekomen van verscherpte sancties richting Iran vanwege de schendingen van de mensenrechten en de internetcensuur. De minister hoopt dat alsnog bij deze EU-raad van ministers te bewerkstelligen. Wat zijn de kansen daarvoor?

Ik sluit me aan bij de vragen van de ChristenUnie over Egypte. Zijn de EU-gelden, die 650 mln. die de EU klaar heeft liggen, nu wel of niet al ter beschikking gesteld? Er zijn daarbij bepaalde voorwaarden gesteld. Ik neem aan dat een aantoonbare overgang naar civiel gezag daar ook onder valt. Wij steunen de oproep voor een waarnemersmissie als het komt tot vervroegde presidentsverkiezingen.

Ik kom te spreken over het Midden-Oosten Vredesproces. Wij zullen nog een apart debat voeren over de wijze waarop Nederland bijdraagt aan de totstandkoming van EU-verklaringen daarover. Ik vond het verslag van de vorige Raad daarover zeer mager. Dat geldt ook voor de antwoorden op de schriftelijke vragen van de heren Pechtold en Timmermans. Ik moest uit het verslag vernemen dat Nederland voortgaat met het leveren van een bijdrage met civiele experts en militaire adviseurs aan de drie missies langs allerlei grenzen daar. Nederland levert ook een bijdrage aan de versterking van de trainingsprogramma's van de Palestijnse veiligheidsautoriteiten. Mag ik bij een volgende brief over het Midden-Oosten Vredesproces daarover meer details ontvangen? Wat doen we daar nu precies met die missies en wat kunnen die missies bereiken?

Ik wil ten slotte nog iets zeggen over de fiches. Er ligt een verordening over het Development Cooperation Instrument (DCI). Er zou opheldering moeten komen over de uitgaven die de Commissie in gedachten heeft voor het klimaatbeleid, voor adaptatie en mitigatie. Tijdens de Klimaattop in Kopenhagen in 2009 is al overeengekomen dat zulke middelen additionele middelen moeten zijn. Kan de minister mij geruststellen dat die additionele middelen nu niet zijn ondergebracht in deze voor ontwikkelingssamenwerking bedoelde middelen? Ik heb nog een vraag over die verordening.

De voorzitter: Ik wil u erop wijzen dat u ver over uw spreektijd heen bent.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Excuses daarvoor. Ik heb nog een allerlaatste vraag. De verordening besluit tot vermindering van het aantal partnerlanden. Ik mag het toch zo begrijpen dat dit niet leidt tot vermindering van het onder die verordening voor OS gereserveerde budget waarop het resterende aantal landen dan aanspraak kan maken?

De voorzitter: Dat was de inbreng van Kamer. We hebben nog minder dan een uur ter beschikking voor het antwoord van de minister. Ik wil hem vragen om in te gaan op die punten die relevant zijn voor de Raad Buitenlandse Zaken en niet het hele debat over het Midden-Oosten en de Arabische regio over te doen. De Kamer heeft dat in haar inbreng in eerste termijn eigenlijk wel een beetje gedaan. Ik heb er alle begrip voor als hij dat hele debat in zijn beantwoording niet weer volledig opentrekt.

De minister gaat dus in op de Raad Buitenlandse Zaken en de specifieke vragen. Hij zal antwoorden in blokjes. Aan het eind van elk blokje kijken we of er nog vragen of opmerkingen zijn. De ruimte is echter beperkt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil eraan herinneren dat het Midden-Oosten Vredesproces gewoon op de agenda staat. Het zou dus raar zijn als de minister daar nu niet op zou reageren.

De voorzitter: Dat is inderdaad het geval. De minister gaat daar absoluut op in als het relevant is voor de agenda van de bespreking in Europa. Hij zal niet ingaan op vragen die al veelvuldig gesteld zijn in eerdere debatten. Daar zou hij dan immers waarschijnlijk weer hetzelfde antwoord op moeten geven.

De heer Pechtold (D66): Ik heb gevraagd of de minister het verslag van het gesprek met de ambassadeurs naar de Kamer kan zenden. Ik wil daar graag een antwoord op horen. Anders moet ik de vraag schriftelijk stellen. Dat is ook weer zo'n gedoe voor de ondersteuning.

De voorzitter: Ik stel voor dat de minister met zijn inbreng in eerste termijn begint. We zien wel hoe ver we komen.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Ik zal eerst een aantal vragen beantwoorden die buiten het bestek liggen van de onderwerpen waar vrijwel alle woordvoerders vragen over hebben gesteld.

Dat is allereerst een vraag van de heer Pechtold naar aanleiding van het meldpunt van de PVV. Ik heb tijdens het algemeen overleg ter voorbereiding van de Raad Algemene Zaken hierover uitgebreid gesproken. Daarbij kwam ook de vraag aan de orde, hoe het zit met de onderlinge betrekkingen tussen Nederland en de Midden- en Oost-Europese landen. Ik kan mijn mededeling daarover wel herhalen, maar dat lijkt me zonde van de tijd. De heer Pechtold heeft gevraagd om een verslag van het gesprek met de ambassadeurs van de desbetreffende tien landen. Ik zeg graag toe dat ik het verslag daarvan naar de Kamer zal sturen.

Er is door de heer Ormel een algemene vraag gesteld over de positie van de religieuze minderheden in de Arabische regio. Ik zal daar klip-en-klaar over zijn. Dat is een grote zorg voor de Nederlandse regering. Oostenrijk zit er samen met Nederland en Italië bovenop. Ik heb begin deze week in Wenen met mijn Oostenrijkse collega Spindelegger afgesproken dat we op dit punt sowieso stevige initiatieven zullen nemen in de richting van de overige lidstaten. Ik zeg hier meteen bij dat dit mutatis mutandis ook geldt voor Egypte, waar de situatie inderdaad weer aan het verslechteren lijkt, nadat die leek te verbeteren rond de jaarwisseling. Ik zal ten aanzien van Egypte inderdaad inzetten op de strakke conditionaliteit.

Ik heb een paar vragen gekregen over de fiches. Ik zal eerst ingaan op de uitfasering van de hulp in de partnerschapsfeer. De Europese Unie stopt met de klassieke hulp aan de rijkere landen. Dat gebeurt per 2014, dus niet per direct. Met die landen wil de EU naar een andersoortig partnerschap op basis van strategische inzet en wederzijdse belangen. Er blijft geld beschikbaar voor de ondersteuning van maatschappelijke organisaties. Dat is ook van groot belang. Onderwijl moeten die maatschappelijke organisaties natuurlijk wel de eigen rol oppakken bij alles wat met de herverdelingsvraagstukken et cetera te maken heeft, want dat kan de EU zelf niet voor hen oplossen.

Ik voeg hier nog de volgende informatie over de procedure aan toe. De Commissie stelt een landenlijst voor. De lidstaten onderhandelen hierover in aanloop naar de nieuwe begroting 2014–2020. De Nederlandse regering is het eens met de gedifferentieerde benadering. Er gaat dus geen EU-hulp naar landen die de eigen ontwikkeling simpelweg kunnen financieren. Op dat punt zijn er natuurlijk wel vragen te stellen bij deze landenlijst. De Nederlandse regering stelt vragen over de wijze waarop moet worden omgegaan met ondemocratische regimes op de lijst. Wij willen verder ook objectieve criteria hebben, zoals bnp. Dan krijg je dat bijvoorbeeld Indonesië afvalt en dat Zuid-Afrika blijft. Dat is natuurlijk enigszins een arbitraire aangelegenheid. Wij zullen daar ongetwijfeld nog over praten.

Ik voeg hier vervolgens een voor mevrouw Peters teleurstellende mededeling aan toe, namelijk dat de regering wel degelijk inzet op een vermindering van het potje. Het voorstel dat er nu ligt, is op dat punt veel te ruim. Wij streven naar een sobere begroting. Als de middelen doeltreffend en intelligent worden ingezet, speelt dat middelen vrij voor waar ze het hardst nodig zijn.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd wanneer de EU definitief besluit over dit punt. Alle bedragen die in het fiche genoemd worden, betreffen voorstellen van de Commissie. Er is nog absoluut geen overeenstemming over bereikt. Zoals bekend, wil Nederland een sobere EU-begroting 2014–2020. Ook andere lidstaten willen dat. We onderhandelen daarover. De uitgaven voor het externe beleid worden meegenomen in het totaalpakket.

Het andere fiche dat op de agenda staat, gaat over de consulaire bescherming. De heer Ten Broeke heeft een vraag gesteld over de consulaire samenwerking op Europees niveau. Wij zetten bijvoorbeeld in het overleg dat al sinds de herfst vorig jaar gaande is tussen de Benelux en de Baltische landen zeker in op een effectieve stroomlijning. Wij kijken of we verder kunnen komen. Ik heb met een paar andere collega's gesproken over de vraag of we daar ook niet gezamenlijk de schouders onder kunnen zetten. De lidstaten maken zelf afspraken met andere lidstaten over hulp aan hun burgers in een derde land als zij daar geen eigen vertegenwoordiging hebben. De EU-bevoegdheid is hier alleen gelegen in een versterking van de coördinatie en samenwerking. Dat moet ik ook zo hard zeggen. Als ik deze aanpak een beetje zou vergemakkelijken, dan zouden we namelijk onmiddellijk te maken krijgen met een paar lidstaten die de zaak dan totaal on hold zetten. Ik noem bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk. De Europese Unie is niet bevoegd om te definiëren wie als familielid wordt gezien.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld over de additionele klimaatfinanciering voor adaptatie en mitigatie. Het fiche biedt geen duidelijkheid over het bedrag dat daar additioneel naartoe gaat.

Minister Rosenthal: Dat gaat mee in de onderhandelingen en de besluitvorming die er met betrekking tot de EU-begroting zal plaatshebben. Ik herinner mij dat hierover eerder van gedachten is gewisseld tijdens het algemeen overleg over de meerjarige begroting van de Europese Unie.

Voorzitter. Er ligt nog een specifieke vraag over Sudan en Zuid-Sudan. Ik deel de zorgen van de heer Voordewind over de situatie aldaar. Dat hebben we al meermalen met elkaar geconstateerd. Het lijkt erop dat op een aantal punten in de grensstreek, vooral waar het betreft de strijd tussen de stammen of de tribale gemeenschappen, geprobeerd wordt om de conflicten te kanaliseren. Het gaat echter niet van een leien dakje. Er zijn met betrekking tot Zuid-Sudan veel praktische obstakels bij de hulpverlening. Een uitbreiding van UNMISS waar de heer Voordewind naar vraagt, zou een besluit van de VN-Veiligheidsraad vergen. Daar wordt op dit moment in die contreien geen gesprek over gevoerd.

De heer Voordewind heeft voorts een vraag gesteld over Pakistan en een nieuw ambtsbericht. Ik zeg toe dat ik dat grondig zal bezien.

Ik kom te spreken over de punten die zijn opgebracht ten aanzien van een aantal landen die momenteel niet voor niets hoog op de agenda staan. Ik begin met Syrië. Wat de Nederlandse regering en voor een belangrijk gedeelte ook de Europese Unie betreft, liggen de lijnen daar heel strak. Het gaat erom dat al het geweld in Syrië moet stoppen en dat Assad weg moet. Dat laatste zeggen we al vanaf augustus. Ik zeg een aantal woordvoerders na dat de Arabische Liga voortreffelijk werk doet. Er is een specifieke vraag gesteld over het feit dat de banden tussen de Arabische Liga en de Europese Unie zijn aangetrokken. Om die reden is de heer El-Araby, secretaris-generaal van de Arabische Liga en de ex-collega van Egypte, twee maanden geleden langs geweest om met ons te spreken over de zaken rond de Arabische regio, inclusief Syrië.

De resolutie van de VN-Veiligheidsraad ziet toe op een veroordeling van het geweld, het sturen van een VN-vertegenwoordiger, de toegang voor de humanitaire hulpverleners en inderdaad een prominente rol voor de Arabische Liga. Om die resolutie breed gesteund te krijgen, zit er dus geen verwijzing naar sancties in noch naar een missie van de Arabische Liga of de Verenigde Naties. Ik zeg het zoals het is.

Er zijn veel vragen gesteld over de sancties. Een uitbreiding van de sancties ligt voor ten aanzien van de centrale bank van Syrië, de goud- en zilverexport en nog andere zaken die ik hier niet wil en kan noemen, ook al omdat daarover nog heen en weer wordt gesproken.

Wat de ontwikkelingen in de internationale arena betreft, zijn twee punten te noemen. Dat is in de eerste plaats de zogeheten Group of Friends of Syria. Verschillende woordvoerders hebben daar al over gesproken. Deze groep doet denken aan de internationale contactgroep zoals we die ook in het verband van Libië hebben gehad. Voor deze Group of Friends of Syria is een groot aantal landen uitgenodigd. Het leek in Benelux-verband verreweg het beste om de individuele uitnodigingen die zijn uitgegaan, te honoreren. Dat betekent dus dat ik zelf volgende week in Tunis bij de eerste bijeenkomst zal zijn. Dit gebeurt overigens in goede afstemming met collega Reynders en collega Asselborn. Ik zeg dit even in de richting van de heer Timmermans, zonder te zeggen dat we niet op een bepaald moment anders kunnen gaan werken. In Tunis zal het gaan om alle punten waar we het nu over hebben met betrekking tot Syrië.

Er is nog een vraag gesteld over de aanwezigheid van de oppositie tegen het Assad-regime. Ik ben dinsdag in Parijs geweest en heb toen met de heer Haytham al-Manna, de voorzitter van de National Coordination Body, gesproken. Ik ben daar niet vrolijk van geworden, omdat mij is gebleken hoe groot de verschillen van opvatting zijn tussen de heer Ghalioun, hoofd van de Syrische Nationale Raad en bijvoorbeeld die groepering van de heer al-Manna. Ik kon niet anders dan een klemmend beroep op hem doen, zoals dat ook vanuit andere landen gebeurt, om ervoor te zorgen dat zij voor volgende week vrijdag dichterbij elkaar komen. Op deze manier werkt het namelijk niet.

In het verlengde daarvan ligt de vraag over de relatie met de Syrian Free Army. De Syrische Nationale Raad heeft weliswaar contacten in die richting, maar het voert veel te ver om te zeggen dat de Syrian Free Army een soort verlengstuk zou zijn van de Syrische Nationale Raad. Ik zou er bijna aan toevoegen: en dat is op dit moment maar beter ook.

Last but not least geldt voor Syrië dat er bij alle ellende die zich daar dagelijks afspeelt, nu sprake lijkt te zijn van een positieve ontwikkeling. Er ligt niet alleen een resolutie voor richting de Algemene Vergadering, maar het lijkt er ook op dat er tussen de permanente leden van de Veiligheidsraad iets gloort van een poging om gezamenlijk tot een standpunt te komen. Mij hebben geluiden bereikt dat de Franse collega Juppé en de Russische collega Lavrov naar elkaar toe aan het praten zijn. Ik was er al van op de hoogte dat dat zich begon te ontwikkelen. Het gaat daarbij vooral om een lijn om de humanitaire corridors mogelijk te maken. Als ik iets heb gedaan in de afgelopen dagen, eerst bij Juppé en gisteren bij Lavrov, dan is het benadrukken dat het niet zo kan zijn dat de internationale gemeenschap vanuit de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zo aan de kant blijft staan. Ik voeg daaraan toe dat ik natuurlijk ook heb gezegd dat je niet almaar met veto's kunt werken. Dat kan op een bepaald moment niet meer. Dat heeft premier Rutte overigens ook gezegd in de richting van de heer Lavrov. Ik voeg hier nog een klein puntje aan toe: we vergeten wel eens dat ook China een veto heeft uitgesproken tegen de resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Die is dan ook geketst.

De heer Pechtold heeft een vraag gesteld over de humanitaire hulpverlening via het Rode Kruis. Mijn antwoord daarop luidt «ja». Maar waar het Rode Kruis dan terecht kan, is op dit ogenblik voor ons even puzzelen. Het is immers zeer de vraag of de Rode Halve Maan in Syrië nu het geëigende ontvangstadres is.

Er is voorts een vraag gesteld over de positie van Turkije. Hoe je het ook wendt of keert, Turkije speelt een actieve rol in de pogingen om de zaken in Syrië in betere banen te leiden. Turkije is daar onversaagd mee bezig. Ik ondersteun dat. Ik heb dat ook al vaker gezegd.

De heren Timmermans en De Roon hebben gevraagd hoe kan worden voorkomen dat de bevolking van Syrië of groeperingen uit Syrië op een bepaald moment de rekening moeten betalen voor wat zich heeft afgespeeld in de afgelopen decennia, maar ook in het afgelopen jaar. Voor je het weet, is dat een bloedige rekening. Dat is één van de meest klemmende vragen. Die zal ongetwijfeld ook in Tunis bij de eerste bijeenkomst van de Group of Friends of Syria aan de orde komen. Daarbij speelt de roadmap naar een post-Assad Syrië een grote rol.

Mij hebben natuurlijk ook berichten bereikt over allerlei infiltraties vanuit buurlanden, niet in de laatste plaats ook vanuit Irak. We zijn ons daarvan bewust. Ik zeg de heer Van Bommel na, die dat ook tijdens het algemeen overleg over de Arabische regio heeft gezegd, dat het te gemakkelijk zou zijn om te zeggen dat alles wat nu in de oppositiehoek speelt, geweldig is. Dat klopt bepaald niet. Er zijn allerlei groeperingen waarvan je je moet afvragen hoe je die zou kunnen voegen in een democratisch en pluriform Syrië na Assad.

Er ligt nog een vraag van mevrouw Peters over Syrië. Die ging over humanitaire hulp in de richting van netwerken van opponenten. Ik denk dat dit in zekere zin een retorische vraag van mevrouw Peters is. Alles wat wij kunnen doen om de humanitaire situatie in Syrië te verbeteren of minder slecht te maken, zullen wij niet nalaten. Alleen de toegang tot allerlei mensen en groeperingen in Syrië is buitengemeen moeilijk. Dat is dus één van de punten waarmee we ook zitten wanneer we bijvoorbeeld ook gelden naar Syrië willen doorspelen. Ik heb vorige week inderdaad gemeld dat de Nederlandse regering probeert om in financiële zin steun te geven aan oppositiegroeperingen buiten en ook binnen Syrië. Nederland wil ook steun bieden via het aanbieden van expertise, juist ook wanneer het om de weg naar een post-Assad-regime gaat. En niet in de laatste plaats nemen wij onze eigen koers serieus om, waar mogelijk, mensen die in Syrië toegang tot het internet hebben, te helpen om die toegang op het internet te behouden. Dat daar dan bepaalde activiteiten worden ontplooid die ik nu dan niet breed zal uitmeten, moge duidelijk zijn.

Wat Syrië betreft meld ik ten slotte dat er op dit ogenblik niet wordt gesproken over een militaire interventie.

De heer Ormel (CDA): Ik had namens de CDA-fractie nadrukkelijk gevraagd of Nederland niet kan aanbieden dat ernstig gewonde burgerslachtoffers voor een medische behandeling tijdelijk in Nederland kunnen worden opgenomen. Ik denk dat we dat uit humanitaire overwegingen moeten aanbieden. De minister moet er in Europa voor pleiten dat ook andere lidstaten dat doen.

Naar aanleiding van de beantwoording van de minister vraag ik me het volgende af. Als er wordt gesproken over humanitaire corridors en er tegelijkertijd wordt gezegd dat militaire interventie niet aan de orde is, hoe wil men dan die humanitaire corridors beveiligen?

Minister Rosenthal: Excuus dat ik geen antwoord heb gegeven op de specifieke vraag over het opvangen van gewonde Syrische burgers. Wij staan over dit soort zaken in contact met het Rode Kruis. Dat is alles wat ik op dit ogenblik kan zeggen, want het is buitengemeen moeilijk om op dat punt de kanalen te graven die nodig zijn. Het is misschien een beetje een open deur, maar ons hebben nog geen verzoeken over de opvang van gewonden bereikt. Ik ga er maar van uit dat er in Syrië gewonden zijn die in grote nood verkeren. Wat dat betreft, zal ik zeker ook de handschoen die de heer Ormel nu aanreikt, oppakken.

De heer Ormel (CDA): Ik vraag niet zozeer om onderhandelingen met het Rode Kruis. Ik wil weten of Nederland ten principale bereid is om ernstig gewonde burgerslachtoffers medisch te ondersteunen in Nederland.

Minister Rosenthal: Als we in eenzelfde situatie zitten als bijvoorbeeld ten aanzien van gewonden in Libië, dan is het antwoord natuurlijk «ja».

Er is nog een tweede vraag van de heer Ormel over de beveiliging van humanitaire corridors. Ik ga ervan uit dat dit nu juist de sensitieve punten zijn die nu ongetwijfeld ook volop in New York worden bediscussieerd. Het zal toch duidelijk zijn dat wanneer je over bijvoorbeeld force protection et cetera spreekt, je dan in een soort grijze zone terechtkomt. Dit wordt ongetwijfeld in de finetuning tussen de permanente leden van de Veiligheidsraad op dit ogenblik besproken. Ik ben daar niet bij, maar ik vermoed dat dit het geval is.

De heer Pechtold (D66): Ik hoop dat deze toezegging aan de heer Ormel niet tot een zodanig gerucht leidt dat de gedoogpartner vervolgens het aantal gewonden bepaalt.

Mijn vraag gaat over de elite. De minister sprak zojuist over de mogelijkheden om dat Assad-regime wat breder te bekijken en niet alleen naar militairen en regeringsfunctionarissen te kijken, maar ook naar het zakenleven. Hoe denkt de minister dat concreet in de vorm van sancties vorm te geven?

Minister Rosenthal: In de afgelopen periode zijn sancties afgekondigd met betrekking tot een aantal sectoren van de Syrische samenleving en economie. Die worden nu geïmplementeerd. Daarbij is de zakenelite uiteraard een belangrijke factor. Ik ga er dus van uit dat we bij die sancties inderdaad te maken zullen hebben met de grote bedrijven die ook volledig verweven zijn met het Assad-regime. Door langs die weg te werken, kunnen we datgene realiseren waar de heer Pechtold om vraagt. Tegelijkertijd zul je heel precies moeten zijn als het gaat om sancties tegen de centrale bank in Syrië, omdat in het geval er sprake is van rekeninghouders die niet tot de elite behoren, je die natuurlijk weer niet de dupe wilt laten worden. Die moeten toch hun steeds minder waard wordende bankbiljetten uit de automaat kunnen halen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik zou het zeer op prijs stellen als de minister een verslag van die bijeenkomst van de Group of Friends of Syria aan de Kamer zendt.

Minister Rosenthal: Voor zover daar in de openbaarheid van gedachten wordt gewisseld, zal ik dat met plezier doen. Het is allemaal nog in ontwikkeling in de richting van volgende week vrijdag. Mij heeft tot nog toe alleen de mededeling bereikt dat ik daar verwacht word en dat het gaat over een aantal zaken die ik nu al met de Kamer heb gewisseld. Ik ken op dit ogenblik nog niet de ins en outs van de agendering en de sessies. Als er ruimte is om daarover naar buiten te treden, dan zal ik met plezier een verslag van die bijeenkomst aan de Kamer zenden.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik heb een vraag gesteld over de indrukken die de minister zelf heeft overgehouden aan de gesprekken met de Russische en de Franse minister van Buitenlandse Zaken. Dat die twee naar elkaar toepraten, is op zichzelf mooi. Ik zou echter graag willen weten welke indruk de minister daar zelf aan heeft overgehouden.

Minister Rosenthal: Naar aanleiding van het gesprek met collega Juppé afgelopen dinsdag in Parijs ben ik tot de slotsom gekomen dat de Nederlandse en de Franse regering geheel op één lijn zitten. Er zit dus geen licht tussen de verschillende standpunten. Ik was blij om in Parijs te merken dat het gevoel dat er toch weer een poging moest worden gedaan in de richting van New York door mijn Franse collega werd gedeeld.

Ik heb verder een lang gesprek met collega Lavrov gevoerd. Hij was niet erg in beweging te krijgen vanuit zijn uitgesproken positie dat datgene wat de internationale gemeenschap wil, dat eerst en vooral president Assad moet opstappen, verkeerd zou zijn. Ik voeg hier wel één ding aan toe. De frase «het stoppen van al het geweld» wordt wel gedeeld door de regering van Rusland. Dat is iets waar sommigen in de internationale gemeenschap niet aan willen. Op dat punt is er dus wel enige common ground tussen de Nederlandse en de Russische regering. Ik ben vooral iemand van het resultaat. Als het zo mocht zijn dat het resultaat van al deze gesprekken en de druk die wordt uitgeoefend op Lavrov met zich brengen dat er toch iets gloort in de sfeer van de Veiligheidsraad, is dat in elk geval een puntje ten goede.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik schrik toch een beetje van de lofrede die nu ook de minister heeft gehouden over de inzet van de Arabische Liga. Het lijkt toch een miskenning te zijn van het feit dat de agenda van de Arabische Liga echt niet wordt bepaald door het belang van mensenrechten, democratie en rechtsstaat. De Arabische Liga wordt alleen gedreven door de machtsaspiraties van Saudi-Arabië en zijn bondgenoten. Als de uitkomst van de samenwerking met de Arabische Liga hetzelfde is als wat we nu in Libië zien, waar volgens deze minister ook zo fijn is samengewerkt met die Arabische landen, dan vind ik dat heel slecht. Er is vandaag een rapport verschenen van Amnesty International. De minister zal dat nog niet gezien hebben, want het is heel vers. Daaruit blijkt dat het in Libië gewoon wildwest is als het gaat om mensenrechten, dat daar sprake is van een totaal gebrek aan mensenrechten. Ik dring er dus bij de minister op aan om een open oog te houden en zich te blijven inzetten voor een post-Assad Syrië dat ook inderdaad een betere mensenrechtensituatie en een betere pax post-Assad heeft dan de pax die Assad nu zelf probeert na te streven. Het moet beter worden. Het moet niet slechter worden, zoals in Libië nu wel het geval lijkt te zijn.

Minister Rosenthal: Dat het in Libië nu slechter zou zijn dan onder het Kadhafi-regime waag ik te betwijfelen. Voor Libië geldt, net zoals voor veel andere landen, dat het beste de vijand van het goede is. Bij Syrië moet vanzelfsprekend sprake zijn van een lijn waarbij het de toets van de condities die wij stellen in de richting van de Arabische regio kan doorstaan. Dat zijn hervormingen op tal van gebieden, want de zaak zit daar ook sociaal en economisch helemaal vast. Voorts moeten er vrije en eerlijke verkiezingen komen. Ten slotte moet er sprake zijn van rechtsstatelijkheid, respect voor de rechten van de mens, respect voor minderheden en respect voor de positie van vrouwen en voor mensen van verschillende seksuele geaardheid.

Voorzitter ik kom bij Iran.

De voorzitter: Ik meld even dat de minister zijn betoog afmaakt zonder verdere interrupties. Daarna zien we of er nog ruimte is voor een enkele vraag.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Ik kan het volgende over Iran zeggen. Ik heb afgelopen maandag in Wenen gesproken met twee vertegenwoordigers van het IAEA. Dat gesprek was niet erg bemoedigend. Het wachten is nu op de vervolggesprekken tussen het IAEA en de Iraniërs op 20 en 21 februari. Er is een nieuw rapport van de IAEA te verwachten rond 24 februari. Ik wil daar niet op vooruitlopen. Iran heeft gezegd dat het een historische beslissing heeft genomen om medewerking te verlenen aan het IAEA. Dat moet Iran dan ook wel tonen. Dat moet dan gedemonstreerd worden. Dat is in de eerdere gesprekken van 29 januari tot 1 februari bepaald niet het geval geweest. De laatste berichten zijn dat er eindelijk vanuit Iran een antwoord is gekomen op de al heel lang geleden verstuurde brief van mevrouw Ashton, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU. Het gaat om de mogelijkheid om de gesprekken tussen de P5 + 1, dus de permanente vijf leden van de Veiligheidsraad plus Duitsland, en Iran te hervatten. Intussen is het zonder meer noodzakelijk om de druk op Iran hoog te houden, de sancties hun werk te laten doen en Iran te dwingen om openheid van zaken te geven. De IAEA is een gezaghebbende en vertrouwenwekkende instelling. Ik heb met de vertegenwoordigers van de IAEA gesproken over de hoop die we moeten koesteren dat het IAEA in zijn rapport van eind februari, met dan vervolgens consolidatie via de Board of Governors van het IAEA in maart, kan constateren dat er sprake is geweest van een volledige medewerking van de Iraniërs bij het inspecteren van de verschillende nucleaire installaties. Het is dat punt dat ons nu juist ook zozeer treft.

Onze ambassadeur is samen met de ambassadeurs van vijf andere landen ontboden bij het Iraanse ministerie. Hij heeft daar te horen gekregen dat de Europese Unie volkomen verkeerd werkt met sanctiepakketten et cetera. Hij heeft voorts gehoord dat er eventueel een contraboycot zou kunnen komen. Er is dus geen sprake van dat Iran een contraolieboycot heeft afgekondigd. Daar leek het gisteren in de berichtgeving even op.

Er is gesproken over het raken van de burgerbevolking. Ik kan alleen maar zeggen dat er ook vanuit de Europese Unie alles aan gedaan wordt om te voorkomen dat de burgerbevolking, die toch al zoveel te lijden heeft, nog meer te lijden krijgt. Dat gezegd zijnde, zal niet volledig te vermijden zijn dat ook de bevolking, hoe verschrikkelijk ook, wel eens geraakt zou kunnen worden. Er is bij de sancties die zijn uitgevaardigd tegen de centrale bank van Iran ook niet voor niets heel precies op gelet dat we de gewone Iraniërs niet in hun beurs raken.

Er ligt nog een vraag van mevrouw Peters over de sancties in relatie tot de mensenrechten. Ten eerste, er is wel degelijk gewerkt aan een aanscherping waar het betreft de listing van mensenrechtenschenders. Ten tweede, ook daar spelen mogelijkheden om mensen die op het internet proberen de communicatie overeind te houden, zoveel mogelijk te ondersteunen. Dat wil ik echter niet breed uitmeten.

Een volgend onderwerp is Egypte. We hebben daar uitgebreid over gesproken tijdens het algemeen overleg over de Arabische regio. Ik heb toen met nadruk gezegd dat wij de «government-to-government»-hulp in het kader van MATRA-Zuid, bijvoorbeeld via steun aan Egyptische ambtenaren en diplomaten on hold zetten totdat er betere tijden zijn. Ik kan hieraan toevoegen dat wij de dringende noodzaak om de waarneming bij de verkiezingen op een aanvaardbaar plan te brengen, heel serieus in de Raad Buitenlandse Zaken zullen aankaarten, voor zover dat niet gebeurt door de Hoge vertegenwoordiger zelf. Verder wordt de conditionaliteit nu voortdurend scherp gehanteerd.

De heer Ten Broeke heeft een vraag gesteld over het aanreiken van Nederlandse expertise in de richting van de Egyptische politie via bijvoorbeeld het NFI. Ik wil dat graag eens goed bekijken in de context van dit alles. Ik kan het niet anders zeggen. De heer Van Bommel heeft een vraag gesteld over de informatie die hem heeft bereikt dat de ambassade een verzoek om medische assistentie zou hebben afgewezen. Ik zal die informatie natrekken. Meer kan ik er op dit ogenblik niet over zeggen.

De heer De Roon heeft gesproken over de media in Egypte. Als het om onafhankelijke media gaat, dan zijn wij er vooral op uit om onze eigen koers en strategie serieus te nemen om zoveel mogelijk internetcommunicatie te ondersteunen in landen waar het moeilijk gaat. Het thematisch ambtsbericht is in april te verwachten. De heer Voordewind heeft gesproken over vrouwenbesnijdenissen in Egypte. Problemen rond vrouwenbesnijdenis, en die zijn er waarachtig in hoge mate, worden voortdurend aangekaart wanneer wij vanuit Nederland met ngo's en anderszins proberen inspanningen te plegen om die vrouwenbesnijdenis tegen te gaan.

Ik kom ten slotte spreken over het Midden-Oosten Vredesproces. Er is een aantal vragen gesteld over Doha. Ik verwijs naar datgene wat ik vorige week in het algemeen overleg over de Arabische regio heb gezegd. Ik heb de strakke lijn geschetst en daar is geen enkele verandering in gekomen. Ik voeg er alleen aan toe dat het erop lijkt dat het met dat Doha-akkoord nog niet helemaal pluis is. Dat moeten we maar verder afwachten.

Ik heb moeite met de formuleringen van de heer De Roon over de façade van de besprekingen in Amman. Voor een deel spelen zaken zich bij dit soort punten natuurlijk niet in de publieke maar in de stille diplomatie af. Over de stille diplomatie kan ik in dit kader niet spreken. De heer De Roon heeft voorts een vraag gesteld over de compensatie voor 85 000 joodse vluchtelingen. Die vraag staat op dit moment bij mij niet bovenaan het lijstje. Volgens mij geldt dat ook voor de Israëlische autoriteiten die dan toch vooral met die 85 000 joodse vluchtelingen van doen hebben.

De heer Van Bommel heeft een vraag gesteld over een overeenkomst die gesloten zou zijn met de Israëlische regering. Die overeenkomst ken ik niet. Die is er niet. Laat daar geen misverstand over bestaan! Wat natuurlijk wel in besprekingen met bijvoorbeeld Netanyahu aan de orde komt, is de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat we ook vanuit Nederland via stille diplomatie dusdanige inspanningen en ook concrete voorstellen doen dat beide partijen een stapje verder worden geholpen. Dat moet de heer Van Bommel toch deugd doen. Dat zijn zaken die wij niet alleen met Jeruzalem maar ook in hoge mate met Ramallah delen.

Mevrouw Peters heeft een vraag gesteld over de missies, inclusief de missie in de richting van de Westbank et cetera. Ik zal doeltreffende informatie daarover meenemen in de volgende gedachtewisseling.

Voorzitter. Tot zover mijn inbreng. Volgens mij heb ik alle punten behandeld.

De voorzitter: Volgens mij is dat inderdaad het geval. Ik meld alvast dat er om 18.30 uur een plenaire afronding van dit algemeen overleg is aangekondigd. Daarin kunnen dus eventuele conclusies worden getrokken.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik mis het antwoord van de minister op mijn vraag over de wens van Wit-Rusland om toe te treden tot de European Higher Education Area.

Minister Rosenthal: Ik bied wederom mijn excuses aan voor het niet beantwoorden van een vraag. Het gaat hier niet om een communautair EU-initiatief, het gaat om vrijwillige samenwerking tussen landen. Wit-Rusland is geen deelnemer aan die European Higher Education Area. De EU heeft wel beurzenprogramma's om jongeren uit Wit-Rusland in Europa te laten studeren. Het gaat er natuurlijk om, net zoals bij dissidenten in Wit-Rusland, dat je mensen zoveel mogelijk probeert te steunen buiten de Wit-Russische autoriteiten om.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik hecht eraan om een uitspraak van de Kamer te vragen. Ik verzoek u om het verslag van het algemeen overleg op de plenaire agenda te zetten.

De voorzitter: Daar is al rekening mee gehouden op de plenaire agenda. Er is om 18.30 uur tijd voor de plenaire afronding gereserveerd. Ik zal bevestigen dat er behoefte is aan een plenaire afronding.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb de minister gevraagd om openlijk stil te staan bij het feit dat de Iraanse oppositieleiders van de Groene Revolutie nu precies een jaar gevangen zitten. De steunverklaring die de Britse minister van Buitenlandse Zaken heeft doen uitgaan, heeft een grote symbolische waarde. Kan de minister zich daarbij aansluiten, of beter nog de hele EU?

Minister Rosenthal: De bezorgdheid over de situatie van Mousavi en Karroubi is duidelijk. In EU-verband is daarom opgeroepen tot een verklaring en een verzoek van de Hoge Vertegenwoordiger om de oppositieleiders te mogen bezoeken. Die verklaring is afgegeven op 13 februari. Het verzoek om die demarche ligt nog open. Ik zal bekijken wat er ook bilateraal vanuit Nederland in de richting van de Iraanse autoriteiten kan worden gedaan om dit alles kracht bij te zetten.

De voorzitter: Wij zijn gekomen aan het einde van het debat. Ik dank de minister en alle andere aanwezigen voor hun bijdrage en wens iedereen een fijne avond.