Ontvangen 24 juni 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel III, onderdeel C, wordt aan het voorgestelde artikel 44 een lid toegevoegd, luidende:
7. Indien in het eerste jaar na het verlaten van de school de leerling geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod tot loopbaanbegeleiding, doet het bevoegd gezag in het tweede jaar opnieuw een aanbod tot loopbaanbegeleiding.
II
In artikel IV, onderdeel B, wordt aan het voorgestelde artikel 2.31a een lid toegevoegd, luidende:
6. Indien in het eerste jaar na het verlaten van de school de leerling geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod tot loopbaanbegeleiding, doet het bevoegd gezag in het tweede jaar opnieuw een aanbod tot loopbaanbegeleiding.
Dit wetsvoorstel beoogt jongeren uit het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt gedurende een periode van twee jaar na het verlaten van de school aanvullende loopbaanbegeleiding te bieden. Terecht stelt de regering dat juist deze groep jongeren vaak moeite heeft om zelf de weg naar hulp of ondersteuning te vinden. Zij beschikken lang niet altijd over het doenvermogen om zelfstandig in actie te komen, informatie te verwerken of initiatieven te nemen. Dat is ook precies de reden waarom begeleiding actief en dichtbij moet worden georganiseerd.
Hoewel de regering heeft aangegeven dat instellingen in beide jaren proactief contact mogen zoeken, is in de wet zelf niet geregeld dat dit ook daadwerkelijk moet gebeuren wanneer de jongere in het eerste jaar onbereikbaar blijkt. Daarmee ontstaat het risico dat instellingen volstaan met een eenmalig aanbod in het eerste jaar, en geen verdere actie meer ondernemen wanneer daar geen reactie op volgt. Voor jongeren die pas later toe zijn aan ondersteuning, of bij wie het eerste contactmoment om welke reden dan ook is gemist, dreigt de wettelijke plicht dan een dode letter te worden.
Om dat te voorkomen regelt dit amendement dat, als in het eerste jaar géén contact tot stand is gekomen, het bevoegd gezag in het tweede jaar opnieuw een aanbod moet doen. Daarmee blijft het initiatief structureel bij de instelling liggen – juist zoals beoogd voor deze doelgroep. Het amendement versterkt zo de uitvoeringskracht van het wetsvoorstel, zonder dat dit leidt tot onredelijke uitvoeringslasten.
Soepboer