Ontvangen 16 april 2025
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel Q, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. Het vierde en vijfde lid vervallen, onder vernummering van het zesde lid tot vierde lid.
2. Onderdeel 3 vervalt.
Wanneer iemand met een bijstandsuitkering vrijwilligerswerk doet en hiervoor een belastingvrije kostenvergoeding ontvangt (van ten hoogste € 210 per maand en € 2.100 per kalenderjaar), wordt deze vrijwilligersvergoeding niet «gekort» op de uitkering.2 Ook een premie in verband met re-integratie wordt onder voorwaarden niet gekort op de bijstand.3
Er bestaat een uitzondering voor bijstandsgerechtigden die jonger zijn dan 27 jaar. Wanneer zij bijvoorbeeld een kostenvergoeding ontvangen voor het verrichten van vrijwilligerswerk kan deze niet op dezelfde manier worden vrijgelaten als bij bijstandsgerechtigden boven deze leeftijd. Hetzelfde geldt wanneer een jongere in de bijstand een premie ontvangt, tenzij het gaat om een jongere die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Dit is bepaald in het huidige artikel 31, vijfde lid, van de Participatiewet. Binnen de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) gelden deze uitzonderingsbepalingen voor jongeren niet.
Met het aannemen van het voorliggende wetsvoorstel Participatiewet in balans zouden deze uitzonderingsbepalingen voor jongeren blijven voortbestaan. Dit is onwenselijk. De uitzonderingsbepaling veroorzaakt extra inkomensonzekerheid voor jongeren met bijstand die veelal in een kwetsbare positie verkeren. Ook kan het voor hen een drempel vormen om te participeren. Na ontvangst van een vergoeding voor vrijwilligerswerk of een financiële premie kan het jongeren confronteren met een terugvordering van verleende bijstand. Daarbij geldt voor de gehanteerde leeftijdsgrens geen objectieve rechtvaardiging.
Om deze redenen wordt voorgesteld de bestaande uitzonderingsbepaling – artikel 31, vijfde lid, van de Participatiewet – te schrappen en de voorgestelde nieuwe uitzonderingsbepaling (artikel 31, vierde lid) niet in te voeren. Voor jongeren neemt dit mogelijke drempels weg om te participeren en vergroot dit hun inkomenszekerheid. Zij worden hierbij op gelijke voet behandeld als bijstandsgerechtigden die 27 jaar of ouder zijn. De verwachting is niet dat dit leidt tot aanmerkelijke extra bijstandsuitgaven. Met het vervallen van de uitzonderingsbepaling voor jongeren wordt de uitvoering van de Participatiewet op dit punt minder complex.
Lahlah Van Kent