Voorgesteld 19 maart 2025
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het huidige wetsvoorstel onvoldoende waarborgen biedt tegen de onbeperkte opslag van strafrechtelijke persoonsgegevens, inclusief gegevens van onschuldige burgers;
overwegende dat de Autoriteit Persoonsgegevens heeft vastgesteld dat er geen harde termijn bestaat voor de vernietiging van forensische kopieën en andere niet-relevante persoonsgegevens, wat leidt tot onnodige inbreuken op privacy;
overwegende dat de AP adviseert om een vernietigingsplicht voor strafrechtelijke persoonsgegevens vast te leggen, vergelijkbaar met de termijn die geldt voor gegevens verkregen via hackbevoegdheid, wat inhoudt dat niet-relevante gegevens onmiddellijk na constatering van irrelevantie vernietigd dienen te worden;
overwegende dat regulering van de vernietigingsplicht binnen het Wetboek van Strafvordering op zichzelf geen garantie biedt voor consistente naleving, zolang de bredere gegevensverwerking in het strafrecht niet integraal wordt aangepakt;
verzoekt de regering:
• een expliciete vernietigingsplicht in te stellen voor niet-relevante persoonsgegevens en forensische kopieën, waarbij deze onmiddellijk na irrelevantie worden vernietigd in lijn met het advies van de AP;
• bulkverzamelde persoonsgegevens die niet langer noodzakelijk zijn voor opsporingsdoeleinden eveneens direct te verwijderen;
• deze wijziging op te nemen in de invoeringswet van het nieuwe Wetboek van Strafvordering,
en gaat over tot de orde van de dag.
El Abassi