Het oppakken en uitzetten van de deelnemers van de March to Gaza |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de deelnemers van de «March to Gaza», een actie van mensen om zich uit te spreken tegen de genocide in Gaza en de illegale blokkade door Israël, door de Egyptische autoriteiten worden opgepakt en uitgezet?
Ja.
Bent u bereid om krachtig te veroordelen dat mensen die gebruik maken van hun recht om zich uit te spreken tegen genocide en tegen de illegale blokkade op deze wijze hun mogelijkheid om zich uit te spreken wordt ontnomen en zonder reden worden vastgezet en uitgezet? Zo nee, waarom niet?
De uitzetting van buitenlandse staatsburgers is in beginsel een soeverein recht van elke staat. Nederland kan zich niet mengen in de rechtsgang van een ander land. De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde.
Nederland vindt dat vreedzame demonstraties als belangrijk onderdeel van de vrijheid van meningsuiting waar ook ter wereld beschermd moeten zijn. Helaas worden vreedzame demonstraties niet overal toegestaan. In het reisadvies voor Egypte wordt expliciet gewaarschuwd voor het risico op arrestatie bij deelname aan demonstraties, ook als deze vreedzaam zijn. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wijst Nederlandse reizigers erop dat zij zich dienen te houden aan de lokale wet- en regelgeving en heeft vorige week het reisadvies opnieuw onder de aandacht gebracht bij de Nederlanders die zich in Egypte bevinden. Deelname aan demonstraties wordt dan ook sterk afgeraden. Er is contact gezocht met de Egyptische autoriteiten en hen is verzocht om proportioneel te handelen. Daarnaast stond de Nederlandse ambassade in Cairo paraat om consulaire bijstand te verlenen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Op welke wijze zet u zich in voor de vrijheid en de veiligheid van de deelnemers van de March to Gaza en hoe zet u hiervoor druk op de Egyptische autoriteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het ten zeerste afgekeurd dient te worden en dat het de wereld op zijn kop is dat na druk van de Israëlische autoriteiten de mensen die zich uitspreken tegen genocide worden bestraft, in plaats van dat de Israëlische daders van de genocide bestraft worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat vreedzame demonstraties waar ook ter wereld beschermd moeten zijn, als belangrijk onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. Echter was de March to Gaza gepland in een gebied waar toegang tot dit gebied alleen mogelijk is wanneer deze volgens een formele aanvraagprocedure bij de Egyptische autoriteiten is aangevraagd en goedgekeurd. De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde. Overigens was en is het gebied waar de mars was gepland rood in het Nederlandse reisadvies, gezien de problematische veiligheidssituatie aldaar, inclusief ontvoeringen en verkrachtingen. Reeds jaren hebben zich er jihadisten en criminele groepen gemend onder lokale volksstammen en is het ronduit gevaarlijk om erheen te gaan. Zie ook het antwoord op de vragen 2 en 3.
Bent u bereid om zich internationaal uit te spreken voor ieders recht om overal en op elk moment te kunnen protesteren tegen de genocide in Gaza?
Het recht om vreedzaam te demonstreren is onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van meningsuiting is een mensenrechtenprioriteit binnen het Nederlandse buitenlandbeleid en Nederland maakt zich, zowel bilateraal als multilateraal, hard voor de naleving van dit recht, wereldwijd.
Bent u bereid om deze vragen met grote spoed te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en met de grootst mogelijke zorg beantwoord, binnen de gestelde termijn.
Bent u bekend met het gehouden rondetafelgesprek over de situatie in Gaza d.d. 28 mei jl. en bijbehorende position papers?
Ja.
Bent u van mening dat er een ernstig risico bestaat dat er genocide wordt gepleegd in Gaza? Zo ja, vanaf wanneer ziet u dit risico?
Nederland is in de regel terughoudend met het kwalificeren van situaties als genocide. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide. Hoewel de aandacht in het maatschappelijk debat vooral uitgaat naar genocide, is het kabinet van mening dat binnen het internationaal recht geen hiërarchie bestaat tussen de verschillende internationale misdrijven. Tegelijkertijd moet de terughoudendheid om zaken te kwalificeren als genocide zeker niet worden gezien als ontkenning van de ernst van de catastrofale situatie in de Gazastrook.
Het kwalificeren van een situatie als genocide door Nederland of andere staten is geen vereiste voor de toepasselijkheid van verplichtingen voor derde landen onder het Genocideverdrag. Zoals ook gesteld in de Kamerbrief van 21 januari 2025 ontstaat de verplichting om genocide te voorkomen en de bijbehorende plicht om te handelen op het moment dat een (derde) staat verneemt, of normaal gesproken had moeten weten, van het bestaan van een ernstig risico op genocide. Derhalve hoeft hiervoor niet op een rechterlijk oordeel te worden gewacht. De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide. Over de exacte afbakening van dit begrip bestaan, ook onder juristen, verschillende inzichten. Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed kan worden uitgeoefend.
Sinds het eerste bindende tussenvonnis met voorlopige maatregelen van het Internationaal Gerechtshof in bovengenoemde zaak, heeft Nederland in Kamerbrief van 13 februari 2024 aangegeven deze uitspraak te respecteren en heeft de partijen, ook in de bilaterale contacten, opgeroepen de uitspraak na te leven.
Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus en heeft, mede in het licht van de genoemde verplichting, al langere tijd stappen ondernomen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrief van 21 januari 2025 is omschreven
Het kabinet zal naar aanleiding van de ontwikkelingen op de grond steeds de inzet blijven wegen en bezien welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van daadwerkelijke verbetering van de catastrofale situatie in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever.
Bent u het met de auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter eens dat de uiterlijke datum waarop de Nederlandse staat op de hoogte kwam van het serieuze risico dat genocide gepleegd wordt in Gaza op zijn laatst 26 januari 2024 was, toen het Internationaal Gerechtshof (IGH) oordeelde dat het aannemelijk was dat de rechten van de Palestijnen onder het genocideverdrag worden geschonden? Zo nee, waarom niet?
Zie de beantwoording van vraag 2.
Acht u de rechterlijke tussenuitspraken van het IGH op 26 januari 2024, 28 maart 2024 en 24 mei 2024 als zodanig bewijs van een ernstig risico op genocide in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u zich bewust van de uitspraak van het IGH in de zaak Bosnië tegen Servië (paragraaf 182) dat de verplichting van een staat om genocide te voorkomen, en de corresponderende verplichting om te handelen, ontstaat op het moment dat een staat op de hoogte komt van het bestaan van een serieus risico op genocide en dat een rechterlijke vaststelling daar niet voor nodig is?1
Ja. Zoals weergegeven in de Kamerbrieven van 21 januari en 18 juni 2025, is het kwalificeren van een situatie als genocide door Nederland of andere staten geen vereiste voor de toepasselijkheid van verplichtingen onder het Genocideverdrag, waaronder de verplichting om genocide te voorkomen. Deze verplichting treedt immers in werking bij een betrouwbare aanwijzing van een ernstig risico op genocide. Ook in situaties waarin niet vaststaat of daden van geweld zijn aan te merken als genocide dient reeds te worden overgegaan tot actie, binnen de mogelijkheden van de betreffende staat, ter preventie van verdere gruwelijkheden.
Bent u zich ervan bewust dat het IGH stelt dat de inspanningsverplichtingen om genocide in Gaza te voorkomen en te beëindigen een zelfstandige en individuele verantwoordelijkheid van verdragsstaten, en dus ook van Nederland, zelf is?
Ja. Zoals weergegeven in Annex 1 in de Kamerbrief van 21 januari 2025, is de verplichting om genocide te voorkomen primair gericht op de staat met controle over de handelingen of het grondgebied, maar niet territoriaal begrensd. De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Kunt u aangeven welke concrete stappen u namens Nederland heeft gezet sinds 26 januari 2024, om genocide in Gaza te voorkomen – en ondertussen te beëindigen – zoals verplicht wordt in artikel 1 van het Genocideverdrag?
Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus en heeft, mede in het licht van de genoemde verplichting, al langere tijd stappen ondernomen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrief van 21 januari 2025 is omschreven. Het kabinet blijft naar aanleiding van de ontwikkelingen ter plaatse steeds de inzet blijven en beziet welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair, veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van verbetering van de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden.
Recent heeft het kabinet daarom verdere stappen gezet, waarbij het belangrijkste doel steeds was om Israël te bewegen de humanitaire blokkade op te heffen en de partijen tot een staakt-het-vuren te laten komen en geen stappen te zetten die tweestatenoplossing verder uit zicht brengt. Zo is het kabinet op 7 april overgegaan tot intrekking van de algemene vergunning NL002 en aanpassing algemene vergunning NL007 NL010 door Israël uit te sluiten als land van eindbestemming. Op 9 april heeft Nederland – als eerste EU-lidstaat sinds het einde van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. – de Israëlische ambassadeur ontboden naar aanleiding van de aanval op een Palestijns hulpkonvooi met ambulancemedewerkers. Op 6 mei heeft Nederland tevens een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger verstuurd met het verzoek om de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren. Het is van belang dat deze stap in Europees verband is gezet, omdat gezamenlijk opvoeren van de druk meer gewicht in de schaal legt. Op 23 juni heeft de Raad Buitenlandse Zaken gesproken over de uitkomsten van het onderzoek aangaande mogelijke schending van artikel 2 van het Associatieakkoord EU-Israël. Voor verdere informatie verwijs ik uw Kamer naar het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken. Daarnaast blijft Nederland in Europees verband zich als initiatiefnemer inzetten om gewelddadige en kolonistenorganisaties te sanctioneren. Verder hebben verschillende demarches plaatsgevonden in Israël over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook, waaronder in EU-verband en met gelijkgezinde landen als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, en is met de betrokken partners steeds contact geweest over de onderhandelingen ten aanzien van een staakt-het-vuren. Ook heeft Nederland op 18 juni jl. zich aangesloten bij het Zweedse initiatief om EU-sancties tegen de extremistische Ministers Ben-Gvir en Smotrich in te stellen.
Bent u in het licht van bovenstaande van mening dat Nederland al het mogelijke in haar macht (all means reasonably available to them) doet om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo ja, kunt u dat uitleggen?
Ja. Daarbij weegt het kabinet de Nederlandse inzet voortdurend en bepaalt steeds naar aanleiding van de ontwikkelingen ter plaatse op welke wijze de druk op de meest effectieve wijze kan worden opgevoerd om een einde te maken aan de catastrofale situatie in de Gazastrook. Zie ook het antwoord bij vraag 2 en bij vraag 7.
Sinds de tussenuitspraak van het IGH op 26 januari 2024 is de situatie in Gaza verder verslechterd, bent u van mening dat de acties van Nederland Israël voldoende hebben bewogen om van koers te veranderen? Zo ja, kunt u dat uitleggen? Zo nee, kunt u dan uitleggen waarom u geen extra stappen hebt ondernomen zoals verplicht onder het Genocideverdrag?
Zie de beantwoording van vraag 7.
Bent u van mening dat de Nederlandse oproep voor een onderzoek naar de schending van Artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord door Israël in de buurt komt van de eis van het Genocideverdrag om al het mogelijke te doen om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen?
Dit is één element van de wijze waarop Nederland invulling hieraan geeft. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Bent u van mening dat Nederland, als bondgenoot en handelspartner van Israël meer invloed heeft dan veel andere landen om Israël onder druk te zetten de genocide en oorlogsmisdaden dat het land begaat in Gaza te beëindigen?
Het kabinet is van mening dat collectieve druk meer impact heeft dan individuele druk en zet zich daarom waar mogelijk in op initiatieven in EU-verband of ander breed verband (zoals bij de demarches). Desalniettemin heeft het kabinet de afgelopen maanden naast een gezamenlijke Europese koers ook meerdere nationale stappen gezet. Realiteitszin is geboden, ook gezien de beperkte invloed die Nederland kan uitoefenen in het Midden-Oosten. Op het gebied van handel is het daarnaast van belang dat rekening wordt gehouden met de EU-competenties.
Hoe vergelijkt u de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen en te beëindigen met die van Zuid-Afrika, dat bijvoorbeeld een zaak heeft aangespannen tegen Israël?
Iedere staat geeft zijn eigen invulling aan de inspanningsverplichting om genocide te voorkomen. Nederland zet zowel in bilateraal als multilateraal verband druk om de situatie op de grond te verbeteren. Zo zijn er diverse maatregelen genomen, zie het antwoord bij vraag 7.
Bent u van mening dat Nederland, als hechte bondgenoot en handelspartner van Israël, een nog grotere verplichting heeft om genocide in Gaza te voorkomen en te beëindigen dan een land als Zuid-Afrika dat minder politieke, economische en militaire relaties heeft met Israël? Zo nee, waarom niet?
Het is aan staten zelf om hun verplichtingen vorm te geven. Zoals toegelicht in mijn brief van 21 januari 2025, hangt de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op vermeende daders onder meer af van de geografische afstand en van de sterkte van de politieke, militaire en financiële banden tussen de autoriteiten van de staat en de belangrijkste bij de gebeurtenissen betrokken personen. Zie verder het antwoord op vraag 12.
Bent u van mening dat aansluiten bij de genocidezaak die Zuid-Afrika heeft aangespannen tegen Israël bij het IGH zou bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De genoemde verplichting omvat niet het initiëren van juridische procedures of het interveniëren in bestaande procedures bij het Internationaal Gerechtshof. Daarnaast kan een interventie van Nederland in de zaak die Zuid-Afrika aangespannen heeft tegen Israël niet bijdragen aan het voorkomen of beëindigen van de vermeende genocide in de Gazastrook. Nederland kan zich niet «aansluiten» bij deze zaak. Het Statuut van het Internationaal Gerechtshof biedt Nederland alleen de mogelijkheid in deze procedure een interventie in te dienen die zich richt op de constructie (interpretatie) van het verdrag. Een dergelijke interventie kan niet ingaan op de feiten van de zaak, of op de vraag of Israël zijn verplichtingen onder het Genocideverdrag geschonden heeft.
Bent u van mening dat het stoppen van Nederlandse wapenexport en wapenimport naar en van Israël zou bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat het huidige toetsingsbeleid volstaat om ongewenste transacties te voorkomen. Het kabinet toetst vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen zorgvuldig per geval. Daarbij gaat het kabinet zeer gedegen te werk. Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd dat militaire goederen kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt een vergunningaanvraag afgewezen. Zo wordt geen vergunning verleend voor de uitvoer van militaire goederen als een duidelijk risico bestaat dat die zullen bijdragen aan activiteiten van de Israëlische krijgsmacht in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever. Dat het kabinet hiermee voldoet aan zijn (internationaalrechtelijke) verplichtingen is door de voorzieningenrechter van het gerechtshof in Den Haag bevestigd in het vonnis van 13 december 2024.
Het kabinet hecht er tot slot aan te benadrukken dat er binnen de Europese kaders voor wapenexportcontrole geen onderscheid wordt gemaakt tussen offensieve en defensieve wapens. Bij elke vergunningaanvraag wordt per geval beoordeeld of de betreffende export duidelijke risico’s op ongewenst eindgebruik met zich meebrengt. In dat licht kan kortom gesteld worden dat, gegeven de huidige situatie in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, de uitvoer naar Israël van goederen die gebruikt kunnen worden bij ernstige schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht niet wordt toegestaan. Tegelijkertijd laat dit beleid wel ruimte voor de uitvoer van militaire goederen die enkel voor zelfverdedigingsdoeleinden kunnen worden gebruikt, zoals onderdelen voor het Iron Dome systeem. Het kabinet blijft deze uitvoer – gezien het belang van de veiligheidswaarborging voor burgers in Israël – toestaan zo lang deze de toets aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole doorstaat.
Bent u van mening dat economische sancties tegen Israël zouden bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om Genocide te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden. Hierbij worden op voorhand geen opties uitgesloten. In algemene zin wordt bij sancties gestreefd naar een zo groot mogelijke effectiviteit, waarbij een weging moet worden gemaakt van het politieke doel, de haalbaarheid (o.a. het Europese krachtenveld) en de juridische vereisten. Zie verder het antwoord op vraag 11.
Bent u van mening dat sancties tegen regeringsleiders die oproepen tot etnische zuivering, honger als wapen en de vernietiging van Gaza, zoals Netanyahu, Smotrich, Ben-Gvir en Katz zouden bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden. Hierbij worden op voorhand geen opties uitgesloten. In algemene zin wordt bij sancties gestreefd naar een zo groot mogelijke effectiviteit, waarbij een weging moet worden gemaakt van het politieke doel, de haalbaarheid (o.a. het Europese krachtenveld) en de juridische vereisten. Op basis van deze weging heeft Nederland op 18 juni jl. zich aangesloten bij het Zweedse initiatief richting de Hoge Vertegenwoordiger van de EU om sancties tegen de extremistische Ministers Ben-Gvir en Smotrich in te stellen.
Hoe beoordeelt u het feit dat auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter stellen dat het «een misverstand is dat er op een rechterlijk oordeel moet worden gewacht» om het risico op genocide te erkennen?
Dit is conform het standpunt van het kabinet. Zoals in Annex 1 van mijn brief aan uw Kamer van 21 januari 2025 is toegelicht, ontstaat de verplichting om genocide te voorkomen en de bijbehorende plicht om te handelen op het moment dat de (derde) staat verneemt, of normaal gesproken had moeten weten, van het bestaan van een ernstig risico dat genocide zal worden gepleegd. Derhalve hoeft hiervoor niet op een rechterlijk oordeel te worden gewacht. Wel kan een staat alleen aansprakelijk worden gehouden voor het schenden van de verplichting tot voorkomen van genocide wanneer daadwerkelijk vast staat dat genocide heeft plaatsgevonden. Nederland heeft hierop volgend de afgelopen maanden diverse maatregelen genomen, zie het antwoord bij vraag 7.
Bent u het eens met de stelling van auteurs dr.mr. Marieke de Hoon, prof.dr.mr. Göran Sluiter en de uitspraak in het rondetafelgesprek d.d. 28 mei jl. van prof. mr. dr. G.G.J.A. Knoops dat het rechtelijke oordeel of genocide is gepleegd vaak pas ruimschoots komt nadat die genocide heeft plaatsgevonden en dat hierop wachten in strijd is met de verplichting om genocide te voorkomen en/of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 18.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV), uit het advies Het gebruik door politici van de term genocide, dat «[h]et oordelen van staten over internationaalrechtelijke kwesties inherent is aan het systeem van het volkenrecht» en dat het in beginsel aan staten is «om een oordeel te vellen over volkenrechtelijk relevante handelingen van andere staten of andere personen»?
Het kabinet erkent dat uitingen van staten van belang zijn bij de vorming en ontwikkeling van het internationaal recht. Een belangrijke nuance, die ook de CAVV daarbij maakt, is dat dergelijke uitingen van staten van belang zijn om de effectiviteit van het volkenrecht te waarborgen, wanneer bijvoorbeeld geen rechterlijk orgaan met verplichte rechtsmacht beschikbaar is. Ook betekent het feit dat staten zich kunnen uitlaten over kwesties van volkenrecht niet dat een staat verplicht zou zijn een bepaalde situatie te voorzien van een internationaalrechtelijke kwalificatie.
Bent u het met de CAVV en auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter eens dat bovenstaande impliceert dat ook parlementen niet belemmerd worden door een regel dat alleen de rechter zich zou kunnen uitspreken over genocide of misdrijven tegen de menselijkheid?
Dit is aan het parlement zelf.
Hoe beoordeelt u de constatering van auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter dat bij de erkenning van genocide door een staat het gaat om het geheel van bekende feiten en omstandigheden en de beoordeling daarvan door gezaghebbende instanties en wetenschappers?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 17 juni en de Kamerbrief van 21 januari 2025 is Nederland in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide.
Bent u zich bewust van het feit dat talloze gezaghebbende internationale humanitaire organisaties – waaronder Amnesty International en Human Rights Watch en wetenschappers – waarschuwen voor een genocide in Gaza?
Ja.
Heeft het kabinet een ander standpunt ingenomen ten opzichte van het vorige kabinet over het erkennen van genocides?
Nee.
Bent u bekend met de uitspraak van voormalig Minister van Justitie Dilan Yesilgöz die aan de Kamer schreef «Voor de Nederlandse regering zijn bij de erkenning van genocides uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek en vaststellingen door de VN leidend»? Onderschrijft u deze uitspraak?
Ja, ik ben hiermee bekend. Voor de meest recente toelichting op het kabinetstandpunt verwijs ik u naar het antwoord op vraag 22.
Welke andere afweging maakt u ten opzichte van Dilan Yesilgöz, toenmalig Minister van Justitie, die beoordeelde dat Islamitische Staat (IS) zich hoogstwaarschijnlijk schuldig heeft gemaakt aan genocide tegen Yezidis, nog voordat er uitspraken van internationale rechtbanken waaruit – het risico op – genocide kon worden afgeleid, beschikbaar waren?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 17 juni jl. en de Kamerbrief van 21 januari jl. is Nederland in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide.
Bent u het ermee eens dat – indachtig alle rapporten (van Amnesty International, Human Rights Watch, Artsen zonder Grenzen, verschillende wetenschappers en verschillende internationale organisaties) waarin vanuit de beschikbare feiten wordt geconcludeerd dat de behandeling van de Palestijnse bevolking door Israël wordt gekwalificeerd als genocide en indachtig het regeringsstandpunt met betrekking tot de vaststelling van genocides zoals dat enige jaren geleden bij de genocide op Yezidis werd toegepast – er voldoende feiten zijn vastgesteld om te kunnen stellen dat Israël zich hoogstwaarschijnlijk schuldig heeft gemaakt en maakt aan genocide in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Over het kwalificeren van genocide, zie het antwoord bij vraag 2.
Vereist het doel en de strekking van het genocideverdrag niet dat er betekenisvolle en maximale invulling wordt gegeven aan de preventieplicht?
Ja. Zie het antwoord op vraag 7 voor de Nederlandse invulling hieraan.
Bent u bereid deze vragen los van elkaar en binnen een week te beantwoorden?
Er is getracht om de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De Freedom Flotilla |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de zeiltocht van de Freedom Flotilla naar Gaza, die tot doel heeft humanitaire hulp te leveren en aandacht te vragen voor de blokkade van Gaza?
Ja.
Bent u bekend met de dreigementen van de Israëlische regering richting de Freedom Flotilla waarin zelfs militaire actie wordt genoemd? Bent u bereid om deze dreigementen stellig te veroordelen en dit aan de Israëlische regering over te brengen?
Het kabinet is bekend met de verschillende uitlatingen van leden van de Israëlische regering over de Madleen. Naar aanleiding hiervan heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Israëlische autoriteiten geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden.
Bent u bereid om samen met Europese collega’s maximale druk uit te oefenen op Israël om geweld tegen de Freedom Flotilla te voorkomen? Bent u tevens bereid om direct sancties te treffen indien Israël geweld zou plegen tegen de Freedom Flotilla? Zo nee, waarom niet?
De Madleen is reeds op maandag 9 juni door Israël onderschept en naar de Israëlische haven van Ashdod gebracht. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen voor geweldgebruik van Israël tegen het schip en zijn bemanning.
Op welke wijze monitort u de situatie rond de Freedom Flotilla, en bent u bereid zich proactief in te zetten voor de bescherming van de opvarenden?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie rondom de Madleennauwgezet en onderhoudt hierover contact met de betrokken autoriteiten. De Nederlandse burger aan boord van de Madleenheeft prompt consulaire bijstand van het ministerie ontvangen zodra deze daarom heeft verzocht.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Troops fire warning shots in air as foreign diplomats tour West Bank’s Jenin, footage shows; no comment from IDF’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht‘Troops fire warning shots in air as foreign diplomats tour West Bank’s Jenin, footage shows; no comment from IDF»?1
Ja.
Klopt het dat er minimaal vijf geweerschoten zijn geweest in de richting van een internationale delegatie van diplomaten die een rondleiding kregen in Jenin? Zo ja, bent u het eens dat dit roekeloos, ondiplomatiek en, bovenal, levensgevaarlijk was?
Ja, het klopt dat er meerdere schoten zijn gelost vlakbij een diplomatieke delegatie. Het kabinet veroordeelt het schietincident. Diplomaten moeten hun werk veilig en ongehinderd kunnen uitvoeren. Een gevaarlijke situatie voor hen creëren is onaanvaardbaar.
Waren er ook Nederlanders aanwezig bij de internationale delegatie? Heeft u contact met hen? Hebben zij de locatie in veiligheid kunnen verlaten?
Ja, er was één Nederlandse diplomate en een lokaal geworven Palestijnse medewerker van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah aanwezig. Direct na het schietincident heb ik contact opgenomen met de Nederlandse Vertegenwoordiging om te vernemen of zij veilig waren. Zij hadden de locatie veilig kunnen verlaten.
Klopt het dat de delegatie van tevoren had aangegeven dat ze Jenin zou bezoeken en dat de Israëlische soldaten hiervan op de hoogte waren en dit hadden geaccordeerd?
Het betrof een officieel bezoek aan Jenin dat was georganiseerd door de Palestijnse Autoriteit en dat bekend was bij het Israëlische leger.
Veroordeelt u dat, zoals op videobeelden is te zien, de Israëlische soldaten hun geweren op de delegatie van diplomaten richten die op grote afstand staan en geen enkele bedreiging vormen?
Het kabinet veroordeelt het schietincident.
Hoe beoordeelt u dit in het bijzonder in het kader van de beschermde status van diplomaten in het internationaal recht? Hoe zwaar weegt u dit in relatie tot de gebeurtenissen in Jenin?
Op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer dient Israël de onschendbaarheid van bij de Israëlische autoriteiten aangemelde diplomaten te respecteren en maatregelen te nemen om te verhinderen dat zij in gevaar worden gebracht. Israël heeft dat in dit geval nagelaten door een gevaarlijke situatie te creëren voor deze diplomaten.
Veroordeelt u bovendien dat er niet eerst op een andere manier is gewaarschuwd (zoals door middel van een oproep in een megafoon)?
Zie vraag 1 en 5. Nederland veroordeelt het schietincident.
Heeft u al geëist dat er onafhankelijk internationaal onderzoek komt of neemt u er genoegen mee dat het Israëlische leger zelf onderzoek doet?
Het is allereerst aan Israël om onderzoek te doen naar het incident en de uitkomsten te delen van de internationale gemeenschap.
Bent u direct na dit bericht verhaal gaan halen bij de regering in Israël?
Ik heb het incident direct publiekelijk veroordeeld en Israël om opheldering gevraagd. De Nederlandse ambassadeur in Israël heeft mondeling en schriftelijk middels Note Verbale om opheldering gevraagd bij het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken en verzocht om schriftelijke informatie over de uitkomsten van het Israëlische onderzoek, hetgeen door Israël is toegezegd.
Heeft u de Israëlische ambassadeur ontboden?
Nee, de Israëlische ambassadeur is niet ontboden.
Gaat u sanctioneren of blijft het weer bij het uitspreken van uw afkeur en zorgen?
Zie het antwoord op vraag 2. Het kabinet heeft het incident veroordeeld, wacht het onderzoek af en overweegt verdere stappen.
Het bericht ‘Israëlische minister Katz wil van Gazaanse stad Rafah een gesloten kamp maken’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Israëlische Minister Katz wil van Gazaanse stad Rafah een gesloten kamp maken»?1
Klopt het dat de Israëlische Minister Katz een plan heeft gepresenteerd waarin staat dat Palestijnen naar een plek in Gaza moeten worden verplaatst, en dat zij verplicht een «veiligheidscheck» moeten ondergaan voordat zij het kamp mogen betreden? Klopt het ook dat in het plan staat dat wie dit kamp betreedt, het niet meer mag verlaten, en dat Israëlische militairen het gehele terrein zullen bewaken?
Klopt het dat volgens het plan uiteindelijk de volledige Palestijnse bevolking van Gaza naar dit kamp moet worden overgebracht?
Deelt u de mening dat het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht op een grove wijze wordt geschonden met dit plan en dat de inhoud van dit plan een oorlogsmisdaad is? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting van mensenrechtenadvocaat Michael Sfard dat dit plan neerkomt op een operationele blauwdruk voor misdaden tegen de menselijkheid, aangezien het gaat om grootschalige gedwongen verplaatsing en internering van een bevolkingsgroep met het oog op deportatie? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de analyse van historicus Amos Goldberg dat het geplande «kamp» in werkelijkheid gezien kan worden als een moderne variant op een concentratiekamp, gelet op het ontbreken van bewegingsvrijheid, levensvoorwaarden, infrastructuur en zelfbeschikking? Zo nee, waarom niet?
Heeft u reeds actie ondernomen richting de regering van Israël dan wel in Europees verband om duidelijk te maken dat dit plan volstrekt ontoelaatbaar is onder het internationaal recht? Zo nee, bent u bereid dat met spoed alsnog te doen?
Bent u bereid om naar aanleiding van dit plan nationale sanctiemaatregelen in te voeren tegen de regering van Israël en in Europees verband voor de meest strenge sancties te pleiten? Zo nee, waarom niet?
Het rapport ‘Tussen Minaret en Ministerie |
|
Stephan van Baarle (DENK), Doğukan Ergin (DENK) |
|
Nobel , Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport »Tussen Minaret & Ministerie» van onderzoeksbureaus Movisie en MoslimPeil?1 2
In hoeverre deelt u de zorgen dat maar liefst 72 procent van de moskeebesturen weinig tot geen vertrouwen heeft in de overheid?
Ziet u in dat onder meer het heimelijk onderzoek doen in moskeeën, het schandaal van de Fraude Signalering Voorziening (zoals het doneren aan een moskee werd gezien als een indicator voor fraude) en het Toeslagenschandaal, het vertrouwen in de overheid ernstig heeft geschaad en dat de rijksoverheid er alles aan moet doen om dit vertrouwen te herstellen?
Welke nieuwe maatregelen is het kabinet van plan om te nemen naar aanleiding van het bovengenoemde rapport?
Erkent u uw eigen rol in de verdere polarisatie en ondermijning van het vertrouwen van moskeebestuurders en de islamitische gemeenschappen in de overheid, door uw uitspraak dat «islamitische jongeren voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven»? En bent u inmiddels bereid uw welgemeende excuses hiervoor aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid onomwonden uit te spreken dat moskeeën een positieve bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving en in dat licht ook te stoppen met al het stigmatiserende en discriminerende beleid dat moslims primair beschouwt als veiligheidsrisico?
In hoeverre wilt u zich inspannen om, zoals terecht gebeurt bij de bestrijding van antisemitisme, ook een aparte Nationaal Coördinator Bestrijding Moslimhaat in het leven te roepen? Zo nee, waarom niet?
Welke concrete stappen gaat u zetten om nog vóór de aankomende verkiezingen te komen tot een jaarlijks en structureel overlegmoment tussen de politieke top van uw ministerie (waaronder uzelf) en vertegenwoordigers van de Nederlandse moslimgemeenschap en dit te implementeren in beleid?
Het oppakken en uitzetten van de deelnemers van de March to Gaza |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de deelnemers van de «March to Gaza», een actie van mensen om zich uit te spreken tegen de genocide in Gaza en de illegale blokkade door Israël, door de Egyptische autoriteiten worden opgepakt en uitgezet?
Ja.
Bent u bereid om krachtig te veroordelen dat mensen die gebruik maken van hun recht om zich uit te spreken tegen genocide en tegen de illegale blokkade op deze wijze hun mogelijkheid om zich uit te spreken wordt ontnomen en zonder reden worden vastgezet en uitgezet? Zo nee, waarom niet?
De uitzetting van buitenlandse staatsburgers is in beginsel een soeverein recht van elke staat. Nederland kan zich niet mengen in de rechtsgang van een ander land. De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde.
Nederland vindt dat vreedzame demonstraties als belangrijk onderdeel van de vrijheid van meningsuiting waar ook ter wereld beschermd moeten zijn. Helaas worden vreedzame demonstraties niet overal toegestaan. In het reisadvies voor Egypte wordt expliciet gewaarschuwd voor het risico op arrestatie bij deelname aan demonstraties, ook als deze vreedzaam zijn. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wijst Nederlandse reizigers erop dat zij zich dienen te houden aan de lokale wet- en regelgeving en heeft vorige week het reisadvies opnieuw onder de aandacht gebracht bij de Nederlanders die zich in Egypte bevinden. Deelname aan demonstraties wordt dan ook sterk afgeraden. Er is contact gezocht met de Egyptische autoriteiten en hen is verzocht om proportioneel te handelen. Daarnaast stond de Nederlandse ambassade in Cairo paraat om consulaire bijstand te verlenen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Op welke wijze zet u zich in voor de vrijheid en de veiligheid van de deelnemers van de March to Gaza en hoe zet u hiervoor druk op de Egyptische autoriteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het ten zeerste afgekeurd dient te worden en dat het de wereld op zijn kop is dat na druk van de Israëlische autoriteiten de mensen die zich uitspreken tegen genocide worden bestraft, in plaats van dat de Israëlische daders van de genocide bestraft worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat vreedzame demonstraties waar ook ter wereld beschermd moeten zijn, als belangrijk onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. Echter was de March to Gaza gepland in een gebied waar toegang tot dit gebied alleen mogelijk is wanneer deze volgens een formele aanvraagprocedure bij de Egyptische autoriteiten is aangevraagd en goedgekeurd. De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde. Overigens was en is het gebied waar de mars was gepland rood in het Nederlandse reisadvies, gezien de problematische veiligheidssituatie aldaar, inclusief ontvoeringen en verkrachtingen. Reeds jaren hebben zich er jihadisten en criminele groepen gemend onder lokale volksstammen en is het ronduit gevaarlijk om erheen te gaan. Zie ook het antwoord op de vragen 2 en 3.
Bent u bereid om zich internationaal uit te spreken voor ieders recht om overal en op elk moment te kunnen protesteren tegen de genocide in Gaza?
Het recht om vreedzaam te demonstreren is onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van meningsuiting is een mensenrechtenprioriteit binnen het Nederlandse buitenlandbeleid en Nederland maakt zich, zowel bilateraal als multilateraal, hard voor de naleving van dit recht, wereldwijd.
Bent u bereid om deze vragen met grote spoed te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en met de grootst mogelijke zorg beantwoord, binnen de gestelde termijn.
De Freedom Flotilla |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de zeiltocht van de Freedom Flotilla naar Gaza, die tot doel heeft humanitaire hulp te leveren en aandacht te vragen voor de blokkade van Gaza?
Ja.
Bent u bekend met de dreigementen van de Israëlische regering richting de Freedom Flotilla waarin zelfs militaire actie wordt genoemd? Bent u bereid om deze dreigementen stellig te veroordelen en dit aan de Israëlische regering over te brengen?
Het kabinet is bekend met de verschillende uitlatingen van leden van de Israëlische regering over de Madleen. Naar aanleiding hiervan heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Israëlische autoriteiten geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden.
Bent u bereid om samen met Europese collega’s maximale druk uit te oefenen op Israël om geweld tegen de Freedom Flotilla te voorkomen? Bent u tevens bereid om direct sancties te treffen indien Israël geweld zou plegen tegen de Freedom Flotilla? Zo nee, waarom niet?
De Madleen is reeds op maandag 9 juni door Israël onderschept en naar de Israëlische haven van Ashdod gebracht. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen voor geweldgebruik van Israël tegen het schip en zijn bemanning.
Op welke wijze monitort u de situatie rond de Freedom Flotilla, en bent u bereid zich proactief in te zetten voor de bescherming van de opvarenden?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie rondom de Madleennauwgezet en onderhoudt hierover contact met de betrokken autoriteiten. De Nederlandse burger aan boord van de Madleenheeft prompt consulaire bijstand van het ministerie ontvangen zodra deze daarom heeft verzocht.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Europese Unie stelt in gelekt rapport zélf oorlogsmisdaden in Gaza vast, toch blijft het stil over sancties tegen Israël’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Europese Unie stelt in gelekt rapport zélf oorlogsmisdaden in Gaza vast, toch blijft het stil over sancties tegen Israël»?1
Kunt u reconstrueren wanneer het eerste moment was dat u op de hoogte werd gebracht van het bestaan van een Europees rapport over grove Israëlische schendingen van het internationaal humanitair recht in Gaza?
Kunt u in het bijzonder reflecteren op de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli 2024 die u voor het eerst bijwoonde als Minister van Buitenlandse Zaken? Was u toen al bekend met het bestaan van het rapport?
Kunt u met name ingaan op het feit dat er in het gelekte rapport staat dat het rapport geschreven is in november 2024, maar dat het een «update» is van het paper dat reeds op 22 juli 2024 voor de Raad Buitenlandse Zaken was gedeeld?
Klopt het dus dat u vanaf het prille begin van uw ambtstermijn op de hoogte was van het rapport en de inhoud ervan?
Is dit rapport daarnaast opgesteld in aanloop naar de voorbereiding van de EU-Israël-Associatieraad, zoals in het Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli 2024 te lezen valt? Zo ja, klopt het dan dat dit rapport nota bene is opgesteld als gevolg van het bijeenroepen van de EU-Israël Associatieraad door Nederland op 27 mei 2024? Zo ja, waarom heeft u er al die tijd niets mee gedaan?
Wat vindt u ervan dat het rapport spreekt van «zeer serieuze aantijgingen» door «legitieme, onafhankelijke en onpartijdige organisaties» dat Israël internationale misdrijven begaat? Wat vindt u, als gastland van het Internationaal Strafhof en het Internationaal Gerechtshof, van de constatering op dezelfde pagina dat er een «overheersend klimaat van straffeloosheid» is? Is een dergelijke constatering voldoende voor u om te zeggen dat de EU een onderzoek naar naleving van het Associatieakkoord met Israël moet starten?
Wat vindt u ervan dat het rapport constateert dat de oproepen van de EU om het internationaal humanitair recht te respecteren, niet in acht zijn genomen door Israël? Denkt u dat daar wellicht mee gesuggereerd wordt dat er acties in plaats van oproepjes nodig zijn? Vreest u anders ook, in lijn met het rapport, dat «zonder onmiddellijke actie, Gaza dreigt uit te groeien tot de grootste door mensen veroorzaakte catastrofe van deze eeuw»?
Wat vindt u ervan dat het rapport spreekt van schendingen van het internationaal humanitair recht die oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid kunnen constitueren?
Wat vindt u ervan dat er wordt verwezen naar de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (IGH) uit 2004 en de conclusie dat Israël zich niet op «het recht op zelfverdediging» kan beroepen als het te maken krijgt met een gewapende aanval vanuit de gebieden die het zelf illegaal bezet?
Wat vindt u er bovendien van dat er staat dat zelfs als er een beroep op zelfverdediging gedaan wordt, dit proportioneel en noodzakelijk moet zijn omdat het anders verboden represailles betreft? Kunt u daarop reflecteren in het licht van de uitspraken die de Nederlandse Commandant der Strijdkrachten al in juni 2024 deed over «disproportioneel» gebruik van geweld door Israël?
Kunt u reageren op het feit dat het rapport uitgebreid reflecteert op Israëls collectieve bestraffing van Palestijnen; het inzetten van uithongering als oorlogswapen; marteling en inhumane behandeling van Palestijnse gevangenen; ernstige misdrijven tegen Palestijnse kinderen; het blokkeren van internationale humanitaire hulp; aanvallen op Palestijnse ziekenhuizen; grootschalige en systematische aanvallen op de Palestijnse burgerbevolking met een disproportioneel aantal dode vrouwen en kinderen; gedwongen verplaatsing van Palestijnen; gedwongen verdwijning van Palestijnen; aanvallen op internationale en Palestijnse humanitaire hulpverleners; dehumaniseren van Palestijnen door uitspraken van politieke en militaire leiders in Israël; etc.?
Wat vindt u ervan dat het rapport reflecteert op de plicht van EU-lidstaten in het licht van de Advisory Opinion van het IGH en zegt dat ze zich dienen te onthouden van het aangaan van economische handelsbetrekkingen met Israël met betrekking tot de illegaal bezette Palestijnse gebieden of delen daarvan die de onwettige aanwezigheid van Israël in het gebied kunnen versterken; zich te onthouden van het vestigen en onderhouden van diplomatieke missies in Israël die bijdragen aan de erkenning van Israëls illegale aanwezigheid in de illegaal bezette Palestijnse gebieden; stappen te nemen om handels- of investeringsrelaties te voorkomen die bijdragen aan het in stand houden van de illegale situatie die door Israël in de illegaal bezette Palestijnse gebieden is gecreëerd; de verplichting om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de verkoop en levering van militair materieel aan Israël te voorkomen; en de verplichting om ervoor te zorgen dat Israël het internationaal humanitair recht naleeft?
Kunt u bevestigen dat er op 23 juni gestemd zal worden over opschorting van het akkoord met Israël?
Kunt u bevestigen dat Nederland voor een opschorting zal stemmen?
Kunt u bevestigen of het artikel 2-onderzoek al is afgerond en door Nederland is ingezien? Zo ja, wat is de samenvatting ervan?
Indien het onderzoek waar u om heeft gevraagd nog niet af is, denkt u dan dat het iets wezenlijk anders zal bevatten dan een review van alle bestaande documentatie van schendingen van het internationaal recht door Israël? Zo nee, waarom was dit rapport dan niet afdoende om de opschorting van het associatieakkoord te bepleiten? Wat wilde u nog exact onderzocht hebben terwijl de omvang van het leed van de mensen in Gaza met de dag kolossaler werd?
Gaat u maatregelen met gelijkgezinde EU-landen tegen Israël treffen indien landen zoals Duitsland of Hongarije tegen opschorting van het akkoord stemmen? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat achter de schermen gewerkt wordt aan een verzachtende tussenoplossing waarbij Israël extra humanitaire toegang verleent in aanloop naar 23 juni, waarna de EU kan zeggen dat er «vooruitgang» is en er tegen de opschorting wordt gestemd? Vindt u dit ook immorele en duivelse diplomatie?
Vreest u niet alleen voor de geloofwaardigheid van Europa op het gebied van mensenrechten, maar ook voor die van Nederland en die van uzelf indien u niet duidelijk stelt dat het associatieakkoord opgeschort moet worden?
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden, maar in ieder geval vóór het plenaire debat over de Staat van de Europese Unie?
Bent u bekend met het gehouden rondetafelgesprek over de situatie in Gaza d.d. 28 mei jl. en bijbehorende position papers?
Ja.
Bent u van mening dat er een ernstig risico bestaat dat er genocide wordt gepleegd in Gaza? Zo ja, vanaf wanneer ziet u dit risico?
Nederland is in de regel terughoudend met het kwalificeren van situaties als genocide. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide. Hoewel de aandacht in het maatschappelijk debat vooral uitgaat naar genocide, is het kabinet van mening dat binnen het internationaal recht geen hiërarchie bestaat tussen de verschillende internationale misdrijven. Tegelijkertijd moet de terughoudendheid om zaken te kwalificeren als genocide zeker niet worden gezien als ontkenning van de ernst van de catastrofale situatie in de Gazastrook.
Het kwalificeren van een situatie als genocide door Nederland of andere staten is geen vereiste voor de toepasselijkheid van verplichtingen voor derde landen onder het Genocideverdrag. Zoals ook gesteld in de Kamerbrief van 21 januari 2025 ontstaat de verplichting om genocide te voorkomen en de bijbehorende plicht om te handelen op het moment dat een (derde) staat verneemt, of normaal gesproken had moeten weten, van het bestaan van een ernstig risico op genocide. Derhalve hoeft hiervoor niet op een rechterlijk oordeel te worden gewacht. De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide. Over de exacte afbakening van dit begrip bestaan, ook onder juristen, verschillende inzichten. Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed kan worden uitgeoefend.
Sinds het eerste bindende tussenvonnis met voorlopige maatregelen van het Internationaal Gerechtshof in bovengenoemde zaak, heeft Nederland in Kamerbrief van 13 februari 2024 aangegeven deze uitspraak te respecteren en heeft de partijen, ook in de bilaterale contacten, opgeroepen de uitspraak na te leven.
Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus en heeft, mede in het licht van de genoemde verplichting, al langere tijd stappen ondernomen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrief van 21 januari 2025 is omschreven
Het kabinet zal naar aanleiding van de ontwikkelingen op de grond steeds de inzet blijven wegen en bezien welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van daadwerkelijke verbetering van de catastrofale situatie in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever.
Bent u het met de auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter eens dat de uiterlijke datum waarop de Nederlandse staat op de hoogte kwam van het serieuze risico dat genocide gepleegd wordt in Gaza op zijn laatst 26 januari 2024 was, toen het Internationaal Gerechtshof (IGH) oordeelde dat het aannemelijk was dat de rechten van de Palestijnen onder het genocideverdrag worden geschonden? Zo nee, waarom niet?
Zie de beantwoording van vraag 2.
Acht u de rechterlijke tussenuitspraken van het IGH op 26 januari 2024, 28 maart 2024 en 24 mei 2024 als zodanig bewijs van een ernstig risico op genocide in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u zich bewust van de uitspraak van het IGH in de zaak Bosnië tegen Servië (paragraaf 182) dat de verplichting van een staat om genocide te voorkomen, en de corresponderende verplichting om te handelen, ontstaat op het moment dat een staat op de hoogte komt van het bestaan van een serieus risico op genocide en dat een rechterlijke vaststelling daar niet voor nodig is?1
Ja. Zoals weergegeven in de Kamerbrieven van 21 januari en 18 juni 2025, is het kwalificeren van een situatie als genocide door Nederland of andere staten geen vereiste voor de toepasselijkheid van verplichtingen onder het Genocideverdrag, waaronder de verplichting om genocide te voorkomen. Deze verplichting treedt immers in werking bij een betrouwbare aanwijzing van een ernstig risico op genocide. Ook in situaties waarin niet vaststaat of daden van geweld zijn aan te merken als genocide dient reeds te worden overgegaan tot actie, binnen de mogelijkheden van de betreffende staat, ter preventie van verdere gruwelijkheden.
Bent u zich ervan bewust dat het IGH stelt dat de inspanningsverplichtingen om genocide in Gaza te voorkomen en te beëindigen een zelfstandige en individuele verantwoordelijkheid van verdragsstaten, en dus ook van Nederland, zelf is?
Ja. Zoals weergegeven in Annex 1 in de Kamerbrief van 21 januari 2025, is de verplichting om genocide te voorkomen primair gericht op de staat met controle over de handelingen of het grondgebied, maar niet territoriaal begrensd. De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Kunt u aangeven welke concrete stappen u namens Nederland heeft gezet sinds 26 januari 2024, om genocide in Gaza te voorkomen – en ondertussen te beëindigen – zoals verplicht wordt in artikel 1 van het Genocideverdrag?
Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus en heeft, mede in het licht van de genoemde verplichting, al langere tijd stappen ondernomen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrief van 21 januari 2025 is omschreven. Het kabinet blijft naar aanleiding van de ontwikkelingen ter plaatse steeds de inzet blijven en beziet welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair, veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van verbetering van de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden.
Recent heeft het kabinet daarom verdere stappen gezet, waarbij het belangrijkste doel steeds was om Israël te bewegen de humanitaire blokkade op te heffen en de partijen tot een staakt-het-vuren te laten komen en geen stappen te zetten die tweestatenoplossing verder uit zicht brengt. Zo is het kabinet op 7 april overgegaan tot intrekking van de algemene vergunning NL002 en aanpassing algemene vergunning NL007 NL010 door Israël uit te sluiten als land van eindbestemming. Op 9 april heeft Nederland – als eerste EU-lidstaat sinds het einde van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. – de Israëlische ambassadeur ontboden naar aanleiding van de aanval op een Palestijns hulpkonvooi met ambulancemedewerkers. Op 6 mei heeft Nederland tevens een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger verstuurd met het verzoek om de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren. Het is van belang dat deze stap in Europees verband is gezet, omdat gezamenlijk opvoeren van de druk meer gewicht in de schaal legt. Op 23 juni heeft de Raad Buitenlandse Zaken gesproken over de uitkomsten van het onderzoek aangaande mogelijke schending van artikel 2 van het Associatieakkoord EU-Israël. Voor verdere informatie verwijs ik uw Kamer naar het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken. Daarnaast blijft Nederland in Europees verband zich als initiatiefnemer inzetten om gewelddadige en kolonistenorganisaties te sanctioneren. Verder hebben verschillende demarches plaatsgevonden in Israël over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook, waaronder in EU-verband en met gelijkgezinde landen als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, en is met de betrokken partners steeds contact geweest over de onderhandelingen ten aanzien van een staakt-het-vuren. Ook heeft Nederland op 18 juni jl. zich aangesloten bij het Zweedse initiatief om EU-sancties tegen de extremistische Ministers Ben-Gvir en Smotrich in te stellen.
Bent u in het licht van bovenstaande van mening dat Nederland al het mogelijke in haar macht (all means reasonably available to them) doet om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo ja, kunt u dat uitleggen?
Ja. Daarbij weegt het kabinet de Nederlandse inzet voortdurend en bepaalt steeds naar aanleiding van de ontwikkelingen ter plaatse op welke wijze de druk op de meest effectieve wijze kan worden opgevoerd om een einde te maken aan de catastrofale situatie in de Gazastrook. Zie ook het antwoord bij vraag 2 en bij vraag 7.
Sinds de tussenuitspraak van het IGH op 26 januari 2024 is de situatie in Gaza verder verslechterd, bent u van mening dat de acties van Nederland Israël voldoende hebben bewogen om van koers te veranderen? Zo ja, kunt u dat uitleggen? Zo nee, kunt u dan uitleggen waarom u geen extra stappen hebt ondernomen zoals verplicht onder het Genocideverdrag?
Zie de beantwoording van vraag 7.
Bent u van mening dat de Nederlandse oproep voor een onderzoek naar de schending van Artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord door Israël in de buurt komt van de eis van het Genocideverdrag om al het mogelijke te doen om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen?
Dit is één element van de wijze waarop Nederland invulling hieraan geeft. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Bent u van mening dat Nederland, als bondgenoot en handelspartner van Israël meer invloed heeft dan veel andere landen om Israël onder druk te zetten de genocide en oorlogsmisdaden dat het land begaat in Gaza te beëindigen?
Het kabinet is van mening dat collectieve druk meer impact heeft dan individuele druk en zet zich daarom waar mogelijk in op initiatieven in EU-verband of ander breed verband (zoals bij de demarches). Desalniettemin heeft het kabinet de afgelopen maanden naast een gezamenlijke Europese koers ook meerdere nationale stappen gezet. Realiteitszin is geboden, ook gezien de beperkte invloed die Nederland kan uitoefenen in het Midden-Oosten. Op het gebied van handel is het daarnaast van belang dat rekening wordt gehouden met de EU-competenties.
Hoe vergelijkt u de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen en te beëindigen met die van Zuid-Afrika, dat bijvoorbeeld een zaak heeft aangespannen tegen Israël?
Iedere staat geeft zijn eigen invulling aan de inspanningsverplichting om genocide te voorkomen. Nederland zet zowel in bilateraal als multilateraal verband druk om de situatie op de grond te verbeteren. Zo zijn er diverse maatregelen genomen, zie het antwoord bij vraag 7.
Bent u van mening dat Nederland, als hechte bondgenoot en handelspartner van Israël, een nog grotere verplichting heeft om genocide in Gaza te voorkomen en te beëindigen dan een land als Zuid-Afrika dat minder politieke, economische en militaire relaties heeft met Israël? Zo nee, waarom niet?
Het is aan staten zelf om hun verplichtingen vorm te geven. Zoals toegelicht in mijn brief van 21 januari 2025, hangt de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op vermeende daders onder meer af van de geografische afstand en van de sterkte van de politieke, militaire en financiële banden tussen de autoriteiten van de staat en de belangrijkste bij de gebeurtenissen betrokken personen. Zie verder het antwoord op vraag 12.
Bent u van mening dat aansluiten bij de genocidezaak die Zuid-Afrika heeft aangespannen tegen Israël bij het IGH zou bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De genoemde verplichting omvat niet het initiëren van juridische procedures of het interveniëren in bestaande procedures bij het Internationaal Gerechtshof. Daarnaast kan een interventie van Nederland in de zaak die Zuid-Afrika aangespannen heeft tegen Israël niet bijdragen aan het voorkomen of beëindigen van de vermeende genocide in de Gazastrook. Nederland kan zich niet «aansluiten» bij deze zaak. Het Statuut van het Internationaal Gerechtshof biedt Nederland alleen de mogelijkheid in deze procedure een interventie in te dienen die zich richt op de constructie (interpretatie) van het verdrag. Een dergelijke interventie kan niet ingaan op de feiten van de zaak, of op de vraag of Israël zijn verplichtingen onder het Genocideverdrag geschonden heeft.
Bent u van mening dat het stoppen van Nederlandse wapenexport en wapenimport naar en van Israël zou bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat het huidige toetsingsbeleid volstaat om ongewenste transacties te voorkomen. Het kabinet toetst vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen zorgvuldig per geval. Daarbij gaat het kabinet zeer gedegen te werk. Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd dat militaire goederen kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt een vergunningaanvraag afgewezen. Zo wordt geen vergunning verleend voor de uitvoer van militaire goederen als een duidelijk risico bestaat dat die zullen bijdragen aan activiteiten van de Israëlische krijgsmacht in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever. Dat het kabinet hiermee voldoet aan zijn (internationaalrechtelijke) verplichtingen is door de voorzieningenrechter van het gerechtshof in Den Haag bevestigd in het vonnis van 13 december 2024.
Het kabinet hecht er tot slot aan te benadrukken dat er binnen de Europese kaders voor wapenexportcontrole geen onderscheid wordt gemaakt tussen offensieve en defensieve wapens. Bij elke vergunningaanvraag wordt per geval beoordeeld of de betreffende export duidelijke risico’s op ongewenst eindgebruik met zich meebrengt. In dat licht kan kortom gesteld worden dat, gegeven de huidige situatie in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, de uitvoer naar Israël van goederen die gebruikt kunnen worden bij ernstige schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht niet wordt toegestaan. Tegelijkertijd laat dit beleid wel ruimte voor de uitvoer van militaire goederen die enkel voor zelfverdedigingsdoeleinden kunnen worden gebruikt, zoals onderdelen voor het Iron Dome systeem. Het kabinet blijft deze uitvoer – gezien het belang van de veiligheidswaarborging voor burgers in Israël – toestaan zo lang deze de toets aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole doorstaat.
Bent u van mening dat economische sancties tegen Israël zouden bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om Genocide te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden. Hierbij worden op voorhand geen opties uitgesloten. In algemene zin wordt bij sancties gestreefd naar een zo groot mogelijke effectiviteit, waarbij een weging moet worden gemaakt van het politieke doel, de haalbaarheid (o.a. het Europese krachtenveld) en de juridische vereisten. Zie verder het antwoord op vraag 11.
Bent u van mening dat sancties tegen regeringsleiders die oproepen tot etnische zuivering, honger als wapen en de vernietiging van Gaza, zoals Netanyahu, Smotrich, Ben-Gvir en Katz zouden bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden. Hierbij worden op voorhand geen opties uitgesloten. In algemene zin wordt bij sancties gestreefd naar een zo groot mogelijke effectiviteit, waarbij een weging moet worden gemaakt van het politieke doel, de haalbaarheid (o.a. het Europese krachtenveld) en de juridische vereisten. Op basis van deze weging heeft Nederland op 18 juni jl. zich aangesloten bij het Zweedse initiatief richting de Hoge Vertegenwoordiger van de EU om sancties tegen de extremistische Ministers Ben-Gvir en Smotrich in te stellen.
Hoe beoordeelt u het feit dat auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter stellen dat het «een misverstand is dat er op een rechterlijk oordeel moet worden gewacht» om het risico op genocide te erkennen?
Dit is conform het standpunt van het kabinet. Zoals in Annex 1 van mijn brief aan uw Kamer van 21 januari 2025 is toegelicht, ontstaat de verplichting om genocide te voorkomen en de bijbehorende plicht om te handelen op het moment dat de (derde) staat verneemt, of normaal gesproken had moeten weten, van het bestaan van een ernstig risico dat genocide zal worden gepleegd. Derhalve hoeft hiervoor niet op een rechterlijk oordeel te worden gewacht. Wel kan een staat alleen aansprakelijk worden gehouden voor het schenden van de verplichting tot voorkomen van genocide wanneer daadwerkelijk vast staat dat genocide heeft plaatsgevonden. Nederland heeft hierop volgend de afgelopen maanden diverse maatregelen genomen, zie het antwoord bij vraag 7.
Bent u het eens met de stelling van auteurs dr.mr. Marieke de Hoon, prof.dr.mr. Göran Sluiter en de uitspraak in het rondetafelgesprek d.d. 28 mei jl. van prof. mr. dr. G.G.J.A. Knoops dat het rechtelijke oordeel of genocide is gepleegd vaak pas ruimschoots komt nadat die genocide heeft plaatsgevonden en dat hierop wachten in strijd is met de verplichting om genocide te voorkomen en/of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 18.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV), uit het advies Het gebruik door politici van de term genocide, dat «[h]et oordelen van staten over internationaalrechtelijke kwesties inherent is aan het systeem van het volkenrecht» en dat het in beginsel aan staten is «om een oordeel te vellen over volkenrechtelijk relevante handelingen van andere staten of andere personen»?
Het kabinet erkent dat uitingen van staten van belang zijn bij de vorming en ontwikkeling van het internationaal recht. Een belangrijke nuance, die ook de CAVV daarbij maakt, is dat dergelijke uitingen van staten van belang zijn om de effectiviteit van het volkenrecht te waarborgen, wanneer bijvoorbeeld geen rechterlijk orgaan met verplichte rechtsmacht beschikbaar is. Ook betekent het feit dat staten zich kunnen uitlaten over kwesties van volkenrecht niet dat een staat verplicht zou zijn een bepaalde situatie te voorzien van een internationaalrechtelijke kwalificatie.
Bent u het met de CAVV en auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter eens dat bovenstaande impliceert dat ook parlementen niet belemmerd worden door een regel dat alleen de rechter zich zou kunnen uitspreken over genocide of misdrijven tegen de menselijkheid?
Dit is aan het parlement zelf.
Hoe beoordeelt u de constatering van auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter dat bij de erkenning van genocide door een staat het gaat om het geheel van bekende feiten en omstandigheden en de beoordeling daarvan door gezaghebbende instanties en wetenschappers?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 17 juni en de Kamerbrief van 21 januari 2025 is Nederland in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide.
Bent u zich bewust van het feit dat talloze gezaghebbende internationale humanitaire organisaties – waaronder Amnesty International en Human Rights Watch en wetenschappers – waarschuwen voor een genocide in Gaza?
Ja.
Heeft het kabinet een ander standpunt ingenomen ten opzichte van het vorige kabinet over het erkennen van genocides?
Nee.
Bent u bekend met de uitspraak van voormalig Minister van Justitie Dilan Yesilgöz die aan de Kamer schreef «Voor de Nederlandse regering zijn bij de erkenning van genocides uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek en vaststellingen door de VN leidend»? Onderschrijft u deze uitspraak?
Ja, ik ben hiermee bekend. Voor de meest recente toelichting op het kabinetstandpunt verwijs ik u naar het antwoord op vraag 22.
Welke andere afweging maakt u ten opzichte van Dilan Yesilgöz, toenmalig Minister van Justitie, die beoordeelde dat Islamitische Staat (IS) zich hoogstwaarschijnlijk schuldig heeft gemaakt aan genocide tegen Yezidis, nog voordat er uitspraken van internationale rechtbanken waaruit – het risico op – genocide kon worden afgeleid, beschikbaar waren?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 17 juni jl. en de Kamerbrief van 21 januari jl. is Nederland in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide.
Bent u het ermee eens dat – indachtig alle rapporten (van Amnesty International, Human Rights Watch, Artsen zonder Grenzen, verschillende wetenschappers en verschillende internationale organisaties) waarin vanuit de beschikbare feiten wordt geconcludeerd dat de behandeling van de Palestijnse bevolking door Israël wordt gekwalificeerd als genocide en indachtig het regeringsstandpunt met betrekking tot de vaststelling van genocides zoals dat enige jaren geleden bij de genocide op Yezidis werd toegepast – er voldoende feiten zijn vastgesteld om te kunnen stellen dat Israël zich hoogstwaarschijnlijk schuldig heeft gemaakt en maakt aan genocide in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Over het kwalificeren van genocide, zie het antwoord bij vraag 2.
Vereist het doel en de strekking van het genocideverdrag niet dat er betekenisvolle en maximale invulling wordt gegeven aan de preventieplicht?
Ja. Zie het antwoord op vraag 7 voor de Nederlandse invulling hieraan.
Bent u bereid deze vragen los van elkaar en binnen een week te beantwoorden?
Er is getracht om de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Het bericht ‘SOMO: Nederlandse zakenmannen verkopen voor tientallen miljoenen aan Israëlische wapenindustrie’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
David van Weel (minister ) , Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eelco Heinen (minister ) (VVD), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «SOMO: Nederlandse zakenmannen verkopen voor tientallen miljoenen aan Israëlische wapenindustrie»1 en «Kortsluiting in het internationaal recht»2?
Vindt u het moreel verwerpelijk dat deze zakenmannen via hun in India gevestigde bedrijf «SASMOS» elektronische componenten aan onder andere de Israëlische wapenfabrikanten Elbit; Rafael; en Israel Aerospace Industries leveren?
Klopt het dat de strafrechtelijke vervolging van deze zakenmannen binnen de rechtsmacht van Nederland valt zoals is gebleken uit eerdere, vergelijkbare gevallen? Kunt u uiteenzetten op basis van wat voor jurisdictie, welke wetten en regels dat nu weer zou kunnen gebeuren?
Weet u of het Openbaar Ministerie al een onderzoek heeft lopen naar deze zakenmannen?
Wat is uw oordeel over de Israëlische wapenbedrijven waarmee deze mannen op grote schaal handel drijven? Wat vindt u ervan dat bedrijven zoals Elbit en Rafael beelden van aanvallen op illegaal bezette Palestijnse gebieden gebruiken in hun promotievideo’s? Wat vindt u ervan dat journalisten hebben aangetoond dat bij sommige van die aanvallen kinderen zijn omgekomen? Wat vindt u ervan dat deze bedrijven vervolgens met schaars geklede vrouwen proberen de moord op Palestijnse kinderen met hun wapensystemen «sexy» te maken? Wat is uw standpunt over het seksueel en commercieel uitbuiten van oorlogsmisdrijven door deze bedrijven?
Wat vindt u ervan dat bedrijven zoals Israel Aerospace Industries ook «battle tested» drones (getest op Palestijnen in de illegaal bezette gebieden) hebben verkocht aan Vladimir Poetin, zelfs na de illegale annexatie van de Krim en de MH17-ramp waarbij 196 Nederlanders werden vermoord? Hoe staat u tegenover het feit dat deze drones een sleutelrol speelden in Poetin’s operaties in Syrië, waarmee het brute regime van Assad overeind werd gehouden? Wat vindt u ervan dat Israël Russische piloten opleidde om deze drones in te zetten, wat tot onnoembaar veel oorlogsmisdrijven heeft geleid?
Vindt u ook dat handel met wapenbedrijven zoals Elbit, Rafael en Israel Aerospace Industries tegen alle ethische standaarden indruist? Zo ja, wat doet u ertegen dat Nederlanders niet meer voor honderden miljoenen handelen met deze bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat de wapens van deze fabrikanten sinds oktober 2023 op grote schaal worden ingezet door het Israëlische leger in Gaza, met name in het licht van de consensus onder genocideonderzoekers dat Israël genocide pleegt in Gaza?
Zouden de elektrische bedradingsoplossingen van SASMOS voor drones, straaljagers en tanks, die SASMOS zelf met de «bloedsomloop en het centrale zenuwstelsel van het menselijk lichaam» vergelijkt door de recent aangescherpte exportcontroles van Nederland voor export naar Israël komen? Zo ja, waarom? Zo nee, wat vindt u ervan dat deze elektrische onderdelen op grote schaal naar Israël worden uitgevoerd door SASMOS?
Wat vindt u ervan dat de export van SASMOS naar Israël flink is gestegen sinds oktober 2023? Vindt u het ook zorgelijk dat het er alles van weg heeft dat SASMOS enorm profiteert bij iedere oplaaiing van het geweld in Gaza? Wat vindt u er bijvoorbeeld van dat alleen al in maart 2025, de maand waarin Israël het staakt-het-vuren beëindigde, SASMOS op 20 verschillende dagen producten naar Israël heeft verscheept?
Bent u voorts bereid om de relaties van SASMOS met andere Nederlandse bedrijven onder de loep te nemen, zoals GKN Aerospace en de in Brabant gevestigde Lumipol Group? Bent u het namelijk eens dat het Nederlandse businessnetwerk met de Israëlische wapenindustrie doorgelicht moet worden om in kaart te brengen of er sprake is van medeplichtigheid aan Israëlische oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide? Kunnen de belastingdienst, douane en FIOD hier een rol bij spelen?
Heeft u überhaupt ooit een waarschuwing aan dit soort bedrijven gegeven dat er een groot risico is dat hun producten bijdragen aan grove schendingen van het internationaal recht vanwege gebruik door het Israëlische leger? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens dat het evident is dat de zakenmannen uit het artikel zich bewust waren van de mogelijkheid dat hun materiële hulp gebruikt zou worden voor het plegen van oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid of genocide en dat ze dat risico aanvaardden?
Bent u het ook eens dat uit jurisprudentie (denk aan de zaak Frans van Anraat in 2009, en Guus van Kouwenhoven in 2018) bleek dat het voldoende was dat de veroordeelde personen wisten wat de daders van plan waren en niet noodzakelijkerwijs hun intentie hoefden te delen om strafrechtelijk veroordeeld te worden? Bent u het met andere woorden eens dat de Nederlandse rechtbanken dedolus eventualis hebben gehanteerd omdat deze steunt op «de aanname van risico» in plaats van «kennis» van het feit dat wapens werkelijk worden ingezet voor het begaan van internationale misdrijven? Hoe beschouwt u dat in relatie tot de onderhavige casus?
Bent u het tot slot eens dat er een nationale aanpak moet komen tegen private handelingen die bijdragen aan schendingen van het internationaal recht door Israël in Gaza en de Westelijke Jordaanoever? Zo ja, welke instanties zouden hierbij betrokken moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse busbedrijf EBS en banden met de illegale bezetting van Palestijns gebied |
|
Sarah Dobbe , Stephan van Baarle (DENK), Jan Paternotte (D66), Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Radio Boos over het Nederlandse busbedrijf EBS?
Klopt het dat het Israëlische bedrijf Egged Transportation Ltd. het moederbedrijf is van het Nederlandse busbedrijf EBS?
Klopt het dat Egged Transportation Ltd. op een lijst van de Verenigde Naties staat als betrokken bij Israëlische kolonisatie van illegaal bezet Palestijns gebied?1
Hoe verhoudt dit feit zich tot het Nederlandse ontmoedigingsbeleid jegens zakelijke activiteiten op illegaal bezet Palestijns gebied? Zijn er contacten geweest met EBS en/of Egged Transportation Ltd.? Zo ja, wat was de inhoud van deze contacten? Zo nee, waarom niet?
Hoe verhoudt dit feit zich tot de adviserende opinie van het Internationaal Gerechtshof aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin volgens uw eigen lezing wordt gesteld dat «Andere staten (waaronder Nederland) onder internationaal recht de verplichting [hebben] om de situatie die is ontstaan door de onrechtmatige bezetting van Israël van de Palestijnse Gebieden niet te erkennen en om geen hulp of assistentie te bieden die bijdraagt aan het handhaven van de onrechtmatige situatie»?
Deelt u de opvatting dat de zakelijke verhouding tussen EBS en Egged Transportation Ltd. wel degelijk een vorm van hulp of assistentie aan de illegale bezetting is, namelijk in de vorm van dividenden? Zo nee, waarom niet?
In welke provincies rijden bussen van EBS? Klopt het dat deze in ieder geval in Zeeland rondrijden?
Klopt het dat studenten met een studentenreisproduct in bussen van EBS kunnen betalen? Klopt het dat daarmee geld van de Nederlandse overheid via EBS bij Egged Transportation Ltd. terecht komt? Hoe verhoudt dit zich tot het Nederlandse ontmoedigingsbeleid en de uitspraak van het gerechtshof?
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat Nederlandse provincies gebruik maken van de diensten van een bedrijf dat banden houdt met de illegale bezetting van Palestijns gebied? Zo ja, hoe gaat u dit stoppen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat Nederland iedere vorm van medewerking aan de illegale bezetting van Palestijns land door Israël moet stoppen en voorkomen? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat het Nederlands ontmoedigingsbeleid te vrijblijvend is om medewerking aan de illegale bezetting tegen te gaan? Zo ja, wanneer gaan wij over tot een boycot van illegale economische activiteiten op bezet gebied? Zo nee, waarom niet?
Wapenexportvergunningen voor het Israëlische Iron Dome-systeem |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw opmerking in een debat vorige week over ««twee exportvergunningen voor onderdelen van het zogeheten Iron Dome-systeem» van Israël?»1
Kunt u aangeven wat voor export dit precies betreft, over welke onderdelen dit gaat?
Produceren in Nederland gevestigde bedrijven onderdelen voor de Iron Dome? Zo ja, sinds wanneer exporteren deze bedrijven onderdelen hiervoor naar Israël?
Indien onderdelen voor de Iron Dome niet in Nederland worden geproduceerd, hebben deze vergunningen dan betrekking op doorvoer van onderdelen voor dit wapensysteem? Zo nee, wat bedoelt u dan met uw opmerking in het debat?
Het bericht ‘Troops fire warning shots in air as foreign diplomats tour West Bank’s Jenin, footage shows; no comment from IDF’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht‘Troops fire warning shots in air as foreign diplomats tour West Bank’s Jenin, footage shows; no comment from IDF»?1
Ja.
Klopt het dat er minimaal vijf geweerschoten zijn geweest in de richting van een internationale delegatie van diplomaten die een rondleiding kregen in Jenin? Zo ja, bent u het eens dat dit roekeloos, ondiplomatiek en, bovenal, levensgevaarlijk was?
Ja, het klopt dat er meerdere schoten zijn gelost vlakbij een diplomatieke delegatie. Het kabinet veroordeelt het schietincident. Diplomaten moeten hun werk veilig en ongehinderd kunnen uitvoeren. Een gevaarlijke situatie voor hen creëren is onaanvaardbaar.
Waren er ook Nederlanders aanwezig bij de internationale delegatie? Heeft u contact met hen? Hebben zij de locatie in veiligheid kunnen verlaten?
Ja, er was één Nederlandse diplomate en een lokaal geworven Palestijnse medewerker van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah aanwezig. Direct na het schietincident heb ik contact opgenomen met de Nederlandse Vertegenwoordiging om te vernemen of zij veilig waren. Zij hadden de locatie veilig kunnen verlaten.
Klopt het dat de delegatie van tevoren had aangegeven dat ze Jenin zou bezoeken en dat de Israëlische soldaten hiervan op de hoogte waren en dit hadden geaccordeerd?
Het betrof een officieel bezoek aan Jenin dat was georganiseerd door de Palestijnse Autoriteit en dat bekend was bij het Israëlische leger.
Veroordeelt u dat, zoals op videobeelden is te zien, de Israëlische soldaten hun geweren op de delegatie van diplomaten richten die op grote afstand staan en geen enkele bedreiging vormen?
Het kabinet veroordeelt het schietincident.
Hoe beoordeelt u dit in het bijzonder in het kader van de beschermde status van diplomaten in het internationaal recht? Hoe zwaar weegt u dit in relatie tot de gebeurtenissen in Jenin?
Op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer dient Israël de onschendbaarheid van bij de Israëlische autoriteiten aangemelde diplomaten te respecteren en maatregelen te nemen om te verhinderen dat zij in gevaar worden gebracht. Israël heeft dat in dit geval nagelaten door een gevaarlijke situatie te creëren voor deze diplomaten.
Veroordeelt u bovendien dat er niet eerst op een andere manier is gewaarschuwd (zoals door middel van een oproep in een megafoon)?
Zie vraag 1 en 5. Nederland veroordeelt het schietincident.
Heeft u al geëist dat er onafhankelijk internationaal onderzoek komt of neemt u er genoegen mee dat het Israëlische leger zelf onderzoek doet?
Het is allereerst aan Israël om onderzoek te doen naar het incident en de uitkomsten te delen van de internationale gemeenschap.
Bent u direct na dit bericht verhaal gaan halen bij de regering in Israël?
Ik heb het incident direct publiekelijk veroordeeld en Israël om opheldering gevraagd. De Nederlandse ambassadeur in Israël heeft mondeling en schriftelijk middels Note Verbale om opheldering gevraagd bij het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken en verzocht om schriftelijke informatie over de uitkomsten van het Israëlische onderzoek, hetgeen door Israël is toegezegd.
Heeft u de Israëlische ambassadeur ontboden?
Nee, de Israëlische ambassadeur is niet ontboden.
Gaat u sanctioneren of blijft het weer bij het uitspreken van uw afkeur en zorgen?
Zie het antwoord op vraag 2. Het kabinet heeft het incident veroordeeld, wacht het onderzoek af en overweegt verdere stappen.
De catastrofale humanitaire situatie in Gaza |
|
Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66), Sarah Dobbe , Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA), Christine Teunissen (PvdD), Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Israel’s total blockade of Gaza has created «catastrophic» conditions, doctors say» in de New York Times d.d. 4 mei 2025?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat Israël zich schuldig maakt aan het bewust uithongeren van de bevolking in Gaza door al twee maanden geen hulpgoederen toe te laten? Zo nee, waarom niet?
Het tegenhouden van humanitaire hulp door Israel druist in tegen het humanitair oorlogsrecht. Hier heeft Nederland Israël veelvuldig op aangesproken. De humanitaire blokkade staat ook op gespannen voet met de afspraken die hierover zijn gemaakt onder andere in de VN Veiligheidsraad-resolutie 2417 daterend uit 2018, waarvan Nederland penvoerder was. Deze resolutie veroordeelt het uithongeren van een burgerbevolking als methode van oorlogsvoering. In lijn met resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Deelt u de opvatting van Verenigde Naties (VN)-organisaties dat de bevolking van Gaza zich op de rand van een omvangrijke hongersnood bevindt?
Het kabinet deelt de zorgen van de Verenigde Naties over de impact van de humanitaire blokkade, zoals onder meer omschreven in het statement dat op 1 mei jl. werd gepubliceerd door Tom Fletcher, de ondersecretaris-generaal van de VN voor Humanitaire Zaken en Noodhulp. Het is evident dat er honger is in de Gazastrook, onder andere als gevolg van de blokkade, en dat hongersnood zich verder dreigt te ontvouwen indien humanitaire hulp niet wordt gefaciliteerd. Nederland roept Israël op om hulporganisaties waaronder de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de VN-organisaties, die klaar staan aan de grens om hulpgoederen te leveren, onmiddellijk toegang te verlenen.
Deelt het kabinet de mening van VN secretaris-generaal Guterres en een twintigtal internationale hulporganisaties dat het Israëlische voornemen om slechts zeer beperkt hulp toe te laten en te distribueren met hulp van private Amerikaanse beveiligingsbedrijven in strijd is met internationale wetgeving? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is kritisch over het voorstel, waarvan tot op heden weinig details bekend zijn gemaakt. Het voorgestelde mechanisme lijkt op gespannen voet te staan met het humanitair oorlogsrecht en de humanitaire principes van neutraliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, en lijkt geen realistische manier te bieden om hulp bij alle burgers in nood in de hele Gazastrook te krijgen. Deze Nederlandse zorgen hierover zijn onder meer aanleiding geweest voor de brief aan EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas van 6 mei jl.
Hoe zet het kabinet de «goede relaties» met Israël in om de regering Netanyahu ervan te overtuigen om onmiddellijk de blokkade van Gaza op te heffen en humanitaire/medische hulp aan de bevolking ongehinderd toe te laten?
Sinds het uitbreken van de oorlog heeft Nederland zich naar vermogen ingezet om die situatie te verbeteren en partijen opgeroepen zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden. Dit heeft het kabinet zowel voor als achter de schermen gedaan. Zoals genoemd in de beantwoording van vraag 1, heeft het kabinet meermaals en duidelijk aangegeven dat het door Israël tegenhouden van humanitaire hulp indruist tegen het humanitair oorlogsrecht. Het kabinet heeft Israël hier ook meermaals op aangesproken. Zoals reeds aan uw Kamer2 medegedeeld heeft Nederland middels een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas verzocht om de naleving door Israël van Artikel 2 van het Associatieakkoord te evalueren. In afwachting hiervan zal Nederland niet instemmen met verlenging van het EU-Israël Actieplan.
Op welke manier wordt er met bondgenoten gewerkt aan een plan om – desnoods zonder instemming van de Israëlische regering – humanitaire hulp te leveren aan de bevolking in Gaza?
Nederland onderhoudt nauw contact met gelijkgezinde landen en humanitaire partnerorganisaties over de toegangssituatie. Hulporganisaties, waaronder partners van Nederland, staan klaar om op grote schaal hulp te leveren zodra Israël de blokkade opheft en er werkbare condities worden gecreëerd voor humanitaire organisaties. Er kan geen humanitaire hulp geleverd worden zolang Israël de blokkade in stand houdt.
Overweegt het kabinet om desnoods via zee of via de lucht (zoals reeds bepleit in aangenomen moties) humanitaire hulp te leveren aan de bevolking in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Toegang tot de Gazastrook wordt militair gecontroleerd door Israël. Dat betreft ook de zee en het luchtruim. Initiatieven waarvoor geen toestemming is gegeven, zouden vrijwel zeker door het Israëlische leger worden tegengehouden, hetgeen uiterst gevaarlijk kan zijn voor hulpverleners, burgers en andere betrokkenen. Dat maakt dat humanitaire hulp simpelweg niet zonder instemming kan worden geleverd. Toegang over land wordt gezien als de enige manier om op effectieve wijze hulp te bieden, ook op de schaal die nodig is. Het is daarom essentieel dat Israël de blokkade van hulp direct opheft.
Deelt het kabinet de opvatting dat het toch niet zo kan zijn dat de internationale gemeenschap zwijgend en verlamd toekijkt terwijl honger als wapen wordt ingezet tegen 2,2 miljoen Palestijnen in Gaza?
Zie beantwoording vraag 5. Het enorme leed in de Gazastrook laat niemand onberoerd. Het is van groot belang dat de bevolking van Gaza de hulp krijgt die zo hard nodig is. Het kabinet blijft zich hier onverminderd voor inzetten.
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk binnen 24 uur beantwoorden?
De gevraagde termijn van 24 uur konden wij niet honoreren. Wel hebben wij beantwoording verzonden vóór het plenaire debat over het Midden-Oosten van 13 mei. Het streven is altijd om schriftelijke vragen van uw Kamer tijdig af te doen.
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja.
Veroordeelt u het ontzeggen van humanitaire hulp in Gaza door Israël?
Ja, het kabinet veroordeelt het blokkeren van humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals elektriciteit. Dit druist in tegen het internationaal recht. De blokkade moet direct worden opgeheven, en humanitaire toegang moet ongehinderd kunnen plaatsvinden. Deze positie is zowel publiek als bilateraal richting Israël uitgedragen, onder andere middels een ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 9 april 2025.
Bent u van mening dat het ontzeggen van humanitaire hulp in Gaza valt onder de collectieve bestraffing van het Palestijnse volk, en daarmee kwalificeert als oorlogsmisdaad?
Het opleggen van collectieve straffen is als zodanig niet apart strafbaar gesteld als oorlogsmisdrijf in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (ISH). Wel is collectieve bestraffing van beschermde personen verboden volgens artikel 33 van het Vierde Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd. In het Statuut van Rome is het in een internationaal gewapend conflict opzettelijk gebruikmaken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering als oorlogsmisdrijf strafbaar gesteld (artikel 8, tweede lid, onder b, sub xxv). In aanvulling daarop heeft de Vergadering van verdragspartijen (Assembly of States Parties) op 6 december 2019 een amendement op het Statuut van Rome aangenomen, waarin dit ook als oorlogsmisdrijf strafbaar wordt gesteld in gewapende conflicten die niet internationaal van aard zijn (artikel 8, tweede lid, onder e, sub xix). Een dergelijk amendement moet door de individuele verdragspartijen worden geaccepteerd. In het geval van de Palestijnse Gebieden is het amendement nog niet in werking getreden, hetgeen niet afdoet aan het eerder genoemde artikel 8, tweede lid, onder b, sub xxv.
Het kabinet heeft meermaals en duidelijk aangegeven dat het door Israël tegenhouden van humanitaire hulp indruist tegen het humanitair oorlogsrecht en heeft Israël hier ook op aangesproken.
Bent u bekend met de aangenomen Verenigde Naties (VN)-resolutie 2417 waarin unaniem de inzet van uithongering tegen burgers als oorlogsmethode wordt veroordeeld en elke weigering van humanitaire toegang als een schending van het internationaal recht wordt verklaard?
Ja, het kabinet is bekend met VN-Veiligheidsraadresolutie 2417. In 2018 werd deze resolutie in de VN-Veiligheidsraad op Nederlands initiatief unaniem aangenomen.
Bent u van mening dat VN-resolutie 2417 genegeerd wordt in dit geval? Zo ja, welke actie(s) verbindt u daaraan? Zo nee, waarom niet?
Resolutie 2417 van de VN-Veiligheidsraad veroordeelt uithongering van de burgerbevolking als methode van oorlogvoering en wijst op het belang van het naleven van het humanitair oorlogsrecht. Het verbinden van acties aan de mate van opvolging van deze resolutie ligt primair bij de VN-Veiligheidsraad. Vanwege de huidige dynamiek binnen de VN-Veiligheidsraad, waarvan Nederland momenteel geen lid is, levert opvolging van deze en andere resoluties grote uitdagingen op. Het blijft daarom van belang om de implementatie van Resolutie 2417, en het humanitair oorlogsrecht in den brede, te blijven agenderen, zoals Nederland ook doet, zowel in multilaterale fora als bilateraal met Israël. In lijn met Resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Schendt Israël met het ontzeggen van humanitaire hulp aan Gaza volgens u de voorlopige uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) (in de genocidezaak van Zuid-Afrika) dat Israël alles in het werk moet stellen om een genocide te voorkomen? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
In de op 28 maart 2024 door het Internationaal Gerechtshof (IGH) vastgestelde voorlopige maatregel is onder meer gesteld dat Israël onmiddellijk alle noodzakelijke en effectieve maatregelen moet nemen om te verzekeren, in samenwerking met de Verenigde Naties, dat de ongehinderde levering, door alle relevante actoren, van urgent benodigde basisvoorzieningen en humanitaire hulp wordt toegelaten. Dit is bevestigd in de voorlopige maatregel van het IGH van 24 mei 2024. De toegang voor humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals elektriciteit is echter door Israël sinds 2 maart 2025 geblokkeerd. Het kabinet veroordeelt het blokkeren van humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals elektriciteit. Dit druist in tegen het internationaal recht. De blokkade moet direct worden opgeheven, en humanitaire toegang moet ongehinderd kunnen plaatsvinden. Het kabinet respecteert de voorlopige maatregel van het Hof en roept, ook in bilaterale contacten met Israël, op de bindende voorlopige maatregel na te leven. Op dit moment loopt deze procedure tussen Zuid-Afrika en Israël onder het Genocideverdrag nog bij het Internationaal Gerechtshof waarin het IGH desgevraagd zal oordelen over de naleving van de voorlopige maatregelen.
Bent u bereid in Europees verband op te roepen tot sancties tegen de Israëlische regering?
Nederland blijft via diplomatieke weg benadrukken dat alle partijen zo snel mogelijk moeten terugkeren naar de afspraken van het staakt-het-vuren. Nederland weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden om de situatie op de grond te verbeteren. Dat gebeurt achter de schermen maar ook publiekelijk via verklaringen, in bilateraal verband of samen met gelijkgezinde landen. De ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 9 april 2025 is hier een voorbeeld van.
Sancties zijn een van de middelen die kunnen worden ingezet. Om sancties binnen de EU in te stellen is voldoende draagvlak onder EU-lidstaten nodig. In sanctieregimes worden de criteria vastgesteld op basis waarvan personen en entiteiten op voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger of EU-lidstaten op de bijbehorende sanctielijst kunnen worden geplaatst. Dit proces dient te voldoen aan enkele randvoorwaarden, waaronder een gedegen juridische onderbouwing en het algemene uitgangspunt van EU-eenheid.
Naast regimes die zich richten op de politieke situatie in een land, beschikt de EU over horizontale en thematische sanctieregimes. Zo kunnen personen of entiteiten verantwoordelijk voor misdaden tegen de menselijkheid op de EU-mensenrechtensanctielijst worden geplaatst. Mede op initiatief van Nederland zijn onder het EU-mensenrechtensanctieregime twee sanctiepakketten aangenomen die zich richten op verantwoordelijken voor kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever en het blokkeren van humanitaire hulp aan de Gazastrook. Nederland blijft zich hiervoor inspannen en sluit in dit kader sancties tegen Israëlische bewindspersonen ook niet uit, in lijn met motie Piri (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2945).
Sinds het verbreken van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. is de situatie in de Gazastrook verder verslechterd. De aanhoudende Israëlische blokkade van humanitaire hulp en elektriciteit zorgt voor grootschalig leed. Ook de beslissing van het Israëlische veiligheidskabinet om de operatie in de Gazastrook uit te breiden draagt niet bij aan het duurzaam beëindigen van het conflict. Daarnaast is de situatie op de Westelijke Jordaanoever verder verslechterd. Grootschalige Israëlische militaire operaties op bezette Westelijke Jordaanoever in combinatie met kolonistengeweld zorgen eveneens voor meer instabiliteit en menselijk leed. Ook de uitspraken van kabinetsleden over de (permanente) (her)bezetting van (delen van) de Gazastrook, Syrië en Libanon zijn onacceptabel. Dit samenstel aan ontwikkelingen heeft het kabinet genoodzaakt tot het zetten van verdere stappen. Ik heb daarom aan Hoge Vertegenwoordiger Kallas laten weten dat ik een evaluatie van de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord noodzakelijk acht. Hierover is op 7 mei een brief naar uw Kamer gestuurd (uw kenmerk 32 623, nr. 352).
Bent u bereid deze vragen één voor één en met spoed, binnen een week, te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Hoe christelijke donateurs in Nederland radicale Israëlische kolonisten steunen’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
David van Weel (minister ) , Eelco Heinen (minister ) (VVD), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Hoe christelijke donateurs in Nederland radicale Israëlische kolonisten steunen»1, «Christenen voor Israël bouwt mee aan illegale wijk op Westelijke Jordaanoever»2 en de uitzending «Christelijk geld uit Nederland helpt kolonisten bij bezetting Westoever»3?
Ja.
Wist u dat zionisten in Nederland geld overmaken aan Israëlische kolonisten die het geld gebruiken voor de bouw van illegale nederzettingen op de bezette Westelijke Jordaanoever? Vindt u dat dit strookt met het internationaal recht?
In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 19 juli 20244, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Dit komt overeen met de reeds jarenlang bestaande kabinetspositie dat de nederzettingen en het uitbreiden daarvan in de bezette gebieden in strijd zijn met internationaal recht. In het advies wordt geen uitspraak gedaan over de reikwijdte van de verantwoordelijkheid van derde staten voor de activiteiten van private partijen. Het is niet verboden voor private partijen in Nederland om (ondersteunende) relaties aan te gaan met partijen uit Israëlische nederzettingen. Het kabinet acht het echter wel onwenselijk.
Het kabinet houdt geen algemeen toezicht op financieringsstromen richting het buitenland en beschikt daarom ook niet over informatie waar en met welke bedoeling geld van stichtingen zoals Christenen voor Israël exact naar toe gaat. Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) moeten poortwachters (zoals financiële instellingen, juridische beroepsgroepen en bepaalde handelaren in goederen) cliëntonderzoek doen en transacties monitoren om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen. Daarnaast moeten o.a. financiële instellingen en juridische beroepsgroepen ook controleren of sanctieregelgeving wordt overtreden. Hierop wordt toezicht gehouden. Mocht met een bepaalde financiering bestaande wet- en regelgeving zijn overtreden, dan kan na verder onderzoek in dat geval daar tegen worden opgetreden. Dat zou bijvoorbeeld kunnen als er een betaling is verricht aan een persoon of organisatie die op een sanctielijst staat. In dat geval kan er strafrechtelijk worden gehandhaafd.
Keurt u het af dat zionisten in Nederland daarmee een belangrijke financier zijn van projecten in nederzettingen op de Westoever (alleen in 2023 al zeker 420.000 euro)? Hoe heeft u daar tot nu toe toezicht op gehouden en was dit afdoende volgens u? Zo nee, hoe gaat u het toezicht verscherpen?
Zie antwoord vraag 2.
Keurt u de structurele samenwerking tussen de Nederlandse organisatie «Christenen voor Israël» en de nederzettingenbeweging «Christian Friends of Israeli Communities» (CFOIC) die het Palestijnse zelfbeschikkingsrecht op de Westelijke Jordaanoever ontkent, af?
Nederland erkent in lijn met de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024 dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. In het advies wordt geen uitspraak gedaan over de reikwijdte van de verantwoordelijkheid van derde staten voor de activiteiten van private partijen.
Het is niet verboden voor private partijen in Nederland om (ondersteunende) relaties aan te gaan met partijen uit Israëlische nederzettingen. Het kabinet acht het echter wel onwenselijk.
Vindt u het ook ontoelaatbaar dat Nederlandse zionisten samen met Amerikaanse zionisten volgens de CFOIC-oprichter de belangrijkste geldschieters zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat minstens vijftien zionistische stichtingen in Nederland Israël steunen, waarvan zeker tien directe steun geven aan Israëlische kolonisten en hun projecten op de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever?
Het kabinet beschikt niet over de informatie om dit te kunnen bevestigen. Het kabinet houdt geen algemeen toezicht op financieringsstromen richting het buitenland en beschikt daarom ook niet over informatie waar geld van stichtingen zoals Christenen voor Israël exact naar toe gaat en met welke bedoeling.
Deelt u de visie van Christenen voor Israël, zoals geuit door de woordvoerder Sara van Oordt, dat de Palestijnse gebieden onder internationaal recht niet illegaal bezet zijn, maar slechts «betwist»? Wat vindt u daarvan, vooral in het licht van de advisory opinion van het Internationaal Gerechtshof over deze gebieden?
In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Dit komt overeen met de reeds jarenlang bestaande kabinetspositie dat de nederzettingen en het uitbreiden daarvan, vernielingen of uithuisplaatsingen in de bezette gebieden in strijd zijn met internationaal recht. Het kabinet schaart zich eveneens achter de oproep van het Hof de bezetting zo spoedig mogelijk te beëindigen, met inachtneming van de legitieme veiligheidsbelangen van Israël.
Deelt u de opvatting dat zionisten, zoals verscheidene leden van de familie Van Oordt en hun medestanders, volgens het internationaal recht geen steun mogen bieden aan de kolonisten die zich schuldig maken aan de vestiging en uitbreiding van illegale nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden?
Zie het antwoord op vragen 2 en 3.
Bent u voorts bekend met de Israëlische kolonist en reservist Nati Rom waarmee zionistische stichtingen in Nederland nauw samenwerken?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Nederlandse stichting «Israel Heartland» geld inzamelt voor Nati Rom, die aan undercover journalisten toegaf dat het mogelijk is om met Nederlands geld wapens en dual-use goederen te financieren voor kolonisten?
Zie het antwoord op vraag 2 en 3.
Daar waar voorgenoemde stichting of andere exporteurs strategische goederen zoals militaire- en/of dual-use goederen vanuit Nederland uitvoeren naar Israël, dienen zij daarvoor een vergunning aan te vragen. Iedere vergunningaanvraag voor de uitvoer van militaire en dual-use goederen naar Israël wordt zorgvuldig getoetst aan de daarop van toepassing zijnde exportcontrolekaders. Voor militaire goederen geldt dat daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd dat uit te voeren goederen gebruikt worden voor ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, of als het risico op omleiding van de goederen naar ongewenste eindgebruikers te groot wordt geacht, een vergunningaanvraag wordt afgewezen. Ook voor dual-use goederen wijst het kabinet de aanvraag af als er risico’s zijn op ongewenst eindgebruik van de goederen. Het gewelddadige gedrag van kolonisten beschouwt het kabinet als ongewenst eindgebruik en derhalve is het onwaarschijnlijk dat een vergunning voor deze goederen met eindgebruik in bezet gebied door kolonisten, wordt toegekend. Sinds 7 oktober 2023 zijn er meermaals vergunningaanvragen afgewezen, mede vanwege het risico op omleiding van de uit te voeren goederen naar gewelddadige kolonisten in bezette gebieden.
Wat vindt u ervan dat Arjen Domburg, de voorzitter van Israel Heartland, aan undercover journalisten beloofde dat honderd procent van het geld bij Nati Rom terechtkomt als het boekhoudkundig «onduidelijk genoeg» wordt vastgelegd «voor mensen die een hekel hebben aan Israël»?
Het kabinet vindt het in algemene zin wenselijk dat bij geldstromen zo duidelijk mogelijk is, wie de afzender is en wie de daadwerkelijke ontvanger. Dit om bijvoorbeeld te voorkomen dat met een betaling sprake is van witwassen of een overtreding van sanctieregelgeving. Het kabinet heeft geen zicht op de geldstromen in dit specifieke geval en kan dus niet beoordelen in hoeverre de betalingsconstructies in deze casus in strijd zijn met wet- en regelgeving. Wat betreft de Wwft geldt dat deze wet van toepassing is op poortwachters zoals financiële instellingen, juridische beroepsgroepen en bepaalde handelaren in goederen. De wet legt verplichtingen op aan deze instellingen om witwassen en het financieren van terrorisme te voorkomen. Zo moeten poortwachters op grond van de Wwft cliëntonderzoek uitvoeren en transacties monitoren. De Wwft bevat geen specifieke bepalingen voor stichtingen over het vormgeven of verzenden van transacties. Dit neemt niet weg dat andere regelgeving van toepassing kan zijn, zoals de sanctieregelgeving.
Deelt u de opvatting dat de uitspraak van Arjen Domburg schokkend is dat hij op zijn website «camera’s en quads gewoon kan noemen», maar «wapens nooit zal gebruiken» in online uitingen?
Zie antwoord vraag 11.
Is dit volgens u een zuivere financiële handelwijze in het algemeen en past dit in het bijzonder binnen het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)?
Zie antwoord vraag 11.
Wat vindt u er bovendien van dat Nati Rom aan de undercoverjournalist toegaf dat hij de financiële steun gebruikt om Israëlische kolonisten die op de Europese sanctielijst staan direct dan wel indirect te helpen?
Voor wat betreft sancties geldt dat het kabinet niet ingaat op individuele gevallen. In zijn algemeenheid kan worden aangeven dat het niet is toegestaan indirecte of directe financiële steun te bieden aan entiteiten die op de Europese sanctielijst staan. Het helpen van kolonisten die op de sanctielijst staan, keuren we te allen tijde af. Zie verder antwoord op vraag 2, 3, 11, 12 en 13.
Deelt u de opvatting dat Nati Rom’s activiteiten bijdragen aan de instandhouding van schendingen van het internationaal recht?
Volgens Nederland en de EU zijn Israëlische nederzettingen in de bezette Palestijnse Gebieden in strijd met het internationaal recht. Nederland keurt het af dat individuen of organisaties bijdragen aan de nederzettingen, dan wel de instandhouding hiervan, maar het is Nederlandse private partijen niet verboden om (ondersteunende) relaties aan te gaan met partijen uit Israëlische nederzettingen.
Gaat u verbieden dat er ooit nog geld voor of door Nati Rom wordt ingezameld in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het staat mensen in Nederland vrij om geld in te zamelen voor doelen die zij belangrijk vinden. Het staat mensen ook vrij om geld aan doelen te schenken indien zij dat willen. Vanzelfsprekend geldt dat bij het inzamelen van geld geen strafrechtelijke grenzen mogen worden overschreden. Indien dat wel gebeurt, kan er strafrechtelijk worden opgetreden. Dit is aan het Openbaar Ministerie, niet aan het kabinet.
Gaat u Nati Rom zelf toegang tot Nederland verbieden? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin geldt dat vreemdelingen die Nederland willen inreizen moeten voldoen aan de toegangsvoorwaarden zoals gesteld in de Schengengrenscode. Vreemdelingen die niet voldoen aan deze voorwaarden, bijvoorbeeld omdat zij een gevaar vormen voor de openbare orde of nationale veiligheid, kunnen uit Nederland geweerd worden. Daar waar sprake is van aanjagers die anderen aanzetten tot geweld, bewust extremistische boodschappen verspreiden en tot doel hebben deze te normaliseren, treedt de overheid op. Zoals u begrijpt moet het kabinet terughoudend zijn in zijn beantwoording gezien het individuele casuïstiek betreft.
Gaat u ervoor zorgen dat mensen zoals Nati Rom ook op de sanctielijst worden geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet pleit actief voor aanvullende sanctiemaatregelen tegen gewelddadige kolonisten en de organisaties die dit geweld mogelijk maken. Voor plaatsing op de sanctielijst dient te worden voldaan aan de juridische vereisten en is unanimiteit onder EU-lidstaten nodig. Het is niet in het belang van het verassingseffect van sancties én de Nederlandse onderhandelingspositie om hierbij in te gaan op individuele namen.
Wat zou volgens u de reden kunnen zijn dat banken zoals ING, ABN Amro en Rabobank niet met Arjen Domburg en zijn stichting in zee willen, waarmee geld wordt ingezameld voor Nati Rom?
Het kabinet heeft geen zicht op het handelen van specifieke banken en kan daarom niet oordelen in hoeverre de banken niet met de betreffende stichting in zee zouden willen en wat hier de reden van is. Banken maken zelf een risicoafweging bij het al dan niet aannemen van klanten. Het weigeren van een bankrekening kan bijvoorbeeld gebeuren op basis van commerciële redenen, duurzaamheidsredenen, potentiële reputatieschade, of het risico op witwassen, terrorismefinanciering of het overtreden van sanctieregelgeving.
Bent u het eens dat Christenen voor Israël en Israel Heartland een zorgplicht hadden om te voorkomen dat sancties worden omzeild?
Het kabinet hecht er waarde aan dat alle (rechts)personen zich aan de Europese sancties houden. Daartoe zijn ze ook verplicht. Sanctie-omzeiling is verboden.
Was de FIOD op de hoogte van deze stichtingen en hun ondoorzichtige geldstromen?
De FIOD kan optreden als er sprake is van financiële criminaliteit, zoals witwassen, of het niet naleven van sanctieregelgeving. De FIOD voert onder het gezag van het Openbaar Ministerie strafrechtelijke onderzoeken uit. Eventuele strafrechtelijke vervolging is aan het Openbaar Ministerie. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken worden door de FIOD en het Openbaar Ministerie geen uitspraken gedaan. In zijn algemeenheid geldt dat een bevriezingsplicht alleen van toepassing is voor entiteiten die zelf op een sanctielijst zijn geplaatst.
Gaat de FIOD deze stichtingen volledig doorlichten om de ondermijnende financiële praktijken van deze organisaties aan banden te leggen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Worden de tegoeden van deze stichtingen bevroren vanwege het niet naleven van sanctieregelgeving? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
Worden deze stichtingen samen met hun Israëlische zusterorganisaties op de nationale sanctielijst geplaatst? Zo nee, waarom niet?
Nederland kent geen grondslag voor nationale sancties. De nationale terrorismesanctielijst vloeit voort uit de internationale verplichting gesteld in resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad en is beperkt tot personen en organisaties die betrokken zijn bij terroristische activiteiten. In zijn algemeenheid geldt dat sancties hun grondslag in VN- of EU-besluitvorming vinden vanwege de bredere effectiviteit.
Krijgen zionistische geldstromen naar illegaal bezette gebieden meer prioriteit op uw departement na deze zorgelijke journalistieke onthullingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vragen 2, 3, 21, 22 en 23.
Heeft u deze kwestie al als aanwijzing of anderszins bij het Openbaar Ministerie (OM) onder de aandacht gebracht? Zo nee, waarom niet?
Nee, het Openbaar Ministerie moet zelfstandig en onafhankelijk zijn werk kunnen doen. Daarnaast doet de Minister van Justitie en Veiligheid geen mededelingen over eventuele voornemens van het Openbaar Ministerie. Tevens kan de Minister geen uitspraken doen over vragen die betrekking hebben op individuele casuïstiek.
Kunt u vertellen of het OM al een strafrechtelijk onderzoek is begonnen naar Arjen Domburg, de relevante mensen van de familie Van Oordt, en andere zionisten die bijdragen aan het omzeilen van sancties en het ondermijnen van de internationale rechtsorde?
Zie antwoord vraag 26.
Hoe heeft de Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI)-status van deze stichtingen het doorsluizen van Nederlands geld naar kolonisten en projecten op de illegaal bezette Palestijnse gebieden vergemakkelijkt?
Ook voor ANBI’s geldt dat ze zich aan bestaande wet- en regelgeving dienen te houden. Zo mag geen betaling worden verricht aan een persoon of organisatie die op een sanctielijst staat. De ANBI-status maakt daarin geen verschil.
Gaat u de ANBI-status van deze stichtingen intrekken? Zo nee waarom niet?
Op grond van de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan geen nadere informatie worden verstrekt over individuele instellingen.
Zijn dit soort zionistische stichtingen in het vizier van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de inlichtingendiensten zoals de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) vanwege hun steun en bijdrage aan activiteiten die de internationale rechtsorde ondermijnen? Zo nee, waarom niet?
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) kan onderzoek doen naar personen of organisaties, waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat. Bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) bestaan geen juridische grondslagen om organisatiegericht onderzoek te doen.
Zoals bekend kunnen gezien de vertrouwelijkheid in de openbaarheid geen uitspraken worden gedaan over eventuele informatiebeelden en onderzoeken van opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ook kan de Minister van Justitie en Veiligheid niet ingaan op mogelijke individuele zaken.
Gaat u ervoor zorgen dat deze mensen een Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering(CTER)-registratie krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het registreren van signalen die mogelijk gerelateerd zijn aan CTER is voorbehouden aan opsporings- en inlichtingendiensten. Het is niet aan het kabinet om daartoe aanwijzingen te geven.
Gaat u deze stichtingen verbieden? Zo nee, waarom niet?
De bevoegdheid om aan de rechtbank een verzoek tot verbodenverklaring van een organisatie te doen, is op dit moment op grond van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek exclusief voorbehouden aan het Openbaar Ministerie, niet aan het kabinet. Het Openbaar Ministerie kan een verzoek tot verbodenverklaring van een rechtspersoon indienen bij de rechter in het geval deze is betrokken bij strafbare feiten die ernstige schade aan de samenleving veroorzaken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij criminele organisaties, terrorisme of ernstige fraude. De rechter beoordeelt vervolgens of er voldoende grond is om de rechtspersoon te verbieden.
Gaat u een algemene waarschuwing uitvaardigen dat eenieder die direct of indirect de sancties tegen Israëlische kolonisten omzeilt de wet overtreedt en daarvan consequenties zal ondervinden? Zo nee, waarom niet?
Het overtreden en omzeilen van Europese sancties is verboden. Alle (rechts)personen in de EU zijn verplicht zich hieraan te houden. Het kabinet draagt deze lijn voortdurend uit.
Het rapport 'Gaza and West Bank Interim Rapid Damage and Needs Assessment’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Gaza and West Bank Interim Rapid Damage and Needs Assessment», uitgevoerd door de Wereldbank, de Europese Unie en de Verenigde Naties?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevinding dat de oorlog in Gaza sinds 7 oktober 2023 heeft geleid tot ten minste 47.000 doden, waaronder minstens 13.000 kinderen en 7.200 vrouwen, en erkent u dat er oorlogsmisdaden zijn gepleegd door Israël tegen de bevolking van Gaza waardoor zij nu kampen met ernstige tekorten aan basisbehoeften? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet betreurt het groot menselijk lijden, de zeer vele burgerslachtoffers en de zeer ernstige humanitaire situatie in de Gazastrook, waaronder de tekorten aan basisvoorzieningen. In elk conflict worden schendingen van het humanitair oorlogsrecht begaan. Dit conflict is daar helaas geen uitzondering op. Het is van groot belang dat feitenonderzoek wordt gedaan naar de vermeende schendingen zodat de rechter deze schendingen kan vaststellen. Nederland veroordeelt schendingen van het internationaal recht, ongeacht wie de schending begaat. Sinds het uitbreken van de oorlog heeft Nederland zich naar vermogen ingezet om die situatie te verbeteren en partijen opgeroepen zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden. Over deze inspanningen heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd via een brief.2
Wat is uw reactie op het feit dat de totale fysieke schade in Gaza wordt geschat op ongeveer $ 29,9 miljard, de economische en sociale verliezen worden geschat op $ 19,1 miljard, en dat de benodigde middelen voor de wederopbouw van Gaza op $ 53,2 miljard worden geschat, gelet op het feit dat de Nederlandse overheid slechts € 15,2 miljoen heeft vrijgemaakt voor humanitaire hulp in 2024 voor Gaza en de Westelijke Jordaanoever?
Financieel heeft Nederland, sinds 7 oktober 2023, EUR 82 miljoen additioneel bijgedragen aan humanitaire hulp in de Gazastrook. Deze bijdragen dienen om de allerhoogste noden te lenigen en voorzien niet in herstel en wederopbouw van de Gazastrook. Het geraamde bedrag voor de wederopbouw van de gehele Gazastrook is zeer hoog. Hiervoor zal een beroep moeten worden gedaan op de solidariteit van de internationale gemeenschap, waaronder internationale financiële instellingen, landen in de regio, en Israël zelf. Zo is op 4 maart in Caïro een Arab Recovery and Reconstruction Plan for Gaza gepresenteerd. Egypte heeft aangekondigd een conferentie te organiseren om het wederopbouwplan en de financiering daarvan te bespreken. Het kabinet heeft voor 2025 een bedrag van EUR 20 miljoen voor herstel en wederopbouw gereserveerd. Er wordt op basis van de noden in de Gazastrook en de expertise van Nederland gekeken hoe dit bedrag het effectiefst in kan worden gezet.
Erkent u dat het herstelproces in Gaza ernstig wordt belemmerd door de huidige beperkingen op de toegang tot humanitaire hulp door Israël? Zo ja, hoe gaat u de druk op Israël opvoeren om zo een onbelemmerde humanitaire toegang tot Gaza te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de eerste fase van het staakt-het-vuren is de hoeveelheid humanitaire hulp die mensen in nood in de Gazastrook bereikte, eindelijk toegenomen. Israël heeft echter sinds 2 maart jl. de toevoer van humanitaire hulp stopgezet. Als de toevoer van hulp niet snel wordt hervat, dan zal dat grote humanitaire gevolgen hebben. In aanvulling is op 9 maart jl. de toevoer van elektriciteit stopgezet, hetgeen ook direct van invloed is op de watertoevoer naar de Gazastrook. Blokkeren van humanitaire hulp en basisvoorzieningen als elektriciteit druist in tegen het internationaal recht. Nederland heeft deze blokkade veroordeeld en roept Israël op om deze blokkade per ommegaande op te heffen.
Daarnaast zijn de beperkingen op de invoer van bepaalde essentiële goederen die Israël als dual usebestempelt, niet bevorderlijk voor de humanitaire respons en voor een volgende fase van herstel en wederopbouw. Nederland is hierover met Israël in gesprek, net als gelijkgezinde landen. Recent heeft de Minister van Buitenlandse Zaken dit punt opgebracht bij de EU Associatieraad met Israël op 24 februari 2025.
Erkent u dat de grootschalige en doelmatige vernietiging van infrastructuur door Israël in Gaza heeft geleid tot een diepe humanitaire crisis, waaronder een hongersnood en ziekte-uitbraken? Zo nee, waarom niet?
Het staat buiten kijf dat de gewelddadigheden en het conflict in de Gazastrook hebben geleid tot een diepe humanitaire crisis. Het kabinet betreurt de recente grootschalige militaire aanvallen op 18 maart op de Gazastrook, waarmee een duurzame wapenstilstand verder op afstand wordt gezet.
Gaat Nederland ten opzichte van haar huidige humanitaire hulp extra directe humanitaire hulp bieden aan Gaza, gezien het feit dat 91% van de bevolking in Gaza acute voedselonzekerheid verkeert en 40% van de bevolking geen toegang heeft tot voldoende drinkwater? Zo ja, welke directe humanitaire hulp zal Nederland bieden? Zo niet, waarom niet?
Zoals in vraag drie aangegeven heeft Nederland sinds de start van de crisis EUR 82 miljoen extra middelen vrijgemaakt voor humanitaire hulp in de Palestijnse Gebieden. Over de Nederlandse humanitaire hulp voor 2025 is uw Kamer geïnformeerd middels de Kamerbrief Humanitaire Hulp. Nederland biedt overigens in de regel geen directe humanitaire hulp, maar werkt via de vertrouwde humanitaire partners die uw Kamer bekend zijn.
Hoe gaat u bijdragen aan het verlenen van onmiddellijke hulp om de meest basale voorzieningen en diensten in Gaza te herstellen, gelet op de bevindingen uit het rapport?
Nederland zet zich in voor het herstel van basisvoorzieningen in de Gazastrook. Samen met een aantal gelijkgezinde landen voert Nederland gesprekken met Israël en de Palestijnse Autoriteit over het herstel van de infrastructuur voor water, energie en telecommunicatie in de Gazastrook. Nederland neemt hierbij het voortouw op het gebied van water.
Het kabinet heeft daarnaast voor herstel en wederopbouw van de Gazastrook voor 2025 een bedrag van EUR 20 miljoen gereserveerd. Er wordt op basis van de noden in de Gazastrook en de expertise van Nederland gekeken hoe dit bedrag het effectiefst in kan worden gezet.
Wat kan Nederland specifiek doen om de voorziening voor drinkwater te verbeteren, gelet op de Nederlandse expertise op dit gebied?
Nederland zet zich al jaren in voor de verbetering van de drinkwatervoorziening in de Palestijnse Gebieden. Daarbij gaat het zowel om diplomatieke inzet (zie ook beantwoording vraag3, als om financiering van infrastructuur en het bevorderen van kennisuitwisseling tussen de Palestijnse watersector en Nederlandse waterpartners, onder andere via het Blue Deal-programma. Dankzij de jarenlange ervaring van Nederland in de Palestijnse watersector kan deze expertise ook bijdragen aan het herstel van de watervoorziening in de Gazastrook. Nederland is momenteel actief in een project, in samenwerking met UNICEF, dat gericht is op het herstel van de watervoorziening in de Gazastrook. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Hoe beoordeelt u de bevinding van de verwoestende impact van de oorlog op de economie in Gaza?
De impact van de oorlog op de economische situatie is, zoals dit rapport beschrijft, groot. Volgens het assessment is het BNP van de Gazastrook met 86% gedaald, 88% van de private sector is verwoest of beschadigd en de werkloosheid is met 80% in de recente geschiedenis nog nooit zo hoog geweest.
Wat kan Nederland specifiek doen om de impact op de economie in Gaza door de oorlog te verlichten?
Het kabinet draagt voor de periode 2024–2025 4 miljoen euro bij aan het Emergency Response Programmevan de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Dit programma voorziet in inkomenssteun voor Gazaanse werknemers die hun baan in Israël hebben verloren, gegevensverzameling over de impact van het conflict op werk en bedrijven, en herstel van levensonderhoud door fatsoenlijk werk en steun voor kleine bedrijven.
Hoe beoordeelt u de constatering dat meer dan 1 miljoen kinderen behoefte hebben aan geestelijke gezondheidszorg?
De gebeurtenissen in de Gazastrook hebben een grote impact op het mentale welzijn van kinderen. Het is van belang dat hier adequaat op wordt gereageerd, ook door de humanitaire organisaties die door Nederland worden gefinancierd en die expertise hebben op dit gebied (zie ook het antwoord op vraag4.
Wat kan Nederland specifiek doen om deze 1 miljoen kinderen met behoefte aan geestelijke gezondheidszorg te helpen?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe beoordeelt u de constatering dat 1,2 miljoen Palestijnen in Gaza hun huis hebben verloren?
Dat is een trieste constatering. Het niveau van verwoesting, waaronder de huizen van Palestijnen in de Gazastrook, is zeer hoog.
Wat kan Nederland specifiek doen om deze 1,2 miljoen Palestijnen op een humane manier te huisvesten?
Noodhuisvesting maakt onderdeel uit van de humanitaire hulp die Nederland financiert, maar huisvesting zal een van de elementen zijn van het herstel en de wederopbouw van de Gazastrook. Daarvoor is in eerste instantie een duurzaam bestand en een realistisch en internationaal gesteund plan voor wederopbouw nodig. Het kabinet verwelkomt in dat kader het Arab Recovery and Reconstruction Plan for Gaza dat is gepresenteerd in Cairo op 4 maart 2025. Daarnaast is de toegang van goederen, zoals bouwmaterialen, ook belangrijk voor herstel en wederopbouw. Hierop dringt het kabinet in bilateraal en multilateraal verband aan. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Hoeveel geld is er op dit moment gecommitteerd door de internationale gemeenschap voor de wederopbouw van Gaza?
Het kabinet heeft geen overzicht van financiële steun door andere landen voor de wederopbouw van de Gazastrook. Zeker is dat er voor de financiering van de wederopbouw van de Gazastrook een groot beroep zal moeten worden gedaan op brede internationale solidariteit. Op 4 maart 2025 is tijdens de Top van de Arabische Liga aangekondigd om op korte termijn een conferentie te organiseren voor de financiering van het herstel en de wederopbouw van de Gazastrook. Hierbij is ook aangekondigd dat er een nieuw internationaal fonds wordt opgericht voor de wederopbouw van de Gazastrook.
Bent u bereid om internationaal te pleiten voor een uitvoeringsplan om de wederopbouw van Gaza substantieel en langdurig financieel te ondersteunen en om te inventariseren welke organisaties in Nederland hier een aanvullende (praktische) bijdrage aan kunnen leveren, gelet op de bevindingen uit het rapport, gelet op de slechts € 20 miljoen die begroot is voor de wederopbouw van Gaza en gelet op mijn recent aangenomen motie die hierom vraagt? Zo ja, hoe zal u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft steun uitgesproken voor het Arab Recovery and Reconstruction Plan for Gaza dat is gepresenteerd in Cairo op 4 maart 2025. Dit plan vormt een goede basis voor verdere discussies over de toekomst van Gaza met onder andere de opstellers van het plan, de VS, Israël en EU partners. Daarnaast wordt er in andere gremia door de internationale gemeenschap ook gesproken over de toekomst van de Gazastrook. Nederland neemt hieraan deel, waaronder in G7+ en EU-verband. Zo benadrukte Nederland tijdens de EU-Associatieraad met Israël op 24 februari jl. het belang van concrete plannen voor bestuur, herstel en wederopbouw van de Gazastrook. Hiervoor is allereerst een duurzaam bestand nodig. Verder hangt de wederopbouw van de Gazastrook en de financiering daarvan nauw samen met het toekomstig bestuur van de Gazastrook. In dat kader neemt Nederland actief deel aan de Global Alliance for the Implementation of the Two State Solution, waar over een duurzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict wordt gesproken.
Bent u bereid om deze bevindingen te bespreken met uw Europese en internationale partners om tot een concrete wederopbouwstrategie voor Gaza te komen?
Zie antwoord vraag 16.
Hoe beoordeelt u de constatering dat Israëlische militaire operaties, een toename in geweld van kolonisten, beperkingen op verplaatsingen en economische beperkingen hebben geleid tot grote economische verliezen, sterk verminderde toegang tot basisvoorzieningen en 828 dodelijke slachtoffers in de West Bank?
Het kabinet maakt zich zorgen over deze ontwikkelingen op de Westelijke Jordaanoever. De Minister van Buitenlandse Zaken brengt deze zorgen over in bilateraal en multilateraal verband. Onder andere is dit richting de Israëlische autoriteiten opgebracht tijdens de Associatieraad tussen de EU en Israël op 24 februari 2025, in het bilateraal gesprek met de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken een dag later, alsook in diverse andere contacten van de Minister met de Israëlische autoriteiten.
Verbindt u aanvullende diplomatieke gevolgen aan de onmenselijke situatie waarin Palestijnen leven in de West Bank, naast de huidige sancties tegen gewelddadige kolonisten? Zo ja, hoe zal u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
Wat kunt u specifiek doen om de huidige onmenselijke situatie van Palestijnse kinderen in zowel Gaza als de West Bank sterk te verbeteren?
Nederland geeft in 2025 financiële ondersteuning aan diverse organisaties die hulp leveren in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever, waaronder hulp specifiek gericht op het welzijn van kinderen zoals op het gebied van mentale gezondheid en onderwijs. Dat betreft bijdragen aan onder meer UNRWA, UNICEF, de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging. Ook de Nederlandse bijdrage aan de Dutch Relief Alliance (DRA) is relevant: DRA startte eind januari, onder leiding van War Child, een door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gefinancierd noodhulpproject in de Gazastrook voor een periode van 6 maanden.
Voor de komende periode is het cruciaal dat er een duurzaam bestand komt en dat de situatie in de Westelijke Jordaanoever wordt gede-escaleerd. Uiteindelijk is een duurzaam bestand de enige manier om de situatie voor Palestijnen, onder wie Palestijnse kinderen, op de lange termijn te verbeteren. Het kabinet blijft het belang hiervan benadrukken, waarbij wordt gestreefd naar een duurzame oplossing die door beide partijen wordt gedragen, waarbij het uitgangspunt de tweestaten-oplossing blijft.
Bent u bereid voor de aanvang van het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken van 10 april jl. antwoord te geven op deze vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bekend met het ombudsmanonderzoek met de titel «Op glad ijs. Mensenrechten onder druk bij veiligheidsonderzoeken»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de ombudsman stelt dat de gemeente in deze kwestie uiterst dubieus heeft gehandeld en inbreuk heeft gemaakt op meerdere fundamentele rechten, zoals privacy en godsdienstvrijheid?
De ombudsman concludeert in zijn rapport dat de gemeente Almere bij de voorgenomen krachtenveldanalyse, die niet heeft plaatsgevonden, het recht op godsdienstvrijheid en het recht op privacy te makkelijk ervan is uitgegaan dat er geen mensenrechten in het geding waren. Iedereen moet vrij zijn om zijn of haar godsdienst, levensovertuiging of politieke voorkeur in volledige privacy te kunnen belijden. Een onrechtmatige inbreuk op deze vrijheidsrechten is onacceptabel.
Aan een inperking van grondrechten worden door de Grondwet hoge eisen gesteld. Elke gemeente draagt een eigen verantwoordelijkheid voor het naleven van deze eisen bij de uitoefening van taken en bevoegdheden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft, veelal samen met de VNG en het College voor de Rechten van de Mens, een rol bij de bevordering van de bescherming van grondrechten, ook op lokaal niveau. Daarvoor worden een aantal instrumenten ingezet, waaronder het Platform Gemeenten en Mensenrechten en verschillende handreikingen.2 Het is in beginsel aan de rechter om een oordeel te vellen over een onrechtmatige inperking van grondrechten.
Tot het moment van publicatie van het NRC-artikel in 2021 bevond het onderzoek zich in de fase van oriëntatie en bureauonderzoek. Het onderzoek is vervolgens door Almere voortijdig gestopt. De fase van veldonderzoek is daarom nooit gestart. De gemeente Almere spant zich in om te werken aan het herstel van vertrouwen van de moslimgemeenschap door excuses te maken en constructief in gesprek te gaan en nog meer waarborgen toe te passen rondom ethiek en privacy.
Direct na de NRC artikelen over de krachtenveldanalyses in 2021 is er middels een Kamerbrief een reconstructie gegeven over een deel van de onderzoeken die destijds met versterkingsgelden van het rijk waren gefinancierd. Deze krachtenveldanalyses hebben nadrukkelijk nooit het doel gehad om gemeenschappen te controleren en zijn ook niet opgesteld vanuit wantrouwen jegens de moslimgemeenschap als geheel. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 2021 hebben er gesprekken plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de islamitische gemeenschap om te bouwen aan een goede relatie en begrip voor elkaars standpunten.3 Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid houdt regulier contact met diverse vertegenwoordigers uit de moslimgemeenschappen.4
Welke rol ziet u als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor uzelf weggelegd voor het herstel van vertrouwen en het voorkomen dat dergelijke inbreuken op rechten in de toekomst nog plaats kunnen vinden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op het feit dat de gemeente Almere moskeeën liet monitoren door het bedrijf NTA en dat dit werd gefinancierd met geld van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Hoe kijkt u naar de Rijksverantwoordelijkheid voor de inbreuk op rechten en de schending van het vertrouwen die dit beleid als gevolg heeft?
Als Ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties begrijpen wij dat de conclusies van de ombudsman veel losmaakt bij de betrokken gemeenschappen.
Van lokale overheden wordt verwacht te weten wat er speelt binnen hun gemeenten als het gaat om radicalisering en extremisme. Onderzoek en advisering kan hieraan bijdragen en hiertoe worden gemeenten ondersteund door het Rijk, middels versterkingsgelden.
Uw Kamer is in 2021 geïnformeerd over de krachtenveldanalyses die gefinancierd waren vanuit de versterkingsgelden van het Rijk. Zoals ook toegelicht door de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid in die brief zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor de besteding van en verantwoording over deze gelden, en dienen te waken over het werken conform wet- en regelgeving. Omdat de precieze afspraken over de uitvoering en oplevering van de onderzoeken en de bijbehorende onderzoeksmethodieken zijn gemaakt tussen gemeenten en het onderzoeksbureau, kan ik als Minister van Justitie en Veiligheid geen uitspraken doen over de rechtmatigheid van deze onderzoeken en dus ook niet over het betreffende onderzoek in Almere.
Klopt het dat de zogenoemde krachtenveldanalyse, specifiek ook uitgevoerd door NTA, is aanbevolen door de NCTV?
Het NTA is één van de partijen die door de NCTV is aangedragen om de inhoudelijke kennis van lokale partners te verbeteren. Voor meer informatie verwijs ik naar de eerder verzonden Kamerstukken.5
Heeft u een actueel en compleet overzicht van gemeenten waar de krachtenveldanalayse is uitgevoerd en specifiek gemeenten waar dit is uitgevoerd door NTA? Zo niet, bent u bereid dit overzicht samen te stellen?
Het rijk beschikt niet over een actueel en compleet overzicht van alle uitgevoerde krachtenveldanalyses binnen gemeenten. Niet alle onderzoeken zijn gefinancierd middels de versterkingsgelden die de NCTV jaarlijks toekent. In 2021 heeft de NCTV een overzicht gemaakt van alle bij haar bekende krachtenveldanalyses die met versterkingsgelden door gemeenten zijn gefinancierd. Daaruit blijkt dat tussen 2016 en 2021 vanuit de versterkingsgelden 12 aanvragen door gemeenten voor het uitvoeren van krachtenveldanalyses zijn toegekend. Ik verwijs u hierbij ook naar mijn Kamerbrief uit 2021.6
Hebben in alle gemeenten waar deze krachtenveldanalyse is uitgevoerd lokale gemeenschappen inzage gekregen in hun dossier? Zo niet, bent u bereid dit te bevorderen?
Gemeenten zijn de opdrachtgever van de analyses en het onderzoeksbureau is de opsteller. Het is aan deze betrokken partijen om inzage te verlenen. Er zijn lokaal gesprekken gevoerd met de islamitische gemeenschappen.
Bent u bereid om als kabinet excuses te maken voor de rol van de rijksoverheid in het doen verspreiden van de krachtenveldanalyses?
Het kabinet begrijpt de onrust en zorgen die de krachtenveldanalyses, waarvan een aantal uitgevoerd zijn met de non-informed consent methode, teweeg hebben gebracht bij de moslimgemeenschap. Zowel mijn voorganger als de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn de afgelopen jaren meerdere keren met Uw Kamer hierover in debat gegaan. Zij hebben daarbij de verantwoordelijkheden van het Rijk geadresseerd en kritisch gereflecteerd op de werkwijze destijds. Daarnaast verwijs ik graag naar het antwoord op vragen 2 en 3.
Het bericht ‘Uyghurs detained in Thailand face deportation, persecution in China’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Uyghurs detained in Thailand face deportation, persecution in China»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Thailand deze Oeigoerse vluchtelingen gedurende een lange periode in detentie houdt?
Het is betreurenswaardig dat deze groep al zo lang onder erbarmelijke omstandigheden in Thailand in detentie zit.
Deelt u de grote zorgen over het feit dat Oeigoeren die vanuit Thailand naar China gedeporteerd worden in China vervolgd en opgesloten kunnen worden? Zo ja, bent u bereid om deze zorgen over te brengen aan de Thaise regering? Zo neen, waarom niet?
Ik deel deze zorgen. VN-experts bevestigden recent dat de groep Oeigoeren bij gedwongen terugkeer een reëel risico loopt op onder meer foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing.2 Ook de afgelopen jaren richtten waarschuwingen vanuit het maatschappelijk middenveld en VN-experts zich onder meer op grootschalige arbitraire detentie, dwangarbeid, beperkingen op de vrijheden van beweging, meningsuiting en religie, het recht op privacy en reproductieve rechten van Oeigoeren in China.
Met gelijkgezinde landen en UNHCR volg ik de casus al langer nauwgezet. De recente ontwikkelingen omtrent mogelijke uitzetting van de groep volg ik dan met grote aandacht en toenemende zorg. Via verschillende kanalen zet Nederland zich in om de zorgen over de mogelijke uitzetting van deze groep onder de aandacht te brengen van de Thaise autoriteiten.
Heeft u over dit onderwerp ooit contact gehad met de Thaise regering? Zo ja, wat heeft u besproken en met welk resultaat? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft op verschillende manieren, zowel mondeling als schriftelijk en zowel bilateraal als in EU-verband de dringende oproep aan de Thaise autoriteiten gedaan om de groep niet uit te leveren, de detentie te beëindigen, en – als dat niet gebeurt – de leefomstandigheden voor de groep in detentie te verbeteren en UNHCR onverkort toegang te verlenen. Daarbij is nadrukkelijk verzocht het principe van non-refoulement te respecteren vanwege de serieuze risico’s bij terugkeer naar China. De Nederlandse ambassade blijft de situatie nauwlettend volgen en staat in nauw contact met gelijkgezinde landen en UNHCR in Thailand.
Kunt u het in de sterkst mogelijke bewoording veroordelen dat de omstandigheden waaronder deze vluchtelingen worden vastgehouden dermate slecht zijn dat naar verluidt meerderen van hen, waaronder kinderen, in detentie zijn overleden? Zo ja, bent u bereid ook dit over te brengen aan de Thaise regering? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is op de hoogte van berichten dat er leden van deze groep Oeigoeren in detentie zijn overleden en betreurt dit ten zeerste. In gesprekken met de Thaise autoriteiten dringt Nederland er niet alleen op aan om af te zien van deportatie, maar ook om de personen vrij te laten, of – als dit niet gebeurt – de omstandigheden waarin de personen verkeren danig te verbeteren, en toegang te verlenen aan UNHCR. Nederland zal aandacht blijven houden voor deze kwestie en Thailand aanspreken zolang als dit nodig is.
Heeft u enig idee wat er gebeurd is met de 109 Oeigoeren die al in 2015 naar China waren gedeporteerd?
Door de vergaande censuur, controle op communicatiekanalen en gebrek aan transparantie van gerechtelijke procedures in China, is het moeilijk zicht te houden op groepen of individuele personen die gedwongen terugkeren naar het land. Ook onze partners uit het maatschappelijk middenveld hebben geen zicht op de situatie van deze groep. Het lot van deze 109 Oeigoeren is dan ook moeilijk te achterhalen of te bevestigen.
Welke druk kan Nederland op Thailand uitoefenen om de Oeigoeren niet naar China te deporteren? Klopt het bijvoorbeeld dat Nederland de grootste Europese Unie (EU)-investeerder in Thailand is?
Nederland brengt de kwestie via verschillende kanalen op bij de Thaise autoriteiten, zowel bilateraal als gezamenlijk met gelijkgezinde landen, zoals ook de antwoorden op vragen 4 en 5 is toegelicht. Het is juist dat Nederland de grootste EU-investeerder in Thailand is.
Kan Nederland in internationaal verband optrekken zodat landen asiel kunnen bieden aan de gedetineerde Oeigoeren, zodat deportatie naar China wordt voorkomen? Zo neen, waarom niet?
Nederland trekt waar opportuun samen op met gelijkgezinde landen. In dit kader houdt Nederland ook vinger aan de pols of landen bereid zijn om personen uit deze groep asiel te verlenen. Nederland heeft dit bij diverse landen aangekaart. Er zijn nog geen signalen van landen die dit aan Thailand hebben aangeboden en waarmee de Thaise overheid heeft ingestemd. Het kabinet blijft de ontwikkelingen nauwgezet volgen. Waar het Nederland betreft gaat het Ministerie van Asiel en Migratie over hervestiging van mensen die toebehoren aan het jaarlijkse nationale quotum voor UNHCR-vluchtelingen.
Het bericht ‘Nederlandse Syriëgezant spreekt met interim-bestuur in Damascus’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse Syriëgezant spreekt met interim-bestuur in Damascus»?1
Ja.
Bent u ook bekend met de waarschuwing van de Verenigde Naties (VN) Commission of Inquiry voor Syrië dat het bewijs van internationale misdrijven niet mag worden vernietigd of gemanipuleerd omdat «dit bewijs de beste hoop van Syriërs kan zijn om de waarheid over hun vermiste familieleden te achterhalen»?2 Welke inspanningen worden er genomen om het bewijs voor mogelijke schendingen gepleegd door het Assad-regime veilig te stellen?
Ja, het kabinet is bekend met de waarschuwing van de Commission of Inquiry en we delen hun zorgen. Om de waarheid over vermiste familieleden te achterhalen en straffeloosheid van de misdrijven begaan door leden van het Assad-regime te voorkomen, is het van groot belang dat het bewijsmateriaal van deze misdrijven naar behoren wordt verzameld en geconsolideerd. Nederland draagt hier actief aan bij. Zo steunt Nederland de VN-bewijzenbank van Syrië (IIIM) zowel politiek als financieel, en heeft het voor de jaren 2024–2025 een bedrag van EUR 500.000 toegezegd. Met deze Nederlandse steun wordt de bewijzenbank in staat gesteld om bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen te blijven verzamelen. Daarnaast zet Nederland zich in de komende VN-Mensenrechtenraad (24 februari–4 april 2025) wederom in voor de verlenging van het mandaat van de Commission of Inquiry voor Syrië zodat de Commissie het onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Syrië kan blijven voortzetten. Verder steunt Nederland NGO's zoals het Syria Justice and Accountability Center (SJAC), die actief bezig zijn met het verzamelen en veilig stellen van bewijsmateriaal, alsook met het creëren van bewustwording bij de Syrische bevolking van het belang om bewijsmateriaal te beschermen. Het Internationaal Gerechtshof (IGH) heeft Syrië overigens op 16 november 2023 opgedragen effectieve maatregelen te nemen om vernietiging van bewijs gerelateerd aan eventuele schendingen van het Antifolterverdrag te voorkomen en om dergelijk bewijs te bewaren. Deze uitspraak van het IGH blijft onverminderd van kracht terwijl de zaak van Canada en Nederland tegen Syrië aanhangig is en Nederland zal, als procespartij, waar nodig een beroep op Syrië doen om dit na te komen.
Hoe heeft de Speciaal Gezant voor Syrië het belang benadrukt van zorgvuldige bewijsvergaring tegen het oude regime, zoals mede is benoemd in de motie Van Baarle (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2995)?
De Speciaal Gezant heeft in zijn gesprekken in Damascus aangedrongen op het belang van gerechtigheid en verzoening en daarbij gewezen op de capaciteit en expertise die nodig is om het bewijsmateriaal op gepaste wijze te verzamelen, organiseren en gebruiken. De Speciaal Gezant heeft benadrukt dat die expertise ruimschoots aanwezig is bij de betreffende VN-instellingen en daarin gespecialiseerde (Syrisch-geleide) NGOs. De interim-regering is zich daarvan bewust en zegt gerechtigheid na te streven als belangrijk resultaat van de interim-regering voor de bevolking, maar ontbeert de capaciteit en middelen daar zelf actief gevolg aan te geven. Daarvoor vraagt zij steun aan andere landen, zoals Nederland.
Wat vindt u ervan dat cruciale documentatie uit gevangenissen zoals Sednaya naar alle waarschijnlijkheid verloren is geraakt?3 Wat zijn de kansen en mogelijkheden om het terug te vinden?
Momenteel is nog niet duidelijk in hoeverre bewijsmateriaal daadwerkelijk verloren is gegaan. Desalniettemin erkent het kabinet de zorgelijke situatie bij de Sednaya-gevangenis, waarbij het beschikbare bewijsmateriaal nog niet naar behoren wordt beschermd. Daarom zet Nederland zich, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2, actief in voor het verzamelen en consolideren van bewijsmateriaal om straffeloosheid van mensenrechtenschendingen tegen te gaan.
Welke inspanningen gaat u de komende periode leveren ter uitvoering van de motie Van Baarle (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2995) om in te zetten op vervolging en bestraffing van leden van het Assad-regime, alsmede voor versterking van de bewijsbank?
De afgelopen jaren wordt de motie Van Baarle al uitdrukkelijk uitgevoerd. Nederland heeft, samen met Canada, Syrië aansprakelijk gesteld bij het Internationaal Gerechtshof. Deze zaak zal worden voortgezet. Juist nu, want waarheidsvinding en gerechtigheid zijn van groot belang voor verzoening in Syrië. Daarnaast zet Nederland zijn steun aan de VN-bewijzenbank van Syrië (IIIM) en de Commission of Inquiry voor Syrië voort (zie ook antwoord 2). De huidige situatie, waarin de roep om gerechtigheid voor de misdrijven gepleegd door het Assad-regime steeds sterker wordt, biedt kans om onze inzet op accountability verder te versterken. Denk hierbij aan het uitbreiden van financiële steun aan de IIIM en het versterken van de Commission of Inquiry. Of deze opties haalbaar en realistisch zijn, wordt momenteel bezien.
Heeft u specifiek antwoord op de vraag hoe Mazen al-Humada na zijn verblijf in Nederland in de Sednaya gevangenis is beland en is overleden? Bent u bereid om alles op alles te zetten om de toedracht te achterhalen en in te zetten op het vinden van de daders?
Ik heb kennisgenomen van het tragische bericht dat het lichaam van de heer Al Humada gevonden is en wil hierbij mijn medeleven betuigen richting de nabestaanden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft destijds geen verzoek voor consulaire bijstand ontvangen van de familie of naasten van de heer Al-Hummada. Buitenlandse Zaken heeft geen opsporingsbevoegdheid en kan geen directe rol spelen in het vinden van de daders, die bevoegdheid ligt bij de lokale autoriteiten. Desalniettemin zet het kabinet zich in den brede in om de waarheid over vermiste familieleden te achterhalen en straffeloosheid van de misdrijven begaan door het Assad-regime te voorkomen (zie ook het antwoord 2, 4 en 5).
Is het besluit van vicepremier Keijzer om juridische stappen te ondernemen tegen het OM-besluit vooraf besproken en afgestemd binnen het kabinet? Zo ja, wat was de uitkomst van deze bespreking? Zo nee, waarom niet?1
Het staat een ieder vrij om gebruik te maken van diens wettelijke rechten, ook een Vice-Premier. Het kabinet heeft daarover geen oordeel.
Acht het kabinet het wenselijk dat een vicepremier, tevens Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, betrokken is bij een juridische procedure tegen het OM?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt het kabinet het oordeel van het OM, namelijk dat de uitingen van mevrouw Keijzer in de uitzending van Sophie & Jeroen op zichzelf beledigend zijn over een groep op grond van ras en godsdienst? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van zestien aangiftes heeft het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) de uitlatingen van mevrouw Keijzer beoordeeld. Naar het oordeel van het OM vallen de uitlatingen in beginsel onder de strafbaarstelling van groepsbelediging in de zin van artikel 137c Wetboek van Strafrecht. De uitingen van mevrouw Keijzer worden – aldus het OM – echter beschermd door het recht op vrijheid van meningsuiting zoals vervat in artikel 10 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens, waardoor in dit geval artikel 137c Sr buiten toepassing moet worden gelaten. Het OM concludeert dat de uitingen van mevrouw Keijzer niet strafbaar zijn. Om die reden zijn de aangiftes geseponeerd. Met het oog op de eigenstandige positie van het OM binnen ons staatsbestel, is het niet gepast dat het kabinet een oordeel uitspreekt over de afdoening door het OM.
Deelt het kabinet de conclusie van het OM dat mevrouw Keijzer zich in beginsel schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging in de zin van artikel 137c Wetboek van Strafrecht (Sr)?
Is het kabinet het eens met het volgende citaat van mevrouw Keijzer: «[w]at je ziet is dat veel asielmigranten komen uit landen met een islamitisch geloof. We weten dat daar Jodenhaat, ja, onderdeel is bijna van de cultuur»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarop baseert het kabinet dit?
Vindt het kabinet, net als mevrouw Keijzer, ook dat «mensen die uit die landen komen, die krijgen dat op een andere manier mee dan wij dat meekrijgen», refererend aan antisemitisme- en Holocausteducatie? Zo ja, waar baseert het kabinet dit op?
Is het kabinet het eens met de uitspraak van mevrouw Keijzer dat «bij mensen in die landen antisemitisme op een veel andere manier in de cultuur zit dan die bij ons»? Zo ja, waar baseert het kabinet dit op?
Deelt het kabinet het standpunt van mevrouw Keijzer «dat bij mensen met een islamitisch geloof antisemitisme vaak onderdeel is van de cultuur»? Zo ja, kan het kabinet aangeven waarop het dit baseert? Zo nee, wat vindt het kabinet van deze uitspraak?
Deelt het kabinet de mening dat mevrouw Keijzer voortaan moet stoppen met het stigmatiseren, polariseren en discrimineren van Nederlandse burgers op grond van hun ras en godsdienst?
De appreciatie van de Minister van het amendement Stoffer/Eerdmans |
|
Sarah Dobbe , Stephan van Baarle (DENK), Mpanzu Bamenga (D66), Marieke Koekkoek (D66), Daniëlle Hirsch (GL), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het amendement Stoffer/Eerdmans1 dat een verlaging voorstelt van de Nederlandse bijdrage aan UNRWA van 19 miljoen naar 0 euro, en de gewijzigde versie van dit amendement dat een verlaging naar 9 miljoen euro voorstelt?
Ja. Dit amendement is inmiddels aangepast en stelt nu een verlaging voor naar 15 miljoen euro in 2025.
Herinnert u zich dat u op 20 november het amendement heeft ontraden omdat «het kabinet de juridische verplichtingen aan UNRWA respecteert en voor 2025 is dat 19 miljoen»?2
Ja.
Herinnert u zich uw uitspraken tijdens het commissiedebat humanitaire hulp op 9 oktober en uw brief van 8 oktober, waarin u ook aangaf de aangegane financiële verplichting na te willen komen? Herinnert u zich de redenen die u hiervoor aandroeg, namelijk vanwege de humanitaire noden in de regio, omdat het doorbreken van verplichtingen aan UNRWA negatief gepercipieerd wordt door internationale partners, en omdat wij UNRWA volgens u «nodig» hebben «om in ieder geval de noodhulp bij de mensen zelf te krijgen»?
Ja.
Kunt u bevestigen dat uw appreciatie van het amendement daarom niet wijzigt, aangezien elke vorm van verlaging van de juridisch verplichte 19 miljoen – zowel naar 0 miljoen als naar 9 miljoen – nog altijd betekent dat het kabinet een aangegane financiële verplichting van 19 miljoen niet respecteert, en u heeft aangegeven juridische verplichtingen te willen respecteren?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd middels de Kamerbrief van 6 december jl.3
Indien uw appreciatie van het amendement wel wijzigt, kunt u onderbouwen waarom?
Zie antwoord vraag 4.
Aangezien het een juridische verplichting betreft, kunt u de ambtelijke adviezen die onder uw appreciatie van het amendement liggen met de Kamer delen vóór woensdagavond 4 december, zodat de Tweede Kamerfracties genoeg tijd hebben zich te beraden over de stemming over het amendement op donderdag 5 december?
Dit is niet meer van toepassing.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden vóór woensdagavond 4 december, zodat de Tweede Kamerfracties genoeg tijd hebben zich te beraden over de stemming over het amendement op donderdag 5 december?
Dit is niet meer van toepassing.
Bedrijven die verdienen aan illegale Israëlische nederzettingen |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de meest recente editie van het rapport «Don’t buy into occupation»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de bevinding dat 822 Europese financiële instituties een financiële relatie zouden hebben met 58 bedrijven die actief betrokken zouden zijn bij illegale Israëlische nederzettingen?
Het standpunt van het kabinet ten aanzien van Israëlische nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden (inclusief Oost-Jeruzalem) is bekend. Nederland beschouwt Israëlische nederzettingen als strijdig met internationaal recht en een obstakel voor het bereiken van een duurzame oplossing die door beide partijen wordt gedragen, waarbij het uitgangspunt de tweestatenoplossing blijft. Het kabinet is het voorts eens met de conclusie van het Internationaal Gerechtshof in zijn advies van 19 juli 2024 dat de aanwezigheid van Israël in de bezette Palestijnse Gebieden onrechtmatig is en draagt deze positie actief uit.
Bedrijfsactiviteiten die bijdragen aan het ontwikkelen of bestendigen van nederzettingen beschouwt het kabinet als onwenselijk. Dit geldt ook voor activiteiten van financiële instellingen.
Wat is uw reactie op de bevinding dat de vijf grootste Nederlandse pensioenfondsen een bedrag van in totaal 1,6 miljard euro zouden investeren in bedrijven die in verband worden gebracht met infrastructurele projecten die ofwel illegale nederzettingen met elkaar verbinden en gebouwd worden op illegaal bezet gebied, ofwel niet gebruikt mogen worden door mensen zonder de Israëlische nationaliteit en dat deze fondsen in totaal 7 miljard euro zouden beleggen in bedrijven op de Don't buy into occupation (DBIO)-lijst2
Nederland kent sinds 2006 een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van economische activiteiten van Nederlandse bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Conform dit beleid ondersteunt de Nederlandse overheid geen activiteiten van bedrijven die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen, of deze direct faciliteren. Het gaat om activiteiten in nederzettingen, activiteiten van bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen en kolonisten. Nederlandse bedrijven worden over dit ontmoedigingsbeleid geïnformeerd.
Conform motie Van Dijk (Kamerstukken 21 501-02, nr. 2379) is het Ministerie van Buitenlandse Zaken eerder in gesprek gegaan met een vertegenwoordiging van de Nederlandse pensioensector. Hierin is het ontmoedigingsbeleid toegelicht. Daarnaast verwerkt het kabinet in het kader van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen dat pensioenfondsen gepaste zorgvuldigheid toepassen bij hun investeringen en hierover zo transparant mogelijk rapporteren. Hierbij moeten risico’s op mensenrechtenschendingen in de beleggingsportefeuille in kaart gebracht worden en wordt verwacht dat fondsen hun invloed aanwenden om deze risico’s bij bedrijven aan te pakken of te voorkomen.
Vindt u dat de Nederlandse pensioenfondsen voldoende doen om te voorkomen dat hun beleggingen direct of indirect bijdragen aan het illegale nederzettingenbeleid van Israël? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, welke maatregelen gaat u dan nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat Nederlandse bedrijven voldoende doen om te voorkomen dat zij met economische activiteiten direct of indirect bijdragen aan het illegale nederzettingenbeleid van Israël? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, welke maatregelen gaat u dan nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer komt u met uw analyse of het Nederlandse beleidskader gewijzigd dient te worden naar aanleiding van de advisory opinion van het internationaal gerechtshof over de Palestijnse gebieden?
Op verzoek van uw Kamer heeft het kabinet op 9 december jl. zijn reactie verzonden op het briefadvies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) ten aanzien van het Israëlisch-Palestijns conflict. In deze reactie is het kabinet tevens ingegaan op het advies van het Internationaal Gerechtshof inzake de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden van 19 juli jl.
Het kabinet zal het huidige nationale beleid nadrukkelijk blijven uitvoeren naar aanleiding van het advies van het Hof en houdt terzake ook met Europese partners contact, zoals met Frankrijk en Duitsland.
Wat is uw reactie op het AIV-advies dat er een effectiever monitoringmechanisme moet komen om economische en andere vormen van samenwerking met illegale Israëlische nederzettingen tegen te gaan?3
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u van het AIV-advies om Europese bedrijven en investeerders die op welke wijze dan ook bijdragen aan het illegale nederzettingenbeleid van bepaalde aanbestedingsprocessen uitgesloten dienen te worden?4
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om het Nederlandse ontmoedigingsbeleid aan te scherpen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.