De uitspraak van de rechter over belastingconstructies gericht op belastingontwijking |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Rechter verwerpt PwC-opzetje om Nederlandse belasting te ontlopen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat praktijken van bedrijven die gericht zijn op ontwijken van het betalen van belasting nadelige gevolgen hebben voor de maatschappij, en dat dit ingaat tegen het principe dat iedereen (dus ook bedrijven) eerlijk belasting moet betalen? Kunt u schetsen welke stappen u onderneemt om dergelijke praktijken te voorkomen?
Ja, die mening deel ik. Door belastingontwijking komen de kosten van algemene voorzieningen uiteindelijk te liggen bij burgers en bedrijven die wel gewoon (op tijd) hun belasting betalen. Dat is onrechtvaardig, te meer omdat degenen die zich aan de belastingheffing onttrekken wel profijt hebben van met belastinggeld gefinancierde voorzieningen. Belastingontwijking ondermijnt daarmee de belastingmoraal en schaadt bovendien de Nederlandse reputatie.
Nederland heeft de afgelopen jaren belastingontwijking met verschillende maatregelen streng aangepakt. Op internationaal terrein heeft Nederland actief en constructief meegewerkt aan de afspraken die zijn gemaakt over een herziening van het internationale belastingsysteem. Ook nationaal zijn veel maatregelen genomen. Een belangrijk voorbeeld is de bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties die Nederland vanaf 1 januari 2021 heeft ingevoerd. Vanaf 1 januari 2024 geldt de bronbelasting ook voor dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties. Ook de strenge vormgeving van de generieke renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) is een voorbeeld dat de inzet van het kabinet in de aanpak van belastingontwijking toont. Daarnaast heeft Nederland maatregelen genomen die zorgen voor een evenwichtigere belastingheffing van multinationals, mede naar aanleiding van het rapport van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals.2 Een voorbeeld hiervan is de beperking van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting sinds 2022. Al deze maatregelen hebben de mogelijkheden voor belastingontwijking in en via Nederland aanzienlijk verminderd, en hebben bijgedragen aan een evenwichtigere belastingheffing van multinationals. Het IMF en de Europese Commissie geven aan dat Nederland met al deze maatregelen belastingontwijking waar mogelijk tegengaat.
Het kabinet zet de strijd tegen belastingontwijking voort. Internationale belastingontwijking is het meest effectief aan te pakken met een gecoördineerde internationale aanpak. Bij nationale maatregelen bestaat namelijk het risico dat belastingontwijking zich alleen verplaatst. Daarom ligt de focus van het kabinet op internationale maatregelen. Ook nationaal zet het kabinet verdere stappen, bijvoorbeeld door te werken aan een wetsvoorstel met een maatregel tegen het opknippen van activiteiten over verschillende vennootschappen voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed, dat met het Belastingplan 2025 aan uw Kamer kan worden aangeboden. Bovendien onderzoekt het kabinet nog verschillende concrete maatregelen voor opmerkelijke belastingconstructies die geïnventariseerd zijn in de Kamerbrief van 19 september jl.3
Welke mogelijkheden ziet u om bedrijven te stimuleren om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen bij het tegengaan van dergelijke praktijken, met oog op de commissie die PwC in 2016 heeft ingesteld die de maatschappelijke context meeweegt bij belastingadviezen? Welke mogelijkheden ziet u om te bevorderen dat dergelijke instrumenten niet alleen op papier geregeld zijn, maar ook daadwerkelijk succesvol ingezet worden?
In de eerste plaats zou ik graag de Tax Governance Code (TGC) van VNO-NCW willen aanhalen. Met de TGC liet een grote groep beursgenoteerde bedrijven zien dat zij de stap durfden te maken naar een meer transparante belastingpraktijk. De TGC heeft tot doel meer inzicht te bieden in de belastingstrategie van grote ondernemingen en wat zij betalen in de landen waar ze actief zijn. Deelnemers houden zich niet alleen aan de letter, maar ook aan de geest van de wet en zien het betalen van belastingen niet alleen als kostenpost, maar ook als een middel voor sociaal-economische cohesie, duurzame groei en welvaart op de lange termijn. De TGC is een instrument van het bedrijfsleven zelf. Wel is het Ministerie van Financiën nauw betrokken, en wordt regelmatig samen met een breed scala aan partijen over de code gesproken (ook van buiten het bedrijfsleven), waaronder ook over de naleving van de code.
Daarnaast heb ik mij sinds mijn aantreden ingezet om de dialoog en acties op het gebied van ethisch handelen en maatschappelijke verantwoordelijkheid van belastingadviseurs en bedrijven verder te brengen in gesprekken met bedrijven en organisaties, tijdens optredens en in colleges aan studenten fiscaal recht.
Het is goed om te zien dat de beroepsgroep van belastingadviseurs stappen heeft gezet op dit gebied. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan de Tax Principles die de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) in 2022 heeft aangenomen en hanteert voor haar leden en het Register Belastingadviseurs dat een voorstel heeft gedaan om de kwaliteit van het beroep van adviseurs te bewaken en misstanden tegen te gaan. Deze initiatieven kunnen ook doorwerken naar het tuchtrecht dat die beroepsorganisaties hanteren. De Tax Principles van de NOB maken namelijk integraal deel uit van de aangescherpte en gemoderniseerde Code of Conduct van de NOB, en naar mijn mening kan over een schending van die Code of Conduct – als handelen in strijd met de eer en waardigheid van het beroep – een tuchtrechtelijke klacht bij de NOB worden ingediend. Niet alleen een cliënt van een lid van de NOB maar ook de Belastingdienst kan zo’n klacht indienen. Dergelijke initiatieven zijn nog relatief nieuw en het zal daarom nog enige tijd duren voordat duidelijk wordt of deze initiatieven er daadwerkelijk toe leiden dat belastingadviseurs en hun beroepsorganisaties meer hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. De beroepsgroep is verder zelf aan zet op dit thema. In mijn gesprekken met de beroepsgroep zal ik dit onderwerp blijvend agenderen.
Valt de in deze casus gepoogde constructie onder de reikwijdte van de implementatie van de Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6, die intermediairs en/of belastingplichtigen verplicht om potentieel agressieve grensoverschrijdende fiscale constructies te melden bij de Belastingdienst?
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers. Deze vraag zal ik daarom beantwoorden aan de hand van openbare informatie, waaronder de uitspraak van Rechtbank Amsterdam4 waaraan Het Financieele Dagblad refereert in diens artikel van 17 maart jl.5
Op grond van de implementatie van de Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6 geldt een meldingsplicht ingeval van een meldingsplichtige grensoverschrijdende (internationale) constructie. De meldingsplicht geldt voor de periode vanaf 25 juni 2018.
De gepoogde opzet die wordt beschreven in voornoemde uitspraak van Rechtbank Amsterdam bestaat in de kern uit een juridische fusie waarbij een moedermaatschappij opgaat in haar dochtermaatschappij (dochter/moeder-fusie). Een dochter/moeder-fusie kan onder bepaalde omstandigheden onder de meldingsplicht van de implementatie van de Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6 vallen, meer specifiek onder wezenskenmerk E3. Dit wezenskenmerk ziet op internationale reorganisaties. In dit specifieke geval concludeer ik op basis van de openbare informatie dat voor deze dochter/moeder-fusie echter niet voldaan wordt aan de vereisten van wezenskenmerk E3, omdat het een fusie betreft waarbij een Nederlandse onderneming wordt overgedragen aan een andere Nederlandse onderneming.
Als deze constructie wel onder de reikwijdte van de MDR valt, hoe verklaart u dan dat deze niet eerder aan het licht is gekomen? Hoe reflecteert u op de handhaving ten aanzien van de implementatie van deze richtlijn in de praktijk?
De handhaving van de naleving van de implementatie van de richtlijn is gecentraliseerd belegd bij het gespecialiseerde MDR-team van de Belastingdienst. Het MDR-team zet diverse handhavingsinstrumenten in om de naleving van de DAC6 richtlijn te bevorderen. Allereerst doet het team dat door helder informatie te geven over de meldingsplicht en door bereikbaar te zijn. Hiermee wordt de compliance aan de voorkant verhoogd. Daarnaast zijn er verschillende inspanningen in het kader van het toezicht. Zo is onder andere de kwaliteit van de meldingen beoordeeld en zijn de melders hierop per brief aangesproken indien dit nodig was. Het MDR-team beoordeelt een groot aantal meldingen op basis van een signaalmodel op de noodzaak om aandacht aan de fiscaliteit te besteden. Naast het centrale toezicht zijn de meldingen ook grotendeels beschikbaar voor het reguliere toezicht proces. Bovendien legt het MDR-team bedrijfsbezoeken af bij intermediairs en andere meldingsplichtigen om toe te zien op de processen rondom DAC6. Overigens wordt de implementatie van de MDR en eventuele andere Europese regels ook vanuit Europa bewaakt, door bijvoorbeeld de European Court of Auditors.
Als deze constructie niet onder de reikwijdte van deze richtlijn valt, deelt u dan de mening dat dit wel zo zou moeten zijn? Bent u bereid om in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om (desnoods eerst op nationaal niveau) de effectiviteit van deze wetgeving te vergroten, bijvoorbeeld door de meldingsplicht te verbreden?
DAC6 heeft als doel de lidstaten door automatische gegevensuitwisseling over grensoverschrijdende constructies beter in staat te stellen zich te verweren tegen uitholling van hun nationale belastinggrondslagen.6 Lidstaten beschikken namelijk bij grensoverschrijdende constructies niet zonder meer over alle relevantie informatie om te kunnen beoordelen of hun belastingautoriteit kan of moet optreden tegen een bepaalde constructie.
Ik begrijp dat met de beschreven opzet getracht werd de consequenties van de Wet spoedreparatie fiscale eenheid7 te matigen voor een bestaande structuur. De aanleiding was derhalve één specifieke Nederlandse wetswijziging, de Wet spoedreparatie fiscale eenheid.
De richtlijn betreft een Europees vastgesteld kader voor de detectie van internationale constructies. Het uitbreiden van MDR/DAC6 specifiek voor een aanpassing van een groepsstructuur als de onderhavige zal niet wezenlijk bijdragen aan het voorkomen of vroegtijdig onderkennen van internationale belastingontduiking/-ontwijking. Het lijkt dan ook minder passend om MDR/DAC6 specifiek voor een situatie als de onderhavige unilateraal te verruimen en zo af te wijken van de Europees afgesproken standaard.
Kunt u schetsen hoeveel meldingen er de afgelopen jaren zijn binnengekomen ten aanzien van agressieve belastingconstructies op basis van deze richtlijn of in algemene zin? Kunt u tevens een beeld geven van wat er op basis van deze meldingen veranderd is in wetgeving om deze mazen te dichten?
In totaal zijn in Nederland tot en met 2023 7.666 meldingen ontvangen. Deze meldingen zien op een periode van 25 juni 2018 tot en met 31 december 2023. Binnen Europa zijn 4.064 meldingen over dezelfde periode ingediend met relevantie voor Nederland. Dit is hieronder nader gevisualiseerd.
De Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6 heeft onder andere tot doel het informeren van (belasting)autoriteiten, zodat onverwijld kan worden gereageerd op schadelijke fiscale praktijken door mazen in wetgeving te dichten. Het informeren van (belasting)autoriteiten helpt ook om op schadelijke fiscale praktijken te kunnen reageren door middel van passende risicobeoordelingen en belastingcontroles. Overigens geldt in algemene zin dat tendensen die afgeleid worden uit MDR-signalen in een groter geheel van signalen kunnen bijdragen aan voorgenomen wetswijzigingen. Die MDR-signalen vormen dan een onderdeel van het geheel om tot veranderingen in de regels te komen.
Onder andere als gevolg van Europese richtlijnen zijn in de afgelopen jaren antimisbruikbepalingen geïntroduceerd, zoals in het bijzonder de ATAD-richtlijn (Anti Tax Avoidance Directive). De informatie uit ontvangen meldingen wordt (ook) gebruikt om te beoordelen of agressieve fiscale constructies kunnen worden bestreden met de bestaande antimisbruikbepalingen. Hiermee zijn de bestaande antimisbruikbepalingen en de meldingsplicht op grond van de Mandatory Disclosure Rules (DAC6) complementair aan elkaar in de bestrijding van schadelijke fiscale praktijken. Tot slot is met de Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6 ook een algemeen afschrikeffect beoogd.
De brief van 11 maart 2024 (Kamerstuk 32140, nr. 181) inzake het rapport ‘VAT Gap in the EU, report 2023’ |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Folkert Idsinga (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Wat betekent in nominale termen een btw-nalevingsgat van 4,9%; met andere woorden hoeveel euro aan btw wordt jaarlijks gemist?
Het VAT GAP report 2023 (hierna rapport) gaat in 2022 uit van € 73,5 miljard aan verwachte btw-inkomsten ingeval er sprake zou zijn van volledige naleving van de wet- en regelgeving. De daadwerkelijke btw-inkomsten worden in het rapport in 2022 echter geschat op € 69,9 miljard. Dit resulteert in een verwacht btw-nalevings-gat in 2022 van € 3,6 miljard, hetgeen gelijk staat aan 4,9% van € 73,5 miljard. Deze cijfers zijn ook terug te vinden in en te herleiden uit Tabel 2 van de Kamerbrief.1
Kunt u meer details geven rondom de hoofdzakelijke veroorzakers (de genoemde top vijf onderaan in de brief op pagina twee) betreffende het btw-nalevingsgat? Wat voor soort fraude hebben we het hoofdzakelijk over? Wat is de aard van de belastingontwijking? Wat is de aard van de belastingplanning? Wat voor soort administratieve fouten hebben we het over? Is hier een trend in te bespeuren? Wat is de genoemde onduidelijkheid rondom verlaagde tarieven en vrijstellingen? Welke tarieven? Welke specifieke vrijstellingen?
Het btw-nalevings-gat is het verschil tussen de verwachte en de daadwerkelijke inkomsten. De verdeling naar aard wordt niet vastgesteld. De oorzaak van het nalevings-gat kan zoals in de brief aangegeven diverse oorzaken hebben en ook de verdeling kan in lidstaten verschillen.
De fraude kan alle vormen van btw-fraude omvatten, bijvoorbeeld door minder dan de verschuldigde btw aan te geven, meer btw terug te vragen dan waarop een recht is ontstaan, zwarte omzet en carrouselfraude.
Belastingontwijking en belastingplanning kunnen vormen van optimaal gebruikmaken van de btw-regelgeving betreffen. Voorbeelden daarvan in Nederland zijn de constructies waarbij via aandelenoverdracht onroerend goed wordt verkregen voor het gebruik daarvan voor van btw-vrijgestelde prestaties of door verbouwd onroerend goed eerst kort btw-belast te verhuren met het oog op aansluitende btw-vrijgestelde verhuur. In beide voorbeelden wordt de belastingdruk geoptimaliseerd.
Administratieve fouten hebben betrekking op toepassing en verwerking van de btw-regels in de administratie van de ondernemer. Zulke fouten kunnen verschillend van aard zijn. Bijvoorbeeld verkeerde toepassing van tarieven, percentages of andere specifieke regelingen. Dat houdt mede verband met de complexiteit van de regelgeving en het doenvermogen van de ondernemer. In het antwoord op vraag 8 wordt nader ingegaan op bevindingen op dit vlak vanuit de MKB-steekproef.
De fouten met tarieven variëren van toepassing van een verkeerd tarief tot lastige afbakeningssituaties en samengestelde prestaties met verschillende tarieven. Nagenoeg alle vrijstellingen zijn technisch lastig door de uitzondering op de belaste prestaties qua toepassingsbereik, voorwaarden en de doorwerking die vrijstellingen hebben op de mate en berekening van aftrek van btw op aankopen ten behoeve van die van btw-vrijgestelde prestaties. De btw-vrijstellingen worden dit jaar geëvalueerd.
Vorig jaar is de evaluatie van het verlaagde btw-tarief gepubliceerd.2 Deze evaluatie vloeide voort uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE).3 Op 19 september heb ik uw Kamer de kabinetsreactie van de evaluatie opgestuurd.4 De belangrijkste uitkomst van de evaluatie is dat het verlaagde btw-tarief deels doeltreffend, maar in het algemeen géén doelmatig instrument is om de beoogde doelen te bereiken.5 In het algemeen voldoet het verlaagde btw-tarief volgens de onderzoekers verder niet aan het toetsingskader fiscale regelingen. De onderzoekers bevelen aan kritisch te evalueren of de doelen van het verlaagde btw-tarief (die vaak decennia geleden zijn vastgesteld) nog actueel en relevant zijn. Zij raden bovendien aan meer doelmatige beleidsinstrumenten te overwegen om de beoogde beleidsdoelen te bereiken.
Ingeval wordt besloten om bepaalde fiscale regelingen die zien op het verlaagd btw-tarief af te schaffen zal dit niet alleen leiden tot een verkleining van het btw-beleids-gat, maar indirect mogelijk tot gevolg hebben dat de hiervoor bij de tarieven genoemde onduidelijkheden in de wetgeving bij die tariefposten verdwijnen.
Welke specifieke opvolging bent u voornemens te treffen ten aanzien van deze hierboven genoemde top vijf?
De Belastingdienst blijft altijd streven naar een juiste en volledige btw-afdracht door de ondernemer. De inzet van de Belastingdienst focust zich zoals beschreven is in de werkwijze van de Belastingdienst in de brief op alle oorzaken van het btw-nalevings-gat. De volgende grote stap die gezet gaat worden hangt samen met het nu voorliggende voorstel van de Europese Commissie (Commissie) betreffende het VAT in the digital age-pakket (VIDA) dat vereenvoudigingen doorvoert voor ondernemers zodat zij minder geconfronteerd worden met registratie en afdrachten betreffende btw-verplichtingen over de EU-grenzen heen. Dit zal de naleving verhogen en de kans op fouten verminderen. Daarnaast zal de inning van btw verbeteren en eenvoudiger worden door de introductie van de platformfictie voor de sectoren waar niet altijd zicht op is. Ook zal sneller geacteerd kunnen worden op de carrouselfraude door de snelle data-rapportage van transacties tussen ondernemers in verschillende EU-landen gekoppeld aan data-analyse.
Betreffende de onder 2 genoemde voorbeelden van belastingontwijking en -planning is recent via het Belastingplan 2024 regelgeving aangepast die ziet op structuren met vastgoedaandelentransacties. Voor de aanpassing van de btw-herzieningsregels betreffende verbouwingsdiensten staat tot en met 2 april 2024 een internetconsultatie uit.
Voor het zoveel mogelijk voorkomen van fouten wordt gewerkt aan het versterken van de zogenaamde administratieve keten. Het aanleveren en verzamelen van gegevens voor de belastingheffing is een administratief proces dat een hele keten doorloopt. In iedere fase van de administratieve keten en bij elk(e) overdrachtsmoment of ketenpartner kunnen fouten worden gemaakt. Softwareprogramma’s kunnen ondernemers ondersteunen en sturen hen bij het doorlopen van die administratieve keten. In het jaarplan 2024 van de Belastingdienst is aangekondigd dat dit jaar analyse plaatsvindt welke aangiftefouten met software kunnen worden voorkomen, zodat softwareontwikkelaars hun programma’s nog effectiever kunnen maken.6
Tot slot merk ik op dat het btw-nalevings-gat nooit helemaal zal verdwijnen. Bepaalde oorzaken, zoals faillissementen en het maken van vergissingen, kunnen niet voorkomen worden.
Wat gaat u doen met de constatering dat de Europese Commissie inschatte dat een kwart van het btw-gat in de Europese Unie (EU) te wijten is aan btw-fraude?
Welk deel van het btw-nalevings-gat is toe te rekenen aan btw-fraude is vanwege het verhullende karakter van fraude voor niemand bekend of niet anders dan bij deze grove inschatting te becijferen. Op basis van een inmiddels oude inschatting door de Europese Commissie wordt een kwart van het btw-gat toegerekend aan btw-fraude (waaronder btw-carrouselfraude) en driekwart aan andere oorzaken zoals belastingoptimalisatie, administratieve fouten of faillissementen.
Sindsdien hebben de Commissie en de lidstaten veel maatregelen doorgevoerd, waaronder de oprichting en uitbreiding van Eurofisc, de inzet van Transaction Netwerk analysis (TNA) de oprichting van het Central Electronic System of Payment information (CESOP), het verbeteren van de samenwerking tussen belastingdiensten en aangescherpte regelgeving op het gebied van fraude.
Zoals in mijn antwoord onder vraag 3 toegelicht, is de volgende stap via het VIDA-pakket onder andere gericht op vereenvoudiging van naleving van de btw-verplichtingen en snellere detectie van btw-relevante transacties. Dit pakket aan maatregelen heeft mogelijk net als de eerdere invoering van de regels voor e-commerce en de uitbreiding van de One-Stop-Shop een breder bereik dan btw-fraude alleen, zodat ook de overige oorzaken van het btw-nalevings-gat worden aangepakt.
Wat zijn de verklaringen achter het «succes» dat grote dalingen hebben plaatsgevonden ten aanzien het btw-nalevingsgat in Italië, Cyprus, Polen, et cetera?
Het is lastig om een volledige verklaring te geven van dalingen of stijgingen in het btw-nalevings-gat, zeker in andere lidstaten. Het rapport geeft aan dat positieve veranderingen in de naleving voor de EU als geheel veroorzaakt kunnen zijn door steunmaatregelen tijdens de covid-19 pandemie, welke ook bijdroegen aan het verminderen van de frequentie van faillissementen. Een andere oorzaak van de geconstateerde daling van het btw-nalevings-gat kan verband houden met veranderingen in de structuur van de consumptie van huishoudens naar categorieën en kanalen waar de naleving doorgaans hoger is (bv. online winkelen) en het toegenomen aandeel van niet-contante betalingen. Verder geeft het rapport voor de lidstaten afzonderlijk verschillende verklaringen.
Het rapport geeft aan dat de daling van het btw-nalevings-gat in Italië van 11,1% over de periode 2019–2021 door Italië zelf wordt ingeschat op 9%. Het grootste deel van deze daling lijkt toe te schrijven aan een permanente verhoging van de naleving door belastingbetalers. De achterliggende reden(en) van deze verhoging wordt in het rapport niet benoemd.
In 2019 betrof het btw-nalevings-gat in Cyprus 12%, in 2020 17,5% en in 2021 8,3%. Deze volatiliteit in de cijfers suggereert volgens het rapport dat de modellen van de Commissie niet goed rekening konden houden met de regelingen voor uitgestelde betalingen die in 2020 en 2021 zijn genomen in reactie op de covid-19 pandemie. Vandaar dat de Commissie bij Cyprus geen inschatting kon maken voor 2022.
Polen wordt in het rapport als één van de succesverhalen benoemd door de grote daling van het btw-nalevings-gat tussen 2013 en 2021. Polen heeft grote vooruitgang geboekt bij het terugdringen van de niet-naleving door zijn rapportageverplichtingen uit te breiden, toezicht uit te oefenen en maatregelen te nemen tegen grootschalige intracommunautaire btw-fraude. Polen heeft in 2016 een nationale versie van de door de OESO ontwikkelde Standard Audit File for Tax (SAF-T) ingevoerd. Aanvankelijk werd de rapportageplicht ingevoerd voor grote ondernemingen, maar de reikwijdte werd geleidelijk uitgebreid, wat leidde tot een wijdverbreid gebruik door alle 1,6 miljoen belastingbetalers. Tegen oktober 2020 had het de reguliere maandelijkse btw-aangifte volledig vervangen. De overige maatregelen die Polen heeft genomen staan opgesomd in het rapport.
Volgens het rapport is de sterke daling in België mogelijk toe te schrijven aan de uitgestelde betalingen in het kader van de covid-19 pandemie. Het rapport schat in dat het btw-nalevings-gat in 2022 (11,6%) weer meer in lijn zal zijn met die van de periode 2017–2020 (gemiddeld 12,5%).
Ook bij Ierland gaat het rapport ervan uit dat de grote daling het gevolg is van de getroffen betalingsregelingen tijdens de covid-19 pandemie. In 2021 is het btw-gat met 6,7% weer meer in lijn met de periode 2017–2019 (gemiddeld 6,9%). 2020 lijkt met 12,7% de uitschieter.
Hoe worden landen als Roemenië en Hongarije gewezen op het terugdringen van hun respectievelijke btw-nalevingsgaten?
Lidstaten dragen een eigen verantwoordelijkheid om het btw-nalevings-gat te verkleinen. Natuurlijk wordt er in de EU samengewerkt waar het kan. Het VIDA-pakket, Eurofiscen TNA zijn daar goede voorbeelden van. Hierbij werken belastingdiensten met elkaar samen om fraude op te sporen. Daarnaast dienen lidstaten de Commissie in kennis te stellen van de door hen toegepaste procedures betreffende de registratie van belastingplichtigen en de bepaling en invordering van de btw, alsmede van de voorschriften en resultaten van hun controlestelsels op het gebied van de btw. De Commissie gaat in samenwerking met de afzonderlijke betrokken lidstaten na of er eventueel verbeteringen in de procedures kunnen worden voorgesteld ter verhoging van de doeltreffendheid. Ook stelt de Commissie om de drie jaar een verslag op over de in de lidstaten toegepaste procedures en over de eventuele daarin aangebrachte verbeteringen.
Wat zijn de gevolgen voor de afdrachten aan de EU indien landen relatief grote btw-nalevingsgaten laten zien? Klopt het dat landen met betere naleving relatief meer afdragen aan de EU dan landen met slechtere cijfers?
Er zijn verschillende manieren waarop lidstaten afdragen aan de EU-begroting, waaronder op basis van de btw-afdracht. De btw-afdracht wordt vastgesteld op basis van een uniform afdrachtenpercentage (0,3 procent) van de geharmoniseerde btw-grondslag. Omdat afzonderlijke lidstaten verschillende btw-tarieven hanteren, wordt afgedragen op basis van een gewogen gemiddelde tarief (GGT). Er wordt bij de berekening van de btw-grondslag geen rekening gehouden met de naleving in lidstaten. Daarom kan een minder hoge naleving van een lidstaat leiden tot een kleinere grondslag en daarmee een lagere afdracht op basis van de btw aan de EU-begroting. Het «gat» wat daardoor ontstaat wordt vervolgens door alle lidstaten gezamenlijk gedekt via de afdracht op basis van het bni. Andere lidstaten hebben er dus belang bij dat de naleving wordt verbeterd.
Wat tonen de steekproeven bij de Belastingdienst (pagina vier van de brief) aan als «andere oorzaken dan fraude»?
Uit de steekproef omzetbelasting naar oorzaken van het btw-gat kwam het onderstaande resultaat naar voren.
(Doel)bewust
8,3%
Grenzen van de wet opzoeken
5,8%
Slordigheid of gemakzucht
33,2%
Onwetendheid / gebrek aan kennis
37,8%
Administratie slecht op orde
10,2%
Ingewikkelde / onduidelijke regelgeving
6,2%
Persoonlijke of financiële problemen
4,5%
Pleitbaar standpunt
3,0%
Foutje; vergissing
25,8%
Anders
6,2%
Waarom wordt in het lijstje van maatregelen (pagina vier van de brief) het doen van boekenonderzoeken niet genoemd? Wat is thans de controledichtheid btw ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf en het grootbedrijf? Wat zijn de resultaten hiervan?
Boekenonderzoeken zijn niet afzonderlijk in de brief genoemd, maar maken deel uit van de activiteiten voor «toezicht achteraf» zoals vermeld in het overzicht van activiteiten. Over de ontwikkelingen met betrekking tot boekenonderzoeken en fraudebestrijdingsinitiatieven is de Tweede Kamer in mei 2023 bij de jaarrapportage over het Jaarplan Belastingdienst geïnformeerd over de in de motie Idsinga gevraagde gegevens en resultaten voor 2022.7 Dit jaar zal hierover in de jaarrapportage 2023 worden gerapporteerd.
Wat is uw inzet op het gebied van e-factureren en databeheer, zowel in de EU als op nationaal gebied?
Deze onderwerpen maken een belangrijk deel uit van het in mijn antwoord onder 3 genoemde VIDA-pakket. Mijn inzet op het gebied van e-facturatie en databeheer is in het BNC-fiche weergegeven voor het deel van VIDA dat ziet op de digitale rapportageverplichtingen in samenhang met de verplichte e-facturatie8. Daarin is de inzet uitgebreid beschreven alsmede in mijn daarop volgende brief van 20 april 2023 met de beantwoording van de gestelde vragen tijdens het schriftelijke overleg inzake voorgenoemde BNC-fiche9. Kortheidshalve verwijs ik hier naar die stukken.
Wat is uw inzet ten aanzien van het btw-gat op de Ecofin in mei 2024?
Het Belgische voorzitterschap is voornemens het VIDA-pakket te agenderen tijdens de Ecofin van mei en hoopt tot een akkoord te komen op het hele pakket. Nederland is positief over het voorstel en zet bij de onderhandelingen en bij de Ecofin in op zoveel mogelijk harmonisatie tussen lidstaten. De doelen van het voorstel – het tegengaan van fraude en administratieve lastenverlichting – moeten niet uit het oog worden verloren. Dit pakket zal naar verwachting de naleving verhogen en de kans op fouten verminderen. Hierdoor zal het btw-gat in Nederland en de EU naar verwachting ook afnemen. Gezien het pakket – zeker ten aanzien van de digitale rapportage verplichtingen – grote IT wijzigingen vereist, zet Nederland ook in op voldoende implementatietijd voor ondernemers en de Belastingdienst.
Wordt in het btw-beleidsgat (pagina 6 en verder van de brief) ook het btw-nultarief voor grensoverschrijdende transacties meegewogen? Zo ja, hoe zou het beleidsgat eruitzien als dat niet gedaan zou worden?
Nee, dit ziet alleen op 0% btw-belaste goederen en diensten genoemd in bijlage III van de btw-richtlijn. Voor Nederland betreft dat de toepassing van post 10quater van deze bijlage dat ziet op levering en installatie van zonnepanelen. Gezien dit geen element betreft in de bepaling van het btw-beleids-gat heeft het daar geen effect op. Het 0%-tarief dat wordt aangewend voor grensoverschrijdende transacties als intracommunautaire prestaties of export, is van technische aard en ziet niet op de uiteindelijke btw die in de prijs is begrepen voor het goed of de dienst aan de consument. Deze 0% is eigenlijk een btw-vrijstelling met aftrek van voorbelasting dat erin voorziet dat de prestatie wordt ontdaan van btw-druk en de prestatie op die manier in het land van bestemming tegen de daar geldende btw-regelgeving en tarief op het product aan de eindconsument wordt geleverd.
Kunt u de vragen beantwoorden vóór het aanstaande commissiedebat Internationale fiscaliteit?
Ja.
Het bericht ‘A historic step’: G20 discusses plans for global minimum tax on billionaires’ |
|
Folkert Idsinga (VVD), Wendy van Eijk-Nagel (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «A historic step»: G20 discusses plans for global minimum tax on billionaires»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Hoe beoordeelt u het idee om voortbordurend op de wereldwijde minimumbelasting voor multinationals een vergelijkbare wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs te verkennen?
Ik heb in eerdere correspondentie met uw Kamer aangegeven dat verkend wordt of er in internationaal en Europees verband afspraken gemaakt kunnen worden over de belastingheffing van zogenoemde «high net worth individuals» (HNWI’s).2 In de kabinetsappreciatie van het Global Tax Evasion Report 2024 is onder andere nader ingegaan op deze verkenning en het voorstel van de onderzoekers van het rapport voor een wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs. In de kabinetsreactie is aangegeven dat Nederland meermaals richting de OESO heeft aangegeven dat de belastingheffing van HNWI’s voor Nederland een prioriteit is. Er lijkt momentum te zijn hiervoor. Er lijkt momenteel steun te zijn vanuit enkele andere landen om dit onderwerp in OESO-verband te bespreken. Momenteel is de OESO echter nog druk bezig met het afronden van de pijlers. Voor het behouden en verkrijgen van meer draagvlak is het verstandig, en tevens de inzet van Nederland, om in internationaal verband stapsgewijs de problematiek en mogelijke beleidsoplossingen te onderzoeken voordat stevig voor een bepaalde oplossingsrichting gepleit wordt. Daarmee geeft het kabinet opvolging aan de moties van de leden Van der Lee en Alkaya.
Is Nederland tot dusver betrokken geweest bij de genoemde bespreking of de totstandkoming van het Europese standpunt hierin? Zo ja, wat is de Nederlandse inbreng geweest?
Nederland is dit jaar niet direct betrokken bij G20-discussies over belastingen, omdat Nederland van G20-voorzitter Brazilië geen volledige uitnodiging heeft ontvangen voor deelname aan de G20. De EU-inzet voor de G20-bijeenkomst van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale Banken (FMCBG) die plaatsvond op 28–29 februari is zoals gebruikelijk afgestemd via de «EU Terms of Reference for the FMCBG». In die «EU Terms of Reference» is opgenomen dat de EU openstaat voor het overwegen van thema’s op het gebied van belastingen en ongelijkheid. Nederland heeft ingestemd met de «EU Terms of Reference».
Wat zijn de meest gebruikte methodes die door miljardairs gebruikt worden om het betalen van een eerlijk deel van hun inkomen aan belasting zoveel mogelijk te ontlopen? Zou een wereldwijde minimumbelasting hier een oplossing voor kunnen bieden?
Het voorstel van de Franse Minister van Financiën tijdens de G20 is gebaseerd op het voorstel voor een wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs uit het Global Tax Evasion Report 2024 van het EU Tax Observatory. De onderzoekers beschrijven in het rapport hoe voor deze groep een lage belastingdruk kan ontstaan. In de kabinetsreactie op het rapport wordt uitgebreid ingegaan op hun analyse. Voor de beantwoording van deze vraag wordt daarom naar deze kabinetsreactie verwezen.
In hoeverre is belastingontwijking door miljardairs op dit moment in beeld? Hoeveel belastinginkomsten worden wereldwijd misgelopen als gevolg van belastingontwijking door deze groep?
Er is een onderscheid tussen belastingontwijking (tax evasion) en belastingontduiking (tax avoidance). Een vorm van belastingontduiking is vermogen te verhullen door deze te stallen in belastingparadijzen en deze niet op te geven voor de inkomstenbelasting (box 2 en box 3). In de literatuur zijn voor bepaalde landen wel enkele schattingen beschikbaar van de omvang van verhuld vermogen, bijvoorbeeld naar aanleiding van inkeerregelingen waarbij belastingplichtigen alsnog vrijwillig hun eerdere, onjuiste belastingaangiften kunnen verbeteren zonder dat zij een boete ontvangen.
Bij belastingontwijking maken belastingplichtigen op een niet-beoogde wijze gebruik van de mogelijkheden die belastingstelsels bieden. Het is lastig de totale omvang van belastingontwijking zowel binnenlands als wereldwijd te meten, aangezien hier geen eenduidige definitie voor valt te geven. Er moet eerst concreet worden gemaakt welke fiscale constructie of planning als belastingontwijking kan worden bestempeld om dan vervolgens te onderzoeken in welke mate dit voorkomt. Daarbij is er sprake van verschillende vormen van belastingontwijking. Om vervolgens schattingen te maken zijn internationale informatie-uitwisseling en transparantie onontbeerlijk.
Zijn er cijfers of schattingen over misgelopen inkomsten in Nederland als gevolg van deze vorm van belastingontwijking? Wat zou de opbrengst van een dergelijke minimumbelasting voor miljardairs in Nederland kunnen zijn?
Deelt u de opvatting dat het aanpakken van belastingontwijking het meest effectief kan plaatsvinden in samenwerking met andere (Europese of OESO) landen en dat dit initiatief daarom gestimuleerd moet worden?
Het aanpakken van internationale belastingontwijking door HNWI’s is uiteraard alleen effectief als dat in internationaal samenwerkingsverband gebeurd, net zoals de aanpak van internationale belastingontwijking door multinationals. Dit sluit echter de aanpak van binnenlandse onevenwichtigheden in het belasten van (inkomen uit) vermogen niet uit. De oorsprong van belastingontwijking door HNWI’s zit hem in het gegeven dat in veel landen de effectieve belastingdruk op (inkomen uit) vermogen veel lager ligt dan die op inkomen uit arbeid. Dit komt met name ondernemers (directeur-grootaandeelhouders en IB-ondernemers) en aanmerkelijk belanghouders in het algemeen ten goede. In veel landen zie je dan ook dat de top 1% rijkste huishoudens met name ondernemers en aanmerkelijk belanghouders kent. Naar aanleiding van het IBO Vermogensverdeling heeft dit (demissionaire) kabinet flinke stappen gezet in het evenwichtiger belasten van inkomen uit arbeid en vermogen.
Bent u bereid om aan te sluiten bij dit initiatief om de mogelijkheden voor een wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs te verkennen en om hierin samen met gelijkgestemde landen in EU-, OESO- en G20-verband voor te pleiten?
Zoals aangegeven in de beantwoording van de tweede vraag, heeft Nederland meermaals richting de OESO aangegeven dat de belastingheffing van HNWI’s voor Nederland een prioriteit is. Er lijkt momentum te zijn hiervoor. Er lijkt momenteel steun te zijn vanuit enkele andere landen om dit onderwerp in OESO-verband te bespreken. Momenteel is de OESO echter nog druk bezig met het afronden van de pijlers. Voor het behouden en verkrijgen van meer draagvlak is het verstandig, en tevens de inzet van Nederland, om in internationaal verband stapsgewijs de problematiek en mogelijke beleidsoplossingen te onderzoeken voordat stevig voor een bepaalde oplossingsrichting gepleit wordt. Daarmee geeft het kabinet opvolging aan de moties van de leden Van der Lee en Alkaya.
Welke nationale mogelijkheden zijn er om, vooruitlopend op de totstandkoming van een dergelijke minimumbelasting, de handhaving in eigen land te verbeteren om belastingontwijking door miljardairs tegen te gaan?
Ik wil bij de beantwoording van deze vraag net als bij de beantwoording van vraag 5 graag een onderscheid maken tussen belastingontwijking en belastingontduiking. De term «handhaving» lijkt namelijk op belastingontduiking te duiden, waarbij belastingplichtigen in strijd met de wet de wet handelen. Ik veronderstel dat op belastingontwijking gedoeld wordt, waarbij belastingplichtigen op een niet-beoogde wijze gebruik maken van de mogelijkheden die de fiscaliteit kan bieden.
Het kabinet heeft in de afgelopen jaren veel maatregelen genomen om belastingontwijking door bedrijven (waarvan de bedoelde miljardairs aandeelhouder kunnen zijn en in zoverre qua doelgroep overlappen) tegen te gaan en om het evenwicht in het belasten van inkomen uit arbeid en vermogen te verbeteren. De kabinetsappreciatie van het Global Tax Evasion Report 2024 bevat een uitgebreid overzicht van de maatregelen die zijn getroffen.
Het kabinet blijft ook nationale stappen zetten tegen belastingontwijking. Het kabinet wil bijvoorbeeld het opknippen van activiteiten over verschillende vennootschappen aanpakken door de drempel van de earningsstrippingmaatregel specifiek voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed buiten toepassing te laten en onderzoekt nog verschillende concrete maatregelen voor de aanpak van opmerkelijke belastingconstructies die in de inventarisatie van belastingconstructies naar voren zijn gekomen. Ik verwijs naar de Kamerbrief van 19 september 2023 voor het volledige overzicht van geïnventariseerde constructies.3
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk twee weken voor het commissiedebat internationale fiscaliteit op 18 april 2024 beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk en voorafgaand aan het commissiedebat internationale fiscaliteit beantwoord. Het was vanwege het vervroegen van het commissiedebat niet mogelijk om volledig tegemoet te komen aan de gevraagde termijn van twee weken.
Het bericht 'Vermalen door het systeem' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Homeopathische zorgkosten zijn volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) aftrekbaar bij de belastingaangifte mits voorgeschreven door een erkende arts, is dit correct?1
Artikel 6.17 Wet IB 2001 bevat een lijst met uitgaven voor specifieke zorgkosten die voor aftrek in aanmerking komen. In het algemeen geldt dat sprake moet zijn van op de belastingplichtige drukkende uitgaven die zijn gedaan wegens ziekte of invaliditeit. Bovendien moet het aannemelijk zijn dat belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het doen van deze uitgaven. Homeopathische zorgkosten zullen doorgaans betrekking hebben op zorgkosten voor genees- en heelkundige hulp en farmaceutische geneesmiddelen.
In artikel 6.17, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 worden uitgaven voor genees- en heelkundige hulp genoemd. Om hierover te kunnen spreken dient op grond van artikel 6.17, negende lid, Wet IB 2001 sprake te zijn van een behandeling door (a) een arts, (b) een behandeling door een paramedicus op voorschrift en onder begeleiding van een arts of (c) een behandeling door een aangewezen paramedicus. De laatstgenoemde categorie «c» is uitgewerkt in artikel 39 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. Hierin zijn bepaalde personen als paramedicus aangewezen. Het gaat hierbij om personen die bevoegd zijn tot het voeren van de titel fysiotherapeut, diëtist, ergotherapeut, logopedist, oefentherapeut, orthoptist, podotherapeut, mondhygiënist of huidtherapeut. Voor deze aangewezen paramedici geldt niet de voorwaarde dat de behandeling moet plaatsvinden op voorschrift en onder begeleiding van een arts.
In artikel 6.17, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001 worden farmaceutische hulpmiddelen genoemd, verstrekt op voorschrift van een arts. Homeopathische en alternatieve geneesmiddelen vallen hier ook onder, mits zij zijn voorgeschreven door een arts.
Bent u van mening dat het begrip «voorschrift door een arts» in de Wet IB 2001 voldoende is omschreven?
Ja. Een «voorschrift van een arts» is een gebruikelijk en herkenbaar begrip. Bij medicijnen zal de arts doorgaans een recept voorschrijven en bij genees- en heelkundige hulp zal het voorschrift doorgaans worden vormgegeven in een schriftelijke en/of elektronische doorverwijzing, bijvoorbeeld naar een specialist.
Wat is de volledige definitie van «voorschrift door een arts» in de Wet IB 2001?
In de Wet IB 2001 is geen definitie opgenomen van een «voorschrift door een arts». De voorwaarde is verwerkt in de afzonderlijk omschreven uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Hoe vaak worden aftrekposten voor ziekte jaarlijks toegepast in persoonlijke IB-aangiften?
Over het belastingjaar 2021 is in ongeveer 860.000 (al dan niet gezamenlijke) aangiften gebruik gemaakt van de aftrekpost uitgaven voor specifieke zorgkosten.
In hoeveel van deze gevallen doen burgers volgens de Belastingdienst onterecht een beroep op de aftrekregeling?
Volgens de meest recente resultaten van steekproefonderzoek door de Belastingdienst is er bij 28% van de belastingaangiftes waarin uitgaven voor specifieke zorgkosten worden opgevoerd sprake van een foutief ingevulde aangifte waar een correctie kan plaatsvinden. Het gaat daarbij om een corrigeerbaar bedrag van € 346 miljoen (39% van het bedrag aan opgegeven zorgkosten).
Om welk bedrag gaat dit in totaal jaarlijks?
Zie antwoord vraag 5.
Is bij u bekend in hoeveel gevallen er in Nederland gebruik wordt gemaakt van de aftrekregeling voor zorgkosten specifiek voor homeopathische geneesmiddelen?
Nee, het is niet bekend hoe vaak kosten van homeopathische geneesmiddelen worden opgevoerd in de aangifte.
Bent u van mening dat de Belastingdienst extra voorzichtig moet zijn bij een mogelijk geval van fouten of fraude in het geval zij met chronisch zieken te maken heeft, gezien de vaak complexe en kwetsbare situatie waar zij mee te maken hebben?
Ik ben van mening dat bij fouten in de aangiften en de controle daarop rekening gehouden moet worden met de complexe en kwetsbare situatie waarin belastingplichtigen zich kunnen bevinden. Bij een vermoeden van onjuiste toepassing van de aftrek specifieke zorgkosten is de aanname dat sprake is van een fout, niet van fraude. Bij controle van aangiften waarin specifieke zorgkosten worden afgetrokken is het noodzakelijk om gegevens bij de belastingplichtige op te vragen, omdat de Belastingdienst niet over deze informatie beschikt en de belastingplichtige de aftrekpost aannemelijk moet maken. Dit kan belastend zijn voor de belastingplichtige aangezien het privacygevoelige medische gegevens betreft. Dit is echter inherent aan de aftrekregeling van uitgaven voor specifieke zorgkosten in de fiscaliteit.
De fiscale regeling voor aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten is in 2022 geëvalueerd.2 In het onderzoeksrapport geven de onderzoekers aan zorgen te hebben rondom de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regeling vanwege de complexe vormgeving daarvan. De Belastingdienst geeft aan dat er bij veel van de kostenposten onduidelijkheden (kunnen) zijn voor belastingplichtigen waardoor er fouten (kunnen) ontstaan. In de kabinetsreactie naar aanleiding van de evaluatie3 is aangegeven dat het kabinet de noodzaak ziet om de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten doeltreffender en doelmatiger te maken door deze beter te richten op de doelgroep van mensen met een beperking en/of een chronische ziekte. Tegelijkertijd dient de regeling, als ze behouden wordt, te worden vereenvoudigd. Het kabinet zal bij het in kaart brengen en uitwerken van de oplossingsrichtingen de ervaringen van mensen met een beperking en/of een chronische ziekte en diens vertegenwoordigende organisaties blijven betrekken, zoals ook in de evaluatie van de regeling gebeurd is.
Bent u van mening dat de Belastingdienst moet prioriteren gezien de capaciteitsproblemen en knelpunten in de uitvoering bij de fiscus?
Ja. Prioritering van handhavingsactiviteiten is onvermijdelijk. Naast dienstverlening is het uitvoeren van toezicht belangrijk om naleving te bevorderen en te borgen. De mate en intensiteit daarvan worden gebaseerd op de relevante informatie over (oorzaken van) het nalevingsgedrag van burgers en hun onderliggende drijfveren. Bij de aftrek specifieke zorgkosten ligt de prioriteit bij handhavingsstrategie met name op communicatie en dienstverlening waarmee wordt beoogd te bevorderen dat de kwaliteit van de aangiften zo goed mogelijk wordt geborgd. Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat pas bij toezicht op de ingediende aangifte blijkt dat de aangifte onjuist is en de belastingplichtige onverwacht op aanslag moet bijbetalen of een ontvangen teruggaaf moet terugbetalen. Het minimaliseren van de noodzaak tot toezicht achteraf is daarom zowel vanuit burgerperspectief wenselijk als ook uit uitvoeringsperspectief van de Belastingdienst.
De Belastingdienst verricht daarnaast ook themagericht toezicht. Jaarlijks wordt bepaald welke rubrieken extra aandacht in de behandeling van aangiften krijgen. De keuze is gebaseerd op verkregen inzichten uit onderzoek, zoals steekproeven, de compliance map en effectmetingen van eerder ingezet toezicht. De steekproeven geven het beeld dat het nalevingstekort afneemt. Naar aanleiding van de tweejaarlijkse steekproef inkomensheffing 2020 krijgen bij de behandeling van de aangiften over het belastingjaar 2023 de volgende vier rubrieken extra aandacht.
Ligt het volgens u voor de hand om prioriteit aan andere (handhavings)zaken te geven dan de aftrekregeling voor ziektekosten?
Zoals in het antwoord op vraag 9 is aangegeven, bepaalt de Belastingdienst prioriteiten door een keuze te maken voor bepaalde rubrieken voor het themagericht toezicht. Het grootste nalevingstekort van de inkomensheffing wordt veroorzaakt door de aftrek specifieke zorgkosten. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 5 en 6 gaat het bij aftrek specifieke zorgkosten om een corrigeerbaar bedrag van € 346 miljoen (39% van het bedrag aan opgegeven zorgkosten)4.
De wetgeving voor de aftrek van specifieke zorgkosten is zeer complex en maakt het nodig om bij de handhavingsstrategie vooral te investeren in communicatie en dienstverlening. De website van de Belastingdienst is in 2023 verbeterd en signalen van burgers worden gebruikt om verdere verbeteringen aan te brengen in zowel de website als de toelichting op de aangifte inkomstenbelasting. In de Stand van de Uitvoering 20235 ben ik uitgebreid ingegaan op de complexe wetgeving rondom de aftrek van specifieke zorgkosten.
De ‘Stichting Plant een Olijfboom’ |
|
Marjolein Faber (PVV), Elmar Vlottes (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Woede om steun Hamas door hulporganisatie Plant een Olijfboom: «ze juichen om slachting Israëli’s»»?1
Bent u het met de stelling eens dat het te walgelijk voor woorden is om de terroristische aanslag van 7 oktober te verheerlijken?
Deelt u de mening dat hierbij aangezet wordt tot geweld als bedoeld in artikel 137d Wetboek van Strafrecht? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Bent u bekend met het feit dat deze stichting een algemeen nut beogende instelling (ANBI)-status heeft?
Gezien de feiten dat de overheid van een stichting met ANBI-status verlangt dat die een doelstelling heeft bestaande uit een visie en een missie en de visie van de betreffende stichting luidt: Stichting Plant een Olijfboom werkt voor rechtvaardige vrede met gelijkwaardigheid voor alle burgers, inclusief recht op terugkeer voor Palestijnse vluchtelingen; hoe verhouden de uitlatingen die namens Stichting «Plant een Olijfboom» zijn gedaan zich tot de visie van deze Stichting in relatie tot de ANBI-status?
Gezien de feiten dat één van de voorwaarden is dat er per jaar een financiële verantwoording wordt gepubliceerd en wij deze op de website van de stichting niet hebben aangetroffen evenals een verslag van de uitgeoefende activiteiten in 2023 en het enige verslag dat te raadplegen is, een verslag is uit 2022 over de activiteiten van de stichting; deelt u de mening dat de stichting daarmee niet voldoet aan de voorwaarden voor het hebben van een ANBI-status? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening van de PVV dat het «juichen om slachting Israëli’s» helemaal niets te maken heeft met het dienen van het algemeen nut? Bent u dan ook bereid de ANBI-status per direct in te trekken?
Bent u tevens bereid de FIOD opdracht te geven een onderzoek te starten naar de 900.000 euro liquide middelen van deze stichting, de oorsprong van deze geldstromen en de financiële verantwoording zoals verplicht voor hun ANBI-status?
Bent u het de PVV eens dat mocht blijken dat deze stichting geld heeft overgemaakt aan Hamas of aan Hamas gelieerde organisaties dat deze Stichting dan direct verboden moet worden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de sterkste schouders de zwaarste lasten kunnen en zouden moeten dragen?1
Is dit naar uw mening nu het geval binnen de EU? Is dit het geval binnen Nederland?
Klopt het dat de superrijke 1% in Europa ongeveer de helft van al het vermogen bezit? Hoeveel bezit de top 10%? Hoeveel bezit de onderste 50%? Hoe is deze zelfde verhouding in Nederland?
Wat zijn de verschuivingen geweest in het vermogensaandeel van deze groepen over de afgelopen tien jaar?
Wat is statutaire en effectieve belastingdruk voor deze vermogensgroepen?
Vindt u het onderscheid hierin rechtvaardig? Gaat u hier iets aan doen?
Hoeveel belastinginkomsten missen we elk jaar en elk uur in Nederland doordat de superrijken lager belast worden en/of makkelijker belastingen kunnen ontwijken? Hoeveel is dit voor de EU als geheel?
Was u hier al van op de hoogte vóór deze publicatie door Oxfam?
Waar komt dit precies door? Kunt u een overzicht geven van de (fiscale) regelingen, belastingtarieven, en overige zaken die dit veroorzaken?
Hoeveel geld zou het opleveren als superrijke individuen procentueel ten minste evenveel belasting betalen als de armste helft van Nederland?
Hoeveel zou het opleveren als het tarief voor de winstbelasting ten minste evenveel zou zijn als dat van de belasting op arbeid?
Hoeveel zou het grofweg kosten om armoede volledig te verhelpen in Nederland? Bijvoorbeeld door een verhoging van het minimumloon, eventueel in combinatie met andere maatregelen?
Hoe reflecteert u op deze kosten in het licht van de opbrengsten van het eerlijker belasten van de allerrijksten?
Hoe reageert u op de constatering dat zeven op de tien mensen het ermee eens zijn dat de superrijken niet slechts hetzelfde, maar juist meer belast zouden moeten worden om armoede op te lossen en ongelijkheid tegen te gaan?
Ondersteunt u de oproep voor een Europese vermogensbelasting voor superrijken?
Deelt u de mening dat, los van ieders standpunt over het meer, gelijk of minder belasten van bepaalde vermogensgroepen, het ten minste van belang is volledig zicht te hebben op de verhoudingen in de vermogensverdeling om te komen tot goed beleid?
Deelt u de mening van bijvoorbeeld Oxfam, maar ook het IBO Vermogensverdeling dat informatie over de omvang van vermogensongelijkheid en bijbehorende belastingongelijkheid nog onvoldoende is? Wat gaat u hieraan doen?
Wat gaat u doen om een vermogensregister in het leven te roepen zodat er preciezer inzicht komt over de schaal van vermogensongelijkheid?
Welke mogelijkheden ziet u om op EU-niveau te werken aan een vermogensregister?
Het Besluit met voorwaarden voor algemeen nut investeringen en het toezicht op algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het Besluit met voorwaarden voor algemeen nut investeringen door ANBI’s (nr. 8860) van 2 april 2024?
Deelt u dat het toestaan van investeringen door (grotendeels) fiscaal vrijgestelde ANBI’s, waarbij winst weliswaar geen oogmerk maar wel een resultaat mag zijn, een inherent risico op misbruik of oneigenlijk gebruik kent?
Zo ja, welke mogelijke risico’s ten aanzien van misbruik of oneigenlijk gebruik brengt het genomen besluit met zich mee?
Welke stappen heeft u gezet om deze mogelijke risico’s weg te nemen of te verkleinen in het voorliggende besluit?
Verwacht u dat dit besluit zal leiden tot een toename van afbakenings- of definitiekwesties, zoals of de investering het «primaire doel» heeft voordeel te behalen? Zo ja, hoe is de Belastingdienst hier op voorbereid?
Verwacht u een toename van investeringen die (deels) door ANBI’s worden gedaan als gevolg van dit besluit?
In welke mate is hierin ook sprake van investeringen die door investeringen die (deels) door ANBI’s gedaan zullen worden en zonder het besluit ook gedaan zouden zijn door niet fiscaal-vrijgestelde instellingen?
Bent u voornemens om, mede gezien de uitbreiding of verduidelijking van de mogelijkheden voor het doen van investeringen door de fiscaal vrijgestelde ANBI als gevolg van dit besluit, de handhaving op naleving door ANBI’s te intensiveren? Zo ja, op welke manier gaat u dit aanpakken?
Kunt u schetsen wat de meest voorkomende manieren van misbruik of oneigenlijk van ANBI’s zijn? Welke verdere stappen gaat u concreet zetten om misbruik tegen te gaan?
Kunt u aangeven op welke manier er tot dusver invulling is gegeven aan de aanbevelingen in het advies uit het Rapport Toezicht op Algemeen Nut?
Is met de recent gepubliceerde evaluatie van de giftenaftrek eveneens de voorgenomen evaluatie van de ANBI-regeling afgedaan? Zo nee, op welke termijn wordt deze evaluatie gepubliceerd?
De visserij en ETS-2 |
|
Eline Vedder (CDA), Wytske de Pater-Postma (CDA), Cor Pierik (BBB), André Flach (SGP), Pieter Grinwis (CU) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Klopt het dat wordt gesproken over het brengen van de visserij onder het CO2-emissiehandelssysteem (ETS-2)?1
Wat zijn de mogelijke gevolgen van ETS-2 voor de visserij? Wanneer wordt onderzoek hiernaar afgerond?2
Acht u het brengen van de visserij onder ETS-2 rechtvaardig nu de Europese Unie geen ruimte biedt voor gebruik van de pulskor?
Wat is dan het handelingsperspectief voor visserijbedrijven?
Hoe beoordeelt u het eventueel brengen van de visserij onder ETS-2 in het licht van de sanering die al plaatsvindt?
Hoe gaan andere lidstaten om met de visserij in relatie tot ETS-2?
Deelt u de mening dat het onverstandig is de visserij onder het ETS-2 te brengen?
Kunt u toezeggen dat geen besluitvorming plaatsvindt voordat bovenstaande vragen zijn beantwoord en lopend onderzoek naar de gevolgen van ETS-2 voor de visserij is afgerond?
Belastingontwijking door de rijkste vrouw van Nederland |
|
Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA), Jimmy Dijk (SP), Senna Maatoug (GL) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Charlene de Carvalho-Heineken, «the queen of beer», betaalt liefst geen belasting» (NRC, 4 april 2024)1?
Wat is uw morele oordeel over het feit dat de rijkste Nederlanders door middel van fiscale trucs belasting blijven ontwijken waardoor de rekening op het bord komt te liggen van de rest van de samenleving?
Kunt u uitleggen hoe de winst van een bedrijf bij een aandeelhouder terecht kan komen als onbelaste kapitaalterugbetalingen, en welke eigendomsstructuren en transacties daarvoor nodig zijn?
Welke rol spelen artikel 4.13, eerste lid, onderdeel b, Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 3, eerste lid, onderdeel d, Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB 1965) hierin?
Ben u het ermee eens dat een dergelijke constructie weliswaar in lijn kan zijn met de letter van de wet, maar niet met de geest van de wet, specifiek de aanpassingen in de laatste jaren, en dat deze daarmee onwenselijk is?
Klopt het dat in het (ingetrokken) wetsvoorstel Wet Bronbelasting 2020 door het kabinet destijds is betoogd dat «het naar de mening van het kabinet niet bij het karakter van de bronbelasting past om, voor zover er zuivere winst is, de mogelijkheid tot onbelaste teruggaaf van nominaal op aandelen gestort kapitaal zoals nu geldt voor de Wet DB 1965 te continueren»?
Klopt het dat deze aanpassing in de vervangende wet Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden niet meer was opgenomen?
Kunt u inzichtelijk maken in hoeverre er een toename is van de beschreven route in het artikel sinds de invoering van de aangescherpte antimisbruikregels voor dividendbetalingen op 1 januari 2024?
Kunt u toelichten welke maatregelen genomen kunnen worden om dergelijke constructies onmogelijk te maken (inclusief budgettaire gevolgen)?
Zijn er voor zover u weet nog andere constructies mogelijk om de dividendbelasting te ontwijken via kapitaalterugbetalingen of bestaande vrijstellingen, zoals de deelnemingsvrijstelling? Zo ja, kunt u die constructies toelichten?
Wat zijn de budgettaire gevolgen als de 5%-norm in de deelnemingsvrijstelling wordt verhoogd naar 10%? Welk percentage hanteren andere (vergelijkbare) landen?
Op welke manier monitort de Belastingdienst het gebruik van nieuwe ontwijkingsroutes na nieuwe wetgeving?
Zijn er in het verleden afspraken gemaakt door de Belastingdienst over het niet betalen van successierecht, zoals beschreven in het NRC-artikel van 4 januari 20022?
Bent u het ermee eens dat het tegengaan van belastingontwijking eenvoudiger is als voldoende informatie over de kapitaalstromen tussen bedrijven openbaar is?
Hoe beoordeelt u het feit dat voor brievenbusmaatschappijen met een zeer groot balanstotaal de mogelijkheid bestaat om slechts een zeer beperkte balans openbaar te maken, omdat zij ondanks hun balanstotaal (van soms meerdere miljarden) geclassificeerd worden als «micro»-bedrijven?
Wanneer is de laatste keer dat de werking van deze verplichtingen is geëvalueerd? Hoe vergelijkt deze praktijk zich tot andere landen (zoals Luxemburg)?
Kunt u schetsen aan welke voorwaarden een bedrijf moet voldoen om als micro-onderneming gekenmerkt te worden?
Welke oplossing ziet u om dit soort bedrijven toch transparant te laten rapporteren?
De lobby van grote familiebedrijven om de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) te verruimen |
|
Pieter Omtzigt (NSC), Folkert Idsinga (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Is het u bekend dat lid Idsinga, naar aanleiding van een debataanvraag over de lobby van grote familiebedrijven om de BOR te verruimen1, tijdens de Regeling van Werkzaamheden2 de regering heeft verzocht om een afschrift van de lobbybrieven daarover aan het Ministerie van Financiën aan de Kamer te sturen?
Zo ja, waarom is tot op heden nog niet voldaan aan dit informatieverzoek?
Kunt u zorgen dat deze brieven, in verband met een donderdag te houden plenair debat (over de initiatiefwet Maatoug), uiterlijk deze woensdag door de Kamer zijn ontvangen? Als deze informatie nog niet compleet is, kunt u alvast delen wat thans beschikbaar is?
Bent u daarnaast bereid alle correspondentie over en weer ten aanzien van deze lobby (inclusief e-mails, app-verkeer, sms, etc.) betreffende uw departement, andere ministeries, politieke partijen en/of individuele politici aan de Kamer te verstrekken conform het bovenstaande?
De toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de agrarische sector. |
|
André Flach (SGP), Chris Stoffer (SGP) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het feit dat er in de agrarische sector veelvuldig gebruik wordt gemaakt van het ruilen van gronden, bijvoorbeeld in het kader van vruchtwisseling en bodemkwaliteit?
Klopt het dat de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) ook van toepassing is op onroerende zaken (in casu los land), indien sprake is van een teeltpachtovereenkomst en dus uit gebruik is gegeven?
Klopt het dat de Grondkamer beoordeelt of sprake is van een teelt waarvoor teeltwisseling vereist is?
Hoe wordt beoordeeld of er sprake is van een teeltpachtovereenkomst die is aangegaan voor teelten waarvoor vruchtwisseling noodzakelijk is?
Voor welke gewassen geldt dat vruchtwisseling noodzakelijk is, om in aanmerking te komen voor artikel 7:396 lid 1 sub c Burgerlijk Wetboek (BW)?
Klopt het dat grassen en maïs hier niet voor in aanmerking komen?
In hoeverre is de gemaakte uitzondering, op de hoofdregel dat alles wat uit gebruik wordt gegeven niet kwalificeert voor de BOR, dan toereikend voor diegenen die bodemkwaliteit en milieubeheer als onderdeel van hun bedrijfsexploitatie meewegen, indien voor bijvoorbeeld gras en maïs geen rechtsgeldige teeltpachtovereenkomst kan worden gesloten?
Bent u bereid om, voor teeltpachtovereenkomsten waarbij voor één partij sprake is van een teelt waarvoor teeltwisseling noodzakelijk is en bij de andere partij niet, de teeltpachtovereenkomst bij beide partijen te laten kwalificeren voor de BOR?
Indien u hiertoe niet bereid bent, welke oplossing voorziet u voor het probleem dat de eigenaar van de grond (de verpachter) de BOR niet kan toepassen op een deel van zijn vermogen en dientengevolge in mindere mate bereid zijn om grond uit gebruik te geven aan een pachter?
Exportkredietverzekeringen voor de baggersector |
|
Christine Teunissen (PvdD), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met het op 25 maart 2024 gepubliceerde rapport «Dredging destruction» van Both Ends1?
Uw ministeries en Atradius DSB schrijven in reactie op het rapport zich niet te herkennen in de conclusie van het rapport, herkent u zich wel in de feiten? Erkent u dat er in Brazilië, Egypte, de Filipijnen, de Malediven, Mozambique en Indonesië vissers en boeren hun bestaan hebben verloren en het milieu is aangetast door de via de overheid verzekerde baggerprojecten van Boskalis en Van Oord? Zo nee, waarom niet?
Is Atradius DSB begonnen met de herbeoordeling van de exportkredietverzekering voor het Mozambique LNG project? Hoe kijkt u naar de huidige veiligheidssituatie van het Mozambique LNG project? Wat is de stand van zaken rondom de veiligheidssituatie en de analyse van Atradius DSB?
Hoe staat het met de implementatie van de aanbevelingen van het door onderzoeksbureau Proximities Risk Consultancy opgeleverde rapport, waarover u op 19 juni 2023 de Kamer heeft geïnformeerd?2
Is er een concreet en effectief plan om te zorgen dat de vissers en boeren rondom het Mozambique LNG project weer kunnen vissen en oogsten?
Hoe beoordeelde Atradius DSB de publieke consultatie van de milieustudie (IEA) in het kader van het Gulhifalhu project op de Malediven nadat deze voor slechts vijf dagen online open stond tijdens de COVID-19 lockdown? Hoe is de input van de slechts zeven respondenten meegewogen?
Hoe beoordeelde Atradius DSB de te verwachten onomkeerbare milieuverwoesting in de Malediven en de gevolgen daarvan voor de lokale economie zoals toerisme en vissers?
Bent u bekend met de ontvoering van activisten Jhed Tamano en Jonila Castro en de klacht bij de VN rapporteur?3 Hoe zijn uw ministeries en Atradius DSB omgegaan met het nieuws van de ontvoering? Is de veiligheid van activisten meegenomen in de afgifte van de exportkredietverzekering?
Bent u bekend met de zeer repressieve wetgeving in de Filippijnen, waar mensenrechtenverdedigers aangemerkt worden als terroristen? Hoe heeft u deze realiteit meegewogen in uw beslissing over het afgeven van een exportkredietverzekering? Welke maatregelen neemt u om te zorgen dat er geen mensenrechtenschendingen plaatsvinden in de context van het project?
In welke gevallen kunt u een exportkredietverzekering intrekken? Kunt u toelichten of intrekking mogelijk is als de Nederlandse exporteur en/of de projecteigenaar mensenrechten schendt dan wel milieuschade veroorzaakt, dan wel daar aan bijdraagt, dan wel daarbij betrokken is?
Overweegt u de exportkredietsteun voor de projecten in Mozambique, de Malediven en de Filipijnen stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
Hoe leest u dit rapport in het kader van de aangenomen motie van de leden Alkaya en Van Raan over geen exportkredietverzekeringen bij risico's op mensenrechtenschendingen of milieuschade uit 2018?4 Bent u het eens dat de uitvoering van deze motie tekort schiet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Klopt het dat de zeven in het rapport beschreven projecten waaraan exportkredietsteun is geboden niet zijn meegenomen in de beleidsevaluatie van het mvo-beleid uit 2021?5 Waarom niet?
Bent u het ermee eens dat, in lijn met de OESO standaarden, UNGPs, SDGs en de Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework, alle relevante sociale, milieu en mensenrechten documentatie rondom de verzekerde projecten openbaar moet zijn? Bent u het ermee eens dat het mvo-beleid van Atradius DSB momenteel niet in deze eis voorziet?
Waarom kan Atradius DSB het environmental social action plan (ESAP) niet delen met de (mogelijk) getroffen gemeenschappen en maatschappelijke organisaties? Bent u bereid om in de poliswaarden van Atradius DSB op te nemen dat de ESAP publiek gedeeld wordt? Zo nee, waarom niet?
Een fiscaal neutraal pensioenkader in de tweede en derde pijler |
|
Joost Sneller (D66), Hanneke van der Werf (D66) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Deelt de mening dat – zoals geconstateerd in de memorie van toelichting van de Wet Toekomst Pensioenen1 – er een toenemend belang is van een arbeidsvormneutraal pensioenkader?
Vindt u het wenselijk dat een fiscaal gelijk speelveld voor pensioenopbouw in de tweede en derde pijler bewerkstelligd wordt, voor zowel werknemers als ondernemers?
Klopt het dat voor ondernemers in de tweede pijler «pensioenaanspraken volgens een verplichte bedrijfs- of beroepspensioenregeling» vrijgestelde winstbestanddelen zijn2 en dus het arbeidsinkomen verlagen met gevolg voor de hoogte van de arbeidskorting?
Klopt het dat pensioenopbouw in de derde pijler voor ondernemers het arbeidsinkomen niet verlagen en daarom een verschillend effect hebben op de hoogte van de arbeidskorting ten opzichte van pensioenopbouw in de tweede pijler?
Klopt het dat voor werknemers een soortgelijk verschil in doorwerking op de arbeidskorting bestaat voor pensioenopbouw in de tweede en derde pijler?
Klopt het dat dit in de praktijk betekent dat zelfstandigen, die vaker pensioen opbouwen in de derde pijler, niet dezelfde behandeling genieten als werknemers?
Welke andere fiscale verschillen bestaan tussen pensioenopbouw in de tweede of derde pijler vanwege deze definitie van arbeidsinkomen?
Welke andere verschillen ziet u in de behandeling van pensioenopbouw in de tweede of derde pijler?
Welke andere verschillen ziet u in de behandeling van pensioenopbouw voor werknemers of zelfstandige ondernemers?
Vindt u het wenselijk om het onderscheid tussen de tweede en derde pijler in de definitie van het arbeidsinkomen weg te nemen?
Zo ja, op welke manier wilt u dit onderscheid wegnemen?
De Atlas van de lokale lasten, die is opgesteld door het instituut COELO van Rijksuniversiteit Groningen |
|
Eddy van Hijum (CDA), Merlien Welzijn (NSC) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Heeft u kennis genomen van de Atlas van de lokale lasten, die is opgesteld door het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) van Rijksuniversiteit Groningen?1
Klopt het dat de woonlasten voor huishoudens met een eigen woning in 2024 als gevolg van heffingen van gemeenten, provincies en waterschappen gemiddeld stijgen met 7,4 procent tot 1.670 euro?
Kunt u aangeven of en in hoeverre deze lastenstijging het gevolg is van autonome keuzes van decentrale overheden om het voorzieningenniveau te verbeteren, dan wel het gevolg is van onontkoombare verplichtingen die voortvloeien uit wettelijke taken en prestatieafspraken met het Rijk?
Welke gevolgen heeft de stijging van lokale lasten voor het streven van u om de woonlasten voor huishoudens te beperken? Hoe werken lokale lasten door in de huurprijzen en in pogingen om de stijging hiervan (wettelijk) te begrenzen?
In hoeverre is het aanzienlijke verschil in lokale lastendruk tussen eigenaren en huurders, dat wordt veroorzaakt door de wettelijke grondslag voor gemeente- en waterschapsbelastingen, volgens u te rechtvaardigen?
Hoe verhoudt de stijging van gemeentelijke lasten zich naar uw oordeel tot het positieve (incidentele) jaarrekeningenresultaat van gemeenten over 2022 van 3,7 miljard euro (zo’n 218 euro per inwoner), dat naar verwachting over 2023 nog hoger uitvalt?2
Welk deel van de gemeentelijke en provinciale taken wordt bekostigd via specifieke uitkeringen en welk deel via de algemene uitkering uit het gemeentefonds, en hoe heeft deze verhouding zich in de afgelopen twintig jaar ontwikkeld?
Klopt het dat het aantal specifieke uitkeringen richting gemeenten en provincies om bepaald beleid uit te voeren in de afgelopen jaren is opgelopen, met alle administratieve lasten die daarbij horen? Kunt u aangeven hoeveel specifieke uitkeringen er in 2023 waren en welke administratieve lasten hiermee gepaard gingen voor decentrale overheden?
Welk aandeel van de taken van gemeenten, provincies en waterschappen wordt bekostigd uit de opbrengsten van lokale belastingen en heffingen en hoe heeft dit aandeel zich in de afgelopen twintig jaar ontwikkeld? Hoe beoordeelt u de omvang van het belastinggebied van decentrale overheden?
De brief van 11 maart 2024 (Kamerstuk 32140, nr. 181) inzake het rapport ‘VAT Gap in the EU, report 2023’ |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Folkert Idsinga (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Wat betekent in nominale termen een btw-nalevingsgat van 4,9%; met andere woorden hoeveel euro aan btw wordt jaarlijks gemist?
Het VAT GAP report 2023 (hierna rapport) gaat in 2022 uit van € 73,5 miljard aan verwachte btw-inkomsten ingeval er sprake zou zijn van volledige naleving van de wet- en regelgeving. De daadwerkelijke btw-inkomsten worden in het rapport in 2022 echter geschat op € 69,9 miljard. Dit resulteert in een verwacht btw-nalevings-gat in 2022 van € 3,6 miljard, hetgeen gelijk staat aan 4,9% van € 73,5 miljard. Deze cijfers zijn ook terug te vinden in en te herleiden uit Tabel 2 van de Kamerbrief.1
Kunt u meer details geven rondom de hoofdzakelijke veroorzakers (de genoemde top vijf onderaan in de brief op pagina twee) betreffende het btw-nalevingsgat? Wat voor soort fraude hebben we het hoofdzakelijk over? Wat is de aard van de belastingontwijking? Wat is de aard van de belastingplanning? Wat voor soort administratieve fouten hebben we het over? Is hier een trend in te bespeuren? Wat is de genoemde onduidelijkheid rondom verlaagde tarieven en vrijstellingen? Welke tarieven? Welke specifieke vrijstellingen?
Het btw-nalevings-gat is het verschil tussen de verwachte en de daadwerkelijke inkomsten. De verdeling naar aard wordt niet vastgesteld. De oorzaak van het nalevings-gat kan zoals in de brief aangegeven diverse oorzaken hebben en ook de verdeling kan in lidstaten verschillen.
De fraude kan alle vormen van btw-fraude omvatten, bijvoorbeeld door minder dan de verschuldigde btw aan te geven, meer btw terug te vragen dan waarop een recht is ontstaan, zwarte omzet en carrouselfraude.
Belastingontwijking en belastingplanning kunnen vormen van optimaal gebruikmaken van de btw-regelgeving betreffen. Voorbeelden daarvan in Nederland zijn de constructies waarbij via aandelenoverdracht onroerend goed wordt verkregen voor het gebruik daarvan voor van btw-vrijgestelde prestaties of door verbouwd onroerend goed eerst kort btw-belast te verhuren met het oog op aansluitende btw-vrijgestelde verhuur. In beide voorbeelden wordt de belastingdruk geoptimaliseerd.
Administratieve fouten hebben betrekking op toepassing en verwerking van de btw-regels in de administratie van de ondernemer. Zulke fouten kunnen verschillend van aard zijn. Bijvoorbeeld verkeerde toepassing van tarieven, percentages of andere specifieke regelingen. Dat houdt mede verband met de complexiteit van de regelgeving en het doenvermogen van de ondernemer. In het antwoord op vraag 8 wordt nader ingegaan op bevindingen op dit vlak vanuit de MKB-steekproef.
De fouten met tarieven variëren van toepassing van een verkeerd tarief tot lastige afbakeningssituaties en samengestelde prestaties met verschillende tarieven. Nagenoeg alle vrijstellingen zijn technisch lastig door de uitzondering op de belaste prestaties qua toepassingsbereik, voorwaarden en de doorwerking die vrijstellingen hebben op de mate en berekening van aftrek van btw op aankopen ten behoeve van die van btw-vrijgestelde prestaties. De btw-vrijstellingen worden dit jaar geëvalueerd.
Vorig jaar is de evaluatie van het verlaagde btw-tarief gepubliceerd.2 Deze evaluatie vloeide voort uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE).3 Op 19 september heb ik uw Kamer de kabinetsreactie van de evaluatie opgestuurd.4 De belangrijkste uitkomst van de evaluatie is dat het verlaagde btw-tarief deels doeltreffend, maar in het algemeen géén doelmatig instrument is om de beoogde doelen te bereiken.5 In het algemeen voldoet het verlaagde btw-tarief volgens de onderzoekers verder niet aan het toetsingskader fiscale regelingen. De onderzoekers bevelen aan kritisch te evalueren of de doelen van het verlaagde btw-tarief (die vaak decennia geleden zijn vastgesteld) nog actueel en relevant zijn. Zij raden bovendien aan meer doelmatige beleidsinstrumenten te overwegen om de beoogde beleidsdoelen te bereiken.
Ingeval wordt besloten om bepaalde fiscale regelingen die zien op het verlaagd btw-tarief af te schaffen zal dit niet alleen leiden tot een verkleining van het btw-beleids-gat, maar indirect mogelijk tot gevolg hebben dat de hiervoor bij de tarieven genoemde onduidelijkheden in de wetgeving bij die tariefposten verdwijnen.
Welke specifieke opvolging bent u voornemens te treffen ten aanzien van deze hierboven genoemde top vijf?
De Belastingdienst blijft altijd streven naar een juiste en volledige btw-afdracht door de ondernemer. De inzet van de Belastingdienst focust zich zoals beschreven is in de werkwijze van de Belastingdienst in de brief op alle oorzaken van het btw-nalevings-gat. De volgende grote stap die gezet gaat worden hangt samen met het nu voorliggende voorstel van de Europese Commissie (Commissie) betreffende het VAT in the digital age-pakket (VIDA) dat vereenvoudigingen doorvoert voor ondernemers zodat zij minder geconfronteerd worden met registratie en afdrachten betreffende btw-verplichtingen over de EU-grenzen heen. Dit zal de naleving verhogen en de kans op fouten verminderen. Daarnaast zal de inning van btw verbeteren en eenvoudiger worden door de introductie van de platformfictie voor de sectoren waar niet altijd zicht op is. Ook zal sneller geacteerd kunnen worden op de carrouselfraude door de snelle data-rapportage van transacties tussen ondernemers in verschillende EU-landen gekoppeld aan data-analyse.
Betreffende de onder 2 genoemde voorbeelden van belastingontwijking en -planning is recent via het Belastingplan 2024 regelgeving aangepast die ziet op structuren met vastgoedaandelentransacties. Voor de aanpassing van de btw-herzieningsregels betreffende verbouwingsdiensten staat tot en met 2 april 2024 een internetconsultatie uit.
Voor het zoveel mogelijk voorkomen van fouten wordt gewerkt aan het versterken van de zogenaamde administratieve keten. Het aanleveren en verzamelen van gegevens voor de belastingheffing is een administratief proces dat een hele keten doorloopt. In iedere fase van de administratieve keten en bij elk(e) overdrachtsmoment of ketenpartner kunnen fouten worden gemaakt. Softwareprogramma’s kunnen ondernemers ondersteunen en sturen hen bij het doorlopen van die administratieve keten. In het jaarplan 2024 van de Belastingdienst is aangekondigd dat dit jaar analyse plaatsvindt welke aangiftefouten met software kunnen worden voorkomen, zodat softwareontwikkelaars hun programma’s nog effectiever kunnen maken.6
Tot slot merk ik op dat het btw-nalevings-gat nooit helemaal zal verdwijnen. Bepaalde oorzaken, zoals faillissementen en het maken van vergissingen, kunnen niet voorkomen worden.
Wat gaat u doen met de constatering dat de Europese Commissie inschatte dat een kwart van het btw-gat in de Europese Unie (EU) te wijten is aan btw-fraude?
Welk deel van het btw-nalevings-gat is toe te rekenen aan btw-fraude is vanwege het verhullende karakter van fraude voor niemand bekend of niet anders dan bij deze grove inschatting te becijferen. Op basis van een inmiddels oude inschatting door de Europese Commissie wordt een kwart van het btw-gat toegerekend aan btw-fraude (waaronder btw-carrouselfraude) en driekwart aan andere oorzaken zoals belastingoptimalisatie, administratieve fouten of faillissementen.
Sindsdien hebben de Commissie en de lidstaten veel maatregelen doorgevoerd, waaronder de oprichting en uitbreiding van Eurofisc, de inzet van Transaction Netwerk analysis (TNA) de oprichting van het Central Electronic System of Payment information (CESOP), het verbeteren van de samenwerking tussen belastingdiensten en aangescherpte regelgeving op het gebied van fraude.
Zoals in mijn antwoord onder vraag 3 toegelicht, is de volgende stap via het VIDA-pakket onder andere gericht op vereenvoudiging van naleving van de btw-verplichtingen en snellere detectie van btw-relevante transacties. Dit pakket aan maatregelen heeft mogelijk net als de eerdere invoering van de regels voor e-commerce en de uitbreiding van de One-Stop-Shop een breder bereik dan btw-fraude alleen, zodat ook de overige oorzaken van het btw-nalevings-gat worden aangepakt.
Wat zijn de verklaringen achter het «succes» dat grote dalingen hebben plaatsgevonden ten aanzien het btw-nalevingsgat in Italië, Cyprus, Polen, et cetera?
Het is lastig om een volledige verklaring te geven van dalingen of stijgingen in het btw-nalevings-gat, zeker in andere lidstaten. Het rapport geeft aan dat positieve veranderingen in de naleving voor de EU als geheel veroorzaakt kunnen zijn door steunmaatregelen tijdens de covid-19 pandemie, welke ook bijdroegen aan het verminderen van de frequentie van faillissementen. Een andere oorzaak van de geconstateerde daling van het btw-nalevings-gat kan verband houden met veranderingen in de structuur van de consumptie van huishoudens naar categorieën en kanalen waar de naleving doorgaans hoger is (bv. online winkelen) en het toegenomen aandeel van niet-contante betalingen. Verder geeft het rapport voor de lidstaten afzonderlijk verschillende verklaringen.
Het rapport geeft aan dat de daling van het btw-nalevings-gat in Italië van 11,1% over de periode 2019–2021 door Italië zelf wordt ingeschat op 9%. Het grootste deel van deze daling lijkt toe te schrijven aan een permanente verhoging van de naleving door belastingbetalers. De achterliggende reden(en) van deze verhoging wordt in het rapport niet benoemd.
In 2019 betrof het btw-nalevings-gat in Cyprus 12%, in 2020 17,5% en in 2021 8,3%. Deze volatiliteit in de cijfers suggereert volgens het rapport dat de modellen van de Commissie niet goed rekening konden houden met de regelingen voor uitgestelde betalingen die in 2020 en 2021 zijn genomen in reactie op de covid-19 pandemie. Vandaar dat de Commissie bij Cyprus geen inschatting kon maken voor 2022.
Polen wordt in het rapport als één van de succesverhalen benoemd door de grote daling van het btw-nalevings-gat tussen 2013 en 2021. Polen heeft grote vooruitgang geboekt bij het terugdringen van de niet-naleving door zijn rapportageverplichtingen uit te breiden, toezicht uit te oefenen en maatregelen te nemen tegen grootschalige intracommunautaire btw-fraude. Polen heeft in 2016 een nationale versie van de door de OESO ontwikkelde Standard Audit File for Tax (SAF-T) ingevoerd. Aanvankelijk werd de rapportageplicht ingevoerd voor grote ondernemingen, maar de reikwijdte werd geleidelijk uitgebreid, wat leidde tot een wijdverbreid gebruik door alle 1,6 miljoen belastingbetalers. Tegen oktober 2020 had het de reguliere maandelijkse btw-aangifte volledig vervangen. De overige maatregelen die Polen heeft genomen staan opgesomd in het rapport.
Volgens het rapport is de sterke daling in België mogelijk toe te schrijven aan de uitgestelde betalingen in het kader van de covid-19 pandemie. Het rapport schat in dat het btw-nalevings-gat in 2022 (11,6%) weer meer in lijn zal zijn met die van de periode 2017–2020 (gemiddeld 12,5%).
Ook bij Ierland gaat het rapport ervan uit dat de grote daling het gevolg is van de getroffen betalingsregelingen tijdens de covid-19 pandemie. In 2021 is het btw-gat met 6,7% weer meer in lijn met de periode 2017–2019 (gemiddeld 6,9%). 2020 lijkt met 12,7% de uitschieter.
Hoe worden landen als Roemenië en Hongarije gewezen op het terugdringen van hun respectievelijke btw-nalevingsgaten?
Lidstaten dragen een eigen verantwoordelijkheid om het btw-nalevings-gat te verkleinen. Natuurlijk wordt er in de EU samengewerkt waar het kan. Het VIDA-pakket, Eurofiscen TNA zijn daar goede voorbeelden van. Hierbij werken belastingdiensten met elkaar samen om fraude op te sporen. Daarnaast dienen lidstaten de Commissie in kennis te stellen van de door hen toegepaste procedures betreffende de registratie van belastingplichtigen en de bepaling en invordering van de btw, alsmede van de voorschriften en resultaten van hun controlestelsels op het gebied van de btw. De Commissie gaat in samenwerking met de afzonderlijke betrokken lidstaten na of er eventueel verbeteringen in de procedures kunnen worden voorgesteld ter verhoging van de doeltreffendheid. Ook stelt de Commissie om de drie jaar een verslag op over de in de lidstaten toegepaste procedures en over de eventuele daarin aangebrachte verbeteringen.
Wat zijn de gevolgen voor de afdrachten aan de EU indien landen relatief grote btw-nalevingsgaten laten zien? Klopt het dat landen met betere naleving relatief meer afdragen aan de EU dan landen met slechtere cijfers?
Er zijn verschillende manieren waarop lidstaten afdragen aan de EU-begroting, waaronder op basis van de btw-afdracht. De btw-afdracht wordt vastgesteld op basis van een uniform afdrachtenpercentage (0,3 procent) van de geharmoniseerde btw-grondslag. Omdat afzonderlijke lidstaten verschillende btw-tarieven hanteren, wordt afgedragen op basis van een gewogen gemiddelde tarief (GGT). Er wordt bij de berekening van de btw-grondslag geen rekening gehouden met de naleving in lidstaten. Daarom kan een minder hoge naleving van een lidstaat leiden tot een kleinere grondslag en daarmee een lagere afdracht op basis van de btw aan de EU-begroting. Het «gat» wat daardoor ontstaat wordt vervolgens door alle lidstaten gezamenlijk gedekt via de afdracht op basis van het bni. Andere lidstaten hebben er dus belang bij dat de naleving wordt verbeterd.
Wat tonen de steekproeven bij de Belastingdienst (pagina vier van de brief) aan als «andere oorzaken dan fraude»?
Uit de steekproef omzetbelasting naar oorzaken van het btw-gat kwam het onderstaande resultaat naar voren.
(Doel)bewust
8,3%
Grenzen van de wet opzoeken
5,8%
Slordigheid of gemakzucht
33,2%
Onwetendheid / gebrek aan kennis
37,8%
Administratie slecht op orde
10,2%
Ingewikkelde / onduidelijke regelgeving
6,2%
Persoonlijke of financiële problemen
4,5%
Pleitbaar standpunt
3,0%
Foutje; vergissing
25,8%
Anders
6,2%
Waarom wordt in het lijstje van maatregelen (pagina vier van de brief) het doen van boekenonderzoeken niet genoemd? Wat is thans de controledichtheid btw ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf en het grootbedrijf? Wat zijn de resultaten hiervan?
Boekenonderzoeken zijn niet afzonderlijk in de brief genoemd, maar maken deel uit van de activiteiten voor «toezicht achteraf» zoals vermeld in het overzicht van activiteiten. Over de ontwikkelingen met betrekking tot boekenonderzoeken en fraudebestrijdingsinitiatieven is de Tweede Kamer in mei 2023 bij de jaarrapportage over het Jaarplan Belastingdienst geïnformeerd over de in de motie Idsinga gevraagde gegevens en resultaten voor 2022.7 Dit jaar zal hierover in de jaarrapportage 2023 worden gerapporteerd.
Wat is uw inzet op het gebied van e-factureren en databeheer, zowel in de EU als op nationaal gebied?
Deze onderwerpen maken een belangrijk deel uit van het in mijn antwoord onder 3 genoemde VIDA-pakket. Mijn inzet op het gebied van e-facturatie en databeheer is in het BNC-fiche weergegeven voor het deel van VIDA dat ziet op de digitale rapportageverplichtingen in samenhang met de verplichte e-facturatie8. Daarin is de inzet uitgebreid beschreven alsmede in mijn daarop volgende brief van 20 april 2023 met de beantwoording van de gestelde vragen tijdens het schriftelijke overleg inzake voorgenoemde BNC-fiche9. Kortheidshalve verwijs ik hier naar die stukken.
Wat is uw inzet ten aanzien van het btw-gat op de Ecofin in mei 2024?
Het Belgische voorzitterschap is voornemens het VIDA-pakket te agenderen tijdens de Ecofin van mei en hoopt tot een akkoord te komen op het hele pakket. Nederland is positief over het voorstel en zet bij de onderhandelingen en bij de Ecofin in op zoveel mogelijk harmonisatie tussen lidstaten. De doelen van het voorstel – het tegengaan van fraude en administratieve lastenverlichting – moeten niet uit het oog worden verloren. Dit pakket zal naar verwachting de naleving verhogen en de kans op fouten verminderen. Hierdoor zal het btw-gat in Nederland en de EU naar verwachting ook afnemen. Gezien het pakket – zeker ten aanzien van de digitale rapportage verplichtingen – grote IT wijzigingen vereist, zet Nederland ook in op voldoende implementatietijd voor ondernemers en de Belastingdienst.
Wordt in het btw-beleidsgat (pagina 6 en verder van de brief) ook het btw-nultarief voor grensoverschrijdende transacties meegewogen? Zo ja, hoe zou het beleidsgat eruitzien als dat niet gedaan zou worden?
Nee, dit ziet alleen op 0% btw-belaste goederen en diensten genoemd in bijlage III van de btw-richtlijn. Voor Nederland betreft dat de toepassing van post 10quater van deze bijlage dat ziet op levering en installatie van zonnepanelen. Gezien dit geen element betreft in de bepaling van het btw-beleids-gat heeft het daar geen effect op. Het 0%-tarief dat wordt aangewend voor grensoverschrijdende transacties als intracommunautaire prestaties of export, is van technische aard en ziet niet op de uiteindelijke btw die in de prijs is begrepen voor het goed of de dienst aan de consument. Deze 0% is eigenlijk een btw-vrijstelling met aftrek van voorbelasting dat erin voorziet dat de prestatie wordt ontdaan van btw-druk en de prestatie op die manier in het land van bestemming tegen de daar geldende btw-regelgeving en tarief op het product aan de eindconsument wordt geleverd.
Kunt u de vragen beantwoorden vóór het aanstaande commissiedebat Internationale fiscaliteit?
Ja.
Het bericht ‘Appelsientje ontwijkt suikertaks met truc: vleugje zuivel maakt sap belastingvrij’ |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Appelsientje ontwijkt suikertaks met truc: vleugje zuivel maakt sap belastingvrij»?1.
Deelt u de opvatting dat een verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken die (suikerhoudende) zuivelconsumptie stimuleert haaks staat op de ambities op het gebied van gezonde levensstijl en de eiwittransitie?
Deelt u nog steeds2 de mening dat een effectieve suikerbelasting zou moeten leiden tot het minder consumeren van suikerhoudende producten?
Welke acties heeft u ondernomen om te komen tot een effectieve suikerbelasting?
Bent u in staat om, conform de aangenomen moties 36 418, nr. 72 en 36 418, nr. 87, uiterlijk in 2026 een zo eenvoudig mogelijke gedifferentieerde verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken in te voeren op basis van suikergehalte?3 4
Bent u voornemens om, conform de genoemde moties, uiterlijk in 2026 een zo eenvoudig mogelijke gedifferentieerde verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken in te voeren op basis van suikergehalte?
Bent u bereid maatregelen te nemen om het ontwijken van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken tegen te gaan?
Deelt u de mening dat ontwijking van de huidige verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken onvermijdelijk is zolang zuiveldranken uitgezonderd zijn van deze belasting?
Waarom acht u het niet-includeren van zuiveldranken voor deze verbruiksbelasting noodzakelijk en gerechtvaardigd?
Welke mogelijkheden ziet u om de uitzonderingen voor mineraalwater en voor zuiveldranken aan te merken als fiscale regeling en zodoende jaarlijks te rapporteren over de budgettaire omvang hiervan, de regeling te evalueren en een horizonbepaling toe te voegen?
Wat is het budgettaire gevolg van het niet-belasten van zuiveldranken in de verbruiksbelasting voor niet-alcoholische dranken?
Naar welk tarief zou de verbruiksbelasting kunnen dalen indien zuiveldranken ingesloten zouden worden en de budgettaire opbrengsten gelijk zouden blijven?
Kunt u ingaan op de uitvoeringsaspecten van het insluiten van zuiveldranken in de verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken?
Op welke termijn zou u een dergelijke wijziging van de verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken kunnen realiseren?
De uitspraak van de rechter over belastingconstructies gericht op belastingontwijking |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Rechter verwerpt PwC-opzetje om Nederlandse belasting te ontlopen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat praktijken van bedrijven die gericht zijn op ontwijken van het betalen van belasting nadelige gevolgen hebben voor de maatschappij, en dat dit ingaat tegen het principe dat iedereen (dus ook bedrijven) eerlijk belasting moet betalen? Kunt u schetsen welke stappen u onderneemt om dergelijke praktijken te voorkomen?
Ja, die mening deel ik. Door belastingontwijking komen de kosten van algemene voorzieningen uiteindelijk te liggen bij burgers en bedrijven die wel gewoon (op tijd) hun belasting betalen. Dat is onrechtvaardig, te meer omdat degenen die zich aan de belastingheffing onttrekken wel profijt hebben van met belastinggeld gefinancierde voorzieningen. Belastingontwijking ondermijnt daarmee de belastingmoraal en schaadt bovendien de Nederlandse reputatie.
Nederland heeft de afgelopen jaren belastingontwijking met verschillende maatregelen streng aangepakt. Op internationaal terrein heeft Nederland actief en constructief meegewerkt aan de afspraken die zijn gemaakt over een herziening van het internationale belastingsysteem. Ook nationaal zijn veel maatregelen genomen. Een belangrijk voorbeeld is de bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties die Nederland vanaf 1 januari 2021 heeft ingevoerd. Vanaf 1 januari 2024 geldt de bronbelasting ook voor dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties. Ook de strenge vormgeving van de generieke renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) is een voorbeeld dat de inzet van het kabinet in de aanpak van belastingontwijking toont. Daarnaast heeft Nederland maatregelen genomen die zorgen voor een evenwichtigere belastingheffing van multinationals, mede naar aanleiding van het rapport van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals.2 Een voorbeeld hiervan is de beperking van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting sinds 2022. Al deze maatregelen hebben de mogelijkheden voor belastingontwijking in en via Nederland aanzienlijk verminderd, en hebben bijgedragen aan een evenwichtigere belastingheffing van multinationals. Het IMF en de Europese Commissie geven aan dat Nederland met al deze maatregelen belastingontwijking waar mogelijk tegengaat.
Het kabinet zet de strijd tegen belastingontwijking voort. Internationale belastingontwijking is het meest effectief aan te pakken met een gecoördineerde internationale aanpak. Bij nationale maatregelen bestaat namelijk het risico dat belastingontwijking zich alleen verplaatst. Daarom ligt de focus van het kabinet op internationale maatregelen. Ook nationaal zet het kabinet verdere stappen, bijvoorbeeld door te werken aan een wetsvoorstel met een maatregel tegen het opknippen van activiteiten over verschillende vennootschappen voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed, dat met het Belastingplan 2025 aan uw Kamer kan worden aangeboden. Bovendien onderzoekt het kabinet nog verschillende concrete maatregelen voor opmerkelijke belastingconstructies die geïnventariseerd zijn in de Kamerbrief van 19 september jl.3
Welke mogelijkheden ziet u om bedrijven te stimuleren om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen bij het tegengaan van dergelijke praktijken, met oog op de commissie die PwC in 2016 heeft ingesteld die de maatschappelijke context meeweegt bij belastingadviezen? Welke mogelijkheden ziet u om te bevorderen dat dergelijke instrumenten niet alleen op papier geregeld zijn, maar ook daadwerkelijk succesvol ingezet worden?
In de eerste plaats zou ik graag de Tax Governance Code (TGC) van VNO-NCW willen aanhalen. Met de TGC liet een grote groep beursgenoteerde bedrijven zien dat zij de stap durfden te maken naar een meer transparante belastingpraktijk. De TGC heeft tot doel meer inzicht te bieden in de belastingstrategie van grote ondernemingen en wat zij betalen in de landen waar ze actief zijn. Deelnemers houden zich niet alleen aan de letter, maar ook aan de geest van de wet en zien het betalen van belastingen niet alleen als kostenpost, maar ook als een middel voor sociaal-economische cohesie, duurzame groei en welvaart op de lange termijn. De TGC is een instrument van het bedrijfsleven zelf. Wel is het Ministerie van Financiën nauw betrokken, en wordt regelmatig samen met een breed scala aan partijen over de code gesproken (ook van buiten het bedrijfsleven), waaronder ook over de naleving van de code.
Daarnaast heb ik mij sinds mijn aantreden ingezet om de dialoog en acties op het gebied van ethisch handelen en maatschappelijke verantwoordelijkheid van belastingadviseurs en bedrijven verder te brengen in gesprekken met bedrijven en organisaties, tijdens optredens en in colleges aan studenten fiscaal recht.
Het is goed om te zien dat de beroepsgroep van belastingadviseurs stappen heeft gezet op dit gebied. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan de Tax Principles die de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) in 2022 heeft aangenomen en hanteert voor haar leden en het Register Belastingadviseurs dat een voorstel heeft gedaan om de kwaliteit van het beroep van adviseurs te bewaken en misstanden tegen te gaan. Deze initiatieven kunnen ook doorwerken naar het tuchtrecht dat die beroepsorganisaties hanteren. De Tax Principles van de NOB maken namelijk integraal deel uit van de aangescherpte en gemoderniseerde Code of Conduct van de NOB, en naar mijn mening kan over een schending van die Code of Conduct – als handelen in strijd met de eer en waardigheid van het beroep – een tuchtrechtelijke klacht bij de NOB worden ingediend. Niet alleen een cliënt van een lid van de NOB maar ook de Belastingdienst kan zo’n klacht indienen. Dergelijke initiatieven zijn nog relatief nieuw en het zal daarom nog enige tijd duren voordat duidelijk wordt of deze initiatieven er daadwerkelijk toe leiden dat belastingadviseurs en hun beroepsorganisaties meer hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. De beroepsgroep is verder zelf aan zet op dit thema. In mijn gesprekken met de beroepsgroep zal ik dit onderwerp blijvend agenderen.
Valt de in deze casus gepoogde constructie onder de reikwijdte van de implementatie van de Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6, die intermediairs en/of belastingplichtigen verplicht om potentieel agressieve grensoverschrijdende fiscale constructies te melden bij de Belastingdienst?
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik niet ingaan op individuele fiscale dossiers. Deze vraag zal ik daarom beantwoorden aan de hand van openbare informatie, waaronder de uitspraak van Rechtbank Amsterdam4 waaraan Het Financieele Dagblad refereert in diens artikel van 17 maart jl.5
Op grond van de implementatie van de Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6 geldt een meldingsplicht ingeval van een meldingsplichtige grensoverschrijdende (internationale) constructie. De meldingsplicht geldt voor de periode vanaf 25 juni 2018.
De gepoogde opzet die wordt beschreven in voornoemde uitspraak van Rechtbank Amsterdam bestaat in de kern uit een juridische fusie waarbij een moedermaatschappij opgaat in haar dochtermaatschappij (dochter/moeder-fusie). Een dochter/moeder-fusie kan onder bepaalde omstandigheden onder de meldingsplicht van de implementatie van de Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6 vallen, meer specifiek onder wezenskenmerk E3. Dit wezenskenmerk ziet op internationale reorganisaties. In dit specifieke geval concludeer ik op basis van de openbare informatie dat voor deze dochter/moeder-fusie echter niet voldaan wordt aan de vereisten van wezenskenmerk E3, omdat het een fusie betreft waarbij een Nederlandse onderneming wordt overgedragen aan een andere Nederlandse onderneming.
Als deze constructie wel onder de reikwijdte van de MDR valt, hoe verklaart u dan dat deze niet eerder aan het licht is gekomen? Hoe reflecteert u op de handhaving ten aanzien van de implementatie van deze richtlijn in de praktijk?
De handhaving van de naleving van de implementatie van de richtlijn is gecentraliseerd belegd bij het gespecialiseerde MDR-team van de Belastingdienst. Het MDR-team zet diverse handhavingsinstrumenten in om de naleving van de DAC6 richtlijn te bevorderen. Allereerst doet het team dat door helder informatie te geven over de meldingsplicht en door bereikbaar te zijn. Hiermee wordt de compliance aan de voorkant verhoogd. Daarnaast zijn er verschillende inspanningen in het kader van het toezicht. Zo is onder andere de kwaliteit van de meldingen beoordeeld en zijn de melders hierop per brief aangesproken indien dit nodig was. Het MDR-team beoordeelt een groot aantal meldingen op basis van een signaalmodel op de noodzaak om aandacht aan de fiscaliteit te besteden. Naast het centrale toezicht zijn de meldingen ook grotendeels beschikbaar voor het reguliere toezicht proces. Bovendien legt het MDR-team bedrijfsbezoeken af bij intermediairs en andere meldingsplichtigen om toe te zien op de processen rondom DAC6. Overigens wordt de implementatie van de MDR en eventuele andere Europese regels ook vanuit Europa bewaakt, door bijvoorbeeld de European Court of Auditors.
Als deze constructie niet onder de reikwijdte van deze richtlijn valt, deelt u dan de mening dat dit wel zo zou moeten zijn? Bent u bereid om in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om (desnoods eerst op nationaal niveau) de effectiviteit van deze wetgeving te vergroten, bijvoorbeeld door de meldingsplicht te verbreden?
DAC6 heeft als doel de lidstaten door automatische gegevensuitwisseling over grensoverschrijdende constructies beter in staat te stellen zich te verweren tegen uitholling van hun nationale belastinggrondslagen.6 Lidstaten beschikken namelijk bij grensoverschrijdende constructies niet zonder meer over alle relevantie informatie om te kunnen beoordelen of hun belastingautoriteit kan of moet optreden tegen een bepaalde constructie.
Ik begrijp dat met de beschreven opzet getracht werd de consequenties van de Wet spoedreparatie fiscale eenheid7 te matigen voor een bestaande structuur. De aanleiding was derhalve één specifieke Nederlandse wetswijziging, de Wet spoedreparatie fiscale eenheid.
De richtlijn betreft een Europees vastgesteld kader voor de detectie van internationale constructies. Het uitbreiden van MDR/DAC6 specifiek voor een aanpassing van een groepsstructuur als de onderhavige zal niet wezenlijk bijdragen aan het voorkomen of vroegtijdig onderkennen van internationale belastingontduiking/-ontwijking. Het lijkt dan ook minder passend om MDR/DAC6 specifiek voor een situatie als de onderhavige unilateraal te verruimen en zo af te wijken van de Europees afgesproken standaard.
Kunt u schetsen hoeveel meldingen er de afgelopen jaren zijn binnengekomen ten aanzien van agressieve belastingconstructies op basis van deze richtlijn of in algemene zin? Kunt u tevens een beeld geven van wat er op basis van deze meldingen veranderd is in wetgeving om deze mazen te dichten?
In totaal zijn in Nederland tot en met 2023 7.666 meldingen ontvangen. Deze meldingen zien op een periode van 25 juni 2018 tot en met 31 december 2023. Binnen Europa zijn 4.064 meldingen over dezelfde periode ingediend met relevantie voor Nederland. Dit is hieronder nader gevisualiseerd.
De Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6 heeft onder andere tot doel het informeren van (belasting)autoriteiten, zodat onverwijld kan worden gereageerd op schadelijke fiscale praktijken door mazen in wetgeving te dichten. Het informeren van (belasting)autoriteiten helpt ook om op schadelijke fiscale praktijken te kunnen reageren door middel van passende risicobeoordelingen en belastingcontroles. Overigens geldt in algemene zin dat tendensen die afgeleid worden uit MDR-signalen in een groter geheel van signalen kunnen bijdragen aan voorgenomen wetswijzigingen. Die MDR-signalen vormen dan een onderdeel van het geheel om tot veranderingen in de regels te komen.
Onder andere als gevolg van Europese richtlijnen zijn in de afgelopen jaren antimisbruikbepalingen geïntroduceerd, zoals in het bijzonder de ATAD-richtlijn (Anti Tax Avoidance Directive). De informatie uit ontvangen meldingen wordt (ook) gebruikt om te beoordelen of agressieve fiscale constructies kunnen worden bestreden met de bestaande antimisbruikbepalingen. Hiermee zijn de bestaande antimisbruikbepalingen en de meldingsplicht op grond van de Mandatory Disclosure Rules (DAC6) complementair aan elkaar in de bestrijding van schadelijke fiscale praktijken. Tot slot is met de Europese richtlijn Mandatory Disclosure Rules (MDR)/DAC6 ook een algemeen afschrikeffect beoogd.
Dat Appelsientje de frisdrankentaks ontwijkt door koemelk aan een product toe te voegen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Appelsientje ontwijkt suikertaks met truc: vleugje zuivel maakt sap belastingvrij»?1
Wat is uw reactie hierop?
Vindt u het wenselijk dat bedrijven zoals Appelsientje belasting ontwijken door melkpermeaat aan hun producten toe te voegen? Zo nee, waarom heeft u dan wetgeving gemaakt die dit mogelijk maakt?
Erkent u dat het toevoegen van koemelk aan andere dranken het kabinetsbeleid op het gebied van de eiwittransitie ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Heeft u signalen dat ook andere bedrijven de truc van Appelsientje zullen gaan overnemen? Zo ja, om hoeveel en om welke bedrijven gaat het?
Kunt u aangeven of het primaire doel van de limonadetaks is om een gezondere leefstijl te bevorderen of extra belastinginkomsten te genereren?
Als het doel is een gezonde leefstijl bevorderen, kunt u dan gemotiveerd duiden waarom suikerhoudende zuiveldranken zijn uitgezonderd van de heffing?
Als het doel is extra belastinginkomsten te genereren, waarom biedt u dan de mogelijkheid tot belastingontwijking via het toevoegen van zuivel?
Wat is de meest recente inschatting van de opbrengsten van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken? Hoeveel kan er naar schatting worden misgelopen als deze truc breder zal worden toegepast?
Wat is uw boodschap aan bedrijven zoals Appelsientje die door koemelk aan hun producten toe te voegen de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken ontwijken?
Deelt u de mening dat het beleid zo snel mogelijk moet worden aangepast om te voorkomen dat bedrijven belasting blijven ontwijken en de eiwittransitie blijvend wordt ondermijnd?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dezeloopholezo snel mogelijk wordt gedicht?
Wat gaat u ondertussen doen om te voorkomen dat andere bedrijven dit soort trucjes gaan toepassen en op welke termijn gaat u dat doen?
Wat bedoelt u met dat u de uitzondering in de suikertaks voor zuiveldranken onder de loep gaat nemen? Bedoelt u hiermee dat u de uitzondering voor koemelk zal gaan schrappen? Zo nee, waarom niet?
In het plenaire debat over het Gezond en Actief Leven Akkoord gaf u aan in september met een voorstel te komen voor een progressieve suikerbelasting op frisdranken. Schrapt u in dit voorstel ook meteen de uitzondering voor koemelk? Zo nee, waarom niet?
Voor veel mensen is het een als vanzelfsprekende aanname dat vruchtensappen in hun aard plantaardig zijn. Overweegt u met Appelsientje in gesprek te gaan om aan te geven dat het belangrijk is een duidelijke waarschuwing op de verpakking op te nemen, waarbij gewaarschuwd wordt dat het product niet langer geschikt is voor mensen met een lactose-intolerantie of die principieel kiezen voor plantaardige voeding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en op wijze?
Zijn er voorbeelden in ons omringende landen waarin zuivelproducten een fiscale voorkeursbehandeling krijgen ten opzichte van plantaardige producten? Zo nee, waarom is dat dan in Nederland wel het geval?
Kan melkpermeaat allergische reacties oproepen? Zo ja, bent u dan bereid het in wetgeving als allergeen te behandelen met een verplichte waarschuwing op producten waarin het verwerkt is? Zo nee, hoe zeker bent u daarvan en op grond van welke wetenschappelijke vaststelling?
Het bericht ‘A historic step’: G20 discusses plans for global minimum tax on billionaires’ |
|
Folkert Idsinga (VVD), Wendy van Eijk-Nagel (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «A historic step»: G20 discusses plans for global minimum tax on billionaires»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Hoe beoordeelt u het idee om voortbordurend op de wereldwijde minimumbelasting voor multinationals een vergelijkbare wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs te verkennen?
Ik heb in eerdere correspondentie met uw Kamer aangegeven dat verkend wordt of er in internationaal en Europees verband afspraken gemaakt kunnen worden over de belastingheffing van zogenoemde «high net worth individuals» (HNWI’s).2 In de kabinetsappreciatie van het Global Tax Evasion Report 2024 is onder andere nader ingegaan op deze verkenning en het voorstel van de onderzoekers van het rapport voor een wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs. In de kabinetsreactie is aangegeven dat Nederland meermaals richting de OESO heeft aangegeven dat de belastingheffing van HNWI’s voor Nederland een prioriteit is. Er lijkt momentum te zijn hiervoor. Er lijkt momenteel steun te zijn vanuit enkele andere landen om dit onderwerp in OESO-verband te bespreken. Momenteel is de OESO echter nog druk bezig met het afronden van de pijlers. Voor het behouden en verkrijgen van meer draagvlak is het verstandig, en tevens de inzet van Nederland, om in internationaal verband stapsgewijs de problematiek en mogelijke beleidsoplossingen te onderzoeken voordat stevig voor een bepaalde oplossingsrichting gepleit wordt. Daarmee geeft het kabinet opvolging aan de moties van de leden Van der Lee en Alkaya.
Is Nederland tot dusver betrokken geweest bij de genoemde bespreking of de totstandkoming van het Europese standpunt hierin? Zo ja, wat is de Nederlandse inbreng geweest?
Nederland is dit jaar niet direct betrokken bij G20-discussies over belastingen, omdat Nederland van G20-voorzitter Brazilië geen volledige uitnodiging heeft ontvangen voor deelname aan de G20. De EU-inzet voor de G20-bijeenkomst van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale Banken (FMCBG) die plaatsvond op 28–29 februari is zoals gebruikelijk afgestemd via de «EU Terms of Reference for the FMCBG». In die «EU Terms of Reference» is opgenomen dat de EU openstaat voor het overwegen van thema’s op het gebied van belastingen en ongelijkheid. Nederland heeft ingestemd met de «EU Terms of Reference».
Wat zijn de meest gebruikte methodes die door miljardairs gebruikt worden om het betalen van een eerlijk deel van hun inkomen aan belasting zoveel mogelijk te ontlopen? Zou een wereldwijde minimumbelasting hier een oplossing voor kunnen bieden?
Het voorstel van de Franse Minister van Financiën tijdens de G20 is gebaseerd op het voorstel voor een wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs uit het Global Tax Evasion Report 2024 van het EU Tax Observatory. De onderzoekers beschrijven in het rapport hoe voor deze groep een lage belastingdruk kan ontstaan. In de kabinetsreactie op het rapport wordt uitgebreid ingegaan op hun analyse. Voor de beantwoording van deze vraag wordt daarom naar deze kabinetsreactie verwezen.
In hoeverre is belastingontwijking door miljardairs op dit moment in beeld? Hoeveel belastinginkomsten worden wereldwijd misgelopen als gevolg van belastingontwijking door deze groep?
Er is een onderscheid tussen belastingontwijking (tax evasion) en belastingontduiking (tax avoidance). Een vorm van belastingontduiking is vermogen te verhullen door deze te stallen in belastingparadijzen en deze niet op te geven voor de inkomstenbelasting (box 2 en box 3). In de literatuur zijn voor bepaalde landen wel enkele schattingen beschikbaar van de omvang van verhuld vermogen, bijvoorbeeld naar aanleiding van inkeerregelingen waarbij belastingplichtigen alsnog vrijwillig hun eerdere, onjuiste belastingaangiften kunnen verbeteren zonder dat zij een boete ontvangen.
Bij belastingontwijking maken belastingplichtigen op een niet-beoogde wijze gebruik van de mogelijkheden die belastingstelsels bieden. Het is lastig de totale omvang van belastingontwijking zowel binnenlands als wereldwijd te meten, aangezien hier geen eenduidige definitie voor valt te geven. Er moet eerst concreet worden gemaakt welke fiscale constructie of planning als belastingontwijking kan worden bestempeld om dan vervolgens te onderzoeken in welke mate dit voorkomt. Daarbij is er sprake van verschillende vormen van belastingontwijking. Om vervolgens schattingen te maken zijn internationale informatie-uitwisseling en transparantie onontbeerlijk.
Zijn er cijfers of schattingen over misgelopen inkomsten in Nederland als gevolg van deze vorm van belastingontwijking? Wat zou de opbrengst van een dergelijke minimumbelasting voor miljardairs in Nederland kunnen zijn?
Deelt u de opvatting dat het aanpakken van belastingontwijking het meest effectief kan plaatsvinden in samenwerking met andere (Europese of OESO) landen en dat dit initiatief daarom gestimuleerd moet worden?
Het aanpakken van internationale belastingontwijking door HNWI’s is uiteraard alleen effectief als dat in internationaal samenwerkingsverband gebeurd, net zoals de aanpak van internationale belastingontwijking door multinationals. Dit sluit echter de aanpak van binnenlandse onevenwichtigheden in het belasten van (inkomen uit) vermogen niet uit. De oorsprong van belastingontwijking door HNWI’s zit hem in het gegeven dat in veel landen de effectieve belastingdruk op (inkomen uit) vermogen veel lager ligt dan die op inkomen uit arbeid. Dit komt met name ondernemers (directeur-grootaandeelhouders en IB-ondernemers) en aanmerkelijk belanghouders in het algemeen ten goede. In veel landen zie je dan ook dat de top 1% rijkste huishoudens met name ondernemers en aanmerkelijk belanghouders kent. Naar aanleiding van het IBO Vermogensverdeling heeft dit (demissionaire) kabinet flinke stappen gezet in het evenwichtiger belasten van inkomen uit arbeid en vermogen.
Bent u bereid om aan te sluiten bij dit initiatief om de mogelijkheden voor een wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs te verkennen en om hierin samen met gelijkgestemde landen in EU-, OESO- en G20-verband voor te pleiten?
Zoals aangegeven in de beantwoording van de tweede vraag, heeft Nederland meermaals richting de OESO aangegeven dat de belastingheffing van HNWI’s voor Nederland een prioriteit is. Er lijkt momentum te zijn hiervoor. Er lijkt momenteel steun te zijn vanuit enkele andere landen om dit onderwerp in OESO-verband te bespreken. Momenteel is de OESO echter nog druk bezig met het afronden van de pijlers. Voor het behouden en verkrijgen van meer draagvlak is het verstandig, en tevens de inzet van Nederland, om in internationaal verband stapsgewijs de problematiek en mogelijke beleidsoplossingen te onderzoeken voordat stevig voor een bepaalde oplossingsrichting gepleit wordt. Daarmee geeft het kabinet opvolging aan de moties van de leden Van der Lee en Alkaya.
Welke nationale mogelijkheden zijn er om, vooruitlopend op de totstandkoming van een dergelijke minimumbelasting, de handhaving in eigen land te verbeteren om belastingontwijking door miljardairs tegen te gaan?
Ik wil bij de beantwoording van deze vraag net als bij de beantwoording van vraag 5 graag een onderscheid maken tussen belastingontwijking en belastingontduiking. De term «handhaving» lijkt namelijk op belastingontduiking te duiden, waarbij belastingplichtigen in strijd met de wet de wet handelen. Ik veronderstel dat op belastingontwijking gedoeld wordt, waarbij belastingplichtigen op een niet-beoogde wijze gebruik maken van de mogelijkheden die de fiscaliteit kan bieden.
Het kabinet heeft in de afgelopen jaren veel maatregelen genomen om belastingontwijking door bedrijven (waarvan de bedoelde miljardairs aandeelhouder kunnen zijn en in zoverre qua doelgroep overlappen) tegen te gaan en om het evenwicht in het belasten van inkomen uit arbeid en vermogen te verbeteren. De kabinetsappreciatie van het Global Tax Evasion Report 2024 bevat een uitgebreid overzicht van de maatregelen die zijn getroffen.
Het kabinet blijft ook nationale stappen zetten tegen belastingontwijking. Het kabinet wil bijvoorbeeld het opknippen van activiteiten over verschillende vennootschappen aanpakken door de drempel van de earningsstrippingmaatregel specifiek voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed buiten toepassing te laten en onderzoekt nog verschillende concrete maatregelen voor de aanpak van opmerkelijke belastingconstructies die in de inventarisatie van belastingconstructies naar voren zijn gekomen. Ik verwijs naar de Kamerbrief van 19 september 2023 voor het volledige overzicht van geïnventariseerde constructies.3
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk twee weken voor het commissiedebat internationale fiscaliteit op 18 april 2024 beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk en voorafgaand aan het commissiedebat internationale fiscaliteit beantwoord. Het was vanwege het vervroegen van het commissiedebat niet mogelijk om volledig tegemoet te komen aan de gevraagde termijn van twee weken.
De lokale lastendruk |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat is de totale (geschatte) omvang van de lokale lastendruk in 2024? Hoe heeft deze opbrengst zich in de periode 2020–2024 ontwikkeld?
Wat is de verhouding tussen de opbrengsten van verschillende soorten lasten, waaronder in ieder geval onroerende zaakbelasting, afvalstoffenheffing, riool- en zuiveringsheffing, parkeerbelastingen en overige belastingen in 2024?
Hoe heeft deze verhouding zich in de periode 2020–2024 ontwikkeld? Is er een soort heffingen dat qua relatieve opbrengst in de afgelopen jaren aanzienlijk is toe- of afgenomen? Zo ja, welke?
In hoeveel gemeenten wordt het principe «de vervuiler betaalt» gehanteerd bij het bepalen van de hoogte van de afvalstoffenheffing, door hierbij een onderscheid te maken tussen het aantal personen in het huishouden?
In hoeveel gemeenten waar op basis van het aantal personen in het huishouden dit onderscheid gemaakt wordt, is er sprake van een hoger basisbedrag voor eenpersoonshuishoudens?
En in hoeveel gemeenten wordt de hoogte van de afvalstoffenheffing bepaald op basis van het gebruik van de voorziening (zoals het aantal afvalzakken)?
Zijn er gemeenten waarbij het principe «de vervuiler betaalt» geen enkele rol speelt bij het bepalen van de hoogte van de afvalstoffenheffing? Zo ja, welke?
Welke verschillen bestaan er in lokale lastendruk per inwoner tussen een woningbezitter en een huurder, tussen een eigenaar van een auto en iemand die geen auto bezit en een eenpersoonshuishouden of een meerpersoonshuishouden?
In hoeveel gemeenten geldt een parkeerbelasting? Is de omvang van het gebied of het aantal gebieden waar een parkeerbelasting wordt gehanteerd in de afgelopen jaren toegenomen?
Hoe wordt de zinssnede «in het kader van parkeerregulering» in artikel 225, eerste lid, van de Gemeentewet geïnterpreteerd en toegepast?
Is het bijvoorbeeld noodzakelijk dat er sprake is van een parkeerprobleem in het gebied voordat parkeerbelasting kan worden ingevoerd? Zijn er andere wettelijke kaders bij het invoeren van een parkeerbelasting?
Hoe beoordeelt u in dit verband het invoeren van parkeerbelasting in de gehele gemeente, zoals nu in Utrecht, Amsterdam en Amersfoort wordt overwogen en/of (gefaseerd) wordt ingevoerd?
Het bericht 'Marktplaats-melding aan fiscus blijkt ook risico voor uitkering; 'Overheid heeft geen goed track record in zulke zaken'' |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Hoe beoordeelt u het risico dat experts signaleren dat de informatiedeling rondom online verkopen een eigen leven kan gaan leiden, als dit op een gegeven moment wordt gebruikt om mensen te categoriseren als potentiële fraudeurs en kan leiden tot terugvorderingen, met als risico een nieuwe «affaire»?1
Klopt het dat, als gevolg van de nieuwe regelgeving, gemeenten veel vaker via de Belastingdienst een seintje kunnen krijgen over bijverdiensten van mensen met een uitkering, en kan dit inderdaad leiden tot extra controles en/of korten op een uitkering?
Zijn er objectieve criteria of richtlijnen om een onderscheid te maken tussen de verkoop van privéspullen, wat volgens vaste rechtspraak voor ontvangers van bijstand niet verboden is, en echt handelen, aangezien de opbrengst van incidentele verkoop van privégoederen in het algemeen niet als inkomen wordt aangemerkt en daarover in beginsel ook geen mededeling hoeft te worden gedaan?
Kan het volgens u bijvoorbeeld een uitkomst van de gegevensdeling zijn dat iemand die 30 kinderkleertjes (van eigen kinderen) voor een euro per stuk verkoopt, waarvan data wordt gedeeld door de Belastingdienst, extra gecontroleerd wordt of gekort wordt op een uitkering?
Hoe wilt u voorkomen dat het uitwisselen van data onbedoelde gevolgen heeft voor bijstandontvangers?
Zijn er waarborgen in het proces die ervoor kunnen zorgen dat ontvangen data niet direct leidt tot terugvorderingen, fraudeverdenkingen en extra controles, bijvoorbeeld door de informatie te verifiëren bij de betreffende bijstandsontvanger?
Wat zou in dit geval uw antwoord zijn op de vraag zoals organisatiewetenschapper Christine Moser van de Vrije Universiteit zich stelt, of de omvang van de door de wet bestreden vermeende fraude in verhouding staat tot de maatregelen en hoeveelheid data die daarvoor worden verzameld en gedeeld?
Bent u het met Christine Moser eens dat dit soort dingen een eigen leven kunnen gaan leiden, zoals bij de toeslagenaffaire waarbij mensen, ongeacht of lijstjes waarop ze stonden doelmatig waren, extra gecontroleerd werden?
Wat vindt u van de reactie van emeritus lector Armoede Interventies aan de Hogeschool van Amsterdam Roeland van Geuns: «Natuurlijk zitten er ook mensen bij die echt een boterham verdienen met een online handeltje. Maar dit is op jacht gaan naar kleine visjes»?
Bent u bereid de gevolgen voor de bijstand van de nieuw gedeelde data van platformen te monitoren en daarover aan de Kamer te rapporteren wanneer de uitkomsten daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld wanneer veel meer controles of kortingen plaatsvinden door informatie van de Belastingdienst?
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Chronisch zieke Anneke uit Buitenpost moet 16.000 euro terugbetalen aan Belastingdienst: «Het vreet me op»»1 en «Excuses Belastingdienst voor chronisch zieke Bruinsma»?2 Wat is uw reactie op deze berichten?
Heeft de Belastingdienst niets geleerd van het toeslagenschandaal?
Vindt u het handelen van de Belastingdienst in deze situatie rechtvaardig, aangezien een vrouw met een chronische ziekte en een uitkering op zo’n heftige manier is behandeld?
Deelt u de mening dat dit een harteloze houding is? Zo nee, hoe zou u deze houding van de Belastingdienst beoordelen?
Wat is uw reactie op deze uitspraak van belastingadviseur Andries Tóth: «van enige redelijkheid en billijkheid van de kant van de overheid is absoluut geen sprake. In de veertig jaren dat ik actief ben als belastingadviseur heb ik zo’n gevoelloze houding van de Belastingdienst niet eerder meegemaakt.»?
Erkent u dat achter deze terugvordering een mensbeeld zit waarin mensen afhankelijk van financiële ondersteuning worden gewantrouwd? Zo nee, waarom niet?
Vindt u uitspraken van medewerkers van de Belastingdienst als «ik doe ook wel eens een vitamine C-kuurtje in de winter, maar dat trek ik ook niet af» tegen een chronisch zieke vrouw acceptabel?
Deelt u de mening dat een wantrouwende en harteloze houding van de Belastingdienst, zoals in deze zaak te zien is, onnodige financiële schade oplevert?
Welke stappen worden nu genomen om deze fouten te herstellen? Bent u bereid deze terugvordering terug te draaien, aangezien mevrouw Bruinsma niet correct is behandeld door de Belastingdienst?
Wat denkt u dat deze behandeling van en houding tegenover mensen in nood doet met het vertrouwen van mensen in de Belastingdienst? Kunt u reageren op deze uitspraak van Anneke Bruinsma: «ik heb nog steeds het gevoel dat ik in het strafbankje zit. Mijn vertrouwen is geschaad, en dat is niet direct terug.»?
Hoe verhoudt dit verhaal zich tot de conclusies en aanbevelingen uit het rapport «Blind voor mens en recht», waarin staat dat er meer ruimte moet komen om naar eigen inzicht te handhaven en met oog voor mens en diens persoonlijke omstandigheden, tot terugvordering of beboeting over te gaan?
Kunt u aangeven of er meer voorbeelden bekend zijn van verhalen zoals die van Anneke? Zo ja, kunt u hier op ingaan?
Kunt u een overzicht geven van het aantal mensen dat een terugvordering kreeg van ziektekostenaftrek in de jaren 2014–2024? Hoe hoog waren deze bedragen, per persoon en in totaal? Hoe hoog zijn de boetes die worden gevorderd? Op welke basis worden deze terugvorderingen gedaan?
Worden er algoritmes gebruikt om dit soort fraude op te sporen? Zo ja, welke? Worden deze getoetst op mensenrechten en discriminatie? Welke indicatoren worden gebruikt om fraude bij de zorgkostenaftrek op te sporen?
Het bericht 'Vermalen door het systeem' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Homeopathische zorgkosten zijn volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) aftrekbaar bij de belastingaangifte mits voorgeschreven door een erkende arts, is dit correct?1
Artikel 6.17 Wet IB 2001 bevat een lijst met uitgaven voor specifieke zorgkosten die voor aftrek in aanmerking komen. In het algemeen geldt dat sprake moet zijn van op de belastingplichtige drukkende uitgaven die zijn gedaan wegens ziekte of invaliditeit. Bovendien moet het aannemelijk zijn dat belastingplichtige zich redelijkerwijs gedrongen heeft kunnen voelen tot het doen van deze uitgaven. Homeopathische zorgkosten zullen doorgaans betrekking hebben op zorgkosten voor genees- en heelkundige hulp en farmaceutische geneesmiddelen.
In artikel 6.17, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 worden uitgaven voor genees- en heelkundige hulp genoemd. Om hierover te kunnen spreken dient op grond van artikel 6.17, negende lid, Wet IB 2001 sprake te zijn van een behandeling door (a) een arts, (b) een behandeling door een paramedicus op voorschrift en onder begeleiding van een arts of (c) een behandeling door een aangewezen paramedicus. De laatstgenoemde categorie «c» is uitgewerkt in artikel 39 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. Hierin zijn bepaalde personen als paramedicus aangewezen. Het gaat hierbij om personen die bevoegd zijn tot het voeren van de titel fysiotherapeut, diëtist, ergotherapeut, logopedist, oefentherapeut, orthoptist, podotherapeut, mondhygiënist of huidtherapeut. Voor deze aangewezen paramedici geldt niet de voorwaarde dat de behandeling moet plaatsvinden op voorschrift en onder begeleiding van een arts.
In artikel 6.17, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001 worden farmaceutische hulpmiddelen genoemd, verstrekt op voorschrift van een arts. Homeopathische en alternatieve geneesmiddelen vallen hier ook onder, mits zij zijn voorgeschreven door een arts.
Bent u van mening dat het begrip «voorschrift door een arts» in de Wet IB 2001 voldoende is omschreven?
Ja. Een «voorschrift van een arts» is een gebruikelijk en herkenbaar begrip. Bij medicijnen zal de arts doorgaans een recept voorschrijven en bij genees- en heelkundige hulp zal het voorschrift doorgaans worden vormgegeven in een schriftelijke en/of elektronische doorverwijzing, bijvoorbeeld naar een specialist.
Wat is de volledige definitie van «voorschrift door een arts» in de Wet IB 2001?
In de Wet IB 2001 is geen definitie opgenomen van een «voorschrift door een arts». De voorwaarde is verwerkt in de afzonderlijk omschreven uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Hoe vaak worden aftrekposten voor ziekte jaarlijks toegepast in persoonlijke IB-aangiften?
Over het belastingjaar 2021 is in ongeveer 860.000 (al dan niet gezamenlijke) aangiften gebruik gemaakt van de aftrekpost uitgaven voor specifieke zorgkosten.
In hoeveel van deze gevallen doen burgers volgens de Belastingdienst onterecht een beroep op de aftrekregeling?
Volgens de meest recente resultaten van steekproefonderzoek door de Belastingdienst is er bij 28% van de belastingaangiftes waarin uitgaven voor specifieke zorgkosten worden opgevoerd sprake van een foutief ingevulde aangifte waar een correctie kan plaatsvinden. Het gaat daarbij om een corrigeerbaar bedrag van € 346 miljoen (39% van het bedrag aan opgegeven zorgkosten).
Om welk bedrag gaat dit in totaal jaarlijks?
Zie antwoord vraag 5.
Is bij u bekend in hoeveel gevallen er in Nederland gebruik wordt gemaakt van de aftrekregeling voor zorgkosten specifiek voor homeopathische geneesmiddelen?
Nee, het is niet bekend hoe vaak kosten van homeopathische geneesmiddelen worden opgevoerd in de aangifte.
Bent u van mening dat de Belastingdienst extra voorzichtig moet zijn bij een mogelijk geval van fouten of fraude in het geval zij met chronisch zieken te maken heeft, gezien de vaak complexe en kwetsbare situatie waar zij mee te maken hebben?
Ik ben van mening dat bij fouten in de aangiften en de controle daarop rekening gehouden moet worden met de complexe en kwetsbare situatie waarin belastingplichtigen zich kunnen bevinden. Bij een vermoeden van onjuiste toepassing van de aftrek specifieke zorgkosten is de aanname dat sprake is van een fout, niet van fraude. Bij controle van aangiften waarin specifieke zorgkosten worden afgetrokken is het noodzakelijk om gegevens bij de belastingplichtige op te vragen, omdat de Belastingdienst niet over deze informatie beschikt en de belastingplichtige de aftrekpost aannemelijk moet maken. Dit kan belastend zijn voor de belastingplichtige aangezien het privacygevoelige medische gegevens betreft. Dit is echter inherent aan de aftrekregeling van uitgaven voor specifieke zorgkosten in de fiscaliteit.
De fiscale regeling voor aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten is in 2022 geëvalueerd.2 In het onderzoeksrapport geven de onderzoekers aan zorgen te hebben rondom de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regeling vanwege de complexe vormgeving daarvan. De Belastingdienst geeft aan dat er bij veel van de kostenposten onduidelijkheden (kunnen) zijn voor belastingplichtigen waardoor er fouten (kunnen) ontstaan. In de kabinetsreactie naar aanleiding van de evaluatie3 is aangegeven dat het kabinet de noodzaak ziet om de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten doeltreffender en doelmatiger te maken door deze beter te richten op de doelgroep van mensen met een beperking en/of een chronische ziekte. Tegelijkertijd dient de regeling, als ze behouden wordt, te worden vereenvoudigd. Het kabinet zal bij het in kaart brengen en uitwerken van de oplossingsrichtingen de ervaringen van mensen met een beperking en/of een chronische ziekte en diens vertegenwoordigende organisaties blijven betrekken, zoals ook in de evaluatie van de regeling gebeurd is.
Bent u van mening dat de Belastingdienst moet prioriteren gezien de capaciteitsproblemen en knelpunten in de uitvoering bij de fiscus?
Ja. Prioritering van handhavingsactiviteiten is onvermijdelijk. Naast dienstverlening is het uitvoeren van toezicht belangrijk om naleving te bevorderen en te borgen. De mate en intensiteit daarvan worden gebaseerd op de relevante informatie over (oorzaken van) het nalevingsgedrag van burgers en hun onderliggende drijfveren. Bij de aftrek specifieke zorgkosten ligt de prioriteit bij handhavingsstrategie met name op communicatie en dienstverlening waarmee wordt beoogd te bevorderen dat de kwaliteit van de aangiften zo goed mogelijk wordt geborgd. Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat pas bij toezicht op de ingediende aangifte blijkt dat de aangifte onjuist is en de belastingplichtige onverwacht op aanslag moet bijbetalen of een ontvangen teruggaaf moet terugbetalen. Het minimaliseren van de noodzaak tot toezicht achteraf is daarom zowel vanuit burgerperspectief wenselijk als ook uit uitvoeringsperspectief van de Belastingdienst.
De Belastingdienst verricht daarnaast ook themagericht toezicht. Jaarlijks wordt bepaald welke rubrieken extra aandacht in de behandeling van aangiften krijgen. De keuze is gebaseerd op verkregen inzichten uit onderzoek, zoals steekproeven, de compliance map en effectmetingen van eerder ingezet toezicht. De steekproeven geven het beeld dat het nalevingstekort afneemt. Naar aanleiding van de tweejaarlijkse steekproef inkomensheffing 2020 krijgen bij de behandeling van de aangiften over het belastingjaar 2023 de volgende vier rubrieken extra aandacht.
Ligt het volgens u voor de hand om prioriteit aan andere (handhavings)zaken te geven dan de aftrekregeling voor ziektekosten?
Zoals in het antwoord op vraag 9 is aangegeven, bepaalt de Belastingdienst prioriteiten door een keuze te maken voor bepaalde rubrieken voor het themagericht toezicht. Het grootste nalevingstekort van de inkomensheffing wordt veroorzaakt door de aftrek specifieke zorgkosten. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 5 en 6 gaat het bij aftrek specifieke zorgkosten om een corrigeerbaar bedrag van € 346 miljoen (39% van het bedrag aan opgegeven zorgkosten)4.
De wetgeving voor de aftrek van specifieke zorgkosten is zeer complex en maakt het nodig om bij de handhavingsstrategie vooral te investeren in communicatie en dienstverlening. De website van de Belastingdienst is in 2023 verbeterd en signalen van burgers worden gebruikt om verdere verbeteringen aan te brengen in zowel de website als de toelichting op de aangifte inkomstenbelasting. In de Stand van de Uitvoering 20235 ben ik uitgebreid ingegaan op de complexe wetgeving rondom de aftrek van specifieke zorgkosten.
Groningers die door immateriële schadevergoeding buitengesloten worden voor kwijtschelding van waterschaps- en gemeentebelasting |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Klopt het dat het op een bankrekening hebben van immateriële schadevergoeding iemand uit kan sluiten van kwijtschelding voor waterschaps- en gemeentebelasting omdat dit gezien wordt als vermogen?
Indien dit klopt, bent u van mening dat dit rechtvaardig is richting Groningers? Zo nee, welke stappen neemt u om dit recht te zetten?
Waar kunnen bewoners zich melden die hier tegenaan lopen?
Hoe zorgt u dat immateriële schadevergoeding net als de energietoeslag niet gezien wordt als vermogen bij het aanvragen van kwijtschelding van waterschaps- en gemeentebelasting?
Hoe wordt voorkomen dat inwoners te maken krijgen met terugvorderingen?
Zijn er meer voorbeelden bekend van gedupeerden die problemen ervaren met belastingen en toeslagen door het ontvangen van compensatie en schadeloosstellingen?