Het bericht ‘Vrijwilligers in de knel door regels fiscus voor vergoeding: ‘Gedwongen om te stoppen’’ |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Signaal Vrijwilligersvergoeding» opgesteld door de Landelijke Cliëntenraad, waaruit blijkt dat de regels voor het krijgen van een vergoeding voor vrijwilligerswerk onduidelijk en oneerlijk zijn en dat mensen die leven van een uitkering of toeslagen hierdoor in de problemen kunnen komen?1, 2
Ja.
Heeft de Belastingdienst dergelijke signalen al eerder ontvangen?
De vrijwilligersregeling is tot stand gebracht omdat behoefte bestond aan een duidelijke regeling voor het verstrekken van (geringe) kostenvergoedingen aan vrijwilligers. Door de regeling moet duidelijkheid bestaan over de vraag over de fiscale positie van de vrijwilliger, zowel voor de vrijwilliger zelf als voor de organisatie waarvoor deze werkt. Om die duidelijkheid te bevorderen is voorlichting voorhanden via de communicatiekanalen van de Belastingdienst, zoals de website en het Handboek Loonheffingen. Aan de hand van signalen uit de praktijk, waaronder ook signalen over de vrijwilligersregeling, worden deze kanalen doorlopend verder verduidelijkt om de onduidelijkheden die uit deze signalen blijken weg te nemen. Dit geldt ook voor de signalen die in het rapport «Signaal Vrijwilligersvergoeding» zijn opgenomen.
Indien ja, hoe is met deze signalen omgegaan en waarom is ervoor gekozen daar niet op te acteren?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de signalen voor u voldoende aanleiding om de uitwerking van de betreffende regels mee te nemen in het Belastingplan 2024, met als doel de complexiteit te verminderen en daarbij te kijken naar de punten die in het rapport zijn benoemd onder «De wetgeving: een hindernisbaan» (pag. 4)?
Allereerst vind ik het belangrijk om aan te geven dat het kabinet de inzet van vrijwilligers enorm waardeert en het grote belang van vrijwilligerswerk voor de Nederlandse samenleving onderkent. Aan de andere kant is het ook van belang om het karakter van de regeling, een kostenvergoedingsregeling, niet uit het oog te verliezen. Wij hebben daarom zorgvuldig gekeken naar de gesignaleerde problemen en hoe dit past binnen de vrijwilligersregeling.
Voordat ik specifiek inga op de vragen wil ik, ook gelet op diverse recente publicaties over de vrijwilligersregeling3, het karakter van de vrijwilligersregeling benadrukken.4 De vrijwilligersregeling is bedoeld voor vrijwilligerswerk; werk dat onverplicht en onbetaald wordt gedaan binnen organisaties met een ideële doelstelling, een sportorganisatie of een organisatie met een maatschappelijk nut. Onbetaald werk leidt niet tot loonheffing omdat er dan geen sprake is van loon. Er is ook geen sprake van loon indien de vrijwilliger de voor het werk gemaakte kosten vergoed krijgt.
De vrijwilligersregeling is een kostenvergoedingsregeling die organisaties in staat stelt vrijwilligers tegemoet te komen in de kosten die zij maken in verband met het vrijwilligerswerk, zonder dat onzekerheid ontstaat of wel of geen loonheffing verschuldigd is. Deze kostenvergoedingsregeling komt daarmee tegemoet aan de wens om de administratieve lasten rond de vrijwilligersregeling terug te dringen. Met de vaststelling van de bedragen (€ 1.900 per jaar en € 190 per maand) wordt voorkomen dat voor iedere kostenvergoeding moet worden aangetoond dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en daarvoor bewijs dient te worden overlegd. Vrijwilligers die meer kosten maken dan € 1.900 per jaar kunnen hun daadwerkelijke kosten onbelast vergoed krijgen, zonder dat dit leidt tot loonheffing.
De vrijwilligersregeling is een bewijsregel bedoeld om administratieve lasten te beperken en niet bedoeld als een vrijstelling van inkomen. De vrijwilligersregeling is niet bedoeld om een zo hoog mogelijke financiële prikkel te kunnen bieden aan vrijwilligers of als een onbelaste aanvulling op het inkomen van mensen met een uitkering. Het maatschappelijke of ideële karakter en het ontbreken van salaris staan immers bij het vrijwilligerswerk voorop. Het is daarnaast van groot belang dat wordt voorkomen dat vrijwilligerswerk betaalde arbeid verdringt.
Het maximumbedrag van de vrijwilligersregeling is door de wetgever gesteld op € 1.900 per jaar. Hierbij is, naar het oordeel van het kabinet, sprake van een ruimhartige forfaitaire regeling: ten aanzien van vergoedingen tot € 1.900 hoeven kosten die verband houden met vrijwilligerswerk niet te worden aangetoond. Alleen uitgaan van een jaarbedrag zou betekenen dat een vrijwilliger waarvan wordt uitgegaan dat hij zijn werkzaamheden onbezoldigd verricht, in een tijdsbestek van minder dan een maand, meer dan het wettelijk minimum maandloon onbelast zou kunnen ontvangen. Om dergelijke oneerlijke concurrentie te voorkomen, stelt de wet ook een maximum per maand aan de onbelaste vrijwilligersvergoeding. De basis wordt gevormd door het jaarbedrag. Met het oog op het verlichten van de administratieve lasten voor vrijwilligersorganisaties en flexibiliteit voor seizoensgebonden activiteiten stelt de wet het maandbedrag op 1/10 van het jaarbedrag.5
Naast de maximumbedragen per jaar en per maand geldt ook als voorwaarde voor toepassing van de vrijwilligersregeling dat de arbeid niet bij wijze van beroep wordt verricht. Om de praktijk een handvat te bieden bij de beoordeling van dit criterium, is in 2006 nadere invulling gegeven aan dit criterium. Dit houdt in dat bij iemand die een vergoeding per uur ontvangt, in ieder geval geen sprake is van het bij wijze van beroep verrichten van arbeid als die uurvergoeding niet hoger is dan € 5 (of € 2,75 voor een vrijwilliger jonger dan 21 jaar). Het laten vervallen van het tarief per uur zou betekenen dat de «veilige haven» komt te vervallen en dat iedere vrijwilligersorganisatie die een uurtarief hanteert afzonderlijk aan de hand van wellicht minder duidelijke criteria dient te toetsen of er sprake is van een marktconforme beloning. Dit zal leiden tot meer discussie met de Belastingdienst.
Voor de betaling van vergoedingen aan vrijwilligers kunnen in feite drie verschillende methoden gehanteerd worden:
Ook kunnen vrijwilligers te maken krijgen met een bijbetaling in de inkomstenbelasting omdat zij van meerdere vrijwilligersorganisaties een vergoeding ontvangen en de totale vergoeding die zij ontvangen voor het vrijwilligerswerk de normbedragen overschrijdt. Dit is echter niet specifiek voor de vrijwilligersregeling, maar is een gevolg van de algemene systematiek van de loonheffingen. Inhoudingsplichtigen voor de loonheffingen kunnen van elkaar niet weten wat en aan wie zij betalen en inhouden. Daarom past iedere inhoudingsplichtige afzonderlijk de regels voor de loonheffingen toe. Mocht de samentelling echter leiden tot extra belastingheffing dan betaalt de belastingplichtige dit bij in de inkomstenbelasting. Een dergelijk effect kan ook optreden bij mensen met meerdere (kleine) dienstbetrekkingen of pensioenen.
Zoals uit het voorgaande blijkt, is de fiscale vrijwilligersregeling juist bedoeld om vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties tegemoet te komen in complexiteit en administratieve lasten. Het afschaffen van de forfaitaire bedragen, zodat alleen werkelijke kosten vergoed kunnen worden, acht het kabinet ongewenst. Betere voorlichting over de vrijwilligersregeling en uitleg van de doelstelling kan onduidelijkheid wegnemen. Een aanpassing van de regeling acht het kabinet op dit moment ongewenst en onnodig.
De Werkloosheidswet (WW) voorziet in de mogelijkheid om met behoud van een WW-uitkering vrijwilligerswerk te doen. De voorwaarden waaronder toestemming van UWV kan worden verkregen zijn neergelegd in de Regeling vrijwilligerswerk in de WW6. De regeling is uitsluitend bedoeld om te bepalen wat vrijwilligerswerk in de zin van artikel 8, eerste lid, WW is. Uitgangspunt daarbij is het doel van de WW, namelijk de verzekering van werknemers tegen geldelijke gevolgen van werkloosheid. Vrijwilligerswerk is van grote waarde voor de samenleving en kan tevens voor uitkeringsgerechtigden het vinden van betaald werk bevorderen. Tegelijkertijd wordt met de WW niet beoogd (extra) vrijwilligerscapaciteit beschikbaar te stellen, maar om een periode tussen twee banen te overbruggen.
Het verrichten van vrijwilligerswerk met behoud van de WW-uitkering is alleen mogelijk bij een organisatie of instelling waar werkzaamheden worden verricht met een algemeen of maatschappelijk nut. Het is niet de bedoeling dat WW’ers met behoud van uitkering commerciële activiteiten gaan verrichten of werk doen dat gebruikelijk betaald werk is, ook niet binnen organisaties of instellingen met een maatschappelijk nut, want dat kan organisaties op een economisch voordeel zetten en leiden tot verdringing van regulier werk.
De WW-uitkeringsgerechtigde die vrijwilligerswerk doet met behoud van WW mag de forfaitaire vrijwilligersonkostenvergoeding ontvangen. In de Regeling vrijwilligerswerk in de WW is daarom voor de definitie van het begrip «onbetaalde arbeid» ten aanzien van de hoogte van de vergoeding aangesloten bij artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Deze bedragen worden niet belast en zijn tevens bepalend voor het al dan niet zijn van werknemer in de zin van de Werkloosheidswet. Indien de WW-uitkeringsontvanger een hogere vrijwilligersvergoeding ontvangt dan het in de Wet op de loonbelasting 1964 genoemde maximum, wordt het vrijwilligerswerk gezien als niet-verzekeringsplichtige arbeid. UWV kort in dat geval het aantal uren dat «gewerkt» is op de uitkering, waarbij het fictieve uurloon bepaald wordt aan de hand van het dagloon.
Ook mensen in de arbeidsongeschiktheidsregelingen (Wajong, WIA en WAO) hebben de mogelijkheid om als vrijwilliger aan de slag te gaan. Uitkeringsgerechtigden hebben een meldingsplicht wanneer zij vrijwilligerswerk gaan doen. UWV volgt de regels van de fiscaliteit bij het verrekenen van een eventuele vrijwilligersvergoeding. Wanneer een uitkeringsgerechtigde een of meerdere forfaitaire vergoedingen ontvangt en onder de grenzen uit de Wet op de loonbelasting 1964 blijft, wordt deze vergoeding niet gezien als inkomen en vindt geen verrekening plaats. Wanneer de forfaitaire vergoeding(en), al dan niet in combinatie met separate onkostenvergoedingen boven de normbedragen uitkomt, wordt de ontvangen forfaitaire vergoeding(en) als inkomen verrekend met de uitkering.
Het in de werknemersregelingen afwijken van de fiscale wetgeving, waar het gaat om het verrekenen van de (forfaitaire) onkostenvergoedingen is complexe materie. Op voorhand is niet goed te overzien wat het eventueel aanpassen van dit principe in gaat houden voor zowel de belastingwetgeving als de werknemersregelingen. Wel is aannemelijk dat wijziging een ingrijpende herziening en wetswijzigingen zal vergen en consequenties zal hebben voor de uitvoering. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal dit vraagstuk meenemen bij vereenvoudiging van de WW en de WIA. Tot die tijd zal het kabinet inzetten op meer en duidelijke voorlichting op dit punt.
De wijze waarop binnen de Participatiewet met de kostenvergoeding wordt omgegaan, wijkt weer iets af van de wijze waarop binnen de fiscaliteit en de UWV regeling daarmee wordt omgegaan. Binnen de Participatiewet is bepaald dat een kostenvergoeding voor vrijwilligerswerk tot een maximum van € 1.900 per jaar (en € 190 per maand (norm 1.1.2023)) niet als middelen wordt aangemerkt. Dit houdt tevens in dat wanneer de uiteindelijke kostenvergoeding de grens van € 1.900 overschrijdt, enkel hetgeen waarmee het grensbedrag wordt overschreden, wordt aangemerkt als inkomen. Hierbij past dan wel weer de nuancering dat indien betrokkene weet te onderbouwen, dat de vergoeding ziet op daadwerkelijk gemaakte kosten, ook een hoger bedrag buiten beschouwing kan worden gelaten. Het door de LCR afgegeven signaal dat een kleine overschrijding een hoge terugvordering in het kader van de Participatiewet tot gevolg kan hebben, duidt op een onjuiste uitvoering van de wet. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zal dit bij gemeenten onder de aandacht brengen, om een onjuiste uitvoering in de toekomst te kunnen voorkomen.
Bent u tevens bereid te kijken naar de beschreven hardheden (onlogische bedragen, maximumvergoeding per jaar en het optellen van bedragen)?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toelichten waarom destijds is gekozen voor de inrichting van de regels zoals deze nu zijn, bij voorkeur per knelpunt (zie vraag 4) en per beschreven hardheid (zie vraag 5)?
Zie antwoord vraag 4.
Bezwaren box 3-heffing |
|
Romke de Jong (D66) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Definitieve aanslagen inkomstenbelasting met box 3-heffing: maak bezwaar!»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat het register belastingadviseurs iedereen, die een aanslag krijgt waarin in box 3-inkomen is inbegrepen, oproept om bezwaar te maken?
Het kabinet heeft rechtsherstel in box 3 geboden naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 20212 (het zogenoemde «Kerstarrest»). Dit rechtsherstel is geregeld in de wet Rechtsherstel box 3, die per 1 januari 2023 in werking is getreden. Vanwege de grote aantallen aanslagen waarvoor herstel geboden moet worden, is gekozen voor een methode die in grote mate geautomatiseerd is uit te voeren door de Belastingdienst, waarbij belastingplichtigen zo min mogelijk aanvullende gegevens hoeven aan te leveren.
Bij dit rechtsherstel wordt een nieuwe berekening van het box 3-inkomen gemaakt. Bij de nieuwe berekening wordt aangesloten bij de daadwerkelijk aangehouden banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor elke vermogenscategorie wordt een eigen forfaitair rendementspercentage voorgesteld dat zoveel mogelijk aansluit bij het werkelijk behaalde rendement over de betreffende vermogenscategorie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de wetgever bij het hanteren van een forfaitair stelsel de werkelijkheid moet trachten te benaderen. Met het voorgestelde stelsel wordt het daadwerkelijk behaalde rendement zo goed mogelijk benaderd. Dit geldt in het bijzonder voor de grote groep belastingplichtigen met (voornamelijk) spaargeld, omdat de spreiding in het rendement op spaargeld beperkt is. Het forfait voor spaargeld is voor de jaren 2017–2022 vrijwel nihil.
Het werkelijke rendement van een individuele belastingplichtige kan in een belastingjaar hoger of lager zijn dan het forfaitair bepaalde rendement. Het kabinet werkt aan de invoering van een stelsel op basis van het werkelijk behaalde rendement, maar het was niet mogelijk om op korte termijn en met terugwerkende kracht al het werkelijke rendement te belasten.
Hoewel een forfaitair stelsel in box 3 de individuele werkelijkheid niet altijd geheel kan weerspiegelen, is het kabinet van mening dat met het voorgestelde stelsel naar redelijkheid uitvoering wordt gegeven aan het Kerstarrest. Ook de Afdeling advisering van de Raad van State heeft in het advies bij de Wet Rechtsherstel gewezen op het belang van een werkbare en evenwichtige afwikkeling.3 De Afdeling wijst erop dat een regeling die optimaal tegemoetkomt aan het Kerstarrest, maar niet uitvoerbaar is, uiteindelijk niet bijdraagt aan rechtsherstel voor betrokkenen.
Belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan forfaitair bepaald kunnen van mening zijn dat dit onterecht is en dat hun belastingaanslag te hoog wordt vastgesteld. Het staat belastingplichtigen en belastingadviseurs vrij om gebruik te maken van de rechtsmiddelen die voor hen open staan, al is het kabinet wel van mening dat met het voorgestelde stelsel naar redelijkheid uitvoering wordt gegeven aan het Kerstarrest.
Ik blijf in overleg met de koepelorganisaties voor belastingadviseurs en fiscale dienstverleners, de Bond voor Belastingbetalers en de Consumentenbond om zo mogelijk procesafspraken te maken over procedures inzake box 3. Dit zodat deze procedures werkbaar zijn voor belastingplichtigen, adviseurs en de Belastingdienst.
Hoe kan een situatie ontstaan zijn waarin het kennelijk verstandig is, voor ieder met een box 3-inkomen, om bezwaar te maken tegen zijn/haar aanslag?
Zie antwoord vraag 2.
Is er een inschatting te maken over welk deel van deze bezwaren mogelijk gegrond verklaard zal worden? Zo ja, wat is deze inschatting volgens u, en welke financiële consequenties heeft dit voor het kabinet? Zo nee, waarom niet?
Zoals volgt uit het antwoord op vraag 3 is het kabinet van mening dat met het in de wet Rechtsherstel box 3 geregelde rechtsherstel naar redelijkheid uitvoering wordt gegeven aan het Kerstarrest. De bezwaarschriften zullen aan de hand daarvan worden beoordeeld. Dit betekent dat bezwaarschriften waarin grieven zijn opgenomen die leiden tot een ander rechtsherstel dan uit de wet Rechtsherstel box 3 volgt, zullen worden afgewezen.
Heeft de Belastingdienst voldoende capaciteit om alle bezwaren tijdig te beoordelen en af te handelen?
In de kamerbrief van 9 november 20224 omtrent de herijking uitvoeringstoets rechtsherstel box 3 is aangegeven dat de eerste inzichten op basis van de burgerreacties naar aanleiding van het geboden herstel tot nu toe zijn dat het aantal reacties in het lage (meest gunstige scenario) zitten.
Ten tijde van voornoemde kamerbrief had de Belastingdienst ongeveer 150.000 burgerreacties ontvangen. Dit aantal is nu opgelopen tot 485.000 waarvan ongeveer 85.000 burgerreacties betrekking hebben op opgelegde aanslagen waartegen tijdig bezwaar is ingediend en die betrekking hebben op de toepassing van de forfaitaire spaarvariant. In het geval belastingplichtige ook om andere redenen bezwaar heeft aangetekend dan wordt dit bezwaar binnen het reguliere werkproces afgehandeld en is dit niet in voornoemde aantallen opgenomen.
De toename van het aantal burgerreacties heeft gevolgen voor de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst wat er toe leidt dat de uitvoering niet kan plaatsvinden binnen de wettelijke termijnen en er verdringing optreedt bij de behandeling. Daarom worden er door de Belastingdienst momenteel verschillende scenario’s uitgewerkt om dit risico te mitigeren en worden deze scenario’s ook met de koepelorganisaties besproken.
Ten slotte is in de voornoemde uitvoeringstoets aangegeven dat – op basis van ervaringscijfers nadat de aanslagen 2021 grotendeels zijn opgelegd, de bezwaartermijnen zijn verstreken en er zicht is op uitkomsten van eventuele beroepsprocedures – er naar verwachting in 2023 een herijking van de uitvoeringstoets zal gaan plaatsvinden.
Hoe bent u, gezien de verwachting dat de trend van massaal bezwaar maken jaren zal duren, van plan om uit deze situatie te komen waarin bezwaar maken tegen iedere aanslag aan te raden valt omdat anders de kans bestaat dat er te veel belasting betaald wordt (en compensatie achteraf mogelijk niet meer kan)? Welke stappen bent u van plan hierop te nemen?
Ik acht het onwenselijk dat belastingplichtigen zich genoodzaakt voelen om tegen iedere belastingaanslag bezwaar te maken omdat anders de kans bestaat dat er te veel belasting betaald wordt zonder dat achteraf nog compensatie geboden kan worden. Dit punt raakt aan de werking van de zogenoemde massaalbezwaarprocedure.5 Naar die procedure doe ik onderzoek als gevolg van de aangenomen motie Grinwis.6 Hiermee is het kabinet immers verzocht om de gevolgen van de in 2016 doorgevoerde wetswijziging van de massaalbezwaarprocedure en het functioneren van die procedure te onderzoeken en mogelijkheden tot verbetering daarvan te bezien. In de Aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2023 heb ik aangegeven dat ik de strekking van de motie onderschrijf en dat ik het bieden van (praktische) rechtsbescherming hoog in het vaandel heb staan.7 Mijn planning is om uw Kamer dit voorjaar opnieuw te informeren over de voortgang van het onderzoek naar de verbeteringen voor de massaalbezwaarprocedure.
Daarnaast werkt het kabinet aan de invoering van een nieuw box 3-stelsel waarbij wordt geheven op basis van het werkelijke rendement. Hoewel het werkelijke rendement in box 3 beter wordt benaderd met de aanpassingen die zijn doorgevoerd naar aanleiding van het Kerstarrest, blijft sprake van een forfaitair bepaald rendement. Een belangrijk nadeel van een forfaitair stelsel blijft dat sommige mensen belasting moeten betalen over een inkomen dat ze in werkelijkheid niet hebben genoten. De tegenhanger hiervan is dat belastingplichtigen die in de praktijk een hoog rendement op hun vermogen hebben behaald, daar relatief te weinig belasting over betalen. Met de overstap naar een stelsel op basis van werkelijk rendement sluit de heffing aan bij de individuele inkomsten uit vermogen, waardoor het aantal belastingplichtigen dat overweegt in bezwaar te gaan zeer waarschijnlijk zal afnemen. Overigens onderzoek ik naar aanleiding van onder andere een tweetal moties van de leden Stoffer en Idsinga8 de mogelijkheden voor verdere verfijning van het bestaande forfaitaire stelsel op de kortere termijn. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van dat onderzoek vóór 1 mei 2023 informeren.
Wat zijn de meest actuele ontwikkelingen en verwachtingen wat betreft de overgang naar het belasten van reëel rendement? Per wanneer verwacht u dit in te voeren?
Op 9 februari jl. heb ik een kamerbrief gestuurd waarin de planning voor overgang naar het stelsel op basis van werkelijk rendement is weergeven. Ik heb de planning uit die brief hieronder overgenomen. De planning voor het implementatie/realisatietraject wordt na afronding van de uitvoeringstoets opgesteld.
Concept-wetgeving gereed
Eerste kwartaal 2023
Aanbieden voor internetconsultatie
Eerste kwartaal 2023
Ophalen, beoordelen en verwerken input vanuit internetconsultatie
Tweede kwartaal 2023
Uitvoeringstoets
Tweede kwartaal 2023
Uitzetten overige toetsen en vervolgens verwerken uitkomsten, waaronder:
– Wetgevingstoets
– Autoriteit Persoonsgegevens
– Raad voor de Rechtspraak
– Doenvermogentoets
– Toets van Adviescollege toetsing regeldruk
– Grondrechtentoets
Tweede kwartaal 2023 (met eventueel uitloop naar derde kwartaal 2023)
Opstellen en afstemmen realisatie/implementatieplanning
Tweede kwartaal 2023
Start realisatie/implementatie traject
Vanaf derde kwartaal 2023
Behandeling ministerraad en Adviesaanvraag Raad van State
Derde kwartaal 2023
Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State ontvangen en respectievelijk verwerken
Vierde kwartaal 2023
Aanhangig maken bij de Tweede Kamer
Eerste kwartaal 2024
Aanhangig maken bij de Eerste Kamer
Derde kwartaal 2024
Verwachte publicatie in het Staatsblad
(Uiterlijk) December 2024
Gewenste inwerkingtreding wetgeving
Per 1 januari 2026
Hoe bent u van plan om te gaan met de mogelijke situatie waarin het belasten van reëel rendement nog niet is ingevoerd, maar het belasten van forfaitair rendement steeds met succes wordt aangevochten?
Voor de belastingjaren 2017 tot en met 2022 geldt de Wet Rechtsherstel box 3. Met het op basis van deze wet geboden rechtsherstel wordt via de zogeheten spaarvariant het box 3-stelsel in lijn gebracht met het kerstarrest van 24 december 2021, zoals toegelicht bij het antwoord op vraag 3.
Door middel van de op spaarders toegespitste forfaitaire spaarvariant kan geautomatiseerd rechtsherstel geboden worden aan de belastingplichtigen bij wie de nieuwe berekening lager uitvalt dan het oorspronkelijk berekende box 3-inkomen. Deze wijze van rechtsherstel is voor belastingplichtigen het gemakkelijkst omdat het geautomatiseerd verloopt. Daarbij sluit het aan bij de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst. Hiermee is naar mijn oordeel een goede balans gevonden die in samenhang met alle daarvoor in aanmerking te nemen aspecten de proportionaliteitstoets van het EVRM kan doorstaan. In een aantal procedures is onder meer door een gerechtshof beslist dat het Besluit rechtsherstel box 3 (inmiddels gecodificeerd in de Wet rechtsherstel box 3) de betreffende belastingplichtige onvoldoende rechtsherstel biedt. Tegen die beslissingen heb ik cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad of zal ik op korte termijn cassatieberoep instellen. Ik heb vertrouwen in een goede afloop van deze cassatieprocedures. Ik merk hierbij op dat het kabinet werkt aan een zo spoedig mogelijke invoering van een heffing op basis van het werkelijke rendement.
Het bericht ‘Oude ict kost fiscus miljoenen’ |
|
Folkert Idsinga (VVD), Hawre Rahimi (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oude ict kost fiscus miljoenen»?1
Ja.
Kunt u per jaar vanaf 2010 tot heden een overzicht geven van de kosten die de belastingdienst aan ICT heeft uitgegeven? Kunt u deze uitgesplitst in interne en externe inhuur met daarbij de overschrijdingen aangegeven?
In het overzicht hieronder ziet u de jaarlijkse budgetten van de ICT-organisatie van de Belastingdienst in de periode 2010–2022. De middelen voor de ICT-organisatie zijn bestemd voor zowel personele als materiële uitgaven. De personele uitgaven zijn als onderdeel van de totale ICT-uitgaven (kolom 1) apart inzichtelijk gemaakt, met daarbij ook een nadere splitsing naar eigen personeel en externe inhuur.
In de reguliere begrotingscyclus wordt gedurende het jaar inzicht gegeven in tussentijdse bijstellingen van beschikbare middelen op basis van de verwachte kasuitgaven. Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting bij Najaarsnota hebben er in de periode 2010 t/m 2022 over het algemeen geen overschrijdingen van personeelsbudgetten plaatsgevonden. De gemiddelde onderschrijding lag rond de 3%. Uitzondering hierop zijn de jaren 2015 en 2016 waarin sprake was van een overschrijding van de personele budgetten van respectievelijk 5% en 8%. De overschrijding zat in deze jaren met name op externe inhuur en werd veroorzaakt door een grote opdrachtenstroom die niet volledig gerealiseerd kon worden met de bezetting eigen personeel. Op het niveau van de totale ICT-uitgaven waren de overschrijdingen in deze jaren overigens kleiner (4% in 2015 en <1% in 2016).
Kunt u een overzicht geven van de verhouding tussen uitgaven aan onderhoud van bestaande systemen en de modernisering daarvan?
Afgelopen jaren zijn vanuit de voorjaarsbesluitvorming en Werk aan Uitvoering middelen beschikbaar gekomen voor de ICT-organisatie van de Belastingdienst. Inmiddels bedraagt het budget van de ICT-organisatie van de Belastingdienst in 2023 circa € 860 mln. Een groot gedeelte hiervan, circa 60%, is bestemd voor personele uitgaven. Met het personeel dat van deze budgetten wordt betaald, zowel eigen personeel als inhuur van externen, worden IV-dagen gerealiseerd. Voor 2023 wordt gewerkt met 626.000 IV-dagen.
Jaarlijks is circa 60% van de beschikbare IV-dagen nodig voor beheer en onderhoud. Onderdeel van beheer en onderhoud zijn de activiteiten voor het Datacenter van de Belastingdienst, de printstraat, regulier lifecycle-management en het bewaken van de digitale veiligheid in het Security Operations Center (SOC). Aan modernisering wordt circa 10% van de totaal beschikbare capaciteit besteed. Aan vernieuwing wordt circa 14% besteed. Onder vernieuwing vallen dienstverlening, integrale beveiliging, initiatieven met betrekking tot gegevens, toezicht en bedrijfsvoering. Onderstaande tabel geeft dit weer.
Portfolio categorieën in IV-dagen
2019
2020
2021
2022
Beheer en onderhoud
Data Center Services
163.400
152.400
155.700
152.700
Regulier Beheer en Onderhoud
162.200
185.200
186.200
206.200
Projecten
Wetgeving
33.900
31.600
47.000
45.500
Modernisering
61.800
64.600
80.400
74.800
Vernieuwing
57.300
72.100
93.300
81.500
Jaaraanpassingen
Per wanneer kunnen de ICT-systemen uit bijvoorbeeld de jaren 70, of waarvoor geen expertise meer in huis is, worden omgezet in moderne ICT-systemen met moderne programmeerta(a)l(en)?
Het hebben van ICT-systemen uit de jaren «70 uit zich in technische schuld. De Belastingdienst is bezig met het reduceren van die technische schuld. Sinds 2018 is deze gehalveerd van 52% naar 26%. Deze modernisering is desondanks complex en wordt daarom in kleinere stappen uitgevoerd, zodat er grip is op deze projecten.
Voor alle ketens wordt aan de modernisering gewerkt. Het is de planning om het overgrote deel van het achterstallig onderhoud, dat wijzigingen belemmert, in 2026 opgelost te hebben. Of dat tijdpad gehaald wordt is afhankelijk van veel factoren, zoals de beschikbaarheid van ICT-personeel, tussentijdse onvoorziene ontwikkelingen (zoals box 3, energiemaatregelen, etc.) en het verloop van aanbestedingen.
Voor de volgende ketens geldt dat er na 2026 nog gemoderniseerd moet worden: inning en betalingsverkeer, omzetbelasting en gegevens. Bij inning en betalingsverkeer komt dit onder andere door werkzaamheden rondom het herstel toeslagen, FSV en corona uitstelbeleid die voorrang kregen boven modernisering. De binnenlandse omzetbelasting wordt gemoderniseerd met als planning dat in 2026 een nieuw systeem operationeel is. In deze keten dienen na 2026 ook andere regelingen nog gemoderniseerd te worden. Voor de keten gegevens is na 2026 nog een forse inspanning nodig, omdat er veel applicaties van lokale applicaties omgezet moeten worden naar centrale applicaties en de gegevenshuishouding verbeterd moet worden.
Waarom is de aanbesteding voor het moderniseren van het nieuwe systeem voor de omzetbelasting nog niet uitgeschreven? Kunt u aangeven welke stappen u zet om deze en andere aanbestedingen te versnellen?
In 2021 heeft een marktconsultatie plaatsgevonden waaruit bleek dat er oplossingen in de markt beschikbaar zijn voor een nieuw systeem voor de omzetbelasting. Een extern advies in 2022 heeft dit bevestigd. De aanbesteding bevindt zich nu in de voorbereidende fase. Er zijn nog verschillende go en no-go momenten. Ik ben terughoudend om u in deze fase uitgebreid over de planning te informeren, zie ook antwoord 6.
Een versnelling in deze of andere aanbestedingen leidt tot risico’s en kan afbreuk doen aan de kwaliteit van het proces van aanbesteden of aan de aanbestede dienst of product. Ondanks dat ik de wens begrijp om een aanbesteding te versnellen om zo bijvoorbeeld sneller te beschikken over een modern systeem, wil ik zorgvuldigheid boven snelheid stellen.
Welke andere aanbestedingen moeten nog worden uitgeschreven?
De Belastingdienst voert jaarlijks een groot aantal ICT-aanbestedingen uit met wisselende inhoud en omvang. In aanbestedingen die in voorbereiding zijn of in de nabije toekomst op de markt zullen worden gebracht, wordt door de Belastingdienst geen inzage vooraf gegeven. Dit kan marktverstorend werken of de juridische positie van de Belastingdienst schaden.
Hoe duidt u de uitspraak in het artikel, gebasseerd op interne documenten, dat door personeelstekorten en achterstanden in de ICT het belastingmoraal van burgers en ondernemers kan worden aangetast?
De Belastingdienst heeft als taak om belastingen eerlijk en zorgvuldig te heffen en innen. Iedere burger, elk bedrijf en elke andere belastingplichtige organisatie moet erop kunnen vertrouwen dat hij of zij het juiste deel aangeeft en betaalt en dat hij of zij ook (terug)krijgt waar hij of zij recht op heeft. Daarnaast moeten burgers en bedrijven er ook op kunnen vertrouwen dat de Belastingdienst ervoor zorgt dat andere burgers en bedrijven hun bijdrage leveren. Als dat vertrouwen afneemt kan dat effect hebben op de belastingmoraal.
De Belastingdienst voert deze taak nog steeds naar behoren uit, in die zin is er geen sprake van een aantasting van de belastingmoraal. Dit komt ook naar voren in de fiscale monitor die jaarlijks wordt uitgevoerd en uw Kamer bij het jaarplan Belastingdienst 2023 heeft ontvangen. De situatie is nu ook anders dan in 2018. Er was toen sprake van een groot personeelsverloop en achterstand in de ICT. Inmiddels is meer personeel aangetrokken en worden ICT-systemen vernieuwd. Daardoor kan personeel efficiënter en mogelijk anders worden ingezet.
Dat laat onverlet dat de Belastingdienst nog stappen moet zetten. Zo is er nog sprake van een tekort aan (ICT-)personeel en wordt er in sommige ketens nog gewerkt met verouderde systemen.
Kunt u aangeven bij welke ICT-systemen continuiteitsrisico’s spelen en welke delen van de bedrijfsvoering van de Belastingdienst hiervan afhankelijk zijn?
De urgentie voor modernisering wordt bepaald door risico’s. Systemen met de grootste risico’s op het gebied van continuïteit door verouderde technologie, zijn als eerste gemoderniseerd, zoals het systeem voor autobelastingen. De systemen voor omzetbelasting, loonheffing en inkomensheffing worden de komende tijd vervangen. Tot die systemen volledig zijn vervangen, ziet de Belastingdienst voor deze ketens risico’s. Om deze risico’s te beheersen, zijn aanvullende maatregelen genomen. In figuur 5 en 6 van de begeleidende brief ziet u hoe de technische schuld per keten nu is en wat de ambitie is qua ontwikkeling tot en met 2026.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
De renseigneringsverplichting |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de renseigneringsverplichting?
Ja.
Kunt u aangeven waarom deze verplichting ook geldt voor zorgaanbieders, aangezien zij een btw-vrijstelling hebben voor het inhuren van personeel?
De renseigneringsplicht «Uitbetaalde Bedragen aan Derden» (UBD) is bedoeld om een aantal gegevens over betalingen die naar verwachting tot belastbare inkomsten leiden, aan de Belastingdienst te verstrekken.1
De Belastingdienst heeft de gegevens nodig om de aanslag vast te kunnen stellen en in het kader van de benodigde informatie voor de vooraf ingevulde aangifte (VIA). De Belastingdienst gebruikt de gegevens als zogenaamde contra-informatie bij het beoordelen van de aangifte en het vaststellen van de aanslag. Veel van deze contra-informatie vult de Belastingdienst al vooraf in de aangifte in zodat de burger deze gegevens bij het indienen van de aangifte alleen maar hoeft te controleren en zo nodig aan te vullen. Met het vooraf invullen van de gegevens in de aangifte helpt de Belastingdienst de belastingplichtige de juiste gegevens in de aangifte inkomstenbelasting te vermelden. De contra-informatie die wordt verkregen vanuit de renseignering van de gegevens heeft een groot heffingsbelang voor de inkomensheffing.2 Over betalingen voor werkzaamheden en diensten waarvoor geen btw in rekening wordt gebracht ontvangt de Belastingdienst nog geen gegevens. Dit maakt dat de renseignering door zorgaanbieders van aan derden uitbetaalde bedragen (waar inderdaad veel voor de btw onbelaste werkzaamheden worden verricht) juist van belang is. Om die reden zijn zorgaanbieders niet uitgesloten van de verplichting om gegevens te verstrekken. Uit informatie van de Belastingdienst volgt dat veel partijen, ook partijen uit de zorg, tijdig hebben voldaan aan de renseigneringsverplichting.
Waarom is ervoor gekozen om alle zorgaanbieders voor 1 februari alle betalingen aan derden in 2022 te laten melden? Begrijpt u dat de zorgaanbieders hierdoor in tijdnood komen?
De gegevens over een bepaald kalenderjaar moeten uiterlijk op 31 januari van het daaropvolgende kalenderjaar worden aangeleverd. Zoals in de nota van toelichting bij de publicatie van het besluit met de verplichting in het Staatsblad3 (7 juli 2021) is vermeld moest de nieuwe renseigneringsstroom feitelijk voor het eerst per 1 januari 2023 gaan plaatsvinden. Dit moest zowel de Belastingdienst als de betreffende administratieplichtigen voldoende tijd geven om het nieuwe proces tijdig en toereikend in te richten. Zorgaanbieders hebben derhalve sinds 7 juli 2021 de tijd gehad om zich hierop bedrijfsmatig voor te bereiden. Bij een latere aanlevering zouden de gegevens niet meer kunnen worden gebruikt voor de VIA zoals deze beschikbaar wordt gesteld per 1 maart. Om zowel administratieplichtigen als de inspecteur in staat te stellen zich zorgvuldig en tijdig voor te bereiden op de nieuwe verplichte gegevensstroom is in de artikelsgewijze toelichting op het besluit vermeld dat de inspecteur voor het jaar 2022 geen gebruik zal maken van de mogelijkheid voor het reeds in de loop van het belastingjaar laten aanleveren van gegevens. Voor de renseignering over het jaar 2022 had de aanlevering van de gegevens in alle gevallen verplicht in januari 2023 moeten plaatsvinden.
Wat betreft het handhaven op de renseigneringsverplichting zal de Belastingdienst maatwerk bieden. Dit houdt onder meer in dat per geval bekeken wordt welke ruimte wordt gegeven om op een ander moment te voldoen aan de renseigneringsverplichting, in situaties waarin de deadline van 1 februari 2023 niet gehaald kon worden. Wanneer organisaties derhalve meer tijd nodig hebben voor de nieuwe manier van aanleveren kunnen zij de Belastingdienst om uitstel vragen voor het aanleveren van die opgaven.
Waarom is ervoor gekozen om de maatregel met terugwerkende kracht te laten gelden voor zorgaanbieders?
Het besluit is van 7 juli 2021 en is in werking getreden met ingang van 1 januari 2022. Er is geen sprake van terugwerkende kracht.
Bent u zich, door deze maatregel met terugwerkende kracht te laten gelden, bewust van de grote administratieve lasten van zorgverleners? Deelt u de mening dat dit botst met de doelstellingen uit het programma (Ont)Regel de Zorg?
In het antwoord op vraag 4 wordt toegelicht dat er geen sprake van is om deze maatregel met terugwerkende kracht te laten gelden. Ik constateer dat de communicatie over deze verplichting verschillende werkgevers (in de zorg) niet goed heeft bereikt, waardoor men in de praktijk heeft ervaren dat gegevens op een korte termijn aangeleverd zouden moeten worden. In het programma [Ont]Regel de Zorg 2022–2025 gaat er specifieke aandacht uit naar het (nog meer) meewegen van de werkbaarheid en uitvoerbaarheid van regelgeving in de zorg bij besluitvorming. De renseigneringsverplichting betreft echter generieke regelgeving voor álle werkgevers. In de totstandkoming van de regeling heeft het Ministerie van Financiën aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) in 2020 advies gevraagd inzake de administratieve lasten. De ATR heeft geadviseerd de regeldrukberekening aan te vullen. De gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven, burgers en beroepsbeoefenaren zijn als volgt toegelicht:
«De verplichting voor inhoudingsplichtigen en cbo’s4 om gegevens aan de Belastingdienst te verstrekken over betalingen voor werkzaamheden en diensten betekent een incidentele verzwaring van de administratieve lasten van circa € 4,1 miljoen (waarvan circa € 0,1 miljoen voor burgers en circa € 4 miljoen voor het bedrijfsleven). Dit betreft de verplichting dat natuurlijke personen die lid zijn van een cbo hun bsn eenmalig moeten opgeven en voor de administratieplichtige organisaties dat de (geautomatiseerde) administratie moet worden aangepast en van betrokkenen het bsn moet worden uitgevraagd en in de administratie moet worden vastgelegd. De structurele administratieve lasten voor de verplichte gegevensverstrekking nemen toe met circa € 1,3 miljoen voor het bedrijfsleven.»
Op welke wijze zijn zorgaanbieders geïnformeerd over deze verplichting?
Om de nieuwe wetgeving bekend te maken onder de beoogde doelgroep is er door de Belastingdienst gecommuniceerd via de daarvoor geëigende kanalen:
Zorgaanbieders zijn niet specifiek als aparte doelgroep geïnformeerd, omdat het generieke regelgeving voor alle werkgevers betreft. Uit informatie van de Belastingdienst blijkt dat veel partijen, ook partijen uit de zorg, tijdig hebben voldaan aan de renseigneringsverplichting.
Op welke wijze is de regeldruk van deze maatregel voor zorgaanbieders getoetst? Hoe zijn de resultaten daarvan meegenomen in de uitvoering van de maatregel?
In het antwoord op vraag 5 wordt toegelicht hoe de regeldruk is getoetst. Hierbij is geen onderscheid gemaakt in sectoren omdat de maatregel sectoronafhankelijk is.
Bent u bereid om zorgaanbieders, vanwege hun btw-vrijstelling, (tenminste tijdelijk) uit te zonderen van deze maatregel?
Nee, ik wil zorgaanbieders niet uitzonderen van deze verplichting. Zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht is de renseignering van deze gegevens door zorgaanbieders (waar veel voor de btw onbelaste werkzaamheden worden verricht) juist van belang. Dit is van belang als contra-informatie voor de inkomensheffing en voor de VIA. Wel is het mogelijk dat de zorgaanbieder die problemen ervaart (of heeft ondervonden) om de UBD-opgaven tijdig (vóór 1 februari 2023) in te zenden in overleg kan met de Belastingdienst om maatwerkafspraken te maken voor het aanleveren van die opgaven. Hierna licht ik nader toe waarom ik geen uitzondering wil maken.
Ten eerste is er sprake van een algemeen geldende regeling en is er voor een uitzondering voor de zorg (of andere sector) geen goede rechtvaardigingsgrond. Ten tweede wil ik vanwege het belang van de belastingheffing geen categorale uitzondering maken voor zorgaanbieders. De gegevens over uitbetalingen aan derden gebruikt de Belastingdienst met name voor het voorinvullen van het resultaat uit overige werkzaamheden in de aangiften inkomstenbelasting, en als contra-informatie bij de controle van deze aangiften. De belastingplichtigen die een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden moeten aangeven, worden door de voorinvulling geholpen bij het doen van een juiste en volledige aangifte. De Belastingdienst heeft op basis van steekproeven aangegeven dat het nalevingstekort voor wat betreft de belasting van het resultaat uit overige werkzaamheden naar zijn inschatting aanzienlijk is6. Het tijdelijk uitzonderen van een belangrijke groep die gegevens over veel betalingen aan derden moeten verstrekken zou afbreuk doen aan de beoogde ondersteuning van belastingplichtigen en aan de bedoeling van de regeling.
Ik onderken dat voor zorgaanbieders die veel uitbetalingen doen waarop vrijstelling van btw van toepassing is, het verzamelen en verstrekken van gegevens een opgave is die tijd en inspanning kost. Ik ben daarom met bovengenoemde maatwerkmogelijkheden tegemoet gekomen aan administratieplichtigen die problemen ondervinden bij de invoering van deze renseigneringsverplichting.
Kunt u deze vragen voor 1 februari a.s. beantwoorden?
Nee. De vragen zijn beantwoord binnen de termijn van drie weken die geldt voor de beantwoording van Kamervragen.
Btw op menselijke geslachtscellen |
|
Wieke Paulusma (D66), Romke de Jong (D66) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Kuipers |
|
![]() |
Bent u bekend met het gegeven dat het btw-tarief op 21% ligt voor menselijke geslachtscellen zoals zaad- en eicellen, bijvoorbeeld bij donatie om een kinderwens te vervullen?
Waarom ligt het btw-tarief (21%) voor geslachtscellen die voor reproductieve doeleinden bij mensen worden ingezet, hoger dan het btw-tarief (9%) van dierlijke geslachtscellen (bijvoorbeeld bij sperma van paarden)? Wat vindt u hiervan?
Kunt u aangeven waarom het btw-tarief voor menselijke geslachtscellen zoals zaad- en eicellen niet valt onder de vrijstelling zoals voor ander menselijk lichaamsmateriaal zoals voor menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk?1
Deelt u de mening dat kosten voor mensen met een kinderwens die afhankelijk zijn van geslachtsceldonatie en kunstmatige inseminatie niet onnodig hoger moeten liggen dan ze nu al zijn?
Kunt u toelichten hoeveel mensen jaarlijks gebruik maken van zaad- of eiceldonatie om een kinderwens te kunnen vervullen?
Bent u voorts van mening dat het binnen de btw-richtlijn mogelijk is om geslachtscellen zoals zaad- en eicellen voor donatie voor reproductieve doeleinden bij mensen vrij te stellen van btw? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken of en hoe hier uitvoering aan kan worden gegeven? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze schriftelijke vragen te beantwoorden voorafgaand aan de plenaire behandeling van de Wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting in verband met de tweede evaluatie van de wet, het actieplan ter ondersteuning van donorkinderen en de omvorming van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan?2
De fiscale maatregelen voor de glastuinbouw |
|
Derk Boswijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u, net als wij, geschrokken van de uitkomsten van de impactanalyse van de voor 2025 voorgenomen fiscale maatregelen in de energiebelasting op de glastuinbouw door Wageningen Economic Research (WEcR)?
Onderschrijft u de conclusies van WEcR dat a) de impact van de voorgestelde verhoging van de energiebelasting zeer fors is en voor veel bedrijven betekent dat zij per 2025 diep in de rode cijfers terecht gaan komen en b) dat de periode tot 2025 voor veel van deze bedrijven te kort is om verduurzamingsmaatregelen te nemen?
Bent u het ermee eens dat ondernemers enerzijds mag worden gevraagd te verduurzamen, maar dat zij daar anderzijds dan ook de tijd en de middelen voor krijgen? Is in dat licht de aanpassing van de energiebelasting per 2025 een redelijke termijn waarop ondernemers zich kunnen aanpassen?
Waarom is in de onderhandeling over het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030 aan de sector geen ruimte geboden om ook de tarieven van de energiebelasting onderdeel van het gesprek te laten zijn? Klopt het dat de aanpassing van de energiebelasting expliciet buiten de onderhandeling is gehouden vanuit de argumentatie dat daarover in het coalitieakkoord afspraken zijn gemaakt? Is dat niet vreemd als er wel onderhandeld is over een individueel CO2-systeem, voor individuele CO2-beprijzing?
Klopt het dat de warmtekrachtkoppeling (WKK) een relatief efficiënte vorm van elektriciteitsproductie is, onder andere vanwege de directe benutting van warmte, efficiënter dan een gas- of kolencentrale? Bent u het ermee eens dat met het oog op de uitstoot van broeikasgassen, met het oog op leveringszekerheid van elektriciteit en met het oog op de noodzaak van voldoende flexibiliteit in het elektriciteitssysteem, WKK’s zoveel mogelijk in bedrijf moeten blijven?
Is het mogelijk en wenselijk dat door de voorgestelde fiscale aanpassingen de WKK minder gunstig in de merit order van elektriciteitsproductie terecht komt en dat dit tot extra uitstoot in de elektriciteitssector leidt?
Is het eerlijk dat een kleine glastuinder relatief, per hectare of per kilogram product, meer energiebelasting betaalt dan een grote glastuinder?
Is het eerlijk dat een glastuinder met meerdere locaties voor deze verschillende locaties steeds de eerste schijven van de energiebelasting moet doorlopen, terwijl een glastuinder met hetzelfde areaal op één locatie relatief minder energiebelasting betaalt?
Bent u bereid te onderzoeken of een WKK in de glastuinbouw die gebruik maakt van biogas, kan worden vrijgesteld van de inputbelasting (eventueel in combinatie met een aangepaste SDE++ categorie)?
Bent u bereid met een aangepast voorstel voor aanpassing van de energiebelasting voor de glastuinbouw te komen dat recht doet aan de snelheid waarmee glastuinders kunnen verduurzamen, de rol die de glastuinbouw speelt in het produceren van gezond voedsel en de rol die WKK’s spelen in het energiesysteem?
Eenverdieners en middeninkomens |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Eenverdiener houdt al gauw minder over dan bijstandsgerechtigde»?1
Wat is uw reactie op dit artikel?
Hoe houdt u zicht op de koopkracht voor de verschillende groepen huishoudens, gezien de vertroebeling door de stapeling van maatregelen?
Bent u het ermee eens dat een versobering van ons belasting- en toeslagenstelsel noodzakelijk is, en hoe en op welke termijn gaat u dat realiseren?
Waarom wordt er niet veel meer ingezet op koopkrachtondersteuning van inkomens net boven het sociaal minimum en van middeninkomens, aangezien juist deze groepen door bijvoorbeeld de inflatie hard geraakt worden, terwijl zij niet of nauwelijks gesteund worden?
Bent u bereid bij volgende koopkrachtmaatregelen gericht in te zetten op koopkrachtondersteuning van middeninkomens?
Herkent u de analyse dat een bijstandsgezin netto meer over kan houden dan een eenverdienersgezin? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo nee, waarom niet?
Hoe verhoudt zich de hoge belastingdruk voor eenverdieners, zoals aangetoond in het artikel, met de ambitie van het kabinet dat werken moet lonen, en ook in het licht van de keuzevrijheid van gezinnen?
Hoe beoordeelt u de jarenlange, schrijnende achterstelling van eenverdieners ten opzichte van andere huishoudens, en hoe gaat u er een einde aan maken?
Waarom moet een eenverdienersgezin met een middeninkomen over langere periode vele tienduizenden euro’s meer belasting betalen dan een huishouden met twee verdieners met hetzelfde gezinsinkomen?
Bent u voornemens in het Belastingplan 2024 maatregelen op te nemen die gericht de koopkracht van eenverdieners verbeteren? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse steun voor het project van Boskalis in Manila |
|
Joris Thijssen (PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Frontlinie over de Nederlandse betrokkenheid bij milieu,- en mensenrechtenschendingen bij de aanleg van een internationaal vliegveld in Filipijnen1, die ook worden benoemd in het Global Witness rapport «Runaway Risk»?2
Hoe beoordeelt u, in het licht van de OESO- en VN-richtlijnen, de weigering van ADSB en Boskalis om, ondanks verzoeken, informatie met stakeholders te delen met betrekking tot hun human rights due diligence?
Welke maatregelen gaat u naar aanleiding van het rapport van Global Witness nemen om te zorgen dat betrokken Nederlandse (of in Nederland gevestigde) bedrijven mensenrechten respecteren en due diligence uitvoeren en daarover rapporteren zoals voorgeschreven in de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen?
In de reactie van het Ministerie van Financiën op de Frontlinie aflevering «De baggerbaai op de Filipijnen» van 9 februari3, wordt gesteld dat de aanbevelingen uit het Manila Bay Sustainable Development Masterplan (MBSDMP) met betrekking tot «mitigatie, preventie en compensatie van de nadelige effecten» zijn meegenomen in de milieu en sociale beoordelingen van ADSB4; kunt u concreet per aanbeveling aangeven hoe deze zijn meegenomen in deze beoordelingen?
Bent u bekend met het feit dat het MBSDMP afraadt om het project in de betreffende locatie te ontwikkelen en aanbeveelt om, indien het project toch doorgaat, natuurcompensatie te plegen met een omvang die gelijkstaat aan tenminste tienmaal de oppervlakte van het projectgebied (2.565 hectare)?5 Kunt u concreet aangeven hoe de betreffende aanbeveling uit het MBSDMP over de omvang van natuurherstel alsnog uitgevoerd zal worden nu San Miguel slechts uitgaat van een compensatie van 1.000–1.700 hectare?6
Bent u bekend met de aantijgingen uit het Global Witness rapport, dat het eerste Environmental Compliance Certificate (ECC) van projecteigenaar San Miguel onrechtmatig verkregen is? Hoe beoordeelt u de due diligence van Boskalis, gezien zij het New Manila International Airport (NMIA) project hebben aangenomen op basis van deze onrechtmatig verkregen ECC?
Bent u bekend met het persbericht van 24 mei 2022 van Boskalis over de toekenning van de exportkredietverzekering (EKV) aan dit project waarin ADSB stelt dat zij met de toekenning van de EKV «ook echt samen het verschil gemaakt voor de lokale gemeenschappen en de natuur»?7 Hoe ziet u dit in het licht van het interview met Boskalis waarin de CEO stelt dat de getroffen vissers ruim twee jaar na dato nog steeds niet gecompenseerd zijn?
Hoe beoordeelt u de uiting van de CEO van Boskalis in het interview met Frontlinie dat hij de vissers graag eerder had gecompenseerd, maar dat de verantwoordelijkheid hiervoor bij San Miguel ligt, in het licht van afspraken voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) zoals de OESO-richtlijnen, gezien deze effecten het directe gevolg zijn van de werkzaamheden van Boskalis?
Bent u bekend met Flaviano Villanueva en het PAGHILOM project, dat in de Filipijnen in 2021 van de Nederlandse regering de Mensenrechtentulp ontving voor hun werk in het bijstaan van slachtoffers van buitengerechtelijke executies door de Filipijnse politie? Hoe kijkt u aan tegen het feit dat dezelfde organisatie die van Nederland een mensenrechtenprijs ontvangt op dit moment ondersteuning biedt aan Filipijnen die door Nederlandse betrokkenheid bij de bouw van Manila Airport geforceerd hun huis moeten verlaten en hun levensonderhoud verliezen?
Wat is uw reactie op het statement van de Mensenrechtentulpwinnaar die zich afvraagt «waarom [hij] een award zou ontvangen die [hem] gegeven wordt in ruil voor bloedvergieten»?
Welke rol speelt de Nederlandse ambassade in het project? Is er momenteel contact en steun voor mensenrechtenverdedigers en vertegenwoordigers van slachtoffers van de zandwinning (de vissersfamilies die visgronden kwijtraken)? Waarom wel of niet?
Hoe verklaart u deze incoherentie van Nederlands handelen in de Baai van Manila, waarbij aan de ene kant Boskalis een EKV krijgt om dit project te doen en aan de andere kant Nederland een organisatie die slachtoffers bijstaat een award uitreikt? Welke concrete acties gaat u op de korte termijn ondernemen om te zorgen dat de slachtoffers van dit project op korte termijn op een rechtvaardige wijze gecompenseerd gaan worden?
Bent u bereid om naast het publiceren van de second opinion als het gaat om de monitoring van het project, ook opdracht te geven voor een onafhankelijk onderzoek naar de besluitvormingsproces en naleving van IMVO-standaarden rondom de toekenning van een EKV voor het New Manila International Airport project van Boskalis aangezien dit twee aparte vraagstukken zijn?
Wilt u daarbij ingaan op 1) de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ADSB en Boskalis m.b.t. de effecten op mens en milieu en 2) wat er gedaan moet worden volgens IMVO-standaarden om negatieve effecten voor de gemeenschappen en de natuur te herstellen?
De door de fiscus gestuurde aanmaning naar ondernemers |
|
Folkert Idsinga (VVD), Thierry Aartsen (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Fiscus jaagt ondernemers op de kast met aanmaning voor coronaschuld»?1
Hoeveel ondernemers in totaal hebben een brief gekregen?
Hoeveel ondernemers hebben onterecht een aanmaning binnengekregen en wat is de oorzaak hiervan?
Waarom is het niet mogelijk om de totale betalingsachterstand voor de ondernemers op de brief te vermelden? Worden ondernemers apart geïnformeerd wanneer de totale betalingsachterstand wel bekend is?
Welke maatregelen zijn inmiddels genomen om ervoor te zorgen dat de Belastingdienst over een actueel overzicht van betalingsachterstanden beschikt?
Bent u bereid om tijdelijk een apart telefoonnummer of helpdesk speciaal voor ondernemers in het leven te roepen, naast de BelastingTelefoon?
Hoe zorgt u ervoor dat ondernemers niet nogmaals onnodig verontrustende aanmaningen inzake het aflossingstraject van corona-belastingschulden ontvangen van de Belastingdienst?
Hoe zeker kunnen ondernemers ervan zijn dat de betalingen die zij tot nu toe hebben gedaan zijn verwerkt en dat de uiteindelijke afrekening klopt, indien sprake is van ICT-problemen in de verwerking van betalingsgegevens?
In hoeveel gevallen blijken ondernemers toch niet te kunnen voldoen aan het aflossingstraject? Welke mogelijkheden voor maatwerk worden hen geboden?
Duizenden gezinnen die al jarenlang leven van een inkomen onder het niveau van een bijstandsuitkering omdat de regelingen niet op elkaar aansluiten |
|
Pieter Grinwis (CU), Hilde Palland (CDA), Barbara Kathmann (PvdA), Lilian Marijnissen (SP), Wybren van Haga (BVNL), Christine Teunissen (PvdD), Nicki Pouw-Verweij (JA21), Chris Stoffer (SGP), Pieter Omtzigt (Lid Omtzigt), Caroline van der Plas (BBB), Liane den Haan (Fractie Den Haan) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Al jaren in armoede, door een fout van de overheid»?1
Kunt u aangeven hoe in 2023 de bruto/netto berekening eruitziet voor de bijstandsuitkering voor een (echt)paar (beiden tussen de 21 en 66 jaar)? Kunt u dus aangeven wat het netto jaarbedrag per persoon is, wat het bruto jaarbedrag per persoon is en hoe die berekening tot stand komt?
Hoe hoog is dus de bruto bijstandsuitkering voor het (echt)paar tussen 21 en 66 jaar?
Kunt u aangeven wat de waarde is van de tegemoetkomingen waar een (echt)paar in de bijstand gemiddeld recht op heeft in 2023 in bijvoorbeeld de stad Utrecht? Dit zijn zaken als kwijtschelding gemeentelijke lasten en waterschapslasten, bijzondere bijstand, U-pas, energietoeslag?2
Kunt u aangeven hoeveel bruto arbeidsongeschiktheidsuitkering een persoon van een fiscaal stel moet hebben om netto de netto bijstandsuitkering voor een echtpaar te kunnen ontvangen? (NB: de andere partner heeft geen inkomen in dit voorbeeld).
Wilt u een vergelijking maken tussen de volgende huishoudens:
Wilt u bij de vergelijking uitgaan van de bewoning van een sociale huurwoning met een huur van 720 euro per maand en van een eigen vermogen onder de grens voor de huurtoeslag?
Wilt u een tabel maken voor elk van de drie huishoudens (in kolommen) en voor elk van de drie huishoudens vermelden
Heeft u een politiek oordeel over de verschillen bij h?
Klopt het dat het echtpaar onder 6b geen wettelijk recht heeft op een bijstandsuitkering en dat ook echtparen die daar vlak boven zitten wel een netto inkomen na belastingen hebben dat hoger is dan in de bijstand, maar dat zij door lagere toeslagen (soms ver) onder het niveau van de bijstandsuitkering (inlcusief toeslagen) uitkomen?
Hoeveel inkomstenbelasting betaalt het derde echtpaar uit vraag 6 (40.000 euro arbeidsongeschiktheidsuitkering) en hoeveel euro zit dit echtpaar de facto boven het echtpaar met een bijstandsuitkering? Acht u dit redelijk?
Bent u bereid de berekening uit vraag 2 t/m vraag 8 te herhalen voor een echtpaar met drie kinderen in de leeftijd 12–18 jaar en daarin dan ook de kindregelingen mee te nemen?
Bent u ervan op de hoogte dat het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) van mening is dat gezinnen in de bijstand met kinderen tussen de 12 en 17 jaar niet kunnen rondkomen van een bijstandsuitkering?3
Hoe beoordeelt u dus het feit dat het mogelijk is voor een gezin met kinderen om nog ver onder het niveau van de bijstand (inclusief toeslagen) uit te komen, zoals ook beschreven in het NRC artikel «Al jaren in armoede door een fout van de overheid»?4
Bent u bekend met het feit dat iemand ook onder het netto bedrag van de bijstand (inclusief toeslagen) kan komen door
Hoeveel alleenstaanden, alleenstaande ouders en gezinnen met en zonder kinderen leven er naar uw schatting onder het niveau van een bijstandsuitkering (inclusief alle daarbij horende toeslagen)?
Kunt u uitrekenen wat volgens u het maximale bedrag is aan misgelopen toeslagen ten opzichte van het bijstandsniveau (de indieners van de vragen denken dat dit optreedt met een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering omdat de uitkeringsgerechtigde dan ook nog zijn eigen Zvw-premie moet afdragen)?
Kunt u uitrekenen wat het bedrag is dat bij partners aan arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov)-uitkering (waarop Zvw-premie wordt ingehouden) moet binnenkomen om netto gelijk uit te komen bij de bijstandsgerechtigden (inclusief het recht op toeslagen en tegemoetkomingen) in de situatie dat de uitkering bij één partner komt en de ander geen inkomen heeft?
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep – de hoogste rechtbank in sociale zekerheidszaken – van 27 september 2022, die oordeelde dat in dit soort situaties: «Door de samenloop van regelingen die niet goed op elkaar zijn afgestemd, bevinden appellanten zich in de zeer bijzondere situatie dat zij bijstand ontvangen die aanvult tot de norm voor gehuwden, maar toch over onvoldoende middelen beschikken om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van gehuwden te kunnen voorzien. Het kan appellanten, gelet op de gebrekkige afstemming van de regelingen en het feit dat zij pas achteraf met de effecten daarvan werden geconfronteerd, niet worden verweten dat het lagere recht op toeslagen en kindgebonden budget niet eerder is onderkend. Er is daarom sprake van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat wordt afgeweken van het uitgangspunt dat in beginsel geen (hogere) bijstand met terugwerkende kracht wordt toegekend.»?5
Kunt u aangeven hoe groot de groep mensen is die als gevolg van deze uitspraak in 2022 en 2023 een beroep kunnen doen op bijzondere bijstand omdat zij geen recht hebben op de volledige toeslagen?
Kunt u heel precies omschrijven wie er volgens u door deze uitspraak recht hebben op bijzondere bijstand? Hoe zullen deze mensen geïnformeerd worden door gemeenten, door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en/of door de rijksoverheid?
Kunt u via een goedkeurend beleidsbesluit, dat het gelijkheidsbeginsel borgt en ervoor zorgt dat mensen in gelijke omstandigheden gelijk behandeld worden, duidelijk maken dat een ieder zich op deze zeer bijzondere situaties zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid Participatiewet kan beroepen?
Hoe komt het dat uw oplossingen in een rapport, zoals aangekondigd in de brief van 15 mei 2020 nog niet zijn verschenen?6
Heeft u juridisch advies (intern, extern) gevraagd over deze uitspraak (rechtsgevolgen, reikwijdte en eventueel andere vragen)? Zo ja, aan wie en kunt u die adviezen aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom laat u een uitspraak van de hoogste rechtbank die een systeemfout blootlegt, zo passeren?
Op welke wijze en tot welk punt in tijd – in rechtsoverweging 4.10 van de uitspraak staat expliciet dat het terugwerkende kracht heeft – kunnen en zullen mensen gecompenseerd worden voor de afgelopen jaren? Op welke wijze zal daar bekendheid aan worden gegeven?
Deelt u de mening dat door deze uitspraak de regelingen aangepast dienen te worden zodat dit mensen niet langer kan overkomen?
Welke stappen heeft u ondernomen sinds de uitspraak om deze mensen tegemoet te komen (met terugwerkende kracht) en om mensen naar de toekomst te compenseren? Acht u die stappen voldoende gezien de vergaande aard van de uitspraak en het feit dat er bijna een half jaar verstreken is?
Deelt u de mening dat oplossing van dit probleem een verdergaande hervorming van de fiscaliteit en de sociale zekerheid (inclusief toeslagen) vergt met waarschijnlijk lagere heffingskortingen, geen afbouw heffingskortingen, een lagere arbeidskorting of een vergelijkbare korting voor niet-werkende mensen en een vorm van toeslag voor een niet-werkende partner zonder inkomen – zoals een uitkeerbare algemene heffingskorting?
Klopt het dat mensen met een niet-werkende partner en een toeslag onder de Toeslagenwet te maken (gehad) hebben met deze problematiek?
Kunt u aangeven hoeveel een kostwinner (wederom met een partner zonder inkomen) met een (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-), Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikte (WGA-) of Werkloosheids(WW-))uitkering en een aanvulling onder de Toeslagenwet op dit moment ontvangt door een vergelijkbare berekening als onder 8 te maken voor dit voorbeeld?
Kunt u de Toeslagenwet zo aanpassen dat de toeslag zo wordt vastgesteld dat mensen met een recht onder de Toeslagenwet niet onder het niveau zakken van een bijstandsuitkering inclusief het recht op toeslagen?
Hoe beoordeelt u het feit dat er mensen zijn met werknemersuitkeringen, die een inkomen hebben dat de facto een stuk lager ligt dan het bijstandsniveau?
Kunt u de Kamer binnen drie maanden – voor 10 juni 2023 – informeren over de stappen om dit structureel op te lossen, zodat eventueel eerste stappen gezet kunnen worden in het komende belastingplan en de komende begroting?
Hoe beoordeelt u het feit dat de Nationale ombudsman al in 2016 hiervoor waarschuwde7, het feit dat collega’s Leijten en Kwint hier Kamervragen over gesteld hebben8, dat de rechters dit als buikpijndossier hebben aangegeven in het jaarverslag9, dat de sociaal raadslieden gewaarschuwd hebben en dat de regering iedere keer geen oplossing vond?
Herinnert u zich dat u recent op Kamervragen van Omtzigt en Leijten10 op deze problematiek aangaf dat de Minister voor Rechtsbescherming in zijn brief abusievelijk dit dossier vergeten was11, maar dat het signaal zal worden meegenomen in het traject Participatiewet in balans, maar dat in die lange brief die hele problematiek niet genoemd wordt?12
Kunt u het signaal dat op 30 november aan de Raad voor de rechtspraak is doorgegeven met de Kamer delen?13
Waarom is deze problematiek na het kinderopvangtoeslagschandaal niet opgepakt, toen de plechtige belofte gedaan werd vergelijkbare dossiers op te lossen?
Hoeveel gezinnen en hoeveel mensen hebben sinds het eerste signaal in 2016 op enig moment onder het sociaal minimum (de bijstandsnorm inclusief het recht op toeslagen) geleefd?
Kent u artikel 20 van de Grondwet die stelt: «1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. 2. De wet stelt regels omtrent de aanspraken op sociale zekerheid. 3. Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.»?
Deelt u de mening dat het derde lid van artikel 20 de opdracht geeft dat niemand onder de bijstandsnorm zakt (behalve bij schuldsanering wanneer een strengere norm geldt?)
Is de Grondwet geschonden? Hoe komt u tot die conclusie?
Wilt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Het bericht ‘Financieel gepuzzel toch weer terug bij Belastingdienst door verstoringen' |
|
Steven van Weyenberg (D66), Romke de Jong (D66) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Financieel gepuzzel toch weer terug bij Belastingdienst door verstoringen»?1
Klopt het dat de automatische rekentool, waardoor fiscale partners niet meer zelf hoeven in te schatten wat de optimale verdeling is van inkomen tussen fiscale partners, in de IB-aangifte is verwijderd uit de aangifte voor 2022?
Hoe kan het dat er nu verstoringen plaatsvinden, terwijl de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst tijdens het commissiedebat Belastingen op 30 juni 2021 al aan het lid Van Weyenberg heeft toegezegd dat deze rekentool in het aangifteprogramma voor de aangifte van 2021 zou zitten?
Wat is de reden dat de rekentool is uitgeschakeld? Zijn er specifieke inkomensbestanddelen, waarbinnen deze verstoring specifiek plaatsvindt? Zo ja, welke?
Hoe wordt verklaard dat de rekentool vorig jaar wel heeft gewerkt en dit jaar verstoringen plaatsvinden?
Bestaat er een mogelijkheid dat binnen afzienbare termijn de rekentool toch weer kan worden teruggeplaatst in de aangifte? Zo nee, is het mogelijk deze wel weer in te zetten voor de eerstvolgende aangiftes die zullen worden ingediend?
Het bericht De belastinginspecteur maakt telkens weer dezelfde fout. Jaar in, jaar uit |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennis kunnen nemen van het bericht «De belastinginspecteur maakt telkens weer dezelfde fout. Jaar in, jaar uit.», waarin uiteengezet wordt dat tienduizenden ouderen die AOW voor gehuwden ontvangen en van wie één van beiden in een verpleeghuis woont, een afwijzing krijgen als zij de alleenstaandeouderenkorting aanvragen, terwijl zij wel degelijk recht hebben op die korting?1
Hoe kan het dat een dergelijke aanvraag voor deze belastingkorting wordt afgewezen, terwijl deze burgers wel recht hebben op de korting?
Klopt het dat de desbetreffende burgers deze korting pas uitgekeerd krijgen als zij bezwaar maken tegen de afwijzing van de aanvraag door de Belastingdienst?
Hoeveel afwijzingen van de aanvraag van deze belastingkorting zijn er jaarlijks en hoeveel ouderen gaan hier niet tegen in beroep, terwijl zij wel in hun recht staan?
Hoeveel burgers ontvangen deze korting jaarlijks ten onrechte niet?
Hoe lang is de Belastingdienst al op de hoogte van deze gang van zaken? Hoe bent u voornemens dit recht te zetten?
Zijn bij de Belastingdienst ook andere regelingen bekend waarvan de aanvraag standaard wordt afgewezen, terwijl burgers er wel recht op hebben?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Belastingdienst (d.d. 23 maart 2023)?
Het bericht ‘Havermelk duurder door ‘limonadebelasting’. |
|
Lammert van Raan (PvdD), Leonie Vestering (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Havermelk duurder door «limonadebelasting»»?1
Kunt u bevestigen dat de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken verhoogd gaat worden, met als doel om mensen te stimuleren gezondere keuzes te maken?
Kunt u bevestigen dat dierlijke zuiveldranken zijn uitgezonderd van de verbruiksbelasting? Zo ja, waarom is dat het geval?
Kunt u bevestigen dat de verhoogde verbruiksbelasting wel gaat gelden voor rijstdranken en de meeste plantaardige melkdranken, zoals de dranken gemaakt van haver, amandelen, kokos, noten en granen, ook als deze zonder toegevoegde suikers zijn?
Deelt u de visie dat dierlijke zuiveldranken niet gezonder zijn dan plantaardige melkdranken en rijstdranken? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de visie dat het onlogisch is dat dranken zoals chocolademelk en andere suikerrijke zuiveldranken wel zijn vrijgesteld van deze belasting, terwijl plantaardige dranken zonder toegevoegde suikers niet zijn vrijgesteld? Zo nee, waarom niet?
Hoe rijmen deze belastingvoordelen voor dierlijke melkdranken ten opzichte van plantaardige melkdranken met de Nationale Eiwitstrategie, waarin wordt erkend dat een transitie naar meer plantaardig noodzakelijk is en waarin wordt gestreefd naar het verschuiven van de balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitten?
Bent u bereid de verbruiksbelasting aan te passen zodat gezonde alternatieven voor zuivel, zonder toegevoegde suikers, niet langer onderhevig zullen zijn aan de (hogere) verbruiksbelasting? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid het belastingvoordeel voor dierlijke zuivel met toegevoegde suikers af te schaffen door het schrappen van de vrijstelling op de verbruiksbelasting? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden, binnen de daarvoor gestelde termijn?
Het opiniestuk 'Arbeidskorting werkt averechts, waarom grijpt politiek niet in?' |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Arbeidskorting werkt averechts, waarom grijpt de politiek niet in?»?1
Deelt u de mening dat een degressieve arbeidskorting voor inkomens boven de 37.691 euro een negatief effect kan hebben op het arbeidspotentieel?
Bent u van mening dat een degressieve korting werken minder lonend maakt?
Hoe staat u tegenover een mogelijk alternatief in de vorm van een belastingvrije voet?
Bent u bereid een dergelijk alternatief te onderzoeken? Zo ja, op welke termijn kan een dergelijk onderzoek worden verwacht?
De LSI-verslagen, de uitspraak van het Europese Hof d.d. 12 januari 2023 over informatie over het verstrekken van data over persoonsgegevens alsmede de uitspraak van de Raad van State d.d. 1 februari 2023 over inzage in de aanleiding voor een fraude-onder |
|
Pieter Omtzigt (Lid Omtzigt) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie1 waarin is bepaald dat het recht van de betrokkene om inzage te verkrijgen in de hem betreffende persoonsgegevens meebrengt dat de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer die gegevens aan ontvangers zijn of zullen worden verstrekt, verplicht is om aan de betrokkene de identiteit van deze ontvangers mee te delen, tenzij het onmogelijk is om die ontvangers te identificeren of wanneer de verwerkingsverantwoordelijke aantoont dat de verzoeken om inzage van de betrokkene kennelijk ongegrond of buitensporig van aard zijn in de zin van artikel 12, lid 5, verordening 2016/679, in welke gevallen de verwerkingsverantwoordelijke alleen de categorieën van de betreffende ontvangers hoeft mee te delen aan die betrokkene?
Op welke wijze zult u aan dit recht voldoen wanneer betrokkenen, van wie door een orgaan van de Staat persoonsgegevens aan een ontvanger zijn verstrekt, inzage verzoeken in een verstrekking?
Op welke wijze zult u aan dit recht voldoen indien een in Fraude Signalering Voorziening (FSV) geregistreerde betrokkene verzoekt om inzage in welke gegevens uit FSV aan ontvangers zijn verstrekt? Kunt u limitatief opsommen in welke gevallen de identiteit van de ontvangers niet zal worden verstrekt?
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen: «De Minister heeft te kennen gegeven dat «code 88» een algemeen gebruikte aanduiding is voor plaatsing op een fraudelijst. De Minister heeft terecht opgemerkt dat de code niet is te herleiden tot de persoon van [appellant] en daarom niet als persoonsgegeven is aan te merken. [appellant] wil inzicht in de aanleiding voor de plaatsing op de fraudelijst. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, kan op grond van artikel 15 van de AVG geen inzage worden verkregen in de aanleiding van een naar de verzoeker ingesteld fraudeonderzoek (zie de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:649, onder 4). De AVG is alleen bedoeld om de verwerking van persoonsgegevens te controleren. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak daarom terecht geoordeeld dat de Minister terecht een toelichting over de plaatsing op de fraudelijst niet als persoonsgegeven heeft aangemerkt.»?2 Bent u ermee bekend dat de Staat zich op het standpunt stelt, dat «code 88» – dat een aanduiding is voor de plaatsing op een fraudelijst – geen persoonsgegeven is?
Ben u ermee bekend dat de Staat zich op het standpunt stelt dat op grond van artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) geen recht op inzage van betrokkene in de aanleiding van plaatsing op een fraudelijst bestaat?
Bent u bekend met artikel 16 van de AVG: «De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen. Met inachtneming van de doeleinden van de verwerking heeft de betrokkene het recht vervollediging van onvolledige persoonsgegevens te verkrijgen, onder meer door een aanvullende verklaring te verstrekken.»?
Bent u bekend met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin werd overwogen: «Het gebruik van de woorden „iedere informatie» in de definitie van het begrip „persoonsgegevens» in artikel 2, onder a), van richtlijn 95/46 wijst er immers op dat het de bedoeling van de Uniewetgever was om een ruime betekenis te geven aan dit begrip, dat niet beperkt is tot gevoelige of persoonlijke informatie maar zich potentieel uitstrekt tot elke soort informatie, zowel objectieve informatie als subjectieve informatie onder de vorm van meningen of beoordelingen, op voorwaarde dat deze informatie de betrokkene „betreft».»?3
Bent u het ermee eens dat de Staat een eigen verantwoordelijkheid heeft bij het al dan niet in een procedure voor de Raad van State aanvoeren van juridische argumenten en zich niet zonder meer mag verschuilen achter rechtspraak, zulks zeker tegen de achtergrond, dat de Raad van State in het verleden bij het toeslagenschandaal is tekortgeschoten in het beschermen van de belangen van de burger?
Bent u het ermee eens dat het plaatsen op een lijst als fraudeur en toekennen van een «code 88» informatie is die de betrokkene betreft en derhalve als persoonsgegeven gekwalificeerd dient te worden? Zo nee, kunt u dan uitleggen waarom niet?
Bent u het ermee eens dat de aanleiding voor het instellen van een fraudeonderzoek informatie is die de betrokkene betreft en derhalve als persoonsgegeven gekwalificeerd dient te worden?
Bent u het ermee eens dat het recht op rectificatie als beoogd in de AVG alleen kan worden uitgeoefend indien een betrokkene ermee bekend is dat hij/zij op een fraudelijst is geplaatst, waarom hij/zij op een fraudelijst is geplaatst en wat de aanleiding voor het plaatsen op een fraudelijst is geweest? Indien er situaties zijn waarin dit niet het geval is, kunt u deze dan limitatief opsommen?
Bent u het ermee eens dat op grond van de AVG een betrokkene die op een fraudelijst is geplaatst inzage in en een kopie van de documenten zou moeten krijgen waarin de mening van of beoordeling door de Belastingdienst over betrokkene is opgenomen? Indien er situaties zijn waarin dit niet het geval is, kunt u deze dan limitatief opsommen?
Bent u het ermee eens dat op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (equality of arms) een betrokkene die op een fraudelijst is geplaatst inzage in en een kopie van de documenten zou moeten krijgen waarin de mening van of beoordeling door de Belastingdienst over betrokkene is opgenomen? Indien er situaties zijn waarin dit niet het geval is, kunt u deze dan limitatief opsommen?
Bent u het ermee eens dat van de zijde van de Staat het beleid moet worden om betrokkenen inzage in en een kopie van documenten te verschaffen, indien daar meningen of beoordelingen staan vermeld die de betrokkene betreffen? Indien er situaties zijn waarin dit niet het geval is, kunt u deze dan limitatief opsommen?
Herinnert u zich uw brief waarin u vermeldt dat op 1 december 2022 de evaluatie van het Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI-)convenant is gestart?4
Wat zijn de onderwerpen van deze evaluatie en door wie wordt deze uitgevoerd? Kunt u in deze evaluatie een overzicht geven van kosten en opbrengsten van de LSI-projecten?
Herinnert u zich uw brief d.d. 26 januari 2023 waarin u ter zake van art. 5:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb) vermeldt: «Deze wet stelt dat personen die bij of krachtens de wet belast zijn met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek bevoegd zijn tot binnentreden met toestemming van de bewoner. Dat geldt dus ook expliciet voor het binnentreden ter controle van de uitkering.»?5
Bent u het ermee eens dat het binnentreden van een woning door ambtenaren een inbreuk op de privacy van betrokkenen vormt?
Bent u het ermee eens dat ter zake van het binnentreden van een woning met toestemming van de bewoner de definitie van toestemming gelijkluidend is of moet zijn aan de definitie zoals is vermeld in artikel 4 lid 11 AVG, te weten: «Elke vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting waarmee de betrokkene door middel van een verklaring of een ondubbelzinnige actieve handeling hem betreffende verwerking van persoonsgegevens aanvaardt.»?
Bent u het ermee eens dat ter zake van het verlenen van toestemming tot binnentreden ook dezelfde regels en normen gelden als voor het verlenen van toestemming als bedoeld in de AVG? Indien hier in specifieke situaties van afgeweken mag worden, wilt u deze dan limitatief opsommen?
Bent u het ermee eens dat als aan het weigeren van toestemming tot binnentreden door een bewoner gevolgen kunnen worden verbonden voor bijvoorbeeld het verstrekken van een uitkering, geen sprake is van vrije toestemming?
Bent u ermee bekend dat in het LSI-verslag van vergadering 19 november 2003 (LSI 2003/09) sub 4. is vermeld, dat er een (software)applicatie voor WIT is gebouwd? Wat was de functie van deze applicatie en bevatte het een signaleringssysteem of enigerlei risicomodel of score?6
Bent u bekend met het feit dat in dat verslag is vermeld, dat de Landelijke Stuurgroep eigenaar van de informatie in het systeem is? Welke informatie is in het systeem opgeslagen en verwerkt? Betrof het hier persoonsgegevens en zo ja welke?
Bent u ermee bekend dat volgens het verslag d.d. 27 oktober 2004 (LSI 2004/99) door LSI een Werkgroep Opsporingsbevoegdheden is opgericht? Kunt u de verslagen en door deze werkgroep geproduceerde documenten, rapportages of presentaties ter beschikking stellen?7
Bent u bekend met de Procesbeschrijving Heimelijke Waarnemingen zoals vermeld in het verslag van de vergadering d.d. 21 september 2005, LSI 2005/71 en kunt u deze procesbeschrijving ter beschikking stellen?8
Herinnert u zich uw antwoord d.d. 13 december 2022 (antwoord 11 en 12) dat binnen LSI geen andere risicoclassificatie dan Systeem Risico Indicatie (SyRI) of voorgangers werden gehanteerd: «In het toezicht voor de doelgroep particulieren door de directie Particulieren worden geen risicoclassificaties, risicoscores of vergelijkbare beoordelingen toegekend aan burgers of belastingplichtigen»?9
Ben u ermee bekend dat in het verslag van de LSI-vergadering d.d. 2 maart 2006 (LSI 2006/41) staat vermeld, dat bij de wijkgerichte aanpak Groenewoud in Tilburg families in kaart zijn gebracht op basis van een top-downlijst van risicofactoren?10
Wordt deze manier van werken nog gebruikt?
Is deze manier van werken alleen binnen SyRI-verband gehanteerd? Zo nee, waar is deze dan nog meer gehanteerd?
Hoe worden de gegevens die uit een dergelijke risicoanalyse naar voren komen geregistreerd en opgeslagen?
Zijn gegevens die uit een dergelijke risicoanalyse naar voren komen in FSV verwerkt? Zo ja, kunt u dan uitleggen welke gegevens daarin verwerkt zijn? Zo nee, kunt u dan uitsluiten dat ze in FSV verwerkt zijn?
Bent u ermee bekend dat in het verslag van de LSI-vergadering d.d. 8 juni 2006 (LSI 2006/87) sub 6 staat vermeld dat risicoanalyse tot handhaving gerelateerd aan postcode leidt? Deelt u de mening dat daarmee feitelijk sprake is van een risicoclassificatie van (in een postcodegebied woonachtige) personen? Wordt deze werkwijze nog steeds gebruikt?12
Bent u ermee bekend dat in het verslag 27 oktober 2004 (LSI 2004/99)13 een taakstelling vermeld en in het verslag 16 december 2010 (LSI 2010/100) wordt melding gemaakt van een taakstelling van 180 miljoen?14 Welke taakstelling is op dit moment aan het LSI toegekend? Welke taakstellingen zijn gerealiseerd en welke niet? Kunt u de cijfers ter bischikking stellen?
Bent u ermee bekend dat in het verslag van de LSI-vergadering d.d 31 januari 2008 (LSI 2008/12) sub 2 staat vermeld dat de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) een presentatie heeft verzorgd over het Informatieknooppunt Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)?16 Kunt u deze presentatie ter beschikking stellen? Heeft de Belastingdienst informatie verstrekt aan het Informatieknooppunt SZW en zo ja, welke informatie?
Is ook informatie uit FSV aan het Informatieknooppunt SZW ter beschikking gesteld?
Bent u ermee bekend dat in het verslag van de LSI-vergadering d.d. 19 september 2013 (LSI 2013/78) wordt gesproken over een werkgroep Dynamisering Risicomodellen SyRI en in het verslag van de LSI vergadering d.d. 20 januari 2014 (LSI 2014/14) wordt gesproken over dynamisering, door middel van een menukaart die samen met Inlichtingenbureau wordt ontwikkeld?17 Wat is de rol van het Inlichtingenbureau geweest bij het opstellen van risicomodellen? Is de menukaart tot stand gekomen en kunt u deze ter beschikking stellen?
Bent u ermee bekend dat in het verslag van de LSI-verslag 26 juni 2014 (LSI 2014/73) blijkt dat het rapport Gastouderbureau’s is besproken?18 Kunt u dit rapport ter beschikking stellen?
Bent u ermee bekend dat in het verslag van de LSI-vergadering d.d. 26 juni 2014 (LSI 2014/73) melding gemaakt wordt van een Algemeen Handboek?19 Kunt u dit Algemeen Handboek ter beschikking stellen? Indien er meerdere versies van het Algemeen Handboek bestaan kunt u deze dan ter beschikking stellen?
Bent u ermee bekend dat in het verslag van de LSI-vergadering d.d. 29 maart 2018 (datum verslag 23 april 2018) melding wordt gemaakt van een dia-presentatie van SV, Belastingdienst Toeslagen en Sociale Verzekeringsbank (SVB) met een overzicht van de behaalde resultaten, alsmede een overzichtskaart?20 Kunt u deze presentatie en de kaart ter beschikking stellen?
Bent u bekend met de Librakaart, zoals onder andere vermeld in sub 4 van het verslag van de 92e vergadering d.d 26 september 2019?21 Kunt u deze kaart ter beschikking stellen? Wordt deze kaart nog steeds gebruikt?
Op basis van welke informatie is deze kaart samengesteld? Kunt u zeer specifiek de informatiebronnen en soorten informatie weergeven, met name of dit informatie op individu niveau betrof en of deze informatie ook uit FSV afkomstig was?
Bent u bekend met het verslag van de 93e LSI-vergadering waarin melding wordt gemaakt van een Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) presentatie «Alternatief Handhaven»? Kan deze presentatie ter beschikking worden gesteld?22
Bent u ermee bekend dat in het verslag van de 97e LSI-vergadering wordt gesproken over voortzetting van het project Venlo onder voorbehoud dat er geen sprake zou zijn van etnisch profileren?23 Op welke wijze is binnen LSI gebruik gemaakt van etnisch profileren en in welke projecten?
Zijn FSV-lijsten, informatie van de FSV-lijsten of enige andere fraudelijst op enig moment ter beschikking gesteld aan gemeentes? Zo ja, aan wie en wanneer?
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Fossiele subsidies |
|
Henri Bontenbal (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat de discussie over fossiele subsidies zich vooral zou moeten richten op het verkleinen van het beprijzingstekort zoals het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in haar rapport «Klimaatverandering in de prijzen?» (juli 2021) uitrekent? Deelt u de mening dat de door het PBL gebruikte methode om de effectieve beprijzing van CO2-uitstoot te berekenen voor de verschillende sectoren, de meest accurate methode is om inzicht te krijgen in fossiele subsidies?
Deelt u de mening dat het beprijzingstekort zoals het PBL dat heeft berekend voor 2018 inmiddels fors is teruggelopen door de hogere prijs van emissierechten in het EU-ETS en de aanpassingen in de energiebelastingen? Deelt u de mening dat het beprijzingstekort de komende jaren verder zal teruglopen door het EU-Klimaatpakket? Bent u bereid het PBL te vragen een actualisatie te maken van hun rapport?
Onderkent u het feit dat de energiebelasting voor elektriciteit en gas voor huishoudens een fors beprijzingsoverschot heeft? Vindt u dat in het licht van de hoge energieprijzen rechtvaardig?
Bent u het met het PBL eens dat de energiebelasting op elektriciteit te ongericht is, de noodzakelijke elektrificatie bij huishoudens, in mobiliteit en in de industrie tegenwerkt en, mede in het licht van de snelle vergroening van de elektriciteitsmix de komende jaren, moet worden aangepast?
Hoe ziet de planning eruit om te komen tot een herziening van de Europese Energy Tax Directive? Wat zijn de plannen van dit kabinet met de energiebelasting? Overweegt het kabinet een vlakke energiebelasting?
Wat is het doel van de energiebelasting, nu andere beprijzingsinstrumenten zoals het EU-ETS (elektriciteit en industrie) en EU-ETS 2 (gebouwde omgeving en mobiliteit) het beprijzingstekort gaan verkleinen? Is het kabinet bereid de energiebelasting te verlagen als deze andere beprijzingsinstrumenten hun werk doen?
Hoe kijkt u aan tegen het beprijzen van het non-energetisch verbruik van fossiele brandstoffen? Op welke wijze kan het vergroenen van producten waarvoor nu fossiele brandstoffen als grondstof worden gebruikt en waarvoor geldt dat de milieubelasting op een andere plek in de keten op een later moment plaatsvindt, het beste worden gestimuleerd?
Het afbouwpad van fossiele subsidies |
|
Suzanne Kröger (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u aangeven waarom de in 2018 aangenomen motie Van der Lee c.s. (Kamerstuk 30 175, nr. 271) over het afbouwen van fiscale prikkels die Nederlandse klimaatdoelen tegenwerken nog niet goed is uitgevoerd?
Kunt u aangeven waarom er ondanks deze aangenomen motie nog steeds een aanzienlijke lijst van vrijstellingen is voor het gebruik van fossiele energie1? Kunt u per vrijstelling beargumenteren waarom de vrijstelling niet is afgeschaft? Zijn er nog andere vrijstellingen of voordelen voor fossiele energie?
Deelt u de mening van onder andere de secretaris-generaal van de Verenigde Naties António Guterres2 en het IMF3 dat we in plaats van fossiele energie te subsidiëren we deze subsidies veel beter voor hernieuwbare energie kunnen gebruiken?
Kunt u een overzicht geven van de 25 bedrijven met de grootste CO2-uitstoot van Nederland en uitgebreid toelichten welke vrijstellingen, subsidies en andere voordelen van toepassing zijn op deze bedrijven? Hoeveel financieel voordeel hebben deze bedrijven in totaal van deze regelingen gehad in het meest recente jaar waarover cijfers bekend zijn?
Kunt u een uitgebreide toelichting geven op de werking van de raffinaderijvrijstelling? In hoeverre klopt de inschatting van onderzoeker Alman Metten dat dankzij deze vrijstelling in 2019 1.445 miljoen euro is misgelopen4?
Wat is de stand van zaken rondom gratis emissierechten? Hoeveel gratis emissierechten zijn er in 2021 en 2022 toegekend aan Nederlandse bedrijven? Welke waarde vertegenwoordigt dit? Aan welke bedrijven zijn deze gratis emissierechten toegekend?
Welke doeleinden zijn er voor niet-zakelijk gebruik van meer dan 10 miljoen kWh? Kunt u een overzicht geven van bedrijven die hieronder vallen?
Welke bedrijven maken gebruik van de indirecte kostencompensatie Emission Trade System (ETS)? Welke andere EU-lidstaten passen de indirecte kostencompensatie ETS toe?
Kunt u een volledige lijst geven van producten die gemaakt worden door mineralogische en metallurgische processen, chemische reductie en elektrolytische processen en kunt u een lijst geven van bedrijven die onder deze vrijstellingen vallen?
Wat is de omvang van de vrijstelling op niet-energetisch verbruik van energie?
Kunt u de vragen per stuk beantwoorden?
Het bericht ‘Overheidsfinanciën in gevaar door verouderde ict van Belastingdienst’ |
|
Inge van Dijk (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de vrees van externe ict-deskundigen dat benodigde vervanging van cruciale ict-systemen van de loonheffing en inkomstenbelasting – waarmee de Belastingdienst jaarlijks meer dan de helft van de rijksinkomsten binnenhaalt en waarin jaarlijks tientallen miljarden gegevens van burgers worden verzameld – niet op tijd zal komen?1
Hoe beoordeelt u de vrees van externe ict-deskundigen dat daardoor de continuïteit van de belastingheffing op het spel staat en grote delen van de overheidsfinanciën binnen drie jaar gevaar lopen?
Klopt het dat het platform Cool:Gen vanaf eind 2026 niet meer technisch wordt ondersteund en dat daarom de systemen vóór 2027 moeten worden vervangen?
Hoe kan het dat de planning van de vernieuwing van het inkomstenbelasting ict-systeem al met een jaar is uitgelopen en waarom bestaat het risico dat die nog verder uitloopt waardoor de volledige uitfasering onhaalbaar wordt?
Kunt u nader toelichten wat er is gebeurd waardoor de vernieuwing van het systeem voor de loonheffing na anderhalf jaar nog in de opstartfase zat en hoe het nu met het project staat?
Wat is er nodig om de systemen wél vóór 2027 te vervangen, kan hier meer prioriteit aan worden gegeven en wat betekent dat voor andere processen binnen de Belastingdienst?
Hoe wilt u omgaan met de risico’s van niet-tijdige vervanging die kunnen leiden tot onoplosbare fouten of storingen in het systeem, waardoor niet meer geïnd kan worden en ook wetswijzigingen op de inkomensheffing niet meer mogelijk zijn?
Verschilt uw conclusie ten aanzien van de haalbaarheid van de systeemvernieuwing vóór 2027 van die van de ict-experts?
Is er volgens u sinds 2020 naar aanleiding van de interne waarschuwingen van de Belastingdienst voldoende prioriteit gegeven aan het tijdig vernieuwen van de systemen en had naar uw mening een hardere stop op politieke wensen moeten zitten vanwege de prioriteiten in onderhoud?
Kunt u de Kamer een geactualiseerde update sturen van de planning, waarin ook de bijstelling van de ambitie meer personeel aan te nemen om versnelling te bereiken is verwerkt, die vanwege krapte op de arbeidsmarkt niet wordt gehaald?
Kunt u in deze geactualiseerde update ook opnemen wat de risico’s zijn van te late vervanging voor heffing van loon- en inkomstenbelasting voor de rijksuitgaven en juiste dataverzameling?
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat Belastingdienst op 23 maart 2023?
Het bericht dat geld voor ontwikkelingshulp in belastingparadijzen belandt |
|
Jasper van Dijk (SP), Mahir Alkaya (SP) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in enkele jaren een bedrag van 178 miljoen dollar heeft bijgedragen aan Private Investment Development Group (PIDG), een organisatie die tot doel heeft infrastructurele projecten toot stand te brengen in arme landen? Zo nee, kunt u aangeven om welk bedrag het dan gaat?1
Wat is uw oordeel over het feit dat deze organisatie, PIDG, in handen is van een trustbedrijf dat is gevestigd op Mauritius, een land dat tot voor kort op de Europese grijze lijst stond van belastingparadijzen?
Is het waar dat er ook Nederlands geld gaat naar een dochteronderneming van PIDG, te weten Emerging Africa Infrastructure Fund (EAIF)? Zo ja, om hoeveel geld gaat het in totaal?
Bent u ervan op de hoogte dat de gelden van EAIF worden beheerd door het op Guernsey gevestigde Ninety One Guernsey Limited? Zo nee, waarom is dit niet onderzocht?
Kunt u toelichten hoe Nederlands belastinggeld terecht kan komen op een notoir belastingparadijs, dat nota bene op de Nederlandse zwarte lijst van belastingparadijzen staat?
Kunt u uitleggen hoe het besluit om al dan niet leningen te verstrekken of anderszins bij te dragen aan organisaties tot stand komt? Wordt hierbij ook nagegaan of moeder- of dochterondernemingen zijn gevestigd op belastingparadijzen?
Wordt in het effectenonderzoek naar PIDG dat in 2023 wordt afgerond ook onderzocht welk deel van de gelden daadwerkelijk wordt besteed aan de doelstellingen van PIDG en hoeveel er achterblijft in de genoemde belastingparadijzen?
Is de constructie, zoals beschreven in het artikel, in lijn met het kabinetsbeleid tegen belastingontwijking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u uitsluiten dat er mogelijk geld is misgelopen door arme landen door de beschreven constructie? Indien u dit niet kunt uitsluiten, wilt u dan onderzoeken of dit mogelijk het geval is geweest?
Welke acties gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat Nederlands belastinggeld dat is bestemd voor infrastructurele projecten in de armste landen ook daadwerkelijk wordt besteed aan dit doel en niet terechtkomt bij fondsbeheerders in belastingparadijzen?
Het bericht 'Kabinet biedt alternatief voor aangekondigde vermogensbelasting' |
|
Nilüfer Gündoğan (Volt) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Kabinet biedt alternatief voor aangekondigde vermogensbelasting»?1
Erkent u dat uw suggestie dat «een ander voordeel van een forfaitaire heffing is dat de Belastingdienst daarvoor minder hoeft te investeren in zijn ICT», pas wordt bereikt als de voorgenomen belasting van werkelijke rendementen volledig van tafel gaat? Is dit inmiddels de voorkeur van het kabinet? Of verwacht u dat enkele jaren uitstel tot substantieel lagere ICT investeringskosten zal leiden?
Kunt u aangeven hoeveel u per saldo verwacht minder te hoeven investeren in de ICT van de Belastingdienst als de voorgenomen belasting op werkelijk rendement definitief wordt ingeruild voor een belasting op basis van verfijnde forfaitaire rendementen?
Deelt u de opvatting dat de informatie-achterstand van de Nederlandse Belastingdienst ten opzichte van OESO-landen die op dit moment al jaren werken met een belasting op basis van werkelijke rendementen, moet worden ingehaald? Kunt u toelichten hoe u dit bereikt met een verlaging van het ICT-ambitieniveau?
Is het voor u een overweging om de «ontbrekende» vermogensbestanddelen, te weten onroerende zaken, aandelen die niet op de beurs worden verhandeld of spaargeld/ander vermogen in het buitenland (tijdelijk) te onderwerpen aan forfaitaire rendementen en alle vermogensbestanddelen die u wel voldoende goed in beeld hebt vanaf 2026 te belasten op basis van het werkelijke rendement? Indien nee, waarom niet?
Deelt u de perceptie dat het optimaliseren van de uitvoering van fiscale topprioriteiten, ernstig wordt bemoeilijkt door het feit dat slechts zeer beperkt aanstalten wordt gemaakt om te komen tot een substantiële vermindering van het aantal vrijstellingen, aftrekposten, kortingen en andere fiscale faciliteiten, waar elke dag weer duizenden kundige en goed betaalde belastingambtenaren hun werktijd aan moeten spenderen? Met andere woorden: een dienst die zodanig vastloopt, dat grote politieke kerntaken en prioriteiten moeten worden af- of uitgesteld, had toch uit pure noodzaak allang de allerhoogste prioriteit moeten geven aan een grote opruiming van fiscale faciliteiten, temeer omdat onder andere de Algemene Rekenkamer daar herhaaldelijk voor heeft gewaarschuwd?
Begrijpt u de pijnlijke publieke perceptie dat men het voor werkenden vanzelfsprekend vindt dat gegevens over salaris, salarismutaties, baanmutaties en ZZP-opdrachten keurig en veelal automatisch worden verwerkt en verrekend, maar dat voor vermogenden op zoek lijkt te worden gegaan naar excuses om te voorkomen dat er een vergelijkbare mate van overzicht en controle wordt gerealiseerd? Indien nee, waarom niet?
Klopt het dat een meerderheid van de aanbieders van beleggingsdiensten op de Nederlandse markt, zich de laatste jaren al heeft voorbereid op de komst van een belasting op werkelijk rendement, onder andere met meer gedetailleerde overzichten van transacties, van kosten van transacties, van het resultaat van transacties alsmede van het totale resultaat van alle transacties in een jaar?
Deelt u de zienswijze dat veel aanbieders verder zijn met de voorbereidingen voor de invoering van een stelsel op basis van werkelijk rendement, dan de Belastingdienst? Indien nee, waarom niet?
Erkent u dat mensen die met kunde en/of geluk veel hogere rendementen weten te behalen, «de dans ontspringen" met een belasting gebaseerd op forfaitaire rendementen? Kunt u dit toelichten in het licht van de wens dat de sterkste schouders ook de zwaarste lasten moeten dragen?
Erkent u dat een belasting met meerdere verfijnde forfaitaire rendementen nieuwe complexiteiten toevoegt die in een stelsel met werkelijk rendement én in het huidige stelsel met «grove" forfaitaire rendementen niet voorkomen, zoals de door u beschreven noodzaak om het rendement van samengestelde beleggingsfondsen te ontvlechten?
Zijn de nieuwe uitvoeringsproblemen die meekomen met het plan voor een verfijnde forfaitaire heffing volgens u echt kleiner dan de problemen van het, ineens of geleidelijk, realiseren van een belasting op werkelijk rendement of aanwas? U benoemt allerlei complexiteiten bij de diverse oplossingsrichtingen, maar kunnen deze complexiteiten ook objectief worden gewogen? Ik verzoek u graag een toelichting op dit punt.
Kunt u toelichten waarom u het meten en belasten van het verschil in vermogen tussen twee peildata, al dan niet met een verrekening van gemaakte kosten, moeilijker acht voor de uitvoering dan het ontvlechten van rendementen van vastrentende waarden en andere vermogenstitels in beleggingsfondsen, waarvan de samenstelling «geen bekend gegeven is en wijzigt in de tijd». Acht u het feit dat een zuivere vermogensaanwasbelasting vrijwel nergens anders voorkomt, op zichzelf voldoende reden om van deze optie af te zien?
Erkent u dat aanbieders van beleggingsfondsen hun aanbod kunnen aanpassen, zodat het ontvlechten van rendementen van de onderliggende vermogenscategorieën extra wordt bemoeilijkt of onmogelijk wordt gemaakt? Is uw voornemen om hiermee aan de slag te gaan niet evengoed onderhevig aan informatie- en productrisico’s, zodat wat nu haalbaar lijkt in de praktijk toch niet zo goed haalbaar blijkt te zijn?
Wat is voor u de doorslaggevende reden om de belasting op werkelijk rendement af- of uit te stellen ten gunste van een systeem met verfijnde forfaitaire heffing?
In welke andere OESO-landen heeft men een goed functionerend stelsel met verfijnde forfaitaire rendementen voor verschillende vermogensbestanddelen, zoals beschreven in de brief van de Staatssecretaris? Hoe heeft men in deze landen de door u genoemde problemen, zoals met name de peildatumarbitrage, de noodzaak om de rendementen op samengestelde beleggingsfondsen te ontvlechten en de wens om rekening te houden met kosten en huurinkomsten, opgelost?
De uitzending van Tegenlicht van donderdag 26 januari en het initiatief Collectief Kapitaal |
|
Senna Maatoug (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het initiatief Collectief Kapitaal?
Bent u bekend met de uitzending van Tegenlicht van donderdag 26 januari 2023?1
Kunt u aangeven hoe de Belastingdienst bepaalt of iets een schenking is of een beloning? Speelt de status van de schenkende instelling daarbij een rol?
Klopt het dat aan de stichting Collectief Kapitaal de Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI-)status is verleend als «kennisinstelling»? Klopt het dat de betalingen die deze stichting doet in het kader van onderzoek daarom als «beloning» worden geclassificeerd? Zouden deze betalingen wel als «schenking» worden geclassificeerd als de ANBI-status was verleend in het kader van sociaal welzijn?
Kunt u aangeven welke wijzigingen in de werkwijze zouden leiden tot een andere uitkomst met betrekking tot de toekenning van de ANBI-status en de classificatie van de betalingen als «beloning»?
Vindt u ook dat initiatieven zoals Collectief Kapitaal ondersteuning verdienen? Bent u bereid met dit initiatief in gesprek te gaan en te kijken wat er nodig is om Collectief Kapitaal een vervolg te geven?
Bent u bekend met andere initiatieven die zich bezig houden met het versterken van bestaanszekerheid middels schenkingen aan deelnemers? Hoe worden deze initiatieven gefaciliteerd? Worden de opbrengsten van deze initiatieven met u gedeeld en hoe worden deze meegenomen in het maken van beleid?
Het bericht ‘Oude ict kost fiscus miljoenen’ |
|
Folkert Idsinga (VVD), Hawre Rahimi (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oude ict kost fiscus miljoenen»?1
Ja.
Kunt u per jaar vanaf 2010 tot heden een overzicht geven van de kosten die de belastingdienst aan ICT heeft uitgegeven? Kunt u deze uitgesplitst in interne en externe inhuur met daarbij de overschrijdingen aangegeven?
In het overzicht hieronder ziet u de jaarlijkse budgetten van de ICT-organisatie van de Belastingdienst in de periode 2010–2022. De middelen voor de ICT-organisatie zijn bestemd voor zowel personele als materiële uitgaven. De personele uitgaven zijn als onderdeel van de totale ICT-uitgaven (kolom 1) apart inzichtelijk gemaakt, met daarbij ook een nadere splitsing naar eigen personeel en externe inhuur.
In de reguliere begrotingscyclus wordt gedurende het jaar inzicht gegeven in tussentijdse bijstellingen van beschikbare middelen op basis van de verwachte kasuitgaven. Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting bij Najaarsnota hebben er in de periode 2010 t/m 2022 over het algemeen geen overschrijdingen van personeelsbudgetten plaatsgevonden. De gemiddelde onderschrijding lag rond de 3%. Uitzondering hierop zijn de jaren 2015 en 2016 waarin sprake was van een overschrijding van de personele budgetten van respectievelijk 5% en 8%. De overschrijding zat in deze jaren met name op externe inhuur en werd veroorzaakt door een grote opdrachtenstroom die niet volledig gerealiseerd kon worden met de bezetting eigen personeel. Op het niveau van de totale ICT-uitgaven waren de overschrijdingen in deze jaren overigens kleiner (4% in 2015 en <1% in 2016).
Kunt u een overzicht geven van de verhouding tussen uitgaven aan onderhoud van bestaande systemen en de modernisering daarvan?
Afgelopen jaren zijn vanuit de voorjaarsbesluitvorming en Werk aan Uitvoering middelen beschikbaar gekomen voor de ICT-organisatie van de Belastingdienst. Inmiddels bedraagt het budget van de ICT-organisatie van de Belastingdienst in 2023 circa € 860 mln. Een groot gedeelte hiervan, circa 60%, is bestemd voor personele uitgaven. Met het personeel dat van deze budgetten wordt betaald, zowel eigen personeel als inhuur van externen, worden IV-dagen gerealiseerd. Voor 2023 wordt gewerkt met 626.000 IV-dagen.
Jaarlijks is circa 60% van de beschikbare IV-dagen nodig voor beheer en onderhoud. Onderdeel van beheer en onderhoud zijn de activiteiten voor het Datacenter van de Belastingdienst, de printstraat, regulier lifecycle-management en het bewaken van de digitale veiligheid in het Security Operations Center (SOC). Aan modernisering wordt circa 10% van de totaal beschikbare capaciteit besteed. Aan vernieuwing wordt circa 14% besteed. Onder vernieuwing vallen dienstverlening, integrale beveiliging, initiatieven met betrekking tot gegevens, toezicht en bedrijfsvoering. Onderstaande tabel geeft dit weer.
Portfolio categorieën in IV-dagen
2019
2020
2021
2022
Beheer en onderhoud
Data Center Services
163.400
152.400
155.700
152.700
Regulier Beheer en Onderhoud
162.200
185.200
186.200
206.200
Projecten
Wetgeving
33.900
31.600
47.000
45.500
Modernisering
61.800
64.600
80.400
74.800
Vernieuwing
57.300
72.100
93.300
81.500
Jaaraanpassingen
Per wanneer kunnen de ICT-systemen uit bijvoorbeeld de jaren 70, of waarvoor geen expertise meer in huis is, worden omgezet in moderne ICT-systemen met moderne programmeerta(a)l(en)?
Het hebben van ICT-systemen uit de jaren «70 uit zich in technische schuld. De Belastingdienst is bezig met het reduceren van die technische schuld. Sinds 2018 is deze gehalveerd van 52% naar 26%. Deze modernisering is desondanks complex en wordt daarom in kleinere stappen uitgevoerd, zodat er grip is op deze projecten.
Voor alle ketens wordt aan de modernisering gewerkt. Het is de planning om het overgrote deel van het achterstallig onderhoud, dat wijzigingen belemmert, in 2026 opgelost te hebben. Of dat tijdpad gehaald wordt is afhankelijk van veel factoren, zoals de beschikbaarheid van ICT-personeel, tussentijdse onvoorziene ontwikkelingen (zoals box 3, energiemaatregelen, etc.) en het verloop van aanbestedingen.
Voor de volgende ketens geldt dat er na 2026 nog gemoderniseerd moet worden: inning en betalingsverkeer, omzetbelasting en gegevens. Bij inning en betalingsverkeer komt dit onder andere door werkzaamheden rondom het herstel toeslagen, FSV en corona uitstelbeleid die voorrang kregen boven modernisering. De binnenlandse omzetbelasting wordt gemoderniseerd met als planning dat in 2026 een nieuw systeem operationeel is. In deze keten dienen na 2026 ook andere regelingen nog gemoderniseerd te worden. Voor de keten gegevens is na 2026 nog een forse inspanning nodig, omdat er veel applicaties van lokale applicaties omgezet moeten worden naar centrale applicaties en de gegevenshuishouding verbeterd moet worden.
Waarom is de aanbesteding voor het moderniseren van het nieuwe systeem voor de omzetbelasting nog niet uitgeschreven? Kunt u aangeven welke stappen u zet om deze en andere aanbestedingen te versnellen?
In 2021 heeft een marktconsultatie plaatsgevonden waaruit bleek dat er oplossingen in de markt beschikbaar zijn voor een nieuw systeem voor de omzetbelasting. Een extern advies in 2022 heeft dit bevestigd. De aanbesteding bevindt zich nu in de voorbereidende fase. Er zijn nog verschillende go en no-go momenten. Ik ben terughoudend om u in deze fase uitgebreid over de planning te informeren, zie ook antwoord 6.
Een versnelling in deze of andere aanbestedingen leidt tot risico’s en kan afbreuk doen aan de kwaliteit van het proces van aanbesteden of aan de aanbestede dienst of product. Ondanks dat ik de wens begrijp om een aanbesteding te versnellen om zo bijvoorbeeld sneller te beschikken over een modern systeem, wil ik zorgvuldigheid boven snelheid stellen.
Welke andere aanbestedingen moeten nog worden uitgeschreven?
De Belastingdienst voert jaarlijks een groot aantal ICT-aanbestedingen uit met wisselende inhoud en omvang. In aanbestedingen die in voorbereiding zijn of in de nabije toekomst op de markt zullen worden gebracht, wordt door de Belastingdienst geen inzage vooraf gegeven. Dit kan marktverstorend werken of de juridische positie van de Belastingdienst schaden.
Hoe duidt u de uitspraak in het artikel, gebasseerd op interne documenten, dat door personeelstekorten en achterstanden in de ICT het belastingmoraal van burgers en ondernemers kan worden aangetast?
De Belastingdienst heeft als taak om belastingen eerlijk en zorgvuldig te heffen en innen. Iedere burger, elk bedrijf en elke andere belastingplichtige organisatie moet erop kunnen vertrouwen dat hij of zij het juiste deel aangeeft en betaalt en dat hij of zij ook (terug)krijgt waar hij of zij recht op heeft. Daarnaast moeten burgers en bedrijven er ook op kunnen vertrouwen dat de Belastingdienst ervoor zorgt dat andere burgers en bedrijven hun bijdrage leveren. Als dat vertrouwen afneemt kan dat effect hebben op de belastingmoraal.
De Belastingdienst voert deze taak nog steeds naar behoren uit, in die zin is er geen sprake van een aantasting van de belastingmoraal. Dit komt ook naar voren in de fiscale monitor die jaarlijks wordt uitgevoerd en uw Kamer bij het jaarplan Belastingdienst 2023 heeft ontvangen. De situatie is nu ook anders dan in 2018. Er was toen sprake van een groot personeelsverloop en achterstand in de ICT. Inmiddels is meer personeel aangetrokken en worden ICT-systemen vernieuwd. Daardoor kan personeel efficiënter en mogelijk anders worden ingezet.
Dat laat onverlet dat de Belastingdienst nog stappen moet zetten. Zo is er nog sprake van een tekort aan (ICT-)personeel en wordt er in sommige ketens nog gewerkt met verouderde systemen.
Kunt u aangeven bij welke ICT-systemen continuiteitsrisico’s spelen en welke delen van de bedrijfsvoering van de Belastingdienst hiervan afhankelijk zijn?
De urgentie voor modernisering wordt bepaald door risico’s. Systemen met de grootste risico’s op het gebied van continuïteit door verouderde technologie, zijn als eerste gemoderniseerd, zoals het systeem voor autobelastingen. De systemen voor omzetbelasting, loonheffing en inkomensheffing worden de komende tijd vervangen. Tot die systemen volledig zijn vervangen, ziet de Belastingdienst voor deze ketens risico’s. Om deze risico’s te beheersen, zijn aanvullende maatregelen genomen. In figuur 5 en 6 van de begeleidende brief ziet u hoe de technische schuld per keten nu is en wat de ambitie is qua ontwikkeling tot en met 2026.
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Bezwaren box 3-heffing |
|
Romke de Jong (D66) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Definitieve aanslagen inkomstenbelasting met box 3-heffing: maak bezwaar!»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat het register belastingadviseurs iedereen, die een aanslag krijgt waarin in box 3-inkomen is inbegrepen, oproept om bezwaar te maken?
Het kabinet heeft rechtsherstel in box 3 geboden naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 20212 (het zogenoemde «Kerstarrest»). Dit rechtsherstel is geregeld in de wet Rechtsherstel box 3, die per 1 januari 2023 in werking is getreden. Vanwege de grote aantallen aanslagen waarvoor herstel geboden moet worden, is gekozen voor een methode die in grote mate geautomatiseerd is uit te voeren door de Belastingdienst, waarbij belastingplichtigen zo min mogelijk aanvullende gegevens hoeven aan te leveren.
Bij dit rechtsherstel wordt een nieuwe berekening van het box 3-inkomen gemaakt. Bij de nieuwe berekening wordt aangesloten bij de daadwerkelijk aangehouden banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor elke vermogenscategorie wordt een eigen forfaitair rendementspercentage voorgesteld dat zoveel mogelijk aansluit bij het werkelijk behaalde rendement over de betreffende vermogenscategorie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de wetgever bij het hanteren van een forfaitair stelsel de werkelijkheid moet trachten te benaderen. Met het voorgestelde stelsel wordt het daadwerkelijk behaalde rendement zo goed mogelijk benaderd. Dit geldt in het bijzonder voor de grote groep belastingplichtigen met (voornamelijk) spaargeld, omdat de spreiding in het rendement op spaargeld beperkt is. Het forfait voor spaargeld is voor de jaren 2017–2022 vrijwel nihil.
Het werkelijke rendement van een individuele belastingplichtige kan in een belastingjaar hoger of lager zijn dan het forfaitair bepaalde rendement. Het kabinet werkt aan de invoering van een stelsel op basis van het werkelijk behaalde rendement, maar het was niet mogelijk om op korte termijn en met terugwerkende kracht al het werkelijke rendement te belasten.
Hoewel een forfaitair stelsel in box 3 de individuele werkelijkheid niet altijd geheel kan weerspiegelen, is het kabinet van mening dat met het voorgestelde stelsel naar redelijkheid uitvoering wordt gegeven aan het Kerstarrest. Ook de Afdeling advisering van de Raad van State heeft in het advies bij de Wet Rechtsherstel gewezen op het belang van een werkbare en evenwichtige afwikkeling.3 De Afdeling wijst erop dat een regeling die optimaal tegemoetkomt aan het Kerstarrest, maar niet uitvoerbaar is, uiteindelijk niet bijdraagt aan rechtsherstel voor betrokkenen.
Belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan forfaitair bepaald kunnen van mening zijn dat dit onterecht is en dat hun belastingaanslag te hoog wordt vastgesteld. Het staat belastingplichtigen en belastingadviseurs vrij om gebruik te maken van de rechtsmiddelen die voor hen open staan, al is het kabinet wel van mening dat met het voorgestelde stelsel naar redelijkheid uitvoering wordt gegeven aan het Kerstarrest.
Ik blijf in overleg met de koepelorganisaties voor belastingadviseurs en fiscale dienstverleners, de Bond voor Belastingbetalers en de Consumentenbond om zo mogelijk procesafspraken te maken over procedures inzake box 3. Dit zodat deze procedures werkbaar zijn voor belastingplichtigen, adviseurs en de Belastingdienst.
Hoe kan een situatie ontstaan zijn waarin het kennelijk verstandig is, voor ieder met een box 3-inkomen, om bezwaar te maken tegen zijn/haar aanslag?
Zie antwoord vraag 2.
Is er een inschatting te maken over welk deel van deze bezwaren mogelijk gegrond verklaard zal worden? Zo ja, wat is deze inschatting volgens u, en welke financiële consequenties heeft dit voor het kabinet? Zo nee, waarom niet?
Zoals volgt uit het antwoord op vraag 3 is het kabinet van mening dat met het in de wet Rechtsherstel box 3 geregelde rechtsherstel naar redelijkheid uitvoering wordt gegeven aan het Kerstarrest. De bezwaarschriften zullen aan de hand daarvan worden beoordeeld. Dit betekent dat bezwaarschriften waarin grieven zijn opgenomen die leiden tot een ander rechtsherstel dan uit de wet Rechtsherstel box 3 volgt, zullen worden afgewezen.
Heeft de Belastingdienst voldoende capaciteit om alle bezwaren tijdig te beoordelen en af te handelen?
In de kamerbrief van 9 november 20224 omtrent de herijking uitvoeringstoets rechtsherstel box 3 is aangegeven dat de eerste inzichten op basis van de burgerreacties naar aanleiding van het geboden herstel tot nu toe zijn dat het aantal reacties in het lage (meest gunstige scenario) zitten.
Ten tijde van voornoemde kamerbrief had de Belastingdienst ongeveer 150.000 burgerreacties ontvangen. Dit aantal is nu opgelopen tot 485.000 waarvan ongeveer 85.000 burgerreacties betrekking hebben op opgelegde aanslagen waartegen tijdig bezwaar is ingediend en die betrekking hebben op de toepassing van de forfaitaire spaarvariant. In het geval belastingplichtige ook om andere redenen bezwaar heeft aangetekend dan wordt dit bezwaar binnen het reguliere werkproces afgehandeld en is dit niet in voornoemde aantallen opgenomen.
De toename van het aantal burgerreacties heeft gevolgen voor de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst wat er toe leidt dat de uitvoering niet kan plaatsvinden binnen de wettelijke termijnen en er verdringing optreedt bij de behandeling. Daarom worden er door de Belastingdienst momenteel verschillende scenario’s uitgewerkt om dit risico te mitigeren en worden deze scenario’s ook met de koepelorganisaties besproken.
Ten slotte is in de voornoemde uitvoeringstoets aangegeven dat – op basis van ervaringscijfers nadat de aanslagen 2021 grotendeels zijn opgelegd, de bezwaartermijnen zijn verstreken en er zicht is op uitkomsten van eventuele beroepsprocedures – er naar verwachting in 2023 een herijking van de uitvoeringstoets zal gaan plaatsvinden.
Hoe bent u, gezien de verwachting dat de trend van massaal bezwaar maken jaren zal duren, van plan om uit deze situatie te komen waarin bezwaar maken tegen iedere aanslag aan te raden valt omdat anders de kans bestaat dat er te veel belasting betaald wordt (en compensatie achteraf mogelijk niet meer kan)? Welke stappen bent u van plan hierop te nemen?
Ik acht het onwenselijk dat belastingplichtigen zich genoodzaakt voelen om tegen iedere belastingaanslag bezwaar te maken omdat anders de kans bestaat dat er te veel belasting betaald wordt zonder dat achteraf nog compensatie geboden kan worden. Dit punt raakt aan de werking van de zogenoemde massaalbezwaarprocedure.5 Naar die procedure doe ik onderzoek als gevolg van de aangenomen motie Grinwis.6 Hiermee is het kabinet immers verzocht om de gevolgen van de in 2016 doorgevoerde wetswijziging van de massaalbezwaarprocedure en het functioneren van die procedure te onderzoeken en mogelijkheden tot verbetering daarvan te bezien. In de Aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2023 heb ik aangegeven dat ik de strekking van de motie onderschrijf en dat ik het bieden van (praktische) rechtsbescherming hoog in het vaandel heb staan.7 Mijn planning is om uw Kamer dit voorjaar opnieuw te informeren over de voortgang van het onderzoek naar de verbeteringen voor de massaalbezwaarprocedure.
Daarnaast werkt het kabinet aan de invoering van een nieuw box 3-stelsel waarbij wordt geheven op basis van het werkelijke rendement. Hoewel het werkelijke rendement in box 3 beter wordt benaderd met de aanpassingen die zijn doorgevoerd naar aanleiding van het Kerstarrest, blijft sprake van een forfaitair bepaald rendement. Een belangrijk nadeel van een forfaitair stelsel blijft dat sommige mensen belasting moeten betalen over een inkomen dat ze in werkelijkheid niet hebben genoten. De tegenhanger hiervan is dat belastingplichtigen die in de praktijk een hoog rendement op hun vermogen hebben behaald, daar relatief te weinig belasting over betalen. Met de overstap naar een stelsel op basis van werkelijk rendement sluit de heffing aan bij de individuele inkomsten uit vermogen, waardoor het aantal belastingplichtigen dat overweegt in bezwaar te gaan zeer waarschijnlijk zal afnemen. Overigens onderzoek ik naar aanleiding van onder andere een tweetal moties van de leden Stoffer en Idsinga8 de mogelijkheden voor verdere verfijning van het bestaande forfaitaire stelsel op de kortere termijn. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van dat onderzoek vóór 1 mei 2023 informeren.
Wat zijn de meest actuele ontwikkelingen en verwachtingen wat betreft de overgang naar het belasten van reëel rendement? Per wanneer verwacht u dit in te voeren?
Op 9 februari jl. heb ik een kamerbrief gestuurd waarin de planning voor overgang naar het stelsel op basis van werkelijk rendement is weergeven. Ik heb de planning uit die brief hieronder overgenomen. De planning voor het implementatie/realisatietraject wordt na afronding van de uitvoeringstoets opgesteld.
Concept-wetgeving gereed
Eerste kwartaal 2023
Aanbieden voor internetconsultatie
Eerste kwartaal 2023
Ophalen, beoordelen en verwerken input vanuit internetconsultatie
Tweede kwartaal 2023
Uitvoeringstoets
Tweede kwartaal 2023
Uitzetten overige toetsen en vervolgens verwerken uitkomsten, waaronder:
– Wetgevingstoets
– Autoriteit Persoonsgegevens
– Raad voor de Rechtspraak
– Doenvermogentoets
– Toets van Adviescollege toetsing regeldruk
– Grondrechtentoets
Tweede kwartaal 2023 (met eventueel uitloop naar derde kwartaal 2023)
Opstellen en afstemmen realisatie/implementatieplanning
Tweede kwartaal 2023
Start realisatie/implementatie traject
Vanaf derde kwartaal 2023
Behandeling ministerraad en Adviesaanvraag Raad van State
Derde kwartaal 2023
Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State ontvangen en respectievelijk verwerken
Vierde kwartaal 2023
Aanhangig maken bij de Tweede Kamer
Eerste kwartaal 2024
Aanhangig maken bij de Eerste Kamer
Derde kwartaal 2024
Verwachte publicatie in het Staatsblad
(Uiterlijk) December 2024
Gewenste inwerkingtreding wetgeving
Per 1 januari 2026
Hoe bent u van plan om te gaan met de mogelijke situatie waarin het belasten van reëel rendement nog niet is ingevoerd, maar het belasten van forfaitair rendement steeds met succes wordt aangevochten?
Voor de belastingjaren 2017 tot en met 2022 geldt de Wet Rechtsherstel box 3. Met het op basis van deze wet geboden rechtsherstel wordt via de zogeheten spaarvariant het box 3-stelsel in lijn gebracht met het kerstarrest van 24 december 2021, zoals toegelicht bij het antwoord op vraag 3.
Door middel van de op spaarders toegespitste forfaitaire spaarvariant kan geautomatiseerd rechtsherstel geboden worden aan de belastingplichtigen bij wie de nieuwe berekening lager uitvalt dan het oorspronkelijk berekende box 3-inkomen. Deze wijze van rechtsherstel is voor belastingplichtigen het gemakkelijkst omdat het geautomatiseerd verloopt. Daarbij sluit het aan bij de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst. Hiermee is naar mijn oordeel een goede balans gevonden die in samenhang met alle daarvoor in aanmerking te nemen aspecten de proportionaliteitstoets van het EVRM kan doorstaan. In een aantal procedures is onder meer door een gerechtshof beslist dat het Besluit rechtsherstel box 3 (inmiddels gecodificeerd in de Wet rechtsherstel box 3) de betreffende belastingplichtige onvoldoende rechtsherstel biedt. Tegen die beslissingen heb ik cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad of zal ik op korte termijn cassatieberoep instellen. Ik heb vertrouwen in een goede afloop van deze cassatieprocedures. Ik merk hierbij op dat het kabinet werkt aan een zo spoedig mogelijke invoering van een heffing op basis van het werkelijke rendement.
Het achterhouden van fiscale informatie voor de rechter. |
|
Mahir Alkaya (SP) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
![]() |
Is de Staatssecretaris op de hoogte van het bericht van RTL inzake het achterhouden van informatie van de belastingdienst voor de rechter1? Was de Staatssecretaris hiervan al eerder op de hoogte?
Ja, en het is gangbaar dat een medium zoals RTL Nieuws in het kader van hoor en wederhoor contact legt voordat ze overgaan tot publicatie.
Mag de Belastingdienst bepalen of stukken van belastingzaken voor de rechter komen? Zo nee, waarom gebeurt dat dan?
De wet schrijft voor dat de op de zaak betrekking hebbende stukken moeten worden overgelegd in de procedure.2 Het is uiteraard ook de werkwijze van de Belastingdienst om deze stukken te overleggen. Stukken die niet op de zaak betrekking hebben, blijven buiten het procesdossier. Het kan voorkomen dat de belanghebbende van mening is dat er stukken ten onrechte ontbreken. De beoordeling hiervan geschiedt door de rechter en is veelal van feitelijke aard. Voor sommige (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken – en die dus tot het procesdossier behoren – kan de Belastingdienst zich beroepen op geheimhouding.3 Dergelijke (delen van) stukken die de Belastingdienst geheim wil houden worden eveneens naar de rechter gezonden, waarna het beroep op geheimhouding door een afzonderlijke geheimhoudingskamer van de betreffende gerechtelijke instantie wordt beoordeeld. Met andere woorden, ook de stukken die de Belastingdienst geheim wil houden komen ter beoordeling van een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Is de Staatssecretaris op de hoogte of dit regelmatig gebeurt?
De Belastingdienst houdt in zijn beroepenadministratie niet bij in welke procedures er een beroep op geheimhouding wordt gedaan dan wel of er discussie is over het niet overleggen van bepaalde stukken. De Belastingdienst heeft in interne voorschriften evenwel opgenomen dat er overleg moet plaatsvinden met een procesdeskundige4 voordat er een beroep op geheimhouding wordt gedaan.
In het recente artikel van RTL Nieuws is naar voren gekomen dat er gevallen zijn waarin de Belastingdienst in het ongelijk wordt gesteld en naar het oordeel van de betreffende rechter de verplichting om de op de zaak betrekking hebbende stukken tijdig te overleggen niet is nagekomen. In mijn brief van 8 februari 2023 in reactie op het verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Financiën heb ik echter het beeld tegengesproken dat dit schering en inslag zou zijn. Er lopen op dit moment meer dan 23.000 beroepsprocedures en in veruit de meeste procedures gaat er op dit punt niets verkeerd. Ik ben wel van mening dat elk incident er een te veel is. Daarom wordt binnen de Belastingdienst structureel aandacht gegeven aan dit thema. Dit gebeurt op verschillende manieren. Zo vinden er (landelijke) themadagen en werkoverleggen plaats, waar kennis wordt gedeeld en waar signalen uit de praktijk (zoals rechtspraak) worden besproken. De geleerde lessen worden op deze wijze proactief met de medewerkers gedeeld. Daarnaast is er in de vakinhoudelijke lijn altijd expertise aanwezig voor vragen over dit onderwerp. Dit houdt in dat medewerkers voor (vaktechnische) vragen en afstemming altijd terecht kunnen bij een zogenoemd vaktechnisch aanspreekpunt of coördinator. Indien nodig is opschaling mogelijk naar een landelijke coördinator. Ervaringen, signalen en de daarbij behorende werkwijzen zijn vervolgens onderwerp van gesprek bij de themadagen en werkoverleggen. Zo is het lerend proces blijvend geborgd.
Is de Staatssecretaris op de hoogte van de gevolgen van het achterhouden van stukken door de Belastingdienst voor gedupeerden?
In zaken waarin wordt geoordeeld dat de Belastingdienst ten onrechte stukken niet (tijdig) heeft overgelegd zal de rechter daaraan de gevolgtrekkingen verbinden die hem het beste voorkomen in het betreffende geval.5 Dit kan concreet betekenen dat een in geschil zijnde belastingaanslag wordt vernietigd of dat de belanghebbende een hogere proceskostenvergoeding krijgt toegewezen. De rechter kan ook oordelen dat de belanghebbende geen nadeel heeft ondervonden van de betreffende schending en dat er daarom geen gevolgen (in het verdere verloop of de uitkomst van de procedure) aan worden verbonden. Wij streven ernaar om te voorkomen dat de rechter in de toekomst oordeelt dat de Belastingdienst ten onrechte stukken niet (tijdig) heeft overgelegd.
Is de Staatssecretaris op de hoogte van het feit dat een rechter oordeelde dat de goede rechtsorde ernstig is geschonden door de fiscus in een zaak waarin de Belastingdienst informatie achter hield?
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 3 mei 2022 waarin de rechter oordeelde dat de goede procesorde is geschonden door het niet tijdig overleggen van bepaalde stukken. Deze zaak is een voorbeeld van een incident waar de Belastingdienst niet goed heeft gehandeld. Zoals aangegeven meen ik dat ieder incident er één teveel is.