Het bericht 'Hollands Kroon roept minister op regels rond verlichting windmolens per 2024 aan te passen' |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van Regio Noordkop «Hollands Kroon roept Minister op regels rond verlichting windmolens per 2024 aan te passen»?1
Ja.
Bent u bekend met de problematiek rondom obstakelverlichting en de effecten die deze heeft op de nachtrust, onzekerheid, hinderbeleving, leefomgeving en het woongenot?
Ja.
Zou u inzichtelijk willen maken op welke plekken in Nederland de problematiek rondom obstakelverlichting nog meer speelt?
De problematiek van obstakelverlichting op windparken en de daarvan ervaren hinder speelt op meerdere plaatsen in Nederland. Bij grote windparken wordt eerder hinder ervaren door de grotere hoeveelheid obstakellichten dan bij kleine parken. Daarnaast speelt ook het omgevingslicht bij een windpark een rol bij de ervaren hinder van obstakelverlichting. Zo zal bijvoorbeeld de obstakelverlichting van een windpark in een verlicht havengebied minder ervaren hinder met zich meebrengen dan een windpark in de duisternis van landelijk gebied.
Zou u inzichtelijk willen maken waarom aanpassing van de benodigde regelgeving gekoppeld is aan de invoering van de Omgevingswet?
In het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Verdrag van Chicago, 7 december 1944, Trb. 1973, 109) zijn internationale afspraken gemaakt over het aanbrengen van obstakelverlichting op hoge bouwwerken, waaronder windturbines. Om de veiligheid van de luchtvaart te waarborgen moeten alle obstakels, waaronder windturbines, van 150 meter of hoger van obstakelverlichting worden voorzien, waarmee piloten worden gewaarschuwd voor de aanwezigheid van een hoog obstakel. Deze verdragsverplichting heeft geen rechtstreekse werking, maar moet in de nationale wetgeving van de aangesloten staten worden geïmplementeerd. De huidige Nederlandse luchtvaartwetgeving biedt geen juridische grondslag om obstakelverlichting op windturbines voor te schrijven en daarbij het gebruik van naderingsdetectie mogelijk te maken. Gelet op de thematiek ligt het voor de hand om dit in de wetgeving voor de ruimtelijke ordening vast te leggen en daarom is er een koppeling met de ontwikkeling van de Omgevingswet.
Het onderwerp obstakelverlichting en het reduceren van de ervaren hinder hiervan komt aan de orde in de milieueffectrapportage (plan-mer) die ten behoeve van het opnieuw vaststellen van landelijke windturbinebepalingen plaatsvindt. Op basis hiervan worden regels voor obstakelverlichting en regels om het toepassen van naderingsdetectie mogelijk te maken, meegenomen in de windturbinebepalingen die op dit moment in voorbereiding zijn. Het uitgangspunt bij het toepassen van naderingsdetectie is dat de obstakelverlichting alleen ingeschakeld hoeft te zijn als er een luchtvaartuig in de nabijheid van een windpark wordt gedetecteerd. Hierdoor is de obstakelverlichting een groot deel van de tijd uitgeschakeld en wordt de hinder hiervan sterk gereduceerd.
Zou u inzichtelijk willen maken of aanpassing van de benodigde regelgeving ook zonder koppeling met de invoering van de Omgevingswet kan?
In het antwoord bij vraag 4 is aangegeven dat de regels voor obstakelverlichting en het toepassen van naderingsdetectie worden meegenomen in de windturbinebepalingen die op dit moment in voorbereiding zijn. Er bestaat nu al de mogelijkheid om naderingsdetectie bij windparken toe te passen vooruitlopend op de vaststelling van de formele regelgeving. Om dit mogelijk te maken zijn in 2020 door de betrokken organisaties, waaronder het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), in de Landelijke Projectgroep Obstakelverlichting vereisten voor het gebruik van naderingsdetectie opgesteld. Deze vereisten zijn aan de windenergiebranche bekend gemaakt via de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland2. De ILT moet om de veiligheid van de luchtvaart te waarborgen met het gebruik van naderingsdetectie bij een windpark hebben ingestemd. Op basis van deze bepalingen hebben de exploitanten van windpark Fryslân in het IJsselmeer en windpark Krammer in Zeeland reeds instemming van de ILT om naderingsdetectie toe te passen. Er zijn op dit moment nog vier andere exploitanten van windparken in Nederland die een verzoek voor toestemming tot het gebruik van naderingsdetectie bij de ILT hebben ingediend en drie exploitanten van windparken die contact met de ILT hebben opgenomen over de eisen van het proces. Voor het windpark Wieringermeer, dat wordt genoemd in het bericht van Regio Noordkop, is een aanvraag voor het gebruik van naderingsdetectie bij de ILT ingediend.
Bent u bekend met het feit dat de eigenaren van windparken welwillend lijken te zijn om de beschreven aanpassing aan de obstakelverlichting toe te passen, maar dit pas zullen doen op het moment dat er zekerheid is in de vorm van vastlegging in regelgeving?
Ja. De wens om naderingsdetectie toe te passen is aanwezig bij veel exploitanten van windparken en de brancheorganisatie NWEA. Daarom is ook het initiatief genomen om vooruitlopend op formele regelgeving alvast vereisten hiervoor te ontwikkelen met alle betrokken partijen en deze bekend te stellen. Bij meerdere windparken wordt naderingsdetectie toegepast of is een verzoek daartoe bij de ILT ingediend. De exploitant van het windpark Wieringermeer heeft ook een verzoek tot instemming ingediend bij de ILT.
Het gebruik van naderingsdetectie brengt kosten met zich mee voor de windparkeigenaren, wat ertoe kan leiden dat het gebruik van naderingsdetectie niet voortvarend tot stand gaat komen. Vooral bij kleinere windparken kan dit spelen. Daarom is de Minister voor Klimaat en Energie in gesprek met NWEA en provincies en gemeenten om de ervaren lichthinder te beperken. Het is duidelijk dat dit maatwerk vergt.
Het is de bedoeling dat in een aantal provincies die hiermee aan de slag willen (met de mogelijkheid dat andere provincies later aansluiten) een kader wordt opgesteld voor bestaande windparken die een SDE+3 beschikking hebben ter ondersteuning in het toepassen van naderingsdetectie. Uitgangspunt is dat de windsector (in casu de windparkeigenaar) een deel van de kosten van een dergelijk systeem voor haar rekening neemt en het restant in gelijke delen wordt bekostigd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de desbetreffende provincie. Bij nieuw te realiseren windparken speelt dit vraagstuk niet, aangezien het dan onderdeel kan uitmaken van de totale businesscase en de daaraan gerelateerde SDE++4-parameters.
Deelt u de mening dat de benodigde aanpassing van de regelgeving het liefst eerder en anders uiterlijk tegelijk met de invoering van de Omgevingswet gerealiseerd zou moeten zijn en in werking zou moeten treden, zodat windparken deze aanpassing aan de obstakelverlichting uiterlijk op de ingangsdatum van de Omgevingswet direct kunnen uitvoeren?
Het is wenselijk dat de formele regelgeving met betrekking tot obstakelverlichting, hinderbeperking en het gebruik van naderingsdetectie zo snel mogelijk vastgesteld wordt. Deze onderwerpen worden meegenomen in de windturbinebepalingen die op dit moment in voorbereiding zijn. Het gebruik van naderingsdetectie zal naar verwachting begin 2024 verankerd worden onder de Omgevingswet. Het is echter mogelijk om vooruitlopend op het formele regelgevingstraject na instemming van de ILT al naderingsdetectie bij een windpark toe te passen.
Zou u een stappenplan willen opstellen en deze met de Kamer willen delen over hoe de regelgeving zo aangepast wordt dat per invoering van de Omgevingswet windparken dit kunnen doen?
Windparken kunnen nu de aanpassing van de obstakelverlichting al direct uitvoeren en naderingsdetectie toepassen na instemming van de ILT. Er wordt aan gewerkt om dit proces zo snel als mogelijk in formele regelgeving te verankeren onder de Omgevingswet en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten.
Zou in dit gehele proces nauw willen samenwerken met de gemeente Hollands Kroon en haar hierover informeren?
Ja. De gemeente Hollands Kroon, alsmede de provincie Noord-Holland, zal worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het toepassen van naderingsdetectie.
Verkeershinder door afsluitingen Heinenoordtunnel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de getrokken gele kaart door Dordtse ondernemers vanwege de verkeershinder door afsluitingen Heinenoordtunnel?1
Ja.
Bent u het met de Dordtse ondernemers eens dat Rijkswaterstaat tekort schiet op het gebied van het beperken van overlast voor ondernemers? Indien u het niet met hen eens bent, waarom niet?
Nee. Rijkswaterstaat, gemeenten, provincie en waterschap zetten een uitgebreid pakket aan maatregelen in om de hinder te beperken. In de antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Haga (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 858) is bijvoorbeeld aangegeven dat de Heinenoordtunnel en de Haringvlietbrug niet tegelijk zullen worden afgesloten als gevolg van de vervangings- en renovatieprojecten.
In antwoorden op vragen van de leden Stoffer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1637), De Graaf (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, 2175) en Krul en Van den Berg (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, 2174) is daarnaast beschreven wat de gezamenlijke wegbeheerders doen voor het bevorderen van de doorstroming, het borgen van de verkeersveiligheid, het tegengaan van sluipverkeer, de voorzieningen voor de hulpdiensten en hoe de motie Van der Molen/Koerhuis wordt uitgevoerd.
Hoe kijkt u naar het voorgestelde idee van de Dordtse ondernemers om de rijkstrookverdelingen aan te passen of om tijdelijk verkeersregelaars in te zetten?
Voor de volledige afsluiting van de tunnel in de meivakantie wordt een tijdelijke extra rijstrook op de A16 ter hoogte van Dordrecht ingezet in de rijrichting Rotterdam – Breda tussen de Drechttunnel en de N3. Bij de verbindingsweg knooppunt Noordhoek komt er tijdelijk een extra rijstrook voor het verkeer vanaf de A17 naar de A59.
Op de N217 heeft de provincie voorafgaand aan de werkzaamheden al aanpassingen gedaan. De rotonde bij ’s Gravendeel/Maasdamseweg is aangepast naar een turborotonde. Voor de afsluiting in de meivakantie en augustus komt er tijdelijk een extra rijstrook in beide richtingen tussen deze rotonde en de aansluiting met de Hendrik Hamerstraat. Bij de kruising van de N217 met de Polderweg zijn verkeerslichten geplaatst, inclusief extra opstelstroken voor het afslaande verkeer. Zo kan het verkeer beter doorrijden, omdat het verkeer richting de Polderweg dan niet op de doorgaande weg hoeft te wachten. En een aantal kruisingen met de N217 wordt afgesloten om de doorstroming te verbeteren en sluipverkeer tegen te gaan.
Tevens worden er al verkeersregelaars ingezet. Overigens leert de ervaring dat de inzet van verkeersregelaars niet altijd het gewenste effect heeft, omdat hun aanwijzingen regelmatig genegeerd worden.
Zijn er volgens u andere oplossingen die ervoor zorgen dat de overlast wordt beperkt?
Het pakket aan maatregelen dat de gezamenlijke wegbeheerders inzetten zal de hinder zoveel mogelijk beperken, maar niet wegnemen. Weggebruikers moeten rekening houden met extra reistijd. Rijkswaterstaat blijft in overleg met de andere wegbeheerders en stakeholders over de werking van de maatregelen op basis van monitoring van het verkeer. De meest effectieve maatregel om de overlast verder te beperken is het zoveel mogelijk thuis werken, voor wie dat kan, reizen buiten de spitsen en het volgen van de aangegeven routes.
De aanleg van de A15 tussen Bemmel en Duiven/Zevenaar |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de recente tussenuitspraak van de Raad van State met betrekking tot de goedkeuring van de nieuwe stikstofberekeningen voor het doortrekken van de A15?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de Raad van State, waaraan toch weer een vertraging zit gekoppeld als het gaat om het doortrekken van de A15?
Het is positief dat de Raad van State in het kader van het maatschappelijke belang heeft besloten om met deze tussenuitspraak zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over de maximale rekenafstand van 25 km, ondanks dat het eindoordeel over andere aspecten van het Tracébesluit ViA15 nog niet kan worden gegeven. Deze langverwachte uitspraak geeft meer zekerheid voor iedereen die bezig is met toestemmingverlening. Het is aan de Raad van State om te bepalen wanneer het eindoordeel kan worden gegeven.
Deelt u de mening dat het doortrekken van de A15 broodnodig is om fileleed tegen te gaan, zeker ook omdat de verkeersproblemen rondom Arnhem verder toenemen? Zo ja, welke druk gaat u uitoefenen om het doortrekken van de A15 eindelijk te laten gebeuren?
Het belang van het project de ViA15 wordt gedeeld. Het project draagt bij aan doelstellingen op het gebied van doorstroming, robuustheid van het netwerk, ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen, het realiseren van een ontbrekende schakel in een internationale verbinding naar Duitsland en aan waterveiligheid (ontsnappingsroute bij grootschalige overstroming). Het Tracébesluit is van belang voor de bereikbaarheid van de regio Arnhem-Nijmegen.
Het is nu aan de Raad van State om een eindoordeel te geven in de procedure over het Tracébesluit ViA15. Op die procedure wil en kan ik geen druk uitoefenen.
Bent u in staat om de bewoners in het gebied van de geplande A15 op kort termijn duidelijkheid te bieden? Zo ja, wat verwacht u dat de uitkomst zal zijn?
Nee, dat kan op dit moment niet. Het is aan de Raad van State om een eindoordeel te geven in de procedure over het Tracébesluit ViA15. Daar kan niet op worden vooruitgelopen.
Hoe zeker is het dat de tussenuitspraak omtrent de goedgekeurde stikstofberekeningen staande blijven bij de definitieve uitspraak? Indien ze worden goedgekeurd, welke andere projecten zouden dan door kunnen gaan?
De Afdeling heeft vanwege het grote maatschappelijke belang ervoor gekozen om in een tussenuitspraak alvast een oordeel te geven over de rekenafstand van 25 kilometer en het gebruik van het rekenmodel SRM2+ voor wegverkeer. De tussenuitspraak is voor deze onderdelen een eindoordeel. Dat oordeel staat bij de einduitspraak niet meer ter discussie.
Ook andere projecten kunnen van deze rekenafstand en dat rekenmodel gebruikmaken. Door de stikstofproblematiek, personele krapte en stijgende prijzen gaat de voorbereiding van andere projecten niet zo snel als ik zou willen. Met de brief «Vooruitblik MIRT 2023» van 17 maart 2023 bent u hierover geïnformeerd2. De ambities om knelpunten in ons wegennet te kunnen aanpakken zijn echter, mede door de groeiende behoefte aan mobiliteit, onverminderd.
De sluiting van de Ketheltunnel door een technische storing |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de technische storing in de Ketheltunnel en het bijbehorende verkeersinfarct dat hierdoor veroorzaakt werd?1
Ja, daarvan heb ik kennisgenomen. Er was rond Rotterdam op donderdag 6 april een samenloop van een vroege spits vanwege de aanstaande Paasdagen, slechte weersomstandigheden en verschillende ongelukken. Dit leidde aan het begin van middag al tot forse files. Toen daar de afsluiting van de Ketheltunnel nog bijkwam ontstond helaas de zwaarste avondspits van dit jaar.
Wat is de oorzaak geweest van deze technische storing en wat gaat u doen om deze storing in de toekomst te voorkomen? Kunt u een uitgebreid antwoord geven op deze vraag met bijbehorende analyse?
Bij een reguliere inspectie is in de energiedistributie-installatie een storing ontstaan. Daardoor kwamen meerdere installaties onder te hoge spanning te staan en schakelden meerdere veiligheidssystemen zichzelf automatisch uit. Enkele systemen raakten beschadigd, waardoor onderdelen vervangen moesten worden. Op zeer korte termijn moest worden ingegrepen om verdere schade en daarmee mogelijk een langdurige afsluiting te voorkomen. De directe aanleiding van de storing is een onvoorzien foutieve montage van een onderdeel in de installatie.
Deze specifieke storing zal in de toekomst niet meer optreden, omdat de directe oorzaak is weggenomen. Wel wordt gekeken of deze gebeurtenis aanleiding is om andere installaties met vergelijkbare aansluitingen extra te controleren.
Wat is de oorzaak geweest van deze technische storing en wat gaat u doen om deze storing in de toekomst te voorkomen? Kunt u een uitgebreid antwoord geven op deze vraag met bijbehorende analyse?
Rijkswaterstaat handelt bij het beoordelen en oplossen van ernstige storingen conform de landelijke tunnelstandaard, die gegrond is op de Tunnelwet. Hierin zijn verschillende storingen aan of uitvallen van tunnelinstallaties (faaldefinities) beschreven met bijbehorende vereiste maatregelen. De aard van de storingen bepaalt dus het soort maatregelen dat getroffen wordt. Het kan bij eenvoudigere verstoringen gaan om het invoeren van een snelheidsbeperking of verscherpt toezicht via een centrale of een weginspecteur. Het streven is om binnen de normen van de Tunnelwet de tunnel (zo veel mogelijk) open te houden voor het verkeer. Veiligheid staat echter altijd voorop, waardoor het in bepaalde gevallen onvermijdelijk is om over te gaan tot afsluiting.
In het geval van de Ketheltunnel moesten, om de storing te verhelpen, de tunnelinstallaties uitgeschakeld worden, omdat anders niet veilig gewerkt kon worden. Hiermee was de tunnel niet meer veilig te gebruiken en moest deze afgesloten worden totdat de storing verholpen was.
De volgende veiligheidssystemen zijn (gedeeltelijk) geraakt:
Hoe kan het dat door het uitvallen van matrixborden, verlichting en ventilatoren de hele tunnel wordt afgesloten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het ermee eens dat er voldoende mogelijkheden zijn om de tunnel, zelfs bij een technische storing, open te houden door bijvoorbeeld direct het cameratoezicht te intensiveren?
Rijkswaterstaat heeft voor alle tunnels meerjarige onderhoudscontracten. De onderhoudsaannemer levert een storingsdienst, die 24/7 beschikbaar is.
Bij de storing aan de Ketheltunnel waren de juiste mensen snel ter plaatse. Voor het verhelpen van een storing, waarbij een afsluiting noodzakelijk is, is een reeks aan handelingen nodig alvorens de tunnel weer opengesteld kan worden voor verkeer.
Na de probleemanalyse dient de tunnel afgesloten te worden. Hiervoor worden fysieke verkeersmaatregelen getroffen op de toeleidende wegen. Vervolgens kan het primaire probleem worden opgelost en eventuele gevolgschade in beeld gebracht worden. In het geval van de Ketheltunnel waren deze beperkt, maar een aantal onderdelen moest vervangen worden om nieuwe ongeplande storingen te voorkomen. Vervolgens is het noodzakelijk om te testen of de installatie weer naar behoren functioneert voordat de tunnel per rijrichting kan worden opengesteld.
In algemene zin kan gesteld worden dat binnen dit proces weinig tijdwinst te behalen is. Wel wordt altijd gezocht naar optimalisaties in het proces. Ook naar aanleiding van deze storing.
Waarom duurt het oplossen van een technische storing van zo’n belangrijke verkeersader maar liefst drie uur? Wat gaat u doen om dit te versnellen in de toekomst?
De brief van het Overleg Zeeuwse Overheden met betrekking tot instandhoudingsopgave bruggen en andere kunstwerken |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u uw antwoordbrief op de brief van het Overleg Zeeuwse Overheden met de Kamer delen?1
De brief en antwoordbrief zijn als bijlagen toegevoegd.
Deelt u de zorgen van de provincie Zeeland over de bereikbaarheid van Zeeland, met name omdat de bruggen voor deze provincie, door zijn eilandenstructuur, cruciale verbindingen vormen en functiebeperkingen daardoor grote gevolgen kunnen hebben? Hoe luidt uw reactie hierop?
De zorgen van de provincie Zeeland over de bereikbaarheid en de afhankelijkheid van een goed functionerende infrastructuur als gevolg van de eilandenstructuur van deze provincie worden gedeeld.
Deze zorgen worden meegenomen bij de te maken keuzes met betrekking tot de inzet van de extra middelen uit het coalitieakkoord en de voorgenomen beweging om de komende jaren financiële middelen en personele capaciteit van aanleg naar instandhouding te schuiven.
Hoe garandeert u de bereikbaarheid van Zeeland gedurende functiebeperkingen, in het bijzonder met betrekking tot de veiligheid, de aanrijtijden van hulpdiensten en verbindingen met essentiële diensten zoals universitaire ziekenhuizen in andere landsdelen? Betrekt u hierin ook infrastructuur die niet in beheer en eigendom is van het Rijk, zoals de Zeelandbrug?
Rijkswaterstaat stemt de programmering van werkzaamheden af met de partners in de regio, zoals de provincies, gemeenten en de veiligheidsregio’s. In overleg met mede-wegbeheerders worden scenario’s ontwikkeld met als doel om – indien functiebeperkingen optreden – de regio’s zo goed mogelijk bereikbaar te houden. Het gaat dan ook om de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Hierbij wordt invulling gegeven aan een structurele, gezamenlijke hinderaanpak, waarbij alle beschikbare infrastructuur wordt betrokken, dus ook de infrastructuur die niet in beheer is van het Rijk.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Van der Graaf/Van der Molen (36 200-A nr. 43)? Bent u bereid in het gesprek met de provincie Zeeland hierover, ook aandacht aan andere niet-rijksinfrastructuur in deze provincie te besteden?
Met betrekking tot de uitvoering van de motie Van der Graaf/Van der Molen is er in de Tweede Kamer positief gereageerd op de suggestie om in gesprek te gaan met de Provincie Zeeland over plannen rondom levensduurverlenging van de Zeelandbrug, die, zoals in het debat aangegeven in eigendom, beheer en onderhoud is bij de provincie. In het gesprek kan bijvoorbeeld aan de orde komen met welke renovatiekennis en -ervaring van Rijkswaterstaat de provincie Zeeland ondersteund kan worden. Andere niet-rijksinfrastructuur kan daar ook bij worden betrokken. Als het gaat om de staat van de infrastructuur in Zeeland in den brede, zie ik ook dat daar – zeker op middellange termijn – een grote opgave ligt. Het is daarom goed om juist nu al te kijken naar de opgaven die eraan komen. De Provincie is in dit kader al gestart met de ontwikkeling van een «Gebiedsvisie Midden-Zeeland Route», waar de Zeelandbrug een onderdeel van is. In deze visie wordt ook aandacht besteed aan de renovatie/vervanging van de Zeelandbrug.
Vanzelfsprekend ben ik bereid de provincie actief te ondersteunen door kennis en ervaring gedurende het verder uitwerken van deze visie. Ik ga in het bestuurlijk overleg MIRT in het najaar graag in gesprek met de provincie over deze visie en het vervolg daarop.
Hoe luidde uw reactie op de door de gedeputeerde van de provincie Zeeland gevraagde aandacht, tijdens het bestuurlijk overleg MIRT Regio Zuidwest Nederland (op 10 november 2022), voor de instandhoudingsopgave en het risico op beperkingen? Hoe heeft u gereageerd op het verzoek te komen tot een structurele gezamenlijke «Minder Hinderaanpak» voor de provincie Zeeland? Bent u bereid daar op in te zetten?
Op een gezamenlijke hinderaanpak is positief gereageerd. Samen met Provincie Zeeland en andere partners is in september 2022 bestuurlijk afgesproken een gezamenlijke aanpak van hinder te organiseren. Daarbij zijn naast Rijkswaterstaat en Provincie Zeeland ook andere wegbeheerders en de Veiligheidsregio’s betrokken. Er is een kwartiermaker aan de slag die voorstellen voor structurele verbetering gaat maken. Dit moet leiden tot een structurele hinderaanpak voor de wegen, waarbij ook het gebruikersperspectief nadrukkelijk in beeld is. Inzet en betrokkenheid vanuit alle partijen is daarbij voorwaarde voor succes.
Kunt u uw uitspraak bij het commissiedebat Strategische keuzes bereikbaarheid dat «Veel kleinere projecten, bijvoorbeeld rond de staat van de bruggen rond het eiland Tholen, zouden moeten kunnen profiteren van de schuif van aanleg naar instandhouding, want ook daar is achterstallig onderhoud aan de orde» nader toelichten? Welke bruggen zou dit kunnen betreffen? Ziet u hier ook aanvullende mogelijkheden om de provincies in hun instandhoudingsopgave te ondersteunen?
Het betreft de bruggen over Schelde-Rijnkanaal die het eiland Tholen ontsluiten; de Tholense brug, Vossemeerse brug en Slaakbrug. Voor deze bruggen zijn de noodzakelijke onderhoudsmaatregelen om de veiligheid te kunnen garanderen voor de korte termijn reeds ingepland. Daarnaast wordt renovatie van de bruggen over de Schelde-Rijn verbinding opgepakt binnen het Programma Vervanging en Renovatie. Hiervoor wordt nu een regio-analyse uitgevoerd. Op basis daarvan wordt verder besloten over de programmering van deze renovaties.
Het bericht dat Schiphol dit jaar niet hoeft te krimpen |
|
Mahir Alkaya |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u de Kamer informeren over de consequenties van het rechterlijke oordeel over uw inzet om het aantal vliegbewegingen vanaf Schiphol terug te dringen naar respectievelijk 460.000 en 440.00 jaarlijkse vluchten?1, 2
Gevolg van de uitspraak is dat de Staat het anticiperend handhaven niet mag beëindigen of de (voorgenomen) experimenteerregeling vast kan stellen zonder dat daarvoor de balanced approach procedure op grond van de EU-Verordening 598/2014 over geluidgerelateerde exploitatiebeperking op luchthavens is doorlopen. Er is hoger beroep aangetekend tegen het vonnis van de voorzieningenrechter.3
Het kabinet blijft werken aan een betere balans tussen het belang van de luchthaven Schiphol voor Nederland en de leefomgevingskwaliteit. Hiervoor wordt doorgewerkt aan de effectuering van het Kabinetsbesluit uit de Hoofdlijnenbrief Schiphol middels spoor 2 (verankeren van maximaal aantal vliegtuigbewegingen) en spoor 3 (ontwikkeling van nieuw normenstelsel met een continue reductie van negatieve milieueffecten). Daarnaast zijn er trajecten als geluidsadaptief bouwen en gevelisolatie om de geluidsbelasting bij woningen te reduceren.
Op welke gronden zijn de vliegmaatschappijen die het kort geding tegen de Staat hebben aangespannen in het gelijk gesteld?
De maatschappijen zijn in het gelijk gesteld omdat de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat voor het (doen) beëindigen van het anticiperend handhaven en het vaststellen van de voorgenomen experimenteerregeling niet de juiste procedure is gevolgd. In verband met de vaststelling van de experimenteerregeling had de balanced approach procedure op grond van de EU Geluidsverordening moeten worden doorlopen. Voor de volledige uitspraak van de voorzieningenrechter wordt u verwezen naar de website rechtspraak.nl.4 In verband met het hoger beroep kan hier niet verder op worden ingegaan.
Heeft u de indruk dat u voldoende grip heeft op Schiphol als zijnde een staatsdeelneming en verreweg de grootste luchthaven van Nederland?
Ja, in onder meer de Wet Luchtvaart is vastgelegd waaraan luchthavens in Nederland moeten voldoen. Daarnaast is in de Nota Deelnemingenbeleid toegelicht op welke wijze de Minister van Financiën namens het kabinet de aandeelhoudersrol bij staatsdeelnemingen invult. Naast de formele bevoegdheden
is er ook veelvuldig contact met de onderneming waarin relevante ontwikkelingen besproken worden.
Wat betekent de uitkomst van dit kort geding voor uw voornemen om de impact die Schiphol heeft op de nabije omgeving terug te dringen?
Dat voornemen is niet gewijzigd.
Zijn Schiphol, de vliegmaatschappijen en de afhandelingsbedrijven die op de luchthaven actief zijn volgens u voldoende voorbereid om herhaling van de wachtrijen en chaos van 2022 te voorkomen bij een uitgifte van 500.000 vluchten?
Er zijn door Schiphol en andere partijen in de keten grote inspanningen geleverd om de capaciteit op te schalen en een herhaling van de wachtrijen in 2022 te voorkomen. Schiphol blijft hierover in gesprek met onder meer de luchtvaartmaatschappijen en grondafhandelingsbedrijven. Naast de maatregelen aan de aanbodkant heeft Schiphol een marge ingebouwd van 5% minder vertrekkende passagiers in de ochtendpiek. Die maatregel loopt t/m 14 mei. Meer informatie omtrent de aanpak van de drukte vindt u in de brief over de achtste update drukte Schiphol.5
Ondanks de inspanningen die zijn gedaan is een vakantieperiode altijd een drukke periode voor de luchthaven. Er zullen wachtrijen ontstaan, maar waar het om draait is of die beheersbaar zijn. Het Paasweekend en het eerste weekend van de meivakantie verliepen in ieder geval goed. Overeenkomstig eerdere toezeggingen wordt de Kamer op de hoogte gehouden van ontwikkelingen met betrekking tot de drukteproblematiek.
Kunt u een update geven van de inspanningen die door Schiphol en de sectorpartijen zijn verricht om de arbeidsomstandigheden op Schiphol te verbeteren en kunt u aangeven in hoeverre de personeelstekorten in onder meer de beveiliging, op de platforms en de afhandeling zijn ingelopen?
Over de verbetering van de arbeidsomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden zijn door Schiphol en de vakbonden afspraken gemaakt en vastgelegd in een Sociaal Akkoord. De stand van zaken omtrent de uitvoering van het Sociaal Akkoord vindt u in de brief over de achtste update drukte Schiphol.6 Daarnaast worden er door Schiphol en de sectorpartijen verbeteringen in de arbeidsomstandigheden doorgevoerd naar aanleiding van recente controles door de Arbeidsinspectie en de ILT. De Kamer wordt (zowel door het Ministerie van IenW als door het Ministerie van SZW) op de hoogte gehouden van de voortgang daarvan, evenals van andere relevante trajecten zoals de eventuele reductie van het aantal grondafhandelaren op Schiphol.7
Schiphol meldt dat het beoogde aantal van 850 nieuwe beveiligers is gehaald. Een deel van hen zit nog wel in de screening of de opleiding. In aanvulling op het werven van extra personeel zijn er ook productiviteitsmaatregelen genomen bij de beveiliging. Ten slotte kunnen vertrekkende passagiers die binnen het Schengengebied reizen een tijdslot reserveren om zodoende de doorstroming te verbeteren.
Deelt u de mening dat de recent door u gedeelde bevindingen van TNO inzake de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) op Schiphol absolute prioriteit verdienen?3
In antwoorden op Kamervragen van begin 20229 is al ingegaan op de emissies van ZZS door de luchtvaart. In de antwoorden is onder meer aangegeven dat zal worden bezien of de uitstoot van ZZS door de luchtvaart, de omgeving van luchthavens dusdanig negatief beïnvloedt, dat die uitstoot moet verminderen.
In de Kamerbrief over de emissies van de luchtvaart10 en in de brief waarmee het TNO-rapport aan de Kamer is aangeboden11, is aangegeven wat de stand van zaken is, wat de verdere stappen zijn en dat in het derde kwartaal van 2023 de Kamer daarover wordt geïnformeerd.
Deelt u de mening dat een krimp naar de beoogde 440.000 vluchten per jaar eenvoudig gehaald zou kunnen worden door het aantal transferpassagiers en zakelijke veelvliegers terug te dringen middels een ontmoedigingsbeleid of extra beprijzingsmaatregelen?
Nee, voor het (daadwerkelijk) realiseren van een lager maximumaantal vliegtuigbewegingen wordt een wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit noodzakelijk geacht. Ter voorbereiding hiervan wordt momenteel de balanced approach procedure doorlopen.
Zo ja, welke maatregelen heeft u hiertoe voor ogen?
Zie antwoord op vraag 8.
Heeft deze rechterlijke uitspraak volgens u gevolgen voor de recent gepresenteerde ambities van Schiphol om privéjets en nachtvluchten uit te faseren en de meest vervuilende vliegtuigen te weren?
De uitspraak van de voorzieningenrechter heeft hier geen gevolgen voor. Wel zal Schiphol zich rekenschap moeten geven van de noodzaak tot het doorlopen van een zorgvuldig proces om dit plan tot uitvoering te brengen.
De rechterlijke uitspraak betreffende het kortgeding over de krimp naar 460.000 vliegbewegingen |
|
Raoul Boucke (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Is de Minister voornemens om de uitspraak aan te vechten?1
Op 11 april jl. heeft de Kamer een brief ontvangen, waarin wordt gemeld dat de Staat heeft besloten hoger beroep aan te tekenen tegen het vonnis van de voorzieningenrechter.2
Welke andere alternatieven bestaan er?
Het alternatief zou zijn om geen hoger beroep aan te tekenen tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter. In dat geval blijft de toewijzing van de eisen van de luchtvaartmaatschappijen staan.
Het kabinet blijft werken aan een betere balans tussen het belang van de luchthaven Schiphol voor Nederland en de leefomgevingskwaliteit. Hiervoor wordt doorgewerkt aan de effectuering van het Kabinetsbesluit uit de Hoofdlijnenbrief Schiphol middels spoor 2 en 3 en overige trajecten om de balans te herstellen.
Op welke manier gaat de Minister daarbij voor perspectief en duidelijkheid voor omwonenden zorgen? Kan de Minister hieraan een tijdspad met concrete acties verbinden?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Over de voortgang van het Programma omgeving luchthaven Schiphol (POLS) wordt de Kamer periodiek geïnformeerd.
Kan de Minister toelichten of hij eerder signalen vanuit zijn ministerie heeft gekregen dat een experimenteerregeling niet kon worden ingezet om het anticiperend handhaven te beëindigen? Zo ja, kan de Minister deze signalen en deze in een tijdlijn plaatsen?
De experimenteerregeling was niet bedoeld om het anticiperend handhaven te beëindigen. Bedoeling van de regeling was mogelijk te maken dat het strikt preferentieel baangebruik ook na het beëindigen van het anticiperend handhaven kon worden voortgezet. Gelet op het hoger beroep kan hier niet nader inhoudelijk op worden ingegaan.
Hoe duidt de Minister het signaal dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) eerder heeft gegeven dat door de lange duur van het anticiperend handhaven in combinatie met het ontbreken van concreet zicht op legalisatie een rechter een streep zou kunnen zetten door het anticiperend handhaven?2 Is dit nog steeds een mogelijkheid?
Ik neem dat signaal van de ILT nog steeds heel serieus en wil zo snel mogelijk het anticiperend handhaven beëindigen om daarmee de rechtspositie van omwonenden van Schiphol herstellen. Zoals aangegeven heeft de Staat hoger beroep aangetekend tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. Aangezien de zaak nu opnieuw onder de rechter komt, kan hier niet nader inhoudelijk op worden ingegaan.
Hoe verhoudt deze zienswijze zich met de uitspraak van de voorzieningenrechter?
Zie antwoord op vraag 5.
Kan de Minister toelichten waarom de Staat tijdens de mondelinge behandeling van de zaak niet heeft kunnen uitleggen wat de problemen zijn die worden gevreesd door de combinatie van preferentieel baangebruik met handhavingspunten in het Luchtvaartbesluit (LVB) 2008? Kan de Minister dit alsnog verduidelijken?
Zoals eerder aangegeven heeft de Staat besloten om in hoger beroep te gaan. Aangezien de zaak nu opnieuw onder de rechter komt, kan hier niet inhoudelijk op worden ingegaan.
In de Hoofdlijnenbrief heeft de Minister aangegeven dat de beoogde wijziging van het LVB op zich laat wachten als gevolg van het ontbreken van een natuurvergunning en dat daarom werd gekozen om over te gaan tot het stoppen van anticiperend handhaven, wat is de laatste stand van zaken hierop? . Kan de Minister verduidelijken waarom de Staat het argument van de procederende partijen dat een natuurvergunning waarschijnlijk op korte termijn zal worden verleend niet heeft weersproken?3 Wanneer verwacht de Minister deze natuurvergunning?
Schiphol heeft een natuurvergunning aangevraagd. Als gevolg van aanvullingsverzoeken van de Minister voor Natuur en Stikstof als bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming heeft Schiphol de passende beoordeling bij haar aanvraag aangevuld. Het bevoegd gezag beoordeelt momenteel de aangeleverde informatie op juistheid en volledigheid, om een besluit te kunnen nemen over de ingediende vergunningaanvraag. Op 16 maart jl. heeft het bevoegd gezag een handhavingsverzoek afgewezen, dat was ingediend wegens het ontbreken van een toereikende natuurvergunning voor Schiphol. Het bevoegd gezag heeft dat besluit mede gemotiveerd met de constatering dat er concreet zicht bestaat op legalisatie.
Kan de Minister reflecteren op artikel 4.36 van de uitspraak van de voorzieningenrechten waarin wordt aangegeven dat er in de berekening van het maximum aantal vliegtuigbewegingen bewust is uitgegaan van verouderde gegevens over de vlootmix, zoals ook beschreven in de beslisnota van 10 januari 2023? Waarom heeft de Minister ervoor gekozen om deze verouderde gegevens toe te passen?
In verband met het hoger beroep dat de Staat heeft aangetekend, kan niet inhoudelijk worden ingegaan op het kort geding. Voor het antwoord op de vraag over de verwachting van de natuurvergunning, wordt kortheidshalve verwezen naar het antwoord op vraag 8.
Kan de Minister verduidelijken of er ook op andere relevante plekken met oude gegevens is gerekend? Zo ja, heeft deze rekenmethode invloed op de te doorlopen «balanced approach' procedure?
Voor de berekening van de grenswaarden in het LVB 2008 (aangepast in 2010) is uitgegaan van een bepaalde set invoergegevens, waaronder een vlootmix. Destijds zijn de grenswaarden berekend met gebruikmaking van het NRM (Nederlands rekenmodel). In de experimenteerregeling zijn aangepaste grenswaarden opgenomen. Deze zijn ook berekend met het NRM omdat dat rekenvoorschrift in het huidige LVB is vastgelegd (het nieuwe doc29 rekenvoorschrift moet nog formeel worden vastgesteld). Dit zorgt voor een eerlijke vergelijking («appels met appels vergelijken»). In verband hiermee is tevens gerekend met de vlootmix van 2008.
Is er alsnog de mogelijkheid om het aantal vliegbewegingen terug te brengen naar de maximale beschikbare capaciteit van 483.000 voor het seizoen 2023–2024, of is de Staat nu gebonden aan het aanbieden van 500.000 vliegbewegingen, waarvan 32.000 ’s nachts?4
Zoals is toegelicht in het antwoord op vraag 10 is deze berekeningsmethode vereist als actualisatie van grenswaarden van het LVB worden berekend. Dit is vooralsnog uitsluitend voor de experimenteerregeling relevant.
Hoe verhoudt de uitspraak van de voorzieningenrechter tot de 14.500 ingehouden slots van Flybe?
In het vonnis van de voorzieningenrechter staat opgenomen dat in het kader van het «gecontroleerd herstel» (na de covidpandemie) voor het winterseizoen 2023/2024 een maximum van 483.000 vliegtuigbewegingen geldt voor Schiphol.
Schiphol heeft eerder deze week een voorstel gedaan voor een gedeeltelijke nachtsluiting. Acht de Minister dit mogelijk? Wat is nodig om dit te realiseren?
Schiphol heeft vanaf de capaciteitsdeclaratie voor het winterseizoen 2020 gekozen om niet alle capaciteit die na afloop van een seizoen is teruggekomen opnieuw vrij te geven in de capaciteitsdeclaratie voor het eerstvolgende vergelijkbare seizoen, omdat ze het aanbod niet konden garanderen vanwege operationele uitdagingen na de Covid-19 pandemie. De reductie van circa 14.500 slots is dus geleidelijk over een langere periode gerealiseerd vanwege operationele problemen en heeft geen betrekking op het kabinetsbesluit. De voorzieningenrechter heeft aangegeven dat ook andere aspecten kunnen leiden tot een lagere vaststelling van de capaciteit van Schiphol, zoals in het kader van «gecontroleerd herstel» na de covid-19 pandemie. De circa 14.500 slots hebben overigens niet enkel betrekking op Flybe.
Kan Schiphol op korte termijn sturen op het verminderen van het aantal slaapverstoorden door operationele voorwaarden te wijzigen of middels de tariefconsultatie?
Het verminderen van hinder in de nacht is een belangrijk punt van aandacht voor het kabinet. Het is goed dat Schiphol dit punt deelt. In de balanced approach procedure die nu wordt doorlopen is een eerste reductie van het aantal vluchten in de nacht opgenomen. Het voorstel van Schiphol is om niet meer te starten tussen 00:00 – 06:00 uur en niet meer te landen tussen 00:00 – 05:00 uur. Er zijn meer varianten mogelijk. Juist daarom is belangrijk om goed inzicht te krijgen in effecten van verschillende varianten. De effecten van een verdere daling of sluiting in de nacht worden onderzocht, zoals ook aangekondigd in de Hoofdlijnenbrief van vorig jaar juni en de Luchtvaartnota. De resultaten van dat onderzoek worden verwacht na de zomer van 2023. Het ministerie IenW gaat graag in gesprek met Schiphol om te horen hoe zij tot een nachtsluiting willen komen en of er aansluiting kan worden gevonden bij de al lopende balanced approach-procedure.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Dat is in de eerste plaats aan Schiphol. Schiphol is daarbij gehouden aan de regels in het LVB. Tijdens het Commissiedebat Duurzame Luchtvaart van 11 april jl. is toegezegd de Kamer te informeren over de juridische check of een nachtsluiting op Schiphol onderdeel kan zijn van de lopende Balanced Approach procedure. In die brief wordt nader ingegaan op deze vraag.
Het adequaat beschermen van kwetsbare en unieke natuur en koraal op en rondom de BES-eilanden |
|
Leonie Vestering (PvdD), Eva van Esch (PvdD), Lammert van Raan (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), van der Ch. Wal-Zeggelink , Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hoe is tot nu toe uitvoering gegeven aan de aangenomen motie van de Partij voor de Dieren en BIJ1, die de regering verzoekt om in gesprek te gaan met het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) om ervoor te zorgen dat er geen onomkeerbare stappen worden gezet voor wat betreft bouwen op Plantage Bolivia totdat het ontwikkelingsprogramma is vastgesteld?1
In antwoord op de vragen van de leden Van Raan, Van Esch en Vestering (allen PvdD) is bij brief van 4 oktober 2022 (kenmerk 2022Z09873) aangegeven dat door bureau Metafoor werd gewerkt aan een partiële herziening van het ruimtelijk ontwikkelingsplan voor de voormalige plantage. Met de herziening wordt beoogd ter plaatse de bouw van woningen mogelijk te maken. Hierbij zij aangetekend dat het OLB nog geen formeel standpunt heeft ingenomen omtrent de vraag of het wenselijk is om woningen te bouwen op de voormalige plantage. De mate van ontwikkeling dan wel of ontwikkeling op deze locatie kan plaatsvinden hangt namelijk af van de uitkomst van de milieueffectenrapportage (m.e.r). Daarnaast is tijdens het bezoek van de Minister voor VRO aan Bonaire in juni 2022 vanuit het OLB aangegeven dat met de vaststelling van het ruimtelijk ontwikkelingsplan voor Bonaire zal worden gewacht totdat het ruimtelijk ontwikkelingsprogramma is vastgesteld. Logischerwijs geldt dit ook voor partiële herzieningen van het ontwikkelingsplan, zoals die voor de herontwikkeling van de voormalige plantage Bolivia. Het is derhalve nog maar de vraag of het OLB bereid is om het plan in procedure te brengen. Als dat al het geval zou zijn, dient eerst nog een aantal formele stappen te worden gezet.
Een belangrijke formele stap voor het ontwikkelingsplan is het afronden van de MER-procedure. In het najaar van 2022 heeft de startnotitie MER ter inzage gelegen. Hierop zijn bij het OLB zienswijzen ingediend. Alvorens kan worden begonnen met het opstellen van de MER, dienen richtlijnen hiervoor te worden vastgesteld door OLB, op advies van een in te stellen MER-Commissie. Het bestuurscollege is voornemens daarbij de procedure zoals beschreven in het Eilandsbesluit natuurbeheer te volgen.
De afgelopen maanden is het OLB begonnen met het werven van deskundigen die in de MER-Commissie voor dit project zitting kunnen nemen. De leden van de MER-Commissie zijn nog niet benoemd. Aangezien Bonaire nog niet een dergelijke MER-commissie voor dit project heeft aangesteld, valt niet te zeggen wanneer de uitvoering van de MER zal geschieden. Aangezien de herziening van het Ruimtelijke Ordeningsplan Bonaire (ROB) niet in procedure worden gebracht, zolang de MER niet is vastgesteld en beoordeeld, constateer ik dat het op dit moment juridisch niet mogelijk is om onomkeerbare stappen te zetten.
Is er over deze motie een gesprek geweest met het OLB? Zo ja, wanneer heeft dit gesprek plaatsgevonden en wat is er besproken? Zijn er verslagen hiervan en zo ja, kunt u deze met de Kamer delen? Wat zijn de vervolgstappen met betrekking tot het in uitvoering brengen van de aangenomen motie?
Over deze motie is in november 2022 ambtelijk gesproken met OLB. Dit in het kader van een regulier ambtelijk overleg. Er is in dit gesprek duidelijk gemaakt dat er geen onomkeerbare stappen mogen worden gezet voordat de mer is afgerond. Van deze reguliere ambtelijke overleggen worden geen verslagen gemaakt. De Minister voor VRO is voornemens om eind juni 2023 een bezoek te brengen aan Caribisch Nederland. De kwestie rondom plantage Bolivia zal dan ook onderwerp van gesprek zijn met het nieuwe bestuurscollege van Bonaire.
Indien het gesprek nog niet heeft plaatsgevonden, wanneer zal dit plaatsvinden?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om actief te pleiten voor het beschermen van de natuur op Plantage Bolivia, dat 10% van het eiland beslaat en voor het benadrukken dat de open-landschapsbestemming van Plantage Bolivia ongewijzigd blijft? Zo nee, waarom niet?
Ik erken het belang van het beschermen van de op de voormalige plantage aanwezige natuur.
Binnen de bestemming «open landschap» is woningbouw niet of zeer beperkt toegestaan en worden de in het gebied aanwezige natuurwaarden afdoende beschermd. Het toekennen en eventueel wijzigen van een bestemming is de bevoegdheid van het OLB. Op basis van de uitkomsten van de milieueffectenrapportage zal het OLB beslissen welke vervolgstappen met betrekking tot het gebied Bolivia zal worden genomen.
Zodra het OLB besluit om het Ruimtelijke Ontwikkelingsplan Bonaire (ROB) voor de voormalige plantage te willen herzien en hiervoor een procedure opstart, zal het (voor)ontwerpplan door het Rijk worden beoordeeld en zal daarop worden gereageerd. Indien de natuurwaarden op Bolivia in het plan onvoldoende worden beschermd, zal daarvoor zeker aandacht worden gevraagd. Gezien de goede verstandhouding met het OLB is de verwachting dat eventuele nadere gedachten van het Rijk zullen worden meegenomen in het plan. Als dat onverhoopt niet het geval zou zijn, zal het Rijk zich beraden op vervolgstappen. De Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES (Wgro BES) biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het geven van een (reactieve) aanwijzing.
Is al concreet bekend wanneer het ontwikkelingsprogramma door de ministerraad wordt vastgesteld, die volgens de beleidsagenda volkshuisvesting en ruimtelijke ordening Caribisch Nederland in de loop van 2023 zal worden vastgesteld? Zo ja, is dit programma al in procedure gebracht en hoe ziet dit eruit voor wat betreft tijdlijn en inspreekmomenten, en wat zijn de vervolgstappen met betrekking tot het in uitvoering brengen van de aangenomen motie? Zo nee, hoe ziet de tijdlijn eruit?
Op dit moment wordt het voorontwerpontwikkelingsprogramma opgesteld, in samenwerking met onder andere de ambtenaren van het OLB. Zodra dit gereed is, naar verwachting begin juni, zal het worden besproken met de departementen en de stakeholders in Caribisch Nederland, waaronder de bestuurscolleges. Daarbij zal ook de bevolking worden betrokken. De Minister voor VRO is voornemens om eind juni 2023 een bezoek te brengen aan Caribisch Nederland. Tijdens dat bezoek zullen het voorontwerpprogramma en de daarop ontvangen reacties op de agenda staan. Na het bezoek van de Minister zullen de reacties worden verwerkt en zal een ontwerpprogramma worden opgesteld, dat vervolgens in de zomermaanden ter inzage zal worden gelegd. Gedurende de periode van terinzagelegging kan eenieder zienswijzen op het ontwerpprogramma indienen. Na afloop van de terinzagelegging zal worden bezien of de (eventuele) zienswijzen aanleiding geven om het programma aan te passen. Daarna wordt de procedure ingezet die eindigt met de vaststelling van het programma door de ministerraad. Alvorens de ministerraad een besluit kan nemen, dient het programma voor advies aan de drie eilandelijke bestuurscolleges te worden voorgelegd. Ik verwacht dat het programma in het vierde kwartaal van dit jaar zal worden vastgesteld.
Kunt u aangeven waar de procedure rondom de Milieueffectrapportage (MER) ten behoeve van de ontwikkeling van Plantage Bolivia zich momenteel bevindt?
In het najaar van 2022 heeft de startnotitie MER ter inzage gelegen. Hierop zijn bij het OLB twee zienswijzen ingediend. Deze worden aan de MER-commissie meegegeven. De MER-commissie stelt een advies over de richtlijnen op en vervolgens stelt het OLB de richtlijnen vast. Het bestuurscollege is voornemens daarbij de procedure zoals beschreven in het Eilandsbesluit natuurbeheer te volgen. De Staatssecretaris van IenW zal u informeren over de vervolgstappen.
a. Is er al een MER opgesteld voor de mogelijke ontwikkeling van Plantage Bolivia en indien deze is opgesteld, wat zijn de hoofdconclusies?
Voor de mogelijke ontwikkeling van een containerhaven nabij Hato is een startnotitie voor de MER inmiddels gereed en zal in 2023 een MER worden opgesteld. Het afronden van deze procedure kan pas plaatsvinden op het moment dat de leden van de Commissie MER zijn benoemd.
b. Zijn de richtlijnen al vastgesteld en zijn daar de ingezonden zienswijzen in verwerkt?
Een maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA) is opgesteld met het doel om de maatschappelijke meerwaarde van de vrachthaven (waaronder, maar niet uitsluitend containers) te onderzoeken. Uit de MKBA is gebleken dat een vrachthaven maatschappelijke meerwaarde biedt, onder andere om de kosten van levensonderhoud voor de bevolking omlaag te brengen. Om de uitkomsten hiervan te verifiëren wordt ook een second opinion op de MKBA uitgevoerd door het Centraal Planbureau. Deze zal eind april gereed zijn. Als de resultaten van de MER bekend zijn zullen de uitkomsten van de MKBA hieraan getoetst worden.
c. Worden in de MER ook alternatieven onderzocht, zoals het bouwen van huizen in en rondom bestaande woonkernen? Zo nee, waarom niet en hoe bent u van plan deze lacune te laten dichten in overleg met het OLB?
Afgelopen decennia zijn verschillende onderzoeken verricht over mogelijke locaties voor container- en vrachtafhandeling op Bonaire. Met de bevolkingsgroei is de noodzaak voor een efficiëntere container- en vrachtafhandeling steeds groter geworden. In 2017 heeft Port of Amsterdam International het Bestuurscollege geadviseerd om de locatie te Hato als voorkeurslocatie aan te wijzen voor een nieuwe vrachthaven. Met de MKBA is onderzoek gedaan naar de maatschappelijke meerwaarde van de vrachthaven op twee alternatieve locaties (Hato en BOPEC) vergeleken met de huidige locatie (Kralendijk). De MKBA toont aan dat er maatschappelijk nut is. Het Centraal Planbureau zal dit nader verifiëren met een second opinion.
d. Klopt het dat het Rijk het OLB had geadviseerd om de commissie voor de milieueffectrapportage Nederland in te schakelen met betrekking tot Plantage Bolivia? Zo ja, klopt het dat het OLB dit advies niet heeft opgevolgd? Is duidelijk waarom dit advies niet is opgevolgd?
Wat in het MER onderzocht moet worden, wordt vastgelegd in de nader vast te stellen richtlijnen, waarover de MER-commissie het OLB zal adviseren.
Klopt het dat voor de mogelijke ontwikkeling van een containerhaven nabij HATO ook een MER wordt opgesteld? Zo ja, wanneer zal deze afgerond zijn? Zo nee, wat is de reden hiervoor?
Wat in het MER onderzocht moet worden, wordt vastgelegd in de nader vast te stellen richtlijnen, waarover de MER-commissie het OLB zal adviseren.
Klopt het dat bij het opstellen van de MER voor HATO geen onderzoek gedaan zal worden naar de vraag of de containerhaven überhaupt nodig is, aangezien het beleid van Bonaire erop gericht is om niet meer dan één cruiseschip per dag te hebben, waardoor uitbreiding niet nodig is? Zo nee, waarom niet?2
De regering is verantwoordelijk voor het uitvoeren van moties. Ik ben in beginsel van mening dat met de huidige wet en regelgeving en daarop gebaseerde stelsel van vergunningverlening, toezicht- en handhaving (VTH), uitvoering wordt gegeven aan de motie. Met dit stelsel worden aanvragen om (bouw)projecten namelijk op hun aanvaardbaarheid getoetst en dienen die regels gecontroleerd en gehandhaafd te worden. Ook de belangrijke vraag of koraal wordt beschadigd dient in dit stelsel aan de orde te komen en in de MER zal worden onderzocht of er mogelijke schade- effecten voor het koraal zullen zijn bij de aanleg van de nieuwe vrachthaven. Het bestuurscollege van Bonaire is verantwoordelijk voor de beoordeling van de MER en de benodigde vergunningen.
In dit verband is ook van belang dat zowel de verantwoordelijke bewindspersonen als de kamer de verantwoordelijkheid nemen om het VTH stelsel verder te versterken met eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de door de bestuurscolleges uit te voeren inspecties en beoordelingen van eventuele verleende milieu- en bouwvergunningen voor projecten aan de kust. Het is immers niet alleen van belang dat bij vergunningverlening de juiste afwegingen worden gemaakt maar ook dat de kwaliteit komt vast te staan voor toezicht en handhaving van vergunningen. Hierin voorziet het Inrichtingen en activiteitenbesluit BES (IAB BES). Deze algemene maatregel van bestuur is in uw kamer in behandeling.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat niet serieus wordt bekeken of de vrachthaven überhaupt nodig is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u concreet doen?
In de MKBA is nut en noodzaak van de vrachthaven nabij Hato onderzocht, naast mogelijke andere locaties. In de MER zal nader moeten worden onderzocht wat de milieueffecten zijn van een vrachthaven nabij Hato en of het op basis daarvan wenselijk en mogelijk is om de haven aan te leggen.
Klopt het dat bij het opstellen van deze MER ook geen onderzoek zal worden gedaan naar de mogelijkheid van de herontwikkeling van een nieuwe haven op de huidige locatie? Zo nee, waarom niet?
De ecologische kwaliteit van het koraal van Caribisch Nederland is beschreven in de staat van de natuur in Caribisch Nederland 2017. Uw Kamer is hierover op 25 februari 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 30 825, nr. 218). De beoordeling van de kwaliteit en de algehele staat van instandhouding van het koraal zijn beide zeer ongunstig. In 2025 zal opnieuw een staat van de natuur worden opgesteld. Deze wordt dan ook met uw Kamer gedeeld.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat de huidige locatie niet als serieus alternatief wordt bekeken, omdat een andere locatie nieuwe schade aan het koraal met zich meebrengt, terwijl op de huidige locatie het koraal al is aangetast, zeker gezien de renovatie en verlenging van de zuidpier in 2021? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat het koraal aan de oostkust van Bonaire niet is geïnventariseerd. Door de stroming is onderzoek naar en inventarisatie van koraal daar moeilijk. Koraalherstel is door de stroming daar tevens zeer beperkt mogelijk. Bij St. Eustatius en Saba komt geen koraalrif voor zoals bij Bonaire maar betreft het meer koraalgemeenschappen die groeien op gestold lavagesteente. Volledige inventarisatie van koraal is niet mogelijk. Voor de monitoring van koraal worden internationale vastgestelde (wetenschappelijke) richtlijnen gevolgd4.
Bent u het ermee eens dat u verantwoordelijk bent om ervoor te zorgen dat bij een mogelijke uitbreiding van de containerhaven het koraal niet wordt beschadigd op basis van de aangenomen motie van de Partij voor de Dieren en BIJ1, die oproept om projecten waarbij het koraal wordt beschadigd niet door te laten gaan? Zo nee, waarom niet en wie zijn dan de verantwoordelijken?3
Uit de staat van natuur in Caribisch Nederland 2017 blijkt dat het koraal rondom Saba niet volledig aan het afsterven is. Wel is het zo dat de bedekking met koraal de laatste 30 jaar enorm is afgenomen van circa 30% bedekking in 1993 naar circa 8% in 2017. De laatste jaren lijkt de bedekking te stabiliseren. De hoofdoorzaken van afname van het koraal zijn klimaatverandering, extreme weersomstandigheden, erosie, sedimentatie en ziekten. De uitvoering van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) heeft tot doel de trend van koraalrifdegradatie te keren om gezonde, veerkrachtige en weerbare koraalriffen te creëren. Door de uitvoering van het NMBP investeert het Rijk in herstel van het koraal en het terugdringen van loslopende grazers om erosie en sedimentatie op het koraal te voorkomen.
Bent u het ermee eens dat als eerste de noodzaak van de containerhaven moet worden onderzocht, en daarna gekeken moet worden of de huidige locatie geschikt is voor mogelijke uitbreiding, alvorens naar andere opties te kijken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om in samenspraak met het OLB en de opstellers van de MER te kijken hoe dit bewerkstelligd kan worden?
Er zijn geen jaarlijkse voortgangsrapportages voor het NMBP opgesteld. Uw Kamer zal voor 1 juli 2023 geïnformeerd worden over de voortgang van de uitvoering van het NMBP op de eilanden. Dit zal de eilandelijke voortgangsrapportages omvatten.
Kunt u aangeven hoe het is gesteld met de ecologische kwaliteit van het koraal rondom Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Fase 1 van NMBP is nog in uitvoering. Er lopen verschillende activiteiten die bijdragen aan het behalen van de in bijlage 3 genoemde mijlpalen voor 2024 en 2030. De voortgang van fase 1 (2020–2024) van het NMBP zal worden geëvalueerd, deze evaluatie zal voor 1 april 2025 met uw Kamer gedeeld worden. Een van de doelen van de evaluatie is onderzoeken in hoeverre de betreffende mijlpalen voor 2024 behaald zijn.
Klopt het dat het koraal aan de oostkust van Bonaire, waaronder 15 kilometer grenzend aan Plantage Bolivia, nog niet is geïnventariseerd? Zo nee, wat waren de uitkomsten? Zo ja, bent u het ermee eens dat alle koraalriffen rond de BES-eilanden zo spoedig mogelijk geïnventariseerd moeten worden?
Voor de vraag over de voortgangsrapportage verwijs ik naar het antwoord op vraag 17. Voor projecten met mogelijke schade aan het koraal wordt het vigerend juridisch kader gehanteerd. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd bij brief van d.d. 26 november 2021 (Kamerstuk 26 407, nr. 254) en de daarin bijgevoegde beschrijving van het vigerend juridisch kader. Deze brief was een reactie op moties met als strekking om ervoor te zorgen dat bij projecten natuurbescherming wordt gewaarborgd en te voorkomen dat deze tot koraalbeschadiging leiden. Een goede uitvoering van de wet- en regelgeving biedt een gedegen kader voor toetsing van projecten en voldoende waarborgen om schade aan het koraal te voorkomen.
Klopt het dat het koraal rondom Saba aan het afsterven is? Zo ja, wat zijn de hoofdoorzaken van deze sterfte, wat wordt ertegen ondernomen en welke ondersteunende rol kan het Rijk spelen om koraalsterfte te voorkomen?4
Er is een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma in ontwikkeling dat in Q4 2023 door de ministerraad zal worden vastgesteld. Dit programma zal het ruimtelijk kader bieden voor onder andere duurzame kustbebouwing en koraalbescherming. Voor wat betreft illegale kustbebouwing en de omgang daarmee voert de ILT een onderzoek uit naar de uitoefening van lokale taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De ILT zal aanbevelingen doen voor een verbetering van dit stelsel. Voor legale (en gelegaliseerde) kustbebouwing biedt de uitvoering van het NMBP een integrale aanpak om de verschillende drukfactoren op het koraal te verminderen of weg te nemen.
Zijn de jaarlijkse voortgangsrapportages met betrekking tot het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 opgesteld? Zo ja, wat waren de meest recente hoofdconclusies en resultaten?
Ik verleen met mijn collega van IenW ondersteuning aan de implementatie van het Uitvoeringsprogramma Toezicht en Handhaving van het bestuurscollege. Op basis hiervan worden meerdere taskforces ingericht waaronder de taskforce kustbebouwing maar ook de taskforce implementatie nieuwe milieuregelgeving te weten: het Inrichting en activiteitenbesluit BES (IAB BES). Beiden hebben onder meer tot doel om koraal ecosystemen te beschermen. De ondersteuning bestaat uit meerdere componenten waaronder de werving en selectie van tijdelijk en vast personeel via de VNG en omgevingsdiensten, het voorzien in ICT behoeften, het bieden van advies bij complexe vergunning-, toezicht- en handhavingstrajecten (VTH) en het trainen van personeel. Daarnaast is er ook mede financiering van de benodigde inzet.
Het OLB heeft de afgelopen maanden zich actief ingespannen om extra vast maar ook tijdelijk personeel te werven voor het behandelen van vergunningaanvragen en op deze wijze het vergunningstraject te verbeteren. Deze inspanning heeft geresulteerd in extra mankrachten die reeds zijn begonnen dan wel binnenkort met hun werkzaamheden zullen aanvangen. Tevens heeft het OLB stappen ondernomen om de nodige samenwerking met een Nederlandse gemeente te bewerkstelligen en vanuit diens omgevingsdienst de nodige ondersteuning en training op VHT-gebied te ontvangen. Deze acties zijn bij het beantwoorden van deze vragen nog niet gefinaliseerd.
Kunt u aangeven welke mijlpalen van de uitvoeringsagenda behaald zijn, zoals opgesteld in bijlage 3 en dan met name voor onderdeel: 1.1.3 Duurzame kustontwikkeling a tot f?
Ja, het is bekend dat op Sint Eustatius een onvergund pad zou zijn uitgegraven van een hotel naar de zee. Het openbaar lichaam heeft hierover gesproken met de overtreder en zij hebben de consequenties en vervolgstappen hiervan schriftelijk vastgelegd. Het openbaar lichaam heeft een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de bouw van het hotel in kwestie en de aanleg van het pad. Op grond van dit onderzoek zal zo snel mogelijk maar in ieder geval voor 1 juni 2023 besloten worden welke acties conform het toezicht- en handhavingsstelsel ondernomen moeten worden.
Indien de rapportages nog niet zijn opgesteld, bent u bereid de Openbare Lichamen te vragen deze zo spoedig mogelijk op te stellen, en daarbij te verzoeken om te wachten met de mogelijke uitrol van projecten die schade aan het koraal kunnen berokkenen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet bekend hoeveel gebouwen op de klif van Sint Eustatius zijn gebouwd die een gevaar vormen voor het koraal. De Ministeries van IenW, LNV en BZK zijn in regulier overleg met het Openbaar Lichaam over de uitvoering van het NMBP via een stuurgroep overleg over de voortgang op het NMBP. Een belangrijk onderdeel van het NMBP op Sint Eustatius is het herstel van het koraal, onder andere door het verwijderen van het loslopend vee. Ook buiten deze bijeenkomsten om voorzien bovengenoemde ministeries het Openbaar Lichaam van advies en ondersteuning. Daarnaast lopen er meerdere door het Rijk gefinancierde anti-erosieprojecten. Zo heeft het Ministerie van IenW begin 2020 € 17 miljoen beschikbaar gesteld voor een integraal plan tegen de erosieproblematiek. Het geld is onder andere ingezet voor het op juiste wijze afvoeren van hemelwater, wat deels de erosie veroorzaakt. Daarnaast is er binnen het Tevens is er in 2018 zo’n € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor het stutten van de klif van Fort Oranje en eind 2020 nog eens €2,5 miljoen voor het verduurzamen van de eerder genomen maatregelen. De vergunninghouder van het Chogogo Beach Resort is Chogogo Bonaire OG B.V.
Wat gaat u doen wanneer binnen een rapportagejaar duidelijk wordt dat het koraal nog steeds aangetast wordt door kustbebouwing of dat er geen concrete, positieve resultaten naar voren komen uit de voortgangsrapportage met betrekking tot 1.1.3 duurzame kustontwikkeling?
De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het verhogen van de keermuur.
Hoe gaat u het bestuurscollege ondersteunen bij de door hun gestelde prioriteit om een taskforce kustbebouwing in te stellen, met als doel intensivering van toezicht en handhaving bij bestaande bouw, nieuwbouw of verbouwing van woningen en verblijfsrecreaties langs de kust? Of bent u hierbij anderszins betrokken?
Een overtreder is verantwoordelijk voor het betalen van de aan de overtreder opgelegde dwangsom.
Klopt het dat op Sint Eustatius een hotel aan de kust gebouwd is, waarbij tijdens de bouw (begonnen rond 2019) een illegaal pad naar zee is uitgegraven, waarvan inmiddels delen zijn ingestort, met mogelijke risico’s voor het Sint Eustatius National Marine Park, dat onderaan de klif begint?5
In de regel is degene die de schade veroorzaakt heeft verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen.
Kunt u nagaan hoeveel gebouwen op de klif van Sint Eustatius zijn gebouwd welke een gevaar vormen voor het koraal? Bent u bereid met het Openbaar Lichaam Sint Eustatius in gesprek te gaan over de uitvoering van zowel het NMBP 2020–2030 bijlage 3 en het voorkomen van kustbebouwing die nadelig is voor het koraal en/of het onderwaterleven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer? Kunt u aangeven wie de vergunninghouder(s) is (zijn) van het Chogogo Beach Resort?
Het antwoord op deze vraag vergt nader overleg met het openbaar lichaam. Het is mij bekend dat de keermuur nog niet is opgehoogd omdat tegen de besluitvorming een bezwaarprocedure loopt. Ik zal dit onderwerp in april met het nieuwe bestuurscollege bespreken. De Staatssecretaris van IenW zal uw Kamer uiterlijk eind mei 2023 hierover informeren.
Wie is (zijn) er verantwoordelijk voor het verhogen van de keermuur?
Het antwoord op deze vraag vergt nader overleg met het openbaar lichaam. De Staatssecretaris van IenW zal uw Kamer uiterlijk eind mei 2023 hierover informeren.
Wie is (zijn) er verantwoordelijk voor het betalen van de dwangsom?
Een ingediende claim is niet bekend bij het OLB.
Wie is (zijn) er verantwoordelijk voor het nemen van natuurherstelmaatregelen en dan met name voor het koraal?
Zie antwoord op vraag 29. Ik zal dit onderwerp in april met het nieuwe bestuurscollege bespreken.
Klopt het dat de keermuur nog steeds niet is opgehoogd en dat de vergunninghouder hiermee niet aan de termijn van zes weken heeft voldaan, zoals gesteld in de schriftelijke waarschuwing van het OLB, met last onder tweede dwangsom? Zo ja, waarom is de eerste opgelegde dwangsom nog niet geïnd?
Ja dat klopt. Ik ben in beginsel bereid om te ondersteunen maar stel vast dat er nog geen verzoek tot ondersteuning is gedaan. Ik zal dit onderwerp in april met het nieuwe bestuurscollege bespreken.
Wanneer zal het OLB de eerste en de tweede dwangsom innen?
Het antwoord op deze vraag vergt nader overleg met het openbaar lichaam. De Staatssecretaris van IenW zal uw Kamer uiterlijk eind mei 2023 hierover informeren.
Kunt u nagaan of de vergunninghouder of iemand van Chogogo Beach Resort een niet-publieke, financiële claim heeft gelegd op het OLB? Zo ja, om hoeveel geld gaat het?
Het onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport zal eind mei 2023 aan uw Kamer worden gestuurd. De Staatssecretaris van IenW is bereid om het onderzoek dan direct van een appreciatie te voorzien en zal ook een inhoudelijke beantwoording geven van bedoelde vragen naar aanleiding van het schriftelijk overleg inzake het Inrichtingen en activiteiten Bes (IAB BES).
Is het mogelijk dat deze claim de inning van de dwangsom frustreert?
Mijn verwachting is dat ik reeds eind mei 2023 met de conclusies van het ILT rapport een beeld zal hebben over de haalbaarheid van de lopende verbetertrajecten Als de resultaten van dat rapport verdere actie vanuit het Rijk vergt, dan ga ik hiermee gelijk aan de slag. Ik merk hierbij op dat spoedige inwerkingtreding van hoofdstuk 5 van het IAB BES noodzakelijk is voor het vaststellen van duidelijke kwaliteitseisen aan de uitvoering van lokale VTH taken, voor het voeren van overleg en ook voor het doen van aanwijzingen op grond van artikel 10.11 Wet Vrom Bes. De behandeling van het IAB BES in de kamer is echter aangehouden.
Klopt het dat de ministeries het OLB juridische bijstand kunnen bieden bij een (niet-)publieke claim? Zo ja, bent u daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?
Het OLB heeft in januari 2023 een verbetertraject bestuurlijk vastgesteld voor de directies die zich bezighouden met VTH taken en de uitvoering van verantwoordelijkheden in het kader van Ruimtelijke Ordening. Het verbetertraject wordt aangestuurd door een stuurgroep waaraan namens mij en de andere ministeries wordt deelgenomen.
Is het Openbaar Lichaam van plan om natuurherstelmaatregelen te vragen aan de vergunninghouder van het Chogogo Beach Resort? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet en wie zal verantwoordelijkheid dragen voor het herstellen van het koraal?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 34.
Kunt u aangeven wanneer het onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport naar de kwaliteit van de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving taken naar de Kamer zal worden gestuurd? Bent u bereid om deze direct van een appreciatie te voorzien en daarbij ook een inhoudelijke beantwoording te geven van die vragen van het schriftelijk overleg inrichtingen- en activiteitenbesluit (IAB) BES waarbij nu in de beantwoording naar het ILT-onderzoek wordt verwezen? Zo nee, waarom niet?
Hoewel dit leidt tot een uitzonderlijke korte beantwoordingstermijn, hebben medewerkers van de betrokken departementen de beantwoording met spoed ter hand genomen en mij daarmee in staat gesteld de meeste vragen conform uw verzoek voor het Commissiedebat te beantwoorden. Ik stel het op prijs als u een volgende keer weer de reguliere termijnen wilt hanteren.
Wat gaat u doen wanneer binnen een jaar geen concrete resultaten zijn behaald in het verbetertraject bij de dienst die vergunningverlening, toezicht en handhaving taken uitvoert? Kunt u hiertoe tijdig voorbereidingen treffen?
Kunt u hierbij aangeven waarom het verbetertraject voor de implementatie nog niet bestuurlijk is vastgesteld door het OLB en wanneer dit gaat gebeuren? Wat gaat u ondernemen wanneer dit niet tot stand komt?
Wat bent u van plan te doen wanneer binnen een jaar duidelijk wordt dat de uitvoeringsprogramma’s op kernpunten niet worden geïmplementeerd, zoals wel wordt verwacht door het kabinet? Kunt u toezeggen dat de aanbevelingen binnen een jaar worden uitgevoerd?
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het verzamel-commissiedebat BES van 13 april 2023?
Het bericht dat klimaatactivisten Eindhoven Airport betreden |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Klimaatactivisten betreden Eindhoven Airport»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Op 25 maart jl. heeft Extinction Rebellion (XR) op Eindhoven Airport gedemonstreerd. Parallel aan deze aangekondigde demonstratie heeft een groep van ongeveer honderdvijftig mensen besloten niet op de aangewezen plek te demonsteren en zich toegang te verschaffen tot het niet-openbare, civiele gedeelte van het luchtvaartterrein door een hek open te knippen. Besluitvorming over het al dan niet optreden tegen demonstraties ligt bij het lokale gezag.
In dit geval heeft het lokale gezag, op advies van de leden van de lokale vierhoek (burgemeester, Openbaar Ministerie, Politie en Koninklijke Marechaussee) besloten, voor de duur van de aangekondigde demonstratie niet op te treden, maar de demonstranten wel weg te houden van het militair deel van de luchthaven en het kritische deel waar vliegtuigen taxiën en landen en opstijgen. Eindhoven Airport, de Koninklijke Marechaussee en de politie hebben aangegeven dat er geen sprake is geweest van een gevaar voor het vliegverkeer.
Herinnert u zich het bericht «Meer dan 400 klimaatactivisten aangehouden voor actie op Schiphol»?2
Ja.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat na de acties op Schiphol nu op Eindhoven Airport klimaatactivisten eenvoudig de hekken van een luchthaven hebben doorgeknipt en het luchthaventerrein hebben kunnen opwandelen?
Het faciliteren van demonstraties en het al dan niet optreden tegen demonstraties ligt bij het lokale gezag. Uit navraag bij de lokale vierhoek blijkt dat een groep van ongeveer honderdvijftig demonstranten na het openknippen van een toegangshek het niet openbare, civiele deel van het luchthaventerrein hebben betreden. Daarna hebben de Koninklijke Marechaussee en de politie onmiddellijk een menselijke ring om de demonstranten gevormd in de nabijheid van het toegangshek.
Het lokale gezag heeft vervolgens besloten, op basis van advies van leden van de lokale vierhoek, niet op te treden gedurende de periode die ook voor de aangekondigde demonstratie gold.
Welke maatregelen worden genomen om in de toekomst te voorkomen dat klimaatactivisten eenvoudig een luchthaventerrein kunnen binnendringen en er kunnen verblijven?
Tegen het binnendringen van het niet-openbare deel van de luchthaven kan door het OM worden opgetreden op grond van artikel 162(a) c.q. 163 Wetboek van Strafrecht dan wel 62a van de Luchtvaartwet. Dat blijft het uitgangspunt voor het OM. Bij demonstraties geldt echter dat de burgemeester op basis van de Wet openbare manifestaties (Wom) een afweging maakt of, hoe en in welke mate een demonstratie, al dan niet onaangekondigd en al dan niet op openbaar gebied, wordt gefaciliteerd.
Optreden tegen demonstranten die zich op een terrein begeven waar ze niet mogen komen, zoals een luchthaventerrein, wordt per geval door het lokale gezag beoordeeld. Ook in de toekomst zal de inzet van Koninklijke Marechaussee en politie altijd plaatsvinden onder aansturing van het lokale gezag.
Hoe kan het dat een deel van de klimaatactivisten eenvoudig het luchthaventerrein weer heeft kunnen afwandelen en niet is opgepakt op basis van de Luchtvaartwet en het verbod om een luchtvaartterrein binnen te dringen en erop te verblijven?
Nadat de demonstranten het luchthaventerrein hadden betreden, hebben de Koninklijke Marechaussee en de politie onmiddellijk een menselijke ring om de demonstranten gevormd in de nabijheid van het toegangshek, op het civiele gedeelte van de luchthaven. Het lokale gezag heeft vervolgens besloten, op basis van het advies van de lokale vierhoek, niet op te treden gedurende de periode die ook voor de aangekondigde demonstratie gold. Na die periode werd aan de demonstranten de gelegenheid geboden vrijwillig te vertrekken. Een aantal demonstranten heeft hiervan gebruik gemaakt. De overige demonstranten zijn vervolgens aangehouden op grond van artikel 62 a lid 2 van de Luchtvaartwet.
Hoeveel vluchten zijn geannuleerd, (tijdelijk) niet geland, (tijdelijk) niet opgestegen of uitgeweken, doordat Schiphol, Eindhoven Airport, luchtverkeersleiding of piloten zich hiertoe gedwongen hebben gevoeld als gevolg van de klimaatacties?
Eindhoven Airport heeft laten weten dat op vrijdag 24 maart één vlucht die gepland stond voor zaterdag 25 maart preventief geannuleerd is. Op de dag zelf waren er geen annuleringen of vluchten die moesten uitwijken. Acht uitgaande vluchten waren vertraagd (met een maximum van 108 minuten).
Wat is de schade voor Schiphol, Eindhoven Airport, luchtvaartmaatschappijen en passagiers (door annulering, vertraging en uitwijking) als gevolg van de klimaatacties?
Eindhoven Airport heeft laten weten dat de schade als gevolg van klimaatacties bij annulering, vertraging en uitwijking niet anders is dan in een andere situatie. De schade aan de luchthaven beperkte zich tot een opengeknipt hek.
In hoeverre wordt de schade voor Schiphol, Eindhoven Airport, luchtvaartmaatschappijen en passagiers (door annulering, vertraging en uitwijking) verhaald op de klimaatactivisten?
Het verhalen van eventuele schade als gevolg klimaatdemonstratie is aan de partijen die deze schade hebben ondervonden.
Welke maatregelen worden genomen om de Luchtvaartwet in de toekomst beter te kunnen handhaven?
Het onbevoegd betreden van beschermde delen van luchthaventerreinen betreft een overtreding van artikel 162(a) c.q. 163 Wetboek van Strafrecht dan wel 62a van de Luchtvaartwet. Het lokale gezag is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en naleving van de Wom, alsmede de strafrechtelijke handhaving op en rond luchthaventerreinen. Vanuit deze verantwoordelijkheid heeft de lokale vierhoek direct opgetreden door onmiddellijk een menselijke ring om de demonstranten te vormen waardoor de beveiliging van de burgerluchtvaart niet is gevaar is geweest. In geval van demonstraties en protestacties wordt door politiediensten op omzichtige wijze opgetreden, waarbij oog is voor proportionaliteit van de inzet. Zie verder de reactie op vraag 4.
Het bericht dat in de wijk van de toekomst plek is voor 10.000 mensen, 21.500 fietsen en 0 auto’s |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Peter de Groot (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «De wijk van de toekomst: plek voor 10.000 mensen, 21.500 fietsen en 0 auto’s op straat»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Voor het Ministerie van IenW staat voorop dat nieuwe woningen op een verkeersveilige manier en voor iedereen bereikbaar moeten zijn. De keuze voor de vervoerwijze maken de bewoners zelf. De gemeente is daarbij verantwoordelijk voor het lokale mobiliteitsbeleid, en daarmee de inrichting en invulling van het woningbouwgebied Merwede. Het Rijk ondersteunt de inzet van de gemeente om de wijk te ontwerpen op nabijheid van voorzieningen. Daarnaast moeten de gemeenten bij het maken van hun plannen rekening houden met de effecten op het hoofdwegennet.
Deelt u de mening dat de meeste mensen de auto gewoon nodig hebben om naar werk, familie en vrienden en voorzieningen te gaan?
De feitelijke situatie is dat de auto het grootste aandeel in de mobiliteit van mensen heeft (circa 70% van alle kilometers) en werk, familie en vrienden en voorzieningen door het hele land bereikbaar maakt; zie ook de Ontwikkelagenda Toekomstperspectief Automobiliteit.2 De auto biedt vrijheid, wordt hoog gewaardeerd en is snel, comfortabel en flexibel.
Ook naar de toekomst toe blijft de auto belangrijk om alle delen van Nederland bereikbaar te houden, waarbij het ministerie de kracht van alle modaliteiten wil benutten. Zeker in de stedelijke centra waar de ruimte schaars is en vaak meerdere mobiliteitsalternatieven beschikbaar zijn. Dat vraagt er wel om dat gemeenten rekening houden met de bereikbaarheid van woningbouwlocaties voor mensen die een (deel van de) reis met de auto maken.
Herinnert u zich uw toezegging dat een goede ontsluiting van nieuwe woonwijken gaat over alle modaliteiten, dus ook de auto?2
Ja.
Hoe rijmt u deze toezegging met het plan van gemeente Utrecht om de nieuwe woonwijk Merwede volledig autoloos te maken?
De opgave is om 900.000 woningen te bouwen en bereikbaar te maken met de auto, het ov en de fiets. Daarbij wordt een substantieel deel van € 7,5 miljard geïnvesteerd in het wegennet voor de (auto)bereikbaarheid van nieuwe woningen. In deze woonwijk gaat het om een ontwikkeling van 6.000 woningen in het centrum van Utrecht, waarbij de gemeente heeft gekozen voor een mix van oplossingen om te voorzien in de bereikbaarheid met de auto, het ov en de fiets.
De wijk Merwede wordt niet volledig autoloos. Zoals het artikel stelt, komen er weliswaar geen parkeerkeerplekken op straat maar komen aan de randen van de wijk ondergrondse parkeergarages. Hier komen, naast circa 1.500 parkeerplekken voor privégebruik, ook twee «hubs» met 250 elektrische deelauto’s en plek voor bestelbusjes en andere logistieke stromen. De gemeente heeft gekozen om op deze wijze te voorzien in de autobereikbaarheid van de woonwijk Merwede.
Wat is uw reactie op het gegeven dat gemeente Utrecht geen goede ontsluiting van de nieuwe woonwijk Merwede biedt voor hulpverleners en ook bewust fiets- en wandelpaden niet heeft afgestemd op brandweerwagens?
Naar aanleiding van deze vraag is ambtelijk contact geweest met de gemeente Utrecht. De openbare ruimte in het gebied wordt ontworpen met betrokkenheid en afstemming van de hulpdiensten. Daarmee wordt geborgd dat zij overal in het gebied kunnen komen. Wel is het zo dat in het ontwerp niet alle ruimte die de voertuigen van de hulpverleners nodig hebben om bijvoorbeeld een bocht te nemen geheel verhard wordt. Dit is een gangbare manier van het ontwerpen van de openbare ruimte. Hierdoor komt er meer ruimte beschikbaar voor groen en andere kwalitatieve verbeteringen van de leefomgeving.
Waarom wordt in de nieuwe woonwijk Merwede, ondanks de Woningbouwimpulsgelden, slechts 55 procent aan betaalbare woningen besteed (waarvan slechts 25 procent aan woningen in het middensegment)?
Het doel is dat landelijk en regionaal tweederde van de nieuwe woningen (600.000 tot en met 2030) betaalbaar zijn. Deze doelstellingen zijn doorvertaald in regionale woondeals. De vereiste geldt niet voor elke woningbouwlocatie.
De woningbouwprogrammering is per locatie in eerste plaats afhankelijk van het volkshuisvestelijk beleid, de huidige samenstelling van de woningvoorraad en opgaven die per gemeente en binnen de gemeente van wijk tot wijk en buurt tot buurt kunnen verschillen. Met gemeenten is afgesproken dat er tweederde betaalbaar wordt gebouwd. Deze eis geldt echter niet voor iedere locatie. Hierbij speelt ook de realiteit van gebiedsontwikkeling een grote rol; op de ene locatie kan makkelijker een groter aandeel betaalbare woningen worden gerealiseerd dan op de andere locatie. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met de verdeling van grondeigendom, of maatregelen die moeten worden genomen om locaties beschikbaar en geschikt voor woningbouw te maken. De woningbouwimpuls draagt bij aan projecten die betaalbare woningen opleveren. Hierbij is de eis dat minimaal 50% van de woningen binnen een van de betaalbare segmenten moet worden gerealiseerd, juist om gemeenten de ruimte te bieden om de woningbouwprogrammering op een lokaal juiste manier in te vullen, rekening houdend met de financiële en ruimtelijke opgaven van de gemeenten.
In de nieuwe gemengde stadswijk Merwede wordt mede dankzij de Woningbouwimpulsgelden een woningbouwprogramma gerealiseerd waarvan 55% betaalbaar is, ondanks de grote investeringen die moeten worden gedaan in het kader van uit te plaatsen hinderactiviteiten, de inrichting van de openbare ruimte en de noodzakelijke investeringen in de infrastructurele ontsluiting van de nieuwe woonwijk.
Verwacht u dat de nieuwe woonwijk Merwede voor 2030 wordt opgeleverd? Wilt u dit toelichten?
Het Rijk maakt bij het toekennen van de middelen uit de Woningbouwimpuls afspraken over het realisatietempo van de woningen. Middelen worden toegekend uit de Wbi onder de voorwaarde dat start bouw van de eerste woningen plaatsvindt binnen 3 jaar na toekenning, en start bouw van de laatste woningen uiterlijk plaats vindt binnen 10 jaar na toekenning. Zo is destijds ook met de gemeente Utrecht afgesproken dat binnen de Merwedekanaalzonde, fase 5, deelfase 1 uiterlijk in 2030 wordt gestart met het bouwen van de laatste woningen, en dat er binnen drie jaar na toekenning van de middelen, in 2023, wordt gestart met de bouw van de eerste woningen. Met Utrecht is geregeld contact over de voortgang van het project. Jaarlijks (omstreeks september) wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de toegekende Woningbouwimpulsprojecten, en eventuele wijzigingen in dit licht.
Wat is de stand van zaken van de 21 miljoen euro uit de Woningbouwimpulsgelden, die is toegekend voor de bouw van de nieuwe woonwijk Merwede?
De besteding van de uit de Woningbouwimpuls toegekende middelen door de gemeenten is een van de factoren waar minstens jaarlijks verantwoording over wordt afgelegd. Dit wordt dus meegenomen in de verantwoordingssystematiek die in het antwoord op vraag 8 staat beschreven.
Deelt u de mening dat rijksgelden niet ingezet moeten worden voor de bouw van autoloze wijken?
De goede bereikbaarheid en ontsluiting van de woningbouwopgave staat voor het kabinet centraal. De Rijksbijdragen uit de € 7,5 miljard voor de ontsluiting en bereikbaarheid van de woningbouwopgave zijn bepaald met de criteria en het afweegkader dat met de Kamer is gedeeld.4 Onderdeel van het afweegkader is het toetsen of de plannen van de gemeenten ertoe leiden dat een wijk goed bereikbaar wordt.
Het artikel 'Ministerie vindt veiligheidsonderzoek naar krimp Schiphol niet nodig' |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ministerie vindt veiligheidsonderzoek naar krimp Schiphol niet nodig»?1
Ja.
Klopt het dat u een integrale veiligheidsanalyse niet nodig acht, ondanks het duidelijke advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in haar rapport van 6 april 2017 om bij cruciale besluiten over Schiphol de gevolgen voor veiligheid in de volle breedte te beoordelen?2
De OVV heeft in haar rapport van 6 april 2017 o.a. de aanbeveling gedaan om bij cruciale besluiten over (de groei) van Schiphol de gevolgen over de volle breedte te beoordelen. In de Luchtvaartnota is in lijn met deze aanbeveling gesteld dat bij belangrijke besluiten die leiden tot significante veranderingen in het luchtverkeer een integrale veiligheidsanalyse wordt uitgevoerd. Over de opvolging van de overige aanbeveling is de Kamer op 17 februari 2022 geïnformeerd.3
Op 16 december 2022 is de Kamer geïnformeerd dat voor de effectuering van het kabinetsbesluit van 24 juni een drietal sporen wordt gevolgd.4 Voor het eerste spoor – het beëindigen anticiperend handhaven met daarbinnen strikt preferentieel baangebruik – geldt dat LVNL en ILT gevraagd zijn om de consequenties in te kaart te brengen door het opstellen van een uitvoeringstoets. Omdat dit spoor niet zal leiden tot een significante verandering in het luchtverkeer – er wordt namelijk teruggevallen op bestaande regelgeving en er wordt ruimte geboden om het strikt preferentieel vliegen te kunnen behouden – is een verdere analyse van de (veiligheids-)gevolgen niet voorzien. In een kort geding heeft de voorzieningenrechter op 5 april jl. geoordeeld dat de Staat het (doen) beëindigen van het anticiperend handhaven en de voorgenomen experimenteerregeling alleen kan doorvoeren na het doorlopen van een zorgvuldig proces, onder verwijzing naar Europese regels. De Staat zal hoger beroep aantekenen tegen dit vonnis.
De Balanced Approach die wordt doorlopen voor het besluit tot vermindering van het aantal vliegtuigbewegingen (spoor 2) kan leiden tot significante wijzigingen in het luchtverkeer. In dat geval wordt een integrale veiligheidsanalyse uitgevoerd. Voor het vastleggen van het nieuwe normenstelsel (spoor 3) worden significante wijzigingen in het luchtverkeer voorzien waarvoor een integrale veiligheidsanalyse zal worden uitgevoerd.
Hoe beoordeelt u de reactie van het ministerie in het Parool dat we slechts terugvallen op het oude systeem van handhaven, volgens geluidsmeetpunten en dat dit veilig kan omdat in coronatijd ook minder gevlogen is? Erkent u daarmee dat er geen specifiek onderzoek is gedaan naar de veiligheidsgevolgen van de concept-experimenteerregel Schiphol?
Het illustreert dat geen sprake is van een significante wijziging in het luchtverkeer. Zie verder antwoord 2.
Is in de praktijk ooit gevlogen onder het Luchtvaarbesluit 2008 (LVB 2008) i.c.m. strikt preferentieel baangebruik?
Ja, onder het Luchthavenverkeerbesluit zoals dat luidt sinds 2008 is vanaf 2010 het vliegverkeer steeds volgens de regels voor strikt preferent baangebruik afgehandeld. Vooruitlopend op de implementatie van het nieuwe normen- en handhavingsstelsel (NNHS), is sinds 2015 anticiperend gehandhaafd door de ILT. Dit betekent dat er niet wordt gehandhaafd bij een overschrijding van grenswaarde in een handhavingspunt binnen het huidige wettelijke stelsel, zolang dit het gevolg is van het vliegen volgens de regels voor strikt preferentieel baangebruik van het NNHS.
In uw reactie onderbouwt u het besluit geen veiligheidsanalyse uit te voeren, omdat hier geen sprake zou zijn van een fundamenteel besluit, waarvoor een integraal veiligheidsonderzoek volgens de OVV nodig is. Waar concludeert de OVV volgens het ministerie dat alleen bij een «fundamenteel besluit» een integrale veiligheidsanalyse uitgevoerd dient te worden? Kunt u toelichten wat het terugvallen op LVB 2008 i.c.m. strikt preferentieel baangebruik betekent voor baanwisselcombinaties?
Met de experimenteerregeling wordt niet afgeweken van de bestaande start- en naderingprocedures, vliegroutes en regels voor strikt preferentieel baangebruik. In het geval dat een grenswaarde in een handhavingspunt overschreden dreigt te worden, bijvoorbeeld richting het einde van een gebruikersjaar, kunnen eventueel minder preferente baancombinaties worden ingezet. Er wordt daarbij niet afgeweken van bestaande, als veilig beoordeelde vliegprocedures. Zie ook de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Waarop berust uw reactie dat het niet gaat om een cruciale wijziging, maar om een volumevermindering van de vliegoperatie op Schiphol terwijl de combinatie van beide systemen niet eerder is toegepast en daarvoor ook een experimenteerregeling is ingediend?
Zie het antwoord op vraag 2.
Erkent u dat alleen in de «Impactsanalyse verlaging activiteitenniveau Schiphol» (7 juni 2022)3 de gevolgen van diverse scenario’s voor de externe veiligheid zijn onderzocht, maar die scenario’s fundamenteel verschillen van de experimenteerregeling Schiphol die nu ter consultatie is ingediend? En waarom voert u dan nu geen extern onderzoek uit naar de gevolgen voor de veiligheid voor het stopzetten van het anticiperend handhaven i.c.m. strikt preferentieel baangebruik?
In de bedoelde impactanalyse is de maatschappelijke impact van een aantal «activiteitenscenario’s» op Schiphol in kaart gebracht om na te gaan of ze zouden passen bij een nog te verkrijgen natuurvergunning.
Deze scenario’s verschillen van die waarmee in de experimenteerregeling de grenswaarden in handhavingspunten zijn geactualiseerd en de maximale gebruiksruimte voor vliegverkeer is bepaald.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 was er voor de experimenteerregeling geen noodzaak om aanvullend onderzoek te doen naar de gevolgen voor de veiligheid in verband met het stopzetten van het anticiperend handhaven i.c.m. strikt preferentieel baangebruik.
Is er bij spoor 1 (stopzetten van anticiperend handhaven) sprake van een combinatie van (elementen uit) twee systemen, namelijk dat vanuit LVB 2008 en het strikt preferentieel baangebruik uit het Nieuw Normen- en Handhaving-stelsel (NNHS)? Zo niet, wat dan wel?
Ja.
Ben u bekend met de observatie van de OVV uit 2017 dat het afgesproken stelsel van geluidpreferentieel baangebruik niet altijd leidt tot gebruik van de veiligste baancombinatie en dat beperking van geluidhinder in een aantal gevallen prioriteit heeft boven een hoger operationeel veiligheidsniveau? Bent u het met de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers eens dat de keuze van baangebruik primair moet worden ingegeven door veiligheid?
Ja. Veiligheid staat voorop. Daarbij moet voldaan worden aan de wettelijk vastgestelde regels en (veiligheids)normen. De ILT certificeert organisaties op basis van deze regels en ziet toe op naleving hiervan. Dat neemt niet weg dat bijvoorbeeld omwille van de impact op de omgeving of bij bepaalde weersomstandigheden toch gekozen kan worden voor een minder veilige baancombinatie die wél voldoet aan de veiligheidsnorm, zoals ook opgemerkt door de OVV in haar onderzoek. Die afweging wordt nu ook al gemaakt en zal niet veranderen. Voorop blijft staan dat de sectorpartijen primair verantwoordelijk zijn voor de veiligheid. Als een vlucht niet veilig uitgevoerd kan worden dan is het aan hen om daar gevolg aan te geven.
Bent u het met de indiener eens dat het ministerie zonder een integrale veiligheidsanalyse feitelijk niet kan garanderen dat hier sprake is van eenzelfde of hoger niveau van externe veiligheid dan in de bestaande situatie?
Nee. Een afname van het aantal vliegtuigbewegingen op alle banen van Schiphol, zal ook leiden tot krimp van de plaatsgebonden risicocontouren bij die banen, dus tot eenzelfde of hoger niveau van externe veiligheid ten opzichte van de bestaande situatie.
Klopt het dat ook bij verdere afname van vliegverkeer de verhoogde complexiteit kan blijven gelden, omdat het onmogelijk is om te voorspellen welke banen er in de toekomst gebruikt dienen te worden en daardoor het in een logische lijn der verwachting ligt dat de LVNL zal blijven kiezen voor frequentere wissels om geluidsruimte te houden voor de toekomst? Betekent dit dan ook niet dat een eenvoudige conclusie dat minder vliegbewegingen sowieso leiden tot hogere veiligheid onjuist is?
De complexiteit van de afhandeling van het verkeer, terwijl de regels daarvoor niet wijzigen, wordt niet hoger of verhoogd door een lager verkeersvolume. Binnen bepaalde onzekerheidsmarges kan het toekomstige baangebruik voorspeld worden. Dat gebeurt al jaarlijks in de gebruiksprognose, op grond van empirische data over het baan- en routegebruik in vorige jaren, die Schiphol elk jaar opstelt voor het komende gebruiksjaar. Daaruit kan een indruk verkregen worden van het aantal verwachte baanwisselingen bij het verwachte verkeersvolume.
De stelling dat een «eenvoudige conclusie dat minder vliegbewegingen sowieso leiden tot hogere veiligheid onjuist is», wordt niet gedeeld.
Hoe beoordeelt u de eindconclusie van de Alderstafel (2013) over het NNHS dat: «een combinatie van beide stelsels, waarbij mogelijk gehandhaafd zou worden op grenswaarden in handhavingspunten naast het nieuwe stelsel (..), niet verenigbaar» zou zijn omdat dit leidt tot ongewenste effecten en interfereert met de sturingsprincipes, zoals die gelden voor strikt preferentieel baangebruik?4 Klopt het dat de Alderstafel stelde dat er ook al vanaf een lager aantal vliegbewegingen dan 500.00 problemen zouden ontstaan, met name in de mate waarin de 4e baan gebruikt mag worden volgens het strikt preferentieel baangebruik?
De aangehaalde eindconclusie van de Alderstafel uit 2013 over de onverenigbaarheid van de twee stelsels wordt gedeeld.
Daar is rekening mee gehouden bij de ontwerpexperimenteerregeling, doordat bij dreigende overschrijdingen van een grenswaarde in een handhavingspunt voor geluid afgeweken kan worden van het strikt preferentieel baangebruik. Er is dus een prioritering in de regels. Zie antwoord op vraag 3.
Ook de stelling van de Alderstafel dat bij minder dan 500.000 vliegtuigbewegingen er problemen zouden ontstaan met de inzet van de 4e baan wordt gedeeld.
Daarop is naderhand regel 4 voor baangebruik, die de inzet van een vierde baan normeert, aangepast.
Op welke wijze mitigeert de experimenteerregeling Schiphol volgens u deze bezwaren van de Alderstafel?
Zie het antwoord op vraag 12.
Klopt het dat door de combinatie van de LVB uit 2008 en de wens het strikt preferentieel baangebruik te handhaven het aantal starts en landingen met minder gunstige weerscondities toenemen, omdat vliegtuigen in praktijk vaker met meer zij- en rugwind (binnen de grenzen van de International Civil Aviation Organisation (ICAO)) zullen starten en landen?
Nee. In de huidige regels voor preferent baangebruik wordt uitgegaan van internationaal door ICAO aanbevolen en door de ILT gecertificeerde veiligheidsstandaarden voor weersomstandigheden, waaronder dwars- en staartwindlimieten. Dat geldt ook bij eventueel afwijken van preferente baancombinaties om een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde in een handhavingspunt te voorkomen. Voorop blijft staan dat de sectorpartijen primair verantwoordelijk zijn voor de veiligheid. Als een vlucht niet veilig uitgevoerd kan worden dan is het aan hen om daar gevolg aan te geven.
Klopt het dat ondanks de ICAO-uitzondering voor extreme weeromstandigheden, die ook in de experimenteerregeling is opgenomen, ook baangebruik door geluidsoverwegingen kan leiden tot meer rug- en zijwind bij starts en landingen en dat elke verhoging van zij- en rugwind een groter veiligheidsrisico met zich meebrengt?
Ja, en ook hiervoor geldt dat in de regels voor dit baangebruik wordt uitgegaan van de internationaal door ICAO aanbevolen en door de ILT gecertificeerde veiligheidsstandaarden.
De wet luchtvaart stelt dat bij elke aanpassing aan het luchtvaartbesluit dit per saldo beter of gelijkwaardig dient te zijn ten aanzien van externe veiligheid. Kunt u dat garanderen? Zo ja, op basis van welk specifiek gericht onderzoek op de operationele situatie van de experimenteerregeling Schiphol kunt u dat concluderen?
Ja. De met de experimenteerregeling beoogde wijzigingen leiden niet tot een situatie die per saldo minder gelijkwaardig is ten aanzien van de externe veiligheid in de eerste besluiten.
Heeft u een integrale veiligheidsanalyse voorzien voor spoor twee en/of spoor drie waarbij een nieuw normenstelsel wordt ontwikkeld? Zo niet, waarom niet?
Ja, bij significante wijzigingen in het luchtverkeer. De Balanced Approach die wordt doorlopen voor het besluit tot vermindering van het aantal vliegtuigbewegingen (spoor 2) kan leiden tot significante wijzigingen in het luchtverkeer. In dat geval wordt een integrale veiligheidsanalyse uitgevoerd. Voor het vastleggen van het nieuwe normenstelsel (spoor 3) worden significante wijzigingen in het luchtverkeer voorzien waarvoor een integrale veiligheidsanalyse zal worden uitgevoerd.
Wilt u deze antwoorden voor vaststelling van de experimenteerregeling Schiphol beantwoorden?
Ja.
Kent u het bericht «Onderhoud Schiphol loopt wéér uit, bewoners nog langer in de herrie»?1
Ja.
Kunt u zich herinneren dat de leden van Raan en Vestering u hierover op 11 november 2022 al bevroegen en specifiek wezen op de te verwachten vertraging vanwege de plannen om asfalt aan te leggen bij temperaturen die dat onmogelijk maken?2
Zie antwoord vraag 1.
Staat u nog altijd achter uw antwoord dat «in de planning rekening is gehouden met de weersomstandigheden in deze periode van het jaar»?
Ja. Schiphol is verantwoordelijk voor de planning en uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden op Schiphol. Zoals ook in de beantwoording van deze Kamervragen is benoemd, is er in de planning enige ruimte gereserveerd om eventuele verstoringen door het weer in deze periode vroeg in het jaar, op te vangen en een, mede voor de omgeving gewenste, beheersbare einddatum aan te houden.
De Tijdelijke regeling groot onderhoud banenstelsel Schiphol 2023 geeft vrijstelling van baangebruiksregels en stelt vervangende grenswaarden in de handhavingspunten voor het jaar 2023 vast in verband met onderhoud. Het is niet in het belang van omwonenden om bij het opstellen van een dergelijke regeling op voorhand uit te gaan van een langere doorlooptijd. Dat zou immers een langere vrijstelling en grote aanpassing van de grenswaarden met zich meebrengen.
Staat u nog altijd achter uw antwoord dat «in de planning ruimte is gereserveerd om eventuele kleine verstoringen, die optreden als gevolg van het weer (te lage temperatuur, te nat of te veel wind) op te vangen»?
Zie antwoord vraag 3.
Kent u het bericht van Schiphol «Groot onderhoud Zwanenburgbaan duurt langer vanwege slecht weer»?3
Ja.
Waarom voert Schiphol als argument voor de vertraging aan dat er in week 10 een aantal dagen met nachtvorst waren terwijl dit absoluut niet ongewoon is begin maart?
In de planning van Schiphol zijn een paar dagen opgenomen om eventuele vertragingen in te lopen. Echter, een bovengemiddelde hoeveelheid slecht weer leidde tot een vertraging die niet meer in te lopen was binnen de oorspronkelijke planning.
Waarom wordt überhaupt gewezen naar vorst als reden voor vertraging aangezien in de «Tijdelijke regeling groot onderhoud banenstelsel Schiphol 2023» werd gemeld dat asfalt al niet meer kan worden verwerkt bij een temperatuur onder de 10 graden?
Vorst is aangegeven als voorbeeld, maar naast temperatuur zijn wind en neerslag ook van invloed op de werkzaamheden. Deze invloed is niet voor alle materialen en bewerkingen hetzelfde. Er worden bijvoorbeeld verschillende soorten asfalt verwerkt, die niet allemaal op een gelijke manier beïnvloed worden door weersomstandigheden.
Deelt u de mening dat deze vertraging absoluut te voorzien was? Waarom heeft u niet ingegrepen?
Schiphol is verantwoordelijk voor de planning en uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden op Schiphol. In de beantwoording van eerdere Kamervragen4 is toegelicht dat de rol van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat beperkt is tot het verlenen van vrijstellingen van regels in het Luchthavenverkeerbesluit voor het baan- en routegebruik en het vaststellen van vervangende regels en grenswaarden geluid vanwege het afwijkende baangebruik tijdens de onderhoudsperioden. Mede voor het onderhoud aan de Zwanenburgbaan is de «tijdelijke regeling groot onderhoud banenstelsel Schiphol 2023» opgesteld. Met betrekking tot het onderhoud aan de Zwanenburgbaan zijn specifieke vrijstellingen in de regeling opgenomen voor de periode van 2 januari 2023 tot en met 19 april 2023. Schiphol heeft aangegeven geen verlenging van deze regeling aan te vragen als gevolg van de vertraging. Dit betekent dat Schiphol bij de uitloop van het onderhoud zich aan de normaal geldende regels moet houden.
Zoals aangegeven bij de antwoorden op de vragen 3 en 4, houdt Schiphol in de planning van onderhoudswerkzaamheden een redelijke onzekerheidsmarge aan om gemiddelde vertragingen als gevolg van weersomstandigheden (temperatuur, regen en wind) op te vangen. Daarover zijn in de review in 2022 van de werkplanning van het huidige grootbaanonderhoud door een onafhankelijke derde partij, geen onvolkomenheden geconstateerd. Door (combinaties van) verstoringen kan er evenwel toch meer dan gemiddeld vertraging optreden. Het aanhouden van een ruimere marge voor de onderhoudsperiode om met dergelijk extreme omstandigheden rekening te houden, is zoals toegelicht in antwoord op vragen 3 en 4 niet gewenst.
Herinnert u zich dat ook het onderhoud aan de Polderbaan in 2021 weken vertraging opliep, zogenaamd door kou?4
Ik herinner mij het onderhoud aan de Polderbaan en de daarbij opgelopen vertraging.
Wat vind u ervan dat twee Kamerleden de vertraging wel aan zagen komen en de I&W- en Schipholbestuurders, met al hun ondersteuning, niet?
Er is in de planning een onzekerheidsmarge aangehouden om rekening te houden met de impact van jaarlijks voorkomende verstoringen door het weer in de onderhoudsperiode. Kortdurende verstoringen tijdens de onderhoudsperiode kunnen worden opgevangen door werkzaamheden te verplaatsen of te intensiveren. Echter niet alle mogelijke verstoringen die tot (grotere) vertraging kunnen leiden zijn in de planning meegenomen.
Kunt u zich voorstellen dat na zo’n flagrante tekortkoming het beeld blijft hangen dat het bestuur incapabel dan wel kwaadwillig is?
Zie antwoord op vraag 10. Dit beeld wordt niet gedeeld.
Kunt u aangeven waarom u eerder weigerde om de gestelde vragen 5, 6 en 7 te beantwoorden, die inzichtelijk moesten maken hoeveel stikstofneerslag er zou worden veroorzaakt op Natura 2000-gebieden door de 5.400 vrachtwagenbewegingen om asfalt aan te voeren, de 5.600 vrachtwagenbewegingen om bestaand asfalt af te voeren en de overige activiteiten? Kunt u die vragen alsnog beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Van een weigering de gestelde vragen te beantwoorden is geenszins sprake geweest. Zoals in de kamerbrief van 5 december 2022 is aangegeven, was er op 22 november 2022 bij de Minister voor Natuur en Stikstof een handhavingsverzoek ingediend met betrekking tot het aangekondigde groot onderhoud en werd het onwenselijk geacht om bij de beantwoording van de vragen 2 t/m 9 op de uitkomst daarvan vooruit te lopen. Bij kamerbrief van 3 februari 2023 heeft de Minister voor Natuur en Stikstof alsnog een antwoord gegeven op deze vragen, waaronder de vragen 5, 6 en 7.6
In voornoemde brief van 3 februari is aangegeven dat bij de vragen 5 en 6 kennelijk wordt gerefereerd aan de in de Tijdelijke regeling groot onderhoud banenstelsel Schiphol 2023 beschreven onderhoudswerkzaamheden aan de Zwanenburgbaan. Immers, het genoemde aantal vrachtwagenbewegingen heeft blijkens de Tijdelijke regeling groot onderhoud banenstelsel Schiphol 2023 betrekking op het onderhoud van de Zwanenburgbaan. In dezelfde brief is aangegeven dat de onderhoudswerkzaamheden aan de Zwanenburgbaan vallen binnen het bestaand gebruik waarvoor op de referentiedatum toestemming was verleend. Die werkzaamheden hoeven dus niet passend te worden beoordeeld. Schiphol heeft hiervoor dus geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig.
Deelt u de mening dat verwijzen naar de juridische constructie van het «bestaand recht» geen antwoord is op hoeveel stikstof er neerslaat?
De Minister voor Natuur en Stikstof heeft met de verwijzing naar het bestaand recht evenwel willen aangeven dat Schiphol niet inzichtelijk hoeft te maken hoeveel stikstofdepositie er zou worden veroorzaakt op Natura 2000-gebieden door de desbetreffende vrachtwagenbewegingen.
Kunt u aangeven in hoeverre het reguliere onderhoud nu anno 2023 (de mate, frequentie, activiteiten) zich verhoudt tot de situatie van voor 1994? Heeft de toename in het aantal vluchten of aanscherping in veiligheidsregelgeving invloed gehad op de mate en frequentie waarin onderhoud nodig is? En, valt een toegenomen stikstofuitstoot door frequenter onderhoud als gevolg van intensiever gebruik onder het «bestaand recht» uit 1994?
De Zwanenburgbaan is gebouwd in de jaren »60 van de twintigste eeuw. De aard van werkzaamheden vandaag de dag verschilt niet van de onderhoudswerkzaamheden in de jaren »90. Wel heeft Schiphol er, met de baanonderhoudsstrategie, voor gekozen om werkzaamheden meer te clusteren. Dit betekent dat er minder vaak groot onderhoud wordt uitgevoerd op de baan, maar áls er onderhoud wordt uitgevoerd, de baan een langere periode buiten gebruik is. Hierdoor neemt de totale tijd dat de baan over de jaren heen buiten gebruik is af en daarmee ook de totale impact op de omgeving. Het wijzigen van de baanonderhoudsstrategie maakt het lastig het onderhoud van voor 1994 een-op-een te vergelijken met de huidige situatie.
Zoals in de Kamerbrief van 3 februari 2023 is aangegeven, is voor het project Schiphol als luchthaven met vier banen toestemming verleend vóór de vroegste Europese referentiedatum van 10 juni 1994 (Vogelrichtlijngebieden). Die toestemming geldt ook voor het daarmee onlosmakelijk verbonden beheer en onderhoud, zodat deze activiteiten deel uitmaken van de referentiesituatie.
In 2003 is Schiphol uitgebreid met de Polderbaan. Dat betekent dat voor Natura 2000-gebieden aangewezen vóór 2003 geen sprake is van bestaand recht en ook het onderhoud ervan niet als bestaand recht kan worden aangemerkt. De Minister voor Natuur en Stikstof heeft in haar rol als bevoegd gezag voor de Wnb-aanvraag geconstateerd dat in de aanvraag en de daarbij behorende passende beoordeling geen (of in ieder geval onvoldoende) rekening is gehouden met het beheer en onderhoud van de Polderbaan met betrekking tot de Natura 2000-gebieden die vóór 2003 zijn aangewezen. Schiphol is gevraagd haar Wnb-aanvraag en de daarbij behorende passende beoordeling op dit punt aan te vullen.
Met oog op in hoeverre frequenter onderhoud als gevolg van intensiever gebruik en aanscherping van regelgeving onder het «bestaand recht» uit 1994 valt is het vaste jurisprudentie dat de referentiesituatie en de daarmee samenhangende bestaande rechten wordt ontleend aan hetgeen maximaal was toegestaan op de referentiedatum.7 Beperkingen in de toestemming op de Europese referentiedatum kunnen alleen voortvloeien uit die toestemming of eventuele latere inperkingen op die toestemming en niet uit wat feitelijk aanwezig was ten tijde van de toestemming. Dat zou zich ook niet verdragen met de rechtszekerheid die de basis is voor bestaande rechten.8 Rechtszekerheid kan alleen voortvloeien uit een toestemming en niet uit de feitelijk aanwezige situatie op de Europese referentiedatum. Het voorgaande betekent dat een intensivering van gebruik en het daarmee samenhangende frequentere onderhoud onder bestaand recht valt. Voor zover geen sprake is van bestaande rechten is, zoals hiervoor aangegeven, Schiphol gevraagd haar Wnb-aanvraag en de daarbij behorende passende beoordeling op dit punt aan te vullen.
Kunt u aangeven wat het «speciaal materiaal» is dat volgens Schiphol is ingezet om de baan te verwarmen en te drogen?
Er is om de beschikbare productietijd te maximaliseren een hydrojet ingezet. Dit is een speciale wegdekdroger en is ingezet om het werkoppervlak sneller droog te maken na neerslag.
Kunt u aangeven of bij de inzet van dit speciale materiaal stikstof is vrijgekomen? En zo ja, hoeveel? Hoeveel daarvan is neergeslagen op Natura 2000-gebieden?
Er is geen inschatting gemaakt van de uitstoot van de inzet van de hydrojet.
Immers, zoals is aangegeven in de Kamerbrief van 3 februari, verzonden door de Minister voor Natuur en Stikstof, vallen de onderhoudswerkzaamheden binnen het bestaand gebruik waarvoor op de referentiedatum toestemming was verleend. Deze werkzaamheden hoeven dus niet passend te worden beoordeeld.
Is het gebruik van zulk «speciaal materiaal» ook vergund onder het bestaande recht uit 1994? Deelt u de mening dat de inzet van dit materiaal helemaal niet strikt noodzakelijk is voor het onderhoud?
Zie het antwoord op vraag 16. De omstandigheid dat gebruik wordt gemaakt van nieuwe technieken, laat onverlet dat beheer en onderhoud onder bestaand gebruik valt. De inzet van de hydrojet was nodig om de werkzaamheden in een zo kort mogelijke tijd uit te voeren en was daarmee strikt noodzakelijk.
Wat vindt u ervan dat Schiphol met een nieuwsbericht komt dat ze de verwarming in de gebouwen lager zetten om gas te besparen, maar tegelijkertijd sneeuw weghaalt met asfaltverwarming/asfaltverwarmers?5
Het is goed om te lezen dat Schiphol zich bewust is van de noodzaak om gas- en energieverbruik terug te dringen.
Welke stappen gaat u nemen richting Schiphol? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat Schiphol door falend management de omwonenden van de andere banen nog langer aan extra herrie blootstelt?
Er wordt bij de voorbereiding van de onderhoudswerkzaamheden rekening gehouden met mogelijk te verwachten effecten van het weer op de werkzaamheden. Daarnaast heeft Schiphol geen verlenging aangevraagd van de verleende vrijstelling middels de ministeriële regeling. Dit betekent dat Schiphol bij de uitloop van het onderhoud zich aan de normaal geldende regels moet houden.
Schiphol blijft evalueren hoe het onderhoud betrouwbaarder, sneller en efficiënter uitgevoerd kan worden. De aankomende maanden evalueert Schiphol de Baanonderhoudsstrategie, onder andere met luchthavenpartners en omwonenden. De mogelijke verbeterpunten voor het plannen van baanonderhoud worden meegenomen in de toekomst. De huidige situatie is mede ontstaan vanuit het spanningsveld tussen het beperken van de duur van het onderhoud en daarmee de impact op de omgeving en de gemiddelde weerssituatie die wordt gebaseerd op ervaring en historische weerbeelden.
Zijn er mogelijkheden om Schiphol te beboeten, te beperken of te bestraffen voor de uitgelopen werkzaamheden en bijbehorende overlast? Zo ja, bent u bereid daartoe over te gaan?
Zie antwoord vraag 19.
Hoe gaat u zorgen dat dit soort situaties in de toekomst niet meer voorkomen?
Zie antwoord vraag 19.
Deelt u de mening dat het verstandig zou zijn om in de toekomst in te grijpen wanneer u zo expliciet gewaarschuwd wordt voor duidelijke fouten-in-de-maak?
Zie ook het antwoord op vraag 8. De rol van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat is beperkt tot het verlenen van vrijstellingen van regels in het Luchthavenverkeerbesluit voor het baan- en routegebruik en het vaststellen van vervangende regels en grenswaarden geluid vanwege het afwijkende baangebruik tijdens de onderhoudsperioden.
Het bericht ‘Het geld is op, en dus verliest dit dorp tweederde van zijn bruggen: ‘Alsof we er hier niet toe doen’’ |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van «Het geld is op, en dus verliest dit dorp tweederde van zijn bruggen: «Alsof we er hier niet toe doen»»1 en zou u op de belangrijkste bevindingen in zowel het nieuwsartikel als de bijbehorende videoreportage willen reageren?
Ja.
Deelt u de analyse dat het verdwijnen van bruggen in Pekela een bredere relevantie heeft dan alleen de vraag of de gemeente het onderhoud aan bruggen kan betalen? Zo ja, zou u op deze bredere relevantie over onder andere leefbaarheid en het verdwijnen van voorzieningen willen reflecteren?
Ja, als er wordt ingezoomd op het gebied, dan is er sprake van een complexe samenhang tussen demografische ontwikkeling, voorzieningenniveau, sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen en mobiliteit. Een van de opgaven in het landelijk gebied is de maatschappelijke voorzieningen in stand te houden voor de inwoners, inclusief de bereikbaarheid daarvan.
Zou u in kaart willen brengen welke mogelijkheden er zijn voor het Rijk om Pekela te helpen bij de financiering van het onderhoud van deze bruggen?
Het vaarwegennet in Nederland is verdeeld in Rijksvaarwegen, provinciale vaarwegen en gemeentelijke vaarwegen. Het beheer en onderhoud hiervan is bij de betreffende overheden ondergebracht waarvoor zij dan ook een eigen verantwoordelijkheid hebben. Het Pekelerhoofddiep valt onder de gemeente en daar heeft Rijkswaterstaat of het Ministerie van IenW geen rol bij. Het kanaal is opgenomen in het recreatieve toervaartnet dat is vastgesteld in de omgevingsverordening van de provincie Groningen. De problematiek van te weinig onderhoudsbudget en achterstanden in onderhoud, waar de gemeente mee worstelt, is herkenbaar. Daar worstelt IenW ook mee. Daar is de gemeente Pekela niet mee geholpen, maar los van de verantwoordelijkheidsverdeling is er ook geen financiële mogelijkheid om bij te springen vanuit het Mobiliteitsfonds. Mogelijk kan het nieuwe verdeelmodel voor het Gemeentefonds hiervoor een uitkomst bieden.
Zou u willen reflecteren op het in eerdergenoemd nieuwsbericht beschreven gevoel van mensen dat zij niet gehoord worden en er zelfs niet toe doen, en dat in verband willen brengen met beslissingen over infrastructuur, het gepresenteerde rapport «Elke regio telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio's» van De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving en de Raad voor het Openbaar bestuur2, evenals het plan «Voor Heel Nederland» van de CDA-fractie3?
Het kabinet komt met een reactie op de aanbevelingen van het rapport van RLI, ROB en RVS, «Elke regio telt!». Het recht op bereikbaarheid gaat niet alleen om het faciliteren van de toegang tot banen, voorzieningen en sociale contacten. Dat bleek ook al uit het PBL-rapport «Toegang voor iedereen» (oktober 2022). Zaken als ruimtelijke ordening en draagvlak voor de voorzieningen spelen een belangrijke rol. Daarom moet het gesprek breder worden gevoerd dan alleen over mobiliteit en infrastructuur en moet er aandacht zijn voor regionale verschillen. Deze grondgedachte is in de Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie 2050 opgenomen en wordt verder uitgewerkt in gesprek met andere departementen en medeoverheden.
Deelt u de opvatting, zoals in eerdergenoemd nieuwsbericht beschreven, dat het Rijk een morele plicht heeft om Pekela te helpen de weg omhoog te vinden? Ziet u een vergelijkbare morele plicht richting meer gemeenten in ons land en deelt u de opvatting dat het hier zou moeten gaan om structurele aandacht en betrokkenheid?
Het Rijk draagt bij aan de financiering van de gemeentelijke taken via het Gemeentefonds. De fondsbeheerder zijn de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Staatssecretaris van Financiën. Zij bestuderen elk jaar hoe de verdeling van het Gemeentefonds zich verhoudt tot de manier waarop de kosten van gemeenten zich ontwikkelen. Gemeenten bepalen zelf waar ze dit geld aan besteden. Dat zijn lastige keuzes als niet alle posten kunnen worden gedekt. Met het nieuwe verdeelmodel voor het Gemeentefonds is er meer aandacht voor de weerbaarheid van gemeenten met een beperkte financiële draagkracht. Het is niet de bedoeling dat de middelen fors achterblijven bij de ontwikkeling van de uitgaven en dat juist de kleine gemeenten die veel financiële problematiek hebben erop achteruitgaan. Dat heeft de aandacht van het kabinet. De Minister van BZK pakt dit samen met de medeoverheden op in het kader van de hele verdeelsystematiek van gelden.
Zou in contact willen treden met zowel de provincie als de actiegroep Bruggen Belang Pekela over de mogelijkheden om als Rijk bij te dragen aan een oplossing voor de financiering van het onderhoud aan bruggen?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 3, valt het Pekelerhoofddiep onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Los van de verantwoordelijkheidsverdeling, heeft het ministerie ook geen financiële mogelijkheid om bij te springen.
Deelt u de opvatting dat de rijksoverheid definitief afscheid moet nemen van de kosten-baten analyse als besluitvormingsinstrument? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit afscheid vormgeven?
In het Tweeminutendebat Verkeersveiligheid en Wegen van 13 april 2023 is de motie van de leden Krul en Van der Graaf4 aangenomen waarmee de Kamer het kabinet oproept om de maatschappelijke kosten-batenanalyse niet meer als enige besluitvormingsinstrument te gebruiken in het infrastructuurbeleid. De MKBA kent beperkingen, maar het blijft een nuttig instrument om objectief in te schatten wat de effecten en projectalternatieven behelzen. De MKBA levert beslisinformatie, maar is op zichzelf niet doorslaggevend en onderdeel van een bredere afweging in het kader van het MIRT. De motie wordt meegenomen in de herziening van de Werkwijzer MKBA die dit jaar wordt uitgevoerd.
Een nieuw ongeluk naast bocht van de A59 naar de A2 bij knooppunt Empel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat er vrijdagavond 24 maart 2023 rond 18.50 uur opnieuw een auto het water in gereden is in de bocht van de A59 naar de A2 bij knooppunt Empel, de plek waar Sanne en Hebe eerder dodelijk verongelukten?1
Ja, met dat droevige feit ben ik bekend.
Deelt u de mening dat het triest te noemen is dat er eerst nieuwe ongelukken moeten gebeuren, voordat er eindelijk ingegrepen wordt, zeker omdat u op onze eerdere schriftelijke vragen toegaf dat er met de kennis van nu wel een vangrail zou komen als de weg opnieuw zou worden aangelegd? Graag een gedetailleerd antwoord.
Na het tragische ongeluk van oktober van vorig jaar, waarbij Sanne en Hebe om het leven zijn gekomen, zijn er helaas meerdere (niet-dodelijke) ongevallen op het Knooppunt Empel gebeurd.
Naar aanleiding van het tragische ongeval van oktober jl. is er zowel door de politie als door Rijkswaterstaat onderzoek gedaan. In de beantwoording van Kamervragen over dit ongeval4 is aangegeven dat indien uit deze onderzoeken nieuwe informatie komt met betrekking tot de rol van de weginrichting, hier uiteraard opvolging aan zal worden gegeven. Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat er sprake was van een noodlottig ongeval. Rijkswaterstaat heeft een analyse gedaan naar de rol van de infrastructuur bij het ontstaan en de invloed van de infrastructuur op de afloop van het ongeval. De conclusie hieruit is dat de infrastructuur een rol heeft gespeeld bij de ernst van de afloop. Naast de ongevalslocatie heeft Rijkswaterstaat ook de veiligheid in de andere verbindingsbogen van dit knooppunt bekeken. Alle vier de verbindingsbogen in het Knooppunt Empel zijn door de wegontwerpers uitgebreid getoetst op diverse aspecten zoals wegverloop, inrichting berm en bebakening. Ook heeft Rijkswaterstaat de mogelijke verbetermaatregelen en de kosten hiervan geïnventariseerd. Op basis hiervan is besloten om verbetermaatregelen in alle vier de verbindingsbogen van het knooppunt Empel uit te voeren zodat de veiligheidsrisico’s sterk worden verminderd. Het gaat dan o.a. om het plaatsen van geleiderails, het aanbrengen van reflectoren en het aanbrengen van beplanting voor een betere detectie van de bocht.
In de avond en nacht van 3 op 4 mei wordt de eerste geleiderail geplaatst. Op het knooppunt Empel stonden in de avond en nacht van 2 op 3 mei én 3 op 4 mei namelijk reeds werkzaamheden gepland. De mogelijkheid deed zich voor om tijdens de werkzaamheden van 3 op 4 mei direct een geleiderail te plaatsen in de verbindingsboog waar het tragische ongeval van oktober jl. heeft plaatsgevonden, de boog Waalwijk – Eindhoven. Rijkswaterstaat heeft daarom besloten om direct over te gaan tot het aanbrengen van deze geleiderail. De overige maatregelen, waaronder die in de andere bogen, zullen de komende maanden worden voorbereid. Het was in de beperkte tijd tijdens bovengenoemde momenten niet mogelijk om die werkzaamheden ook al uit te voeren. De uitvoering hiervan is naar verwachting nog dit jaar (2023).
Heeft u na het ongeluk van jongstleden vrijdag wél de bereidheid om eindelijk een vangrail op de plek des onheils te plaatsen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van het feit dat de petitie die oproept tot het plaatsen van een vangrail al bijna 400 keer is ondertekend?2
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
Het bericht ‘Laat KLM zich aan de afspraken over miljarden aan coronasteun houden’ |
|
Evert Jan Slootweg (CDA), Harmen Krul (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Laat KLM zich aan de afspraken over miljarden aan coronasteun houden»?1
Ja.
Klopt de conclusie in eerder genoemd bericht dat er geen formele sanctiemaatregelen zijn opgenomen in de steunvoorwaarden aan KLM?
Voorafgaand aan de steunverlening zijn er met KLM in een Framework Agreement afspraken gemaakt over de steunvoorwaarden, waaronder afspraken die toezien op de naleving van de steunvoorwaarden. Zo kon de staatsagent een escalatiemechanisme inzetten indien KLM niet aan de steunvoorwaarden voldeed, waarbij de staatsagent kon escaleren naar Air France-KLM en het Ministerie van Financiën om tot een voor alle partijen acceptabele oplossing te komen. Daarnaast moest er door KLM een herstructureringsplan worden opgesteld, voordat KLM een verzoek kon indienen voor uitbetaling van de tweede tranche van de lening in 2020. Pas nadat het herstructureringsplan naar tevredenheid van de Nederlandse staat was opgesteld, is de rest van de lening beschikbaar gesteld.2
Bij het opstellen van deze afspraken heeft het kabinet als inzet gekozen om naleving te borgen via dit herstructureringsplan, de aanstelling van de staatsagent, zijn rol en positionering binnen de onderneming (waaronder de mogelijkheid aanwezig te zijn bij vergaderingen van de raad van commissarissen), zijn openbare rapportages en de gesprekken van beide ministeries met de onderneming. Gedurende de eerste jaren werkte dit model goed: de onderneming voldeed in 2020 en ook in 2021 werd volgens de staatsagent ruimschoots voldaan aan de bedrijfseconomische en financiële voorwaarden van het steunpakket. Om beter op de naleving van de luchtvaartinhoudelijke voorwaarden te kunnen toezien, werden deze voorwaarden nader geoperationaliseerd in de vorm van een monitoringsplan. Dit monitoringsplan maakt inzichtelijk hoe de voorwaarden die in het kader van het steunpakket aan KLM zijn opgelegd op het gebied van netwerkkwaliteit, leefbaarheid en duurzaamheid worden gemonitord. Begin 2022 concludeerde de staatsagent in zijn tweede rapportage dat naar verwachting ook in 2022 werd voldaan aan de bedrijfseconomische en financiële voorwaarden, maar dat aanvullende maatregelen van KLM nodig waren om de levensvatbaarheid en concurrentiekracht ook structureel veilig te stellen.
Vanaf medio 2022 werd de naleving van de voorwaarden door KLM minder goed. Hoewel het kabinet het positief vond dat KLM medio 2022 de uitstaande leningen terugbetaalde en stappen zette om facilitering van mogelijke belastingontwijking te beëindigen, schoof de onderneming de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage opzij. KLM deelde mee dat dit kwam door de arbeidsmarktkrapte en gestegen inflatie. De afgesproken kostenbesparing met als doel het structureel verbeteren van de concurrentiepositie verdween daarmee uit het zicht. Het kabinet heeft toen bij de onderneming aangegeven teleurgesteld en ontevreden te zijn met de wijze waarop KLM een deel van de steunvoorwaarden naleefde. Nadat uit de vierde rapportage van de staatsagent bleek dat KLM geen verbetering liet zien bij de naleving van een deel van de voorwaarden, heeft het kabinet opnieuw haar teleurstelling uitgesproken en bij het bestuur en de raad van commissarissen aangegeven dat KLM de steunvoorwaarden moet naleven. Omdat het kabinet op basis van de conclusies van de staatsagent het niet goed uitlegbaar meer vond dat KLM gebruik kon maken van de lening en garantie in het steunpakket, heeft het kabinet toen eveneens aan KLM aangegeven dat KLM vaart moest maken met het vinden van private financieringsbronnen en het opzeggen van het steunpakket.
In de Framework Agreement was de mogelijkheid opgenomen om geschillen te beslechten via mediation en daarna arbitrage als KLM niet voldeed aan de steunvoorwaarden. De juridische vormgeving van de steunverlening stond echter niet toe om op basis van het niet naleven van alle steunvoorwaarden de overeenkomst voor de lening en garantie van in totaal 3,4 miljard euro te beëindigen. Het kabinet vond het van belang dat ook de banken bijdroegen aan de steunverlening. Gezien hun betrokkenheid was het juridisch niet haalbaar om een beëindigingsgrond op grond van de Framework Agreement op te nemen in de financieringsdocumentatie, omdat deze partijen niet het risico wilden lopen dat de staat eigenstandig de staatssteun zou kunnen beëindigen.
Het kabinet is in de periode na de vierde rapportage blijven inzetten op kritische gesprekken met de onderneming met als doel KLM te bewegen tot naleving van de steunvoorwaarden. Dit was in die periode volgens het kabinet het meest geschikte middel om KLM te bewegen tot meer naleving. Het afdwingen van naleving via de rechter brengt per definitie het risico van een langlopend proces met een onzekere uitkomst met zich mee. Daarnaast geldt ook dat KLM eigenstandig het belang zou moeten zien van het boeken van resultaat op het belangrijkste langetermijndoel van de steunvoorwaarden, namelijk de versterking van de concurrentiepositie door middel van de structurele kostenbesparingen.
Het bovenstaande laat onverlet dat nu de contractuele voorwaarden bij het steunpakket en de figuur van de staatsagent wegvallen, het kabinet zich een oordeel zal vormen over de mate van naleving door KLM over de gehele looptijd van het steunpakket en op basis van die beoordeling zal bezien of eventuele vervolgstappen wenselijk en (juridisch) haalbaar zijn.
Zoals eerder aangekondigd zal het steunpakket ook geëvalueerd worden, waarbij er ook aandacht zal zijn voor de wijze waarop naleving van dit soort steunvoorwaarden bij eventuele toekomstige steuntrajecten van ondernemingen beter geborgd kan worden.
Behoort het voor de overheid tot de mogelijkheden om naar de rechter te stappen om het nakomen van de gemaakte afspraken om in aanmerking te komen voor coronasteun af te dwingen bij KLM indien dit wordt geweigerd, zoals gesuggereerd in eerder genoemd bericht?
Zie antwoord vraag 2.
Overweegt u om aan de rechter te vragen het privaatrechtelijk steuncontract van 3,4 miljard euro te ontbinden, zoals gesuggereerd in eerder genoemd bericht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u, zoals geopperd in eerder genoemd bericht, de overige steunmaatregelen, namelijk twee miljard euro NOW-steun en 1,5 miljard euro aan belastinguitstel inzetten om naleving van de afspraken door KLM af te dwingen? Zo nee, waarom niet?
Het bedrag aan NOW-steun dat bedrijven konden ontvangen, is gebaseerd op de omzetdaling en de loonsom tijdens een bepaalde periode. Voor de aan KLM verstrekte NOW-steun zijn de steunvoorwaarden die verbonden zijn aan het steunpakket van KLM niet van toepassing. Ditzelfde geldt voor belastinguitstel dat generiek is verleend ten tijde van de coronapandemie. De NOW-steun en belastinguitstel zijn als generieke maatregelen niet voorwaardelijk aan de naleving van de voorwaarden van het specifieke steunpakket voor KLM en kunnen daarmee niet ingezet worden als instrument om naleving af te dwingen.
Hoe kijkt u aan tegen de suggestie in eerder genoemd artikel om het aandeelhouderschap van Air France-KLM in te zetten om bestuur en commissarissen van KLM tot naleving van de maatregelen om in aanmerking voor coronasteun af te dwingen en eventueel aan te dringen op ontslag van bestuur indien ze deze afspraken niet nakomen?
Het kabinet verwacht in haar rol als aandeelhouder van het bestuur van KLM dat zij concrete actie gaat ondernemen om structurele kostenreducties door te voeren en het vergroten van de competitiviteit van KLM als haar prioriteit ziet, met oog voor duurzaamheid en de omgeving. Bovendien verwacht het kabinet dat KLM, ook nu het steunpakket is afgerond, een maatregel neemt om facilitering van mogelijke belastingontwijking te stoppen. Het is aan het bestuur van KLM om zodanige maatregelen te nemen. Het kabinet zal zijn aandeelhoudersbevoegdheden inzetten om het bestuur van KLM en de raad van commissarissen hierover te blijven bevragen en te beoordelen.
We zullen ook in de toekomst Air France-KLM hierover blijven bevragen en beoordelen. Het kabinet heeft eerder het bestuur van Air France-KLM aangesproken op de gebrekkige naleving van de steunvoorwaarden door KLM.
Hoe groot schat u de kans in dat de Europese Commissie of niet gesteunde luchtvaartmaatschappijen juridische stappen zullen ondernemen richting de Nederlandse overheid nu KLM haar afspraken niet nakomt?
De Europese Commissie monitort of de voorwaarden uit de Tijdelijke Kaderregeling en het herziene goedkeuringsbesluit van de steunverlening aan KLM nageleefd wordt, niet of KLM de steunvoorwaarden uit de leningsdocumentatie met de Nederlandse staat correct heeft nageleefd.
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat de Europese Commissie juridische stappen overweegt. Tevens ben ik niet bekend met eventuele juridische stappen van derden over de niet-naleving van de steunvoorwaarden van KLM. Ryanair heeft eerder beroep aangetekend tegen het herziene goedkeuringsbesluit. Dat beroep staat los van de naleving van de steunvoorwaarden door KLM.
Het bericht 'Zorgen en ergernis na wéér een afsluiting van Vlaketunnel' |
|
Harmen Krul (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van de PZC «Zorgen en ergernis na wéér een afsluiting van Vlaketunnel»1 en zou u op de belangrijkste bevindingen in dit nieuwsartikel willen reageren?
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Op donderdag 23 maart jl. heeft Rijkswaterstaat de Vlaketunnel voor een gedeelte van de dag moeten afsluiten naar aanleiding van een intercom storing. Het is uiterst vervelend voor de weggebruikers die hinder hebben ondervonden door de afsluiting. Gezien de omstandigheden en omwille van de veiligheid van weggebruikers en werknemers was afsluiting van de tunnel echter noodzakelijk. Dit wordt nader toegelicht in het antwoord op vraag 2.
Daarnaast zijn er zorgen in de regio over de bereikbaarheid van Zeeland. Dit heeft mijn aandacht. In het coalitieakkoord is structureel meer geld beschikbaar gesteld aan de onderhoudsopgave. Daarnaast is de Tweede Kamer recent geïnformeerd over de voorgenomen beweging om de komende jaren financiële middelen en personele capaciteit van aanleg naar instandhouding te schuiven. Hiermee wordt sterk ingezet op de instandhoudingsopgave. Dit geldt ook voor de regio Zeeland. Binnen de regio wordt goed gekeken welke projecten en objecten als eerste moeten worden aangepakt met de beschikbare capaciteit van Rijkswaterstaat en de marktpartijen (aannemers) die het werk kunnen uitvoeren. In het najaar staat er groot onderhoud gepland bij de Vlaketunnel. Rijkswaterstaat zet zich hierbij in om de hinder te beperken.
Zou u de verschillende mogelijkheden die Rijkswaterstaat heeft bij het omgaan met dit soort storingen op een rij willen zetten?
Rijkswaterstaat handelt volgens de landelijke standaard voor tunnels die gegrond is op de Tunnelwet. Hierin worden verschillende storingen (faaldefinities) beschreven met bijbehorende vereiste maatregelen. De aard van de storing bepaalt dus het soort maatregelen dat Rijkswaterstaat kan inzetten. Het kan gaan om het invoeren van een snelheidsbeperking of verscherpt toezicht via een centrale of een weginspecteur. Indien de situatie daarom vraagt kan de tunnel gedeeltelijk of geheel worden afgesloten.
De situatie in de Vlaketunnel was als volgt. In de week van 20 maart trad een storing op aan de intercom van de Vlaketunnel, waarmee een onderdeel van het besturingssysteem tussen de verkeerscentrale en de tunnel faalde. Omdat het hier gaat om veiligheidskritische onderdelen die de veiligheid van weggebruikers waarborgen was het noodzakelijk zo snel mogelijk te testen of deze onderdelen nog werkten. Tijdens het testen worden allerlei (nood)scenario’s doorlopen om te bekijken of de apparatuur werkt. Omwille van veiligheid van weggebruikers en werknemers is daarom tijdens het testen geen verkeer mogelijk door de tunnel en is afsluiting van de tunnel noodzakelijk. Voor de afsluiting is het eerste beschikbare moment buiten de spits gekozen waarop de benodigde specialisten beschikbaar waren voor de uitvoering van de werkzaamheden. Tot aan het afsluiten van de tunnel is een snelheidsbeperking en verscherpt toezicht via de verkeerscentrale en weginspecteur ingesteld, waarmee de tunnel kon openblijven open blijven tot aan de start van de testfase.
Om doorstroming op de omleidingsroute via de Vlakebrug te bevorderen is de brug gedurende de tunnelafsluiting opengehouden voor wegverkeer en is tijdelijk het scheepvaartverkeer gestremd.
Tijdens de afsluiting is een beheersmaatregel voor de intercom ingesteld (een alternatief communicatiesysteem) waardoor na het testen de tunnel weer kon worden opengesteld voor verkeer. Deze beheersmaatregel blijft van kracht tot aan het geplande groot onderhoud in het najaar van 2023.
Heeft Rijkswaterstaat overwogen om de tunnel niet af te sluiten maar open te houden met een lagere snelheid en onder inspectietoezicht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is er niet gekozen voor een dergelijke aanpak? Welke mogelijkheden ziet u om in de toekomst wel voor een dergelijke aanpak te kiezen?
Zoals bij vraag 2 aangegeven, is de tunnel met een snelheidsbeperking en verscherpt toezicht opengehouden tot aan het moment van testen van de veiligheidskritische systemen. Tijdens het testen was echter geen verkeer door de tunnel meer mogelijk om de veiligheid van weggebruikers en werknemers in de tunnel te waarborgen. Voor het testen van de systemen worden allerlei (nood)scenario’s doorlopen waarbij het noodzakelijk is om fysiek aanwezig te zijn in de tunnelbuizen waar normaal gesproken verkeer rijdt.
Zou u willen reflecteren op de mogelijkheid om creatiever en flexibeler om te gaan met dit soort storingen?
Rijkswaterstaat onderzoekt bij een storing altijd welke maatregelen mogelijk zijn binnen de normen van de Tunnelwet waarbij de tunnel (zo veel mogelijk) opengehouden kan worden voor verkeer. Bijvoorbeeld door snelheidsbeperkingen of extra weginspecteurs in te zetten, maar ook maatregelen om de duur van de storing te beperken. Veiligheid staat echter altijd voorop, waardoor het in bepaalde gevallen onvermijdelijk is om over te gaan tot afsluiting.
Welke acties gaat u ondernemen om Zeeland bereikbaar te houden tijdens het toekomstig onderhoud aan de Vlaketunnel?
In het komende najaar worden, gedurende 5 dagen, cruciale installaties aan de Vlaketunnel vervangen. Gedurende deze dagen zal er hinder zijn. De onderhoudswerkzaamheden zijn afgestemd met andere geplande onderhoudswerkzaamheden in de regio om zo overlap van hinder/werkzaamheden te voorkomen. Regionale partners zoals Provincie Zeeland, gemeenten en Veiligheidsregio Zeeland zijn meegenomen in de voorbereiding van de werkzaamheden en de hinderaanpak en hebben hiermee ingestemd.
De volgende met de omgeving afgestemde hinder beperkende maatregelen worden ingezet:
De Vlaketunnel is opgenomen in het Vervanging en Renovatieprogramma, de planfase moet echter nog starten. Ook voor deze werkzaamheden zal Rijkswaterstaat in overleg treden met de regionale partners om de effecten, aanpak, planning en hinderbeperkende maatregelen te bepreken.
Zou u bij de beantwoording van de voorgaande vraag ook afzonderlijk willen reflecteren op de uitvoering van de motie Van der Molen/Koerhuis2, betreffende het vóór 1 januari 2023 opstellen van een plan van aanpak voor het aanpakken van de overlast voor woon-werkverkeer, en het voor diezelfde datum duidelijkheid verschaffen over de inzet van de hulpdiensten?
Bij de planning van werkzaamheden wordt door RWS altijd rekening gehouden met de mogelijke hinder/overlast voor de weggebruiker, waaronder woon-werkverkeer en de hulpdiensten, en hoe deze beperkt kan worden. Dit gebeurt in overleg met provincie, de betreffende gemeenten en veiligheidsregio’s. Per project betreft dit maatwerk waarbij de veiligheid van de weggebruiker en werknemers voorop staat. Voor de Vlaketunnel zijn de beoogde hinder beperkende maatregelen bij het antwoord op vraag 5 weergegeven.
Specifiek voor de hulpdiensten is in nauw overleg met Veiligheidsregio Zeeland afgesproken dat bij nood tijdens de afsluiting een baan vrij wordt gemaakt door de tunnel, zodat de bereikbaarheid van hulpdiensten is gewaarborgd.
Zou u bij de beantwoording van vraag 5 ook afzonderlijk willen reflecteren op elk van de recente Kamervragen over de afsluiting van de Heinenoordtunnel en de Haringvlietbrug?
Zie beantwoording van vraag 6.
Het helpen van ons MKB bij de omschakeling naar onderhoudsprojecten |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Harmen Krul (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kabinet stopt met aanleg wegen en spoor: stikstof zet streep door plannen»?1
Ja.
Zou u op een rij willen zetten voor welke infrastructuurplannen geldt dat er geen uitvoering aan aanleg zal worden gegeven?
Zoals beschreven in de Kamerbrief Vooruitblik MIRT 2023 voorziet IenW twee bewegingen.2 Ten eerste, specifiek voor het hoofdwegennet en het hoofdvaarwegennet willen we in deze kabinetsperiode een beweging maken van aanleg naar instandhouding. Concreet is de inzet om voor deze netwerken de komende jaren financiële middelen en personele capaciteit van aanleg naar instandhouding te schuiven. Ten tweede, ook binnen de brede aanlegportefeuille van het Mobiliteitsfonds willen we een beweging maken en middelen tussen MIRT-projecten verschuiven. Redenen voor deze keuzes zijn een aantal ontwikkelingen, zoals stikstof, inflatie, arbeidsmarktkrapte en tekorten aan bouwmaterialen. Deze ontwikkelingen leiden tot kostenstijgingen en vertragingen, en daarmee onzekerheden, bij zowel de uitvoering van het huidige MIRT-portfolio als het in stand houden van de netwerken.
Het is voor beide bewegingen nog niet bekend welke projecten dit betreft. De komende maanden brengt IenW de te maken afwegingen op projectniveau nader in beeld. Zoals tijdens het debat Strategische keuzes Bereikbaarheid op 30 maart jl. toegezegd aan de Kamer gaan we met iedere provincie in gesprek. In aanloop naar het commissiedebat MIRT van 5 juli 2023 zal de Kamer over de voortgang van dit proces worden geïnformeerd.
Zou u daarbij per infrastructuurproject willen reflecteren op de impact die dit heeft?
Gezien het momenteel niet bekend is om welke projecten het gaat, is het op dit moment ook niet mogelijk te reflecteren op de impact per project.
Wat betekent dit besluit voor de uitwerking van het programma Toekomstbeeld OV 2040 en de bestuurlijke afspraken uit het MIRT?
Zoals bekend werkt de Staatssecretaris samen met alle betrokken partijen aan een herijking van het Toekomstbeeld OV 2040. Daarbij duiden we de invloed van grote ontwikkelingen zoals inflatie, arbeidsmarktkrapte en post-COVID effecten op het OV. Op de uitkomsten van de herijking kan nog niet vooruitgelopen worden. Tijdens de landelijke OV en spoortafel in september bespreekt de Staatssecretaris de eerste bevindingen vanuit de herijking met alle betrokken partijen. Over de resultaten zal de Staatssecretaris de Kamer daarna op de hoogte brengen.
Voor het MIRT geldt dat de opgaven, waar de projecten die voorlopig tot stilstand komen een oplossing voor vormen, in het MIRT zullen blijven staan. De manier waarop ze blijven staan, en daarmee de betekenis voor de bestuurlijke afspraken, is onderdeel van de uitwerking de komende maanden.
Zou u willen reflecteren op de gevolgen die dit besluit heeft voor bedrijven in de infrastructuursector, in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf?
We vinden het belangrijk te zorgen voor een voldoende gevulde en stabiele ordeportefeuille voor de markt. Dit is mede reden om instandhouding van de netwerken thans de hoogste prioriteit te geven. Brancheorganisaties in de bouw hebben aangegeven de beweging van aanleg naar instandhouding te begrijpen. IenW is in gesprek met de vertegenwoordigers van brancheorganisaties in de bouw over instandhouding en specifiek de beweging van aanleg naar instandhouding.
De ervaring leert dat het midden- en kleinbedrijf bij de grotere aanlegprojecten over het algemeen als onderaannemer werkt. Het vertragen van grotere aanlegprojecten betekent mogelijk minder werk in onderaanneming. Maar zeker is dit effect niet. Het verschuiven van middelen levert immers ook meer werk op aan de instandhouding van de netwerken. Hier zitten ook kleine projecten bij. Daarnaast werken veel midden- en kleinbedrijven voor meerdere opdrachtgevers (bijvoorbeeld provincies, gemeenten, waterschappen) en in meerdere takken van de bouw (bijvoorbeeld ook woningbouw en energie). Daarmee spreiden ze het risico en regelen ze de continuïteit in de werkstroom. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) heeft in een rapport van november 20223 een aantal goede aanbevelingen meegegeven. Rijkswaterstaat verkent samen met de brancheorganisaties wat we naar aanleiding daarvan kunnen doen.
Zou u ook middels een bredere analyse inzicht willen geven in de bredere maatschappelijke impact die dit besluit heeft voor bijvoorbeeld verkeersveiligheid en drukte in het openbaar vervoer en op de weg?
De middelen uit het coalitieakkoord voor de verbetering van de verkeersveiligheid van Rijks-N-wegen (€ 200 miljoen) laten we ongemoeid. Dat hiernaast een groot aantal projecten vertraagt zal gevolgen hebben voor de bereikbaarheid. De toekomstige bereikbaarheidsopgaven worden hierdoor vergroot. Er wordt immers ook nog een autonome groei van de mobiliteit verwacht. Omdat nog niet bekend is om welke projecten het gaat, is het op dit moment niet mogelijk om de impact nader in beeld te brengen. In algemene zin geldt dat de impact in ieder geval afhankelijk is van 1) de snelheid waarmee er in de toekomst voldoende stikstofruimte, personele capaciteit en budget is om de opgaven weer voortvarend op te kunnen pakken en 2) de mate waarin, in de tussentijd andersoortige extra maatregelen kunnen worden uitgevoerd om de bereikbaarheid op peil te houden. IenW bekijkt hoe de impact in een later stadium nader in beeld kan worden gebracht. In aanloop naar het commissiedebat MIRT van 5 juli 2023 zullen we de Kamer hier nader over informeren.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat bedrijven in de infrastructuursector, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf, de overgang kunnen maken naar het onderhoud van infrastructuur? Hoe gaat u deze bedrijven hierbij helpen?
IenW en Rijkswaterstaat zijn open en transparant over het werkpakket voor de sector. Op verschillende wijzen en niveaus is er structureel overleg tussen de partners. De opgave voor de instandhouding van de infrastructuur in Nederland is de afgelopen jaren geagendeerd. De onderhoudsopgave is daarmee onderwerp van gesprek tussen alle bouwbedrijven en Rijkswaterstaat. Via het programma Transitie Vitale Infra Sector zijn de infrastructuurbedrijven meegenomen in de ontwikkelingen en maatregelen.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat bedrijven in de infrastructuursector, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf, in voldoende mate blijven functioneren zodat zodra de uitvoering van nieuwe infrastructuurplannen wel weer doorgang kan vinden zij hier hun bijdrage aan kunnen leveren?
Belangrijk zijn in de eerste plaats de maatregelen die zorgdragen voor een continue stroom aan werken voor de instandhouding van de infrastructuur. Voorbeelden van deze maatregelen zijn de invoering van nieuwe onderhoudscontracten en het contracteren van portfolio’s van bruggen en/of sluizen. Daarnaast zijn er maatregelen voor het stimuleren van vernieuwing en verduurzaming in de infrasector. Een voorbeeld daarvan is de maatregel Schoon en Emissieloos Bouwen die alle bouwbedrijven helpt om het machinepark duurzaam te vernieuwen voor de toekomst.
Het bericht 'PFAS-besmetting gedetecteerd op verschillende kusten in Jutland en Zeeland' |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van Danmarks Radio «PFAS-forurening konstateret på flere kyster i Jylland og på Sjælland»1 en zou u willen reflecteren op de vraag of en hoe de belangrijkste bevindingen in dit nieuwsbericht relevant zijn voor Nederland?
Ja. Ook in Nederland is, net zoals nu blijkt in Denemarken, sprake van aanwezigheid van PFAS in water en bodem. Zie ook de antwoorden op de vragen 5, 8 en 13.
Wordt er ook in Nederland gewerkt met grasmonsters om PFAS te detecteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar en op welke schaal worden grasmonsters ingezet?
Ja, in Nederland wordt gewerkt met grasmonsters om PFAS te detecteren. Door RIVM en Wageningen Food Safety Research (WFSR) is in 2021 op verzoek van de NVWA een beoordeling uitgevoerd van de overdracht van PFAS uit kuilgras naar dierlijke producten van melkvee en schapen. Hiervoor zijn door WFSR grasmonsters geanalyseerd.2
Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek (bureau) van de NVWA heeft eind 2022 een risicobeoordeling3 uitgebracht over de risico’s voor de gezondheid van de consument met betrekking tot onder andere PFAS in zogenaamd wildernisvlees. Dit wildernisvlees is afkomstig van specifieke runderrassen die jaarrond in de uiterwaarden en in andere natuurgebieden worden ingezet voor natuurlijke begrazing. WFSR heeft in dit onderzoek op een aantal van deze locaties ook gras- en bodemmonsters verzameld en gemeten welke gehalten PFAS hierin aanwezig zijn.4
Zou u inzichtelijk willen maken hoe detectie van PFAS met behulp van grasmonsters werkt? Zijn er procedures en protocollen?
De methoden hiervoor zijn beschreven in de publicatie waaraan in voetnoot 4 gerefereerd wordt.
Wordt er in Nederland, bijvoorbeeld in Zeeland rond de Westerschelde, gemeten of weidegras in kustgebieden vanwege PFAS-besmetting ongeschikt is voor veevoer, zoals nu in Denemarken het geval is? Zo ja, hoe wordt dit gemeten of gemonitord en welke consequenties zijn hieraan verbonden voor onder andere agrariërs, vee en landbouw?
De NVWA neemt geen weidemonsters om het gras te controleren op geschiktheid als diervoeder. Dit is de verantwoordelijkheid van de Omgevingsdienst en de boer zelf. De NVWA heeft wel monsters genomen van gras bij grasdrogerijen en grasbrokjesproducenten. Ook van silage/kuil zijn monsters genomen. Deze dataverzameling is op verzoek van de Europese Commissie uitgevoerd, ten behoeve van het maken van een risicobeoordeling door EFSA. De analyses zijn uitgevoerd door WFSR. Op dit moment zijn er geen consequenties vanwege het ontbreken van productnormen voor diervoeder.
Worden er in Nederland dieren gemonitord als gevolg van metingen of aanwijzingen van mogelijke PFAS-besmetting, zoals in Denemarken, waar de Deense voedsel- en warenautoriteit dieren analyseert die in de betreffende gebieden hebben gegraasd? Zo ja, op welke schaal en in welke gebieden worden dieren hierop gemonitord of geanalyseerd?
Er worden in Nederland metingen gedaan indien er aanwijzingen zijn van mogelijk hoge PFAS-concentraties. Voorbeelden hiervan zijn de risicobeoordeling5 en het moestuinenonderzoek rondom Chemours6 in de gemeenten Dordrecht, Sliedrecht, Papendrecht en Molenlanden. Een ander voorbeeld is het onderzoek via de bemonstering van PFAS in vis, garnaal, schelpdier, zeegroente, water en sediment uit de Westerschelde 7 in opdracht van de provincie Zeeland.
Hiernaast bemonstert de NVWA volgens het Nationaal Plan Contaminanten, waarin ook vleesmonsters, vis, honing, melk en eieren regulier op PFAS worden geanalyseerd. Als de resultaten aanleiding geven wordt onderzocht waar de besmetting vandaan komt en kan in dat gebied worden geïntensiveerd met monstername.
Deelt u de opvatting dat grasmonsters, monitoring en analyse van dieren deel zouden moeten uitmaken van de opgestelde gezamenlijke aanpak van het Rijk en Zeeuwse partijen van PFAS in de Westerschelde? Zo nee, waarom niet, gezien de bevindingen in dit nieuwsartikel?
De twee PFAS-coördinatoren voor Zeeland hebben een werkprogramma opgesteld, waarin staat aangegeven welke acties worden ondernomen. De meest recente voortgangsrapportage is in december vorig jaar naar de Kamer gestuurd.8 Vorig jaar is onderzoek uitgevoerd naar PFAS-gehalten in vis, schaal- en schelpdieren en zeegroenten uit de Westerschelde om te bepalen in welke mate deze nog veilig gegeten kunnen worden. De Ministers van VWS en IenW hebben gezamenlijk een opdracht aan het RIVM gegeven om een onderzoeksprogramma naar blootstelling aan PFAS en daaraan gerelateerde gezondheidseffecten te starten. Dit programma richt zich op heel Nederland en houdt waar mogelijk rekening met specifieke regionale wensen. Gegeven de veelheid aan metingen in bodem, water en biota die nu al plaatsvinden en geanalyseerd worden, is er weinig meerwaarde om nu een specifieke analyse van grasmonsters toe te voegen aan het werkprogramma.
Hiernaast heeft Nederland een monitoringsprogramma «Contaminanten in vis uit Nederlandse binnenwateren». De afgelopen jaren is PFAS ook meegenomen in dit monitoringsprogramma. De resultaten van deze monitor en/of de resultaten van het Nationaal Plan Contaminanten (zie vraag 5) kunnen aanleiding zijn voor een bredere aanpak. Op dit moment is daar nog geen reden voor.
Op welke wijze worden grasmonsters, monitoring en analyse van dieren onderdeel van het voorstel tot een Europees verbod op PFAS, waartoe Nederland het initiatief heeft genomen, in samenwerking met Denemarken, Duitsland, Noorwegen en Zweden?
Het verbod op PFAS betreft alleen het op de markt brengen van PFAS in Europa. Het restrictievoorstel gaat dus niet over het doen van metingen in het milieu, zoals het bemonsteren van gras of monitoren of analyseren van dieren.
Op welke wijze wordt er contact onderhouden met agrariërs en bewoners van de omgeving die te maken hebben met door PFAS aangetast (gras)land, of (gras)land waarvan redelijke vermoedens bestaan dat het hierdoor is aangetast? Hoe worden zij op de hoogte gehouden van testresultaten, andere informatie of nieuwe inzichten rondom de impact van PFAS op agrarisch gebied, natuurgebieden, vee en landbouw?
Het RIVM heeft onderzoek uitgevoerd naar achtergrondwaarden van PFAS in de bodem. Daarmee is de diffuse verspreiding van PFAS goed in beeld. Daarnaast hebben gemeenten voor het opstellen van hun bodemkwaliteitskaarten ook lokaal metingen laten doen.
Bevoegde gezagen zijn bezig om de plekken te inventariseren waar zich mogelijk hogere concentraties in de bodem kunnen bevinden, bijvoorbeeld bij productielocaties of plekken waar PFAS-houdend blusschuim is gebruikt. Indien er sprake is van onaanvaardbare risico’s nemen bevoegde gezagen maatregelen, waarbij het saneren van het terrein een van de mogelijke opties is. Hierbij worden bewoners, agrariërs en andere belanghebbenden uiteraard betrokken.
In 2019 heeft het RIVM risicogrenzen voor bodem voor landbouw afgeleid. Deze waarden zullen in het PFAS-programma bij het RIVM worden geactualiseerd. Met deze waarden kan op basis van de bodemkwaliteit besloten worden over nader onderzoek van bijvoorbeeld gewassen.
Naar aanleiding van de risicobeoordeling van de moestuingewassen9 in Dordrecht, Sliedrecht, Papendrecht en Molenlanden heeft het RIVM een advies uitgebracht over de consumptie.
Als er aanleiding is voor nadere inspectie door de NVWA zal, al naar gelang de situatie en de aanpak, overleg met de betreffende agrariërs plaatsvinden.
Deelt u de opvatting dat er altijd overleg zou moeten plaatsvinden, als er in Nederland wordt gewerkt met gras- of bloedmonsters en monitoring en analyse van dieren ten behoeve van de samenwerking met bewoners en agrariërs in de omgeving? Hoe gaat u dit contact, overleg en deze samenwerking vormgegeven?
Als er aanleiding is voor nader onderzoek zal dat uiteraard in overleg met de betreffende agrariërs plaatsvinden al naar gelang de situatie en de aanpak.
Worden er in Nederland ook dieren in vermoedelijk PFAS-besmette gebieden onder toezicht geplaatst?
Als daar aanleiding voor is, heeft de NVWA de bevoegdheid om de afvoer van dieren van veehouderijen te blokkeren.
Worden er in Nederland bloedmonsters afgenomen bij dieren om te ontdekken of begrazing heeft geleid tot een verhoogd gehalte aan PFAS in het bloed?
Nee, er is geen norm voor PFAS in bloed. Er is wel een norm voor PFAS in vlees. In het kader van voedselveiligheid meet en handhaaft de NVWA op de norm voor PFAS in vlees (die norm is er sinds 1 januari 2023).
Bent u bereid om in kustgebieden waar redelijkerwijs sprake kan zijn van PFAS-besmetting in overleg en in samenwerking met agrariërs en bewoners van de omgeving proactief onderzoek met grasmonsters uit te zetten?
IenW en NVWA bemonsteren geen grasmonsters bij agrariërs en bewoners zonder concrete aanleiding daartoe. Er worden in Nederland metingen gedaan indien er aanwijzingen zijn van mogelijk hoge PFAS-concentraties. Voorbeelden hiervan zijn de risicobeoordeling en het moestuinenonderzoek rondom Chemours in opdracht van de gemeente Dordrecht (Sliedrecht, Papendrecht en Molenlanden).
Op welke wijze wordt mogelijke verspreiding van zee naar land gemeten, en meegenomen in het bestaande onderzoek naar PFAS? Op welke wijze worden mogelijke bronnen en verspreidingsroutes hierin meegenomen?
Rijkswaterstaat meet periodiek de aanwezigheid van PFAS in de Rijkswateren. RIVM heeft onderzoek uitgevoerd naar de achtergrondwaarde van PFAS in de landbodem. Minder is bekend over hoe PFAS vanuit het water via de lucht de bodem kan beïnvloeden, een effect dat «sea spray» wordt genoemd. Op dit moment wordt samen met de kustprovincies bezien hoe een dergelijk onderzoek vormgegeven kan worden. Vorig jaar is aan de Kamer een eerste inventarisatie gestuurd van PFAS-aandachtslocaties. Provincies gaan verder met het in beeld brengen van deze locaties. Bekend is dat PFAS een zeer mobiele stofgroep is, en bij de normstelling wordt rekening gehouden met het feit dat deze stoffen zich makkelijk in en tussen de milieucompartimenten verspreiden.
Op welke wijze vindt er uitwisseling van ideeën en kennis plaats met Denemarken op het gebied van mogelijke bronnen en verspreidingsroutes vanuit zee naar land?
Zowel de betrokken ministeries als onderzoeksinstituten zoals RIVM en Deltares werken binnen nationale en internationale netwerken waarin relevante kennis wordt uitgewisseld over de aanwezigheid van PFAS in het milieu en de risico’s daarvan. De resultaten van dit onderzoek en vele andere nieuwe onderzoeken worden betrokken in de informatievergaring ten behoeve van het PFAS-programma van het RIVM waarin een breed overzicht wordt opgesteld van mogelijke blootstellingsbronnen van PFAS. Deze informatie wordt onder meer gebruikt om risicogrenzen af te leiden en handelingsperspectieven op te stellen voor de reductie van blootstelling aan PFAS.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat we in Nederland wachten op de resultaten van onderzoek over de bredere impact van PFAS op milieu, gezondheid, voedselproductie en de samenleving, terwijl in Denemarken, waar ook verschillende onderzoeken lopen, er ondertussen wel al plannen zijn gemaakt voor een nationaal actieplan voor het opsporen en verwijderen van PFAS? In hoeverre is het mogelijk om op de onderdelen waar we wel al genoeg kennis van hebben alvast actie te ondernemen zonder het resultaat van alle onderzoeken af te wachten?
Nederland loopt Europees gezien voorop bij het aanpakken van PFAS. Met vier andere landen, waaronder Denemarken, heeft Nederland het initiatief genomen om PFAS Europees te verbieden. Vooruitlopend daarop kijk ik samen met een aantal sectoren in het Actieprogramma PFAS naar hoe PFAS terugdringen van het gebruik en de emissies van PFAS. Lozingsvergunningen worden waar mogelijk aangescherpt, er is een handelingskader PFAS dat het verder verspreiden van PFAS-vervuiling moet tegengaan. Ook worden bevoegde gezagen financieel ondersteund bij het in beeld krijgen van locaties met hoge PFAS-gehalten en het opruimen daarvan. Vorig jaar is een verbod op PFAS in voedselcontactmaterialen in werking getreden. In de riviercommissies wordt met de omringende landen bekeken hoe we de bovenstroomse belasting door PFAS kunnen verminderen.
Nederland loopt ook voorop in onderzoek, metingen en analyse van PFAS. Aangezien PFAS diffuus verspreid zijn, is algehele verwijdering geen optie. In plaats daarvan wordt gekeken naar locaties waar zich hoge PFAS-concentraties bevinden, bijvoorbeeld als gevolg van productie of gebruikt van PFAS-houdende materialen in het verleden. Wanneer zich onaanvaardbare risico’s voor mens en milieu voordoen, nemen bevoegde gezagen maatregelen, bijvoorbeeld het saneren van locaties. Dat is de meest effectieve manier om PFAS uit onze leefomgeving te verwijderen.
Het bericht dat de sluiting van rijtestlocaties definitief is |
|
Jacqueline van den Hil (VVD), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Sluiting rijtestlocaties definitief; Winschoten uitzondering»?1
Ja.
Wat is de stand van zaken?
Sinds 2018 worden in Terneuzen geen rijtesten meer afgenomen. Dit besluit is tot stand gekomen na een uitvoerige evaluatie van het locatiebeleid. Hierover zijn in 2022 ook vragen beantwoord van het lid Van der Plas.2
Waarom is er voor gekozen om geen rijtesten en wel rijexamens af te nemen in Terneuzen?
In 2016 is door het CBR een uitvoerige evaluatie uitgevoerd met betrekking tot het locatiebeleid voor het afnemen van rijtesten. Aanleiding daarvoor was onder andere de constatering dat de vraag naar rijtesten op bepaalde locaties dusdanig laag was dat het in termen van bedrijfsvoering een uitdaging was om deze dienstverlening op alle 53 locaties in stand te houden. Een rijtest wordt immers door een specialist (een zogenaamde Deskundige Praktische Rijgeschiktheid, DPR) uitgevoerd en niet door een examinator. Ter illustratie: in Terneuzen werden ten tijde van de evaluatie in 2016, jaarlijks gemiddeld 111 rijtesten afgenomen (circa twee per week). Dat was het laagste aantal rijtesten van alle 53 locaties.
Op basis van de evaluatie in 2016 is besloten de rijtest minder fijnmazig aan te bieden en te concentreren op 30 locaties (in plaats van 53). Een belangrijk uitgangspunt bij de keuze voor de locaties die overbleven was dat de afstand tot een locatie in termen van aanrijdtijd acceptabel zou blijven en voor alle burgers niet boven de 60 minuten zou mogen komen. Dit werd mede ingegeven op basis van klantonderzoek. Dit uitgangspunt is vervolgens landelijk toegepast voor alle locaties. In deze heroverweging is uiteindelijk de keuze gemaakt de rijtesten die afgenomen werden in Terneuzen te concentreren op de locatie Goes. Ook op 22 andere locaties is het afnemen van de rijtest verplaatst naar een nabijgelegen locatie. De concentratie van 53 naar 30 locaties is in 2017 geëffectueerd.
Vervolgens is in 2018 de sluiting van de 22 locaties geëvalueerd middels een enquête onder klanten en rijopleiders die in de eerste drie kwartalen een rijtest hadden gedaan. Op basis van de resultaten van deze enquête en na overleg met de brancheverenigingen BOVAG, FAM en VRB is besloten om de locatie Winschoten te heropenen voor rijtesten gelet op de geografische ligging en het relatief hoge volume rijtesten op deze locatie (gemiddeld 341 per jaar, circa 7 rijtesten per week, ruim driemaal zoveel als in Terneuzen). Het aantal locaties waar rijtesten worden afgenomen komt daarmee op 31.
Het aantal praktijkexamens dat het CBR in Terneuzen jaarlijks afneemt is veel hoger; namelijk circa 3.600 per jaar en rechtvaardigt dat het CBR deze dienstverlening in Terneuzen continueert.
Op welke andere locaties worden geen rijtesten en wel rijexamens afgenomen?
Op de volgende locaties worden geen rijtesten en wel rijexamens afgenomen:
Hoeveel extra capaciteit moet het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beschikbaar stellen om ook rijtesten af te nemen in Terneuzen?
Het is niet zozeer de absolute capaciteit die bepaalt of er rijtesten kunnen worden afgenomen. Het gaat veel meer om de praktische uitvoerbaarheid. Om een kwalitatieve, betrouwbare en klantgerichte dienstverlening te kunnen borgen is het volume van het aantal rijtesten van belang. De verplaatsing van de rijtesten naar Goes betekent dat op die locatie een groter volume aan rijtesten ontstaat waardoor deze dienstverlening op meer dagen aangeboden kan worden. Hierdoor hebben klanten meer keuze in de dag waarop zij de rijtest willen doen en zijn zij over het algemeen sneller aan de beurt. Daarnaast is in 2018 de concentratie naar 30 locaties geëvalueerd onder klanten en rijopleiders. Dat gaf geen aanleiding het besluit omtrent Terneuzen te herzien. Conform de huidige prognose van het CBR is de verwachting dat voor 2023 het aantal kandidaten voor een rijtest afkomstig uit Zeeuws-Vlaanderen hooguit circa 100 betreft. Het organiseren en plannen van rijtesten in Terneuzen voor een dusdanig kleine groep kent veel haken en ogen in de uitvoering, onder meer omdat er voor het afnemen van rijtesten een aparte specialist (Deskundige Praktische Rijgeschiktheid, DPR) naar de locatie moet komen en nog een extra DPR achter de hand moet worden gehouden voor het geval de eerste DPR uitvalt door ziekte. Dat maakt het lastig om te plannen en daarbij voldoende rekening te houden met de wensen van de klant.
Hoeveel procent van de inwoners uit Zeeuws-Vlaanderen nemen een rijtest af in Goes? Hoeveel procent van deze inwoners zeggen hun afspraak af of komen niet opdagen bij hun afspraak?
Volgens de prognose (op basis van historische gegevens) worden jaarlijks hooguit 100 rijtesten in Goes afgelegd door kandidaten afkomstig uit Zeeuws-Vlaanderen. Dit is slechts een fractie van het totaal aantal inwoners in Zeeuws-Vlaanderen. Het percentage kandidaten dat afzegt of niet komt opdagen is niet bekend voor deze separate doelgroep. Over de hele linie komt dit overigens nauwelijks voor.
Hoeveel procent van de inwoners uit Zuid- en Noord-Beveland nemen een rijtest af in Goes? Hoeveel procent van deze inwoners zeggen hun afspraak af of komen niet opdagen bij hun afspraak?
Het is bij het CBR niet bekend hoeveel inwoners uit Zuid- en Noord-Beveland een rijtest afnemen in Goes. Het blijft in relatie tot het totale aantal bewoners uit deze gebieden een zeer klein percentage.
Hoe verhouden deze cijfers zich ten opzichte van de vorige situatie, toen er wel rijtesten werden afgenomen in Terneuzen?
Deze gegevens zijn niet bekend bij het CBR. Het ligt voor de hand dat de circa 100 rijtesten per jaar die eerder in Terneuzen werden afgelegd, nu in Goes worden afgelegd.
Op basis waarvan bepaalt het CBR of een regio wel of geen rijtestlocatie krijgt?
Zie antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het behouden van een rijbewijs belangrijk is voor de bereikbaarheid van de regio, en dat er geen verschil tussen regio’s moet zijn?
Het rijbewijs is voor veel mensen zeer belangrijk voor hun mobiliteit en autonomie. Tegelijkertijd is het in het belang van de verkeersveiligheid soms nodig dat de rijgeschiktheid wordt beoordeeld middels een rijtest. Ik deel uw mening dat er geen verschil tussen regio’s mag zijn. Dit wordt ook geborgd omdat een van de uitgangspunten van het CBR voor de concentratie in 2017 is geweest dat de maximale reistijd naar een rijtestlocatie 60 minuten mag bedragen. Dat geldt in heel Nederland. Aan die norm wordt ook in Zeeuws-Vlaanderen nog steeds voldaan.
Op basis waarvan zou het CBR kunnen bepalen om ook weer rijtesten af te nemen in Terneuzen?
Op dit moment is er geen aanleiding om het besluit dat in 2017 is genomen te heroverwegen. Er heeft destijds een zorgvuldig proces en afweging plaatsgevonden. De uitkomst daarvan is na de concentratie van locaties vervolgens geëvalueerd waarbij ook de mening van klanten is meegenomen.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met het CBR over de mogelijkheid om weer rijtesten af te nemen in Terneuzen?
Op dit moment ziet het ministerie daarvoor geen aanleiding. In 2022 is er naar aanleiding van vergelijkbare vragen van het lid Van der Plas al overleg gevoerd met het CBR. Het CBR heeft de sluiting van diverse locaties en het locatiebeleid toen nogmaals bekeken. Vanuit het belang van de borging van een kwalitatieve, betrouwbare en klantgerichte dienstverlening is geconcludeerd dat de gehanteerde criteria voor het sluiten van locaties nog steeds valide zijn.
De afsluiting van de Heinenoordtunnel en de Haringvlietbrug |
|
Harmen Krul (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Zou u inzicht willen geven in hoe de motie Van der Molen/Koerhuis betreffende het vóór 1 januari 2023 opstellen van een plan van aanpak voor het aanpakken van de overlast voor woon-werkverkeer, en het voor diezelfde datum duidelijkheid verschaffen over de inzet van de hulpdiensten op Goeree-Overflakkee, wordt uitgevoerd?1
Het plan van aanpak voor aanpak overlast woon-werk verkeer is gereed. Er is een uitgebreid pakket maatregelen dat in samenspraak met o.a. Provincie en gemeenten is vastgesteld. Het gaat dan onder meer om de volgende maatregelen:
Met de betrokken veiligheidsregio’s zijn inmiddels afspraken gemaakt over de bereikbaarheid voor hulpdiensten. De volgende maatregelen zijn noodzakelijk bevonden om de aanrijdtijden van brandweer en ambulances op peil te houden:
Door het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) is voor huisartsen, verloskundigen en regionale ziekenhuizen een pakket maatregelen voorgesteld, aanvullend op hetgeen met de veiligheidsregio’s is afgesproken. Daar vindt nu nog afrondend overleg over plaats. Het gaat daarbij om inzet van extra ambulances, inzet van een ambulancehelikopter en inzet van extra zorgpersoneel.
Verder wordt ingezet op de beperking van de hinder doordat Rijkswaterstaat automobilisten adviseert om, als dat mogelijk is, niet met de auto te reizen tijdens de spits. Wanneer automobilisten die dat kunnen hun auto in de spits laten staan ontstaat er meer ruimte voor weggebruikers die geen alternatief hebben.
De werkzaamheden aan de Heinenoordtunnel vinden grotendeels in de meivakantie en zomervakantie plaats. Ook dan zal het druk zijn op de weg, maar omdat de Tweede Heinenoordtunnel geschikt is gemaakt voor busvervoer blijft er een directe verbinding mogelijk voor personenverkeer tussen de Hoeksche Waard en de regio Rotterdam. Overig verkeer kan gebruik maken van de omleidingsroutes via de tolvrije Kiltunnel en de Haringvlietbrug.
Deelt u de opvatting dat het verstandig is om in de toekomst bij de planning van wegwerkzaamheden nadrukkelijk rekening te houden met de bereikbaarheid van acute zorg? Zo ja, hoe gaat Rijkswaterstaat dit doen?
Rijkswaterstaat houdt bij het maken van plannen voor afsluitingen altijd rekening met de bereikbaarheid van acute zorg en hulpdiensten. Dat geldt voor regulier onderhoud, voor vervanging en renovatie en voor nieuwbouw. Dit is regulier werk, en gebeurt in overleg met de betreffende gemeenten en veiligheidsregio’s. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen bij eerdere afsluitingen. Zo nodig worden maatregelen bijgesteld of aangevuld. Wat de situatie bij de afsluitingen op de A29 bijzonder maakt, is dat door de vervanging van de klep van de Haringvlietbrug – die uit één stuk bestaat – er vanuit één kant tijdelijk helemaal geen verkeer mogelijk is, ook geen verkeer van acute zorg en hulpdiensten. Bij «gewone» onderhoudswerkzaamheden is het veelal mogelijk door het werkvak of via een nabije alternatieve verbinding te rijden. Dat vraagt in het geval van de A29 dus extra inspanningen, waarover inmiddels afspraken zijn gemaakt.
Op 16 maart jl. is in het debat met de Minister van VWS over personeelstekorten bij ambulancediensten door de leden Krul en van den Berg een motie ingediend waarin de Minister van VWS verzocht wordt «te bevorderen dat bij
wegwerkzaamheden op adequate wijze aandacht gegeven wordt aan bereikbaarheid van acute zorg en hierbij expliciet aandacht te geven aan de acute
bereikbaarheidsproblemen vanwege de werkzaamheden aan de Heinenoordtunnel, de Haringvlietbrug en de N59». Deze motie is overgenomen.
Rijkswaterstaat voert met betrekking tot deze specifieke casus al regelmatig gesprekken met de veiligheidsregio, het Regionaal Overleg Acute Zorg en het Ministerie van VWS. Over de uitvoering van de motie in algemene zin is overleg gaande met het Ministerie van VWS en uw Kamer zal uiterlijk in juni van dit jaar worden geïnformeerd.
Welke acties gaat u ondernemen om de huidige problemen in de Hoeksche Waard met betrekking tot gebrekkige bereikbaarheid voor de hulpdiensten, verstoppingen van het verkeer en het nemen van sluiproutes aan te pakken?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de opvatting dat wanneer de Haringvlietbrug in juni 2023 dichtgaat, er geen sprake kan zijn van buitensporige overlast voor woon- en werkverkeer of in het bijzonder een gebrekkige bereikbaarheid voor de hulpdiensten, gezien er onder andere middels voornoemde motie ruim van te voren aandacht is gevraagd voor deze problematiek?
De uit te voeren werkzaamheden zijn grootschalig en gaan onvermijdelijk met hinder gepaard. Zoals aangegeven in de beantwoording van deze Kamervragen treft Rijkswaterstaat een uitgebreid pakket aan maatregelen om de impact van de werkzaamheden aan de Heinenoordtunnel en de Haringvlietbrug deze zomer zo veel mogelijk te beperken. Daarbij wordt uitgebreid overleg gevoerd met gemeenten, veiligheidsregio’s en de witte kolom. Daarmee wordt invulling gegeven aan de motie Van der Molen/Koershuis.
Zou u op een rij willen zetten hoeveel ambulancehelikopters er in de betreffende regio’s zijn en bij welke ziekenhuizen in deze regio’s deze helikopters kunnen landen?
In Nederland bestaat er maar één ambulancehelikoptervoorziening, namelijk de Waddenhelikopter. Die voorziening wordt uitgevoerd met twee toestellen, de Medic01 en Medic02 (reserve-helikopter). Voorts kennen we in Nederland vier Mobiele Medische Teams (MMT) die gebruik maken van een rijdend voertuig en een medische helikopter, ook wel bekend als de traumaheli’s. Dit zijn echter geen ambulancehelikopters en zijn niet bedoeld om patiënten te vervoeren, maar helikopters die een medisch team ter plaatse brengen om (trauma)zorg te verlenen, in aanvulling op de reguliere ambulancezorg, voordat de patiënt naar een ziekenhuis wordt vervoerd. De dichtstbijzijnde MMT-helikopter is gepositioneerd in Rotterdam, maar de vier MMT’s zijn inzetbaar in het hele land.
De Regionale Overleggen Acute Zorg (ROAZ) van Zuidwest-Nederland en Brabant verkennen momenteel samen met de vier betrokken ambulancediensten of in de zomer tijdens de sluitingen van de Haringvlietbrug en eventueel de Heinenoordtunnel tijdelijk een ambulancehelikopter kan worden gepositioneerd. Gekwalificeerd medisch personeel voor een ambulancehelikopter is echter zeer schaars, dus het is nog niet zeker of de inzet van een ambulancehelikopter ook praktisch haalbaar zal blijken.
De volgende ziekenhuizen in de betrokken vier ambulanceregio’s beschikken over een bestaande helikopterlandingsplaats: het Erasmus Medisch Centrum (Rotterdam), het Maasstad Ziekenhuis (Rotterdam), het Albert Schweitzer Ziekenhuis (Dordrecht), het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis (Goes), het ZorgSaam Ziekenhuis (Terneuzen), het Beatrixziekenhuis (Gorinchem) en het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (Tilburg). Indien het tijdelijk positioneren van een ambulancehelikopter tijdens de wegafsluitingen haalbaar blijkt, dan zijn het Van Weel Bethesda Ziekenhuis (Goeree-Overflakkee), Bravis Ziekenhuis (locatie Bergen op Zoom) en Amphia Ziekenhuis (Breda) van zins om in de zomer een tijdelijke helikopterlandingsplaats te realiseren.