De uitspraak van de rechter ten aanzien van het ambtsbericht inzake Syrië | 
          |
              Kati Piri (PvdA) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met de uitspraak van de rechter inzake de openbaarmaking van het algemeen ambtsbericht over Syrië?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter die stelt dat u op grond van het Europese Unierecht en het nationale recht verplicht bent om het algemeen ambtsbericht inzake Syrië te overleggen?
Het kabinet is de uitspraak aan het bestuderen en zal deze betrekken bij de nieuwe werkwijze inzake niet-openbare ambtsberichten.
Kunt u zo snel mogelijk voldoen aan de uitspraak van de rechter en het nieuwe ambtsbericht inzake Syrië, indien bekend, alsnog openbaar maken?
Het nieuwe ambtsbericht Syrië is op 6 juni jl. bij het Woo-besluit openbaar gemaakt.
Bent u voornemens in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak? Zo ja, waarom?
De uitspraak betreft een tussenuitspraak in een vreemdelingrechtelijke procedure. Het eventueel instellen van hoger beroep is eerst aan de orde indien de rechtbank een einduitspraak heeft gedaan. Dit ligt op de weg van het Ministerie van Asiel en Migratie.
Deelt u de constatering van de rechter dat het evident is «dat de openbaarmaking van een algemeen ambtsbericht, de nationale veiligheid of de veiligheid van die bronnen in het algemeen niet in gevaar zal brengen»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, klopt het dat u daarmee niet meer voldoet aan de enige uitzonderingsgrond voor het niet openbaar maken van ambtsberichten?
Per ambtsbericht dient te worden vastgesteld of er al dan niet uitzonderingsgronden van toepassing zijn. In het geval van het nieuwe ambtsbericht Syrië heb ik geconcludeerd dat er geen uitzonderingsgronden op grond van de Woo zijn om de informatie niet openbaar te maken.
Zoals aangegeven in mijn reactie op vraag 2 worden de overwegingen in de tussenuitspraak op dit moment bestudeerd door het kabinet. De genoemde artikelen maken hier onderdeel van uit en zullen ook worden betrokken bij de nieuwe werkwijze inzake niet-openbare ambtsberichten. Het is aan de Minister van Asiel en Migratie onder wiens verantwoordelijkheid onderhavige gerechtelijke procedure valt om te reageren op de tussenuitspraak.
Het besluit om ambtsberichten voortaan niet meer te publiceren blijft staan. Ik heb aangegeven dat Woo-verzoeken volgens de geldende procedures en criteria worden behandeld. Op basis van de juridische kaders van de Woo is het ambtsbericht Syrië op verzoek openbaargemaakt.
Klopt het dat de Unierechtelijke en nationale rechtelijke verplichtingen die aangehaald worden door de rechter in deze zaak ook van toepassing zijn op alle andere landen waar uw ministerie een algemeen ambtsbericht voor opstelt? Zo ja, bent u voornemens om uw eerder aangekondigd beleid om algemene en thematische ambtsberichten voortaan niet meer actief openbaar te maken in te trekken? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom de aangehaalde Unierechtelijke verplichtingen, waaronder artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten, artikel 10 van richtlijn 2013/32, artikel 12 van richtlijn 2013/32 en artikel 23 van richtlijn 2013/32 niet van toepassing zouden zijn op uw onlangs aangekondigd beleid?
Zie antwoord vraag 5.
Op basis van welke adviezen en inzichten heeft u eerder gesteld dat er geen wettelijke verplichting bestaat om ambtsberichten actief openbaar te maken?2
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en kunt dat doen voor het commissiedebat JBZ-Raad 12–13 juni 2025 te Luxemburg (vreemdelingen- en asielbeleid) van 11 juni 2025?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
              Het bericht dat Netanyahu de bewapening van aan ISIS-gerelateerde groepen in Gaza heeft goedgekeurd | 
          |
              Kati Piri (PvdA) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht «Israel arming ISIS-affiliated militia in Gaza, ex-defense chief claims; Netanyahu: Fighting Hamas «in various ways»» van Haaretz, d.d. 5 juni 2025?1
Ja.
Keurt u deze bewapening af? Zo nee, waarom niet?
Het standpunt van het kabinet is dat er een onmiddellijk staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas nodig is om de gijzelaars vrij te krijgen, om massaal meer hulp te kunnen geven aan de noodlijdende bevolking in de Gazastrip en om te zorgen dat er een einde komt aan de vijandelijkheden. Daarbij is het van belang dat Hamas en aanverwante groepen geen rol krijgen bij het toekomstig bestuur van de Gazastrook en dat zij worden ontwapend.
Het kabinet kan niet eigenstandig vaststellen of de berichtgeving over de bewapening van met Hamas rivaliserende lokale groepen die al dan niet zijn geaffilieerd met ISIS klopt, maar erkent dat deze berichten zorgelijk zijn. Het kabinet keurt dan ook de bewapening van die groeperingen af.
Als de berichtgeving klopt, bent u bereid om Netanyahu op de Europese sanctielijst te zetten vanwege bewapening van terroristische organisaties? Zo nee, waarom niet?
Hiertoe zie ik op dit moment geen aanleiding, aangezien de veronderstelde verbinding tussen de lokale groepen en ISIS niet is vastgesteld.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en voor 12 juni a.s. beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord en zo snel mogelijk met de Kamer gedeeld.
              De erkenning van de Palestijnse Staat | 
          |
              Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA), Kati Piri (PvdA) | 
          |
Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht dat België steun heeft gegeven aan het plan van Macron voor wederzijdse erkenning van Israël en Palestina?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht dat Malta komende maand de Palestijnse Staat gaat erkennen?2
Ja.
Bent u bekend met het bericht dat ook het Verenigd Koninkrijk (VK) overweegt het Franse voorstel ter erkenning van de Palestijnse Staat te steunen?3
Ja.
Bent u bekend met het feit dat Spanje, Ierland en Noorwegen al in mei 2024 de Palestijnse Staat hebben erkend?
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Israel warns Europe that Palestine recognition may be met with West Bank annexation» van The Times of Israel, d.d. 27 mei jl.?4
Ja.
Heeft Israël ook Nederland gewaarschuwd dat erkenning van de Palestijnse Staat gevolgd zal worden met de annexatie van (delen van) de Westelijke Jordaanoever of met het afbouwen van inlichtingensamenwerking?5
Er is geen contact geweest met Israël over de gevolgen van een mogelijke erkenning van de Palestijnse staat.
Hoe beoordeelt u dit dreigement?
De uitspraken en acties van de regering Netanyahu die raken aan annexatie en herbezetting vormden mede de aanleiding om de Israëlische ambassadeur te ontbieden op 9 april 2025 en een brief aan de Hoge Vertegenwoordiger te sturen om naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren.
Bent u bekend met het bericht dat het Israëlische veiligheidskabinet vorige week de bouw van 22 nieuwe illegale nederzettingen heeft goedgekeurd?6
Ja.
Bent u van mening dat de bouw van nederzettingen eindelijk een halt moet worden toegeroepen? Zo ja, welke concrete maatregelen neemt u daartoe? Zo nee, waarom niet?
Ja. In overeenstemming met het advies van het IGH van 19 juli 2024, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Het kabinet keurt het Israëlisch nederzettingenbeleid ten stelligste af en spreekt zich hierover consistent, zowel voor als achter de schermen, uit. De Nederlandse overheid ontmoedigt economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in de bezette Palestijnse Gebieden. Daarnaast zet het kabinet zich in EU-verband in voor aanvullende maatregelen tegen gewelddadige kolonisten en entiteiten op de bezette Westelijke Jordaanoever. Diverse sanctiepakketten tegen entiteiten en personen zijn inmiddels in EU-verband aangenomen.
Bent u bekend met de stemming van de Knesset tegen de tweestatenoplossing in juli 2024?7
Ja.
Bent u bekend met de uitspraak van Netanyahu dat erkenning van de Palestijnse Staat een beloning voor terreur zou zijn?8
Ja.
Klopt het bericht dat Frankrijk aan Nederland en andere Europese landen heeft gevraagd om tijdens de aanstaande Verenigde Naties (VN)-conferentie van 17 tot 20 juni een gezamenlijke verklaring ter erkenning van de Palestijnse Staat af te leggen?9 Zo ja, op welk niveau heeft Frankrijk Nederland benaderd?
Dit bericht is niet correct. Overigens is de conferentie inmiddels uitgesteld.
Met alle voornoemde feiten in het achterhoofd, overweegt u net als andere Europese landen om komende maand de Palestijnse Staat te erkennen? Zo nee, waarom niet?
Het is op het moment van schrijven nog niet duidelijk of landen als Frankrijk deze maand daadwerkelijk tot erkenning zullen overgaan. Erkenning is een middel dat slechts één maal kan worden ingezet en vergt daarom zorgvuldige afweging. Erkenning is voor Nederland op dit moment niet aan de orde.
Kunt u deze vragen vóór 10 juni – een week voor aanvang van de VN-conferentie over de tweestatenoplossing – en elk afzonderlijk beantwoorden?
Er is getracht om de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
              Het gehouden rondetafelgesprek over de situatie in Gaza en bijbehorende position papers | 
          |
              Laurens Dassen (Volt), Jan Paternotte (D66), Kati Piri (PvdA), Stephan van Baarle (DENK), Sarah Dobbe (SP), Christine Teunissen (PvdD) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het gehouden rondetafelgesprek over de situatie in Gaza d.d. 28 mei jl. en bijbehorende position papers?
Ja.
Bent u van mening dat er een ernstig risico bestaat dat er genocide wordt gepleegd in Gaza? Zo ja, vanaf wanneer ziet u dit risico?
Nederland is in de regel terughoudend met het kwalificeren van situaties als genocide. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide. Hoewel de aandacht in het maatschappelijk debat vooral uitgaat naar genocide, is het kabinet van mening dat binnen het internationaal recht geen hiërarchie bestaat tussen de verschillende internationale misdrijven. Tegelijkertijd moet de terughoudendheid om zaken te kwalificeren als genocide zeker niet worden gezien als ontkenning van de ernst van de catastrofale situatie in de Gazastrook.
Het kwalificeren van een situatie als genocide door Nederland of andere staten is geen vereiste voor de toepasselijkheid van verplichtingen voor derde landen onder het Genocideverdrag. Zoals ook gesteld in de Kamerbrief van 21 januari 2025 ontstaat de verplichting om genocide te voorkomen en de bijbehorende plicht om te handelen op het moment dat een (derde) staat verneemt, of normaal gesproken had moeten weten, van het bestaan van een ernstig risico op genocide. Derhalve hoeft hiervoor niet op een rechterlijk oordeel te worden gewacht. De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide. Over de exacte afbakening van dit begrip bestaan, ook onder juristen, verschillende inzichten. Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed kan worden uitgeoefend.
Sinds het eerste bindende tussenvonnis met voorlopige maatregelen van het Internationaal Gerechtshof in bovengenoemde zaak, heeft Nederland in Kamerbrief van 13 februari 2024 aangegeven deze uitspraak te respecteren en heeft de partijen, ook in de bilaterale contacten, opgeroepen de uitspraak na te leven.
Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus en heeft, mede in het licht van de genoemde verplichting, al langere tijd stappen ondernomen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrief van 21 januari 2025 is omschreven
Het kabinet zal naar aanleiding van de ontwikkelingen op de grond steeds de inzet blijven wegen en bezien welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van daadwerkelijke verbetering van de catastrofale situatie in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever.
Bent u het met de auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter eens dat de uiterlijke datum waarop de Nederlandse staat op de hoogte kwam van het serieuze risico dat genocide gepleegd wordt in Gaza op zijn laatst 26 januari 2024 was, toen het Internationaal Gerechtshof (IGH) oordeelde dat het aannemelijk was dat de rechten van de Palestijnen onder het genocideverdrag worden geschonden? Zo nee, waarom niet?
Zie de beantwoording van vraag 2.
Acht u de rechterlijke tussenuitspraken van het IGH op 26 januari 2024, 28 maart 2024 en 24 mei 2024 als zodanig bewijs van een ernstig risico op genocide in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u zich bewust van de uitspraak van het IGH in de zaak Bosnië tegen Servië (paragraaf 182) dat de verplichting van een staat om genocide te voorkomen, en de corresponderende verplichting om te handelen, ontstaat op het moment dat een staat op de hoogte komt van het bestaan van een serieus risico op genocide en dat een rechterlijke vaststelling daar niet voor nodig is?1
Ja. Zoals weergegeven in de Kamerbrieven van 21 januari en 18 juni 2025, is het kwalificeren van een situatie als genocide door Nederland of andere staten geen vereiste voor de toepasselijkheid van verplichtingen onder het Genocideverdrag, waaronder de verplichting om genocide te voorkomen. Deze verplichting treedt immers in werking bij een betrouwbare aanwijzing van een ernstig risico op genocide. Ook in situaties waarin niet vaststaat of daden van geweld zijn aan te merken als genocide dient reeds te worden overgegaan tot actie, binnen de mogelijkheden van de betreffende staat, ter preventie van verdere gruwelijkheden.
Bent u zich ervan bewust dat het IGH stelt dat de inspanningsverplichtingen om genocide in Gaza te voorkomen en te beëindigen een zelfstandige en individuele verantwoordelijkheid van verdragsstaten, en dus ook van Nederland, zelf is?
Ja. Zoals weergegeven in Annex 1 in de Kamerbrief van 21 januari 2025, is de verplichting om genocide te voorkomen primair gericht op de staat met controle over de handelingen of het grondgebied, maar niet territoriaal begrensd. De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Kunt u aangeven welke concrete stappen u namens Nederland heeft gezet sinds 26 januari 2024, om genocide in Gaza te voorkomen – en ondertussen te beëindigen – zoals verplicht wordt in artikel 1 van het Genocideverdrag?
Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus en heeft, mede in het licht van de genoemde verplichting, al langere tijd stappen ondernomen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrief van 21 januari 2025 is omschreven. Het kabinet blijft naar aanleiding van de ontwikkelingen ter plaatse steeds de inzet blijven en beziet welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair, veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van verbetering van de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden.
Recent heeft het kabinet daarom verdere stappen gezet, waarbij het belangrijkste doel steeds was om Israël te bewegen de humanitaire blokkade op te heffen en de partijen tot een staakt-het-vuren te laten komen en geen stappen te zetten die tweestatenoplossing verder uit zicht brengt. Zo is het kabinet op 7 april overgegaan tot intrekking van de algemene vergunning NL002 en aanpassing algemene vergunning NL007 NL010 door Israël uit te sluiten als land van eindbestemming. Op 9 april heeft Nederland – als eerste EU-lidstaat sinds het einde van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. – de Israëlische ambassadeur ontboden naar aanleiding van de aanval op een Palestijns hulpkonvooi met ambulancemedewerkers. Op 6 mei heeft Nederland tevens een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger verstuurd met het verzoek om de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren. Het is van belang dat deze stap in Europees verband is gezet, omdat gezamenlijk opvoeren van de druk meer gewicht in de schaal legt. Op 23 juni heeft de Raad Buitenlandse Zaken gesproken over de uitkomsten van het onderzoek aangaande mogelijke schending van artikel 2 van het Associatieakkoord EU-Israël. Voor verdere informatie verwijs ik uw Kamer naar het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken. Daarnaast blijft Nederland in Europees verband zich als initiatiefnemer inzetten om gewelddadige en kolonistenorganisaties te sanctioneren. Verder hebben verschillende demarches plaatsgevonden in Israël over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook, waaronder in EU-verband en met gelijkgezinde landen als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, en is met de betrokken partners steeds contact geweest over de onderhandelingen ten aanzien van een staakt-het-vuren. Ook heeft Nederland op 18 juni jl. zich aangesloten bij het Zweedse initiatief om EU-sancties tegen de extremistische Ministers Ben-Gvir en Smotrich in te stellen.
Bent u in het licht van bovenstaande van mening dat Nederland al het mogelijke in haar macht (all means reasonably available to them) doet om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo ja, kunt u dat uitleggen?
Ja. Daarbij weegt het kabinet de Nederlandse inzet voortdurend en bepaalt steeds naar aanleiding van de ontwikkelingen ter plaatse op welke wijze de druk op de meest effectieve wijze kan worden opgevoerd om een einde te maken aan de catastrofale situatie in de Gazastrook. Zie ook het antwoord bij vraag 2 en bij vraag 7.
Sinds de tussenuitspraak van het IGH op 26 januari 2024 is de situatie in Gaza verder verslechterd, bent u van mening dat de acties van Nederland Israël voldoende hebben bewogen om van koers te veranderen? Zo ja, kunt u dat uitleggen? Zo nee, kunt u dan uitleggen waarom u geen extra stappen hebt ondernomen zoals verplicht onder het Genocideverdrag?
Zie de beantwoording van vraag 7.
Bent u van mening dat de Nederlandse oproep voor een onderzoek naar de schending van Artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord door Israël in de buurt komt van de eis van het Genocideverdrag om al het mogelijke te doen om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen?
Dit is één element van de wijze waarop Nederland invulling hieraan geeft. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Bent u van mening dat Nederland, als bondgenoot en handelspartner van Israël meer invloed heeft dan veel andere landen om Israël onder druk te zetten de genocide en oorlogsmisdaden dat het land begaat in Gaza te beëindigen?
Het kabinet is van mening dat collectieve druk meer impact heeft dan individuele druk en zet zich daarom waar mogelijk in op initiatieven in EU-verband of ander breed verband (zoals bij de demarches). Desalniettemin heeft het kabinet de afgelopen maanden naast een gezamenlijke Europese koers ook meerdere nationale stappen gezet. Realiteitszin is geboden, ook gezien de beperkte invloed die Nederland kan uitoefenen in het Midden-Oosten. Op het gebied van handel is het daarnaast van belang dat rekening wordt gehouden met de EU-competenties.
Hoe vergelijkt u de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen en te beëindigen met die van Zuid-Afrika, dat bijvoorbeeld een zaak heeft aangespannen tegen Israël?
Iedere staat geeft zijn eigen invulling aan de inspanningsverplichting om genocide te voorkomen. Nederland zet zowel in bilateraal als multilateraal verband druk om de situatie op de grond te verbeteren. Zo zijn er diverse maatregelen genomen, zie het antwoord bij vraag 7.
Bent u van mening dat Nederland, als hechte bondgenoot en handelspartner van Israël, een nog grotere verplichting heeft om genocide in Gaza te voorkomen en te beëindigen dan een land als Zuid-Afrika dat minder politieke, economische en militaire relaties heeft met Israël? Zo nee, waarom niet?
Het is aan staten zelf om hun verplichtingen vorm te geven. Zoals toegelicht in mijn brief van 21 januari 2025, hangt de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op vermeende daders onder meer af van de geografische afstand en van de sterkte van de politieke, militaire en financiële banden tussen de autoriteiten van de staat en de belangrijkste bij de gebeurtenissen betrokken personen. Zie verder het antwoord op vraag 12.
Bent u van mening dat aansluiten bij de genocidezaak die Zuid-Afrika heeft aangespannen tegen Israël bij het IGH zou bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De genoemde verplichting omvat niet het initiëren van juridische procedures of het interveniëren in bestaande procedures bij het Internationaal Gerechtshof. Daarnaast kan een interventie van Nederland in de zaak die Zuid-Afrika aangespannen heeft tegen Israël niet bijdragen aan het voorkomen of beëindigen van de vermeende genocide in de Gazastrook. Nederland kan zich niet «aansluiten» bij deze zaak. Het Statuut van het Internationaal Gerechtshof biedt Nederland alleen de mogelijkheid in deze procedure een interventie in te dienen die zich richt op de constructie (interpretatie) van het verdrag. Een dergelijke interventie kan niet ingaan op de feiten van de zaak, of op de vraag of Israël zijn verplichtingen onder het Genocideverdrag geschonden heeft.
Bent u van mening dat het stoppen van Nederlandse wapenexport en wapenimport naar en van Israël zou bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat het huidige toetsingsbeleid volstaat om ongewenste transacties te voorkomen. Het kabinet toetst vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen zorgvuldig per geval. Daarbij gaat het kabinet zeer gedegen te werk. Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd dat militaire goederen kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt een vergunningaanvraag afgewezen. Zo wordt geen vergunning verleend voor de uitvoer van militaire goederen als een duidelijk risico bestaat dat die zullen bijdragen aan activiteiten van de Israëlische krijgsmacht in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever. Dat het kabinet hiermee voldoet aan zijn (internationaalrechtelijke) verplichtingen is door de voorzieningenrechter van het gerechtshof in Den Haag bevestigd in het vonnis van 13 december 2024.
Het kabinet hecht er tot slot aan te benadrukken dat er binnen de Europese kaders voor wapenexportcontrole geen onderscheid wordt gemaakt tussen offensieve en defensieve wapens. Bij elke vergunningaanvraag wordt per geval beoordeeld of de betreffende export duidelijke risico’s op ongewenst eindgebruik met zich meebrengt. In dat licht kan kortom gesteld worden dat, gegeven de huidige situatie in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, de uitvoer naar Israël van goederen die gebruikt kunnen worden bij ernstige schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht niet wordt toegestaan. Tegelijkertijd laat dit beleid wel ruimte voor de uitvoer van militaire goederen die enkel voor zelfverdedigingsdoeleinden kunnen worden gebruikt, zoals onderdelen voor het Iron Dome systeem. Het kabinet blijft deze uitvoer – gezien het belang van de veiligheidswaarborging voor burgers in Israël – toestaan zo lang deze de toets aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole doorstaat.
Bent u van mening dat economische sancties tegen Israël zouden bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om Genocide te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden. Hierbij worden op voorhand geen opties uitgesloten. In algemene zin wordt bij sancties gestreefd naar een zo groot mogelijke effectiviteit, waarbij een weging moet worden gemaakt van het politieke doel, de haalbaarheid (o.a. het Europese krachtenveld) en de juridische vereisten. Zie verder het antwoord op vraag 11.
Bent u van mening dat sancties tegen regeringsleiders die oproepen tot etnische zuivering, honger als wapen en de vernietiging van Gaza, zoals Netanyahu, Smotrich, Ben-Gvir en Katz zouden bijdragen aan de Nederlandse inspanningsverplichting om genocide in Gaza te voorkomen of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide.
Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden. Hierbij worden op voorhand geen opties uitgesloten. In algemene zin wordt bij sancties gestreefd naar een zo groot mogelijke effectiviteit, waarbij een weging moet worden gemaakt van het politieke doel, de haalbaarheid (o.a. het Europese krachtenveld) en de juridische vereisten. Op basis van deze weging heeft Nederland op 18 juni jl. zich aangesloten bij het Zweedse initiatief richting de Hoge Vertegenwoordiger van de EU om sancties tegen de extremistische Ministers Ben-Gvir en Smotrich in te stellen.
Hoe beoordeelt u het feit dat auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter stellen dat het «een misverstand is dat er op een rechterlijk oordeel moet worden gewacht» om het risico op genocide te erkennen?
Dit is conform het standpunt van het kabinet. Zoals in Annex 1 van mijn brief aan uw Kamer van 21 januari 2025 is toegelicht, ontstaat de verplichting om genocide te voorkomen en de bijbehorende plicht om te handelen op het moment dat de (derde) staat verneemt, of normaal gesproken had moeten weten, van het bestaan van een ernstig risico dat genocide zal worden gepleegd. Derhalve hoeft hiervoor niet op een rechterlijk oordeel te worden gewacht. Wel kan een staat alleen aansprakelijk worden gehouden voor het schenden van de verplichting tot voorkomen van genocide wanneer daadwerkelijk vast staat dat genocide heeft plaatsgevonden. Nederland heeft hierop volgend de afgelopen maanden diverse maatregelen genomen, zie het antwoord bij vraag 7.
Bent u het eens met de stelling van auteurs dr.mr. Marieke de Hoon, prof.dr.mr. Göran Sluiter en de uitspraak in het rondetafelgesprek d.d. 28 mei jl. van prof. mr. dr. G.G.J.A. Knoops dat het rechtelijke oordeel of genocide is gepleegd vaak pas ruimschoots komt nadat die genocide heeft plaatsgevonden en dat hierop wachten in strijd is met de verplichting om genocide te voorkomen en/of te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 18.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV), uit het advies Het gebruik door politici van de term genocide, dat «[h]et oordelen van staten over internationaalrechtelijke kwesties inherent is aan het systeem van het volkenrecht» en dat het in beginsel aan staten is «om een oordeel te vellen over volkenrechtelijk relevante handelingen van andere staten of andere personen»?
Het kabinet erkent dat uitingen van staten van belang zijn bij de vorming en ontwikkeling van het internationaal recht. Een belangrijke nuance, die ook de CAVV daarbij maakt, is dat dergelijke uitingen van staten van belang zijn om de effectiviteit van het volkenrecht te waarborgen, wanneer bijvoorbeeld geen rechterlijk orgaan met verplichte rechtsmacht beschikbaar is. Ook betekent het feit dat staten zich kunnen uitlaten over kwesties van volkenrecht niet dat een staat verplicht zou zijn een bepaalde situatie te voorzien van een internationaalrechtelijke kwalificatie.
Bent u het met de CAVV en auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter eens dat bovenstaande impliceert dat ook parlementen niet belemmerd worden door een regel dat alleen de rechter zich zou kunnen uitspreken over genocide of misdrijven tegen de menselijkheid?
Dit is aan het parlement zelf.
Hoe beoordeelt u de constatering van auteurs dr.mr. Marieke de Hoon en prof.dr.mr. Göran Sluiter dat bij de erkenning van genocide door een staat het gaat om het geheel van bekende feiten en omstandigheden en de beoordeling daarvan door gezaghebbende instanties en wetenschappers?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 17 juni en de Kamerbrief van 21 januari 2025 is Nederland in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide.
Bent u zich bewust van het feit dat talloze gezaghebbende internationale humanitaire organisaties – waaronder Amnesty International en Human Rights Watch en wetenschappers – waarschuwen voor een genocide in Gaza?
Ja.
Heeft het kabinet een ander standpunt ingenomen ten opzichte van het vorige kabinet over het erkennen van genocides?
Nee.
Bent u bekend met de uitspraak van voormalig Minister van Justitie Dilan Yesilgöz die aan de Kamer schreef «Voor de Nederlandse regering zijn bij de erkenning van genocides uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek en vaststellingen door de VN leidend»? Onderschrijft u deze uitspraak?
Ja, ik ben hiermee bekend. Voor de meest recente toelichting op het kabinetstandpunt verwijs ik u naar het antwoord op vraag 22.
Welke andere afweging maakt u ten opzichte van Dilan Yesilgöz, toenmalig Minister van Justitie, die beoordeelde dat Islamitische Staat (IS) zich hoogstwaarschijnlijk schuldig heeft gemaakt aan genocide tegen Yezidis, nog voordat er uitspraken van internationale rechtbanken waaruit – het risico op – genocide kon worden afgeleid, beschikbaar waren?
Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 17 juni jl. en de Kamerbrief van 21 januari jl. is Nederland in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide.
Bent u het ermee eens dat – indachtig alle rapporten (van Amnesty International, Human Rights Watch, Artsen zonder Grenzen, verschillende wetenschappers en verschillende internationale organisaties) waarin vanuit de beschikbare feiten wordt geconcludeerd dat de behandeling van de Palestijnse bevolking door Israël wordt gekwalificeerd als genocide en indachtig het regeringsstandpunt met betrekking tot de vaststelling van genocides zoals dat enige jaren geleden bij de genocide op Yezidis werd toegepast – er voldoende feiten zijn vastgesteld om te kunnen stellen dat Israël zich hoogstwaarschijnlijk schuldig heeft gemaakt en maakt aan genocide in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Over het kwalificeren van genocide, zie het antwoord bij vraag 2.
Vereist het doel en de strekking van het genocideverdrag niet dat er betekenisvolle en maximale invulling wordt gegeven aan de preventieplicht?
Ja. Zie het antwoord op vraag 7 voor de Nederlandse invulling hieraan.
Bent u bereid deze vragen los van elkaar en binnen een week te beantwoorden?
Er is getracht om de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
              Het bericht dat een medisch noodzakelijk operatie is geweigerd bij een asielzoeker | 
          |
              Kati Piri (PvdA) | 
          |
Marjolein Faber (PVV) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht over de 33-jarige asielzoeker waarbij recent een operatie is geweigerd?1
Ja.
Klopt het dat medisch noodzakelijke operaties en opnames in een verpleeghuis geweigerd kunnen worden door het COA, als het gaat om asielzoekers die (nog) geen verblijfstatus hebben? Zo ja, op basis van welke wetten? Zo nee, kunt u toelichten waarom dit bij de in het artikel benoemde asielzoeker wel is gebeurd?
Dit klopt niet. Het COA is niet de instantie die bepaalt welke zorg verleend wordt. De beslissing welke zorg medisch noodzakelijk is en wanneer iemand een doorverwijzing naar (specialistische) zorg krijgt, ligt bij de medisch zorgverlener. Daarnaast klopt het niet dat de verblijfsstatus het zorgpakket beïnvloedt: Alle bewoners die recht hebben op opvang bij het COA hebben recht op hetzelfde pakket conform de bepalingen in de RMA, ongeacht hun verblijfstatus.
Kunt u aangeven welke mate van medische ondersteuning Nederland verplicht is te geven aan asielzoekers op basis van Europese en internationale verdragen? En kunt u daarbij specifiek aangeven of Nederland met de in het artikel benoemde handelwijze voldoet aan deze verplichtingen?
Er wordt voldaan aan de mate van medische ondersteuning die wordt voorgeschreven door artikel 22 van de herziene Europese Opvangrichtlijn. De Opvangrichtlijn schrijft voor dat ten minste spoedeisende behandelingen, essentiële behandeling van ziekten en seksuele en reproductieve gezondheidszorg die essentieel is om ernstige lichamelijke aandoeningen te behandelen, gebonden moeten worden. Daarnaast dienen lidstaten, wanneer dit medisch noodzakelijk is, zorg te bieden aan verzoekers met bijzondere opvangbehoeften, zoals noodzakelijke revalidatie en medische hulpmiddelen.
Asielzoekers krijgen in Nederland zo goed als hetzelfde zorgpakket aangeboden als het basispakket dat voor alle Nederlanders geldt onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Er zijn slechts enkele uitzonderingen, zo worden fertiliteitszorg en genderzorg niet vergoed vanuit de Regeling Medische zorg Asielzoekers. In het geval van genderzorg kan hormoontherapie in uitzonderlijke gevallen wel worden vergoed, dit geldt enkel wanneer een asielzoeker reeds voor de aankomst in Nederland is gestart met hormoontherapie omdat het onderbreken van een dergelijk traject medische gevolgen heeft voor de asielzoekerDe eerste twee maanden van verblijf in Nederland ontvangt een (volwassen) asielzoeker enkel medisch noodzakelijke zorg. Of er sprake is van medische noodzakelijkheid, wordt bepaald door de behandelend (huis)arts.
Klopt het dat vanuit GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) aan asielzoekers wordt aangegeven dat medische behandeling pas plaatsvindt na een transfer vanuit de centrale opvanglocatie Ter Apel naar een andere locatie? Zo ja, is deze werkwijze in lijn met verplichtingen die voortvloeien uit Europese en internationale verdragen?
Dat kan het geval zijn, maar niet bij spoed. Indien sprake is van uitstelbare zorg gedurende de eerste twee maanden van het verblijf in Nederland, beslist de arts in die gevallen welke zorg verleend moet worden en wanneer. Het is dan ook aan de arts om te bepalen onder welke omstandigheden een behandeling mogelijk is en of, zoals u in de vraag aangeeft, er bijvoorbeeld eerst een transfer moet plaatsvinden om de behandeling mogelijk te maken.
Bent u voornemens om in te gaan op de dringende oproep van LGBT Asylum Support om deze situatie vanuit de menselijke maat te beoordelen en niet vanuit een verzekeringskwestie? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het departement heeft een reactie gestuurd naar LGBT Asylum Support, naar aanleiding van de ontvangen brief over de gestelde weigering van een medisch noodzakelijke operatie bij een hulpbehoevende lhbtiq+ asielzoeker. Onze reactie is in lijn met de voorliggende beantwoording van uw vragen.
              Het artikel 'SOMO: ‘Nederlandse zakenmannen verkopen voor tientallen miljoenen aan Israëlische wapenindustrie' | 
          |
              Kati Piri (PvdA), Daniëlle Hirsch (GL) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Reinette Klever (PVV) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het artikel «SOMO: «Nederlandse zakenmannen verkopen voor tientallen miljoenen aan Israëlische wapenindustrie»», en het onderliggende onderzoek van SOMO?1
Ja.
Kent u het bedrijf SASMOS, dat sinds 7 oktober 2023 voor meer dan 38 miljoen dollar aan onderdelen naar Israël exporteerde, en voor meer dan 25 miljoen dollar leverde aan fabrikanten die gevechtsvliegtuigen en drones leveren aan het Israëlische leger?
Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over individuele bedrijven of personen.
Is het u bekend dat drie Nederlandse zakenmannen directeuren en mede-eigenaren zijn van SASMOS, en op douaneaangiften consequent worden genoemd als contactpersonen voor deze zendingen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ermee bekend dat er in het verleden Nederlanders, zoals Frans van Anraat voor het leveren van chemicaliën voor chemische wapens van Saddam Hoessein, en Guus Kouwenhoven voor wapenhandel aan Charles Taylor, zijn veroordeeld voor medeplichtigheid bij oorlogsmisdrijven?
Ja.
Onderschrijft u dat de Nederlandse Staat verplichtingen heeft voortvloeiend uit het internationaal recht om te voorkomen dat Nederlandse staatsburgers en Nederlandse bedrijven medeplichtig worden aan ernstige internationale misdaden, zoals genocide?
Een staat kan aansprakelijk zijn voor het schenden van een internationaalrechtelijke verplichting, maar is daarentegen niet aansprakelijk voor een internationaal misdrijf gepleegd door een individu. Het handelen van een individu kan niet toegerekend worden aan een staat tenzij dit individu een overheidsfunctionaris is, of handelt in opdracht van die staat of onder zijn directie, instructie of controle staat.
Internationale misdrijven zijn door de Nederlandse Staat strafbaar gesteld. Nederlandse staatsburgers en bedrijven dienen zich aan de wet te houden. Ingevolge het opportuniteitsbeginsel is het aan het Openbaar Ministerie om zelfstandig te beslissen óf, en zo ja, wie en voor welk strafbaar feit wordt vervolgd.
Vindt u dat de Nederlandse Staat de verplichting heeft om, in lijn met de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024, stappen te nemen om handel- en investeringsrelaties te voorkomen die bijdragen bij de instandhouding van de illegale situatie in de bezette Palestijnse Gebieden? Zo nee, waarom niet?
In de Kamerbrief van 9 december 20242 is geconstateerd dat het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 19 juli 20243 de instandhouding van het Nederlandse beleid rechtvaardigt. Mede gezien de voortdurende verslechtering van de situatie in de bezette gebieden, heeft het kabinet inmiddels besloten het ontmoedigingsbeleid actief uit te dragen en wordt onderzocht of de toepassing van dit beleid kan worden uitgebreid naar bijvoorbeeld pensioenfondsen. U bent hierover geïnformeerd in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli 2025 en de Kamerbrief van 28 juli 2025.
Aanvullende maatregelen, bijvoorbeeld die raken aan import van producten uit de onrechtmatige nederzettingen, betreffen in beginsel een EU-competentie. De Hoge Vertegenwoordiger Kaja Kallas heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni 2025 aangegeven de Europese Commissie te zullen vragen om een analyse van de consequenties van het IGH-advies voor het beleid van de EU. Nederland verwelkomt dit voornemen en roept hier in EU-verband al langere tijd toe op, in lijn met de motie van Baarle4. Bovendien zet Nederland zich, conform de motie Van Campen en Boswijk5, in EU-verband in voor handelspolitieke maatregelen tegen de onrechtmatige nederzettingen, zoals een handelsverbod of prohibitieve invoerheffingen. Indien er onvoldoende draagvlak is voor dergelijke maatregelen in de EU, zal Nederland in samenwerking met gelijkgezinde landen maatregelen overwegen. Daarnaast zet Nederland zich in voor sancties tegen gewelddadige kolonisten, parallel aan sancties tegen Hamas/PIJ.
Zo ja, vindt u dat hierop volgt dat de Nederlandse Staat maatregelen moet nemen om te voorkomen dat Nederlandse burgers (onderdelen van) militair materieel aan Israël leveren?
In algemene zin geldt voor de uitvoer van militaire goederen naar Israël dat deze zorgvuldig wordt getoetst aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole. Daar waar een duidelijk risico bestaat dat militaire goederen gebruikt worden bij het begaan van ernstige schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht, wordt een vergunningaanvraag afgewezen. Zo zijn er sinds 7 oktober 2023 elf vergunningaanvragen met eindgebruik in Israël afgewezen. In dezelfde periode werden 8 vergunningen met eindgebruik in Israël toegewezen. Sinds het aantreden van dit kabinet op 2 juli 2024 zijn er 6 vergunningen met eindgebruik in Israël toegewezen. Dit gaat onder meer om de uitvoer van onderdelen voor het Iron Dome-luchtafweersysteem (conform motie-Kahraman), drie vergunningen m.b.t. onderdelen voor marineschepen, en één vergunning voor demonstratiematerieel dat na beursdeelname in Nederland weer is geretourneerd naar Israël waarvan het eindgebruik niet bij de Israëlische krijgsmacht ligt. De drie vergunningen voor de uitvoer van onderdelen voor marineschepen zijn vanwege de verslechterende omstandigheden in de Gazastrook herbeoordeeld aan de hand van de Europese wapenexportcontrolecriteria. De uitkomst van deze herbeoordeling was dat het risico op ongewenst eindgebruik dermate groot werd geacht waardoor de drie vergunningen in juli jl. zijn ingetrokken.
Ook is het kabinet overgegaan tot het intrekken van de algemene vergunning NL002 en aanpassing van de algemene vergunningen NL007 en NL010 door Israël uit te sluiten als land van eindbestemming [Kamerstuk 22 054, nr. 454]. Daarmee kan het kabinet ook enkele typen transacties naar Israël, die tot 7 april 2025 als relatief laagrisico transacties konden plaatsvinden, onder de gewijzigde c.q. opgeheven algemene vergunningen per transactie toetsen.
Neemt de Nederlandse overheid op dit moment proactief maatregelen om Nederlandse bedrijven en staatsburgers te waarschuwen en te wijzen op risico’s van medeplichtigheid aan internationale misdaden, waaronder genocide? Zo ja, welke maatregelen zijn dat? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet past exportcontrole toe op de uit- en doorvoer van strategische goederen. Hiertoe moeten burgers en bedrijven uit Nederland zich verhouden. Voor Nederlanders die voor bedrijven in het buitenland werken geldt dat zij zich dienen te houden aan lokale wet- en regelgeving en eventuele internationaal geldende maatregelen zoals sancties.
Aanvullend verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. Volgens deze kaders dienen bedrijven o.a. mensenrechtenrisico’s, in hun waardeketens te identificeren, ook bij export, en waar nodig aan te pakken. De Nederlandse overheid informeert en ondersteunt Nederlandse bedrijven hierbij. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van Nederlandse private partijen zelf om beslissingen te maken binnen de kaders van de wet.
Welke verplichtingen hebben Nederlandse individuen en bedrijven om zorg te dragen dat zij geen activiteiten ontplooien die bijdragen aan ernstige internationale misdaden?
Zoals genoemd in het antwoord op vraag 8 verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat zij invulling geven aan de (vrijwillige) internationale normen op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Volgens deze kaders dienen ondernemingen in situaties van gewapend conflict normen van humanitair oorlogsrecht te respecteren. In de context van gewapende conflicten of een verhoogd risico op grove misbruiken moeten ondernemingen aangescherpte gepaste zorgvuldigheid toepassen met betrekking tot negatieve gevolgen, met inbegrip van schendingen van het humanitair oorlogsrecht.
In dit verband is ook relevante EU-regelgeving van belang. Zo is onlangs de Anti-dwangarbeidverordening op 13 december 2024 in werking getreden. Deze wet verbiedt bedrijven om producten die met dwangarbeid zijn vervaardigd op de EU-markt te brengen of daarvandaan uit te voeren. Dit verbod geldt voor alle producten, bedrijven en economische sectoren. De verplichtingen voor bedrijven treden vanaf 14 december 2027 in werking. Momenteel wordt in Brussel ook onderhandeld over het Omnibus I pakket. Onderdeel daarvan is de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). Deze richtlijn verplicht grote ondernemingen die actief zijn op de Europese interne markt feitelijke of potentiële nadelige gevolgen op de mensenrechten en het milieu in hun waardeketens zoveel mogelijk te voorkomen, beperken of beëindigen. De richtlijn verwijst naar een reeks mensenrechten- en milieuverdragen om aan te geven welke nadelige gevolgen voor mens en milieu moeten worden voorkomen en op welke risico’s ondernemingen op grond van de richtlijn gepaste zorgvuldigheid moeten toepassen. Inmiddels is de raadspositie op de CSDDD vastgesteld en zullen de trilogen in het najaar starten.
Gezien de uitspraak van 26 januari 2024 van het Internationaal Gerechtshof dat derde staten zoals Nederland alles in het werk moeten stellen om genocide in Gaza te voorkomen, en de constatering van gezaghebbende instituten zoals het NIOD en Amnesty International dat er sprake is van genocide of genocidaal geweld in Gaza, en de constatering van de Minister van Buitenlandse Zaken dat Israël op dit moment het oorlogsrecht schendt, onderschrijft u dat het leveren van onderdelen voor militair gebruik aan Israël zoals door SASMOS op dit moment een risico in zich draagt van het bijdragen aan ernstige schendingen van het internationaal recht? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik u naar de Kamerbrief van 21 januari 20256. Hierin is opgenomen de verplichting van derde staten om genocide te voorkomen. In de brief van 18 juni 20257 en de beantwoording van de Kamervragen van het lid Dassen van 24 juni 2025 is hierop verder invulling gegeven. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Vindt u dat de aanhoudende wapenleveringen van SASMOS de drie Nederlandse zakenlieden kan blootstellen aan vervolging wegens medeplichtigheid aan deze misdaden, zoals experts in internationaal strafrecht aangeven? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet kan hier geen uitspraken over doen. Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of het aanleiding ziet en het opportuun acht om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan.
Is er contact geweest met de drie bij SASMOS betrokken Nederlandse burgers, om hen te wijzen op de risico’s van medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden of zelfs genocide? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet doet in beginsel geen publieke uitspraken over individuele bedrijven of burgers. Alle Nederlandse bedrijven en burgers hebben zich te houden aan de wet. Als er aanwijzingen zijn dat bedrijven de wet hebben overtreden, dan zal dit worden onderzocht door de relevante toezichthouder. Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of sprake is van gedragingen die mogelijk strafbaar handelen opleveren.
Bent u van plan dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet? Overweegt u andere stappen te nemen?
Zie antwoord vraag 12.
Zijn er, voor zover u bekend, andere buitenlandse bedrijven met grote betrokkenheid van Nederlanders investeerders, bestuurders, of directieleden, die op grote schaal onderdelen of eindproducten leveren die gebruikt worden door het Israëlische leger?
Zie antwoord vraag 12.
In het geval dat SASMOS een Nederlands bedrijf was geweest, dat vanuit Nederland exporteerde, onder welke Nederlandse exportvergunningen zouden de producten van SASMOS genoemd in het SOMO-rapport vallen? En zouden deze producten, gelet op de recente aanpassingen van exportregels richting Israël, door Nederlandse bedrijven geëxporteerd mogen worden?
Op basis van het SOMO-rapport is niet met zekerheid te zeggen welke goederen SASMOS exporteert. Daarom is niet vast te stellen of hiervoor een vergunningplicht geldt en of hiervoor in een hypothetisch geval bij export vanuit Nederland een exportvergunning is vereist. Zie verder het antwoord op vraag 7.
              Het Nederlandse busbedrijf EBS en banden met de illegale bezetting van Palestijns gebied | 
          |
              Jan Paternotte (D66), Sarah Dobbe (SP), Stephan van Baarle (DENK), Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Reinette Klever (PVV) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Radio Boos over het Nederlandse busbedrijf EBS?
Ja.
Klopt het dat het Israëlische bedrijf Egged Transportation Ltd. het moederbedrijf is van het Nederlandse busbedrijf EBS?
Ja.
Klopt het dat Egged Transportation Ltd. op een lijst van de Verenigde Naties staat als betrokken bij Israëlische kolonisatie van illegaal bezet Palestijns gebied?1
Ja.
Hoe verhoudt dit feit zich tot het Nederlandse ontmoedigingsbeleid jegens zakelijke activiteiten op illegaal bezet Palestijns gebied? Zijn er contacten geweest met EBS en/of Egged Transportation Ltd.? Zo ja, wat was de inhoud van deze contacten? Zo nee, waarom niet?
Gezien de Nederlandse positie over de onrechtmatigheid van de Israëlische bezetting ontmoedigt de Nederlandse overheid economische relaties met bedrijven in illegale Israëlische nederzettingen in de bezette gebieden. Dit beleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of die de aanleg of instandhouding direct faciliteren. Het gaat om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen, en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. Tijdens het wetgevingsoverleg van 30 juni 2025 jl. is toegezegd2 om in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli 2025 terug te komen op het actiever uitdragen van het ontmoedigingsbeleid. Het ministerie doet geen uitspraken over (contacten met) individuele bedrijven. De Nederlandse overheid verleent geen diensten aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Het ontmoedigingsbeleid van de Nederlandse overheid is een aanvulling op de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van Nederlandse private partijen zelf om beslissingen te maken binnen de kaders van de wet.
Hoe verhoudt dit feit zich tot de adviserende opinie van het Internationaal Gerechtshof aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin volgens uw eigen lezing wordt gesteld dat «Andere staten (waaronder Nederland) onder internationaal recht de verplichting [hebben] om de situatie die is ontstaan door de onrechtmatige bezetting van Israël van de Palestijnse Gebieden niet te erkennen en om geen hulp of assistentie te bieden die bijdraagt aan het handhaven van de onrechtmatige situatie»?
In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 19 juli 20243, erkent het kabinet dat de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig is. Dit komt overeen met de reeds jarenlang bestaande kabinetspositie dat de nederzettingen en het uitbreiden daarvan in de bezette gebieden in strijd zijn met internationaal recht. In het advies wordt geen uitspraak gedaan over de reikwijdte van de verantwoordelijkheid van derde staten voor de activiteiten van private partijen. De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in de bezette gebieden. Het is niet verboden voor private partijen in Nederland om (ondersteunende) relaties aan te gaan met partijen uit Israëlische nederzettingen. Het kabinet acht het echter wel onwenselijk.
Zoals gesteld in de Kamerbrief4 van 9 december 2024, is geconcludeerd dat het advies van het Internationaal Gerechtshof ten aanzien van de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden de instandhouding van het huidige Nederlandse beleid rechtvaardigt.
Deelt u de opvatting dat de zakelijke verhouding tussen EBS en Egged Transportation Ltd. wel degelijk een vorm van hulp of assistentie aan de illegale bezetting is, namelijk in de vorm van dividenden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen zicht op de zakelijke verhouding en financiële stromen tussen EBS en Egged Transportation Ltd. en kan hier dus geen uitspraken over doen.
In welke provincies rijden bussen van EBS? Klopt het dat deze in ieder geval in Zeeland rondrijden?
EBS verzorgt openbaar vervoer in de concessies Zaanstreek-Waterland (onder de merknaam MeerPlus), Voorne-Putten & Rozenburg, Haaglanden en IJssel-Vecht (onder de merknaam RRReis).5 Er rijden dus bussen van EBS in de Vervoerregio Amsterdam, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Gelderland, Overijssel en Flevoland. EBS gaat vanaf december 2026 het busvervoer in Zeeland verzorgen.
Klopt het dat studenten met een studentenreisproduct in bussen van EBS kunnen betalen? Klopt het dat daarmee geld van de Nederlandse overheid via EBS bij Egged Transportation Ltd. terecht komt? Hoe verhoudt dit zich tot het Nederlandse ontmoedigingsbeleid en de uitspraak van het gerechtshof?
Ja, het klopt dat studenten met een studentenreisproduct vrij of met korting kunnen reizen in bussen van EBS binnen de concessies genoemd in het antwoord op vraag 7. Het kabinet heeft geen zicht op de financiële stromen tussen EBS en Egged Transportation Ltd. en kan hier dus geen uitspraken over doen.
Zie verder de antwoorden op vragen 4 en 5 met daarin de toelichting op het Nederlandse ontmoedigingsbeleid en de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof.
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat Nederlandse provincies gebruik maken van de diensten van een bedrijf dat banden houdt met de illegale bezetting van Palestijns gebied? Zo ja, hoe gaat u dit stoppen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het onwenselijk dat individuen of organisaties bijdragen aan nederzettingen of de instandhouding hiervan. Dat geldt ook voor Nederlandse bedrijven. Het is Nederlandse private partijen evenwel niet verboden om (ondersteunende) relaties aan te gaan met partijen uit Israëlische nederzettingen.
Zie verder het antwoord op vraag 4 en daarin de toelichting op het Nederlandse ontmoedigingsbeleid. De Rijksoverheid spoort decentrale overheden dit beleid ook te volgen wanneer decentrale overheden zich melden.
Deelt u de opvatting dat Nederland iedere vorm van medewerking aan de illegale bezetting van Palestijns land door Israël moet stoppen en voorkomen? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de opvatting dat het Nederlands ontmoedigingsbeleid te vrijblijvend is om medewerking aan de illegale bezetting tegen te gaan? Zo ja, wanneer gaan wij over tot een boycot van illegale economische activiteiten op bezet gebied? Zo nee, waarom niet?
Nederland ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in de door Israël bezette Palestijnse gebieden. Zoals gesteld in de Kamerbrief6 van 9 december 2024, is geconcludeerd dat het advies van het Internationaal Gerechtshof ten aanzien van de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden de instandhouding van het huidige Nederlandse beleid rechtvaardigt.
              De beschieting van diplomaten op de Westoever door het Israëlische leger | 
          |
              Laurens Dassen (Volt), Daniëlle Hirsch (GL), Kati Piri (PvdA) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht dat het Israëlische leger schoten heeft afgevuurd tijdens een bezoek van buitenlandse diplomaten aan de Westoever?1
Ja.
Kunt u dit bericht bevestigen? Is er in de richting van diplomaten geschoten door het Israëlische leger?
Ja, het klopt dat er meerdere schoten zijn gelost vlakbij een diplomatieke delegatie.
Kunt u bevestigen of hier Nederlandse diplomaten bij aanwezig waren?
Ja, er was één Nederlandse diplomate en een lokaal geworven medewerker van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah aanwezig. Direct na de gebeurtenis heb ik contact opgenomen met de Nederlandse Vertegenwoordiging om zeker te zijn dat zij veilig waren.
Onderschrijft u dat, indien er sprake is van geweld of intimidatie van diplomaten door een gastland, dit een zeer serieuze schending van het internationaal recht is, in het bijzonder de Conventie van Wenen?
Op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer dient Israël de onschendbaarheid van bij de Israëlische autoriteiten aangemelde diplomaten te respecteren en maatregelen te nemen om te verhinderen dat zij in gevaar worden gebracht. Israël heeft dat in dit geval nagelaten door een gevaarlijke situatie te creëren voor deze diplomaten.
Ongeacht de identiteit van de diplomaten, maar zeker indien hier Nederlandse diplomaten bij aanwezig waren, bent u het eens dat dit incident om een zeer sterk antwoord van Nederland vraagt?
Het kabinet veroordeelt het schietincident. Diplomaten moeten veilig en ongehinderd hun werk kunnen uitvoeren. Een gevaarlijke situatie voor hen creëren is onaanvaardbaar.
Bent u van plan in internationaal verband een onderzoek naar dit incident te vragen en dit incident in de scherpste bewoordingen te veroordelen?
Zie antwoord vraag 5. Er is direct na het incident om opheldering gevraagd.
Bent u van plan de Israëlische ambassadeur te ontbieden naar aanleiding van dit incident? En bent u van plan zelf met hem te spreken?
Nee, de Israëlische ambassadeur is niet ontboden n.a.v. dit incident. De Nederlandse ambassadeur in Israël heeft mondeling en schriftelijk middels Note Verbale om opheldering gevraagd bij het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken en verzocht om schriftelijke informatie over de uitkomsten van het Israëlische onderzoek, hetgeen door Israël is toegezegd.
Ziet u na de beschieting van buitenlandse diplomaten reden om uw standpunt te wijzigen over het herzien van de economische, politieke en defensie-samenwerking met de Israëlische regering?
Het kabinet heeft het incident veroordeeld, wacht het onderzoek af en overweegt verdere stappen.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Er is getracht de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
              Het bericht 'Wrijving in kabinet over migratiebeleid: Faber wil handtekening Schoof onder kritische brief' | 
          |
              Kati Piri (PvdA) | 
          |
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC), Marjolein Faber (PVV), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht «Wrijving in kabinet over migratiebeleid: Faber wil handtekening Schoof onder kritische brief»?1
Ja.
Kunt u een precieze tijdlijn geven van het begin van het eerste verzoek om de brief te ondertekenen tot nu toe?
In mei jl. werd een concept van de brief ontvangen met een verzoek tot mede-ondertekening. Op ambtelijk niveau zijn er sinds januari jl. informele gesprekken gevoerd met een aantal EU-lidstaten over de mogelijkheid een oproep te doen (bijvoorbeeld via een ingezonden brief) een dialoog te voeren over de juridische kaders voor de mogelijkheden om strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen uit te zetten.
Kunt u de brief die is opgesteld door Denemarken en Italië de Kamer doen toekomen en kunt u daarbij specifiek aangeven welke passages zijn aangedragen voor wijzigingen?
De brief is openbaar.2 Het kabinet ziet steun voor de Nederlandse inzet in een groot deel van de brief, zie het antwoord op vraag 4. Nederland heeft aangegeven de brief te kunnen mede ondertekenen zonder passages die ingaan op de interpretatie door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Kunt u aangeven welke redenen door kabinetsleden zijn aangedragen om de brief niet te ondertekenen? Kunt u hier nadrukkelijk ingaan op de juridische en rechtsstatelijke onderbouwing van de advisering?
Het kabinet ziet in de ingezonden brief van de regeringsleiders van Denemarken, Italië en een aantal andere landen een oproep voor een open dialoog over de juridische kaders voor de mogelijkheden om veroordeelde vreemdelingen uit te kunnen zetten. Zoals ook opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord is het de inzet van dit kabinet een lik-op-stuk aanpak te voeren op overlast, intimidatie en geweld, en om vergunningen van criminele vreemdelingen sneller in te kunnen trekken. Het kabinet steunt daarom dat signaal van de brief in algemene zin. Conform de eerdere toezegging aan uw Kamer in het Commissiedebat over de JBZ-Raad van 12 en 13 juni (vreemdelingen- en asielbeleid) van 11 juni jl., heeft Nederland daarom ook tijdens de JBZ-Raad van 13 juni jl. aangegeven de geest van dat deel van de brief te steunen en open te staan voor dialoog. Als de juridische kaders hiervoor niet meer aansluiten bij de politiek gewenste praktijk, dan moet het gesprek over die kaders gevoerd worden binnen de daartoe aangewezen gremia. In het Hoofdlijnenakkoord is dan ook opgenomen dat Nederland daar waar nodig inzet op het aanpassen van EU-regelgeving of internationale verdragen. Het kabinet ziet steun voor deze inzet in de brief.
De brief roept tegelijkertijd specifiek op om een open dialoog te voeren over de interpretatie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Die inzet volgt niet uit het Hoofdlijnenakkoord en raakt aan meer dan migratiebelangen, zoals de onafhankelijkheid van rechters en het EHRM. Nederland wil niet de indruk wekken op de stoel van de rechter te willen zitten en kan daarom dat deel van de oproep niet steunen. Om die reden is besloten deze ingezonden brief niet mede te ondertekenen.
Nederland zal het signaal van Denemarken en Italië t.a.v. de mogelijkheid om veroordeelde vreemdelingen uit te kunnen zetten via andere wegen ondersteunen. Zo kan Nederland standpunten over de interpretatie van het EVRM naar voren brengen in het kader van lopende EHRM-procedures op het gebied van het vreemdelingenrecht inclusief in EHRM-zaken tegen andere EVRM-verdragspartijen over de uitzetting van vreemdelingen. Verder blijft Nederland zich in Europees verband onverminderd inzetten voor aanscherpingen in de EU-regelgeving, zoals de Terugkeerverordening en de Veilig derde land-herziening. Ook deze inzet is erop gericht om EU-wetgeving (en dus de toetsingskaders voor rechters) zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de politieke wens voor een strikt en sober asielbeleid. Bovendien blijft het kabinet zich via andere wegen, zoals innovatieve oplossingen en partnerschappen, nationaal en internationaal onverminderd inzetten om meer grip te krijgen op migratie, ook als het gaat om de mogelijkheden voor het uitzetten van veroordeelde vreemdelingen. Hierover sprak een aantal regeringsleiders informeel voorafgaand aan de Europese Raad van 26 juni 2025, zoals ook vermeld in het verslag van de Europese Raad van 26 juni 2025. Daar kwam ook de brief ter sprake. Denemarken en Italië kondigden tijdens de bijeenkomst aan opvolging te willen geven aan de brief. Nederland heeft actief aangegeven bij te willen dragen aan verdere samenwerking gericht op de uitwerking. Dit is ook in lijn met de motie Eerdmans3.
Zijn er in het verleden situaties geweest waarbij Nederland – buiten specifieke juridische procedures om – rechtstreeks het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft aangesproken op haar uitspraken? Zo ja, wanneer is dit precies gebeurd?
Er zijn het kabinet geen eerdere gevallen bekend waarin Nederland het EHRM, buiten een specifieke juridische procedure om, rechtstreeks heeft aangesproken op de inhoud van haar uitspraken.
Kunt u bevestigen dat Nederland niet wordt gehinderd in de aanpak van strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen door de uitspraken ven het EHRM? Zo nee, kunt u toelichten op welke wijze het uitzetten van strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen wordt bemoeilijkt door het EHRM, om welke specifieke uitspraken dit gaat en hoe groot de groep is die hierdoor minder effectief aangepakt kan worden?
In Nederland kunnen strafrechtelijke veroordelingen leiden tot afwijzing of intrekking van het verblijfsrecht en tot verwijdering van de vreemdeling uit Nederland. Het is de inzet van dit kabinet een lik-op-stuk aanpak te voeren op overlast, intimidatie en geweld, en vergunningen van criminele vreemdelingen sneller in te trekken. In het regeerakkoord is daarom opgenomen dat de glijdende schaal verder zal worden aangepast en de lat voor verblijfsrechtelijke consequenties wordt verlaagd. Bij een besluit tot uitzetting van een veroordeelde vreemdeling wordt altijd met verschillende factoren rekening gehouden, zoals de duur van de opgelegde straf afgezet tegen de duur van het rechtmatig verblijf in Nederland, de ernst van het misdrijf, het tijdsverloop dat is verstreken sinds het misdrijf, het privé en familieleven van de vreemdeling in Nederland en de band met zowel Nederland als het land van herkomst. Het huidig beleid ten aanzien van intrekkingen na strafrechtelijke veroordelingen wordt in algemene zin in overeenstemming geacht met artikel 8 van het EVRM. Er worden klachten tegen Nederland ingediend aangaande de intrekking van een verblijfsvergunning na een strafrechtelijke veroordeling, waarbij Nederland frequent in het gelijk wordt gesteld.
Deelt u de constatering dat (openlijke) kritiek hebben op het EHRM de weg vrij maakt voor andere EU-lidstaten om op andere terreinen, bijvoorbeeld lhbti-rechten en vrijheid van godsdienst, ook het Hof aan te vallen en deelt u de constatering dat daarmee het Hof in een kwetsbare positie wordt gebracht wat ook vanuit rechtsstatelijk oogpunt zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 4. Passages in de brief roepen specifiek op tot een open dialoog over de interpretatie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Die inzet volgt niet uit het Hoofdlijnenakkoord en raakt aan meer dan migratiebelangen, zoals de onafhankelijkheid van rechters. Nederland wil niet de indruk wekken op de stoel van de rechter te willen zitten. Om die reden is besloten deze ingezonden brief niet mede te ondertekenen.
Hoe verhoudt het aanspreken c.q. bekritiseren van het EHRM zich tot de rechtsstaatverklaring, het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma? Bent u van mening dat de voorgestelde brief bijdraagt aan het versterken van de democratische rechtsstaat en het versterken van de onafhankelijkheid van de rechtspraak?
Zie het antwoord op vraag 3 en 4.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo veel mogelijk afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoord.
              Het bericht dat het internationaal Strafhof hard geraakt is door de sancties | 
          |
              Kati Piri (PvdA), Christine Teunissen (PvdD), Sarah Dobbe (SP) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Tijdens het mondelinge vragenuur op 20 mei gaf u aan dat de inzet van het kabinet om het Internationaal Strafhof te steunen effectief is, terwijl de praktijk laat zien dat het werk van het Internationaal Strafhof nagenoeg stilligt; hoe kijkt u terug op deze kwalificatie van effectiviteit? Op welke manier is het handelen van het kabinet effectief geweest?
Zoals reeds aangegeven tijdens het mondelinge vragenuur, herkent het kabinet het beeld niet dat het werk van het gehele Internationaal Strafhof (ISH) nagenoeg stilligt. Ondanks de in februari opgelegde sancties tegen de hoofdaanklager van het ISH, is het Hof vooralsnog in staat geweest verreweg de meeste werkzaamheden ongehinderd voort te zetten, zowel in Nederland als in de verschillende landen waar het Hof actief is. Zo is de aanhouding, overlevering en voorgeleiding van de voormalige Filipijnse president Duterte afgelopen maart een voorbeeld van het feit dat het Hof ook in deze tijd zijn werk kan voortzetten. Andere voorbeelden zijn de uitspraken die de rechters van het Hof in april hebben gedaan in meerdere zaken. Wel is het zo dat de tegen de hoofdaanklager gerichte sancties het werk van met name het Parket van de Aanklager in verschillende opzichten hebben bemoeilijkt, onder meer omdat de sancties impact hebben op de dienstverlening van een aantal commerciële partijen aan het Hof en zijn landenkantoren. Op 5 juni jl. heeft de VS de sanctielijst uitgebreid met vier rechters van het Hof. Zowel het kabinet als het Hof houden de gevolgen van de (nieuwe) sancties zorgvuldig in de gaten. Met steun van de verdragspartijen bij het Statuut van Rome, waaronder gastland Nederland, worden de gevolgen hiervan door het Hof zo goed mogelijk gemitigeerd.
Heeft u hierover contact gehad met functionarissen van het Strafhof? Zo ja, kunnen zij deze berichtgeving bevestigen? Zo nee, waarom niet?
Als gastland van het ISH staat Nederland in nauw contact met het Hof en er vinden zeer regelmatig gesprekken plaats met de meest relevante functionarissen over de (mogelijke) gevolgen van de sancties. Zo heb ik zelf op 11 juni jl. met de President en de eerste Vice-President van het ISH gesproken over de gevolgen van de (nieuwe) sancties. Door de functionarissen van het ISH is bevestigd dat het recentelijk door enkele mediaberichten verspreide beeld dat het werk van het gehele Hof nagenoeg stilligt niet strookt met de werkelijkheid.
Tijdens de mondelinge vragen gaf Minister Brekelmans aan de berichtgeving over dat het werk van het strafhof nagenoeg stilligt niet te herkennen; welke informatie heeft het kabinet om te beoordelen dat deze berichtgeving niet klopt?
Het kabinet baseert zich daarbij op de gesprekken die Nederland als gastland voert met de functionarissen van het Hof. Zij zijn het best in staat om de impact van de sancties op hun eigen werkzaamheden te beoordelen. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Heeft u bij de Amerikaanse regering gericht aangedrongen op het intrekken van de sancties tegen het Internationaal Strafhof, ook in uw recente gesprek met uw Amerikaanse ambtsgenoot? Zo ja, hoe heeft u dat gedaan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is op meerdere niveaus in gesprek met de VS gebleven om de reikwijdte en effecten van de sancties zoveel mogelijk te beperken. Zo heb ik de Nederlandse zorgen over de sancties onder de aandacht gebracht bij de Amerikaanse Secretary of State Rubio. Naar aanleiding van het uitbreiden van de sanctielijst met vier rechters van het Hof op 5 juni jl. is de Amerikaanse tijdelijk zaakgelastigde uitgenodigd op het Ministerie van Buitenlandse Zaken om een toelichting te geven. Daarbij is aangegeven dat Nederland de sancties tegen ambtsdragers van het ISH afkeurt en Nederland pal achter het Hof staat. Ook andere verdragspartijen hebben hun zorgen over de sancties uitgesproken, aangezien zij eveneens een belangrijke verantwoordelijkheid hebben voor het zo onbelemmerd mogelijk laten functioneren van het Hof.
Kunt u toezeggen dat u op nationaal niveau en in Europese Unie (EU)-verband alles in het werk zult stellen om het functioneren en voortbestaan van het Internationaal Strafhof te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet blijft zich op nationaal niveau, in EU-verband en richting de overige verdragspartijen bij het Statuut van Rome onverminderd inzetten om de impact van de huidige sancties zoveel mogelijk te mitigeren en om het Hof zo onbelemmerd mogelijk te laten functioneren. Afgelopen maanden heeft Nederland ten volle invulling gegeven aan zijn verplichtingen en verantwoordelijkheden als gastleden.
Deelt u de mening dat Nederland, als gastland van het internationaal Strafhof, een bijzondere verantwoordelijkheid draagt om het Internationaal Strafhof en het werk dat daar gedaan wordt te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Als gastland van het Hof heeft Nederland een aantal bijzondere verplichtingen om ervoor te zorgen dat het Hof zo onbelemmerd mogelijk kan functioneren. Deze verplichtingen zijn vastgelegd in het Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland.1
Deelt u de mening dat het internationaal Strafhof een cruciale rol speelt in het internationale recht en het tegengaan van straffeloosheid? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid om deze sancties publiekelijk te veroordelen? En ook met het woord «veroordelen»? Zo nee, waarom niet?
De inzet van het kabinet is erop gericht het Hof zo onbelemmerd mogelijk te laten functioneren. Dat acht het kabinet belangrijker dan het gebruik van specifieke woorden. Zie overigens het antwoord op vraag 4.
Heeft u concrete maatregelen genomen om de toegang van Hoofdaanklager Karim Khan tot voorzieningen te garanderen, die voor diens werk en functioneren van vitaal belang zijn, waaronder IT- en bancaire voorzieningen?
Het kabinet erkent de rechtsmacht die de VS heeft over Amerikaanse bedrijven. Het kabinet is op meerdere niveaus in gesprek met de VS om de effecten van de huidige sancties zo veel mogelijk te beperken. Nederland staat in contact met het Nederlandse bedrijfsleven over de kwestie van de Amerikaanse sancties tegen het ISH, onder meer om zogenaamde overcompliance(verder gaan dan de sancties vergen) te voorkomen. Wegens de vertrouwelijkheid kan er niet in detail worden getreden over de inhoud van deze gesprekken. Bij het mitigeren van de gevolgen van de sancties trekt Nederland zoveel mogelijk op met andere verdragspartijen en roept hen, zowel in EU-verband als in een veelvoud van bilaterale contacten, op om hierbij een actieve rol te spelen. Bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met bedrijven die in hun land gevestigd zijn. Alle 125 verdragspartijen hebben namelijk een rol te spelen om het Hof zo onbelemmerd mogelijk te laten functioneren.
Herinnert u zich het bezoek dat de president van het Internationaal Strafhof, rechter Tomoko Akane, op 19 maart jl. aan Brussel heeft gebracht, waarin zij de EU dringend heeft opgeroepen om onmiddellijk het blokkeringsstatuut in te zetten, om het internationaal Strafhof tegen de Amerikaanse sancties te beschermen?
Ja.
Heeft u dat specifieke verzoek van president Akane ondersteund richting de EU en andere EU-lidstaten, conform de motie Piri c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3019? Zo ja, en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Conform de motie Piri is de inzet van de EU-antiboycotverordening, waar uw vraag naar verwijst, één van de instrumenten die er zijn om de gevolgen van de sancties van de VS tegen het Hof te mitigeren. Zoals eerder aangegeven in het verslag Raad Buitenlandse Zaken van 17 maart,2 zitten er voor- en nadelen aan de inzet van dit instrument. De strategische timing en proportionaliteit van het eventueel activeren van de antiboycotverordening zullen goed moeten worden afgewogen.
Waarom is het Internationaal Strafhof tot op heden nog niet binnen het bereik van het blokkeringsstatuut gebracht, c.q. geactiveerd? Welke obstakels en weerstanden liggen hieraan ten grondslag?
Besluitvorming over het activeren van de EU-antiboycotverordening is in eerste instantie aan de Europese Commissie en het is vervolgens aan de Raad en het Europees parlement om stilzwijgend of uitdrukkelijk kenbaar te maken daar geen bezwaar tegen te hebben. Het kabinet blijft over de inzet en de strategische timing in gesprek met de Commissie en andere lidstaten. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de verwachte impact op de lopende diplomatieke inzet richting de VS. Bovendien heeft de antiboycotverordening voor- en nadelen. Sowieso zal de antiboycotverordening bijvoorbeeld alleen gelden voor EU bedrijven en niet voor andere internationale bedrijven die met het Hof samenwerken.
Heeft u juridische, financiële en/of andere steun verleend aan Ngo’s, gericht op voortzetting van hun samenwerking met het Internationaal Strafhof? Zo ja, welke concrete steun heeft u hiervoor geboden? Zo nee, waarom niet?
Nederland levert financiële bijdragen aan enkele organisaties van het maatschappelijke middenveld die zich inzetten voor het versterken van het ISH, bijvoorbeeld door de universele ratificatie en implementatie van het Statuut van Rome te ondersteunen. Daarnaast organiseert Nederland samen met NGO’s regelmatig side events bij internationale conferenties over thema’s die raken aan het werk van het ISH en ook in EU-verband is er doorlopend contact met de meest relevante lokale en internationale NGO’s. Nederland heeft van deze NGO’s vooralsnog geen verzoeken ontvangen om steun te verlenen die specifiek is gericht op de voortzetting van hun samenwerking met het Hof in de context van de huidige sancties.
Is het kabinet in principe bereid politiek asiel aan te bieden c.q. te verlenen aan (voormalige) Amerikaanse medewerkers van het Internationaal Strafhof, indien zij het risico lopen in hun land van herkomst gearresteerd te worden vanwege hun werkzaamheden in het verleden of heden voor het Strafhof? Zo nee, waarom niet?
De mogelijkheid dat de sancties worden uitgebreid naar (voormalig) Amerikaanse medewerkers van het Internationaal Strafhof is op zichzelf bezien niet redengevend om een asielvergunning te verlenen. Ook wordt asiel niet aangeboden, maar dient een persoon die in aanmerking wil komen voor asiel, persoonlijk een verzoek daartoe in te dienen. Het is aan (voormalig) Amerikaanse medewerkers van het ISH zelf om eventueel een asielverzoek in te dienen. Bij de beoordeling daarvan maakt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een zorgvuldige afweging of iemand voldoet aan de voorwaarden voor asiel. Hierbij wordt gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene en de situatie in het land van herkomst.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van advocaat Geert-Jan Knoops dat Nederland «op grond van Europese wetgeving garanties [kan] geven aan banken dat ze worden gevrijwaard van claims»?
Ja.
Is het kabinet bereid dergelijke garanties aan banken te geven, die door de Amerikaanse sancties (dreigen te) worden belemmerd c.q. bedreigd? Zo nee, waarom niet?
De Europese wetgeving waaraan wordt gerefereerd, is waarschijnlijk de EU-antiboycotverordening. Zie daarvoor het antwoord op vraag 12. In aanvulling daarop geldt dat de antiboycotverordening banken en andere ondernemingen slechts in beperkte mate garanties kan bieden, zeker als zij een belangrijke relatie met de VS hebben.
Kunt u gedetailleerd en uitvoerig toelichten hoe u opvolging heeft gegeven aan de aangenomen motie Piri c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3019)? Kunt u een overzicht geven van de concrete stappen en maatregelen die u in dat verband heeft genomen, op nationaal niveau en in EU-verband?
Voor de opvolging van de motie Piri wordt verwezen naar het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 31 maart jl.3 De afgelopen maanden is de hierin beschreven inzet voortgezet. Het kabinet blijft op meerdere niveaus in gesprek met de VS om de effecten van de sancties zo veel mogelijk te beperken. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4, zijn de Nederlandse zorgen over de sancties nadrukkelijk onder de aandacht gebracht bij de Amerikaanse Secretary of State Rubio en is afkeuring geuit aan de Amerikaanse tijdelijk zaakgelastigde, die daartoe was uitgenodigd op het ministerie. Daarnaast heb ik op 6 juni jl. met de Hoge Vertegenwoordiger van de EU en op 11 juni jl. met de President en de eerste Vice-President van het ISH onze gedeelde zorgen over de (nieuwe) sancties besproken. Nederland staat verder voortdurend in nauw contact met het Hof. De gevolgen van de sancties worden zo goed mogelijk door het Hof gemitigeerd, met de steun van de verdragspartijen. Nederland draagt hieraan bij, door zorgvuldig te kijken wat het kan en moet doen op grond van de gastlandverplichtingen. Achter de schermen is in dit kader in het afgelopen jaar vanuit verschillende departementen gewerkt aan het in kaart brengen van de risico’s en het waar mogelijk nemen van mitigerende maatregelen. Om succesvol te kunnen zijn, is het noodzakelijk dat dit werk in een vertrouwelijke context plaatsvindt en daarom kan hier niet teveel over in detail worden getreden. Nederland zet de contacten met het (Nederlandse) bedrijfsleven over de kwestie van de Amerikaanse sancties tegen het ISH voort, onder meer om zogenaamde overcompliance te voorkomen. Ook blijft Nederland, zowel in EU-verband als in een veelvoud van bilaterale contacten, andere verdragspartijen oproepen om eveneens een actieve rol te spelen bij het mitigeren van de sancties.
Vindt u het gedrag van deze Amerikaanse regering richting het Strafhof en Nederland het gedrag dat je van een bondgenoot mag verwachten? Zo nee, wat betekent dit voor het bondgenootschap tussen Nederland en de Verenigde Staten?
De trans-Atlantische relatie is cruciaal voor de Europese veiligheid en welvaart. Ondanks uitdagingen, zoals de sancties die zijn opgelegd tegen de hoofdaanklager van het ISH, is het belangrijk een positieve relatie met de VS te onderhouden en in te zetten op een diplomatieke oplossing.
Tijdens het mondelinge vragenuur op dinsdag 20 mei 2025 stelde Minister Brekelmans dat Poetin als oorlogsmisdadiger gezocht werd door het internationaal Strafhof. Bent u inmiddels bereid om Benyamin Netanyahu en Yoav Gallant ook als oorlogsmisdadigers te omschrijven omdat zij, net als Poetin, door het ICC worden gezocht? Zo nee, waarom niet?
Op 21 november 2024 heeft de Kamer van vooronderzoek van het ISH arrestatiebevelen uitgevaardigd tegen premier Netanyahu en voormalig Minister van Defensie Gallant. Volgens de Kamer van Vooronderzoek zijn er redelijke gronden om aan te nemen dat Netanyahu en Gallant zich schuldig hebben gemaakt aan het (mede)plegen van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. Het is aan de rechters van het ISH om te beoordelen of zij ook daadwerkelijk oorlogsmisdrijven hebben begaan.
Wilt u deze vragen elk afzonderlijk en vanwege de hoge urgentie binnen 14 dagen na indiening beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
              Het bericht 'Hungary ruling party drafts bil lto crack down on foreign-funded organisations' | 
          |
              Kati Piri (PvdA), Jesse Klaver (GL) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht van Reuters over het Hongaarse wetsvoorstel om organisaties die buitenlandse financiering ontvangen aan te vallen?1
Ja.
Wat zou deze wet volgens u betekenen voor maatschappelijke organisaties en mensenrechtenorganisaties in Hongarije als zij niet in lijn zijn met Hongaars beleid en dus volgens Hongarije indruisen tegen de Hongaarse soevereiniteit of identiteit?
De inhoud van het zogenaamde «Transparency of public life» wetsvoorstel is zeer zorgelijk. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het de ruimte voor het maatschappelijk middenveld ernstig verder inperken en dit keurt het kabinet af.
Wat zou deze wet betekenen voor de persvrijheid in Hongarije, aangezien onafhankelijke media door andere landen worden gefinancierd?
Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het de ruimte voor onafhankelijke media ernstig verder inperken en het voortbestaan van onafhankelijke mediaorganisaties ernstig onder druk zetten.
In het verlengde van de persvrijheid, wat betekent dit voor de verkiezingen in 2026 en de onafhankelijke informatievoorziening?
Persvrijheid, en onafhankelijke media als onderdeel hiervan, is cruciaal voor een goed functionerende democratie, inclusief vrije en eerlijke verkiezingen. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het betekenen dat deze democratische beginselen in Hongarije ernstig onder druk komen te staan.
Wat vindt u van het feit dat organisaties die volgens Hongarije niet in lijn zijn met de christelijke cultuur ook als dreiging aangemerkt kunnen worden?
De passages in het wetsvoorstel die zien op de gronden voor organisaties om aangemerkt te worden als bedreiging voor de soevereiniteit, waaronder organisaties die niet in lijn zijn met de christelijke cultuur, zijn zorgelijk en kwalijk, en keurt het kabinet af.
Wat betekent dit volgens u voor organisaties die zich inzetten voor LHBTI-rechten en de LHBTI-gemeenschap als geheel?
Zie het antwoord op vraag 3. Deze zorgen bestaan ook voor organisaties die zich inzetten voor LHBTI-rechten, terwijl deze al onder grote druk staan.
Bent u het eens dat deze wet rechtstreeks indruist tegen de voorwaarden van een rechtsstaat en deze hiermee dus in Hongarije verder wordt ontmanteld?
Ja. De tekst van het huidige wetsvoorstel druist in tegen rechtsstatelijke en democratische beginselen en grondrechten. De Commissie startte reeds een EU-Hofzaak tegen de Hongaarse soevereiniteitswet van december 2023, en dit nieuwe wetsvoorstel is daarop een vervolg. Nederland intervenieert met een grote groep lidstaten in deze EU-Hofzaak aan zijde van de Commissie.
Vindt u het feit dat financiering voor organisaties die volgens Hongarije niet in lijn zijn met «de soevereiniteit, de constitutionele identiteit en de christelijke cultuur» kan worden afgeknepen en zelfs een boete gegeven kan worden tot 25 keer hoger dan deze financiering niet veel weghebben van afpersing?
De passages in het wetsvoorstel die gericht zijn op het aan banden leggen van financiering en het opleggen van boetes keur ik af. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, zou het voortbestaan van organisaties die aangemerkt worden ernstig onder druk komen te staan.
Wat gaat u, bilateraal én in EU-verband, doen om het anti-rechtsstatelijke karakter van deze wet kenbaar te maken en wat moeten volgens u consequenties zijn op EU-niveau als deze wet wordt aangenomen?
Het kabinet zal de zorgen over dit wetsvoorstel in Benelux-verband uiten tijdens de Raad Algemene Zaken van 27 mei as., en brengt deze ook op in bilaterale contacten. Indien het wetsvoorstel in huidige vorm wordt aangenomen, verwacht het kabinet dat de Europese Commissie snel en effectief zal optreden. Het kabinet zal de Commissie, als hoedster van de Verdragen, daarin steunen.
Ziet u alternatieve routes om organisaties in Hongarije toch financieel te blijven steunen?
Nederland steunt het maatschappelijk middenveld in Hongarije dat zich inzet voor democratie, de rechtsstaat en mensenrechten zowel politiek als financieel en kan nu nog niet vooruitlopen op de ontwikkelingen omtrent dit nieuwe wetsvoorstel.
Op welke manier heeft u zich de afgelopen maanden ingezet om tot een 4/5e meerderheid te komen voor een volgende stap in de artikel 7-procedure tegen Hongarije?
In aanloop naar de Raad heeft het kabinet zich, in uitvoering van de motie Paternotte/Van Campen2, ingezet om het krachtenveld verder in kaart te brengen, en gesproken met andere lidstaten over de mogelijkheden om de artikel 7-procedure verder te brengen. Het kabinet heeft naar aanleiding hiervan geconstateerd dat de meerderheden hiervoor momenteel nog niet in zicht zijn. Het kabinet zal zich blijven inzetten voor het vinden van de benodigde meerderheid. Bij wijzigingen in het krachtenveld die mogelijk stap(pen) in de Artikel 7-procedure tegen Hongarije in beeld zou(den) brengen, informeert het kabinet uw Kamer daarover.
Welke stappen gaat u zetten om tot een 4/5e meerderheid te komen om de artikel 7-procedure verder te brengen voor de hoorzitting op 27 mei?
Zie antwoord vraag 11.
              Het bericht dat Nederland de Russische oorlogskas spekt en mogelijk spionnen binnenlaat | 
          |
              Laurens Dassen (Volt), Eric van der Burg (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66), Kati Piri (PvdA) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Barry Madlener (PVV) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u op de hoogte van het artikel «Russische tankers: Nederland spekt Russische oorlogskas en laat mogelijk spionnen binnen»?1
Ja.
Was u al op de hoogte van het feit dat tankers met Russisch aardgascondensaat net als tankers met Russisch LNG nog steeds hun toegang weten te vinden tot de Nederlandse havens en specifiek de haven van Rotterdam?
Ja.
Heeft u een verklaring voor het feit dat Russisch aardgascondensaat niet onder de Europese sanctiepakketten valt?
De Europese Unie heeft in het kader van sancties geen importverbod ingesteld op Russisch aardgas of aanverwante producten. Voor het instellen van sancties is altijd EU-unanimiteit vereist, en dit is voor aardgascondensaat net als voor aardgas tot op heden niet bereikt.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederland en de Europese Unie (EU) Russisch aardgascondensaat en LNG afnemen en daarmee bedrijven financieren die nauwe banden hebben met de Russische staat en mogelijk zelfs de Russische oorlogskas spekken? Zo nee, waarom niet?
Ja, het kabinet acht het onwenselijk dat de Europese Unie op deze wijze bijdraagt aan het verdienvermogen van Rusland en spant zich daarom in om de import van Russische fossiele brandstoffen op zo kort mogelijke termijn uit te faseren gegeven de randvoorwaarde dat dit geen negatieve gevolgen mag hebben voor de leveringszekerheid van de Unie.
Bent u bereid om in Europa te pleiten voor het toevoegen van Russisch aardgascondensaat aan de sanctielijst? Zo nee, waarom niet?
Ja, voor het kabinet liggen alle opties op tafel om het Russische verdienvermogen verder in te perken en het kabinet is hier dan ook toe bereid. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat het zeer complex blijkt om unanimiteit te bereiken op importbeperkende maatregelen in de energiesector met het oog op de leveringszekerheid in een aantal EU-lidstaten.
Op welke termijn verwacht u dat Europa over zal gaan tot het volledig aan banden leggen van Russisch LNG door sanctiepakketten?
De Europese Commissie heeft op 6 mei jl. de zogenaamde RePowerEU Routekaart gepubliceerd. Het kabinet heeft u bij brief van 30 mei jl. een appreciatie van deze Routekaart toegezonden.2 Deze Routekaart schetst een scenario voor de geleidelijke uitfasering van de Russische energie-import waaronder de import van Russisch LNG uiterlijk eind 2027. In de aanloop naar deze datum kunnen gerichte sancties tegen bijvoorbeeld specifieke bedrijven en schepen het geschetste afbouwplan complementeren.
Bent u bereid om in Europa de druk op te voeren om over te gaan tot een totaal verbod op de import van Russisch LNG? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet pleit conform de moties Klaver c.s.3, Teunissen4, Paternotte c.s.5 en Van der Burg c.s.6 die oproepen tot het zo spoedig mogelijk beëindigen van de import van Russische fossiele energie tijdens sanctie-onderhandelingen al langer voor een importverbod op Russisch LNG, met daarbij de randvoorwaarde dat dit geen onaanvaardbare gevolgen mag hebben voor de leveringszekerheid van de Unie. Het kabinet constateert ook dat hierover ondanks aanhoudende druk van een groep lidstaten tot op heden niet de benodigde unanimiteit over is bereikt. Daarom lijkt de door de Europese Commissie gepresenteerde REPowerEU Routekaart, en daarin aangekondigde wetgevingsvoorstellen die de Commissie medio juni zal presenteren. op dit moment de meest perspectiefrijke optie om de import van Russisch LNG op termijn geheel uit te faseren.
Ziet u mogelijkheden om de import van Russisch LNG en aardgascondensaat aan banden te leggen door middel van een landelijk verbod wanneer dit sneller effect zal hebben dan een Europees sanctiepakket? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is in principe geen voorstander van nationale importverboden omdat deze de gemeenschappelijke markt verstoren en daarmee kwetsbaar zijn voor omzeilings- en verschuivingseffecten. Een nationaal importverbod draagt een groot risico op een direct concurrentienadeel voor de Nederlandse industrie zonder dat de feitelijke doelstelling van de maatregel, het raken van de Russische staatsinkomsten, wordt behaald. Het kabinet zet daarom in op Europese maatregelen die effectiviteit en gelijk speelveld garanderen waarbij gekeken wordt naar de volle breedte van zowel het sanctie- als het handelsinstrument.
Kunt u reflecteren op de bevinding dat Russische geheimagenten hoogstwaarschijnlijk via Russisch LNG en aardgascondensaat vervoerende tankers met regelmaat de Nederlandse havens aandoen?
Het kabinet kan geen uitspraken doen over of Rusland gebruik maakt van bemanning van LNG- en aardgascondensaattankers als dekmantel voor Russische inlichtingenofficieren. Een eventuele reflectie hierop geeft informatie over het kennisniveau van de diensten en dat is onwenselijk om operationele redenen.
Deelt u, in het kader van deze bevindingen, de mening dat het onwenselijk is dat schepen met vrijwel uitsluitend Russische bemanning vrij kunnen rond bewegen tussen onze Nederlandse cruciale infrastructuur? Zo nee, waarom niet?
Het feit op zich dat scheepslieden over de Russische nationaliteit beschikken is niet automatisch reden tot zorg. Immers niet iedereen die over de Russische nationaliteit beschikt is betrokken bij inlichtingenactiviteiten. Het kabinet mitigeert de dreiging op spionage door statelijke actoren door waar nodig passende maatregelen te nemen. De recentelijk aangenomen Wet uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten breidt de mogelijkheden uit om hier strafrechtelijk tegen op te treden. De mogelijke risico’s voor de Nederlandse cruciale infrastructuur afkomstig uit de scheepvaart staan hoog op de agenda voor het kabinet. De veiligheid van de Nederlandse kritieke infrastructuur op zee wordt onder andere versterkt door het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur. Ook binnen de NAVO en met buurlanden wordt er intensief samengewerkt om de infrastructuur op zee te beschermen.
Schepen die onder de Russische vlag varen zijn al verboden in alle Nederlandse havens, bent u bereid dit verbod uit te breiden voor de schepen die sterke banden hebben met Rusland? Zo nee, waarom niet?
In het kader van EU-sancties geldt een havenverbod voor alle schepen die varen onder Russische vlag of dat in het recente verleden gedaan hebben. Mede op initiatief van Nederland is in juli 2024 een instrument toegevoegd waarmee onder andere havenverboden kunnen worden opgelegd aan individuele schepen die sterke banden hebben met Rusland door betrokkenheid bij omzeiling van het olieprijsplafond, de ontwikkeling van de Russische energie-infrastructuur, wapenleveranties aan Rusland of de export van gestolen Oekraïens graan. Op dit moment zijn op deze manier 342 schepen gesanctioneerd en deze lijst wordt voortdurend verder aangevuld. Tot slot geldt het havenverbod ook voor schepen die eigendom zijn van bedrijven of personen die op de sanctielijst staan. De EU sanctioneerde als onderdeel van het 17de sanctiepakket op 20 mei bijvoorbeeld zes rederijen.
Welke stappen bent u bereid te nemen om in het vervolg beter inzichtelijk te hebben welke schepen mogelijke banden hebben met Rusland om zo deze effectiever te kunnen weren?
Schepen die onder de sancties tegen Rusland vallen worden in overeenstemming met de Europese sanctiemaatregelen geweerd uit Nederlandse havens. Uw Kamer wordt naar aanleiding van de motie Paternotte en Boswijk7 op korte termijn nader geïnformeerd over de stappen die het kabinet neemt op het gebied van sancties en beeldopbouw tegen schepen die mogelijk banden hebben met Rusland. Daarnaast neemt het kabinet waar nodig aanvullende maatregelen bovenop de Europese sancties. Zo weert het kabinet alle Russisch gevlagde schepen uit Nederlandse havens, ook wanneer er binnen de EU-sancties uitzonderingen mogelijk zijn.8 De Inspectie Leefomgeving Transport (ILT) kan verdachte schepen die nog niet gesanctioneerd zijn in het kader van de havenstaatcontrole controleren op het naleven van de regelgeving op het gebied van veiligheid en milieu. Daarnaast kan de Douane in de haven inspecties uitvoeren op en naar de lading aan boord van verdachte schepen.
              De catastrofale humanitaire situatie in Gaza | 
          |
              Jan Paternotte (D66), Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA), Sarah Dobbe (SP), Christine Teunissen (PvdD), Stephan van Baarle (DENK), Derk Boswijk (CDA) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het artikel «Israel’s total blockade of Gaza has created «catastrophic» conditions, doctors say» in de New York Times d.d. 4 mei 2025?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat Israël zich schuldig maakt aan het bewust uithongeren van de bevolking in Gaza door al twee maanden geen hulpgoederen toe te laten? Zo nee, waarom niet?
Het tegenhouden van humanitaire hulp door Israel druist in tegen het humanitair oorlogsrecht. Hier heeft Nederland Israël veelvuldig op aangesproken. De humanitaire blokkade staat ook op gespannen voet met de afspraken die hierover zijn gemaakt onder andere in de VN Veiligheidsraad-resolutie 2417 daterend uit 2018, waarvan Nederland penvoerder was. Deze resolutie veroordeelt het uithongeren van een burgerbevolking als methode van oorlogsvoering. In lijn met resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Deelt u de opvatting van Verenigde Naties (VN)-organisaties dat de bevolking van Gaza zich op de rand van een omvangrijke hongersnood bevindt?
Het kabinet deelt de zorgen van de Verenigde Naties over de impact van de humanitaire blokkade, zoals onder meer omschreven in het statement dat op 1 mei jl. werd gepubliceerd door Tom Fletcher, de ondersecretaris-generaal van de VN voor Humanitaire Zaken en Noodhulp. Het is evident dat er honger is in de Gazastrook, onder andere als gevolg van de blokkade, en dat hongersnood zich verder dreigt te ontvouwen indien humanitaire hulp niet wordt gefaciliteerd. Nederland roept Israël op om hulporganisaties waaronder de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de VN-organisaties, die klaar staan aan de grens om hulpgoederen te leveren, onmiddellijk toegang te verlenen.
Deelt het kabinet de mening van VN secretaris-generaal Guterres en een twintigtal internationale hulporganisaties dat het Israëlische voornemen om slechts zeer beperkt hulp toe te laten en te distribueren met hulp van private Amerikaanse beveiligingsbedrijven in strijd is met internationale wetgeving? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is kritisch over het voorstel, waarvan tot op heden weinig details bekend zijn gemaakt. Het voorgestelde mechanisme lijkt op gespannen voet te staan met het humanitair oorlogsrecht en de humanitaire principes van neutraliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid, en lijkt geen realistische manier te bieden om hulp bij alle burgers in nood in de hele Gazastrook te krijgen. Deze Nederlandse zorgen hierover zijn onder meer aanleiding geweest voor de brief aan EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas van 6 mei jl.
Hoe zet het kabinet de «goede relaties» met Israël in om de regering Netanyahu ervan te overtuigen om onmiddellijk de blokkade van Gaza op te heffen en humanitaire/medische hulp aan de bevolking ongehinderd toe te laten?
Sinds het uitbreken van de oorlog heeft Nederland zich naar vermogen ingezet om die situatie te verbeteren en partijen opgeroepen zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden. Dit heeft het kabinet zowel voor als achter de schermen gedaan. Zoals genoemd in de beantwoording van vraag 1, heeft het kabinet meermaals en duidelijk aangegeven dat het door Israël tegenhouden van humanitaire hulp indruist tegen het humanitair oorlogsrecht. Het kabinet heeft Israël hier ook meermaals op aangesproken. Zoals reeds aan uw Kamer2 medegedeeld heeft Nederland middels een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas verzocht om de naleving door Israël van Artikel 2 van het Associatieakkoord te evalueren. In afwachting hiervan zal Nederland niet instemmen met verlenging van het EU-Israël Actieplan.
Op welke manier wordt er met bondgenoten gewerkt aan een plan om – desnoods zonder instemming van de Israëlische regering – humanitaire hulp te leveren aan de bevolking in Gaza?
Nederland onderhoudt nauw contact met gelijkgezinde landen en humanitaire partnerorganisaties over de toegangssituatie. Hulporganisaties, waaronder partners van Nederland, staan klaar om op grote schaal hulp te leveren zodra Israël de blokkade opheft en er werkbare condities worden gecreëerd voor humanitaire organisaties. Er kan geen humanitaire hulp geleverd worden zolang Israël de blokkade in stand houdt.
Overweegt het kabinet om desnoods via zee of via de lucht (zoals reeds bepleit in aangenomen moties) humanitaire hulp te leveren aan de bevolking in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Toegang tot de Gazastrook wordt militair gecontroleerd door Israël. Dat betreft ook de zee en het luchtruim. Initiatieven waarvoor geen toestemming is gegeven, zouden vrijwel zeker door het Israëlische leger worden tegengehouden, hetgeen uiterst gevaarlijk kan zijn voor hulpverleners, burgers en andere betrokkenen. Dat maakt dat humanitaire hulp simpelweg niet zonder instemming kan worden geleverd. Toegang over land wordt gezien als de enige manier om op effectieve wijze hulp te bieden, ook op de schaal die nodig is. Het is daarom essentieel dat Israël de blokkade van hulp direct opheft.
Deelt het kabinet de opvatting dat het toch niet zo kan zijn dat de internationale gemeenschap zwijgend en verlamd toekijkt terwijl honger als wapen wordt ingezet tegen 2,2 miljoen Palestijnen in Gaza?
Zie beantwoording vraag 5. Het enorme leed in de Gazastrook laat niemand onberoerd. Het is van groot belang dat de bevolking van Gaza de hulp krijgt die zo hard nodig is. Het kabinet blijft zich hier onverminderd voor inzetten.
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk binnen 24 uur beantwoorden?
De gevraagde termijn van 24 uur konden wij niet honoreren. Wel hebben wij beantwoording verzonden vóór het plenaire debat over het Midden-Oosten van 13 mei. Het streven is altijd om schriftelijke vragen van uw Kamer tijdig af te doen.
              Het telefoongesprek met Marco Rubio | 
          |
              Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het feit dat, sinds het aantreden van president Trump, de Verenigde Staten tijdelijk de inlichtingensteun aan Oekraïne hebben gestaakt?
Ja, dergelijke steun werd tijdelijk gepauzeerd en is inmiddels hervat.
Bent u bekend met het feit dat, sinds het aantreden van president Trump, de Verenigde Staten tijdelijk de levering van militaire steun hebben gestaakt?
Ja, dergelijke steun werd tijdelijk gepauzeerd en is inmiddels hervat.
Bent u bekend met het feit dat, sinds het aantreden van president Trump, de Verenigde Staten overwegen de Russische annexatie van de Krim te erkennen?
Ik heb kennis genomen van berichten die hierop duiden. Het al dan niet erkennen van de Krim als Russisch grondgebied is aan de Verenigde Staten zelf. Nederland steunt de territoriale integriteit van Oekraïne, inclusief de Krim.
Bent u bekend met het feit dat, sinds het aantreden van president Trump, de Verenigde Staten hun steun voor het Oekraïens lidmaatschap van de NAVO hebben opgegeven?
Ik ben bekend met berichtgeving dat de Verenigde Staten zich kritisch uitlaten over een Oekraïens NAVO-lidmaatschap. Nederland blijft achter de toezegging op de NAVO-Top van Boekarest 2008 en de toppen daarna staan. Dat heet dat Oekraïne in de toekomst kan toetreden als er consensus is onder bondgenoten en aan de voorwaarden voor toetreding voldaan is. Hiermee blijft Nederland achter het NAVO-perspectief voor Oekraïne staan, zoals ook in lijn met de motie van de leden Paternotte en Piri.1
Bent u bekend met het feit dat, sinds het aantreden van president Trump, de Verenigde Staten sanctieverlichting voor Rusland overwegen?
Ik ben bekend met berichtgeving hierover en wijs er ook op dat de Verenigde Staten tot op heden nog geen sanctieverlichting hebben toegepast, en ook sanctieverzwaring uitdrukkelijk niet uitsluiten.
Bent u bekend met het feit dat, sinds het aantreden van president Trump, de Verenigde Staten pertinent weigeren om concrete veiligheidsgaranties aan Oekraïne af te geven?
De Verenigde Staten hebben meermaals aangegeven zich in te spannen voor het spoedig bereiken van een staakt-het-vuren. De Verenigde Staten hebben verder aangegeven primair een rol te zien voor Europa in het bewaken van de stabiliteit in Oekraïne als een staakt-het-vuren wordt bereikt.
Bent u bekend met het feit dat, sinds het aantreden van president Trump, de Verenigde Staten willen dat Oekraïne de waarde van de geleverde steun terugbetaalt?
De Verenigde Staten hebben eerder de mogelijkheid opgebracht dat Oekraïne de waarde van de geleverde steun zou terugbetalen. Op dit moment is er echter geen sprake van een dergelijke constructie of plannen hiertoe. Zo is een dergelijke clausule ook niet opgenomen in de recente economische overeenkomst tussen de Verenigde Staten en Oekraïne, die binnenkort zal worden besproken door het Oekraïense parlement.
Bent u bekend met het feit dat, sinds het aantreden van president Trump, de Verenigde Staten Oekraïne ertoe dwingen hun zeldzame grondstoffen te delen?
De Verenigde Staten en Oekraïne hebben onderhandeld over een overeenkomst betreffende grondstoffen en zeldzame mineralen die Oekraïne in de grond heeft. Het parlement van Oekraïne heeft op 8 mei 2025 de overeenkomst aangenomen. Nu zal onderhandeld moeten worden over de implementatie en de details. In de overeenkomst gaan beide landen akkoord met een gezamenlijk investeringsfonds. Dit fonds komt onder meer ten goede aan investeringen om de grondstoffen te delven en het financieren van de wederopbouw van Oekraïne.
Bent u bekend met het feit dat, sinds het aantreden van president Trump, de Verenigde Staten resoluties in de VN hebben weggestemd omdat Rusland als agressor werd aangewezen?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat, sinds het aantreden van president Trump, de Verenigde Staten het verzamelen van informatie over Russische oorlogsmisdaden in Oekraïne hebben gestaakt?
De regering-Trump heeft de financiering van projecten in Oekraïne op het gebied van accountability in den brede via USAID en State Departement gestaakt. Daarnaast heeft de VS zich eind maart 2025 teruggetrokken uit ICPA, het International Centre for the Prosecution of the Crime of Aggression, waarmee zij niet langer een bijdrage leveren aan het verzamelen van bewijs voor het misdrijf agressie, te weten de Russische oorlog tegen Oekraïne, door dit orgaan.
Bent u bekend met het feit dat president Trump Zelensky «een dictator zonder verkiezingen» heeft genoemd?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat president Trump Zelensky verantwoordelijk houdt voor het starten van de oorlog?
Over het starten van de oorlog zijn diverse uitspraken gedaan door president Trump. President Trump wijst in dit verband ook naar zijn voorganger president Biden en de Russische president Poetin.
Bent u bekend met het feit dat de Amerikaanse Minister van Defensie Oekraïne heeft verteld de hoop op terugkeer naar de grenzen van vóór 2014 te moeten opgeven?
Ja.
In reactie op uw tweet d.d. 29 april 2025, waarin u de Verenigde Staten looft voor hun inspanningen voor vrede in Oekraïne, op welke hierboven genoemde inspanningen doelt u dan precies?1
Ik doel hiermee op de inspanningen van de Verenigde Staten om met Rusland en Oekraïne te spreken over mogelijkheden van allereerst een staakt-het-vuren en uiteindelijk een vredesovereenkomst. Daarnaast hebben de Verenigde Staten tot op heden een zeer aanzienlijke bijdrage geleverd aan de (militaire) steun aan Oekraïne. Deze leveringen zijn nog steeds van grote waarde voor Oekraïne.
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk en vóór het einde van het meireces beantwoorden?
Ja.
              Het bericht 'Iraanse (43) ontvluchtte doodstraf maar zit nu gevangen op Schiphol: 'Word elke nacht veel wakker'' | 
          |
              Kati Piri (PvdA) | 
          |
Marjolein Faber (PVV) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht «Iraanse (43) ontvluchtte doodstraf maar zit nu gevangen op Schiphol: «Word elke nacht veel wakker»» van het AD d.d. 28 april jl.?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat op het overtreden van kledingregels in Iran mogelijk de doodstraf staat?
Uit het meest recente ambtsbericht Iran volgt dat het overtreden van kledingvoorschriften bestraft kan worden met gevangenisstraffen of een geldboete. Ook zijn er alternatieve straffen mogelijk, zoals verbanning, uitreisverboden, taakstraffen, het volgen van een therapie, de opschorting van een arbeidscontract, een verbod op aansluiting bij een organisatie, de tijdelijke sluiting van een onderneming of inbeslagname van privébezit, zoals mobiele telefoons of auto’s. Ook ben ik bekend met berichtgeving van na de verslagperiode van het ambtsbericht, van o.a. Amnesty International, waarin de doodstraf als mogelijk vonnis wordt genoemd bij het overtreden van kledingregels. De onderliggende wet waar Amnesty International over rapporteert is tot op heden nog niet geïmplementeerd.
Vindt u het aannemelijk dat een overtreding van die regels, gecombineerd met een eerdere veroordeling wegens deelname aan vrouwenrechtenprotesten na de moord op Mahsa Amini, zou kunnen leiden tot een zware straf? Zo nee, waarom niet?
Ik kan geen uitspraken doen over de wijze waarop de Iraanse autoriteiten dergelijke zaken zullen beoordelen.
Vindt u de vrouw beschreven in het artikel dapper, vanwege haar strijd voor vrouwenrechten in Iran? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het niet passen om me in dergelijke kwalificaties te uiten over een individuele casus terwijl deze nog in behandeling is door de IND.
Vindt u dat vrouwenrechtenactivisten in Iran gevaar lopen op vervolging? Zo nee, waarom niet?
In het landgebonden beleid Iran, dat gebaseerd is op het meest recente ambtsbericht, is opgenomen dat personen die actief zijn in de politiek, journalistiek, op het gebied van de mensenrechten of een ander maatschappelijk terrein (in het bijzonder op het terrein van vrouwenrechten en de rechten van etnische minderheden) als risicoprofiel worden aangemerkt.
Dit betekent dat er in algemene zin een bepaalde mate van risico bestaat voor personen die actief zijn op het gebied van vrouwenrechten. Welke mate van risico dat is, zal in elke individuele zaak beoordeeld moeten worden aan de hand van de merites van de desbetreffende zaak. Het behoren tot een groep, aangemerkt als risicoprofiel is op zichzelf niet voldoende om te concluderen dat de vreemdeling te vrezen heeft voor vervolging. In het kader van de asielaanvraag wordt beoordeeld of de vreemdeling gelet op zijn persoonlijk profiel en persoonlijke activiteiten of ervaringen binnen de groep een gegronde vrees heeft voor vervolging.
Vindt u dat vrouwenrechtenactivisten uit Iran, als zij gevaar lopen op vervolging vanwege de uitoefening van hun burgerlijke vrijheden, recht hebben op internationale bescherming? Zo nee, waarom niet?
Indien er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging dan maken zij aanspraak op internationale bescherming. Of hier sprake van is dient echter beoordeeld te worden op basis van de individuele merites van de zaak.
Welke toegang tot zorg hebben asielzoekers die in het Justitieel Complex Schiphol wordt vastgehouden?
Alle vreemdelingen die in grensdetentie verblijven op het Justitieel Complex Schiphol hebben toegang tot een medisch team. Dit medisch team bestaat onder andere uit een huisarts, psychologen, verpleegkundigen en een psychiater. In het Justitieel Complex Schiphol werkt geen basisarts. Waar nodig verwijst het medisch team dat werkzaam is op het Justitieel Complex Schiphol, de vreemdeling naar externe zorgaanbieders. Als de huisarts oordeelt dat de vreemdeling specialistische zorg dient te ontvangen dan verwijst hij of zij de vreemdeling naar een medisch specialist buiten het Justitieel Complex Schiphol.
Hebben asielzoekers in het Justitieel Complex Schiphol recht op specialistische zorg wanneer zij dat nodig hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat rechters in gevallen van grensdetentie binnen vier weken na instelling van beroep uitspraak moeten doen? Zo nee, waarom niet?
Op basis van artikel 83b Vreemdelingenwet 2000 (hierna Vw) dient de rechtbank in bepaalde gevallen, waaronder bij asielaanvragen die in de grensprocedure zijn afgedaan, binnen vier weken na het instellen van beroep uitspraak te doen. De grensprocedure kan worden toegepast als mogelijk de Dublinverordening van toepassing is of als de asielaanvraag mogelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. De grensprocedure maakt het mogelijk vreemdelingen te plaatsen in grensdetentie.
De doorlooptijden voor het behandelen van beroepen bij de rechtbanken zijn op dit moment regelmatig langer dan vier weken. Het kabinet streeft ernaar om de instroom te beperken. Dit zal ertoe bijdragen dat de druk op het asielsysteem afneemt en de doorlooptijden korter kunnen worden.
Als die maximale duur wordt overschreden, hebben kwetsbare asielzoekers recht op verplaatsing naar een meer humane vorm van opvang? Zo nee, waarom niet?
De wettelijke termijn genoemd in artikel 83b Vw, en meer specifiek de overschrijding van die termijn, heeft geen betrekking op het al dan niet kunnen voortduren van de grensdetentie. Die termijn heeft betrekking op de termijn waarbinnen de rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van een asielbesluit moet plaatsvinden. De grensdetentie kan dan ook voortduren na het verlopen van de in artikel 83b Vw genoemde wettelijke termijn van vier weken.
Op grond van de Opvangrichtlijn en de Procedurerichtlijn wordt rekening gehouden met de bijzondere opvangbehoeften en procedurele waarborgen van vreemdelingen die in grensdetentie verblijven. De detentie kan niet langer voortduren wanneer deze onevenredig bezwarend is.
Vindt u het inhumaan als asielzoekers langer dan vier weken hun beroep moeten afwachten in grensdetentie? Hoe verhoudt dit zich tot hun recht op vrijheid?
Nee, ik acht dit niet inhumaan. De grensprocedure is een belangrijk instrument om te beoordelen of aan vreemdelingen, die een asielaanvraag doen aan de buitengrens, toegang tot Nederland/de Unie moet worden verleend. Het toepassen van grensdetentie is naar de opvatting van het kabinet, vanwege het grensbewakingsbelang, geoorloofd en proportioneel. Zowel bij het opleggen van grensdetentie als bij voortduring daarvan wordt steeds beoordeeld of detentie (nog) proportioneel is. Indien dat niet langer het geval is, wordt de detentie opgeheven en wordt alsnog toegang verleend.
Vindt u dat grensdetentie van langer dan vier weken zelfs mogelijk moet zijn voor kwetsbare asielzoekers, zoals de in het artikel genoemde vrouw met een voorstadium van baarmoederhalskanker?
Ik ga niet in op individuele zaken. Zie voorts het antwoord op vraag 10.
Kunt u bovenstaande antwoorden allen afzonderlijk beantwoorden?
Dit heb ik zoveel als mogelijk gedaan.
              Kritische demonstranten die bij een bezoek aan de Chinese vicepremier buiten het zicht werden geposteerd | 
          |
              Kati Piri (PvdA), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) | 
          |
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht «De Chinese vicepremier wordt in Den Haag toegejuicht, terwijl slachtoffers van Beijing op afstand moeten blijven»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Klopt het dat slachtoffers van het Chinese regime op afstand werden gehouden tijdens het bezoek van de Chinese vicepremier Ding Xuexiang, terwijl een Chinese steunbetoging wel op een prominente plek werd toegestaan?
De gemeente Den Haag geeft aan dat voor de dag van het bezoek meerdere kennisgevingen van demonstraties zijn ontvangen. Het ging in alle gevallen om vreedzame demonstraties, die gefaciliteerd konden worden. Omdat het echter niet mogelijk was om alle demonstraties op dezelfde (beoogde) locatie te faciliteren, is bekeken op welke andere locaties in de nabijheid van het Catshuis demonstraties zouden kunnen worden gefaciliteerd. De inhoud van de gedachten en gevoelens die de verschillende organisaties wilden openbaren, heeft hierbij geen enkele rol gespeeld. Er was geen sprake van een beperking of aanwijzing van de burgemeester. Alle partijen hebben de aan hen aangeboden locatie geaccepteerd.
Deelt u de opvatting dat het recht op demonstratie, zoals vastgelegd in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), inhoudt dat demonstranten «within sight and sound» van hun beoogde publiek moeten kunnen protesteren? Zo ja, hoe beoordeelt u het feit dat juist slachtoffers van het Chinese regime op afstand werden gehouden tijdens het bezoek van de Chinese Vice-President?
Samen met de Minister van Justitie en Veiligheid zet ik mij ervoor in om het lokaal gezag in staat te stellen optimaal gebruik te maken van het bestaande wettelijke kader. Ter ondersteuning van burgemeesters heeft de Rijksuniversiteit van Groningen in opdracht van het Ministerie van BZK een landelijke website ontwikkeld waarop iedereen gratis informatie over het demonstratierecht kan inwinnen en een online adviestool kan raadplegen (www.demonstratierecht.nl). Ook het Nederlands Genootschap van Burgemeesters heeft op zijn website praktische informatie over het demonstratierecht. Deze is toegankelijk voor zowel adviseurs als bestuurders.
Hoe verhoudt zich dit tot internationale richtlijnen die voorschrijven dat het «first come, first served-principe» juist zoveel mogelijk moet worden vermeden om te voorkomen dat bepaalde groepen een tijd of plaats kunnen blokkeren die voor andere groepen demonstranten ook relevant zijn? Hoe kunt u burgemeesters hierin ondersteunen?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat het argument van veiligheid niet mag worden ingezet om demonstranten structureel uit het zicht van hun beoogde publiek te houden?
Demonstraties moeten zoveel mogelijk binnen gezichts- en gehoorsafstand plaatsvinden van hun beoogde publiek. Indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid, ter bescherming van het verkeer, of ter voorkoming of bestrijding van wanordelijkheden kan de burgemeester hier een andere keuze in maken, zolang dit ook proportioneel is.
Kunt u uitsluiten dat druk vanuit de Chinese delegatie heeft geleid tot beperkingen van het demonstratierecht in Den Haag? Zo nee, hoe waarborgt u dat buitenlandse diplomatieke belangen nooit boven fundamentele mensenrechten gaan en dat burgemeesters hier een correcte afweging in kunnen maken?
Ja. Beperking van het demonstratierecht of overweging daartoe in het kader van het onderhavige bezoek is niet aan de orde geweest.
Klopt het dat de demonstratie slechts tot 18.00 uur was toegestaan, terwijl de delegatie pas na 18.00 uur arriveerde? Zo ja, waarom is voor deze tijdsbeperking gekozen? Is overwogen de demonstratie langer toe te staan, zodat demonstranten daadwerkelijk binnen zicht en geluid konden protesteren tegen de delegatie?
De gemeente Den Haag geeft aan dat de Stichting Tibetaanse Gemeenschap Nederland in haar kennisgeving had aangegeven tot 18:00 uur te willen demonstreren. Er was dus geen sprake van een vooraf opgelegde tijdsbeperking, of een tijdens de demonstratie gegeven aanwijzing.
Is er onderzoek gedaan naar signalen dat er misinformatie is verspreid door de Koninklijke Marechaussee over het tijdstip van aankomst van de Chinese vicepremier in het Catshuis? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te (laten) onderzoeken?
Defensie heeft geen signalen kunnen achterhalen dat personeel van de Koninklijke Marechaussee een demonstrant niet correct heeft geïnformeerd over het tijdstip van de Chinese vicepremier op het terrein van het Catshuis.
Bent u op de hoogte of er tijdens deze of soortgelijke demonstraties persoonsgegevens van demonstranten zijn verzameld, bijvoorbeeld via cameratoezicht of gezichtsherkenning? Zo ja, op welke juridische grondslag is dit gebeurd, met welk doel, en hoe wordt dit verantwoord in het licht van artikel 8 van het EVRM (recht op privacy)?
De inzet van camera’s bij demonstraties is ten behoeve van de beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming bij de handhaving van de openbare orde handhaving rondom demonstraties. Het draagt bij aan een beter overall beeld van de demonstratie. Het doel is niet het vastleggen van demonstranten. Het uitgangspunt is dat in beginsel bij demonstraties niet wordt gefilmd. Burgers moeten zich vrij voelen om het grondrecht op demonstreren uit te oefenen.
Uit navraag bij de politie blijkt dat er op en nabij de locatie van deze demonstratie camera’s aanwezig zijn ten behoeve van het handhaven van de openbare orde, op basis van artikel 151c Gemeentewet. Door de politie zijn verder geen camera’s ingezet. Het achterhalen van de identiteit van iemand met behulp van gezichtsherkenningstechnologie mag alleen achteraf als die persoon wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit. Daarvan was in dit geval geen sprake.
Deelt u de zorgen over omstanders die videobeelden van demonstranten maken en vervolgens mogelijk delen met de Chinese overheid? Deelt u de mening dat dit onderdeel is van transnationale repressie, acties vanuit de overheid om burgers in het buitenland het stilzwijgen op te leggen, te controleren, of om kritiek en andere meningen af te schrikken, wat een schending is van hun mensenrechten2? Wat gaat u eraan doen om deze mensen te beschermen?
Ja. In Nederland moet iedereen vrij van intimidatie gebruik kunnen maken van zijn grondrechten zoals het demonstratierecht. Dit is onderdeel van onze democratische rechtsstaat. Het onvrijwillig filmen van demonstranten kan intimiderend zijn. Wanneer hier een statelijke actor achter zit wordt dit door de AIVD en NCTV onder transnationale repressie, één van de verschijningsvormen van statelijke inmenging in Nederland, geschaard.3 Indien er signalen zijn dat er sprake is van statelijke inmenging zal het kabinet niet aarzelen om op te treden conform de bestaande Rijksbrede aanpak tegen ongewenste buitenlandse inmenging (OBI).4
Het verzamelen of delen van persoonsgegevens om iemand te intimideren wordt doxing genoemd en is sinds 1 januari 2024 strafbaar in Nederland. Het kabinet roept iedereen die slachtoffer is van een strafbaar feit op om hiervan aangifte te doen.
Heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken op enig moment contact gehad met de Chinese ambassade over het feit dat mensen gelieerd aan de Chinese overheid, demonstraties filmen en fotograferen? Zo ja, is daarbij te kennen gegeven dat Nederland dit afkeurt en dat er zal worden opgetreden tegen dergelijke intimidatie van demonstranten? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat doorlopend in contact met de Chinese ambassade in Den Haag. De aard van die diplomatieke gesprekken zijn vertrouwelijk. In geval van statelijke inmenging kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken landen hierop aanspreken conform de eerder genoemde Rijksbrede aanpak (zie het antwoord op vraag5.
Bent u bekend met de Chinese studentenorganisatie ACSSNL in Nederland? Wordt deze organisatie gezien als een instrument van ongewenste Chinese beïnvloeding? Zo ja, hoe wordt hiertegen opgetreden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bekend met deze organisatie. Zo wordt de studentenorganisatie in 2020 genoemd in het rapport China’s invloed op onderwijs in Nederland: een verkenning van Clingendael. Hoewel ACSSNL als eerste doelstelling het faciliteren van onderlinge hulpverlening en sociale contacten tussen Chinese studenten heeft, is bekend dat de organisatie ook door Chinese overheidsorganisaties gebruikt om politieke activiteiten te organiseren. Alhoewel het lidmaatschap van ACSS voor Chinese studenten in het buitenland niet verplicht is, worden zij wel door de Chinese ambassade aangemoedigd actief deel te nemen aan de activiteiten van de vereniging.
Indien er signalen zijn dat er sprake is van statelijke inmenging zal het kabinet niet aarzelen om op te treden conform de eerder genoemde Rijksbrede aanpak (zie het antwoord op vraag6.
Deelt u de zorgen over de veiligheid van demonstranten die tegen dergelijke regimes in opstand komen? Erkent u dat demonstranten die zich uitspreken tegen autoritaire regimes, vaak extra risico lopen en daarom juist belang kunnen hebben bij anonimiteit of gezichtsbedekking? Hoe verhoudt dit zich tot het voorstel voor een verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties?
In onze brief van 15 april jl. hebben de Minister van JenV en ik aangekondigd dat wij voornemens zijn om een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties in te voeren. In deze brief geven wij ook aan dat er op dit verbod uitzonderingen komen voor situaties waarbij gezichtsbedekkende kleding wordt gedragen om legitieme redenen. Dat is het geval wanneer een demonstratie zich richt tegen de situatie in een ander land, waarbij er een reële vrees kan zijn dat de overheid van dat land de betrokkenen of relaties van hen zal willen schaden.
Deelt u de zorg dat een verbod op gezichtsbedekkende kleding in de praktijk vooral mensen raakt die bescherming zoeken tegen repressie van buitenlandse regimes, en dat dit een «chilling effect» kan hebben op hun bereidheid om überhaupt te demonstreren? Worden deze dilemma’s meegenomen in het onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) over het demonstratierecht?
Zie antwoord vraag 13.
Erkent u dat er sprake kan zijn van een «chilling effect» doordat demonstranten en gemeenschappen zich extra conformeren aan politieaanwijzingen uit vrees toekomstige demonstraties in gevaar te brengen? Deelt u de opvatting dat demonstratierecht een fundamenteel recht is dat niet afhankelijk mag zijn van een «goede relatie» met de autoriteiten?
Het zogenoemde «chilling effect» houdt in dat maatregelen die opgelegd kunnen worden aan een demonstratie, een afschrikwekkende werking hebben en verhinderen dat burgers in de toekomst gebruik maken van hun demonstratierecht. Het opvolgen van aanwijzingen van de politie staat daar los van en is te allen tijde verplicht. Daarbij komt dat demonstraties enkel geweigerd kunnen worden op grond van de Wet openbare manifestaties.
Bent u bereid om – mede in het licht van het EVRM en relevante jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – te (laten) evalueren hoe bij staatsbezoeken het recht op demonstratie wordt gewaarborgd of dit mee te nemen in het WODC-onderzoek? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze resultaten delen met de Kamer?
Op dit moment doet het WODC onderzoek naar het demonstratierecht. Het onderzoek richt zich ook op de vraag of het Nederlandse demonstratierecht voldoende handvatten biedt om effectief om te gaan met demonstraties die internationaal spanning kunnen opleveren. Ik vind het daarom niet nodig om apart te evalueren hoe bij (staats)bezoeken het recht op demonstratie wordt gewaarborgd. Het onderzoek wordt deze zomer verwacht, waarna de resultaten zullen worden gedeeld met uw Kamer.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Gelet op de onderlinge samenhang tussen enkele vragen, heb ik ervoor gekozen om deze gezamenlijk te beantwoorden.
              De mensenrechtensituatie in Libië | 
          |
              Kati Piri (PvdA) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht dat de Libische Internal Security Agency (ISA) tien internationale humanitaire ngo’s heeft opgedragen te stoppen met hun werk?1
Dit bericht heeft mij bereikt.
Bent u bekend met de aantijgingen van de ISA dat deze ngo’s bijdragen aan de omvolking van Libië? Zo ja, wat vindt u van deze aantijging?
Ik ben bekend met de publicatie van de persverklaring van de ISA, waarin zij onder meer stellen dat ngo’s omvolking tot doel hebben. Deze opvatting deel ik niet. Daarnaast draagt deze aantijging bij tot het inperken van de humanitaire ruimte en verergert deze de moeilijkheden waarin de internationale humanitaire ngo’s zich reeds bevinden. Het hoofd van ISA is sinds de publicatie van dit bericht gearresteerd.
In onze communicatie richting Libiërs blijf ik het belang van bescherming van migranten benadrukken, alsmede de belangrijke rol die ngo’s spelen in het migratiemanagement in Libië. Voortzetting van het werk van deze ngo’s is daarmee ook in het directe Libische belang.
Wat vindt u ervan dat de Libische autoriteiten, met wie de Europese Unie (EU) nauw samenwerkt op het gebied van migratiebeheer, belangrijke internationale mensenrechtenorganisaties criminaliseren?
Internationale mensenrechtenorganisaties doen belangrijk werk in Libië. Zij leveren essentiële diensten aan migranten en vluchtelingen in Libië, mede gefinancierd door Nederland en de Europese Unie. Het is dan ook zeer zorgelijk dat de Libische autoriteiten hun werk en inzet criminaliseren. Ik verwerp deze typering door de Libische autoriteiten. Deze organisaties hebben de volledige steun van Nederland om hun werk voort te zetten.
Welke stappen bent u bereid in bilateraal en in EU-verband te nemen om de Libische autoriteiten dit besluit te laten terugdraaien?
Nederland is in contact met ngo’s die door de maatregelen getroffen zijn. De ambassade in Tripoli brengt de situatie op in alle mogelijke gesprekken met de Libische autoriteiten.
Daarnaast heeft Nederland een brief medeondertekend die op initiatief van de VN-missie in Libië UNSMIL is gericht aan de Libische autoriteiten. In deze brief worden ernstige zorgen geuit over de situatie van de ngo’s en de migranten die zij helpen.
De Nederlandse ambassade in Tripoli heeft over dit onderwerp gesprekken gevoerd met de relevante Libische autoriteiten, waaronder de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Binnenlandse Zaken. In deze ontmoetingen zijn bovengenoemde zorgen overgebracht.
Welke steun verleent Nederland op dit moment aan het werk van internationale mensenrechtenorganisaties in Libië?
Nederland financiert momenteel enkele mensenrechtenorganisaties vanuit het Mensenrechtenfonds en het Shiraka programma. Dit zijn zowel Libische als niet-Libische organisaties. Deze steun is onderdeel van de brede mensenrechtenagenda die Nederland wereldwijd heeft.
Daarnaast is Nederland, samen met Zwitserland en UNSMIL, covoorzitter van de internationale werkgroep mensenrechten en internationaal humanitair recht. Deze werkgroep is onderdeel van het in het 2019 opgerichte Berlijn-proces. Vanuit deze rol kaart Nederland mensenrechtenschendingen aan en verleent steun waar dat kan aan mensenrechtenverdedigers en -organisaties. Dit is via openbare verklaringen en via diplomatie achter de schermen.
Bent u bereid om aanvullende steun te verlenen aan deze organisaties, zoals diplomatieke steun, relocatie van personeel of financiering van juridische bijstand? Zo nee, waarom niet?
In overleg met de getroffen ngo’s is het verzoek om druk te blijven houden op de Libische autoriteiten. Dit zal Nederland niet nalaten. Waar mogelijk stelt Nederland zich beschikbaar op voor hulpverzoeken en bescherming.
Bent u ook bekend met het bericht dat Rusland haar inzet op mensensmokkel in Libië heeft vergroot?2
Dit bericht heeft mij bereikt. Rusland breidt zijn bestaande activiteiten en invloed in Libië al langere tijd gestaag uit. Deze ontwikkeling lijkt sinds de val van het Assad-regime in Syrië door te zetten. De smokkelroutes van wapens, drugs en mensen zijn complex en ondoorzichtig, maar kunnen door deze geïntensiveerde Russische inzet worden versterkt. Nederland blijft de situatie nauwgezet monitoren.
Met al het voorgaande in het achterhoofd, staat u daadwerkelijk nog achter uw besluit om de ambassade in Tripoli te sluiten? Zo ja, vindt u de actuele ontwikkelingen dan niet bijzonder zorgwekkend?
Het kabinet heeft, in lijn met de bredere bezuinigingsmaatregelen op het postennet, besloten om de ambassade in Libië te sluiten. Dit zware besluit is genomen na zorgvuldige afweging van verschillende factoren, waaronder de operationele kosten van de ambassade inclusief de hoge kosten voor beveiligingsmaatregelen ter bescherming van ons personeel.
De situatie in Libië op het gebied van migratie en veiligheid blijft voor Nederland van groot belang. Het kabinet erkent bovendien de zorgen over de mensenrechtensituatie in het land. Hoewel de diplomatieke aanwezigheid in Libië wordt beëindigd, behoudt Nederland de diplomatieke betrekkingen en samenwerking, en blijven we ons ook zonder permanente diplomatieke presentie in Tripoli inzetten om Nederlandse belangen te behartigen en zorgen te adresseren. De precieze invulling van deze samenwerking wordt op dit moment verder uitgewerkt.
              Het preventiefonds en schaderegelingen voor ondernemers in Ter Apel | 
          |
              Anne-Marijke Podt (D66), Diederik Boomsma (CDA), Claudia van Zanten (BBB), Michiel van Nispen , Kati Piri (PvdA), Queeny Rajkowski (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) | 
          |
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Klopt het dat er recent een bedrag van 800.000 euro aan de gemeente Ter Apel is uitgekeerd voor preventiemaatregelen voor de gemeente Ter Apel en de ondernemers? Klopt het dat dit fonds al bijna is uitgeput na compensatie van reeds gedane investeringen in preventie?
Onlangs is een bedrag van € 0,8 mln. aan de gemeente Westerwolde uitgekeerd. Dit bedrag is onder andere beschikbaar gesteld voor het financieren van preventieve maatregelen. De gemeente heeft aangegeven dit preventiebedrag te besteden aan een leefbaarheidsfonds om Ter Apel weer op de kaart te zetten, winkelbeveiliging, plaatsing van camera’s en weerbaarheidstraining. De gemeente zal – in afstemming met de ondernemers – zorgdragen voor het werkelijk uitgeven van deze bedragen. Daarnaast heeft het Ministerie van Asiel en Migratie ca € 0,8 mln. aan de gemeente uitgekeerd ten behoeve van het overlastbudget voor eerder gemaakte kosten.
Op welke manier denkt u de overige kosten te kunnen financieren?
Zoals beschreven in het antwoord bij vraag 1, is recent circa € 1,6 mln. beschikbaar gesteld aan de gemeente Westerwolde in het kader van het overlastbudget en preventiemaatregelen. Er is bijgedragen aan veiligheidsmaatregelen waaronder winkelbeveiliging in de Hema, Jumbo, Aldi en Lidl in Ter Apel. De inzet van deze preventieve maatregelen bieden een structurele oplossing voor de lange termijn. Naast de uitgekeerde bedragen heeft de gemeente Westerwolde de mogelijkheid tot het aanvragen van een decentralisatie uitkering voor toekomstige financieringen.
Bent u bereid toe te zeggen dat de aanpassingen in de afhandeling van complexe schades (denk aan uitval personeel, schade aan goederen en kantoor) uiterlijk deze zomer zijn geregeld? Zo nee, waarom niet?
Zoals aan de Kamer toegezegd en benoemd in de Kamerbrief op 11 maart 2025, zal de schaderegeling verruimd worden. Een financiële verstrekking uit de tegemoetkomingsfaciliteit aan inwoners en ondernemers uit de gemeente Westerwolde kan, onder omstandigheden, kwalificeren als staatssteun. Het is afhankelijk van de omstandigheden per geval welk type schade in aanmerking komt om vergoed te worden uit de tegemoetkomingsfaciliteit. In bijzondere gevallen kan gedacht worden aan gederfde winst of inkomstenderving. Dit zal per aanvraag beoordeeld worden. Hiermee ontstaat voor ondernemers en bewoners extra ruimte om gebruik te maken van de tegemoetkomingsfaciliteit. Er is een aanvullende opdracht aan het externe bureau verleend, dat de afhandeling van de verzoeken doet.
Bent u bereid om er zorg voor te dragen dat er uiterlijk dit najaar één loket is voor schadeafhandelingen en regelingen voor ondernemers in Ter Apel, zodat ondernemers minder tijd kwijt zijn met aangiftes, rapportages en indienen schades? Hoe wordt de financiering van dit loket geregeld? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van mijn gesprek met de ondernemers uit Ter Apel en gemeente Westerwolde wordt, in samenwerking met de gemeente Westerwolde, de mogelijkheid verkend om bij de gemeente één loket in te richten voor de indiening van verzoeken van compensatie. Dit loket kan als vervanging dienen voor de huidige diverse regelingen ten aanzien van opgelopen schade. Vooruitlopend op de uitwerking van deze verkenning wordt een decentrale uitkering voorbereid waarmee dit initiatief voor één loket gefinancierd kan worden. De gemeente Westerwolde dient hier uiteindelijk een besluit over te nemen. Ik zal mijn uiterste best doen de gemeente Westerwolde te faciliteren in de oprichting van het loket, waar dit nodig zal blijken.
Bent u bereid te bezien of het mogelijk is ook het preventiefonds door ditzelfde loket te laten afhandelen?
Het preventiebudget was een eenmalige verstrekking vanuit het Ministerie van Asiel en Migratie bestemd voor de inzet van preventieve maatregelen. Voor toekomstige investeringen heeft de gemeente Westerwolde de mogelijkheid tot het aanvragen van een decentralisatie uitkering.
Bent u bereid deze vragen, in verband met de benodigde aanpassingen in de meicirculaire, uiterlijk 23 april te beantwoorden?
Ja.
              Het bericht dat de Spreidingswet mogelijk toch dit jaar wordt ingetrokken | 
          |
              Kati Piri (PvdA) | 
          |
Marjolein Faber (minister asiel en migratie) (PVV) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Herinnert u zich uw bericht op X waarbij u stelt dat u er alles aan zult doen om de Spreidingswet toch dit jaar in te trekken?1
Ja.
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met «Ik doe alles wat in mijn macht ligt om deze wet vóór 2026 in te trekken»? Welke concrete maatregelen zijn dit en waarom heeft u die tot nu toe niet kunnen nemen?
Ik doe er alles aan om het wetgevingstraject voor de intrekking van de spreidingswet zo snel mogelijk te laten verlopen. Het kabinet heeft op 14 april jl. de eerste stap gezet die nodig is door de contourennota in consultatie te brengen. In de contourennota wordt uitgelegd hoe het kabinet de intrekking van de Spreidingswet vorm wil geven. Gemeenten, provincies en uitvoeringsorganisaties zoals het COA kunnen hierop reageren. Het wetsvoorstel maak ik aan de hand van de input uit de consultatieronde. Hoe beter het wetsvoorstel wordt voorbereid, hoe groter de kans dat het intrekkingsvoorstel snel wordt aangenomen door het parlement.
Daarbij geldt dat door het kabinet is afgesproken dat de verplichtingen die met medeoverheden zijn aangegaan gedurende de eerste cyclus van de wet, worden nagekomen. Hiermee wordt aan medeoverheden duidelijkheid gegeven over de financiële afwikkeling van de huidige cyclus en wordt er geen afbreuk gedaan aan de reeds geschapen verwachtingen in het kader van de uitvoering van de wet in deze eerste cyclus. Dit staat los van de intrekking van de wet.
Hoe rijmt u uw bericht op X met de contourennota over de intrekking van de Spreidingswet van uw eigen ministerie waarin staat dat de Spreidingswet pas in 2026 wordt ingetrokken?
Zie antwoord op vraag 2. Zoals in bovenstaand antwoord toegelicht doe ik er alles aan om, met de zorgvuldigheid die geboden is, het wetgevingstraject voortvarend te laten verlopen.
Kunt u deze vragen separaat voor het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid van 24 april beantwoorden?
Ja.
              Het bericht ‘No humanitarian aid will enter Gaza, Israel defence minister says’ | 
          |
              Jan Paternotte (D66), Kati Piri (PvdA), Sarah Dobbe (SP), Laurens Dassen (Volt), Derk Boswijk (CDA), Christine Teunissen (PvdD), Stephan van Baarle (DENK) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja.
Veroordeelt u het ontzeggen van humanitaire hulp in Gaza door Israël?
Ja, het kabinet veroordeelt het blokkeren van humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals elektriciteit. Dit druist in tegen het internationaal recht. De blokkade moet direct worden opgeheven, en humanitaire toegang moet ongehinderd kunnen plaatsvinden. Deze positie is zowel publiek als bilateraal richting Israël uitgedragen, onder andere middels een ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 9 april 2025.
Bent u van mening dat het ontzeggen van humanitaire hulp in Gaza valt onder de collectieve bestraffing van het Palestijnse volk, en daarmee kwalificeert als oorlogsmisdaad?
Het opleggen van collectieve straffen is als zodanig niet apart strafbaar gesteld als oorlogsmisdrijf in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (ISH). Wel is collectieve bestraffing van beschermde personen verboden volgens artikel 33 van het Vierde Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd. In het Statuut van Rome is het in een internationaal gewapend conflict opzettelijk gebruikmaken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering als oorlogsmisdrijf strafbaar gesteld (artikel 8, tweede lid, onder b, sub xxv). In aanvulling daarop heeft de Vergadering van verdragspartijen (Assembly of States Parties) op 6 december 2019 een amendement op het Statuut van Rome aangenomen, waarin dit ook als oorlogsmisdrijf strafbaar wordt gesteld in gewapende conflicten die niet internationaal van aard zijn (artikel 8, tweede lid, onder e, sub xix). Een dergelijk amendement moet door de individuele verdragspartijen worden geaccepteerd. In het geval van de Palestijnse Gebieden is het amendement nog niet in werking getreden, hetgeen niet afdoet aan het eerder genoemde artikel 8, tweede lid, onder b, sub xxv.
Het kabinet heeft meermaals en duidelijk aangegeven dat het door Israël tegenhouden van humanitaire hulp indruist tegen het humanitair oorlogsrecht en heeft Israël hier ook op aangesproken.
Bent u bekend met de aangenomen Verenigde Naties (VN)-resolutie 2417 waarin unaniem de inzet van uithongering tegen burgers als oorlogsmethode wordt veroordeeld en elke weigering van humanitaire toegang als een schending van het internationaal recht wordt verklaard?
Ja, het kabinet is bekend met VN-Veiligheidsraadresolutie 2417. In 2018 werd deze resolutie in de VN-Veiligheidsraad op Nederlands initiatief unaniem aangenomen.
Bent u van mening dat VN-resolutie 2417 genegeerd wordt in dit geval? Zo ja, welke actie(s) verbindt u daaraan? Zo nee, waarom niet?
Resolutie 2417 van de VN-Veiligheidsraad veroordeelt uithongering van de burgerbevolking als methode van oorlogvoering en wijst op het belang van het naleven van het humanitair oorlogsrecht. Het verbinden van acties aan de mate van opvolging van deze resolutie ligt primair bij de VN-Veiligheidsraad. Vanwege de huidige dynamiek binnen de VN-Veiligheidsraad, waarvan Nederland momenteel geen lid is, levert opvolging van deze en andere resoluties grote uitdagingen op. Het blijft daarom van belang om de implementatie van Resolutie 2417, en het humanitair oorlogsrecht in den brede, te blijven agenderen, zoals Nederland ook doet, zowel in multilaterale fora als bilateraal met Israël. In lijn met Resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Schendt Israël met het ontzeggen van humanitaire hulp aan Gaza volgens u de voorlopige uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) (in de genocidezaak van Zuid-Afrika) dat Israël alles in het werk moet stellen om een genocide te voorkomen? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
In de op 28 maart 2024 door het Internationaal Gerechtshof (IGH) vastgestelde voorlopige maatregel is onder meer gesteld dat Israël onmiddellijk alle noodzakelijke en effectieve maatregelen moet nemen om te verzekeren, in samenwerking met de Verenigde Naties, dat de ongehinderde levering, door alle relevante actoren, van urgent benodigde basisvoorzieningen en humanitaire hulp wordt toegelaten. Dit is bevestigd in de voorlopige maatregel van het IGH van 24 mei 2024. De toegang voor humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals elektriciteit is echter door Israël sinds 2 maart 2025 geblokkeerd. Het kabinet veroordeelt het blokkeren van humanitaire hulp en basisvoorzieningen zoals elektriciteit. Dit druist in tegen het internationaal recht. De blokkade moet direct worden opgeheven, en humanitaire toegang moet ongehinderd kunnen plaatsvinden. Het kabinet respecteert de voorlopige maatregel van het Hof en roept, ook in bilaterale contacten met Israël, op de bindende voorlopige maatregel na te leven. Op dit moment loopt deze procedure tussen Zuid-Afrika en Israël onder het Genocideverdrag nog bij het Internationaal Gerechtshof waarin het IGH desgevraagd zal oordelen over de naleving van de voorlopige maatregelen.
Bent u bereid in Europees verband op te roepen tot sancties tegen de Israëlische regering?
Nederland blijft via diplomatieke weg benadrukken dat alle partijen zo snel mogelijk moeten terugkeren naar de afspraken van het staakt-het-vuren. Nederland weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden om de situatie op de grond te verbeteren. Dat gebeurt achter de schermen maar ook publiekelijk via verklaringen, in bilateraal verband of samen met gelijkgezinde landen. De ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 9 april 2025 is hier een voorbeeld van.
Sancties zijn een van de middelen die kunnen worden ingezet. Om sancties binnen de EU in te stellen is voldoende draagvlak onder EU-lidstaten nodig. In sanctieregimes worden de criteria vastgesteld op basis waarvan personen en entiteiten op voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger of EU-lidstaten op de bijbehorende sanctielijst kunnen worden geplaatst. Dit proces dient te voldoen aan enkele randvoorwaarden, waaronder een gedegen juridische onderbouwing en het algemene uitgangspunt van EU-eenheid.
Naast regimes die zich richten op de politieke situatie in een land, beschikt de EU over horizontale en thematische sanctieregimes. Zo kunnen personen of entiteiten verantwoordelijk voor misdaden tegen de menselijkheid op de EU-mensenrechtensanctielijst worden geplaatst. Mede op initiatief van Nederland zijn onder het EU-mensenrechtensanctieregime twee sanctiepakketten aangenomen die zich richten op verantwoordelijken voor kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever en het blokkeren van humanitaire hulp aan de Gazastrook. Nederland blijft zich hiervoor inspannen en sluit in dit kader sancties tegen Israëlische bewindspersonen ook niet uit, in lijn met motie Piri (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2945).
Sinds het verbreken van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. is de situatie in de Gazastrook verder verslechterd. De aanhoudende Israëlische blokkade van humanitaire hulp en elektriciteit zorgt voor grootschalig leed. Ook de beslissing van het Israëlische veiligheidskabinet om de operatie in de Gazastrook uit te breiden draagt niet bij aan het duurzaam beëindigen van het conflict. Daarnaast is de situatie op de Westelijke Jordaanoever verder verslechterd. Grootschalige Israëlische militaire operaties op bezette Westelijke Jordaanoever in combinatie met kolonistengeweld zorgen eveneens voor meer instabiliteit en menselijk leed. Ook de uitspraken van kabinetsleden over de (permanente) (her)bezetting van (delen van) de Gazastrook, Syrië en Libanon zijn onacceptabel. Dit samenstel aan ontwikkelingen heeft het kabinet genoodzaakt tot het zetten van verdere stappen. Ik heb daarom aan Hoge Vertegenwoordiger Kallas laten weten dat ik een evaluatie van de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord noodzakelijk acht. Hierover is op 7 mei een brief naar uw Kamer gestuurd (uw kenmerk 32 623, nr. 352).
Bent u bereid deze vragen één voor één en met spoed, binnen een week, te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.