Het bericht ‘Syrische Druzen werden buitengerechtelijk geëxecuteerd’ |
|
Isa Kahraman (NSC), Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Syrische Druzen werden buitengerechtelijk geëxecuteerd» van Amnesty International?1
Ik heb kennis genomen van het bericht van Amnesty International. De genoemde zaken zijn zeer verontrustend. Het is belangrijk dat alle gemeenschappen in Syrië worden beschermd, waaronder ook de Druzen. Het is daarom van belang dat alle feiten boven tafel komen en de daders verantwoordelijk kunnen worden gehouden. Hierom verwelkom ik ook de samenwerking van Syrische overgangsautoriteiten met de onafhankelijke VN Commission of Inquiry (CoI) naar de gewelddadigheden in Suweida.
Deelt u de conclusie dat de Syrische interim-regering en aan deze regering gelieerde troepen verantwoordelijk zijn voor buitengerechtelijke executies van Druzen op 15 en 16 juli in Suwayda?
Belangrijk is dat wordt vastgesteld wat er precies is voorgevallen in Suweida en wie verantwoordelijk is geweest voor dit geweld. Hierom wacht ik de bevindingen van de verschillende onderzoekscommissies af. Er zijn twee commissies ingesteld die de geweldsescalatie in Suweida onderzoeken: een Syrische onderzoekscommissie, onder leiding van de Syrische Minister van Justitie, en een onafhankelijke onderzoekscommissie van de Verenigde Naties die ressorteert onder de Independent International Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic (CoI). Het kabinet blijft de voortgang van deze onderzoeken nauwlettend volgen.
Klopt het dat, als veiligheidstroepen of het leger mensen opzettelijk en onwettig doden, of als aan de Syrische regering gelieerde troepen dit doen met betrokkenheid of stilzwijgende goedkeuring van deze regering, dit kan worden geclassificeerd als buitengerechtelijke executies, wat een misdrijf is onder internationaal recht?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u naar aanleiding van dit bericht nogmaals reflecteren op de uitvoering van motie-Ceder c.s.?2 Erkent u dat deze motie niet wordt uitgevoerd, aangezien sancties zijn opgeheven terwijl de veiligheid van minderheden klaarblijkelijk niet is gegarandeerd? Welke consequenties verbindt u hieraan?
De sancties op vitale economische sectoren in Syrië zijn in EU-verband opgeheven, met uitzondering van wapen- en veiligheidsgerelateerde sancties. Het kabinet houdt de mogelijkheid open om nieuwe sancties voor te stellen als het handelen van de overgangsregering daartoe aanleiding geeft. Zo zet Nederland zich in voor listings tegen plegers van (sektarisch) geweld, onder andere jegens minderheden in Syrië. In dit kader heeft de Europese Raad – mede op initiatief van Nederland – nieuwe listings aangenomen tegen personen en entiteiten die betrokken waren bij gewelddadigheden in maart aan de kust. Het gaat hierbij om nieuwe listings onder het EU horizontale mensenrechtensanctieregime.
Voor de geweldplegers in Suweida geldt ook dat daders niet ongestraft mogen blijven. Tegelijkertijd is er in dit stadium nog veel onduidelijk, met name als het gaat om wie verantwoordelijk is voor het gepleegde geweld. De bevindingen van de genoemde commissies zijn essentieel voor het ondernemen van verdere stappen jegens plegers van sektarisch geweld of de overgangsregering. Dit benadrukt het belang van een onpartijdig en transparant onderzoek, iets waartoe het kabinet – samen met de EU lidstaten – heeft opgeroepen in multilateraal verband, en ook in contacten met de Syrische overgangsregering. Nederland volgt dit nauwlettend en zal niet schromen de druk op de overgangsregering op te voeren, bijvoorbeeld via het sanctie-instrument. Sancties zullen daarbij zo gericht mogelijk zijn en de noodlijdende Syrische bevolking moeten ontzien.
Hoe beoordeelt u de capaciteit van de Syrische interim-regering om deze buitengerechtelijke executies snel, onafhankelijk, onpartijdig en transparant te onderzoeken en de daders ter verantwoording te roepen in eerlijke rechtszaken? Is deze voldoende? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, welke acties worden ondernomen, zodat de capaciteit wel voldoende is?
Het kabinet realiseert zich dat het tijd, middelen en energie kost om een inclusief bestuur op te zetten in een land dat zich bevindt in een instabiele regio, dat vele jaren geteisterd is door conflict, en dat in een zorgelijke economische staat verkeert. Het bieden van perspectief op duurzame verbetering is in deze context aangewezen. Vooralsnog toont de Syrische overgangsregering bereidheid tot inclusiviteit en verantwoordelijkheid. In dit kader is het bemoedigend te zien dat de Syrische overgangsregering het geweld heeft veroordeeld, onderzoeken is gestart en de samenwerking met de CoI is aangegaan zodat deze onafhankelijk en transparant onderzoek kan uitvoeren. Van belang is dat hier nu concreet opvolging aan gegeven wordt en daders hun straf niet ontlopen. Uiteindelijk zal het kabinet de overgangsregering beoordelen op hun daden en resultaten.
Daarnaast zet Nederland zich ook op andere wijze in voor onafhankelijk, onpartijdig en transparant onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Syrië. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 gebeurt dit door extra financiering toe te kennen aan organisaties, zoals het OHCHR en IIIM, die onderzoek doen naar mensenrechtenschendingen en hiermee bijdragen aan het bevorderen van gerechtigheid.
Wat is de stand van zaken van het comité, opgericht door het Syrische Ministerie van Justitie om onderzoek te doen naar de gebeurtenissen in Suwayda en de daders ter verantwoording te roepen? Heeft dit comité al onderzoek afgerond en daders ter verantwoording geroepen?
Het onderzoekscomité werd op 31 juli ingesteld door de Syrische Minister van Justitie met een mandaat van drie maanden. De commissie bestaat uit zeven leden, waaronder rechters, advocaten en een militair. Momenteel zijn er vanuit het Syrische onderzoekscomité nog geen conclusies over de geweldsescalaties in Suweida. Nederland blijft hier in multilateraal verband en in contacten met de Syrische overgangsautoriteiten aandacht voor vragen.
Op welke manier draagt Nederland bij aan gerechtigheid en waarheidsvinding voor het Syrische volk middels grondig, onafhankelijk, onpartijdig en transparant onderzoek naar alle misdaden die onder het internationaal recht vallen? Op welke wijze bent u bereid uw inzet hierop te vergroten?
Het kabinet zet zich al jarenlang in om de straffeloosheid van misdrijven begaan in Syrië tegen te gaan en gerechtigheid en genoegdoening voor slachtoffers en overlevenden te garanderen. Deze inzet in Syrië zal het voortzetten, door (o.a.) in te zetten op grondig, onafhankelijk en onpartijdig onderzoek naar de begane misdrijven.
Zo heeft Nederland, samen met Canada, Syrië aansprakelijk gesteld bij het Internationaal Gerechtshof (IGH) voor grove en systematische schendingen van het VN Antifolterverdrag. Deze procedure is van belang voor waarheidsvinding, gerechtigheid en verzoening in Syrië. Daarom zet Nederland deze procedure voort.
Ook blijft Nederland de VN-bewijzenbank van Syrië (IIIM) financieel en politiek steunen zodat bewijsmateriaal van internationale misdrijven verzameld kan blijven worden ten behoeve nationale en internationale procedures. In september 2025 heeft Nederland een additionele bijdrage van EUR 500.000,– gedaan aan de bewijzenbank, bovenop de reeds lopende financiële steun van EUR 500.000,–.
Daarnaast zet Nederland zich in de VN-Mensenrechtenraad – als lid van de kerngroep Syrië – jaarlijks in voor verlenging van het mandaat van de CoI, zodat het onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Syrië wordt versterkt. Om dit onderzoek te versterken, heeft Nederland in september 2025 het OHCHR Veldkantoor in Damascus voorzien van een financiële bijdrage van EUR 500.000,–.
Tot slot steunt Nederland de NGO’s Impunity Watch, het International Center for Transitional Justice (ICTJ) en het Syria Justice and Accountability Center (SJAC), die zich hardmaken voor gerechtigheid en verzoening in Syrië. Via deze NGO’s worden Syrische maatschappelijke organisaties in staat gesteld om o.a. mensenrechtenschendingen te documenteren.
Op welke manier ondersteunt Nederland momenteel de Syrische interim-regering en internationale instituties in de zoektocht naar de meer dan 100.000 vermiste personen in Syrië? Biedt Nederland technische, financiële of diplomatieke steun aan mechanismen zoals de «Independent Institution on Missing Persons in the Syrian Arab Republic»? Zo nee, waarom niet?
Na de val van het Assad-regime, is het van groot belang dat de Syrische overgangsregering zich – samen met de internationale gemeenschap – inzet om het lot van de vermiste personen te achterhalen. Nederland onderhoudt nauw contact met de overgangsregering en internationale instituties om deze inzet verder te concretiseren.
Zo dringt Nederland, zowel binnen internationale fora als tijdens contact met de Syrische overgangsregering, aan tot ongehinderde toegang van onderzoeksinstanties zoals de Independent Institution on Missing Persons (IIMP) en het belang van gedegen en onafhankelijk onderzoek naar de toedracht van de vermissingen. Nederland heeft middels diplomatieke steun bijgedragen aan de oprichting van het IIMP (2023), en heeft binnen de Vijfde Commissie van de VN (februari 2024) – namens de gehele EU – ervoor gezorgd dat het mechanisme voldoende financiële middelen heeft gekregen om in te zetten op slachtofferparticipatie en ondersteuning.
Tot slot kijkt Nederland momenteel of er ingespeeld kan worden op de behoefte van IIMP aan forensische ondersteuning. Zo vinden er gesprekken plaats tussen IIMP, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), om te bezien waar en op welke manier Nederland een rol kan spelen in de capaciteitsopbouw van het IIMP t.b.v. onderzoek naar vermisten in Syrië.
Op welke wijze oefent Nederland momenteel diplomatieke druk uit op de Syrische interim-regering om minderheidsgemeenschappen te beschermen en om transparantie rondom wreedheden, zoals de moordpartijen bij Suwayda en de kustregio, te vragen?
In het contact met de Syrische overgangsregering roept het kabinet consequent op tot bescherming van alle religieuze en etnische gemeenschappen en het belang van transparant en onafhankelijk onderzoek. Dit doet het kabinet in EU-verband en ook binnen de VN-Mensenrechtenraad. Daarnaast blijft Nederland binnen de EU pleiten voor gerichte sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor sektarisch geweld en mensenrechtenschendingen. De EU heeft – mede op initiatief van Nederland – al eerder dergelijke gerichte sancties ingesteld.
Daarnaast roept Nederland in alle contacten met de Syrische overgangsregering op tot het openbaar maken van het rapport van de nationale onderzoekscommissie in Syrië, naar aanleiding van de geweldsescalaties in Latakia. Dit rapport is tot op heden niet gepubliceerd. Wel heeft de VN CoI haar rapport over geweldsescalaties in Latakia gedeeld op 14 augustus jl.
De VN CoI heeft op 15 juli jl. bevestigd de gebeurtenissen in Suweida te onderzoeken. Het onderzoeksrapport dat hieruit volgt zal gepubliceerd worden op de website van de CoI. Het is nog onbekend of de nationale commissie haar bevindingen zal delen. Nederland blijft aandringen op het belang hiervan.
Vraagt u om openbaarmaking van de bevindingen van onafhankelijke of lokale onderzoeken naar deze gevallen? Zo nee, waarom niet? Bent u in dat geval bereid om dat alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat Actuele stand van zaken in de wereld?
Ja.
Het bericht ‘Is er geen vervolging in Nederland?’ Yerani werd zondag ruw over de straat gesleurd wegens evangelieprediking' |
|
Mirjam Bikker (CU), Don Ceder (CU) |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van de schokkende beelden van zondag 14 september 2025 waarop een vrouw die in het centrum van Amsterdam aan het evangeliseren was werd aangevallen door een man, en aan haar haar wordt meegetrokken?1
Ja.
Bent u van mening dat dit soort geweld onacceptabel is en extra zorgelijk is omdat dit de kern van vrijheid van meningsuiting raakt?
Ja.
Hoe is het volgens u gesteld met vrijheid van meningsuiting op straat? Hoe veel gevallen van geweld tegen specifiek evangelisten of straatpredikers zijn bij u de afgelopen vijf jaar bekend?
Ik heb geen reden eraan te twijfelen dat het over het algemeen goed is gesteld met de vrijheid van meningsuiting op straat. Daar waar incidenten zijn, treedt de politie op zoals ook in dit geval is gebeurd door het aanhouden van een verdachte. Gegevens over geweld tegen specifiek evangelisten of straatpredikers houdt de politie niet bij. Ook het Openbaar Ministerie houdt dergelijke specifieke gegevens niet bij. Het aantal gevallen van geweld tegen specifiek evangelisten of straatpredikers over de afgelopen vijf jaar is derhalve niet bekend.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat christenen die het evangelie verkondigen op straat dit veilig kunnen doen en hen te beschermen tegen geweld zoals afgelopen zondag in Amsterdam? En bent u bereid om in gesprek te gaan met gemeenten om tot een handreiking te komen hoe om te gaan met de veiligheid van straatpredikers die gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting?
Op dit moment heb ik geen signalen dat burgemeesters en gemeenten de openbare orde niet kunnen of willen handhaven tijdens evangelisatieverkondigingen. Ook heb ik geen signalen ontvangen over de wens of noodzaak een handreiking te formuleren.
Gemeenten en burgemeesters zijn zeer alert om de vrijheid van meningsuiting te borgen. Het is de taak van de politie om onder gezag van de burgemeester de openbare orde te handhaven en daarmee ook bescherming te bieden aan de vrijheid van meningsuiting.
Het bericht dat Nederland moet meewerken aan het overbrengen van ambassadebewakers |
|
Derk Boswijk (CDA), Stephan van Baarle (DENK), Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitspraak van de kantonrechter in een kort geding dat de Nederlandse Staat transportmiddelen beschikbaar moet stellen voor het overbrengen van 42 Afghaanse bewakers?
Ja. Ik ben bekend met de uitspraak van de kantonrechter in kort geding van 2 september jl.
Wat vindt u van het feit dat de rechter stelt dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld en haar zorgplicht niet heeft nageleefd door de Afghaanse bewakers niet te evacueren?
Het kabinet neemt zijn werkgeversverantwoordelijkheid serieus, ook in het buitenland. In dit geval waren de 42 eisers geen werknemers van de Staat. In deze procedure zijn verschillende redenen om aan te nemen dat artikel 7:658 lid 4 BW, het Nederlandse artikel waaruit de kantonrechter een zorgplicht van de Staat tegenover de 42 eisers heeft afgeleid, niet van toepassing is. Voor de beantwoording van vraag 2 verwijs ik u verder naar de brief1 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 5 september jl.
Hoe verklaart u dat Hongaarse beveiligers die via hetzelfde bedrijf (Asman Abi) waren ingeleend wel geëvacueerd zijn, terwijl Afghaanse bewakers die hetzelfde werk verrichtten niet werden geëvacueerd? Hoe is deze afweging tot stand gekomen?
De Hongaarse bewakers zijn door speciale eenheden van een partnerland naar het vliegveld gebracht en uiteindelijk zonder tussenkomst van Nederland gerepatrieerd naar Hongarije. Zij hadden als EU-onderdanen recht op consulaire bijstand en hierover zijn voorafgaand aan de acute evacuatiefase specifieke afspraken gemaakt. Dit is niet vanwege hun werk als extern ingehuurde bewakers bij de Nederlandse ambassade gebeurd, zoals ook gecommuniceerd is in de brief2 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 5 september jl.
Hoe ziet u het feit dat de rechter stelt dat de Staat zelfs een bijzondere zorgplicht heeft tegenover deze bewakers, omdat zij ook na de evacuatie en de machtsovername door de Taliban de ambassade nog enige tijd hebben beveiligd onder gevaarlijke omstandigheden? Bent u het hiermee eens? Hoe gaat u deze bijzondere zorgplicht vervullen?
Bewakers in dienst van de externe dienstverlener hebben na de val van Kaboel doorgewerkt op de Nederlandse ambassade-compounds tot aan de afstoting daarvan, waarvan de eerste eind 2021 en de tweede eind 2022 plaatsvond. Er is met enige regelmaat contact geweest met de externe dienstverlener over de veiligheid van de voormalige extern ingehuurde ambassadebewakers. Tot op heden heeft het kabinet geen berichten ontvangen waaruit blijkt dat bewakers die voor de externe dienstverlener werkten gevaar lopen vanwege hun voormalige werkzaamheden voor de Nederlandse ambassade.
De kantonrechter overweegt in het vonnis dat de omstandigheid dat de ambassadebewakers na de evacuatie de toen ontruimde ambassade nog enige tijd hebben beveiligd zou kunnen inhouden dat de Staat zelfs een bijzondere zorgplicht heeft. Wat de kantonrechter daarmee bedoelt, wordt niet verder uitgewerkt en is het kabinet niet duidelijk.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze bewakers met hun gezinnen nu zo snel mogelijk alsnog worden overgebracht?
Het overbrengen van Afghanen is een complex proces. Dat proces bestaat uit verschillende stappen, waaronder verificatie van alle gegevens en documenten. Naar aanleiding van de uitspraak van 2 september jl. heeft de Staat eerste stappen gezet voor het mogelijk maken van deze overbrengingen.
Het gerechtshof heeft op 12 september jl. de verplichting voor de Staat geschorst om per direct uitvoering te geven aan het vonnis totdat het hof in het hoger beroep over deze zaak heeft geoordeeld. Om deze reden onderneemt het kabinet momenteel geen verdere stappen om het vonnis uit te voeren.
Onderschrijft u dat de uitspraak van de kantonrechter bij voorbaat uitvoerbaar is en zo snel mogelijk uitgevoerd moet worden?
De Staat heeft een turbospoedappel ingesteld gezien het kabinet zich niet kan vinden in de uitspraak van de kantonrechter, zoals eerder aangegeven in kabinetsbrief3 van 5 september jl. en de beantwoording van het Schriftelijk Overleg van 19 september jl.4 Hierbij heeft de Staat verzocht om een snelle uitspraak in het schorsingsincident. Op 12 september jl. heeft het gerechtshof in het schorsingsincident de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring toegekend.
Sommige bewakers van deze groep bevinden zich momenteel in Pakistan en Iran en zouden snel naar Nederland kunnen komen. Gaat u direct dit proces in gang zetten?
Ik verwijs u graag naar de beantwoording van vraag 5.
Gelden voor de overbrenging van gezinsleden dezelfde voorwaarden als voor het recht op gezinshereniging voor asielstatushouders?
In punt 4.45 van het vonnis heeft de kantonrechter ten aanzien van familieleden het volgende gezegd:
«Ter voorkoming van misverstanden daaromtrent zal de kantonrechter bepalen dat als familieleden van Eisers zullen worden aangemerkt hun wettige echtgenoten of partners, die daarmee rechtens kunnen worden gelijkgesteld, en de van hen afhankelijke minderjarige kinderen, die op het moment van vertrek nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.»
Ook bij gezinshereniging na asiel wordt in beginsel uitgegaan van het kerngezin, zijnde de partner en minderjarige kinderen (paragraaf C2.4.1 Vreemdelingencirculaire). Het door de kantonrechter bepaalde is daarmee in lijn met de gezinshereniging voor asielstatushouders.
Kunt u de Kamer wekelijks (kort) op de hoogte houden van de status van deze overbrengingen?
Op dit moment wacht het kabinet de uitspraak in hoger beroep af.
Kunt u de beantwoording van deze vragen meenemen in de kabinetsbrief die tijdens de procedurevergadering van 4 september jl. is aangevraagd door de commissie Buitenlandse Zaken?
De kabinetsbrief5 is op 5 september jl. verstuurd. Hierin worden veel van de hierboven gestelde vragen beantwoord, zie ook de verwijzingen naar de brief in de beantwoording. Daarnaast is op 19 september jl. de beantwoording van het Schriftelijk Overleg6 naar de Kamer verstuurd.
De belastingkwestie rond kerkelijke vastgoed in Jeruzalem |
|
Don Ceder (CU) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat de gemeentelijke overheid van Jeruzalem opnieuw onroerendgoedbelastingaanslagen oplegt aan kerken en christelijke instellingen in Jeruzalem?1
Ja.
Klopt het dat de lokale autoriteiten van Jeruzalem sinds enige tijd pogingen ondernemen om eigendommen van kerken te belasten die niet expliciet als gebedshuis of klooster functioneren, zoals gasthuizen, scholen en culturele instellingen en inmiddels de bankrekening van de Grieks-Orthodoxe patriarchaat is geblokkeerd?
Er is sinds enige tijd onenigheid tussen de gemeente en de kerken in Jeruzalem over nieuw beleid rondom belastingen op kerkelijke eigendommen. Het klopt dat de bankrekening van het Grieks-Orthodoxe patriarchaat begin augustus is geblokkeerd. De bevriezing is op 22 augustus jl. opgeheven.
Klopt het dat er inmiddels een bericht is uitgestuurd om een executieverkoop te houden voor bezit van de Armeens-apostolische kerk? Hoe beoordeelt u deze situatie en bent u bereid het gesprek aan te gaan met Israëlische (lokale) autoriteiten ten aanzien van deze kwestie en te pleiten voor een bevriezing en het opnieuw overgaan tot overleg voor een definitieve oplossing?
Het kabinet heeft geen kennis van een bericht over een executieverkoop voor bezit van de Armeens-apostolische kerk. De Nederlandse ambassade in Israël heeft de gemeente Jeruzalem over de bevriezing van de bankrekening van de Grieks-Orthodoxe kerk gesproken, waarbij de ambassade opgeroepen heeft om door middel van onderhandelingen met de kerkelijke gemeenschap tot een oplossing te komen.
Deelt u de zorg van kerkelijke leiders dat deze stap het bestaan van kerken en bijbehorende sociale en pastorale activiteiten in Jeruzalem bedreigt? Wat is uw appreciatie van hun verklaring dat dit de status quo, die sinds de Ottomaanse tijd geldt, ernstig schaadt?
Het kabinet vindt het bevriezen van de bankrekening van het Patriarchaat zorgelijk. Dergelijke stappen zetten christelijke instituties en christenen in Jeruzalem onder druk. De bescherming van de christelijke gemeenschap als minderheid is belangrijk voor een pluriform Jeruzalem.
Acht u het terecht dat deze kwestie opnieuw oplaait, terwijl in 2018 na internationale druk en lokale protesten de belastingplannen van tafel zijn gehaald? Wat is er sindsdien veranderd aan de juridische of politieke context die de lokale autoriteiten hiertoe beweegt?
De afgelopen jaren neemt de druk op christenen in Oost-Jeruzalem en christelijke gemeenschappen in Israël toe. Dit geldt ook voor moslims. Beide groepen worden bijvoorbeeld als bezoekers beperkt bij het betreden van de Oude Stad van Jeruzalem, vooral tijdens religieuze feestdagen. Dit zijn zorgelijke ontwikkelingen.
Hoe beziet u deze berichten in het licht van het bevorderen van mensenrechten, waaronder het recht op vrijheid van godsdienst?
De druk op christelijke instituties en christenen in Jeruzalem is zorgelijk, gezien het recht op vrijheid van godsdienst en de speciale status die Jeruzalem zowel binnen het jodendom, het christendom en de islam inneemt. Nederland zet zich wereldwijd actief in voor de bescherming van de vrijheid van religie en levensovertuiging als een fundamenteel mensenrecht. Dit doet Nederland onder andere via het Mensenrechtenfonds, het werk van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging, bilaterale diplomatie en in multilaterale gremia en initiatieven. Daarbij komt Nederland op voor de rechten van alle religieuze groepen, met speciale aandacht voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen. Verder steunt Nederland verschillende projecten gericht op de bevordering van vrijheid van religie in Israël en de Palestijnse Gebieden.
In hoeverre is er contact geweest met lokale kerkleiders en/of Europese diplomatieke partners over deze belastingaanslagen en de impact op hun activiteiten en de christelijke aanwezigheid in Jeruzalem?
De Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse Gebieden heeft contact gehad met het Patriarchaat. De vertegenwoordiging en de Nederlandse ambassade in Israël hebben bovendien met vertegenwoordigingen van meerdere EU-lidstaten en de EU-vertegenwoordiging in Tel Aviv en Jeruzalem deze kwestie besproken.
Welke mogelijkheden ziet u om bilateraal de Israëlische (lokale) autoriteiten aan te spreken op het belang van het behoud van religieuze pluriformiteit en godsdienstvrijheid in Jeruzalem, inclusief het respecteren van bestaande vrijstellingen en afspraken?
De Nederlandse ambassade in Israël heeft de gemeente Jeruzalem over de bevriezing van de bankrekening van het Patriarchaat gesproken, waarbij de ambassade opgeroepen heeft om door middel van onderhandelingen met de kerkelijke gemeenschap tot een oplossing te komen. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een fundamenteel mensenrecht dat voor iedereen geldt, ongeacht achtergrond of overtuiging. Nederland en de EU spreken Israël consequent aan op zijn verantwoordelijkheden onder internationaal recht en de mensenrechtenverdragen, waaronder op het gebied van godsdienstvrijheid.
Bent u bereid dit onderwerp onder de aandacht te brengen in gesprekken met Israëlische (lokale) autoriteiten en expliciet te pleiten voor het behoud van het religieus-culturele erfgoed van christelijke gemeenschappen in Jeruzalem?
Zie antwoord vraag 8.
Welke signalen ontvangt het kabinet verder over de ontwikkelingen op het gebied van veiligheid van christelijke gemeenschappen in Jeruzalem? Bent u bijvoorbeeld bereid om berichten over gespuug op christenen in Jeruzalem mee te nemen in overleggen met Israëlische autoriteiten en aan te dringen op passende maatregelen?
Zie het antwoord op vraag 5 en 9.
Welke inzet levert Nederland op dit moment voor de bescherming van christelijke minderheden en instellingen in Israël, mede gezien het bredere belang van geloofsvrijheid in de regio?
Zie het antwoord op vraag 6.
De berichtgeving ‘Sudan lijdt onder ongeziene hongersnood: kinderen sterven, hulp schiet tekort’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Sudan lijdt onder ongeziene hongersnood: kinderen sterven, hulp schiet tekort»?1 en zo ja, hoe beoordeelt u dit artikel?
Wij hebben kennisgenomen van het artikel en delen de daarin genoemde zorgen omtrent het conflict in Soedan.
Welke stappen zet het kabinet, zowel nationaal als in EU-verband, per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger in Sudan en op reguliere wijze voldoende voedsel hebben? Is het kabinet bereid om met een «coalition of the willing» te kijken of mogelijke airdroppings of andere manieren van voedselverstrekking mogelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Nederland ondersteunt humanitaire organisaties werkzaam in Soedan bij het werk om de hoogste noden te adresseren. Dit gaat zowel via flexibele financiering – zoals aan de belangrijkste VN-organisaties (waaronder het Wereld Voedselprogramma/WFP en UNICEF) en het Rode Kruis – als via financiering specifiek voor Soedan. Zo financiert Nederland de Dutch Relief Alliance en haar lokale partners en draagt Nederland EUR 16 miljoen bij aan het Soedan Humanitaire Fonds van de VN dat ook lokale burgerinitiatieven, waaronder gaarkeukens ondersteunt.
Humanitaire organisaties blijven zich inspannen om voedsel te brengen naar de gebieden waar de nood het hoogst is. De VN zet zich op het hoogste niveau in om humanitaire toegang te bevorderen en een staakt-het-vuren te bewerkstelligen, opdat hulp de getroffen bevolking kan bereiken. Een humanitaire pauze met vrije toegang is cruciaal voor de belegerde stad El Fasher, waar WFP al een jaar geen voedsel heeft kunnen brengen en mensen nauwelijks toegang hebben tot voedsel.
Humanitaire actoren en donoren zijn voortdurend in gesprek over de beste manieren om hulp bij de mensen in nood te krijgen. Omdat de noden kolossaal zijn – terwijl de via airdrops te vervoeren volumes gering zijn – vormen airdrops geen wezenlijk alternatief voor transport over land. Bovendien is er voor airdrops, net als voor andere vormen van hulp, toestemming nodig van strijdende partijen.
Op welke wijze en via welke partijen is er sinds begin 2025 voedsel Sudan binnengekomen? Om hoeveel ton voedsel gaat dat? Welke rol heeft Nederland hierin gehad? Welke feitelijke blokkades zijn er momenteel om te voorkomen dat er voldoende voedsel het gebied en de vluchtelingenkampen binnenkomt? Indien het om de veiligheidssituatie ter plekke gaat, welke rol kan Nederland in nationaal of EU-verband betekenen om ervoor te zorgen dat voedsel op een veilige wijze onschuldige burgers kan bereiken?
Sinds begin 2025 is via diverse kanalen en geografische locaties voedselhulp aan Soedan geleverd: via WFP, UNICEF, UNHCR en OCHA maar ook via ECHO en internationale NGO's waaronder de DRA. Daarnaast verbouwt Soedan ook zelf voedsel, dat ook binnen Soedan wordt aangewend om de honger te bestrijden, ook al is dit onevenwichtig verdeeld over het land. Echter, voedsel in Soedan krijgen betekent nog niet dat het voedsel de bevolking ook direct bereikt. Er is dan ook geen exact cijfer te geven hoeveel ton voedsel er voor de bevolking beschikbaar is. Wel heeft WFP aangegeven dat zij sinds de start van het jaar ongeveer 112.000 ton aan voedsel heeft geïmporteerd.
Blokkades voor humanitaire hulp bestaan uit bureaucratische procedures, zoals vergunningen voor vervoer; gebrek aan begaanbare wegen, trucks die kapotgaan of vastlopen in de modder (regentijd), afpersing bij checkpoints, roof van de goederen en de onveiligheid voor humanitaire werkers die het voor hen moeilijk maakt hulp te verlenen en hulpgoederen te distribueren.
Nederland zet daarom, naast humanitaire hulp, daar waar mogelijk in op versterking van de Soedanese voedselproductie en versterking van de private sector. Lokale actoren weten, zo is gebleken, vaak beter hun weg te vinden naar afgelegen gebieden dan internationale actoren.
Nederland oefent samen met andere donoren druk uit op de VN en, via de VN en de EU (ECHO), op de Soedanese autoriteiten om meer voedsel te (laten) transporteren naar die delen van het land waar de noden het hoogst zijn. Dit zijn met name, maar niet uitsluitend, gebieden die niet onder de controle van de Soedanese overheid zijn.
In eerdere beantwoording van Kamervragen van de leden Ceder, Dobbe en Boswijk stelde u: «Bij de Raad Buitenlandse Zaken van november 2024 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het belang benadrukt van intensievere betrokkenheid van de EU en voorgesteld een EU-kerngroep te vormen.»; op welke wijze heeft dit verder invulling gekregen? Is het kabinet van mening dat dit voldoende is geweest? Zo nee, wat is hier een verklaring voor?2
De EU-kerngroep is operationeel, met toezeggingen op ministerieel niveau van zes lidstaten en deelname op ambtelijk niveau van nog eens vijf lidstaten. De kerngroep komt regelmatig bijeen en biedt een platform voor coördinatie van diplomatieke boodschappen en gezamenlijke acties richting Soedan. Nederland zet zich hier actief voor in. Tegelijkertijd blijft de situatie in Soedan ernstig verslechteren, waardoor de behoefte aan internationale aandacht en actie onverminderd groot is. Het kabinet acht het daarom van belang de inspanningen binnen de kerngroep voort te zetten en waar mogelijk te intensiveren.
Klopt het dat Sudan momenteel het grootste humanitaire conflict ter wereld is? Zo ja, is het kabinet van mening dat de Nederlandse inzet voldoende is geweest? Is het kabinet van mening dat dit conflict voldoende aandacht van de internationale gemeenschap krijgt en zo nee, waarom niet? Wil het kabinet zich als kartrekker inzetten om er alles aan te doen om te voorkomen dat de hongersnood nog meer verslechterd?
Als gevolg van het conflict kent Soedan momenteel de grootste humanitaire- en ontheemdingscrisis ter wereld. De crisis in Soedan krijgt echter relatief minder aandacht van de internationale gemeenschap dan bijvoorbeeld de crises in Gaza en Oekraïne. Het is lastig om feitelijk vast te stellen waar dit door komt. Nederland spant zich desalniettemin in voor meer internationale aandacht en diplomatieke oplossingen voor de crisis in Soedan. Dit doen we door een voortrekkersrol te spelen binnen de EU kerngroep, via de recente toetreding tot de Soedan-kerngroep bij de Mensenrechtenraad in Genève en door tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) aandacht te vragen voor de situatie in Soedan.
Het is echter duidelijk dat de Nederlandse inzet alleen het conflict in Soedan niet kan oplossen.
Om te voorkomen dat de hongersnood nog verder verslechtert, is dan ook niet alleen meer aandacht van de bredere internationale gemeenschap nodig, maar ook onmiddellijke hulp voor de Soedanese bevolking. Daarom draagt Nederland via bilaterale en multilaterale kanalen bij aan humanitaire en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen en te zorgen dat deze hulp terecht komt waar deze zo hard nodig is.
Zijn er inmiddels signalen binnen van Nederlandse of EU-bedrijven die alsnog conflictmineralen zoals goud via Sudan inkopen? Zo ja, welke stappen zijn er tot nu toe ingezet tegen deze bedrijven? Is het kabinet bereid om de situatie tijdens de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken aan te kaarten en de andere EU-landen op te roepen tot een gezamenlijke inzet? Zo nee, waarom niet?
Wanneer Nederlandse (en Europese) bedrijven boven bepaalde drempelwaarden de zogeheten conflictmineralen importeren hebben zij, op basis van de Europese Conflictmineralenverordening (Verordening 2017/821), een gepaste zorgvuldigheidsverplichting. Dat betekent dat zij potentiële negatieve effecten op mens en milieu in hun waardeketens moeten identificeren en waar mogelijk tegen moeten gaan. Het toezicht op de gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen verankerd in de Europese conflictmineralenverordening wordt in elke lidstaat toevertrouwd aan de nationale bevoegde autoriteit (toezichthouder). In Nederland is dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die sinds 2022 toezicht houdt op de naleving van de verplichtingen. Ondersteunend aan de verordening bestaat er een indicatieve, niet-uitputtende lijst van conflict- en hoogrisicogebieden3. Dertien regio’s in Soedan staan op deze lijst. Er was in 2024 geen signaal dat import rechtstreeks afkomstig was uit een conflict- of hoogrisicogebied. Volgens het ILT-jaarverslag 20244 was er in 2023 geen import rechtstreeks afkomstig uit een conflict- of hoogrisicogebied. Een oproep tot een gezamenlijke inzet op dit punt ligt dan ook niet voor de hand.
Wat is er uit het Franse onderzoek ten aanzien van het wapenexportbeleid gekomen en hoe beoordeelt Nederland dit?
Conform de toezegging gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is de Kamer via de geannoteerde agenda voor de RBZ van december 2024 geïnformeerd over contact met de Franse autoriteiten naar aanleiding van mediaberichtgeving over militaire goederen van Franse makelij die in Soedan terecht zouden zijn gekomen. De Franse autoriteiten nemen deze berichtgeving zeer serieus. Het kabinet heeft vertrouwen in het Franse wapenexportcontrolebeleid. Het is niet aan het kabinet om in te gaan op de uitkomsten van het Franse onderzoek. Ten aanzien van het risico op omleiding van militaire goederen naar Soedan blijft het kabinet conform staand beleid voor elke vergunningaanvraag zorgvuldig toetsen. In dat proces van toetsing wordt ook secuur gekeken naar het risico dat goederen door omleiding in Soedan terechtkomen. Daar waar een duidelijk risico wordt geconstateerd, wordt een vergunningaanvraag afgewezen.
Kan het kabinet deze spoedvragen individueel beantwoorden en uiterlijk voor 8 augustus 2025?
Nee, door de korte tijd tussen het ontvangen van de vragen en de voorgestelde deadline was dit niet mogelijk.
Het afketsen van het staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt het kabinet het afketsen van het staakt-het-vuren tussen Israël en Gaza? Is het kabinet het eens dat dit het verlengen van het lijden van gijzelaars en Palestijnen een onacceptabele situatie is?1
De oorlog in Gaza moet stoppen. Het kabinet betreurt dat de onderhandelingen tussen Israël en Hamas zijn vastgelopen en roept de partijen op terug te keren naar de onderhandelingstafel. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is noodzakelijk voor het vrij krijgen van de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om te komen tot perspectief op een duurzame oplossing, waarbij voor het kabinet de tweestatenoplossing het uitganspunt is. te komen. Over de ontwikkelingen rond het staakt-het-vuren blijft het kabinet in nauw contact met partners die een bemiddelende rol spelen in de onderhandelingen, waaronder Qatar, Egypte en de Verenigde Staten.
Overwegende dat in het bericht staat: «Steve Witkoff, pointed the finger at Hamas for a «lack of desire to reach a ceasefire»», deelt het kabinet dit standpunt en deze overtuiging? Zo ja, is het kabinet het eens dat dit niet zonder gevolgen kan blijven? Welke gevolgen heeft dit voor Hamas?
Het kabinet kan geen exacte uitspraken doen over de opstelling van de partijen tijdens de onderhandelingen. Het kabinet ziet wel dat Hamas forse (mede-)verantwoordelijkheid toekomt voor het uitblijven van het staakt-het-vuren en nog steeds een dreiging vormt voor de veiligheid van Israël. Nederland blijft dan ook voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad. Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook.
In het kader van het Frans-Saoedische initiatief om de tweestatenoplossing op tafel te houden onderstreepten ook Arabische partners dat Hamas moet ontwapenen en geen rol in het toekomstige bestuur van de strook kan spelen. Frankrijk en Saoedi-Arabië werken aan het verbreden van steun voor deze opvatting.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Over de meest recente inzet heeft het kabinet uw Kamer schriftelijk geïnformeerd middels de Kamerbrief inzake afspraken met Israël over de verantwoording over de situatie in Gaza, d.d. 28 juli jl.,2 en de Kamerbrief inzake de Nederlandse bijdrage aan internationale samenwerking bij uitvoering van airdrops boven Gaza, d.d. 1 augustus. Nederland werkt zowel voor als achter de schermen aan het opbouwen van druk op Israël om ongehinderde, ongelimiteerde en veilige humanitaire toegang voor hulporganisaties te bewerkstelligen. Het kabinet levert onder meer concrete bijdragen aan de humanitaire bevoorrading via land en voedseldroppings, steunt financieel medische evacuaties en blijft druk zetten op Israël om de humanitaire blokkade volledig op te heffen en maatregelen te treffen voor het verbeteren van de hulpdistributiemogelijkheden voor hulporganisaties, waaronder de VN, humanitaire ngo’s, en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging voor adequate hulpverlening via land. Hierbij is wat het kabinet betreft geen ruimte voor distributiepunten van de Gaza Humanitarian Foundation (GHF). Dit hulpmechanisme is niet in overeenstemming met de humanitaire principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit, gaat gepaard met gedwongen verplaatsing en leidt tot dodelijke situaties.
Overwegende dat Verenigde Staten (VS)-gezant voor het Midden-Oosten Witkoff stelt dat Hamas niet gecoördineerd zou zijn of niet te goeder trouw de gesprekken zou zijn ingegaan2, hoe beoordeelt het kabinet dit en is het het kabinet van mening dat Hamas hoofdverantwoordelijk is voor het verlengen van het lijden van de Gazanen? Indien dit niet het geval is, waarom niet? Kan het kabinet aangeven of dit beeld over de houding van Hamas pas sinds het laatste overleg is ontstaan of dat dit beeld al langer bestaat over Hamas, ook tijdens eerdere pogingen tot onderhandelingen? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor Hamas?
Zie het antwoord op vraag 2.
Witkoff heeft het nu over alternatieve opties om gijzelaars terug te krijgen, welke zijn dat en welke rol heeft Nederland/de EU daarin?
Het kabinet of de EU zijn niet betrokken bij de door Amerikaanse gezant Witkoff gestelde alternatieve opties om gijzelaars terug te krijgen. Het kabinet kan hierover geen uitspraken doen.
Hoeveel gijzelaars zijn er nog momenteel in Gaza? Hoeveel daarvan leven vermoedelijk nog en hoeveel lichamen worden vastgehouden? Kan het kabinet ook de nationaliteiten aangeven van de gegijzelden? Wat is er bekend over hun gezondheidssituatie?
Volgens de Israëlische regering houdt Hamas momenteel nog circa 50 gijzelaars vast, van wie naar schatting maximaal 22 nog in leven zijn. Ook zou Hamas nog dertig lichamen van omgekomen gijzelaars vasthouden in de Gazastrook. Het kabinet heeft geen exacte informatie over de nationaliteiten en gezondheidssituatie van deze gijzelaars.
Wat was de inhoud van de deal die op tafel lag? Op welke punten is het stukgelopen? Hoe beoordeelt het kabinet dit en tevens de opstelling van zowel Israël als Hamas?
De voorgestelde deal betrof naar verluidt een overeenstemming over een staakt-het-vuren en vrijlating van alle gijzelaars uit de Gazastrook. Twistpunten lijken hierbij onder meer de exacte formulering over de eventuele (tijds)horizon van het staakt-het-vuren; de modaliteiten van hervatting van humanitaire hulp aan de Gazastrook en aanwezigheid van de Israëlische krijgsmacht in de strook tijdens het staakt-het-vuren. Zie verder de beantwoording van vraag 2 en 4.
Overwegende dat Israël en de VS eerder deze week hebben gesteld dat het statement dat een aantal landen, waaronder Nederland, heeft uitgebracht in de week dat de onderhandelingen voortgezet zouden worden en met name Israël erop werd aangesproken niet behulpzaam te zijn voor de slagingskans van de onderhandelingen, hoe beoordeelt u deze uitspraken nu de onderhandelingen een paar dagen later zijn stuk gelopen omdat Hamas geen bereidheid toonde om akkoord te gaan?3
Zoals gesteld in de Kamerbrief van 28 juli jl. ziet het kabinet dat Hamas een forse (mede-)verantwoordelijkheid toekomst voor het uitblijven van het staakt-het-vuren en nog steeds een dreiging vormt voor de veiligheid van Israël. Desondanks constateert het kabinet dat de koers die het Israëlisch veiligheidskabinet is ingeslagen sinds het verbreken van het staakt-het-vuren op 18 maart jl. er niet toe heeft geleid dat de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas zijn vrij gekomen. Voorts stelt het kabinet dat Israël aangesproken moet blijven worden op het naleven van het internationaal humanitair recht aangezien de ingeslagen koers niet bijdraagt aan het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook, en niet aan duurzame stabiliteit voor de Israëlische bevolking. De terreurdaden van Hamas ontslaan Israël niet van zijn verplichtingen onder het internationaal humanitair recht.
Overwegende dat Hamas de landen, waaronder Nederland, heeft bedankt voor hun statement voordat zij weigerden akkoord te gaan met een staakt-het-vuren, is dit bericht echt en hoe beoordeelt het kabinet deze onderschrijving?4, 5
Het kabinet kan de authenticiteit van deze berichten niet bevestigen. Het kabinet is dan ook terughoudend om een beoordeling te geven aan dergelijke berichten. Desalniettemin koestert het kabinet geen illusies over de intenties en het optreden van de terroristische organisatie Hamas. Dit is onlangs wederom gebleken met het vrijgeven van een video van twee gijzelaars die onder barbaarse omstandigheden worden vastgehouden.
Welk perspectief voor een staakt-het-vuren is er nu nog en wat is de rol van Nederland hierin? Waarom heeft de EU nauwelijks een rol in de onderhandelingen? Bent u het eens dat conform de motie-Ceder de EU een leidende rol in de vredesonderhandelingen zou moeten hebben en zo ja, welke stappen neemt het kabinet hiertoe?6 Hoe beoordeelt het kabinet de suggestie om een voorstel te doen om in Den Haag verder te onderhandelen? Bent u bereid om deze uitnodiging uit te doen en ook in EU verband te bespreken? Zo nee waarom niet?
Het perspectief op een staakt-het-vuren valt of staat uiteindelijk met de bereidheid van Hamas en Israël. In Brussel blijft Nederland zich inzetten voor een leidende rol voor de EU in vredesonderhandelingen, conform de motie-Ceder. Dat vergt overigens wel dat alle betrokken partijen daartoe open staan. Dit is op het moment niet het geval. Nederland staat uiteraard open voor het laten plaatsvinden van eventuele onderhandelingen in Den Haag. Tegelijkertijd is de locatie geen doel op zich. De oorlog in de Gazastrook moet stoppen en daarvoor moet spoedig een staakt-het-vuren worden bereikt; daar is de Nederlandse inzet op gericht.
Welke stappen kunnen er nog meer gezet worden om Israël en Hamas aan tafel te houden? Is het kabinet van mening dat er voldoende druk op Hamas wordt gezet door de Arabische Liga en de EU? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, is het kabinet bereid om dit per ommegaande aan te kaarten in zowel EU-verband als richting de Arabische Liga?
Het kabinet blijft nationaal, in EU verband en in samenwerking met de VS, partners uit de regio en andere betrokken landen druk zetten op beide partijen om zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te komen. Daarbij verwelkomt het kabinet de oproep van de Arabische Liga dat Hamas de wapens moet neerleggen en dat de terroristische organisatie geen rol kan spelen in de toekomst van de Gazastrook.
Waar verblijven de onderhandelaars van Hamas? Hoe beoordeelt het kabinet dat deze in vrijheid en veiligheid leven, terwijl de gevolgen van het niet nakomen van een staakt-het-vuren worden afgewenteld op de Gazaanse bevolking? Is het niet verstandig om de leiders van Hamas buiten Gaza steviger aan te pakken en hier landen toe op te roepen?
De onderhandelaars van Hamas verblijven grotendeels buiten de Gazastrook. Het kabinet blijft druk zetten op zowel Israël als Hamas om zo snel mogelijk tot een staakt-het-vuren te komen. Nederland blijft inzetten op het opvoeren van de druk op Hamas. Zo is Nederland voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad, waarbij helaas nog één EU-lidstaat dwarsligt.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Er is getracht te voldoen aan een zo spoedig mogelijke en separate beantwoording.
Coalition of the willing inzake alternatief plan om de humanitaire situatie in Gaza op te lossen |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt het kabinet de huidige situatie in Gaza en is het kabinet het eens dat machteloos toekijken niet het antwoord mag zijn?
De oorlog in Gaza moet stoppen. De bevolking van de Gazastrook ondergaat aanhoudende ontberingen als gevolg van de humanitaire blokkade en de aanhoudende militaire activiteiten en gijzelingen door Hamas, waardoor voedsel en medicijnen het gebied nauwelijks of niet bereiken, en er dus tekorten zijn ontstaan. Zoals toegelicht in de brief van 28 juli jl. probeert het kabinet door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als op de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Erkent het kabinet dat de huidige situatie in Gaza en gebrek aan voedsel en medicijnen een schandelijke situatie is en er meer gedaan moet worden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke opvolging is er gegeven aan de motie-Ceder ten aanzien van een eigen distributie starten vanuit de Rafahcorridor met of zonder Israëlische toestemming in samenwerking met de Europese Unie (EU)-landen, Egypte en mogelijk andere betrokkenen?1 Deelt het kabinet dat het tijd is om ook alternatieve plannen zoals de motie-Ceder uit te voeren? Waar blijkt dat uit?
De opvolging van motie Ceder (32 623, nr. 357) is toegelicht in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli, welke op 22 juli met uw Kamer werd gedeeld. De VN heeft nog altijd beperkte toegang voor het invoeren en distribueren van voldoende humanitaire hulp. Nederland zet, in lijn met de humanitaire overeenkomst tussen de EU en Israël die de opening van meer grensovergangen voorziet, in op de heropening van de Rafah-grensovergang voor humanitaire hulp. Ondanks aandringen van Nederland en andere gelijkgezinde landen bij Egypte en Israël blijft de grensovergang bij Rafah vooralsnog gesloten. Hulp die vanuit Egypte naar de Gazastrook wordt vervoerd loopt daarom nog steeds via de grensovergang tussen Israël en de Gazastrook bij Kerem Shalom.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in EU-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen voortaan op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli jl. probeert het kabinet door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als op de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Hoe beoordeelt u het aspect waarin staat dat EU-functionarissen diplomaten van de lidstaten woensdag in een besloten bijeenkomst vertelden dat de goederen die Gaza binnenkomen, niet voldoen aan de overeenkomst die Kaja Kallas, de hoge vertegenwoordiger van het buitenlands beleid van de EU, bijna twee weken geleden heeft aangekondigd? Klopt het bericht en zo ja, bent u het eens dat dat onacceptabel is?2
Op 23 en 29 juli jl. rapporteerden de Europese Dienst voor Extern Optreden en de Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken niet nakomt en dat de humanitaire catastrofe in de Gazastrook nog niet voldoende verbetert. Nederland gaat daarom over tot de concrete en in de Kamerbrief van 28 juli jl. geschetste maatregelen. Op EU-niveau zet Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe. Tevens zal het kabinet in samenwerking met gelijkgestemde partners aandringen op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de illegale nederzettingen in bezet gebied, conform de motie Van Campen en Boswijk.3
Indien dit nog niet is opgepakt, is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie het kabinet al eerder heeft opgeroepen, per ommegaande met een «coalition of the willing» een eigen distributie op te zetten en er zorg voor te dragen dat transparante distributie voor iedereen, inclusief minderheden, gewaarborgd kan worden, veiligheid voor hulpverleners gegarandeerd kan worden en middelen niet in handen van Hamas kunnen komen? Zo nee, waarom niet?
Het ontbreekt niet aan adequate kanalen voor de deugdelijke distributie van humanitaire hulp noch aan voedsel en medicijnen. Professionele, gemandateerde hulporganisaties, waaronder de ervaren en goed toegeruste humanitaire partners van Nederland, staan klaar om hulpverlening aanzienlijk op te schalen. Israël moet stappen nemen om die hulporganisaties, waaronder de VN,behoorlijke toegang te geven tot Gaza en behoorlijke, veilige distributie van hulp in Gaza mogelijk te maken. Nederland blijft zich met gelijkgezinde landen diplomatiek en financieel inzetten voor de onmiddellijke verbetering van toegang voor de invoer en distributie van hulpgoederen via land.
Is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie dat graag ziet gebeuren, per ommegaande met een «coalition of the willing» opnieuw te beginnen met airdrops zodat er voldoende voedsel en medicijnen Gaza binnen komt en hier het initiatief voor te nemen? Zo ja, per wanneer kan dit opgestart worden en kan het kabinet hier per ommegaande contact over opnemen met de Israëlische autoriteiten? Indien dit geweigerd wordt, welke stappen zet het kabinet dan om alsnog toegangsmogelijkheid van airdrops af te dwingen?
Het kabinet heeft op 1 augustus uw Kamer geïnformeerd het besluit om deel te nemen aan de internationale groep landen ten bate van airdrops in Gaza. Nederland doet dit samen met een brede gelijkgezinde groep landen bestaande uit Jordanië en andere Europese en internationale partners zoals Duitsland, België, Luxemburg4, Frankrijk, Italië, Spanje, Canada alsook de Verenigde Arabische Emiraten. Deze landen zullen van 1 tot en met 21 augustus airdrops uitvoeren. Nederland zet in op deelname aan de rotaties vanaf 8 augustus deel aan de operatie. Airdrops zijn een manier om bij te dragen aan het verlichten van het leed van de Palestijnen in de Gazastrook, hoewel het een relatief duur en riskant hulpverleningsinstrument betreft dat qua schaal nooit ter vervanging van hulpverlening via land kan dienen. Naast deelname aan de airdrops blijft Nederland zich daarom diplomatiek en financieel inspannen voor de onmiddellijke verbetering van toegang voor de invoer en distributie van hulpgoederen via land.
Is het kabinet bereid om per ommegaande met een «coalition of the willing» voedsel en goederen via zee te verzenden naar Gaza en hier het initiatief voor te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer kan dit opgestart worden en kan het kabinet hier per ommegaande contact over opnemen met de Israëlische autoriteiten? Indien dit geweigerd wordt, welke stappen zet het kabinet dan om alsnog toegangsmogelijkheid van gecoördineerd voedsel en medicijnen af te dwingen?
Gaza heeft hiervoor geen geschikte haven(infrastructuur). Eerdere initiatieven om hulp direct aan de Gazastrook te leveren via zee bleken kostbaar en ineffectief. Bovendien werkt Israël niet mee aan de hulptoevoer via zee. Verder hebben de VN en andere hulporganisaties duizenden vrachtwagenladingen met hulp klaarstaan rond de grenzen. De hulp invoeren en distribueren via land blijft de meest effectieve en efficiëntste manier. Zie ook antwoorden op vragen 6 en 7 alsook de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli 2025.
Welk perspectief voor een staakt-het-vuren is er nu nog, nu de onderhandelingen zijn afgeketst? Overwegende dat Verenigde Staten (VS)-gezant voor het Midden-Oosten Witkoff stelt dat Hamas tijdens de onderhandelingen niet gecoördineerd was of dat Hamas in ieder geval niet te goeder trouw de gesprekken is ingegaan waardoor de onderhandelingen zijn afgeketst, onderschrijft het kabinet dit?3 Zo nee, waar lag het aan? In hoeverre is Hamas hiermee verantwoordelijk voor het verlengen van het lijden van Gazanen? Hoeveel gijzelaars zijn nog in handen van Hamas en welke drukmiddelen zet het kabinet momenteel op Hamas en de financiers van Hamas om de gijzelaars vrij te laten?
De oorlog in Gaza moet stoppen. Het kabinet betreurt dat de onderhandelingen tussen Israël en Hamas zijn vastgelopen en roept de partijen op terug te keren naar de onderhandelingstafel. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is noodzakelijk voor het vrij krijgen van het vijftigtal gijzelaars dat is ontvoerd door Hamas en nog altijd vastgehouden worden; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om tot een duurzame oplossing te komen. Over de ontwikkelingen rond het staakt-het-vuren staat het kabinet in nauw contact met partners die een bemiddelende rol spelen in de onderhandelingen, waaronder Qatar, Egypte en de Verenigde Staten.
Het kabinet kan geen exacte uitspraken doen over de opstelling van de partijen tijdens de onderhandelingen. Het kabinet ziet wel dat Hamas forse (mede)verantwoordelijkheid toekomt voor het uitblijven van het staakt-het-vuren. Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook. Nederland blijft dan ook voortrekker voor aanvullende EU-sancties tegen Hamas en Palestinian Islamic Jihad. Deze worden nog door één lidstaat tegengehouden.
Bent u het eens dat het goed zou zijn om een voorstel te doen om in Den Haag verder te onderhandelen? Bent u bereid om deze uitnodiging uit te doen en ook in EU verband te bespreken? Zo nee, waarom niet?
Het perspectief op een staakt-het-vuren valt of staat uiteindelijk met de bereidheid van Hamas en Israël. In Brussel blijft Nederland zich inzetten voor een leidende rol voor de EU in vredesonderhandelingen, conform de motie-Ceder. Dat vergt overigens wel dat alle betrokken partijen daartoe bereid zijn. Nederland staat uiteraard open voor het laten plaatsvinden van eventuele onderhandelingen in Den Haag. Tegelijkertijd is de locatie geen doel op zich. De oorlog in de Gazastrook moet stoppen en daarvoor moet spoedig een staakt-het-vuren worden bereikt; daar is de Nederlandse inzet op gericht.
Is Egypte voldoende aangesproken op haar verantwoordelijkheid en rol ten aangezien van haar grens met Gaza? Is het kabinet bereid om per ommegaande met een «coalition of the willing» Egypte te verzoeken de grens te openen zodat vrouwen, kinderen, zieken en andere kwetsbaren het conflictgebied kunnen verlaten en de juiste hulp, voedsel, medicijnen en onderdak kunnen krijgen en hier het initiatief voor te nemen?
Nederland en andere gelijkgezinde landen hebben regelmatig contact met Egypte over de situatie in de Gazastrook. In die contacten wordt aangedrongen op het belang van de opening van de Rafah-grensovergang, waartoe ook Egyptische actie is vereist. De opening van de Rafah-grensovergang zou een betekenisvolle stap zijn.
Overwegende dat er inmiddels ook aan de bel wordt getrokken ten aanzien van een tekort van specifieke medicijnen, kan het kabinet hier op reageren? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat de medicijnen op de juiste plek Gaza binnenkomen? Kunt u de verantwoordelijke Israëlische autoriteiten hier per ommegaande op aanspreken?4
Nederland en andere gelijkgezinde landen blijven druk uitoefenen op de Israëlische autoriteiten om de humanitaire toegang te verruimen en te versnellen zodat hulpgoederen – waaronder medicijnen – geleverd kunnen worden op de schaal die nodig is en in de hele Gazastrook.
Klopt het dat de Verenigde Naties (VN) stelt niet te kunnen distribueren mede vanwege de onveiligheid? Welke rol speelt de Israel Defense Forces (IDF) daar volgens het kabinet in en welke rol speelt Hamas daarin? Is Hamas bewust bezig met het saboteren van de voedseldistributie zoals Israël beweert, en zo ja op welke wijze? Is het kabinet bereid om, zoals de ChristenUnie dat graag ziet gebeuren, per ommegaande met een «coalition of the willing» te kijken wat er nodig is om voldoende beveiliging mogelijk te maken zodat de konvooien ongehinderd voedsel en medicijnen kunnen distribueren?
Zie ook de antwoorden op de vragen 6, 7, 8 en 11. De aanhoudende gevechten en een gebrek aan coördinatie met, en veiligheidsgaranties door, de Israëlische strijdkrachten, brengen enorme veiligheidsrisico’s mee voor hulporganisaties. Daarnaast zorgen de catastrofale noden, de ontwrichting van de Gazaanse maatschappij en de afbraak van law & order voor moeilijk beheersbare situatie met wanhopige menigtes die humanitaire konvooien tegenhouden en plunderen.
Het kabinet kent de berichten over sabotage van voedseldistributie door Hamas, maar kan deze niet verifiëren. Het kabinet heeft echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Het kabinet blijft onderstrepen dat Hamas onmiddellijk de gijzelaars moet vrijlaten en de wapens moet opgeven. Er is geen plaats voor Hamas in de toekomst van de Gazastrook.
Welke opvolging is gegeven aan de motie Ceder c.s. ten aanzien van sancties? Is het kabinet van mening dat dit doorzetten de situatie van Gazanen zou verbeteren en zo ja, is het kabinet bereid om dit opnieuw in te brengen? Zo nee, waarom niet?5
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl. heeft Nederland het Zweedse initiatief gesteund met betrekking tot het sanctioneren van extremistische Israëlische Ministers, in lijn met de gewijzigde motie Klaver.2 In de Raad bestaat vooralsnog geen unanimiteit voor een dergelijke stap. Het kabinet heeft daarom besloten de Israëlische Ministers Smotrich en Ben-Gvir tot persona non grata te verklaren en heeft de inzet om hen te registreren als ongewenste vreemdelingen in het Schengenregistratiesysteem SIS. Dit omdat zij herhaaldelijk geweld door kolonisten hebben aangewakkerd tegen de Palestijnse bevolking, zij voortdurend de uitbreiding van illegale nederzettingen bepleiten en oproepen tot etnische zuivering in de Gazastrook.
Waarom heeft de EU nauwelijks een rol in de onderhandelingen zoals de Kamer via de motie Ceder heeft verzocht? Bent u het eens dat het belangrijk is om te benadrukken dat de EU een leidende rol dient te spelen in verdere onderhandelingen voor een staakt-het-vuren en vrijlating van gijzelaars, en dit voorstel ook per ommegaande over te brengen en de motie alsnog uit te voeren?6
De EU zet zich naar vermogen in om tot oplossingen in dezen te komen en een faciliterende rol te spelen. Tegelijk gebiedt de realiteit dat op buitenlandpolitiek terrein eenstemmigheid tussen afzonderlijke lidstaten niet altijd mogelijk is gebleken.
Welke andere acties -samen met gelijkgezinde landen- onderneemt u om deze schrijnende situatie zo spoedig mogelijk te stoppen?
Zie de antwoorden op de vragen 3, 5, 6, 7, 11 en 12.
Kan het kabinet deze vragen met spoed individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Het ministerie heeft zich zoals altijd ingespannen om de vragen spoedig te behandelen, en uw Kamer toe te sturen vóór het Commissiedebat van 7 augustus over de situatie in Gaza.
De gemaakte afspraken tussen EU en Israel ten aanzien van humanitaire hulp in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht: «Mass starvation spreading across Gaza, aid agencies warn, as Israeli government says it is not responsible – as it happened»?1
Ja.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
De oorlog in de Gazastrook moet stoppen. De Gazaanse bevolking lijdt onder extreme en aanhoudende ontberingen als gevolg van de Israëlische blokkade van humanitaire hulp. Het gebrek aan voedsel, schoon drinkwater, medicijnen en onderdak leidt tot ondraaglijke levensomstandigheden.
Het kabinet zet zich in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren. Over de meest recente inzet heeft het kabinet uw Kamer schriftelijk geïnformeerd middels Kamerbrief inzake verzoek om een brief inzake afspraken met Israël over de verantwoording over de situatie in Gaza, d.d. 28 juli jl.
Hoe beoordeelt u het aspect waarin staat dat EU-functionarissen diplomaten van de lidstaten woensdag in een besloten bijeenkomst vertelden dat de goederen die Gaza binnenkomen, niet voldoen aan de overeenkomst die Kaja Kallas, de hoge vertegenwoordiger van het buitenlands beleid van de EU, bijna twee weken geleden heeft aangekondigd? Klopt het bericht en zo ja, bent u het eens dat dit onacceptabel is?
Op 23 en 29 juli jl. rapporteerden de Europese Dienst voor Extern Optreden en de Europese Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord tussen de EU en Israël over de toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken niet worden nagekomen. Zo is de directeur-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (DG ECHO) toegang geweigerd tot de Gazastrook. We zien tevens dat er nog steeds te weinig grensovergangen open zijn, zo blijven de grensovergangen bij Rafah en Kissufim vooralsnog gesloten. De toegang voor internationale humanitaire staf wordt nog steeds belemmerd en er zijn onvoldoende veiligheidsgaranties voor hulpverleners, waardoor veilige distributie belemmerd wordt. Ook is er minder brandstof ingevoerd dan was afgesproken en functioneert de aanvoerroute vanuit Jordanië nog steeds niet voldoende.
Omdat de afspraken niet worden nagekomen gaat het Het kabinet gaat daarom over tot concrete en in de Kamerbrief van 28 juli jl. geschetste maatregelen. Op EU-niveau zet Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël, op handelspolitieke maatregelen t.a.v. producten uit illegale nederzettingen en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe.
De VN spelen een centrale rol bij de coördinatie, invoer en distributie van humanitaire hulp. De Verenigde Naties hebben niet geweigerd om op grote schaal voedsel te distribueren. In tegendeel, de VN-organisaties staan klaar om de noodlijdende bevolking van de Gazastrook op grote schaal van humanitaire hulp te voorzien. Wel zien zij, net als andere humanitaire organisaties zoals de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de Dutch Relief Alliance, gezien de steeds meer uitbreidende oorlogsvoering van de regering-Netanyahu, grote uitdagingen bij de distributie van hulp. Het kabinet dringt bij Israël aan op het nemen van maatregelen om de veilige en ordentelijke verlening van hulp beter te faciliteren.
Overwegende dat in het statement van Kaja Kallas op 10 juli jl. als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «The EU stands ready to coordinate with all relevant humanitarian stakeholders, UN agencies and NGOs on the ground, to ensure swift implementation of those urgent steps.», hoe is in het licht van de afspraken van 10 juli het contact over coördinatie van de goederen voor de Gazaanse bevolking verlopen? Kan het kabinet van dag tot dag vanaf 10 juli aangeven wat er is met besproken met Israël, wat de verwachting was en welke uitkomsten het heeft opgeleverd met welke reden?2
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel EU-personeel is momenteel in totaal betrokken bij het naleven van de afspraken tussen EU en Israël? Is dit volgens het kabinet genoeg om tekortkomingen in de afspraken, waarbij de EU zou helpen, in ieder geval niet aan mogelijke onderbezetting zijdens de EU te wijten?
EU-medewerkers die betrokken zijn bij de naleving van de afspraken tussen de EU en Israël over de humanitaire toegang tot Gaza betreft in ieder geval: medewerkers van Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO) in Israël en de Palestijnse Gebieden; medewerkers van de EU-delegaties in Israël, de Palestijnse Gebieden en de omringende landen, EU-functionarissen in Brussel, zowel bij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) als bij de Europese Commissie; evenals het team van EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het Midden-Oosten Vredesproces.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the reopening of the Jordanian and Egyptian aid routes», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the opening of several other crossing points in both the northern and southern area», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the substantial increase of daily trucks for food and non- food items to enter Gaza», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «enabling the distribution of food supplies through bakeries and public kitchens throughout the Gaza strip», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in het statement als onderdeel van de afspraken onder andere stond: «the protection of aid workers», is dit inmiddels (volledig) nagekomen? Zo niet, waarom niet en welke stappen heeft de EU ondernomen om dat wel mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat tussen 17 en 21 juli 132 trucks en 80–120,000 liter benzine Gaza is binnengekomen? Klopt het dat dit onvoldoende is? Hoeveel had het moeten zijn om als voldoende beoordeeld te worden? Kan het kabinet analysedocumenten aanleveren waaruit blijkt hoeveel er dagelijks nodig is? Welke rol speelt de Verenigde Naties (VN) in de distributie? Klopt het dat de VN geweigerd heeft voedsel op grote schaal te distribueren richting de Gazaanse bevolking en zo ja, om welke redenen? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
Zie antwoord vraag 3.
Overwegende dat in hetzelfde artikel als in vraag 1 staat: «Even EU diplomats have been left in the dark about the precise terms of the agreement with Israel, including possible details on the number of trucks per day», klopt het dat deze cijfers geheim zijn en dat daar ook bewust voor wordt gekozen? Wat vindt het kabinet hiervan?
De Hoge Vertegenwoordiger en EDEO hebben, met oog op het zoveel mogelijk vergroten van de kans van slagen op spoedige en succesvolle implementatie van de afspraken tussen de EU en Israël, de specifieke details van de afspraken niet openbaar gemaakt. De Europese instellingen hebben in hoofdlijnen het akkoord bekendgemaakt. Aangezien het voor EU-lidstaten van belang was, en blijft, om goed inzicht in de gemaakte afspraken te hebben en voortgang te kunnen beoordelen, zijn in vertrouwen meer details van de deal gedeeld met lidstaten, waaronder Nederland. Het is niet in het belang van de diplomatieke positie van Nederland om deze vertrouwelijkheid te schenden.
Op basis van de beschikbare informatie van zowel de EU, VN, als andere internationale organisaties over de mate waarin Israël zich aan de gemaakte afspraken houdt, stelt het kabinet net als de Commissie vast dat dit niet het geval is. Om deze reden heeft het kabinet, conform de Kamerbrief d.d. 28 juli 2025, besloten om in EU-verband onder andere aan te dringen op opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord en op handelspolitieke maatregelen t.a.v. producten uit illegale nederzettingen. Tevens ondersteunt het kabinet het voorstel van de Commissie om Israëlische deelname aan het Horizon-programma gedeeltelijk op te schorten.
Waarom is de inhoud van de afspraken geheim? Indien dat niet het geval is, kunnen deze afspraken per ommegaande naar de Kamer toegestuurd worden?
Zie antwoord vraag 12.
Indien ze wel vertrouwelijk zijn; kunnen deze (desnoods vertrouwelijk) aan Kamerleden voorgelegd worden zodat ze hun controlerende taak kunnen uitvoeren?
Zie antwoord vraag 12.
Valt de EU iets te verwijten ten aanzien van het onvoldoende nakomen van de belofte? Zo ja, wat dan, en hoe is de EU van plan de inzet te verhogen/bij te stellen? Zijn er ook verzachtende omstandigheden te vermelden waar rekening mee gehouden dient te worden?
De verantwoordelijkheid voor het nakomen van de gemaakte afspraken lag en ligt in de eerste plaats bij de Israëlische autoriteiten, niet bij de EU. De HV en haar team staan in regelmatig contact met de Israëlische autoriteiten met betrekking tot de implementatie van het akkoord en zullen daar – gesteund door lidstaten – intensief mee verder blijven gaan met nadruk op implementatie van het akkoord.
Heeft de EU contact met Hamas? Zo ja, zijn zij ook aangesproken op hun verplichtingen zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat Hamas heeft gesteld zich niet verantwoordelijk te voelen voor voldoende humanitaire hulp richting de Gazaanse bevolking? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
De EU beschouwt Hamas als een terroristische organisatie en heeft derhalve geen contact met Hamas.
Is Hamas bewust bezig met het saboteren van de voedseldistributie, zoals Israël beweert, en zo ja, op welke wijze?
Het kabinet kan Israëlische aantijgingen over sabotage van voedseldistributie door Hamas sinds 7 oktober 2023 niet verifiëren. Het kabinet koestert echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Hamas houdt momenteel nog altijd vijftig gegijzelden vast, van wie nog Ministers twintig in leven zouden zijn en het valt niet uit te sluiten dat zij zichzelf verrijkt hebben met onder andere het onderscheppen van hulp.
Is het kabinet bereid om per ommegaande ook in EU-verband opnieuw aan te dringen op strike naleving van de afspraken en daar maatregelen aan te koppelen? Zo ja, hoe en op welke wijze? Welke opvolging is gegeven aan de motie-Ceder c.s. ten aanzien van sancties?3 Is het kabinet van mening dat dit doorzetten de situatie van Gazanen zou verbeteren? Zo nee, waarom niet?4
Over de Nederlandse positie met betrekking tot het belang de afspraken tussen de EU en Israël over de toegang tot humanitaire hulp tot de Gazastrook, en de maatregelen voortvloeiend uit het gebrek aan naleving hiervan, is uw Kamer reeds schriftelijk geïnformeerd middels de Kamerbrief van 28 juli jl. Nederland blijft, ook in EU-verband, benadrukken dat de afspraken moeten worden nageleefd. Israël moet onmiddellijk een andere koers gaan varen om veilige, ongehinderde humanitaire toegang te bewerkstelligen.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Het kabinet heeft gepoogd uw vragen zo spoedig en volledig mogelijk te beantwoorden.
De brandbrief van hulporganisaties en gebrekkige voedseldistributie in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de brief van tientallen hulporganisaties over de situatie in Gaza op 23 juli 2025? Hoe beoordeelt u deze brief?1 Hoeveel doden zijn er inmiddels gevallen in Gaza sinds de beëindiging van het staakt-het-vuren als gevolg van honger?
Ja. De zorgen van de hulporganisaties zijn terecht en het rapport van het Integrated Phase Classification System van 29 juli onderstreept de ernst van de situatie. Zicht op de exacte cijfers blijft beperkt door toegangsbelemmeringen voor humanitaire organisaties, onderzoekers, journalisten en andere waarnemers. Tevens hangen de sterftecijfers sterk af van de gehanteerde definitie. Zo sprak de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 27 juli jl. van 63 doden door ondervoeding in de maand juli. Hoe dit zich verhoudt tot het aantal doden buiten ziekenhuizen, alsook het aantal doden door andere oorzaken, is niet bekend.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli 2025 zet het kabinet zich, bij voorkeur in EU-verband, in om door een combinatie van druk op en dialoog met Israël de situatie in zowel de Gazastrook als de Westelijke Jordaanoever te verbeteren.
Overwegende dat in de brief van hulporganisaties wordt gesteld dat net buiten Gaza, in magazijnen, en zelfs binnen Gaza zelf, tonnen voedsel, schoon water, medische benodigdheden, onderdakspullen en brandstof liggen opgeslagen, klopt het dat er vlak buiten de grenzen en in Gaza voldoende vrachtwagens met goederen staan en zouden deze qua aantallen een hongersnood kunnen voorkomen, mits deze Gaza worden binnengelaten en deze gelijkwaardig onder alle mannen, vrouwen en kinderen in Gaza gedistribueerd zouden worden?
Ja.
Klopt dan de stelling dat hongersnood te voorkomen is en de oorzaak dat er mensen van honger sterven in ieder geval niet te wijten is aan gebrek aan voedsel bestemd voor Gazanen (zowel binnen als buiten Gaza bestemd), maar te wijten aan het feit dat het al beschikbaar gestelde voedsel niet of te weinig gedistribueerd wordt, en als dat al gebeurt het niet altijd bij de juiste mensen terechtkomt? Indien dat niet het geval is, kan het kabinet met cijfers aantonen hoe de situatie dan wel geduid zou moeten worden?
De hongercrisis in Gaza is onnodig. VN-hulporganisaties hebben voldoende voorraad om de Gazastrook direct en voor maanden van voedsel te voorzien. Aanhoudend militair geweld, bevolen evacuaties, het (nagenoeg) tegenhouden van hulptransporten over land en de afwezigheid van adequate distributie zorgen ervoor dat het beschikbare voedsel nauwelijks of niet bij de juiste mensen terechtkomt.
Overwegende dat de hulporganisaties stellen dat ze geen toegang tot deze goederen hebben en deze dus niet kunnen leveren, en dat humanitaire organisaties de capaciteit en voorraden hebben om op grote schaal te reageren maar omdat hen de toegang wordt ontzegd, dit terwijl de Israëlische regering openlijk verklaart dat de organisaties toestemming van Israël hebben maar dat de Verenigde Naties (VN) weigert om te distribueren, kunt u aangeven welke verklaring wel of niet klopt of nuancering behoeft?2
De VN en andere hulporganisaties kunnen hulp onvoldoende Gaza binnenbrengen en deze niet adequaat distribueren. De VN noch andere gemandateerde hulporganisaties weigeren om (voedsel)hulp – onder adequate omstandigheden – te distribueren. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat er momenteel ongeveer 950 trucks al reeds geïnspecteerd zijn door Israël en er geen belemmeringen zijn gerelateerd aan een mogelijke toestemmingverlening tot toegang in Gaza? Zo nee, hoeveel zijn er dan al reeds geïnspecteerd en welke handelingen dienen er nog verricht te worden zodat deze Gaza in kunnen?
De cijfers omtrent de inspectie van vrachtwagens door Israël variëren dagelijks. Verder geeft het deel van de vrachtwagens dat is geïnspecteerd volgens het zogenaamde 2720-mechanisme geen volledig beeld van de totale invoer van goederen. Dit mechanisme (in december 2023 aangenomen door de VN-Veiligheidsraad) richt zich op het coördineren, monitoren en versnellen van humanitaire hulp naar Gaza.
Op welke punten schiet Gaza Humanitarian Foundation (GHF) volgens het kabinet tekort om humanitaire hulp te verlenen? Zijn al deze punten ook als onderdeel van de afspraken op 10 juli jl. aangekaart? Zo ja, welke eisen zijn er neergelegd en hoe is hier inmiddels opvolging aan gegeven?
De hulp zoals geboden door GHF is niet in overeenstemming met de principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit. Hulpdistributies van GHF vinden plaats op vier locaties die onbereikbaar zijn voor de meeste mensen in Gaza. De voedseluitgifte daar is onbehoorlijk en leidt tot chaos en slachtoffers. Ook zijn veel van de goederen die GHF uitdeelt niet ready-to-eat maar vereisen water en brandstof, waaraan een groot tekort bestaat, voor verdere bewerking. De op 10 juli overeengekomen afspraken tussen de EU en Israël gaan niet over GHF, maar focussen op verruiming van de mogelijkheden voor invoer en distributie van humanitaire hulp in het algemeen.
Overwegende dat VN-woordvoerder Dujarric stelt dat: «To collect supplies that have reached any of the Israeli crossings around Gaza – all of which are fenced off and heavily guarded – drivers need multiple access approvals as well as a pause in the bombing and for the iron gates [at the crossing] to slide open,» adds the UN spokesperson. «We have to be allowed to come in with our own trucks. The goods have to switch from one truck to another. It’s a very lengthy procedure.», hoelang duurt de procedure gemiddeld om toegang te verkrijgen tot het terrein en voordat een truck gereed is om te distribueren en vindt het kabinet dit proportioneel gezien de veiligheidssituatie? Zo nee, wat vindt het kabinet wel een verantwoorde procedure en tijdsduur?
Nederland heeft beperkt zicht op de precieze procedures en hun lengte. Het is echter aan de professionele, gemandateerde hulporganisaties zoals de VN, niet aan Nederland, om aan te geven welke procedures werkbaar zijn. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Is het met deze procedurelengte überhaupt mogelijk om voldoende trucks Gaza in te krijgen per dag, uitgaande van de theoretische situatie dat er 24/7 aanvragen voor toegang op locatie zouden kunnen worden verwerkt? Kan het kabinet uiteenzetten waarom dat wel of niet het geval is? Kan de procedure verkort worden of kan er meer personeel beschikbaar gesteld worden om een versnelling mogelijk te maken? Kan de EU daarbij ondersteunen en was dit onderdeel van de afspraken tussen Israël en de EU gedeeld op 10 april jl.? Acht het kabinet het mogelijk om zonder controle trucks Gaza binnen te laten?3 Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet het veiligheidsaspect en risico op verlenging van de oorlog en daarmee verlenging van het leed van Gazanen en is het kabinet bereid om daar individueel of in EU-verband per ommegaande het gesprek over te voeren met de Israëlische autoriteiten?
Het is niet aan Nederland om te bepalen of vrachtwagens zonder controle de Gazastrook binnen kunnen worden gelaten. Het kabinet kan zodoende geen uitlatingen doen over het veiligheidsaspect van een dergelijke maatregel. Wel benadrukt Nederland dat Israël, conform de bepalingen van het humanitair oorlogsrecht, de noodzakelijke maatregelen moet nemen om voldoende humanitaire hulp voor de Gazastrook te faciliteren of te bewerkstelligen. Het akkoord tussen de EU en Israël omvat geen precieze afspraken omtrent de procedures van invoer van goederen, wel over het volledig openen van grensovergangen.
Het kabinet hecht geen waarde aan het argument dat het binnenlaten van voldoende humanitaire hulp het risico met zich meebrengt dat dit de oorlog kan verlengen. Honger mag nóóit dienen als instrument voor oorlogsvoering. Dit is zodoende geen overweging voor de Nederlandse inzet op gebied van humanitaire hulp.
Klopt het dat de VN wel toestemming heeft om voedsel op te halen en te distribueren en dat er al trucks zijn die geïnspecteerd zijn en toestemming hebben, maar dat er wel sprake is van een zwaar bureaucratisch proces om op het terrein te komen, dat voor de forse vertraging zorgt? Indien het kabinet van mening is dat deze conclusie niet klopt, kan het kabinet aangeven waarom niet?
Er zijn inderdaad diverse belemmeringen, waaronder bureaucratische belemmeringen, die het ophalen en distribueren van hulp bemoeilijken. Hoe substantieel deze belemmering is in vergelijking met alle andere obstructies in de humanitaire distributieketen kan het kabinet niet beoordelen. Duidelijk is wel dat procedures om goederen op te halen bij de grens veel beter kunnen, zoals ook wordt aangegeven door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN (OCHA). Zo geven de VN bijvoorbeeld aan dat de dagelijkse openingstijden van de grensovergangen moeten worden verruimd (langere openingstijden, en iedere dag van de week).
Overwegende dat VN-woordvoerder Dujarric tevens stelt dat: «all too often, civilians approaching our trucks are shot at or trampled while trying to get food,» en «We must get reliable assurances that troops would not engage or be present along the routes of our convoys.», is het zo dat het gebrek aan veiligheidsgaranties ook een rol speelt voor de VN t.a.v. de moeizame distributie?
Ja.
Heeft de VN momenteel als standpunt dat ze geen Israëlische troepen als escort met de VN-konvooien mee willen te laten gaan om voedsel te distribueren? Zo ja, is het mogelijk om andere vormen van beveiliging mee te zenden en kan de EU daaraan bijdragen? Heeft dit standpunt van de VN tot vertraging in distributie geleid? Zo ja, waarom zijn er geen alternatieve vormen van beveiliging voorgesteld en hoe beoordeelt het kabinet dit?
De onafhankelijkheid, onpartijdigheid en neutraliteit van humanitaire hulp is leidend voor de VN. Nederland onderschrijft deze leidende principes, en onderstreept dat altijd terughoudend moet worden omgesprongen met vermenging van humanitaire hulp en militaire activiteit. Het is aan de VN-organisaties om te bepalen welke vormen van bescherming werkbaar zijn en welke precieze (aanvullende) maatregelen genomen kunnen worden om hulpgoederen veilig en effectief te distribueren.
Betekent het uitgangspunt van de VN dat niet een volledige blokkade door Israël, maar de eisen rond veiligheid en de te lange procedures momenteel de reden is dat er minder trucks dan mogelijk worden geleverd om de hulpgoederen te distribueren? Zo nee, waarom niet? Indien er wel een volledige blokkade is, hoe kan het dat de VN wel degelijk insinueert Gaza in te kunnen, mits de situatie op de grond beter was?4
Nee. Het kabinet beschouwt de huidige situatie, in het bijzonder de catastrofale noden en plunderingen van hulpkonvooien door wanhopige menigtes, als een direct gevolg van de humanitaire blokkade. De volledige blokkade duurde, vanaf begin maart, circa 80 dagen. Na de gedeeltelijke opheffing van de blokkade bleef, en blijft, toegang voor invoer en distributie van hulp vooralsnog ernstig beperkt. Er worden, zoals gezegd, onvoldoende maatregelen genomen om hulporganisaties in staat te stellen hun werk ongehinderd en veilig uit te voeren.
Overwegende dat GHF-woordvoerder Chapin Fay stelt dat de GHF herhaaldelijk heeft aangeboden om namens de VN de VN-goederen te leveren, maar dat de VN weigert mee te werken, klopt dit? Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet dit? Klopt de conclusie dat als GHF de distributie zou overnemen er voldoende voedsel geleverd wordt om een hongersnood te voorkomen en levens van Gazanen gered kunnen worden?5 Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is niet bekend met details over correspondentie tussen GHF en de VN. Het hulpmechanisme en de werkzaamheden van GHF zijn niet in overeenstemming met de humanitaire principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit, gaan gepaard met gedwongen verplaatsing en leiden tot dodelijke situaties. Het kabinet acht het daarom zeer onwaarschijnlijk dat GHF in staat zou zijn om de taken van de VN op gebied van humanitaire distributie adequaat over te nemen. De VN is daarnaast niet verplicht om samen te werken met GHF. Israël is echter wel verplicht is om professionele hulporganisaties zoals de VN en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging, die op dit moment onmisbaar zijn voor de bestrijding van hongersnood, zo goed mogelijk te ondersteunen bij de uitvoering van hun werk.
Kan het kabinet de echtheid van de correspondentie tussen de VN en GHF bevestigen?6 Zo ja, klopt het dat de GHF meerdere afspraken heeft geprobeerd te maken met de VN om te bespreken hoe voedsel gedistribueerd zou kunnen worden en coördinatie verbeterd zou kunnen worden en dat deze tot in ieder geval 24 juli jl. niet zijn gehonoreerd? Hoe beoordeelt het kabinet deze opstelling van de VN in het licht van de humanitaire crisis onder de Gazaanse bevolking?
Het kabinet is niet bekend met details over correspondentie tussen GHF en de VN en kan hierover geen uitspraken doen.
Klopt de conclusie dat het neutraliteitsstandpunt van de VN momenteel zwaarder weegt dan de noodzaak voor acute hulp en distributie van al reeds beschikbare goederen? Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet deze opstelling? Zo nee, welke weging wordt er dan wel gemaakt volgens het kabinet en hoe weegt het kabinet deze in het licht van de humanitaire ramp?
Het neutraliteitsstandpunt van de VN staat ten dienst van de mogelijkheid om veilig en ongehinderd hulp te kunnen distribueren, in de Gazastrook en elders in de wereld. Het kabinet heeft begrip voor de noodzaak die humanitaire organisaties voelen om vast te houden aan de humanitaire principes. Het feit dat humanitaire hulp niet adequaat kan worden gedistribueerd heeft andere oorzaken, zoals toegelicht in de beantwoording van vragen 3, 4 en 10.
Overwegende dat vorige week 100 doden werden gemeld bij een VN-truck die via Zikim in Noord-Gaza was, waar GHF niet bij betrokken was, hoe kon het zo escaleren en wat was de rol en aandeel van de Israel Defense Forces (IDF)?7
Het Wereldvoedselprogramma (WFP) maakte in het weekend van 21 juli jl. bekend8 dat een wanhopige menigte poogde om voedsel te bemachtigen van een VN-konvooi, waarbij zij volgens WFP onder vuur werd genomen door Israëlische troepen. Dit betreft geen incident. Door honger en wanhoop verzamelen zich momenteel grote aantallen mensen bij de wegen die de VN mogen gebruiken voor hulpleveranties. Er verschijnen vrijwel dagelijks berichten over beschietingen op burgers in dergelijke situaties. De VN wijzen nadrukkelijk naar Israël.
Hoe vaak heeft sinds de introductie van GHF de IDF Gazaanse burgers rond een VN-konvooi beschoten? Hoeveel slachtoffers zijn daarbij tot nu toe gevallen als gevolg van het direct schieten van de IDF op de bevolking?
Sinds het GHF-initiatief van start ging worden burgers veelvuldig beschoten bij hulpdistributies, volgens ooggetuigen en in Gaza aanwezige hulporganisaties betrof dit beschietingen door onder andere de Israëlische strijdkrachten. Het kabinet heeft, onder meer vanwege het gebrek aan toegang voor journalisten en onderzoekers, geen verifieerbare informatie over het precieze aantal slachtoffers dat is gevallen door Israëlisch vuur. Wel is duidelijk dat bij geweld in en nabij distributielocaties al meer dan duizend burgers zijn gedood, waarvan ten minste 766 in en nabij de GHF-distributiefaciliteiten. Deze cijfers blijven oplopen. Het kabinet veroordeelt dit geweld ten zeerste, en dringt aan op onmiddellijke bescherming van hulpbehoevende burgers.
Hoe vaak heeft sinds de introductie van GHF Hamas een VN-konvooi aangevallen? Hoeveel slachtoffers zijn daarbij tot nu toe gevallen? Klopt het dat Hamas heeft gesteld zich niet verantwoordelijk te voelen voor voldoende humanitaire hulp richting de Gazaanse bevolking? Hoe beoordeelt het kabinet dit?
De VN heeft geen berichten gedeeld over konvooien die zijn aangevallen door Hamas sinds de oprichting van de GHF in mei 2025. Het kabinet koestert echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Hamas is in belangrijke mate medeverantwoordelijk voor het uitblijven van een staakt-het-vuren.
Hoe beoordeelt u het bericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, dat stelde dat het risico op hongersnood het resultaat is van de blokkade opgelegd door Israël, in het licht van de verklaringen van Israël, de VN, Hamas en de feitelijke omstandigheden?8 Hoe beoordeelt u de soortgelijke uitspraken van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in het licht van de uitspraken van Israël, de VN, Hamas en de feitelijke omstandigheden?9 Deelt het kabinet deze opvatting?
Het kabinet deelt de zorgen die door Frankrijk, andere landen en internationale organisaties zoals de WHO, zijn geuit.
Israël heeft als bezettende macht de verplichting om de bevolking in bezet gebied te voorzien van adequate voeding en medische voorzieningen.
Het blijft van belang om de implementatie van resolutie 2417, en het humanitair oorlogsrecht in den brede, te blijven agenderen, zoals Nederland ook doet, zowel in multilaterale fora als in de bilaterale dialoog met Israël. Nederland heeft om deze reden op 29 juli tijdens het Open Debat Midden-Oosten in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aandacht gevraagd voor de implementatie van resolutie 2417 in de Gazastrook. Daarnaast heeft Nederland met de zogenaamde Group of Friends van deze resolutie op 23 juli jl. een verklaring ondertekend over het kritieke risico op honger.11 In lijn met resolutie 2417 wijst Nederland Israël consequent op de verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Erkent het kabinet dat de tragedie in Gaza nog groter is omdat er theoretisch gezien genoeg voedsel beschikbaar zou zijn om iedereen te kunnen voeden, mits het voedsel met de juiste coördinatie en op een efficiënte en vreedzame manier zou worden verdeeld?
Ja. De oorlog in Gaza moet stoppen. De Gazaanse bevolking lijdt onder extreme en aanhoudende ontberingen als gevolg van de Israëlische humanitaire blokkade. Een onmiddellijk staakt-het-vuren is nodig om meer hulp te verlenen aan de noodlijdende bevolking en ook om de gegijzelden vrij te krijgen. Het beëindigen van de vijandelijkheden zou helpen bij het snel en massief opschalen van hulpverlening, zoals ook tijdens het staakt-het-vuren van begin dit jaar. Echter moet hulp, conform het humanitair oorlogsrecht, ook op voldoende schaal geboden kunnen worden indien een staakt-het-vuren uitblijft.
Overwegende dat er inmiddels ook aan de bel wordt getrokken ten aanzien van een tekort van specifieke medicijnen, kan het kabinet hier op reageren? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat de medicijnen op de juiste plek Gaza binnenkomen? Kunt u de verantwoordelijke Israëlische autoriteiten hier per ommegaande op aanspreken?10
Nederland roept Israël op om volledige, ongehinderde en veilige humanitaire toegang te bewerkstelligen. Zowel voor de invoer van essentiële hulpgoederen, waaronder medicijnen, als voor de distributie hiervan.
Kan het kabinet onafhankelijk onderzoek eisen naar de toedracht van de doden als gevolg van honger sinds het vervallen van het staakt-het-vuren en daarbij naast de rol van Israël ook expliciet kijken naar de rol en keuzes van Hamas, de VN, de EU en betrokken hulporganisaties te kijken ten aanzien van het niet-gedistribueerde voedsel?
Nederland maakt zich grote zorgen over de catastrofale situatie in Gazastrook en de zich ontvouwende hongersnood in de strook. Nederland blijft het belang van accountability onderstrepen in bilaterale en multilaterale diplomatieke inzet. Zoals bekend wordt reeds onderzoek gedaan naar internationale misdrijven, inclusief oorlogsmisdrijven, via bestaande internationale organisaties en structuren waaronder het Internationaal Strafhof en de Independent International Commission of Inquiry on the Occupied Palestinian Territory, including East Jerusalem, and Israel. Het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger voor Mensenrechten in de Palestijnse Gebieden van de Verenigde Naties speelt ook een belangrijke rol waar het onderzoek naar mensenrechtenschendingen betreft. Nederland ondersteunt dit kantoor in 2024 en 2025 met in totaal 2 miljoen euro.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Er is gestreefd naar een zo spoedig mogelijk en separate beantwoording.
De berichtgeving dat een derde in Gaza al dagen geen eten heeft |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekent met het artikel «Almost a third of people in Gaza not eating for days, UN food programme warns»?1 Hoe beoordeelt u dit artikel?
Ja. Er komt evident nog steeds te weinig voedsel en andere humanitaire hulp bij de mensen in nood in de Gazastrook. Hulporganisaties, waaronder WFP en UNICEF, geven aan dat de mogelijkheden voor invoer en distributie van hulpgoederen onvoldoende zijn om de noden te lenigen. Dit beeld werd bevestigd in de Integrated Food Security Phase Classification (IPC) analyse van 22 augustus jl., waarin wordt vastgesteld dat er hongersnood heerst in delen van de Gazastrook.
Welke stappen zet het kabinet zowel nationaal als in Europese Unie (EU)-verband per ommegaande om te voorkomen dat er mensen sterven van de honger en om te zorgen dat mensen op reguliere wijze voldoende voedsel hebben?
De oorlog in de Gazastrook moet stoppen. De inzet van het kabinet is daarop gericht, door een combinatie van dialoog en druk. Sinds mijn aantreden heb ik gesproken met mijn Israëlische, Palestijnse, Saoedische, Egyptische en Jordaanse evenknie. Tijdens het gesprek met mijn Israëlische counterpart riep ik Israël onder meer op om tot een staakt-het-vuren te komen, de humanitaire situatie te verlichten en geen stappen te zetten die een twee-staten-oplossing verder onder druk zetten. Met mijn Jordaanse, Saoedische, Palestijnse, Egyptische en evenknie sprak ik onder meer over medische evacuaties, de situatie in de Gazastrook en regionale ontwikkelingen.
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli jl.2, 9 september jl.3 en 18 september4, en de recente Kamerdebatten op 7, 21 en 22 augustus en op 10 september jl., zet het kabinet zich zowel op nationaal niveau als in EU verband in om de Israëlische autoriteiten te bewegen om de situatie in de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever te verbeteren. Uit de humanitaire updates van de EU blijkt dat er nog altijd onvoldoende sprake is van toereikende verruiming van mogelijkheden voor humanitaire hulpverlening, ook al zijn op sommige punten kleine stappen gezet. De situatie in de Gazastrook blijft vreselijk, met ernstige tekorten aan onder meer voedsel, water, en medische zorg.
Het kabinet blijft zich in het kader van de opvolging van de evaluatie in het kader van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord inzetten op EU-maatregelen om de druk op Israël te vergroten en hiervoor steun te vinden bij andere lidstaten. Tevens blijft het kabinet pleiten voor additionele sancties tegen Hamas en Palestijnse Islamitische Jihad en blijft benadrukken dat Hamas de gijzelaars onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij moet laten, de wapens neer moet leggen en geen rol mag hebben in het toekomstige bestuur van Gaza.
Verder dringt het kabinet op EU-niveau in samenwerking met gelijkgestemde partners aan op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de illegale Israëlische nederzettingen in bezet gebied, conform de motie Van Campen en Boswijk.5 Omdat er op EU-niveau onvoldoende draagvlak is voor dergelijke maatregelen, werkt het kabinet conform de motie van Paternotte6 aan nationale maatregelen gericht op de invoer van producten uit deze illegale nederzettingen. Nederland stemt deze inspanningen af met gelijkgezinde landen en voert deze parallel uit.
Hoeveel ton aan voedsel zou er nu momenteel, minus reguliere dagelijkse consumptie, in totaal in Gaza moeten zijn? Hoeveel mensen lijden momenteel aan gebrek aan voedsel in Gaza en hoeveel ton aan voedsel zou er omgerekend nodig moeten zijn om zij die geen voedsel hebben van voedsel te voorzien?
Vrijwel de gehele bevolking in de Gazastrook lijdt aan ernstige voedseltekorten; de IPC-analyse van 22 augustus jl. bevestigde het volgende: «As of 15 August 2025, Famine (IPC Phase 5) – with reasonable evidence – is confirmed in Gaza Governorate. After 22 months of relentless conflict, over half a million people in the Gaza Strip are facing catastrophic conditions characterised by starvation, destitution and death.»7 Om in de humanitaire basisbehoeften te voorzien is volgens het Wereldvoedselprogramma circa 62.000 ton voedsel per maand nodig, maar gezien de huidige voedselcrisis is er op dit moment veel meer nodig. Het gaat daarbij niet alleen om de kwantiteit: de hulp moet de mensen bereiken die het nodig hebben en er is ook gespecialiseerde voeding nodig om ondervoeding tegen te gaan. Toegang tot de hele Gazastrook voor gespecialiseerde zorg is nodig om de acute ondervoeding van kinderen adequaat te kunnen behandelen.
Zou er, afgezien van de vele trucks vlak buiten en binnen Gaza bij de corridors, momenteel genoeg voedsel in Gaza zou moeten zijn om honger en de huidige catastrofe onder Gazanen te voorkomen? Indien dat niet het geval is, kan het kabinet aangeven tot wanneer er genoeg voedsel er zou moeten zijn geweest?
De bevolking van de Gazastrook heeft onvoldoende toegang tot voedsel. De huidige catastrofale humanitaire situatie is ontstaan als gevolg van de maandenlange volledige blokkade van humanitaire hulp die Israël op 2 maart jl. afkondigde en de voedselzekerheid verder heeft doen afnemen. Een dergelijke afname van voedselzekerheid is geen lineair proces en enkel het tellen van de absolute aanwezige hoeveelheid voedsel doet geen recht aan de complexe humanitaire realiteit.
Hoeveel ton voedsel is tijdens het staakt-het-vuren van 18 januari tot 2 maart 2025 Gaza binnengegaan?
Volgens Israël kwam in de periode van het staakt-het-vuren 339.000 ton voedsel de Gazastrook binnen. De Verenigde Naties (VN) meldden na afloop van het staakt-het-vuren dat de humanitaire partners van de Food Security Sector (FSS, het coördinatieplatform geleid door het Wereldvoedselprogramma en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN) tussen 19 januari en 1 maart circa 78.000 ton voedsel de Gazastrook hadden binnengebracht, in aanvulling op de distributie van meel door UNRWA aan 1,28 miljoen mensen.
Zou dit volgens de maatstaven van het World Food Programme (WFP) voldoende moeten zijn om de gehele bevolking van Gaza ongeveer vijf-zes maanden te voeden? Zo nee, wat waren dan de schattingen van het totaal aantal geleverde trucks? Kunt u indien mogelijk documenten overleggen die dit ondersteunen?
WFP en UNRWA, de grootste humanitaire organisaties voor voedseldistributie in de Gazastrook, waren eind april door hun voorraden heen. Rond deze periode waren ook de prijzen op de markten – waar een beperkte hoeveelheid voedsel wordt verhandeld – reeds sterk gestegen. Dit geeft een indicatie van het tekort aan beschikbaar voedsel in de Gazastrook in deze periode. Om ondervoeding tegen te gaan, moet het aanbod ook divers zijn. De diversiteit kwam als eerste onder druk te staan. (Gekoelde) opslagplaatsen en andere infrastructuur zijn vernietigd, waardoor het een grotere uitdaging is voedsel goed te houden en te distribueren.
Kan het kabinet de meerdere oorzaken aangeven waarom het voedsel niet de Gazanen heeft bereikt en daarbij de rol van Israël, Gaza Humanitarian Foundation (GHF), Hamas en andere betrokkenen zoals de Verenigde Naties (VN), de EU, de Arabische Liga en Egypte afzonderlijk benoemen? Kan het kabinet zo zorgvuldig en gedetailleerd mogelijk zijn?
De huidige catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook is het directe gevolg van de maandenlange blokkade door Israël van humanitaire hulp. Alhoewel de blokkade in medio mei gedeeltelijk is opgeheven, blijft de toegang tot humanitaire hulp nog steeds ernstig ondermaats. Ook blijft de invoer van goederen aan strenge Israëlische restricties onderhevig die negatieve gevolgen hebben voor de kwantiteit en de kwaliteit van hulp die de Gazastrook wordt ingevoerd.
De uitdagingen op gebied van distributie hebben verschillende oorzaken. Het voornaamste probleem is het uitblijven van een staakt-het-vuren tussen Hamas en Israël. De aanhoudende gevechten, en het gebrek aan mogelijkheden voor deconflictie met de Israëlische strijdkrachten, zorgen ervoor dat hulp niet veilig vervoerd kan worden. De frequente plundering van vrachtwagens door wanhopige menigten en gewapende groepen vormen een ernstig obstakel voor distributie. Zolang er grote schaarste en wetteloosheid heerst, zal deze chaos voortduren.
Het kabinet heeft ook kennis genomen van signalen dat Hamas een kwalijke rol speelt wat betreft de catastrofale humanitaire situatie in Gaza en dat de organisatie de voedseldistributie verstoort. Echter, het kabinet heeft geen betrouwbaar bewijs voor de aantijging dat Hamas zich systematisch of grootschalig schuldig maakt aan ontvreemding van humanitaire hulp sinds 7 oktober 2023. Het kabinet koestert echter geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas.
Nederland heeft reeds bij de aankondiging van het distributiemechanisme van de Gaza Humanitarian Foundation (GHF) zorgen geuit over de voorziene werkwijze. De manier van werken van GHF is niet in lijn met de humanitaire principes, gaat gepaard met gedwongen ontheemding, en plaatst burgers in zeer gevaarlijke situaties. De dodelijke beschietingen van de afgelopen maanden bij hulpdistributiepunten, in het bijzonder distributiepunten van GHF, zijn onacceptabel. Ten slotte is de gelimiteerde hoeveelheid hulp die GHF distribueert lang niet voor alle hulpbehoevenden in de Gazastrook toegankelijk.
Egypte speelt een belangrijke rol in de hulpvoorziening voor de Gazastrook. Hoewel veel hulp via Egypte naar de Gazastrook wordt vervoerd, moet deze hulp via de grensovergang bij Kerem Shalom in Israël naar de Gazastrook worden vervoerd. Zodoende kan deze hulp nog altijd niet via de grensovergang bij Rafah naar binnen worden gebracht. Nederland roept Israël en Egypte op om werk te maken van de snelle heropening van de Rafah-grensovergang voor humanitaire hulp. De Arabische Liga, de EU en hun lidstaten hebben een belangrijke rol op gebied van humanitaire diplomatie en financiering, maar kunnen toegang tot mensen in nood in de Gazastrook niet eigenstandig verbeteren.
Hoeveel Gazanen zijn bij of nabij een GHF punt gestorven terwijl ze voedsel ophaalden? Hoeveel van deze doden zijn aantoonbaar toe te rekenen aan de Israel Defense Forces (IDF)? Hoeveel van deze doden zijn te wijten aan Hamas? Hoeveel van deze doden zijn toe te rekenen aan andere oorzaken en kan het kabinet aangeven wat deze oorzaken zijn?
De VN heeft melding gemaakt van Israëlisch geweld tegen burgers bij alle distributiepunten. Ook anonieme Israëlische militairen hebben aangegeven dat zij opdracht kregen om te schieten op ongewapende Palestijnse burgers bij de distributiepunten. Het is cruciaal dat dit geweld per ommegaande stopt en dat alle partijen zich houden aan het humanitair oorlogsrecht.
Op 1 augustus deelden de VN dat, in de voorgaande twee maanden, 1373 hulpbehoevenden waren gedood terwijl zij hulp probeerden te bemachtigen. 859 van de doden vielen in of nabij de GHF-distributiepunten. Hoeveel hulpbehoevenden precies door Israëlisch vuur zijn gedood bij hulpdistributies, waaronder bij GHF-locaties, is op dit moment niet bekend. Volgens Israël heeft het enkel waarschuwingsschoten gelost in of nabij de distributiepunten, waarbij mogelijk enkele mensen zijn geraakt. Het blijft onduidelijk of, en zo ja op welke schaal, Hamas burgers heeft gedood bij de GHF-distributies. Overigens geeft GHF aan dat er ook slachtoffers zijn gevallen door onder meer verdrukking en vertrapping. Het kabinet kan berichten hierover niet eigenstandig verifiëren.
Hoeveel Gazanen zijn er bij of nabij andere distributiepunten of een VN-konvooi gestorven terwijl ze voedsel ophaalden? Hoeveel van deze doden zijn aantoonbaar toe te rekenen aan de IDF? Hoeveel van deze doden zijn te wijten aan Hamas? Hoeveel van deze doden zijn toe te rekenen aan andere oorzaken en kan het kabinet aangeven wat deze oorzaken zijn?
Volgens de VN zijn er tussen 27 mei en 1 augustus 2025 514 doden gevallen langs routes bestemd voor hulpkonvooien. Zie verder de beantwoording van vraag 8.
Heeft Nederland de Israëlische autoriteiten aangesproken vanwege de vele slachtoffers bij distributiepunten? Wat is hieruit gekomen? Is er daarbij ook gesproken over de berichtgeving over mogelijke instructies om bewust te schieten? Kan het kabinet aangeven hoe zij deze berichtgeving beoordeelt?
Het kabinet blijft zich zeer kritisch uitspreken over GHF en hun werkwijze. De chaos en dodelijke incidenten van de afgelopen tijd zijn onacceptabel en in strijd met het humanitair oorlogsrecht. Dit heeft Nederland veelvuldig onderstreept in contacten met de Israëlische autoriteiten. Zie verder de beantwoording van vraag 8.
Kan het kabinet gedetailleerd aangeven op welke onderdelen de GHF volgens de EU niet voldoet aan de standaarden die gewenst zijn voor adequate hulpvoorziening? Is tijdens de afspraken met de EU zoals aangekondigd op 10 jl. besproken om deze op te lossen? Zo nee, waarom niet? Kunnen de afspraken tussen de EU en Israël per ommegaande naar de Kamer worden gestuurd? Hoe beoordeelt het kabinet de stelling dat het verhongeren van de bevolking een bewuste strategie van Israël en GHF is?
De hongercrisis in de Gazastrook is het gevolg van menselijk handelen. Israël heeft hierin een belangrijke verantwoordelijkheid. De chaos en slachtoffers die bij distributiepunten van de Gaza Humanitarian Foundation (GHF) vallen zijn onacceptabel. Het hulpmechanisme en de werkzaamheden van GHF zijn niet in overeenstemming met de humanitaire principes van humaniteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit, gaan gepaard met gedwongen verplaatsing en leiden tot dodelijke situaties. De hulpdistributies geschieden op vier locaties die onbereikbaar zijn voor de meeste mensen in Gaza. Bij distributie geldt nu het recht van de sterkste, waardoor de meest kwetsbaren middels dit mechanisme niet worden bereikt. Veel van de goederen die GHF uitdeelt zijn niet ready-to-eaten vereisen water en brandstof, waaraan een groot tekort bestaat. De op 10 juli overeengekomen afspraken tussen de EU en Israël gaan niet specifiek over GHF, maar focussen op verruiming op de mogelijkheden voor invoer en distributie van humanitaire hulp door de professionele humanitaire organisaties.
De updates van de EU worden vertrouwelijk met uw Kamer gedeeld.
Hoe beoordeelt het kabinet het statement van Israëli woordvoerder David Mencer: «in Gaza is er momenteel geen hongersnood die door Israël is veroorzaakt. Er is een door de mens veroorzaakt tekort, veroorzaakt door Hamas»?2 Overwegende dat Mencer de Hamasmilitanten ervan beschuldigt dat ze de voedseldistributie verhinderden en dat ze hulpgoederen voor zichzelf roofden, hoe vaak komt dit voor en hoe groot is dit probleem volgens het kabinet?
De uitdagingen bij de distributie van hulp zijn het directe gevolg van de extreme noden die zijn ontstaan door de maandenlange blokkade van humanitaire hulp, de intensieve gevechten, plunderingen, de opeenvolgende evacuatiebevelen en de aanhoudende tegenwerking van professionele hulporganisaties waaronder de VN en internationale ngo’s door Israël. Het kabinet heeft ook kennis genomen van signalen dat Hamas een kwalijke rol speelt wat betreft de catastrofale humanitaire situatie in Gaza en dat de organisatie de voedseldistributie verstoort. Echter, het kabinet heeft geen betrouwbaar bewijs voor de aantijging dat Hamas zich systematisch of grootschalig schuldig maakt aan ontvreemding van humanitaire hulp sinds 7 oktober 2023. Wel ziet het kabinet dat Hamas een forse (mede)verantwoordelijkheid toekomt voor het ontstaan van deze situatie en het uitblijven van een staakt-het-vuren. Hamas vormt nog steeds een dreiging voor de veiligheid van Israël, en het optreden van Hamas verdiept en verlengt het leed van de burgerbevolking in Gaza. Het kabinet heeft geen betrouwbaar bewijs voor de aantijging dat Hamas zich systematisch of grootschalig schuldig maakt aan ontvreemding van humanitaire hulp sinds 7 oktober 2023.
Klopt het dat Hamas de hulpdistributie in Gaza probeert te saboteren? Zo ja, op welke wijze doen ze dat? Kan het antwoord met concrete voorbeelden aangeleverd worden en kan daarbij ook aangegeven worden hoeveel slachtoffers er mede door deze handelingen zijn gevallen?
Zie de beantwoording van vraag 12.
Is het kabinet van mening dat het verhongeren van de bevolking een bewuste strategie van Hamas is? Zo ja, kunt u daar mogelijke uitspraken of documentatie van handelingen van overleggen? Zo nee, kan het kabinet aangeven waarom niet? Klopt het dat Hamas heeft gesteld zich niet verantwoordelijk te voelen voor voldoende humanitaire hulp richting de Gazaanse bevolking?
Hamas is een terroristische organisatie die al jarenlang zijn eigen bevolking onderdrukt, mensenrechten schendt en door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld ontketende. Hamas is in belangrijke mate (mede)verantwoordelijk voor het uitblijven van een staakt-het-vuren in de Gazastrook. Het kabinet koestert geen illusies over de intenties en het optreden van Hamas. Over of het verhongeren van de bevolking een bewuste strategie is van Hamas kan het kabinet op dit moment echter niet oordelen.
Hoeveel voedsel ligt er momenteel nog in pakhuizen in Gaza? Waar zijn deze pakhuizen en wie beheert en bewaakt deze pakhuizen? Kan het kabinet een overzicht en uitsplitsing meesturen?
Het is niet bekend bij het kabinet hoeveel voedsel er momenteel nog in pakhuizen ligt in de Gazastrook. Indien het inderdaad zo is dat pakhuizen worden bewaakt, dan heeft het kabinet hier geen nadere informatie over. Het staat vast, zo wordt ook onderstreept door de IPC-analyse van 22 augustus jl., dat de Gazaanse bevolking lijdt onder de aanhoudende tekorten van voedsel, water, medicijnen en onderdak. Tevens is veel van de opslagcapaciteit van humanitaire organisaties, zoals WFP, door het aanhoudende oorlogsgeweld vernietigd of onbereikbaar.
Hoe wordt met verschillende clans gewerkt in Gaza om ervoor te zorgen dat het voedsel bij alle groepen terecht komt? Worden deze clans ook tegengewerkt zo ja door wie? Welke groepen zijn het meest kwetsbaar gebleken de afgelopen maanden?
De situatie in Gaza is erg volatiel. De mogelijkheid voedsel en andere levensreddende goederen bij mensen te krijgen neemt in de afgelopen maanden drastisch af. Hulporganisaties doen al ruime tijd een beroep op de Israëlische autoriteiten voor nadere coördinatie om meer hulp het gebied in te krijgen. Organisaties blijven zich richten op formele wegen en het kabinet beschikt niet over informatie dat er samengewerkt wordt met clans.
Zoals eerder genoemd in de beantwoording van vraag 8 blijven hulporganisaties echter kampen met het gebrek aan volledige humanitaire toegang en aanhoudende belemmeringen voor de effectieve distributie van humanitaire hulp, waardoor hulp niet alle hulpbehoevenden in de Gazastrook kan bereiken. Volgens UNICEF en WFP zijn de meest kwetsbare groepen vooral jonge kinderen, zwangere vrouwen en moeder, omdat zij het hoogste risico lopen op acute ondervoeding en een gebrek aan medische zorg. Nederland staat in nauw contact met hulporganisaties om de ontwikkelingen nauwgezet te volgen.
Hoe hoog zijn de prijsstijgingen in Gaza inmiddels sinds de beëindiging van het staakt-het-vuren? Welke redenen zijn daarvoor? Kan Nederland of de EU nog iets betekenen om eten betaalbaar te houden? Zo nee, waarom niet?
In de Gazastrook is er sprake van een hoge prijsinflatie waarbij veel essentiële goederen veel duurder zijn dan vóór 7 oktober 2023. Sommige goederen zijn aan hogere prijsstijgingen onderhevig dan andere, en prijzen zijn volatiel en variëren sterk per locatie. De marktanalyse van WFP, van eind juni, liet bijvoorbeeld zien dat een kilo meel op dat moment circa 6,50 euro kostte in Khan Younis en 16,70 euro in Gaza-stad (een prijsstijging van meer dan 3000 procentpunten). De hoge en volatiele prijzen hebben ernstige impact op de voedselzekerheid van veel mensen in de Gazastrook. Tevens, zoals onderbouwd in de meest recente IPC-analyse van eind augustus, hebben veel mensen in de Gazastrook geen toegang tot markten. In sommige regio’s in de Gazastrook betreft dit zelfs een ruime meerderheid.
De voedselprijzen houden direct verband met de toegang voor humanitaire en commerciële goederen. De Nederlandse inzet is op de verruiming van toegang voor de invoer en distributie van voedsel en andersoortige humanitaire hulp. Tevens ondersteunt Nederland humanitaire partnerorganisaties, zoals de VN, de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de Dutch Relief Alliance die zich, onder meer door invoer en distributie van voedsel, inspannen om de toegang tot voedsel te verbeteren.
Wat zijn de redenen waarom mensen genoodzaakt zijn om eten te kopen mensen in plaats van voedsel via noodhulp te ontvangen? Spelen Hamas en de Palestinian Islamic Jihad (PIJ) nog een rol bij deze prijsstijgingen en profiteert Hamas van inkomsten van voedsel dat niet via de distributiepunten gaat?
Hulpverlening wordt in de Gazastrook ernstig belemmerd door onder andere de blokkade van humanitaire hulp en de veiligheids- en operationele belemmeringen voor hulporganisaties. Hierdoor komt er te weinig hulp binnen, en bereiken de goederen niet alle hulpbehoevenden in de gehele Gazastrook. Tegelijkertijd is de situatie zo ontwrichtend dat de Gazaanse bevolking niet in staat is om de torenhoge prijzen te betalen voor het beperkt aantal goederen op commerciële markten. Gewapende groepen die hulpkonvooien plunderen drijven de prijzen verder op door hulp te verkopen voor exorbitant hoge prijzen. Het kabinet heeft geen indicatie dat Hamas of de Palestinian Islamic Jihad een rol hebben in de prijsstijgingen, maar kan dit ook niet uitsluiten.
Wordt er gedistribueerd voedsel op de markt verkocht? Zo ja, hoe kan dat en mag dat? Wordt hiertegen opgetreden, nu er berichtgeving verschijnt dat groepen te weinig eten krijgen, terwijl het eten dat gedistribueerd wordt zo onevenredig verdeeld wordt dat een deel zichzelf kan voorzien en tegelijkertijd genoeg over heeft om te verkopen?
Het kabinet heeft geen zicht op of er gedistribueerd voedsel op de markt wordt verkocht. Wel ziet het kabinet dat de aanhoudende humanitaire blokkade, het geïntensiveerde geweld, de stijgende voedselprijzen en de ernstig beperkte toegang van humanitaire en commerciële goederen de voedselzekerheidssituatie drastisch hebben verslechterd.
Kan de conclusie getrokken worden dat er momenteel mensen in Gaza niet vanwege een kwantitatief gebrek aan voedsel een hongersdood sterven, maar vanwege distributie bij de juiste personen? Zo ja, erkend het kabinet dat dit een schandelijke situatie is? Welke verantwoordelijkheid acht het kabinet te hebben in deze en wat wordt er gedaan om per ommegaande ervoor te zorgen dat er voldoende voedsel bij de juiste mensen in Gaza komt?
Nee. Er is momenteel sprake van een hongercrisis in de Gazastrook vanwege de maandenlange blokkade van humanitaire hulp door Israël en de aanhoudende belemmeringen voor toevoer en distributie van hulp. Dit wordt ook onderstreept in het gepubliceerde IPC-rapport op 22 augustus jl., waarin hongersnood wordt vastgesteld in delen van de Gazastrook. Dit is een gevolg van menselijk handelen. Hulporganisaties, zoals WFP en UNRWA, hebben voldoende ladingen met goederen om de Gazastrook te voorzien van voedsel, maar worden belemmerd in de toegang, levering en distributie van hulp. Bovenal is de huidige operationele context, die zich kenmerkt door wanhoop en chaos vanwege de aanhoudende tekorten en het geïntensiveerde geweld, belemmerend voor effectieve hulpverlening. Voor verdere beantwoording over hoe het kabinet de situatie tracht te verbeteren zie het antwoord op vraag 2.
Kan het kabinet deze vragen individueel beantwoorden en uiterlijk op 28 juli 2025?
Ik heb de vragen individueel beantwoord. Het is niet gelukt om de beantwoording op 28 juli toe te sturen.
Een Israëlische raketinslag op de Holy Family Church in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten van een Israëlische raket op de Holy Family Church in Gaza op 17 juli 2025, waarbij het kerkgebouw werd beschadigd en dodelijke slachtoffers en gewonden zijn gevallen?1 Hoe beoordeelt het kabinet dit nieuws?
Het kabinet betreurt dat bij een Israëlische aanval op de Holy Family Church in de Gazastrook burgerslachtoffers, onder wie vrouwen en kinderen, zijn gevallen. Het kabinet deelt de ernstige zorgen van paus Leo XIV en de gezamenlijke kerkleiders van Jeruzalem over de veiligheid van religieuze instellingen, roept eveneens op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en vindt dat de oorlog moet stoppen.
Dergelijke gebeurtenissen onderstrepen waarom een onmiddellijk staakt-het-vuren noodzakelijk is, zowel voor het vrij krijgen van de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas; het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook als om te komen tot perspectief op een duurzame oplossing.
Deelt u de ernstige zorgen van o.a. paus Leo XIV en de gezamenlijke kerkleiders van Jeruzalem over de veiligheid van religieuze instellingen en burgers in Gaza? Hoe beoordeelt u hun oproep tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en bescherming van kwetsbare gemeenschappen?2, 3
Zie antwoord vraag 1.
Welke informatie heeft u over de kwestie ontvangen van Israëlische autoriteiten of andere bronnen ten aanzien van de toedracht?
Het kabinet heeft geen informatie van de Israëlische autoriteiten over deze aanval ontvangen. Volgens publieke uitingen van de Israëlische krijgsmacht werd deze rooms-katholieke kerk in de Gazastrook geraakt door een technische fout van de Israëlische krijgsmacht tijdens een militaire operatie in de buurt van de kerk.
In hoeverre is hier sprake van een schending van het internationaal humanitair recht, dat bescherming biedt aan religieuze en burgerlijke infrastructuur, tenzij deze daadwerkelijk wordt gebruikt voor militaire doeleinden?
Volgens het humanitair oorlogsrecht mogen burgerobjecten nooit het directe doel van een gewapende aanval zijn. Religieuze gebouwen genieten daarnaast nog aanvullende bescherming. Deze beschermde status gaat verloren op het moment dat het gebouw een militair doel wordt conform het humanitair oorlogsrecht, bijvoorbeeld als het wordt gebruikt voor militaire doeleinden. Nederland beschikt niet over operationele informatie over de aanval waarbij de Holy Family Church is geraakt.
Klopt het dat er gewonden en andere kwetsbaren werden opgevangen in de kerk ten tijde van de raketinslag?
Ja.
Is er contact geweest tussen de Nederlandse vertegenwoordiging en vertegenwoordigers van de christelijke gemeenschap in Gaza of met kerkleiders in Jeruzalem? Zo nee, bent u bereid daartoe initiatief te nemen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft regelmatig contact met de kerkelijke gemeenschappen in de Palestijnse Gebieden.
Welke concrete stappen onderneemt Nederland op dit moment om bij Israël aan te dringen op grotere terughoudendheid bij militaire operaties in dichtbevolkte gebieden zoals Gaza, met name rond civiele en religieuze gebouwen?
Nederland dringt bij alle partijen bij het gewapend conflict in de Gazastrook aan om het humanitaire oorlogsrecht strikt na te leven, waaronder de bescherming van civiele infrastructuur en religieuze gebouwen.
Hoeveel christenen zijn er momenteel nog in Gaza? Hoe wordt gewaarborgd dat zij als minderheidsgroep niet achtergesteld worden bij de distributie van eten, medicijnen en andere goederen?
Er verblijven momenteel tussen de vijf- en achthonderd christenen in de Gazastrook. Nederland onderhoudt nauw contact met humanitaire partners over de distributie van hulp en het bereiken van de meest kwetsbaren. Hulporganisaties distribueren hulp conform de humanitaire principes, ten behoeve van de meest kwetsbare groepen. Er is geen indicatie dat bepaalde groepen, zoals christenen, op dit moment achtergesteld worden bij de distributie van hulp. De complexe situatie in de Gazastrook, met beperkte toegang, onveiligheid, en grote tekorten, verhindert echter per definitie dat alle hulpbehoevenden worden bereikt.
Welke mogelijkheden ziet u binnen de Europese Unie (EU) of de Verenigde Naties (VN) om actief te pleiten voor betere bescherming van religieuze minderheden en hun gebedshuizen in conflictgebieden zoals Gaza?
Vrijheid van religie en levensovertuiging is een fundamenteel mensenrecht voor iedereen. Nederland zet zich wereldwijd actief in voor de bescherming hiervan, met speciale aandacht voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen waaronder in conflictgebieden. Binnen zowel de EU als de VN zet Nederland zich actief in voor de bescherming van religieuze minderheden en hun gebedshuizen, waaronder ook in conflictgebieden. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de EU-richtsnoeren voor vrijheid van religie en levensovertuiging en wordt in VN-fora, zoals de Mensenrechtenraad, gepleit voor naleving van het internationaal humanitair recht en bescherming van civiele objecten. Daarnaast werkt de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging nauw samen met gelijkgezinde landen en religieuze actoren om in gevallen van schendingen diplomatieke druk uit te oefenen. Nederland steunt daarnaast verschillende projecten gericht op de bevordering van vrijheid van religie in Israël en de Palestijnse Gebieden.
Wat is de bredere inzet van het kabinet voor de bescherming van godsdienstvrijheid wereldwijd, in het bijzonder voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen in conflictgebieden?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe kan het dat de kerkleiders toegang verkregen tot Gaza, maar journalisten deze toegang niet krijgen? Welke concrete stappen onderneemt Nederland op dit moment om er bij Israëlische autoriteiten op aan te dringen dat journalisten toegang tot het gebied krijgen?
Nederland onderstreept regelmatig, zowel publiek als achter gesloten deuren, de noodzaak bij Israël dat internationale journalisten toegang moeten krijgen tot de Gazastrook. Dit is onder andere gebeurd bij de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 29 juli jongstleden. Het is het kabinet niet bekend waarom kerkleiders door Israël wel tot de Gazastrook zijn toegelaten.
De aanhoudende aanvallen op het dorp Taybeh op de Westelijke Jordaanoever |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten over meerdere aanvallen door Israëlische kolonisten op het overwegend christelijke dorp Taybeh op de Westelijke Jordaanoever?1 Hoe heeft deze situatie volgens het kabinet kunnen ontstaan?
Het kabinet veroordeelt deze en andere onacceptabele aanvallen door gewelddadige kolonisten en kolonistenorganisaties op de Westelijke Jordaanoever en blijft zich inzetten om hen in de EU te sanctioneren. Bij de aanvallen in Taybeh zijn voor zover bij het kabinet bekend is, gewonden gevallen, is materiële schade toegebracht aan de St. George-kerk en zijn priesters en bewoners in een onveilige situatie gebracht. Van overlijdensgevallen is, voor zover het kabinet heeft kunnen achterhalen, geen sprake.
Kunt u bevestigen dat mensen zijn overleden, de kerk St. George, auto’s, een begraafplaats en huizen zijn beschadigd, gewonden zijn gevallen en priesters en bewoners zijn bedreigd? Wat is uw reactie op deze aanvallen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het kabinet bekend met de uitspraken van priester Bashar Fawadleh die stelt dat Taybeh «niet langer veilig is» voor de lokale christelijke gemeenschap? Hoe beoordeelt u het signaal dat zelfs geestelijken niet langer bescherming ervaren in hun dorpen?2
Ja. Het signaal dat geestelijken zich niet langer veilig voelen is bijzonder zorgelijk. Nederland zet zich wereldwijd actief in voor de bescherming van de vrijheid van religie en levensovertuiging als een fundamenteel mensenrecht. Ook spreekt het kabinet Israël consequent aan op zijn verantwoordelijkheden voortkomend uit het humanitair oorlogsrecht als de mensenrechtenverdragen, waarbinnen nadrukkelijke aandacht voor godsdienstvrijheid is.
Wie is feitelijk belast met de bescherming van inwoners in het gebied? Bent u van mening dat deze bescherming faalt en bent u bereid de Nederlandse vertegenwoordiging om duidelijkheid over de situatie te vragen?
Het dorp Taybeh ligt in Area C van de bezette Westelijke Jordaanoever, waar Israël volledige verantwoordelijk draagt voor de veiligheid, rechtshandhaving en civiele zaken. Er zijn signalen dat het Israëlische leger afwezig blijft of onvoldoende optreedt bij aanvallen door kolonisten, waaronder de aanvallen op het dorp Taybeh. Hoewel directe betrokkenheid van het leger bij deze aanvallen niet is vastgesteld, stelt het kabinet dat Israël, op basis van het humanitair oorlogsrecht, als bezettende macht de verantwoordelijkheid draagt om de Palestijnse bevolking te beschermen tegen dergelijk geweld. Het uitblijven van effectieve handhaving werkt straffeloosheid in de hand en draagt bij aan verdere escalatie. Het kabinet blijft dit benadrukken richting de Israëlische regering.
Welke rol speelt het Israëlische leger bij deze aanvallen? Is er sprake van betrokkenheid bij deze aanvallen?
Zie antwoord vraag 4.
Is de Nederlandse ambassade in Tel Aviv of de Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse gebieden in contact met de gemeenschap in Taybeh of met vertegenwoordigers van lokale kerken? Zo nee, bent u bereid dat op korte termijn te doen?
Er is regelmatig contact met kerkgemeenschappen in de Palestijnse Gebieden. Op 14 juli heeft de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah deelgenomen aan een solidariteitsbezoek aan Taybeh naar aanleiding van kolonistenaanvallen op het dorp.
Hoe verloopt de vervolging van de daders? Is er zicht op een adequate vervolging van de daders?
Tot op heden is er geen informatie over concrete stappen tot vervolging van de daders.
Constaterende dat de Amerikaanse ambassadeur Mick Huckabee de aanvallen na een bezoek een «daad van terreur en een misdaad» noemt, hoe beoordeelt het kabinet deze bewoordingen en onderschrijft u deze woorden?3
Het kabinet veroordeelt deze aanvallen en kolonistengeweld in het algemeen. Israël draagt op basis van het humanitair oorlogsrecht, als bezettende macht de verantwoordelijkheid om de Palestijnse bevolking te beschermen tegen dergelijk geweld.
Grieks-Orthodoxe patriarch van Jerusalem Theophilos III stelt dat er niet is gereageerd op verzoeken om hulp door Israëlische autoriteiten; klopt dit en is dit een terugkerend probleem?
Het kabinet beschikt niet over informatie om de uitspraak van de Grieks-orthodoxe patriarch van Jeruzalem te bevestigen.
Welke maatregelen zijn er inmiddels genomen om ervoor te zorgen dat de aanvallen op Taybeh stoppen?
Nederland en de EU spreken Israël stelselmatig aan op zijn verantwoordelijkheden als bezettende macht onder internationaal recht. In lijn met het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024, waarin de voortdurende bezetting, annexatie en het nederzettingenbeleid als onrechtmatig worden aangemerkt, veroordelen Nederland en de EU nadrukkelijk de uitbreiding van nederzettingen en de daarmee samenhangende schendingen van internationaal recht en de mensenrechten. Nederland pleit daarnaast voor concrete stappen, waaronder sancties tegen gewelddadige kolonisten en hun organisaties. Ook spreekt Nederland zich uit tegen ontwikkelingen als het E1-plan. Binnen de EU blijft Nederland aandringen op een juridische analyse door de Juridische Dienst van de Raad (JDR) om het IGH-advies verder te bespreken.
Verder zet Nederland zich wereldwijd actief in voor de bescherming van de vrijheid van religie en levensovertuiging, met speciale aandacht voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen waaronder in conflictgebieden. Dit gebeurt via diplomatieke inzet in bilaterale en multilaterale fora, het werk van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging, en via financiële steun uit onder meer het Mensenrechtenfonds. Verder steunt Nederland daarnaast verschillende projecten gericht op de bevordering van vrijheid van religie in Israël en de Palestijnse Gebieden.
Hoe blijft u zich inzetten voor de bescherming van bewoners van Palestijnse gebieden die onder verantwoordelijkheid van Israëlische autoriteiten vallen en hoe verhoudt deze inzet zich tot het bredere Nederlands beleid inzake mensenrechten, godsdienstvrijheid en het bevorderen van vrede en rechtvaardigheid in Israël en de Palestijnse gebieden?
Zie antwoord vraag 10.
Het bericht dat investeren in ontwikkelingssamenwerking gunstig is voor de Nederlandse economie |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse economie heeft baat bij ontwikkelingssamenwerking»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusies uit het rapport van de Universiteit van Göttingen, waarnaar dit artikel verwijst? Deelt u de conclusies, gebaseerd op econometrische berekening, dat elke euro ontwikkelingshulp de Nederlandse export en economie flink doet groeien? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met het rapport van de Universiteit van Göttingen «Domestic effects of foreign aid» (2025) waarnaar u verwijst. Het onderzoek maakt gebruik van een econometrisch model om mogelijke verbanden te schatten tussen Nederlandse ontwikkelingshulp en de Nederlandse export van goederen en diensten. De auteurs concluderen dat er, op basis van hun model, een positief verband bestaat tussen de omvang van Nederlandse hulp en Nederlandse export en werkgelegenheid. Het kabinet onderkent dat deze studie een interessant perspectief biedt op positieve neveneffecten van ontwikkelingssamenwerking voor de Nederlandse economie.
De uitkomsten sluiten aan op de bevindingen van de IOB-studie2 «Good things come to those who make them happen, return on aid for Dutch exports» die verscheen in 2014, en andere onderzoeken3, 4, 5, 6. Wel worden de effecten in dit nieuwe rapport aanzienlijk hoger ingeschat dan in de IOB-studie. Dit verschil kan mogelijk worden verklaard doordat het gaat om een scenarioanalyse, en omdat er geen wetenschappelijke consensus bestaat over hoe dit effect te berekenen. De resultaten zijn daardoor afhankelijk van aannames, parameterkeuzes en de gehanteerde modellering van auteurs, en vormen daarmee een onderbouwde indicatie en geen eenduidig bewijs.
Uit de IOB-studie van 2014 bleek dat elke euro bilaterale hulp € 0,70–€ 0,90 extra export oplevert en dat hiermee circa 15.000 banen gemoeid zijn. In haar reactie heeft de toenmalige Minister (Kamerstuk 33 625, nr. 123, 12 september 2014) aangegeven veel waarde te hechten aan onderzoek naar de effecten van de Nederlandse ontwikkelingshulp voor de Nederlandse handel en economie. Het Centraal Planbureau (CPB) berekent het effect van ontwikkelingshulp op de Nederlandse export al jaren op basis van de uitkomsten van deze IOB-studie.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om investeren in ontwikkelingssamenwerking nog sterker te verbinden aan Nederlandse belangen, ook op economisch terrein. Dit komt ook nadrukkelijk naar voren in de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp van 20 februari 2025.
Deelt u de conclusies, gebaseerd op econometrische berekening, dat elke sinds 2010 via ontwikkelingssamenwerking geïnvesteerde euro, bijna vier euro aan Nederlandse exportgroei opleverde? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat deze bevindingen in lijn zijn met eerdere gepubliceerde onderzoeken, waaronder door de IOB van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2014? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zie antwoord op vraag 2.
Deelt de Minister van Buitenlandse Zaken de conclusie dat de positieve impact van ontwikkelingssamenwerking op de Nederlandse werkgelegenheid en economie steeds groter wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot uitspraken van uw voorganger – Minister Klever – dat bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking in het Nederlandse belang zouden zijn?
Het rapport Domestic Effects of Foreign Aid van de Universiteit van Göttingen concludeert niet dat de positieve impact van ontwikkelingssamenwerking op de Nederlandse werkgelegenheid en economie «steeds groter» wordt. In het onderzoek wordt een vergelijking gemaakt tussen verschillende perioden. Daarbij worden voor de periode na 2010 gemiddeld hogere effecten gevonden dan voor de periode daarvoor. Dit betreft gemiddelden over meerdere jaren, geen doorlopende stijgende trend.
De uitspraken van mijn voorganger moeten gezien worden in het licht van het regeerprogramma, waarin een substantiële afname van het budget voor ontwikkelingshulp werd aangekondigd, als onderdeel van de financiële keuzes die het kabinet heeft gemaakt.
Deelt u de zorgen, geuit door de experts in het artikel, dat de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking ten koste gaan van banen en economische ontwikkeling in Nederland?
Nee. Het nieuwe beleid is sterker dan voorheen gericht op wederzijdse economische belangen en verwachting is dat het een positief effect heeft op economische ontwikkeling in partnerlanden en Nederland.
Bent u bekend met het ODI-onderzoek naar de terugverdieneffecten van Europese ontwikkelingssamenwerking, waarin geconcludeerd wordt dat investeren in ontwikkelingssamenwerking een positieve impact heeft op Europese economieën? Hoe beoordeelt u de conclusies uit dit onderzoek?2
Ja, ik ben bekend met het onderzoek van het Overseas Development Institute (ODI) getiteld «The Economic Impact of EU Aid on EU Economies» (mei 2025). In deze studie concludeert ODI dat investeringen in Europese ontwikkelingssamenwerking niet alleen bijdragen aan armoedebestrijding en mondiale stabiliteit in partnerlanden, maar ook economische voordelen kunnen opleveren binnen de EU, onder meer via toegenomen export en werkgelegenheid.
Dit rapport betreft een scenarioanalyse, gebaseerd op simulaties met het Global Trade Analysis Project model (GTAP). GTAP is algemeen evenwichtsmodel (een Computable General Equilibrium model), en dergelijke modellen zijn sterk afhankelijk van de gekozen aannames, parameters en modelleringstechniek van de auteurs. Bovendien is deze studie niet peer-reviewed, en dus niet wetenschappelijk gevalideerd volgens de gebruikelijke academische standaarden.
De conclusies dragen bij aan het bredere inzicht in de potentiële neveneffecten van ontwikkelingssamenwerking, maar vormen op dit moment geen sluitend bewijs. Ze dienen dan ook te worden geïnterpreteerd als een beleidsmatig interessant signaal, niet als wetenschappelijk hard onderbouwde uitkomst.
Deelt u de opvatting dat bij goed bestuur vereist dat de gevolgen van relatief grote bezuinigingen voor de Nederlandse economie, werkgelegenheid, veiligheid en samenleving vooraf in kaart gebracht zouden moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het van belang om bij beleidsvoorstellen, inclusief bezuinigingen, de relevante effecten en risico’s zoveel mogelijk in beeld te brengen. Het kabinet weegt budgettaire keuzes integraal af, hierbij neem het kabinet de verwachte gevolgen van dergelijke keuzes mee in de afweging.
In de praktijk is het methodologisch lastig om vooraf alle maatschappelijke effecten volledig in kaart te brengen, zeker wanneer deze afhankelijk zijn van complexe internationale en economische factoren.
Hebben uw ministeries onderzoek laten doen om de brede maatschappelijke kosten en baten van de miljardenbezuinigingen van uw kabinet op ontwikkelingssamenwerking in kaart te laten brengen om zodoende een goed geïnformeerde afweging te kunnen maken? Zo nee, waarom niet? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen? Zo ja, welke kosten en baten voor het Nederlandse eigenbelang zijn onderzocht? Zijn ook de gevolgen buiten Nederland onderzocht? Zo ja, kunt u deze onderzoeken voor het einde van het zomerreces delen met de Kamer?
Het kabinet ziet om voornoemde reden geen toegevoegde waarde van een onderzoek naar de brede maatschappelijke kosten en baten van de recente bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking in Nederland. Wel gaat het ministerie met het CPB in gesprek over de manier waarop de effecten van ontwikkelingshulp worden meegenomen in de prognoses over de groei van de Nederlandse economie.
De OESO-DAC heeft recentelijk (d.d. 26 juni 2025) een rapport8 gepubliceerd waarin de effecten van de internationale bezuinigingen op ontwikkelingshulp in kaart worden gebracht. In de Kamerbrief9 «Effecten bezuinigingen» (welke gelijktijdig met deze beantwoording is verstuurd) wordt ingegaan op het OESO-rapport en een toelichting gegeven op de effecten van de Nederlandse bezuinigingen op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO).
Kunt u deze vragen uiterlijk voor het einde van het zomerreces beantwoorden?
Dat is niet gelukt vanwege de wisseling van bewindspersonen.
Het bericht ‘Israël richt bloedbad aan bij medische kliniek: ‘Doden vrouwen en kinderen gewetenloos’’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Israël richt bloedbad aan bij medische kliniek: «Doden vrouwen en kinderen gewetenloos»»?1
Het kabinet veroordeelt deze aanval en vindt dat de oorlog moet stoppen. Deze Israëlische aanval in de buurt van een gezondheidskliniek in de Gazastrook toont eens te meer dat er te veel burgerslachtoffers vallen, onder wie vrouwen en kinderen. Dergelijke gebeurtenissen onderstrepen waarom een onmiddellijk staakt-het-vuren noodzakelijk is voor het vrij krijgen van de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas; voor het realiseren van de noodzakelijke hulp voor de noodlijdende bevolking van de Gazastrook en om te komen tot perspectief op een duurzame oplossing.
Heeft u de Israëlische regering om opheldering gevraagd? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Het kabinet heeft geen contact met Israël gehad over deze specifieke aanval. Het kabinet blijft in alle contacten met Israël consequent uitdragen dat het gebonden is aan het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht. Nederland benadrukt daarbij dat Israël bij het uitvoeren van aanvallen de voortdurende plicht heeft om de burgerbevolking en burgerobjecten zo veel mogelijk te ontzien. Doelgerichte aanvallen op burgers en burgerobjecten zijn nooit toegestaan en in strijd met het humanitair oorlogsrecht.
Bent u bereid om zowel bilateraal als in internationaal verband aan te dringen op een grondig en onafhankelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Nederland dringt in bilaterale contacten met Israël aan op het onderzoeken van incidenten, ten behoeve van gerechtigheid en vervolging van de daders. Het is in eerste instantie aan de meest betrokken staat of staten die ter zake rechtsmacht hebben om internationale misdrijven te onderzoeken en degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn te vervolgen en te berechten. De internationale gemeenschap komt pas in beeld als een staat niet bereid of niet in staat is om zelf op te treden. Het Israëlische leger heeft aangegeven het incident te onderzoeken. Daarbij verzoekt Nederland Israël ook om de uitkomsten van onderzoek te delen met de internationale gemeenschap. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vooralsnog niet bekend.
Op welke manier verzekert u zich ervan dat Israël alle benodigde voorzorgsmaatregelen neemt om de kans op burgerslachtoffers zo klein mogelijk te maken?
Strijdende partijen zijn te allen tijde verplicht om onderscheid te maken tussen burgers en burgerobjecten enerzijds en strijders en militaire doelen anderzijds. Deze verplichting van het humanitair oorlogsrecht heeft als doel om schade aan de burgerbevolking en burgerobjecten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Rechtstreekse aanvallen op burgers, onder wie vrouwen en kinderen, zijn in strijd met het humanitair oorlogsrecht. Het kabinet spreekt Israël in bilaterale contacten en gezamenlijk via de EU consequent aan op zijn verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht.
Hoe kijkt u naar de gemaakte afspraken tussen de Europese Unie en Israël over onder andere humanitaire hulp? Heeft u er vertrouwen in dat de afspraken de situatie in Gaza aanzienlijk zullen verbeteren?
Het kabinet vindt dat Israël de blokkade van de Gazastrook volledig en onvoorwaardelijk moet opheffen. Het kabinet zag het akkoord tussen de EU en Israël over de toegang van humanitaire hulp als een stap in de goede richting, maar heeft meteen aangegeven dat het zo snel mogelijk volledig zou moeten worden geïmplementeerd en dat het cruciaal is dat Israël de met de EU gemaakte afspraken nakomt. Bovenal zal Israël meer stappen moeten zetten om de hulpverlening te faciliteren, zoals door het openen van alle grensovergangen en het wegnemen van belemmeringen voor distributie van hulp door professionele, gemandateerde hulporganisaties.
De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) monitort de implementatie van het humanitaire akkoord onder andere via medewerkers van het Directoraat-Generaal voor Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO) van de Commissie die ter plaatse in Israël aanwezig zijn, en op basis van rapportages van partnerorganisaties zoals het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties. Op 23 en 29 juli jl. rapporteerde EDEO en de Commissie over de voortgang van de implementatie van het akkoord. Hieruit werd geconcludeerd dat Israël de gemaakte afspraken onvoldoende nakomt. Het kabinet is bij uitblijven van implementatie van het akkoord door Israël direct overgegaan tot het nemen van significante stappen, zowel in EU-verband als op nationaal niveau, zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 28 juli jl.
Op welke manier wordt gemonitord of de afspraken worden nagekomen? Welk gevolg wordt eraan gegeven als afspraken niet worden nagekomen?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om de humanitaire inzet van Nederland in Gaza te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Nederland blijft noodhulp leveren aan de Gazastrook door onze samenwerking met professionele, gemandateerde organisaties zoals de Verenigde Naties, Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de Dutch Relief Alliance. Nederland heeft sinds 7 oktober 2.023 EUR 86,2 miljoen extra middelen vrijgemaakt voor humanitaire hulp in de Palestijnse Gebieden. Op 1 augustus jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd dat Nederland deelneemt aan de internationale coalitie t.b.v. airdrops.
Naast deelname aan de airdrops blijft Nederland zich diplomatiek en financieel inspannen voor de onmiddellijke verbetering van toegang voor de invoer en distributie van hulpgoederen via land. Zoals gecommuniceerd in de Kamerbrief van 28 juli jl. neemt Nederland stappen om de hulpverlening via land verder te ondersteunen. Middels een additionele bijdrage van 1,5 miljoen euro aan het VN-Bureau voor Project ondersteunende Diensten (UNOPS) draagt Nederland bij aan het operationeel houden van de landroute via Jordanië, een belangrijke humanitaire bevoorradingsroute. Ook helpt Nederland via UNOPS met de bekostiging van monitoringscapaciteit voor humanitaire hulp in de Gazastrook. Daarnaast doet Nederland een extra bijdrage van 3 miljoen euro doen aan het Nederlandse Rode Kruis, waarmee de steun aan het essentiële werk van de Palestijnse Rode Halve Maan in de Gazastrook wordt voortgezet. Deze bijdrage stelt deze organisaties in staat om, wanneer de situatie zich ervoor leent, snel op te schalen en maximaal gebruik te maken van de gevechtspauzes en andere maatregelen.
De berichten 'Joodse studenten voelen zich onveilig en buitengesloten op UvA en VU: "De universiteit adviseerde me niet meer te komen"' en 'Antisemitisme drijft leerlingen naar Joodse scholen: "Kinderen bedekken hun keppeltje met een pet"' |
|
Don Ceder (CU), Mirjam Bikker (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC), Mariëlle Paul (VVD) |
|
|
|
|
Hoe luidt uw reactie op de berichten «Joodse studenten voelen zich onveilig en buitengesloten op UvA en VU: «De universiteit adviseerde me niet meer te komen»» en «Antisemitisme drijft leerlingen naar Joodse scholen: «Kinderen bedekken hun keppeltje met een pet»»?1, 2
Onderwijsinstellingen moeten voor alle leerlingen en studenten een veilige plek bieden. Ik vind het dan ook verschrikkelijk om te horen dat er leerlingen en studenten zijn die zich niet veilig voelen. Vanuit mijn ministerie zijn verschillende gesprekken gevoerd met betrokkenen. De verhalen uit deze gesprekken, en ook de verhalen uit het artikel, grijpen mij aan. Dit geldt ook voor de onderwijsinstellingen. Zij werken dagelijks aan de veiligheid van hun leerlingen en studenten.
Herkent u de genoemde berichten uit het funderend onderwijs? Zo ja, meent u dat de maatregelen uit de Strategie Bestrijding Antisemitisme voldoende zijn en welke extra stappen bent u bereid te nemen?
De Inspectie van het Onderwijs ontvangt beperkt signalen van antisemitische incidenten in het funderend onderwijs. Wanneer dergelijke signalen binnenkomen, beoordeelt de inspectie de situatie en onderneemt zij actie.
Uit een recente peiling naar ondersteuningsbehoeften van docenten bij het lesgeven over de Holocaust3 blijkt dat, wanneer het gaat over beladen actuele thema’s zoals het conflict tussen Israël en Gaza, docenten aangeven meer behoefte te hebben aan ondersteuning. Hiervoor zijn onder andere middelen beschikbaar via de subsidieregeling Schurende Gesprekken en via de amendementen-Ceder.4 In het najaar van 2025 ontvangt uw Kamer een voortgangsrapportage van het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie. Hierbij zal ook worden ingegaan op mogelijke vervolgacties naar aanleiding van de uitkomsten van de peiling. Wij houden scherp in de gaten of verdere actie nodig is, en staan open voor aanvullende stappen als daar aanleiding toe is.
Heeft u in beeld in hoeverre de handreiking «omgaan met antisemitische incidenten» wordt opgevolgd en bent u bereid dat in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
Mijn ministerie wijst scholen actief op de handreiking en hun zorgplicht ten aanzien van sociale veiligheid. Het is echter wel de verantwoordelijkheid van scholen om te zorgen voor een veilig schoolklimaat, en zij staan vrij in het gebruik van instrumenten zoals de handreiking «Omgaan met antisemitische incidenten». Het Ministerie van OCW monitort het gebruik van de handreiking daarom niet en is ook niet voornemens dit afzonderlijk in kaart te brengen.
Daarnaast zal het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs, dat naar verwachting op 1 augustus 2026 in werking treedt, de zorg voor sociale veiligheid op school versterken. Onder meer via een verplichte incidentenregistratie en evaluatie van het veiligheidsbeleid. Ook worden scholen verplicht een interne en externe vertrouwenspersoon aan te wijzen waar leerlingen, ouders en personeel terecht kunnen als zij onveiligheid ervaren.
Herkent u de genoemde berichten uit het hoger onderwijs? Zo ja, meent u dat de maatregelen uit de Strategie Bestrijding Antisemitisme voldoende zijn? Zo ja, welk effect ziet u dan? Zo nee, welke extra stappen bent u bereid te nemen en spreekt u hierover met Joodse studenten en medewerkers?
Uit gesprekken die vanuit mijn ministerie gevoerd worden met Joodse studenten en medewerkers blijkt dat een deel van hen zich niet (altijd) veilig voelt op de onderwijsinstelling. Deze verhalen raken mij. Ook de betrokken instellingen geven aan de verhalen te herkennen en te werken aan een veilige werk- en leeromgeving voor alle studenten en medewerkers. Dit lichten zij toe in een brief die is bijgevoegd bij een Kamerbrief over veiligheid op hogescholen en universiteiten, die op 3 juli jl. aan uw Kamer is verzonden.5 Zo hebben zij huisregels en gedragscodes opgesteld, waarin zij duidelijk maken welk gedrag onacceptabel is en welke consequenties er aan dergelijk gedrag zijn verbonden. Ook zijn op alle instellingen meld- en klachtvoorzieningen beschikbaar voor studenten en medewerkers, waarvan de professionals achter deze voorzieningen periodiek worden bijgeschoold over relevante onderwerpen, waaronder antisemitisme.
Daarnaast lopen er momenteel vanuit de nationale Strategie Bestrijding Antisemitisme verschillende acties vanuit mijn ministerie in het kader van antisemitismebestrijding. Zo wordt er gewerkt aan handreikingen voor vertrouwenspersonen, docenten en leidinggevenden over het herkennen van en omgaan met antisemitisme. De eerste handreiking voor vertrouwenspersonen
verschijnt zeer binnenkort. Ook wordt in het onderzoek naar klacht- en meldvoorzieningen in het hoger onderwijs tevens gekeken naar de omgang met klachten over en meldingen van antisemitisme. Dit onderzoek ontvangt uw Kamer dit najaar, vergezeld van een beleidsreactie.
Op 5 juli jl. is een brief naar uw Kamer gestuurd over de voortgang van de Strategie Bestrijding Antisemitisme.6 Aangezien de maatregelen uit de nationale Strategie Bestrijding Antisemitisme nog in uitvoering zijn is het te vroeg om uitspraken te doen over de effectiviteit ervan. De Taskforce Antisemitismebestrijding werkt momenteel aan gerichte voorstellen voor maatregelen ten behoeve van de veiligheid van Joden, in het bijzonder de veiligheid van Joodse studenten en medewerkers op hogescholen en universiteiten. De Taskforce komt begin 2026 met een advies. Als er extra maatregelen nodig zijn om de veiligheid van Joodse studenten en medewerkers te borgen, ben ik uiteraard bereid die te nemen.
Deelt u de constatering dat we nu zien dat de (sociale) veiligheid van studenten en medewerkers nu vaak lijdt onder het mom van academische vrijheid? Zo ja, hoe wilt u beide op universiteiten bewaken?
Ik vind het belangrijk dat de term «academische vrijheid» niet gebruikt wordt als mantel om onacceptabel gedrag te vergoelijken. Universiteiten en hogescholen bieden een uitzonderlijke plek voor debat en dialoog over verschillende levensovertuigingen, meningen, culturen en wereldbeelden die passen bij de academische omgeving. Die ruimte wordt nadrukkelijk begrenst door de wettelijke kaders en academische waarden. Het mag nooit leiden tot onveiligheid. Dit geldt ook voor demonstraties en protestacties.
De colleges van bestuur van universiteiten en hogescholen spannen zich dagelijks in om hun verantwoordelijkheid voor de organisatie en continuïteit van het primaire proces in een veilige leer- en werkomgeving waar te maken. In de praktijk komen zij hierbij voor lastige dilemma’s te staan wanneer het evenwicht moet worden gevonden tussen het demonstratierecht, de academische vrijheid7 en de continuïteit van onderwijs en onderzoek in een veilige leer- en werkomgeving. In de eerdergenoemde Kamerbrief over veiligheid op universiteiten en hogescholen en de daarbij bijgevoegde brief van de koepels wordt aangegeven op welke wijze OCW en de instellingen zich inzetten om de veiligheid op de instellingen te (blijven) borgen.8 Door het stellen van heldere regels, waaronder de gezamenlijke «Richtlijn protesten»9, en deze te handhaven, de inzet van onder andere risicogericht toegangsbeleid, en inzet op verbetering van de informatiedeling tussen instellingen en lokale driehoek, zie ik dat de weerbaarheid van instellingen tegen verstoringen het afgelopen jaar is verhoogd.
Ziet u dat juist (de toegankelijkheid van) het onderwijs, waarbij kritisch denken centraal staat, onder druk komt te staan en hoe wilt u de toegankelijkheid beter borgen?
Toegankelijkheid betekent dat iedereen die hiertoe gekwalificeerd is, de kans moet hebben om een hogeschool of universiteit met succes te betreden en te doorlopen zonder dat er sprake is van formele of informele factoren die dat belemmeren. Als studenten zich niet thuis of veilig voelen op een opleiding, dan kan dit de informele toegankelijkheid onder druk zetten. Sociale veiligheid is een belangrijke randvoorwaarde om dit te voorkomen. Daarom werk ik aan een wettelijke zorgplicht voor instellingen om deze sociale veiligheid te waarborgen. Daarnaast vind ik het belangrijk om te noemen dat het onderwijs bij uitstek een plek moet zijn waar diverse perspectieven aan bod moeten kunnen komen. Ik verwacht van instellingen dat zij hier ruimte aan geven in een setting die veilig voelt voor iedereen en hierover blijvend het gesprek voeren met studenten. Ik zie dat instellingen zich hiervoor inzetten.
Wat vindt u ervan dat de hogescholen en universiteiten de ervaren veiligheid van Joodse studenten en medewerkers niet expliciet willen meenemen en zijn Joodse studenten en medewerkers het met dit standpunt eens?
Uit de gesprekken die gevoerd zijn vanuit mijn ministerie met de instellingen blijkt dat zij de ervaren sociale veiligheid van Joodse studenten en medewerkers uiterst serieus nemen en stappen zetten om deze zoveel mogelijk te borgen. In de eerdergenoemde brief van de koepelorganisaties wordt uiteengezet welke acties de instellingen hiertoe ondernemen.10
De instellingen geven wel aan dat zij de ervaren veiligheid van Joodse studenten en medewerkers niet afzonderlijk monitoren. Instellingen registreren religie wegens privacy redenen niet. Bovendien geven de koepels aan dat het navragen van de afkomst/religie een afschrikwekkende en polariserende werking kan hebben. Ik begrijp de bezwaren en gevoeligheden rond het registreren van religie en antisemitisme. Tegelijkertijd vind ik het van belang dat instellingen goed zicht hebben op wat er speelt op het vlak van sociale veiligheid, discriminatie en racisme, zodat beleid op dit vlak verbeterd kan worden. Ik neem dit daarom mee in de uitwerking van een wettelijke zorgplicht veiligheid. Ik ga hierbij na of het mogelijk en wenselijk is om een registratieplicht voor bepaalde incidenten en hun aard, bijvoorbeeld antisemitisme, toe te voegen.
Ook zal ik in gesprekken met de Joodse studenten en medewerkers nagaan hoe zij aankijken tegen de bezwaren en gevoeligheden rond het registreren van antisemitisme enerzijds, en het belang van de registratie anderzijds. Ik heb er daarnaast vertrouwen in dat de instellingen zich hard maken voor het borgen van de veiligheid en in gesprek blijven met studenten en medewerkers binnen hun instelling over hoe zij dit zo goed mogelijk kunnen doen.
Acht u het van belang om bij specifieke groepen studenten de ervaren veiligheid te monitoren, zoals dat bijvoorbeeld ook gebeurt bij de landelijke veiligheidsmonitor po/vo waarbij het gevoel van veiligheid bij lhbti-leerlingen en personeel wordt meegenomen en vindt u deze methodiek werken?
In de Landelijke Veiligheidsmonitor (hierna: LVM) wordt, daar waar methodologisch mogelijk, inzicht gegeven in de veiligheid van specifieke doelgroepen. In lijn met de toezegging van de Staatssecretaris verkent OCW op dit moment welke kwetsbare doelgroep(en) we specifiek in het oog zouden moeten hebben bij de toekomstige LVM.11 Daarbij wordt ook gekeken naar de haalbaarheid om deze specifieke groepen zichtbaar te maken in de monitor, gegeven de grootte van de doelgroep(en) en dus het verwachte aantal leerlingen op een school dat tot die doelgroep(en) behoort. Dat brengt mogelijk methodologische beperkingen met zich mee, want het kan betekenen dat gegevens herleidbaar zijn naar individuele leerlingen. Dat vergt dus een zorgvuldige afweging van onder meer het belang van een LVM, de methodologische vereisten en de rechten van de betrokken leerlingen. De uitkomsten van deze tweede verkenning worden verwerkt in de LVM vanaf 2027.
In het hbo en wo hebben de instellingen in het Bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap 2022 toegezegd een monitor van ervaren sociale veiligheid te ontwikkelen.12 Een eerste analyse, inclusief verkenning naar mogelijkheden voor structurele monitoring, is voor de zomer met mijn ambtsvoorganger gedeeld. Ik ga in gesprek met de koepelorganisaties VH en UNL om verdere opvolging hiervan te bespreken. Hoewel ik van mening ben dat het belangrijk is dat de monitor er op korte termijn komt, is het ook belangrijk dat zorgvuldig wordt gekeken naar de invulling van de monitor, ook in relatie tot de begrenzingen die er zijn vanuit privacywetgeving.
Welke oplossingsrichtingen worden aangedragen door Joodse (onderwijs)organisaties, ouders en studenten voor de sociale veiligheid in het funderend onderwijs en hoger onderwijs en op welke manier wordt er opvolging gegeven aan deze adviezen?
Joodse (onderwijs)organisaties, ouders en studenten benadrukken in gesprekken met hen het belang van een veilige en inclusieve leeromgeving waarin antisemitisme actief wordt bestreden en begrip voor Joods leven en cultuur wordt vergroot. Ze geven aan dat de recente onrust rond het conflict in Israël en de Palestijnse gebieden een directe invloed heeft op het veiligheidsgevoel van Joodse leerlingen en studenten. Hun inbreng wordt meegenomen in de beleidsvorming.
In het funderend onderwijs worden naast het algemene veiligheidsbeleid verschillende gerichte beleidsmaatregelen ingezet, waaronder: het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie, dat zich richt op het vergroten van kennis en bewustwording over de Holocaust; de Nationale Strategie Antisemitismebestrijding 2024–2030, die voorziet in structurele financiering en ondersteuning van docenten, en projecten stimuleert die kennismaking met het Joodse leven bevorderen en de Amendementen Ceder c.s., waarmee extra middelen beschikbaar worden gesteld voor de professionalisering van docenten, gericht op het beter omgaan met maatschappelijk gevoelige thema’s zoals antisemitisme.
In het hbo en wo worden verschillende acties ondernomen. In de eerdergenoemde Kamerbrief over de veiligheid op universiteiten en hogescholen, wordt ingegaan op alle lopende initiatieven om de (sociale) veiligheid van Joodse studenten en medewerkers in het hoger onderwijs te verbeteren.13 Mijn ministerie betrekt Joodse studenten en medewerkers bij de ontwikkeling van diverse maatregelen, bijvoorbeeld bij de totstandkoming van de eerder genoemde handreikingen. Verder neemt de Taskforce Antisemitismebestrijding ook het perspectief van Joodse studenten en medewerkers mee in de voorstellen die zij zullen doen. Als er extra maatregelen nodig zijn om de veiligheid van Joodse studenten en medewerkers te borgen, ben ik uiteraard bereid die te nemen.
Verwacht u dat een dienst Geestelijke Verzorging waarin verschillende denominaties zijn vertegenwoordigd zou kunnen bijdragen aan het mentale welzijn en sociale veiligheid van studenten, juist als het gaat om identiteitsgerelateerde problematiek, zoals antisemitisme, discriminatie en polarisatie? Zo ja, bent u bereid om in overleg met (studenten)organisaties hier een pilot voor uit te werken?
De verantwoordelijkheid voor een sociaal veilige leer- en werkomgeving ligt bij de onderwijsinstellingen zelf, waarbij wij hen op verschillende manieren faciliteren en ondersteunen zoals via het programma sociale veiligheid in hoger onderwijs en wetenschap. Ik zie dat de instellingen deze verantwoordelijkheid ook nemen.
Ziet u trends in de aantallen Joodse studenten aan hoger onderwijsinstellingen, acht u het aannemelijk dat Joodse studenten meer in het buitenland gaan studeren en minder aan Nederlandse universiteiten en hogescholen en heeft u in beeld of dit aantal is toe- of afgenomen?
Instellingen registreren de religie van hun studenten niet. Ik beschik dan ook niet over deze gegevens en kan geen beeld voor u schetsen. Uit gesprekken met de instellingen en de Joodse gemeenschap heeft mijn ministerie dergelijke signalen tot nu toe niet ontvangen.
Deelt u de mening dat Joodse kinderen, jongeren en studenten vrij naar school of studie moeten kunnen gaan in heel Nederland? Zo ja, wanneer bent u volgend jaar tevreden en wat is daar nog voor nodig?
Ja, die mening deel ik. Alle leerlingen en studenten, ongeacht hun religie, afkomst of andere persoonskenmerken, vrij en veilig onderwijs kunnen volgen. Daarbij is het helaas zo dat 100% veiligheid niet bestaat. Er zullen altijd veiligheidsrisico’s blijven bestaan. Het gaat erom dat we doen wat in ons vermogen ligt om de veilige leer- en werkomgeving voor alle leerlingen, studenten en medewerkers op de onderwijsinstellingen zo goed mogelijk te borgen. Hier werken de instellingen en OCW blijvend aan. In de beantwoording op de voorgaande vragen ben ik hierop ingegaan.
De zaak Salimzade/staat |
|
Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het dossier van deze Iraanse tweelingmeisjes en hun tante cq de referente in de zaak Salimzade/staat?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de rechtbank tot drie maal toe de beslissingen van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) heeft vernietigd, en vervolgens zelf in de zaak heeft voorzien, onder verwijzing naar (met name) het bestaan van de artikel 8 EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens)-situatie tussen tante en de kinderen?
Kunt u uitleggen waarom het redelijk en kennelijk acceptabel is om na (letterlijk) ruim vijf jaar binnen een enkele aanvraagprocedure, met daarbinnen drie beroepsprocedures en diverse zeer ruime termijnoverschrijdingen, dan alsnog hoger beroep in te stellen waardoor de zaak voor de kinderen nóg langer blijft liggen?
Kunt u duiden hoe en op welke wijze met het standpunt dat het gezin zich dan toch maar moet verplaatsen naar Turkije, invulling wordt gegeven aan de bescherming van de rechten die het Nederlandse kind heeft (=kind van oom en tante), tevens binnen de kaders van het Verdrag Inzake de Rechten van het Kind (IVRK)? Hoe wordt hiermee Europese jurisprudentie gevolgd, die aangeeft dat in eerste instantie in dit soort zaken altijd naar het belang van het kind gekeken moet worden?
Kunt u duiden welk precedent gecreëerd zou worden – zoals expliciet wordt gesteld in het door de IND ingediende hoger beroepschrift – wanneer gevolg wordt gegeven aan de opdracht van de rechtbank en aan de kinderen alsnog de gevraagde machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) wordt verleend? Hoeveel identieke Iraanse zaken van meisjes-tweelingen zijn op dit moment aan de orde, waarin ook de ouders overleden of niet beschikbaar zijn en waarin een Nederlands familielid het gezag opgelegd heeft gekregen?
Bent u bekend met het laatste besluit op bezwaar waarin is gesteld dat de aanwezigheid van de kinderen een financiële aanslag zou vormen op de Nederlandse samenleving, omdat de kinderen dan ook naar school zouden gaan en dus het schoolsysteem belasten? Bent u het er mee eens dat als een dergelijk standpunt zou worden ingenomen, hetgeen de rechtbank overigens onacceptabel vond, daarin ook de voor de kinderen positieve financiële aspecten zouden moeten meetellen? Het feit dat zij over twee jaar al kunnen werken in de weekenden en zo ook hun bijdrage leveren aan de maatschappij en bovendien belasting afdragen enzovoorts? Hoe is in dat standpunt verdisconteerd dat zij in Nederland hun scholing zouden afmaken en zouden gaan werken en belasting betalen? Bent u het ermee eens dat dit argument van de IND, kortom, nogal misplaatst is geweest?
Kunt u duiden en uitleggen wat er nu exact van deze familie wordt verwacht, aangezien duidelijk is dat ze niet naar Iran kunnen (hetgeen niet ter discussie staat), en de facto ook niet naar Turkije vanwege eerder genoemde problemen en Nederland hen tot nu toe niet accepteert, hoewel referente een Nederlandse burger is (met een Nederlandse man en een Nederlands kind), aan wie destijds het gezag is verleend vanuit Iran over de kinderen? Hoe ziet de Minister het feitelijk voor zich dat deze problematiek aan de zijde van de kinderen en referente wordt opgelost?
Het bericht 'Het uitbesteden van schuldhulpverlening kan burgers juist chaos opleveren: ‘Na anderhalf jaar was geen enkele schuld afgelost’' |
|
Don Ceder (CU) |
|
Jurgen Nobel (VVD) |
|
|
|
|
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Het uitbesteden van schuldhulpverlening kan burgers juist chaos opleveren: «Na anderhalf jaar was geen enkele schuld afgelost»»?1
Mensen met schulden moeten kunnen rekenen op kwalitatief goede en professionele schuldhulpverlening, ongeacht of dit wordt uitgevoerd door de gemeente of door een door de gemeente gecontracteerde partij. De verantwoordelijkheid voor het bieden van schuldhulpverlening ligt bij gemeenten, maar gemeenten hebben ook de mogelijkheid om de bijbehorende taken (deels) te beleggen bij een externe organisatie. In 70% van de gemeenten wordt een deel van de dienstverlening uitbesteed.2 Het is dan aan de gemeente om afspraken over het borgen van de kwaliteit te maken en om op de uitvoering toe te zien. Als uit signalen van inwoners zelf of andere partijen blijkt dat de externe uitvoerder zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, is het aan de gemeente om daarop in te grijpen. Het is goed om aan te geven dat er, ongeacht wie de schuldhulpverlening uitvoert, redenen kunnen zijn dat leefgeld (bijvoorbeeld bij beslag op inkomen) onverhoopt later dan gepland wordt uitbetaald. Uiteraard is het dan extra belangrijk om de inwoner daar goed over te informeren, zodat hij/zij daarvan op de hoogte is en in samenwerking met de schuldhulpverlener kan zoeken naar oplossingen.
Hoe beoordeelt u de conclusie in het artikel dat wanneer gemeenten schuldhulpverlening uitbesteden aan externe bedrijven de hulp sneller stagneert waardoor mensen in nog meer chaos terechtkomen?
Ik onderschrijf de conclusie uit het artikel niet dat schuldhulpverlening sneller stagneert wanneer dit door externe partijen wordt uitgevoerd. Het is mij bekend dat schuldhulpverlening soms stagneert, maar dit is niet toe te schrijven aan het al dan niet uitbesteden van de werkzaamheden op het gebied van schuldhulpverlening. Zoals benoemd bij het antwoord op vraag 1 besteedt een grote groep gemeenten (een deel van) de schuldhulpverlening uit. Het is dan van belang dat er tussen de gemeente en de externe partij goede onderlinge afspraken worden gemaakt over de dienstverlening en overdrachtsmomenten. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om de kwaliteit van schuldhulpverlening te borgen, ongeacht of taken (gedeeltelijk) worden uitbesteed aan externe partijen.
Deelt u de zorg dat deze uitbesteding van schuldhulpverlening rechtsongelijkheid in de hand werkt, omdat blijkt dat de mate van hulp afhankelijk is van hoe de gemeente schuldhulp geregeld heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen bent u bereid te zetten om deze rechtsongelijkheid te verhelpen?
De dienstverlening rondom schuldhulpverlening is in Nederland decentraal geregeld. Dit betekent dat gemeenten zelf mogen bepalen hoe zij het beleid en de uitvoering van schuldhulpverlening inrichten, zolang voldaan wordt aan de eisen van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De Wgs biedt gemeenten ook de mogelijkheid om (een deel van) de uitvoering te beleggen bij een externe partij.3 De verschillen in hoe gemeenten schuldhulpverlening organiseren zijn niet alleen een gevolg van of de werkzaamheden zijn uitbesteed aan een derde partij, maar meer een logisch gevolg van het decentrale karakter van de Wgs.
Ik zie inderdaad dat de uitvoering van schuldhulpverlening niet in iedere gemeente gelijk is. Dit is niet per definitie verkeerd. Wel vind ik dat mensen met schulden moeten kunnen rekenen op een bepaalde basis aan gelijke dienstverlening op het gebied van schuldhulpverlening. Samen met de VNG, NVVK en Divosa heeft SZW hierover in maart 2024 bestuurlijke afspraken gemaakt. Deze zijn nader uitgewerkt in de basisdienstverlening.4 De samenwerkingspartijen en gemeenten werken de komende tijd verder aan de implementatie van de basisdienstverlening en de ontwikkeling van de elementen op langere termijn.5 Indien de schuldhulpverlening (gedeeltelijk) wordt uitbesteed, is het van belang dat gemeenten met de externe partij afspraken maken over de geboden schuldhulpverlening, ook over de onderdelen van de basisdienstverlening.
Hoe beoordeelt u de ontwikkeling rondom ongelijkheid tussen gemeenten en de ontoegankelijkheid van schuldhulpverlening die de Nationale ombudsman in dit artikel, maar ook al in eerdere onderzoeken aankaart?2 Welke kansen ziet u om bij te dragen aan gelijkheid tussen gemeenten en toegankelijkheid tot schuldhulpverlening?
Het is mij bekend dat er verschillen tussen gemeenten bestaan in de uitvoering van de schuldhulpverlening. Dit blijkt inderdaad uit onderzoeken van de Nationale ombudsman, maar ook uit onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie.7 De uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is gedecentraliseerd. Dit betekent dat gemeenten de vrijheid hebben om binnen de kaders van de wet uitvoering te geven aan de schuldhulpverlening. Dat er verschillen ontstaan is daarmee niet per definitie verkeerd. Wel vind ik het van belang om ongelijkheid in de uitvoering van schuldhulpverlening tussen gemeenten waar mogelijk te beperken.
Zoals aangegeven in de beantwoording van de derde vraag zie ik in de basisdienstverlening voldoende handvatten om de gelijkheid tussen gemeenten en de toegankelijkheid van schuldhulpverlening te verbeteren.
Bent u van mening dat het van belang is om inzicht te hebben in in hoeveel en in welke gemeenten schuldhulpverlening uitbesteed wordt aan externe bedrijven en welke gevolgen dit heeft voor de mensen onder bewindvoering in desbetreffende gemeenten? Zo niet, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u tot een vergelijkend onderzoek waarin de beleving van mensen onder bewindvoering in gemeenten waar schuldhulpverlening niet wordt uitbesteed wordt vergeleken met de beleving in gemeenten waar dit wel wordt uitbesteed?
Het onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie naar de doeltreffendheid van de gemeentelijke schuldhulpverlening heeft informatie opgeleverd over hoeveel gemeenten de schuldhulpverlening (gedeeltelijk) hebben uitbesteed.8 Hieruit bleek dat 70% van de gemeenten (een deel van) de schuldhulpverlening heeft uitbesteed aan een externe partij, zoals een private partij, een andere gemeente of een gemeenschappelijke regeling. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid houdt geen gegevens bij per gemeente van hoe de schuldhulpverlening is ingericht, omdat gemeenten binnen de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de mogelijkheid hebben om (delen van) de uitvoering te mandateren aan andere organisaties.9
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2 onderschrijf ik de conclusie uit het artikel niet. Ik zie geen aanleiding voor een vergelijkend onderzoek, omdat ik geen signalen ontvang dat schuldhulpverlening sneller zou stagneren wanneer dit door een externe partij wordt uitgevoerd.
In welke mate bent u op de hoogte van de problematiek die bestaat rondom externe bedrijven die schuldhulpverlening op zich nemen voor gemeenten zoals het bedrijf Verder? Welke mogelijkheden ziet u om op te treden tegen de malafide praktijken binnen deze branche?
Zoals te lezen in de beantwoording van de tweede vraag, onderschrijf ik de conclusie van het artikel niet dat er bij de hulpverlening door externe bedrijven grotere problematiek speelt dan wanneer de hulpverlening volledig door de gemeente zelf wordt uitgevoerd. Indien er wel sprake is van klachten of malafide praktijken bij externe bedrijven is het van belang om daarvan melding te maken bij de uitvoerder zelf en bij de gemeente in kwestie. Bovendien is het via de Wet op het consumentenkrediet mogelijk om op te treden tegen malafide aanbieders van schuldbemiddeling.10 Dit zijn aanbieders die ongeoorloofd schuldbemiddeling aanbieden aan mensen met (problematische) schulden. Bij (vermoedens van) malafide praktijken kan melding worden gemaakt bij het Bureau Economische Handhaving, al dan niet via de gemeente.
Hoe luidt uw reactie op de stelling dat gemeenten kiezen om de schuldhulpverlening uit te besteden omdat het te duur is om zelf de schuldhulpverlening te organiseren? Erkent u dat de problematiek verbonden is met de afnemende budgetten van gemeenten en de toenemende taken? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om gemeenten tegemoet te komen en te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat het voor sommige gemeenten beter en goedkoper is om (een deel van) de schuldhulpverlening uit te besteden, zeker voor kleinere gemeenten waar het lastiger kan zijn om voldoende expertise over de uitvoering op te bouwen, omdat er simpelweg minder casussen zijn. Ik vind dit niet per definitie een slechte of zorgelijke ontwikkeling, omdat gemeenten ook met externe uitvoerders afspraken kunnen maken over de kwaliteit en de uitvoering van de schuldhulpverlening en daarop toezien. De budgetten die gemeenten ontvangen voor de uitvoering van schuldhulpverlening zijn de afgelopen jaren niet afgenomen. In de meicirculaire van het Gemeentefonds voor 2024 is bovendien structureel 40 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld aan gemeenten voor de dienstverlening op het gebied van armoede en schulden.11 Ik zie daarom voor nu geen reden om de budgetten voor de schuldhulpverlening verder op te hogen.
De veiligheidssituatie van christenen in Syrië |
|
Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe luidt uw reactie op de artikelen «Syrische christenen voelen zich vergeten in discussie over terugkeer. «Nog steeds onveilig»1 en «Christenen willen opnieuw vluchten uit Syrië. «Varkensvreters! Jullie komen ook aan de beurt!»2?
De zorgen ten aanzien van geweld rondom gemeenschappen in Syrië, die genoemd worden in deze artikelen, deel ik.
Hoe beoordeelt u de huidige veiligheidssituatie voor religieuze en etnische minderheden, zoals christenen in Syrië? Deelt u de constatering dat de Syrische overgangsregering in de maanden dat ze aan de macht is nog amper grip heeft gekregen op de situatie?
De Nederlandse Syrië-gezant staat in contact met vertegenwoordigers van christenen in Syrië. Onder veel christenen en andere gemeenschappen bestaat begrijpelijke zorg en onzekerheid over de toekomst. De Syrische overgangsregering wordt geconfronteerd met vele uitdagingen, ook op het gebied van veiligheid en stabiliteit. De uitspraken en handelingen van de overgangsregering geven aan dat men inzet op een inclusieve koers en bescherming van alle gemeenschappen in Syrië. In alle diplomatieke contacten met de Syrische overgangsregering benadrukt Nederland het belang hiervan ook consequent. Zo heb ik dit op 14 juli in Brussel wederom overgebracht aan de Syrische Minister van Buitenlandse Zaken.
Op 11 juni jl. heeft de Minister van Asiel en Migratie de Kamer geïnformeerd over zijn beoordeling van de veiligheidssituatie in Syrië en de gevolgen daarvan voor het landgebonden asielbeleid. De verdere ontwikkelingen in Syrië worden nauwlettend gevolgd. De IND houdt rekening met ontwikkelingen in de situatie en betrekt deze bij de beoordeling van Syrische asielaanvragen. Begin 2026 wordt een nieuw ambtsbericht verwacht.
In hoeverre staat u nog achter uw uitspraak: «Er kunnen meer Syriërs terug»?3 Beseft u dat een dergelijke uitspraak veel onrust heeft veroorzaakt bij bedreigde minderheden? Wordt er bij het terugkeerbeleid onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen?
Uit de beschikbare informatie maakt het kabinet een redelijke verbetering op ten aanzien van de algemene situatie voor veel Syriërs. De primaire bron van onveiligheid die beleidsmatig voor Syriërs werd aangenomen, stoelde op het regime van Assad en is met de val van dat regime op 8 december 2024 komen te vervallen. De vrees van Syriërs wordt zorgvuldig, op individuele basis, beoordeeld in de asielprocedure. In het terugkeerbeleid wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen. Of aannemelijk is dat de vreemdeling te vrezen heeft bij terugkeer, wordt immers beoordeeld in de asielprocedure. Terugkeer is alleen aan de orde indien een vreemdeling geen gegronde vrees voor vervolging heeft.
Bent u bereid om voor meer minderheden, zoals christenen, een risicoprofiel aan te wijzen, zoals voor LHBTIQ+ en alawieten?4 Zo nee, waarom niet?
Uit het ambtsbericht is voor het kabinet niet gebleken dat de christelijke gemeenschap als groep in algemene zin een bepaalde mate van risico loopt in Syrië. Wel werd een goede relatie tussen de Syrische overgangsregering en de christelijke gemeenschap geconstateerd. Gedurende de verslagperiode waren kerken geopend en konden de christelijke feestdagen worden gevierd.
Dat wil niet zeggen dat de aanslag – die de aanleiding vormt voor de geuite zorgen in de door u geciteerde berichten – niet verontrustend en bijzonder droevig is. Bij het aanwijzen van een risicoprofiel in het landgebonden asielbeleid, gaat het echter onder andere om de vraag of het een meer structurele en minder incidentele wijze betreft waarop een groep in de negatieve aandacht staat van actoren tegen wie geen bescherming door de eigen autoriteiten kan worden geboden.
Het ambtsbericht geeft geen aanleiding om voor christenen tot die conclusie over te gaan. De recente aanslag biedt op zich zelf geen aanleiding om tot een ander standpunt te komen. Een aanvraag van een Syrische christen zal echter altijd individueel beoordeeld worden aan de hand van de merites van de zaak, afgezet tegen de situatie in het herkomstgebied. Het is daarom niet zo dat Syrische christenen überhaupt niet in aanmerking kunnen komen voor internationale bescherming.
Op welke wijze ondersteunt het kabinet de Syrische regering in het beschermen van religieuze en etnische minderheden? Op welke manier is Nederland betrokken bij de strijd tegen IS in Syrië? Bent u bereid deze ondersteuning te vergroten? Zo nee, waarom niet?
In het contact met de Syrische overgangsregering heb ik consequent opgeroepen tot bescherming van alle bevolkingsgroepen en dit blijf ik ook doen. Binnen de EU blijf ik daarbij pleiten voor sancties tegen individuen die verantwoordelijk zijn voor sektarisch geweld en mensenrechtenschendingen. De EU heeft – mede op initiatief van Nederland – al gerichte sancties ingesteld tegen personen en entiteiten die hier verantwoordelijk voor zijn geweest. Ook heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken afgelopen juni extra financiering toegekend aan instellingen die onderzoek doen naar mensenrechtenschendingen. Het gaat hier om EUR 500.000 extra voor de VN-bewijzenbank IIIM (bovenop de reeds lopende bijdrage van EUR 500.000) en EUR 500.000 voor het OHCHR veldkantoor in Damascus.
Nederland is op verschillende manieren betrokken bij de strijd tegen IS. Zo is Nederland nog altijd actief lid van de anti-ISIS-Coalitie (AIC) waarin internationale inspanningen, ook in relatie tot Syrië, worden besproken. Nederland is tevens covoorzitter van de (nieuwe) werkgroep Terrorist Travel, die onder de AIC valt. Deze werkgroep zal zich richten op het actief delen van gegevens die nodig zijn om te voorkomen dat terroristen richting Europa of Nederland reizen.
Nederland geeft daarnaast financiële steun ten behoeve van stabiliteit van de kampen en detentiecentra in Noordoost-Syrië waar ook voormalige IS-strijders vastzitten. Zo is juni jl. circa EUR 11 miljoen vrijgemaakt om bij te dragen aan terugkeer, rehabilitatie en re-integratie van Irakezen uit Noordoost-Syrië, om de druk op de kampen te verminderen. Dit doet Nederland samen met VN-organisaties en in goede samenwerking met Irak. Nederland draagt verder bij aan psychosociale hulp in de kampen. Dit is essentieel voor een toekomstige succesvolle re-integratie en het voorkomen van (her-)radicalisering.
We blijven doorlopend in gesprek met (inter)nationale partners inclusief EU(-lidstaten) over wat er (meer) nodig is om ervoor te zorgen dat IS in Syrië geen bedreiging vormt voor de zowel de Syrische, regionale, als mondiale, Europese en nationale veiligheid. Daarbij is het actief monitoren van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor onze nationale veiligheid, een belangrijke focus.
In hoeverre deelt u de mening dat het opschorten van sancties tegen Syrië prematuur is gezien de moorden op etnische en religieuze minderheden? Kunt u in dat licht reflecteren op de uitvoering van de motie-Ceder c.s.?5 Erkent u dat deze motie niet wordt uitgevoerd aangezien sancties worden opgeheven terwijl de veiligheid van minderheden niet is gegarandeerd? Welke consequenties verbindt u hieraan?
De recente sanctieverlichting is nodig voor economisch herstel en stabiliteit en komt de situatie van de gemeenschappen in Syrië daarom ook ten goede. Tegelijkertijd blijft het kabinet, zoals daarnet benoemd, zich hard maken voor het instellen van nieuwe, gerichte EU-sancties tegen geweldplegers, als daar aanleiding toe is.
Ziet u een verslechtering van de positie van minderheden in de samenleving? Hoe kijkt u bijvoorbeeld naar de wijzigingen in het schoolcurriculum over hoe christenen en joden worden afgebeeld? Deelt u de zorgen van de indiener hierover? Welke consequenties verbindt u aan dergelijke constateringen?
Voor het eerste deel van de vraag, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Op 7 juli jl. heeft het Syrische Ministerie van Onderwijs aangekondigd dat het schoolcurriculum nog ongewijzigd blijft tot speciale comités zijn gevormd die het curriculum gaan evalueren. Vooralsnog heeft het kabinet zodoende niet kunnen bevestigen dat er aanpassingen zijn doorgevoerd in het Syrische schoolcurriculum waarin religieuze gemeenschappen kwetsend of stigmatiserend zouden worden neergezet.
De brief van omstreden VN-rapporteur Albanese aan Christenen voor Israël (CvI) |
|
Don Ceder (CU), Chris Stoffer (SGP), Joost Eerdmans (EénNL), Diederik van Dijk (SGP), Eric van der Burg (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten «Omstreden VN-rapporteur in dreigende brief: CvI waarschijnlijk betrokken bij oorlogsmisdaden»1 en «VN-rapporteur Francesca Albanese valt Christenen voor Israël aan: Dit kan leiden tot meer agressie»2?
Ik ben bekend met de berichtgeving. De brief zelf is niet openbaar gemaakt. Het rapport3 van Speciaal Rapporteur Albanese, gepubliceerd op 30 juni 2025, heeft een korte paragraaf over faith-based organisations, die (extremistische) kolonisten in bezette gebieden financieel zouden steunen, waarbij ook de organisatie Christenen voor Israël wordt genoemd. Ik verwijs u tevens naar antwoorden op eerder gestelde Kamervragen hierover van het lid Van Baarle (2025Z05935).4
Beschouwt u dit als binnen het mandaat van de Speciaal Rapporteur van de Verenigde Naties (VN), Albanese, of een overschrijding daarvan?
Communicatie met niet-statelijke actoren past binnen het mandaat van Speciaal Rapporteurs. Dit is vastgelegd in de «Manuals of Operations» of «handleiding», paragraaf 81 en 83.5
Bent u bereid de Speciaal Rapporteur hierop aan te spreken?
Zoals in het antwoord op vraag twee uiteengezet, past het versturen van brieven aan niet-statelijke actoren binnen het mandaat van Speciaal Rapporteurs. Dit betekent niet dat ik het eens ben met de inhoud van haar brieven.
Vindt u dit ook zorgelijk gelet op de aanhoudende ongeregeldheden van pro-Palestijnse demonstraties rond activiteiten van Christenen voor Israel (CvI), verstoringen van activiteiten, bekladding van het pand van CvI en vernielingen rondom hun activiteiten en sprekers?
Dergelijke vernielingen en intimidatie zijn verwerpelijk. In deze tijden van aanzienlijke maatschappelijke spanningen rondom de situatie het Midden-Oosten is respectvolle omgang van groot belang, ook als gezichtspunten verschillen. Alhoewel het Speciaal Rapporteur Albanese vrij staat om, indien goed onderbouwd en met ruimte voor hoor- en wederhoor, haar zorgen over activiteiten van bepaalde organisaties kenbaar te maken, dient ook zij zich bewust te zijn van risico’s op verdere polarisatie. Dat Nederland bepaalde uitlatingen van mevrouw Albanese afkeurt is bekend en dat is haar meerdere malen medegedeeld. Nederland steunde de herbenoeming van mevrouw Albanese niet.
Deelt u de mening van de indieners dat dit intimidatie van een maatschappelijke organisatie in de hand werkt?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening van de indieners dat een VN-rapporteur niet met «strafrechtelijke gevolgen» hoort te dreigen en dat dat ver buiten haar werkzaamheden dient te vallen?
Het staat Speciaal Rapporteurs vrij om eigen adviezen te geven of visies te presenteren. Tegelijkertijd mag van een Speciaal Rapporteur zorgvuldigheid worden verwacht, zoals ook is omschreven in de VN-gedragscode voor Speciaal Rapporteurs.6 Het is klip en klaar dat nationale overheden gaan over toepassing van nationaal strafrecht, en niet een Speciaal Rapporteur.
Wat houdt het «Advocacy ondernemen en publieksbekendheid vergroten» van het mandaat3 van de Speciaal Rapporteur van de VN in?
Zowel advocacy, oftewel het bepleiten van een bepaalde zaak, als het vergroten van publieksbekendheid van situaties waarover een Speciaal Rapporteur rapporteert, hoort bij hun taken8. Invulling hieraan wordt gegeven door gesprekken met overheden, maar evenzeer door interactie met het maatschappelijk middenveld, publieke optredens en het geven van verklaringen over zowel hun rapporten als hun bevindingen.
Is de voorgenoemde bevoegdheid nog verder uitgewerkt danwel begrensd voor de werkzaamheden van de Speciaal Rapporteur?
Werkzaamheden van de Speciaal Rapporteurs zijn vastgelegd in de hierboven genoemde Manual of Operations9, evenals in de resolutie waarin het mandaat van de betreffende Speciaal Rapporteur wordt afgesproken. Daarnaast worden Speciaal Rapporteurs geacht zich te houden aan de VN-gedragscode.10
Acht u het wenselijk dat de Speciaal Rapporteurs deze bevoegdheid hebben? Indien ja, acht u deze voldoende begrensd? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo niet, bent u het met de indieners eens dat dit beperkt dient te worden tot advocacy richting de overheid en niet het bedrijfsleven of maatschappelijk middenveld?
Het kabinet vindt de bevoegdheden van Speciaal Rapporteurs voldoende helder omschreven, conform ook het antwoord op vraag 8. Dat betekent dat interactie tussen Speciaal Rapporteurs breder kan zijn dan alleen met overheden. In het geval van bijvoorbeeld de Speciaal Rapporteur voor Mensenrechten in Iran of de Speciaal Rapporteur voor Rechten van Personen met een Handicap zou een beperking tot alleen overheden ook waardevolle interactie met het maatschappelijk middenveld en/of het bedrijfsleven uitsluiten. Bij gelegenheid zal Nederland mevrouw Albanese blijven aanspreken over de inhoud van haar rapporten en publieke uitlatingen.
Hoe is deze beschrijving van bevoegdheden van de Speciaal Rapporteurs van de Verenigde Naties geformuleerd en waar zou deze aangepast kunnen worden?
De aard van de werkzaamheden van de Speciaal Rapporteurs is vastgelegd in de resolutie die de werkzaamheden van de VN-Mensenrechtenraad en zijn instrumenten beschrijft (A/HRC/RES/5/2). Specifieke uitwerking is te vinden in de «Manual of Operations» of «handleiding» (zie antwoord op vraag twee) en in resoluties over het betreffende mandaat van de Speciaal Rapporteur. De handleiding is bedoeld als leidraad voor de mandaathouders en ter verduidelijking van hun werk. De handleiding beoogt mandaathouders te ondersteunen bij hun inspanningen om mensenrechten te bevorderen en te beschermen. Daarnaast is er de gedragscode waaraan de Speciaal Rapporteurs zich dienen te houden. De bevoegdheden van Speciaal Rapporteurs kunnen door de VN-lidstaten gezamenlijk aangepast worden. Dat zou gebeuren via een resolutie in de Mensenrechtenraad. Los van het feit dat er, naar alle waarschijnlijkheid, bij andere landen nauwelijks wens is om de huidige procedures aan te passen, zou een dergelijk proces ook risico’s behelzen die goed afgewogen moeten worden met het oog op de onafhankelijkheid van alle Rapporteurs.
Gaat u bezwaar maken tegen een eventueel rapport van de Speciaal Rapporteur waar ongefundeerde beweringen over Christenen voor Israël worden gedaan na onjuiste berichtgeving?
Zie ook het antwoord op vragen 2 en 3. Het rapport is inmiddels gepresenteerd onder agenda-item 7 van de 59ste zitting van de Mensenrechtenraad, die loopt van 16 juni tot 9 juli. Item 7 betreft het permanente agenda-item van de VN-Mensenrechtenraad dat is gewijd aan Israël en de Palestijnse Gebieden. Nederland is het niet eens met het bestaan van dit aparte agendaonderwerp en spreekt, uit algemene onvrede over dit agenda-item, net als verschillende EU-landen daarom niet onder item 7.
Is het gebruikelijk dat een Speciaal Rapporteur vertrouwelijk communiceert met externen buiten de VN die niet een bron voor hun rapportage zijn?
Dat is niet ongebruikelijk. Dit geeft de ontvangende partij de gelegenheid om in vertrouwelijkheid te reageren op de communicatie van de Speciaal Rapporteur, alvorens het rapport gepubliceerd wordt.
Het bericht ‘Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes blijken vooral papieren tijgers’ |
|
Don Ceder (CU), Claire Martens-America (VVD) |
|
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC) |
|
|
|
|
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes blijken vooral papieren tijgers»?1
Demonstraties moeten plaatsvinden binnen de grenzen van de wet, en op de campus ook binnen de huisregels en gedragscodes van de instelling. Ik verwacht van instellingen dat zij de naleving van hun huis- en gedragsregels bevorderen en ook handhaven, en wanneer dit niet lukt, maatregelen treffen. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen hangt af van de aard en ernst situatie en is ter beoordeling aan de instelling, ook vanuit hun rol als werkgever. Bij vermoedens van strafbare feiten doen de instellingen een beroep op de politie en doen zij aangifte.
Ik heb kennisgenomen van het bericht. Laat mij voorop stellen dat ik sta voor vrij en veilig onderwijs en onderzoek aan de universiteiten. De colleges van bestuur hebben de ingewikkelde taak om zowel de academische vrijheid, de vrijheid van meningsuiting en het demonstratierecht, als ook de veiligheid op de campus te waarborgen. De gedragscodes en huisregels van de instellingen beogen correct gedrag en de goede gang van zaken in de gebouwen en terreinen van de instelling.
Herkent u het contrast dat in het artikel wordt geschetst tussen de gedragscodes van de universiteit en het intimiderende gedrag van studenten en medewerkers? Wat is uw reactie daarop?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de typeringen van de universiteiten over incidenten als «het debat kan soms schuren» en «demonstraties kunnen gepaard gaan met ongemak»?
In het onderwijs, onderzoek en bij verschillende activiteiten die op instellingen georganiseerd worden mag van docenten worden verwacht dat zij zich bewust zijn van hun voorbeeldfunctie en dat zij zorgen voor ruimte voor diversiteit aan inzichten. Ik verwacht dat instellingen hun verantwoordelijkheid nemen in de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers en hierbij het reguliere instrumentarium inzetten dat zij hiervoor beschikbaar hebben, variërend van aanspreken, berispen tot en met ontslag en aangifte. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen hangt af van de aard en ernst van de situatie, dit ter beoordeling door de instelling als werkgever.
De uitspraak dat demonstraties gepaard kunnen gaan met ongemak, hangt samen met het feit dat het demonstratierecht een grondrecht is en dat daaruit voortkomt dat demonstraties enige overlast en hinder mogen veroorzaken. Ongemak en hinder zijn dus niet altijd volledig te voorkomen. De inhoud van een demonstratie doet er daarbij niet toe. Het demonstratierecht is echter niet onbegrensd. Demonstraties mogen niet uitmonden in geweld, intimidatie van studenten en medewerkers of in antisemitisme. Opruiing en (het aanzetten tot) discriminatie zijn bij wet strafbaar gesteld. Bij vermoedens van strafbare feiten doen de instellingen een beroep op de politie en doen zij aangifte.
Kunt u toelichten in hoeverre de handhaving van gedragscodes door universiteiten door u wordt gevolgd of geëvalueerd?
Instellingen gaan zelf over het opstellen van huisregels en gedragscodes en hun omgang daaromtrent. Daarbij hoort ook het evalueren van de klachten over het niet naleven van deze huisregels en gedragscodes. In het kader van de integrale aanpak sociale veiligheid doe ik momenteel onderzoek naar de werking van de klacht- en meldprocedures die instellingen hebben ingericht en waar deze kunnen worden verbeterd. Over de uitkomst hiervan wordt uw Kamer rond de zomer geïnformeerd.
Ook spreek ik met bestuurders en koepelorganisaties over de borging van de veiligheid op de instellingen, onder meer in het kader van de moties en toezeggingen die voortkomen uit het plenair debat over veiligheid van 23 januari jongstleden. Voor de zomer heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd per brief.2 In deze brief ga ik in op de stappen die de instellingen en ik ondernemen om de veiligheid te borgen.
Op welke manier spreekt u instellingen aan op eventuele nalatigheid ten aanzien van sociale veiligheid?
In de brief die ik voor de zomer met uw Kamer heb gedeeld over de veiligheid op de universiteiten en hogescholen3, ga ik in op de interventiemogelijkheden wanneer de veiligheid op de instellingen in het geding komt. Ik licht dit hieronder tevens kort toe.
Het is aan de instellingsbesturen om te zorgen voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers, als randvoorwaarde voor de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs en onderzoek en in naleving van de branchecodes goed bestuur waaraan universiteiten en hogescholen zich gecommitteerd hebben. Het college van bestuur moet zorgen dat het in staat is deze taak te vervullen en maakt hiervoor beleid. Vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever en toezichthouder op het college van bestuur, dient de raad van toezicht op te treden in situaties dat het college van bestuur de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving niet naar behoren heeft ingevuld. Indien nodig voer ik het gesprek met een raad van toezicht om mij ervan te verzekeren dat zij haar verantwoordelijkheid neemt. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) kan op basis van signalen onderzoek doen en indien nodig herstelopdrachten geven aan het bestuur van een instelling. Wanneer de inspectie na gedegen onderzoek tot de conclusie komt dat er sprake is van wanbeheer in de zin van de WHW4, kan ik overgaan tot het geven van een aanwijzing aan de raad van toezicht.
Ik werk momenteel aan een wetsvoorstel zorgplicht veiligheid in het vervolgonderwijs. Dit wetsvoorstel voorziet in versterking van toezicht op (sociale) veiligheidsbeleid van instellingen. Doel van het beleid is dat er continu aandacht is voor een veilige leer- en werkomgeving. Het voorkomen van onveilige situaties en hoe daarbij te handelen als deze toch optreden, maakt hier onderdeel van uit. Bij een acute situatie blijft het college van bestuur aan zet, maar op het veiligheidsbeleid, inclusief de monitoring en evaluatie ervan, is na de invoering van de wettelijke zorgplicht veiligheid steviger toezicht vanuit de raad van toezicht en de inspectie en stevigere checks and balances door de medezeggenschap. Het wetsvoorstel gaat naar verwachting dit najaar in internetconsultatie.
Kunt u garanderen dat de universiteiten een veilige plek zijn om te werken en te studeren en welke acties onderneemt u?
Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid werk ik aan het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving op alle instellingen. Mijn rol als Minister is om instellingen in staat te stellen hierop hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik noch de instellingen kan daarbij volledige veiligheid garanderen. Het gaat er om dat we zo goed mogelijk gesteld staan om de veiligheid voor iedereen die studeert of werkt op de instellingen te borgen door veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk te voorkomen. Hier werken de instellingen en ik blijvend aan.
Ik zet daarbij op verschillende manieren in op het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving op de instellingen. Dit doe ik, samen met de sector, door de integrale aanpak sociale veiligheid en de nationale strategie antisemitismebestrijding. Zo loopt er momenteel een onderzoek naar de wijze waarop de klacht- en meldvoorzieningen kunnen worden verbeterd. Daarbij kijk ik ook naar het handelingsperspectief bij meldingen van antisemitisme. Daarnaast werk ik aan een handreiking voor vertrouwenspersonen over het herkennen van en omgaan met antisemitisme. Deze is voor de zomer klaar. In het kader van de Nationale Strategie Bestrijding Antisemitisme is de Taskforce antisemitismebestrijding aan de slag met het doen van gerichte voorstellen voor de maatregelen ten behoeve van de veiligheid van Joden, in het bijzonder de veiligheid van Joodse studenten op hogescholen en universiteiten. Ook werk ik momenteel aan een wettelijke zorgplicht veiligheid in het vervolgonderwijs. Daarnaast blijf ik in gesprek met bestuurders van instellingen en diverse partijen zoals de NCAB en de Moslim Studenten Associatie over de veiligheid van studenten en medewerkers.
Voor de zomer heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de moties en toezeggingen voortkomend uit het plenair debat van 23 januari jl. over de veiligheid op de instellingen en welke acties ik onderneem.5
Welke concrete maatregelen zijn er getroffen of worden overwogen om de veiligheid van studenten en medewerkers beter te waarborgen op universiteiten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u ervan dat de Tweede Kamer al meermaals aan de bel heeft getrokken over dergelijke incidenten, maar dat dit patroon van intimidatie en verstoring blijft bestaan en welke stappen gaat u nemen?
Het is onacceptabel waar demonstraties ontaarden in geweld, vernieling, discriminatie of haatzaaien. Ook is het onverteerbaar dat er studenten zijn die zich niet meer veilig voelen op hun instelling, in het bijzonder Joodse, Israëlische en moslimstudenten. De instellingen spannen zich dagelijks in om de veiligheid te borgen op hun instelling en dit heeft hun volle aandacht. Zij doen dit ook in nauwe samenspraak met de lokale driehoek waar daar aanleiding toe is. Ik vind het ook belangrijk dat die verantwoordelijkheid voor de veiligheid zoveel mogelijk lokaal wordt genomen waar de situatie ter plekke het beste kan worden ingeschat en kan worden besloten hoe hiermee om te gaan. Ik constateer dat de instellingen het afgelopen jaar hun weerbaarheid voor verstoringen hebben verhoogd, bijvoorbeeld door het stellen van (gezamenlijke) regels, het inzetten van risicogericht toegangsbeleid en de verbetering van de informatiedeling tussen instellingen en lokale driehoek. Ook vind ik het belangrijk dat instellingen van hun ervaringen op het gebied van veiligheid leren, ook gezamenlijk. Dit doen de universiteiten via hun netwerk van integrale veiligheidsadviseurs en als sector gezamenlijk via het Platform IV-HO. Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 6 toelicht, werk ik vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid op verschillende manieren, samen met de sector, aan het bevorderen van een veilige leer- en werkomgeving. Over de stappen die de instellingen en ik nemen om de veiligheid op de instellingen te borgen, heb ik uw Kamer voor de zomer per brief geïnformeerd.6