Het bericht “NZA: Voorlichting zorgverzekeraars onder de maat” |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «NZA: Voorlichting zorgverzekeraars onder de maat»?1
Ja.
Bent u ook geschrokken van de conclusies van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoek, waaruit blijkt dat de meeste zorgverzekeraars consumenten niet op de juiste wijze informeren over de zorgpolissen die zij verstrekken, aangezien verzekeraars tijdens het onderzoek gemiddeld 1 op de 5 gestelde vragen foutief beantwoordden?
Ik vind het belangrijk dat iedereen goed geïnformeerd wordt. De juiste informatie moet bijvoorbeeld voorkomen dat mensen geconfronteerd worden met onverwachte kosten. Verzekeraars hebben naar aanleiding van dit onderzoek actie ondernomen om hun informatievoorziening te verbeteren.
Vindt u deze situatie ook zeer zorgelijk, omdat dit blijk geeft van een opeenstapeling van problemen en onduidelijkheid voor de verzekerde? Wat is uw reactie op het feit dat verzekerden in eerste instantie al niet goed kunnen kiezen voor een zorgpolis, omdat op dit moment nog te vaak onduidelijk is bij welke zorgaanbieder men terecht kan door gebrek aan gesloten contracten, en nu ook blijkt dat er vaak door zorgverzekeraars verkeerde informatie wordt gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen van de NZa dat «verstrekken van onjuiste informatie ertoe kan leiden dat burgers niet de informatie krijgen die nodig is om een zorgverzekeraar te kiezen. Ook kunnen zij voor onverwachte kosten komen te staan omdat een bezoek aan de huisarts toch tot een rekening leidt, bijvoorbeeld voor laboratoriumonderzoek van bloed of urine»?2
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen worden op dit moment (al dan niet naar aanleiding van de zorgwekkende signalen) door de betrokken partijen genomen ten gunste van de verzekerden, zodat deze door hun zorgverzekeraar nog goed worden geïnformeerd tijdens de huidige overstapperiode? Hoe worden de verzekerden op de hoogte gesteld van de voortgang van deze verbetering van de informatievoorzieningen per verzekeraar?
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft een aanwijzing gegeven aan de zorgverzekeraars die meer dan 20 procent van de vragen fout beantwoordden. Drie zorgverzekeraars waren het echter niet eens met de aanwijzing die zij naar aanleiding van dit onderzoek door de NZa opgelegd hebben gekregen. Deze zorgverzekeraars hebben zich tot de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven gewend. Op 15 januari jl. heeft de rechter de door de NZa aan zorgverzekeraars gegeven aanwijzing geschorst, omdat de NZa het onderzoek onder andere niet voldoende kan onderbouwen. De rechter heeft hierbij wel opgemerkt dat het van belang is dat zorgverzekeraars verzekerden goed informeren.
Welk advies heeft u, of de NZa, op dit moment voor mensen die hun zorgverzekeraar bellen met een vraag, aangezien er zoveel foute antwoorden door zorgverzekeraars worden gegeven?
Het is de wettelijke taak van de zorgverzekeraar om vragen over hun producten en diensten juist te beantwoorden. Als een verzekerde twijfelt aan de juistheid van het antwoord van zijn verzekeraar, kan hij zijn verzekeraar vragen om een schriftelijke bevestiging (bijvoorbeeld in de vorm van een citaat uit de polisvoorwaarden). Als iemand constateert dat een verzekeraar foutieve informatie heeft verstrekt, kan dit gemeld worden bij de NZa via haar meldpunt.
Waar kunnen mensen terecht die vermoeden dat zij als gevolg van foutieve informatie van de zorgverzekeraar een onjuiste keuze hebben gemaakt? Hoe worden deze mensen gecompenseerd?
Allereerst kunnen mensen een klacht indien bij de verzekeraar. Als deze klacht vervolgens niet naar tevredenheid is afgehandeld, kunnen mensen terecht bij een onafhankelijke geschillencommissie: de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ). Deze commissie helpt mensen bij het oplossen van probleem met hun zorgverzekeraar. Daarnaast kunnen signalen over misstanden aan de NZa worden gemeld via haar meldpunt. Deze signalen gebruikt de NZa bij haar toezicht op zorgverzekeraars.
Welke lange-termijn doelstelling is door de NZa gesteld voor deze situatie? Per wanneer moet deze verbetering zijn bereikt, en welke sancties zullen op welk moment volgen, indien deze verbetering niet wordt bereikt?
De doelstelling van de NZa is dat zorgverzekeraars aan de wettelijke eisen voldoen. De NZa stelt eisen aan de informatieverstrekking door zorgverzekeraars (zie TH/NR-004) en onderzoekt door middel van een self assessment zorgverzekeraars jaarlijks op hun informatieverstrekking. Hierbij controleert de NZa ook de websites van zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars passen op basis van het commentaar van de NZa hun informatieverstrekking aan.
Dit jaar heeft de NZa daarnaast ook de telefonische informatieverstrekking van zorgverzekeraars gecontroleerd. De uitkomsten hiervan heeft de NZa gepubliceerd en hebben ertoe geleid dat verzekeraars hun informatievoorziening opnieuw doorlichten. Zie verder ook mijn antwoord op vraag 5.
Bent u ervan op de hoogte dat in 2013 en 2014 reeds uit een onderzoek van de Consumentenbond is gebleken dat de informatievoorziening van zorgverzekeraars aan verzekerden niet op orde was, en onjuist en onvolledig werd genoemd? Welke actie, en met welk resultaat, heeft de NZa destijds na deze conclusies genomen?3 4
Zie antwoord vraag 8.
Bent u ervan op de hoogte dat uit een uitzending van Radar uit november 2015 is gebleken dat de informatievoorziening aan verzekerden, specifiek over het hinderpaalcriterium, niet in orde is, dat ervoor kan zorgen dat mensen op hoge kosten worden gejaagd? Heeft de NZa dit specifieke punt ook in haar onderzoek betrokken? Zo nee, waarom niet?
Ja, de NZa en ik zijn hiervan op de hoogte. Het is voor mensen van belang dat zij een juist antwoord krijgen op hun vraag over de vergoeding van niet-gecontracteerde zorg. Daarom heeft de NZa in haar onderzoek een vraag over dit onderwerp opgenomen. Ook heeft zij zorgverzekeraars een vraag gesteld over de lijst van gecontracteerde zorgaanbieders.
Heeft de NZa in haar onderzoek bovengenoemde onderzoeken van de Consumentenbond en Radar meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie ook mijn antwoorden op vraag 8, 9 en 10.
Budgetplafonds die de vrije artsenkeuze inperken |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u ervan kennisgenomen dat uit de contractvoorwaarden van zorgverzekeraars ten aanzien van zorgaanbieders voor 2016 blijkt dat er zelfs met de duurste zorgpolis geen garantie voor een arts naar eigen keuze is?1
Ik heb kennis genomen van het bedoelde artikel.
Deelt u de mening dat het hanteren van omzetplafonds een beperking is van de vrije artsenkeuze? Zo nee, waarom niet?
Het onderwerp budgetplafonds is aan de orde geweest tijdens het algemeen overleg «Kwaliteit Loont» op 10 december 2015. Uit hoofde van de zorgplicht van de zorgverzekeraar en ongeacht de polis moet de verzekerde altijd binnen redelijke termijn en op redelijke afstand zorg krijgen. Dat betekent dat als iemand ziekenhuiszorg nodig heeft de zorgverzekeraar die zorg moet regelen. Voor het invullen van de zorgplicht kopen verzekeraars selectief in waardoor enerzijds de verzekerden keuze hebben uit een voldoende breed aanbod en anderzijds de zorg duurzaam betaalbaar wordt gehouden. In een aantal gevallen komen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder daarbij een omzetplafond overeen. Hierdoor kan de zorgverzekeraar onder meer bij verschillende zorgaanbieders zorg inkopen waardoor de keuzevrijheid van de verzekerde ruimer is dan wanneer een zorgverzekeraar alle zorg bij één of twee aanbieders zou inkopen. Ook bij het bereiken van een omzetplafond bij een bepaalde aanbieder geldt de zorgplicht van de zorgverzekeraar. De zorgplicht wordt dan ingevuld doordat de zorgverzekeraar de verzekerde naar een andere zorgaanbieder bemiddelt of door aanvullende afspraken te hebben gemaakt (doorleverplicht) dan wel te maken met de betreffende zorgaanbieder. In het geval van een restitutiepolis kunnen mensen hun eigen zorgaanbieder kiezen en moeten daar ook terecht kunnen ongeacht de onderliggende contracten. Ik heb de NZa gevraagd specifiek hierop toezicht te houden.
Klopt het dat afspraken tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders over omzetplafonds geheim zijn? Zo ja, bent u dan van mening dat dit betekent dat verzekerden onvoldoende geïnformeerd zijn bij het kiezen van de zorgverzekeraar?
Zorgverzekeraars zijn – conform de regelgeving van de NZa (Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten) – verplicht hun verzekerden goed te informeren over contractering bij zorgpolissen.
Deze regelgeving is onlangs aangescherpt; hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportages over «Kwaliteit loont». Zorgverzekeraars moeten op basis van deze regeling hun verzekerden informeren of er sprake is van omzetplafonds in de zorg indien deze afspraken mogelijk consequenties hebben voor de verzekerde (punt 15 van de regeling). De NZa houdt toezicht op de zorgverzekeraars op het naleven van deze transparantievereisten.
Klopt het dat, als een zorgverzekeraar geld terug vraagt voor behandelingen die boven het omzetplafond hebben plaatsgevonden, daarbij niet standaard het eventueel betaalde eigen risico aan de verzekerde wordt teruggegeven? Zo ja, wat vindt u hiervan?
In het geschetste geval hebben een zorgverzekeraar en zorgaanbieder een omzetplafond met doorleverplicht afgesproken en wordt meer zorg afgenomen bij de zorgaanbieder dan waarvan bij het overeenkomen van het omzetplafond of aanneemsom is uitgegaan. In die situatie betaalt de verzekeraar alleen de contractueel overeengekomen behandelingen. De verzekeraar vraagt bijvoorbeeld achteraf de betalingen voor de behandelingen die uitgaan boven het omzetplafond, van de zorgaanbieder terug. In feite betekent dit dat voor dezelfde totaalprijs meer behandelingen worden verricht, waardoor gesteld kan worden dat de prijs per behandeling iets daalt.
Alle behandelingen -ook de behandelingen die uitgaan boven het omzetplafond- vallen onder de gemaakte afspraken tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder en betreffen daarmee Zvw-zorg. Voor Zvw-zorg, met uitzondering van bijvoorbeeld huisartsenzorg, verloskundige zorg en kraamzorg, geldt dat de kosten van die zorg bij verzekerden van 18 jaar en ouder ten laste worden gebracht van hun eigen risico. Daarom is het logisch dat in de in de vraag bedoelde situatie alle behandelingen ten laste van het eigen risico van verzekerden worden gebracht.
Het is aan verzekeraars zelf om te bepalen of zij bij overschrijding van het omzetplafond het eigen risico wel of niet corrigeren. In de meeste gevallen zal het niet leiden tot een lager eigen risico, omdat de lagere prijs per behandeling er niet toe leidt dat de kosten voor Zvw-zorg in dat jaar onder het maximum eigen risico zakt. In die gevallen waarbij wel bijstelling van het eigen risico zou kunnen plaatsvinden, gaat het veelal om hele kleine bedragen per verzekerde. De uitvoeringskosten voor zorgverzekeraars zijn zo hoog in verhouding tot bij de correctie aan verzekerden terug te betalen eigen-risicobedragen, dat de algehele kosten daardoor hoger zullen zijn. Een zorgverzekeraar kan daarom ook besluiten het eigen risico niet te corrigeren, maar de vrijgevallen middelen in te zetten voor premieverlaging (of het minder stijgen van de premie) het jaar erop. Uitgangspunt voor mij is dat zorgverzekeraars geen voordeel behalen op de inning van het verplicht eigen risico.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars met het hanteren van omzetplafonds de risico’s verleggen naar de zorgaanbieder? Zo ja, deelt u voorts de mening dat dit principieel onjuist is, omdat zorgverzekeraars bestaansrecht ontlenen aan het dragen van deze risico’s? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid de zorg in Nederland van een kwalitatief hoog niveau, duurzaam betaalbaar en toegankelijk te houden.
Het al dan niet afspreken van een omzetplafond is de uitkomst van onderhandelingen door twee private partijen, de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder. Blijkbaar wordt dit als instrument gezien om aan deze doelstellingen invulling te geven. Ik treed daar niet in. Daarmee kan, afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen, het risico bij de zorgaanbieder worden gelegd (doorleverplicht) dan wel bij zorgverzekeraar gegeven de zorgplicht (aanvullende afspraken).
Klopt het dat bij het hanteren van omzetplafonds juist de beste zorgaanbieders per saldo minder patiënten kunnen behandelen, omdat zij vaak wel een hoger tarief aangeboden krijgen, maar geen hoger omzetplafond?
Het al dan niet afspreken van een omzetplafond en aanvullende afspraken over wat te doen als het plafond bereikt wordt maken onderdeel uit van de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Als ze gehanteerd worden, zullen omzetplafonds per zorgaanbieder en zorgverzekeraar verschillen, afhankelijk van het verwachte aantal behandelingen. Kwalitatief goede zorgaanbieders kunnen bijvoorbeeld hogere omzetplafonds krijgen.
Deelt u de mening dat met een zuivere restitutiepolis te allen tijde aanspraak gemaakt mag worden bij de aanbieder van eigen keuze, en dat deze zorgaanbieder ook te allen tijde deze zorg vergoed moet krijgen van de zorgverzekeraar? Zo nee, waarom niet?
Er mag geen onduidelijkheid zijn over wat het aanbod voor een polis inhoudt. In zijn zuivere vorm kan men bij een restitutiepolis zelf kiezen voor een aanbieder, waarvoor de verzekerden een marktconform tarief vergoed krijgen voor de behandeling. Dat de vergoeding ook aan de verzekerde kan worden betaald, volgt uit artikel 11, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet. Ik heb de NZa gevraagd er op toe te zien dat mensen met een restitutiepolis altijd terecht kunnen bij de aanbieder van hun keuze. De afspraken tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars staan hier dus los van.
Bent u bereid te regelen dat de omzet die door een zorgaanbieder gerealiseerd wordt in het kader van de behandeling van een verzekerde met een restitutiepolis niet meetelt voor het omzetplafond? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit regelen?
In het antwoord op vraag 5 is aangegeven dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders de gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben de zorg in Nederland van een kwalitatief hoog niveau, duurzaam betaalbaar en toegankelijk te houden. Het al dan niet afspreken van een omzetplafond maakt onderdeel uit van de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Het centraal vaststellen dat de kosten voor een behandeling van een verzekerde die een restitutiepolis heeft niet meetellen voor omzetplafonds, maakt inbreuk op deze onderhandelingen en is derhalve ongewenst.
Bent u bereid zorgverzekeraars in het geval van een naturapolis te verplichten aan te geven met wie is gecontracteerd, per zorgsoort te vermelden of omzetplafonds gelden en de verzekerde te waarschuwen dat deze mogelijk niet terecht kan bij de behandelaar die zijn voorkeur heeft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat zorgverzekeraar CZ de bonuscultuur introduceert in de operatiekamer |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar CZ cardiologen van het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven een bonus gaat uitkeren wanneer zij hun werk goed doen?1
Zoals bekend ben ik een groot voorstander van het bevorderen van de kwaliteit van de zorg, ook via de zorginkoop. De afspraken die CZ heeft gemaakt met het Catharina Ziekenhuis zijn bedoeld om het verbeteren van de kwaliteit extra te belonen. Als het ziekenhuis erin slaagt het aantal wondinfecties, heroperaties of sterfgevallen te verminderen dan krijgt het ziekenhuis extra betaald, maar als de kwaliteit afneemt dan moet het ziekenhuis juist terugbetalen.
In tegenstelling tot wat de kop van het bericht suggereert gaat het niet om een bonus voor de cardiologen, maar om extra budget voor het ziekenhuis dat gebruikt wordt om de zorg te verbeteren.
Is dit niet gewoon een goedkope pr-stunt van CZ, of heeft CZ serieus de intentie deze contractvorm op grote schaal toe te gaan passen?
Niet CZ maar het ziekenhuis is met dit bericht naar buiten gekomen. CZ geeft aan dat zij van plan is om in de toekomst afspraken te blijven maken die tot doel hebben om het verbeteren van de kwaliteit van zorg extra te belonen.
Kunt u de Kamer het contract toesturen dat CZ heeft afgesloten met het Catharina Ziekenhuis? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is uw oordeel over dit contract?
Nee, dat kan ik niet toesturen. Het is niet mijn contract. Ik heb ook geen inzicht in individuele contracten. Dit zijn afspraken tussen private partijen en deze bevatten bedrijfsgevoelige informatie.
Wat is er op dit moment mis met de afdeling cardiologie van het Catharina Ziekenhuis? Zo ja, zou de Inspectie voor de Gezondheidszorg dan niet moeten ingrijpen?
Voor zover mij bekend is er niets mis met de afdeling cardiologie van het Catharina Ziekenhuis. De IGZ heeft geen signalen dat de zorg op deze afdeling niet verantwoord is.
Van zorgverzekeraar CZ begrijp ik dat ze deze afspraken met het Catharina Ziekenhuis juist maken omdat dit ziekenhuis volgens hen een heel goed hartcentrum heeft. Zo is het Catharina Ziekenhuis één van de initiatiefnemers geweest van het programma Meetbaar Beter, gericht op het verbeteren van (complexe) hartzorg. Binnen Meetbaar Beter wordt met behulp van onafhankelijke (internationale) experts èn met directe betrokkenheid van patiënten een selectie gemaakt van de voor de patiënt meest relevante uitkomsten van zorg. Door op uniforme wijze deze resultaten te meten en te publiceren kunnen artsen leren waar kwaliteit verder verbeterd kan worden, zowel binnen het ziekenhuis als tussen ziekenhuizen. Kwaliteit is daarbij gedefinieerd als de toegevoegde waarde voor de patiënten, gemeten aan de hand van de uitkomstindicatoren.
Sinds wanneer hebben zorgverzekeraars er zicht op wat kwaliteit van zorg is? Hoe gaan zij die kwaliteit meten? Door middel van nog meer afvinklijstjes? Betekent dit niet een nieuwe bureaucratische moloch in de zorg?
Voor deze casus is het niet de zorgverzekeraar die de kwaliteit van zorg meet maar de artsen zelf, via Meetbaar Beter. Zie mijn antwoord op vraag 4. Meetbaar Beter is gestart in 2012. Inmiddels omvat Meetbaar Beter meer dan 80% van de complexe hartzorg in Nederland, nemen 14 van de 16 hartcentra deel en sinds 2015 ook de eerste 5 dottercentra zonder cardiochirurgie.
Moeten patiënten er volgens u niet vanuit kunnen gaan dat zij altijd de beste zorg ontvangen, ongeacht of hun arts daar een bonus voor ontvangt? Zo ja, wat voegt die bonus dan toe? Leidt het niet tot risicoselectie? Zo neen, waarom niet?
Natuurlijk moeten patiënten goede zorg krijgen en patiënten kunnen daar ook vanuit gaan. Door het belonen van aanbieders als zij extra inspanningen leveren kan de zorg verder verbeteren. Het gaat hier niet om het introduceren van bonussen voor artsen maar om het belonen van extra kwaliteit ten behoeve van de zorg in het ziekenhuis.
Denkt u dat het introduceren van een bonuscultuur in de gezondheidszorg, zoals we die kennen in de bancaire sector, een goede ontwikkeling is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het gaat hier niet om het introduceren van een bonuscultuur. Het gaat hier om een beweging van betalen voor kwantiteit naar betalen voor kwaliteit, voor betere zorg voor de patiënt. Belonen van kwaliteit is zeker een goede ontwikkeling en kan ook bijdragen aan meer doelmatige zorg (minder complicaties en/of minder heroperaties). De bonus komt niet ten goede aan individuen maar aan de zorg in het ziekenhuis.
Vreest u niet dat het introduceren van een bonuscultuur in de gezondheidzorg op termijn de kosten juist zal opdrijven? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er nog meer zorgverzekeraars die met dit soort contracten werken, of van plan zijn te gaan werken? Zo ja, welke zijn dit, en met welke zorgaanbieders zijn die afgesloten?
Ik heb geen volledig overzicht maar mij is van meer zorgverzekeraars bekend dat zij ook met contractvormen werken waarbij zorgaanbieders worden beloond voor kwaliteit en doelmatigheid. Dit kan in de vorm van meerjarenafspraken, extra volume, of een hoger tarief (of een combinatie hiervan). Het doel van dit soort contracten is om een kwaliteitsimpuls te geven aan de zorg. Dit is ook conform het overheidsbeleid dat de zorgverzekeraar de opdracht geeft in te kopen op prijs en kwaliteit.
Is het introduceren van de bonuscultuur, na het mogelijk maken van winstuitkering door ziekenhuizen, het volgende verschijnsel van de doorgeslagen marktwerking in de zorg?
Zoals hierboven al aangegeven wordt er geen bonuscultuur geïntroduceerd.
Het wetsvoorstel Vergroten Investeringsmogelijkheden in de medisch-specialistische zorg is momenteel aanhangig in de Eerste Kamer. Met dit wetsvoorstel worden zorginstellingen minder afhankelijk van schuldfinanciering (leningen), hetgeen hun financiële stabiliteit ten goede kan komen.
Bent u bereid u uit te spreken tegen deze doorgeslagen vorm van marktwerking in de zorg, en deze vorm van contractering te verbieden? Zo neen, waarom niet?
Ik waardeer ieder initiatief dat de kwaliteit van zorg verder vergroot en juich het toe dat verzekeraars hierin meer hun rol pakken. Ik verzet me tegen de suggesties in de vraag, het belang van de patiënt staat hier centraal.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg «Kwaliteit loont» voorzien op 10 december aanstaande?
Ja
Het bericht “Nog geen deal tussen verzekeraars en ziekenhuizen” |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nog geen deal tussen verzekeraars en ziekenhuizen»?1
Ja.
Bent u het eens met de kritiek van de patiëntenkoepel NPCF, verwoord in de brief «Wat heb je aan een nieuwe zorgpolis als je niets weet over het gecontracteerde aanbod»?2
Ik neem aan dat u hiermee doelt op de brief die de NPCF over de contractering 2016 op 23 november aan Zorgverzekeraars Nederland heeft verzonden (bijlage 1).3 In de link verwijst u namelijk naar een cursus over social media en communicatie.
Ik ben het met NPCF eens dat het voor verzekerden heel belangrijk is dat zorgverzekeraars transparant zijn over de inhoud van hun polissen, inclusief welke zorgaanbieders ze wel en wel ze niet hebben gecontracteerd. Ze zijn daartoe ook verplicht.
Wat is uw mening over het feit dat verzekeraars verzekerden tijdig een compleet aanbod moeten kunnen doen, inclusief een overzicht moeten kunnen geven van de gecontracteerde zorgaanbieders, maar dat dit op dit moment nog niet het geval is?
Zorgverzekeraars zijn uit hoofde van de Wet marktordening gezondheidszorg verplicht informatie openbaar te maken over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op zodanige wijze dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn. Hieronder valt ook informatie over contractering bij zorgpolissen en of de keuze voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder leidt tot een vergoedingsbeperking. Deze verplichting is uitgewerkt in de Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Deze regeling is onlangs aangescherpt, hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont.
Op 19 november moeten de polisvoorwaarden voor patiënten duidelijk zijn. Deze zes weken termijn staat in de Zorgverzekeringswet (Zvw). De verzekerde kan op de polis zien welke zorg de zorgverzekeraar aanbiedt. Alle zorg die daarop staat aangegeven moet in ieder geval door de zorgverzekeraar worden geleverd.
Als een zorgverzekeraar in de polis aangeeft dat de zorg van een bepaald ziekenhuis vergoed wordt, dan kan de patiënt daar vanuit gaan.
Als de zorgverzekeraar op 19 november nog met een ziekenhuis in onderhandeling is en nog niet zeker is of er een contract wordt afgesloten en als dat gevolgen heeft voor de vergoeding, dan moet de zorgverzekeraar dit melden. Dan kan de verzekerde op basis van alle relevante informatie besluiten wel of niet voor deze zorgverzekeraar te kiezen.
Zorgverzekeraars kunnen ziekenhuizen met wie zij geen contract hebben toch als «gecontracteerd» opnemen in de communicatie naar de patiënt. De patiënt kan er dan vanuit gaan dat de zorg van deze instelling vergoed wordt alsof het een gecontracteerde instelling betreft. Sommige verzekeraars geven aan dat ze in onderhandeling zijn. De verzekerde weet dan dat het niet zeker is of er een contract wordt afgesloten en kan op basis van deze informatie besluiten.
Wat vindt u ervan dat bijvoorbeeld de vier grote verzekeraars nog niet kunnen zeggen met welke ziekenhuizen zij volgend jaar een contract hebben, en dat een ziekenhuis aangeeft er nog met geen enkele zorgverzekeraar uit te zijn?
Zorgverzekeraars hebben op 19 november van dit jaar een deel van de ziekenhuizen nog niet gecontracteerd. Verzekerden moeten op basis van zoveel mogelijk informatie een weloverwogen keuze kunnen maken. Verzekeraars moeten aan verzekerden duidelijkheid geven over de gevolgen daarvan voor de polis.
Ik vind het van groot belang dat verzekeraars en aanbieders hun contractering snel afronden. Uit navraag bij zorgverzekeraars blijkt dat er nu iedere dag contracten bij komen. Sommige verzekeraars hebben aangegeven dat de zorg voor alle ziekenhuizen vergoed zal worden, ongeacht of de contractering wel of niet rond komt.
Het heeft bij mij, maar ook bij zorgaanbieders en zorgverzekeraars, zeker de voorkeur om op 19 november klaar te zijn met het gehele contracteerproces.
Ik heb in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont aangegeven dat ik in overleg treedt met aanbieders en verzekeraars om afspraken te maken over de contracteringstermijnen- en processen.
Welke oorzaken heeft deze vertraging van contracteren volgens u? Hoe ziet u het verschil tussen dit jaar en voorgaande jaren? Hoe komt het dat in voorgaande jaren slechts enkele verzekeraars en ziekenhuizen rond dit tijdstip nog niet klaar waren met contracteren en dit jaar een fors deel van de zorgverzekeraars en ziekenhuizen nog geen contracten hebben afgesloten? Welke conclusie verbindt u aan het feit dat al jaren contracteren pas laat in het jaar plaatsvindt?
Uit verschillende berichtgeving en door navraag bij partijen heb ik vernomen dat er een aantal zaken is waardoor de contractering dit jaar stroef verloopt. Partijen noemen onder andere de oplopende kosten van dure geneesmiddelen als knelpunt bij de contractering. Ik sluit niet uit dat de deadline van 19 november ook werkt als een drukmiddel richting verzekeraars in de onderhandelingen.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven vind ik het van groot belang dat de contracten zoveel mogelijk voor 19 november worden afgesloten. Ik zal daarover nader in gesprek gaan met betrokken partijen.
Welk belang hecht u aan een termijn van 6 weken voor de verzekerden om een keuze te kunnen maken? Welke voordelen biedt deze termijn volgens u? Deelt u de mening dat verzekerden en patiënten deze termijn nodig hebben om een weloverwogen keuze te kunnen maken op basis van juiste en belangrijke informatie? Acht u het nodig deze termijn van 6 weken wettelijk te borgen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Wanneer zullen volgens u alle zorgverzekeraars patiënten kunnen informeren welke zorgaanbieders zij hebben gecontracteerd? Wat betekent dat voor verzekerden en voor het moment waarop zij een weloverwogen keuze voor een polis kunnen maken? Welk perspectief biedt u de verzekerde die op dit moment dus nog geen gefundeerde keuze kan maken?
Zie antwoord vraag 6.
Wat kunnen de gevolgen zijn voor verzekerden die nu een keuze voor een polis voor 2016 maken, zonder dat alle contracten zijn afgesloten? Wordt door uw ministerie verzekerden geadviseerd te wachten met het maken van een keuze tot volledige informatie beschikbaar is? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Het is aan verzekerden zelf om te bepalen welke informatie voor hen van belang is bij het maken van een keuze voor een polis. De informatie die de verzekeraar aan de verzekerde geeft moet kloppen, daar ziet de NZa op toe.
Is het volgens u een optie een termijn van 6 weken, waarbinnen verzekerden de tijd moeten hebben om een keuze te maken voor de zorgpolis, in te laten gaan vanaf moment dat het aanbod daadwerkelijk gereed is, en verzekerden op deze manier op basis van volledige informatie een keuze kunnen maken? Zo nee, waarom niet? Welke termijn acht u nodig voor verzekerden om een goede keuze te kunnen maken?
Dit is geen goede optie. Zorgverzekeraars kunnen ook in de loop van het contractjaar nog een nieuwe zorgaanbieder contracteren als dat in het belang is van zijn verzekerden. Verzekerden moeten hun keuze dus baseren op de informatie die eind van het jaar beschikbaar is. Het aanbod kan daarna nog ruimer worden, dat is dan in het voordeel van de verzekerden. Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven moet de zorgverzekeraar alle zorg die met de polis in het vooruitzicht is gesteld vergoeden aan de verzekerde.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven vind ik het van groot belang dat de contracten zoveel mogelijk voor 19 november worden afgesloten. Ik zal daarover nader in gesprek gaan met betrokken partijen.
Wanneer bovenstaande optie niet mogelijk is, wat vindt u dan van de mogelijkheid verzekerden minimaal het recht te geven op hetzelfde pakket als vorig jaar bij hun huidige verzekeraar, als zorgverzekeraars laat zijn met contracteren? Deelt u de mening dat dit een noodzakelijke stok achter de deur is voor zorgverzekeraars om tijdig duidelijkheid te bieden aan de verzekerden? Hoe kan dit vormgegeven worden?
Uit mijn antwoord op vraag 9 kunt u opmaken dat een dergelijke optie niet nodig is. Het is ook niet nodig om een extra stok achter de deur te organiseren, zorgverzekeraars hebben er nu al alle belang bij om zo tijdig mogelijk duidelijkheid te bieden aan verzekerden. Immers, als zij dat niet doen dan lopen zij het risico dat verzekerden voor een andere zorgverzekeraar kiezen die dat wel doet. Het is echter niet alleen aan zorgverzekeraars om tijdig duidelijkheid te kunnen bieden, zorgverzekeraars zijn bij de contractering afhankelijk van de zorgaanbieders om tijdig een contract de kunnen sluiten. Overigens verandert het basispakket ook al elk jaar, waardoor de suggestie ook niet praktisch is.
Kunt u deze oplossingen bij verzekeraars afdwingen op basis van uw bevoegdheden als stelselverantwoordelijke?
Nee, dit kan ik niet afdwingen. Zorgverzekeraars moeten aan hun zorgplicht voldoen. Maar verder is het een zaak van zorgaanbieders en zorgverzekeraars om contracten te sluiten. Daar ben ik geen partij in.
Wat is uw mening over het feit dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) niet handhaaft op dit punt? Hoe is dat volgens u mogelijk, aangezien de NZa vorig jaar partijen nog had opgeroepen haast te maken en eerder te beginnen met de onderhandelingen? Welke mogelijkheden heeft de NZa volgens u om hierop in te grijpen, en waarom doet zij dit nu niet? Hoe kan de NZa volgens u verzekerden tegemoet komen?3
De NZa heeft in haar Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten vastgelegd dat zorgverzekeraars op 19 november kenbaar moeten maken met welke zorgaanbieders voor welke vormen van zorg een contract is afgesloten voor de betreffende polis en of de keuze voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder leidt tot een vergoedingsbeperking. Daarnaast moeten zorgverzekeraar transparant zijn bij welke zorgaanbieders plafondafspraken zijn gemaakt. Op die manier weet een verzekerde bij het afsluiten van een polis of en in welke mate een eventuele arts van zijn voorkeur gecontracteerd is en welke gevolgen dit heeft voor de vergoeding. Een verzekerde kan daar dan bij het afsluiten van een polis rekening mee houden. De NZa zal erop toezien dat zorgverzekeraars dit doen en daar zo nodig op handhaven. Als de zorgverzekeraar zich niet aan de afspraak houdt dan kan de NZa de zorgverzekeraar hierop aanspreken en een sanctie opleggen op basis van de regeling «informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars voor consumenten». Dit is het geval als de zorgverzekeraar zich in het algemeen niet aan de afspraken houdt. NZa heeft hiervoor signalen nodig.
In welke mate kunt u garanderen dat verzekerden recht hebben op zorg op de locatie die volgens de verzekeraar is gecontracteerd (of in het geval van restitutiepolissen, daadwerkelijk vrije keuze in zorgaanbieders hebben), en dat zij niet onaangenaam verrast worden door budgetplafonds, waardoor ze als verrassing toch niet ergens anders terecht kunnen?4
Zie antwoord vraag 12.
Is naar uw mening voor een verzekerde duidelijk en begrijpelijk aangegeven op de sites van alle zorgverzekeraars of deze met een budgetplafond werken, en wat daarvan de gevolgen zijn? Zo nee, welke actie wordt ondernomen richting zorgverzekeraars die hier niet aan voldoen?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht dat verzekeraars nog niet alle contracten met ziekenhuizen hebben gesloten maar dat patiënten nu wel hun zorgverzekering moeten kiezen |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Nog geen deal tussen verzekeraars en ziekenhuizen», en «Patiëntenvereniging boos op zorgverzekeraars»?1 2
ja
In hoeverre deelt u de mening dat het onwenselijk is dat verzekerden op dit moment de keuze moeten maken voor een zorgverzekering voor 2016, maar dit op basis van onvolledige informatie moeten doen, omdat nog niet alle contracten tussen verzekeraars en ziekenhuizen rond zijn?
Ik vind het belangrijk dat een verzekerde op basis van zoveel mogelijk informatie een weloverwogen keuze kan maken voor een zorgverzekeraar. De verzekerde moet op tijd duidelijkheid hebben over de polisvoorwaarden. Zorgverzekeraars zijn – conform de regelgeving van de NZa (Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten) – verplicht hun verzekerden goed te informeren over contractering bij zorgpolissen. Deze regelgeving is onlangs aangescherpt; hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont. Zorgverzekeraars moeten hun verzekerden informeren of er sprake is van gecontracteerde zorg. En zo ja, voor welke vormen van zorg en bij welke ziekenhuizen er sprake is van gecontracteerde zorg. Op basis van deze informatie kan de verzekerde besluiten te switchen naar een andere zorgverzekeraar. De NZa houdt toezicht op deze transparantie door de zorgverzekeraar.
Zorgverzekeraars hebben op 19 november van dit jaar een deel van de ziekenhuizen nog niet gecontracteerd. Ik deel uw mening dat dit niet optimaal is. De verzekerde kan op de polis zien welke zorg de zorgverzekeraar aanbiedt. Alle zorg die daarop staat aangegeven moet in ieder geval door de zorgverzekeraar worden geleverd. Ik vind het desondanks van groot belang dat de contracten zoveel mogelijk voor 19 november worden afgesloten. Uit navraag bij zorgverzekeraars blijkt, dat er nu iedere dag contracten bij komen.
Ik heb in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont aangegeven dat ik in overleg treedt met aanbieders en verzekeraars om afspraken te maken over de contracteringstermijnen- en processen.
Welke mogelijkheden en oplossingen ziet u voor degenen die nu een naturaverzekering afsluiten, maar niet weten op basis van welke voorwaarden dit is? Kunt u aangeven of deze personen wijzigingen kunnen doorvoeren in de door hun gekozen premie, zoals vorig jaar door Achmea is toegestaan?
De zorgverzekeraar moet op 19 november aan verzekerden duidelijk maken wat de polisvoorwaarden zijn. Wanneer een zorgverzekeraar aangeeft met bepaalde aanbieders een contract te hebben kan de verzekerde daar vanuit gaan. In het geval dat de zorgverzekeraar aangeeft met een bepaalde aanbieder een contract te hebben en vervolgens in de loop van het jaar blijkt dat deze zorgaanbieder toch niet wordt gecontracteerd, moet de zorgverzekeraar de kosten alsnog vergoeden.
Kunt u aangeven in hoeverre de ontstane situatie knelt met het hoofdlijnakkoord waarin is afgesproken dat de afspraken tussen verzekeraars en ziekenhuizen op 19 juni 2015 rond moeten zijn? Kunt u aangeven welke stappen u gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat deze situatie zo snel mogelijk wordt opgelost, en volgend jaar niet nogmaals voorkomt?
In het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg is afgesproken dat zorgverzekeraars voor 19 november alle informatie over ingekochte zorg beschikbaar moeten stellen voor patiënten. Hierbij moet ook duidelijk worden welke zorg ze (nog) niet hebben ingekocht, zodat de patiënt een weloverwogen keuze kan maken voor een zorgverzekeraar. De NZa houdt hier toezicht op. De huidige situatie knelt in dat opzicht niet met het hoofdlijnenakkoord. Het heeft bij mij, maar ook bij zorgaanbieders en zorgverzekeraars de voorkeur om op 19 november klaar te zijn met het gehele contracteerproces. Ik heb in de voortgangsrapportage van Kwaliteit loont aangegeven dat ik in overleg treedt met aanbieders en verzekeraars om afspraken te maken over de contracteringstermijnen- en processen.
Kunt u aangeven waarom de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) niet gaat handhaven? In hoeverre is dit in uw ogen een verstandige keuze? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraars moeten voor 19 november alle informatie over ingekochte zorg beschikbaar stellen voor de patiënten. Hierbij moet ook duidelijk worden welke zorg ze (nog) niet hebben ingekocht. De NZa houdt hier zoals gezegd toezicht op. VWS heeft navraag gedaan bij de NZa en de NZa geeft aan dat zij hier zonodig ook op wel op handhaaft.
Kunt u aangeven waarom het voor het tweede jaar op rij niet gelukt is het hoofdlijnenakkoord na te leven? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit te onderzoeken?
De afspraak in het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg heeft betrekking op het inzicht in het gecontracteerde aanbod. Zorgverzekeraars bieden dit inzicht. De zorg die wordt aangeboden in de polis moet worden geleverd. Daarover kan geen misverstand bestaan. Ik vind het desondanks van groot belang dat de contracten zoveel mogelijk voor 19 november worden afgesloten. Ik zal daarover nader in gesprek gaan met betrokken partijen.
Bent u bereid deze vragen voor het einde van deze maand te beantwoorden, zodat mensen in december een weloverwogen keuze kunnen maken?
Ja
Het bericht “Brabant Zorg sluit geen contract af met DSW en Menzis voor wijkverpleging in 2016” |
|
Mona Keijzer (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Brabant Zorg sluit geen contract af met DSW en Menzis voor wijkverpleging in 2016» en zo ja, wat vindt u daarvan?1
Ik ken dit bericht. Daarnaast heb ik ook kennis genomen van de reactie van DSW en Menzis op dit bericht. In algemene zin is het jammer als twee partijen onderling niet tot een overeenstemming kunnen komen, in het belang van hun verzekerden. Het is aan partijen om hun eigen afwegingen te maken.
Wijken de maximale tarieven van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) die volgend jaar voor wijkverpleging door zorgverzekeraars gehanteerd gaan worden af van die van dit jaar? Kunnen de verschillen inzichtelijk worden gemaakt?
De maximumtarieven die door de NZa zijn afgegeven voor zowel 2015 als 2016 zijn bekend. De tarieven voor 2016 zijn als gevolg van indexering naar beneden bijgesteld. Dit komt omdat de ontwikkeling van de kosten in 2015 lager is dan vooraf geraamd; daardoor zijn de tarieven voor 2016 ook neerwaarts bijgesteld. De tarieven zijn opgenomen in de tariefbeschikking Verpleging en Verzorging (voor 2015: TB-CU-7098–01 en voor 2016: TB-CU-7119–01).
Wat vindt u ervan dat BrabantZorg stelt dat de vergoeding van de verzekeraars niet toereikend is om cliënten goede zorg (hier wijkverpleging) te kunnen bieden?
In 2016 wordt de wijkverpleging door zorgverzekeraars ingekocht voor de eigen verzekerden en heeft elke zorgverzekeraar zijn eigen zorginkoopbeleid ingezet. Ik heb geen inzicht in de onderbouwing van het standpunt van BrabantZorg en vind het ook niet mijn taak daar een oordeel over te hebben. Ik constateer dat BrabantZorg met DSW en Menzis helaas niet tot een contract heeft kunnen komen. BrabantZorg heeft wel met andere verzekeraars contracten gesloten, net zoals DSW en Menzis ook met andere zorgaanbieders contracten hebben gesloten.
Wat is de consequentie hiervan voor verzekerden bij DSW en Menzis die gebruik maken/moeten maken van wijkverpleging?
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht. Dat betekent dat een zorgverzekeraar voldoende zorg moet inkopen voor zijn verzekerden. Deze zorg moet bereikbaar zijn, tijdig geleverd kunnen worden en de kwaliteit dient op orde te zijn. Verzekerden van DSW en Menzis zijn dus altijd verzekerd van goede zorg.
BrabantZorg heeft haar klanten een brief gestuurd waarin wordt uitgelegd wat de gevolgen voor hen zijn. In deze brief worden de mogelijkheden geschetst om te zorgen dat de zorg die de klanten nodig hebben vergoed wordt via een zorgverzekeraar.
DSW heeft mij laten weten dat het feit dat BrabantZorg geen contract met DSW afsluit geen gevolgen heeft voor de zeven verzekerden van DSW. Deze verzekerden zijn door DSW gebeld om ze te informeren dat de zorg gecontinueerd kan worden. De verzekerden van DSW kunnen zorg van BrabantZorg ontvangen als niet-gecontracteerde zorgaanbieder. DSW zal de zorg van BrabantZorg aan haar verzekerden volledig vergoeden.
Menzis heeft mij laten weten dat zij in de regio waar BrabantZorg actief is voldoende zorgaanbieders gecontracteerd heeft voor wijkverpleging waar verzekerden terecht kunnen. Verzekerden die al gebruik maken van de diensten van BrabantZorg kunnen zorg blijven ontvangen van deze aanbieder tegen het restitutietarief. Daarnaast kunnen verzekerden vanuit Menzis bemiddeling ontvangen richting een andere gecontracteerde zorgaanbieder. Als verzekerden van Menzis toch gebruik willen maken van de zorg van BrabantZorg, dan zal hiervoor een vergoeding aan de verzekerde gegeven worden conform artikel 13 van de zorgverzekeringswet. Menzis houdt de ontwikkelingen in de wijkverpleging in deze regio nauwgezet in de gaten.
In de brief van 2 november 2015 «Halfjaarcijfers Wijkverpleging» staat een kopje met de «ontvangen en gedeclareerde zorg»; kunt u omschrijven wat hier precies mee bedoeld wordt? Zit hier ook persoonsgebonden budget (pgb) zorg in en niet gecontracteerde zorg?2
Met ontvangen en gedeclareerde zorg wordt bedoeld dat deze zorg geleverd is en dat deze ook al gedeclareerd is bij de zorgverzekeraar. Daarbij kan het gaan om zorg die gedeclareerd is door gecontracteerde of niet-gecontracteerde zorgaanbieders of om uitgaven PGB’s. Deze uitgaven zijn dus inmiddels bekend bij de zorgverzekeraars. Daarnaast hebben de zorgverzekeraars een schatting gemaakt van de kosten die naar verwachting nog gedeclareerd zullen worden, zowel over de eerste zes maanden als de laatste maanden van 2015.
Beschikt u inmiddels over meer definitieve cijfers wijkverpleging voor het eerste half jaar van 2015?
Onlangs zijn van het Zorginstituut geactualiseerde cijfers ontvangen, gebaseerd op opgaven van zorgverzekeraars. Deze opgaven betreffen de zorg die reeds gedeclareerd is over de eerste negen maanden van 2015 plus een door de verzekeraars gemaakte schatting van de kosten die nog gedeclareerd zullen worden.
(bedragen in € mln)
Opgave
Ontvangen en gedeclareerde zorg
Totaal te verwachten schadelast
O.b.v. de eerste zes maanden 2015
1.162,6
3.152,2
O.b.v. de eerste negen maanden 2015
2.003,9
3.211,8
NB Binnen het kader voor wijkverpleging worden ook uitgaven voor experimenten ketenzorg dementie gerekend. Deze worden nu geraamd op € 6,3 miljoen.
Aangezien het kader 2015 voor wijkverpleging € 3.167,3 miljoen bedraagt (zie VWS-begroting 2016, pagina 198), kan op basis van deze cijfers worden geconstateerd dat verzekeraars verwachten dat het kader met circa € 50 miljoen wordt overschreden. Het betreft echter nog steeds voorlopige cijfers. Pas in het voorjaar van 2016 zal meer zicht ontstaan op de daadwerkelijke realisatie van de uitgaven voor wijkverpleging in 2015.
Kunt u vervolgens de verschillen per regio uiteenzetten, het aantal uren Intensieve Kindzorg (IKZ), het aantal uren palliatieve zorg, pgb-declaraties en niet-gecontracteerde zorg en het aantal uren casemanager dementie? Zo nee, waarom kan dat niet, en hoe kunt u dan in de brief van 2 november 2015 aangeven dat er 15 miljoen euro beschikbare ruimte is?
Er bestaat alleen inzicht in de totale declaraties verpleging en verzorging. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar IKZ, casemanagement dementie en palliatieve zorg. Voor deze onderdelen worden uren verpleging en verzorging gedeclareerd. De declaraties zijn niet op vooraf bepaalde regio’s ingedeeld. De in de brief gemelde ruimte van € 15 miljoen is berekend door het verschil te nemen tussen het kader wijkverpleging 2015 in de VWS-begroting 2016 en de totaal te verwachten schadelast. Uit de nieuwe informatie in het antwoord op vraag 6 kunt u lezen dat er inmiddels geen sprake meer is van een verwachte onderschrijding, maar dat op grond van de nieuwe cijfers verwacht wordt dat het kader met circa € 50 miljoen wordt overschreden.
Hoe verklaart u het verschil met de Vektis-cijfers die 300 miljoen hoger zijn dan de cijfers in diezelfde brief?
De Vektis-cijfers en de opgave van het Zorginstituut verschillen omdat het peilmoment van het Zorginstituut verschilt van de Vektiscijfers. Ik heb meerdere keren aangegeven dat het lopende het jaar niet mogelijk is om conclusies te trekken op basis van voorlopige cijfers. Daarom ben ik ook uiterst voorzichtig met het interpreteren van de cijfers.
Aangezien het inmiddels november 2015 is, het vierde kwartaal van 2015, kan de Kamer de cijfers van het eerste half jaar 2015 inclusief het derde kwartaal ontvangen? Zo nee, waarom niet?
De cijfers van het Zorginstituut tot en met het derde kwartaal zijn onlangs ontvangen en zijn in mijn reactie op bovenstaande vraag zes opgenomen.
Bent u van mening dat zorg zodanig contracteren en inkopen dat de zorgplicht ook geëffectueerd wordt ook betekent dat er een bepaalde mate van keuzevrijheid is? Bent u van mening dat mensen moeten kunnen kiezen uit meerdere, minstens twee, aanbieders? Zo ja, waarom wel en zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraars moeten voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden. Deze zorg moet tijdig geleverd kunnen worden, bereikbaar zijn en de kwaliteit moet op orde zijn. Voor verzekerden mag er geen hinderpaal zijn om zorg af te nemen bij de zorgaanbieder van zijn keuze. Zorgverzekeraars contracteren in de regel meerdere zorgaanbieders in elke regio om daarmee keuzemogelijkheden te bieden aan hun verzekerden.
Hoe zorgt u ervoor dat de zorgverzekeraars ook hun zorgplicht voor de wijkverpleging kunnen invullen?
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht voor hun verzekerden, dat geldt voor de wijkverpleging net als voor andere zorg. De NZa houdt hier toezicht op.
Hoe gaat u om met de werking van het Macrobeheersinstrument (MBI), indien de zorgverzekeraar niet in staat is om binnen het huidige budget zijn zorgplicht te vervullen?
De zorgplicht betekent dat iedereen die wijkverpleegkundige zorg nodig heeft, die ook krijgt. Aan de hand van de realisatiecijfers wordt gemonitord hoe het staat met de contractering en of de verwachte schadelast past binnen het kader voor de wijkverpleging. Op basis van de realisatiegegevens van 2015 wordt bekeken of er aanleiding is om het budgettaire kader voor de komende jaren te bespreken.
Voordat het MBI wordt ingezet zullen er verschillende stappen worden doorlopen. Als blijkt dat de som van de tarieven voor de betrokken prestaties over 2015 hoger is dan de vastgestelde grens, komt de toepassing van het MBI in beeld. Hiervoor moeten de realisatiecijfers definitief zijn.
Als eerste worden de oorzaken van de overschrijding geanalyseerd. Komt de overschrijding door een hogere zorgvraag, of zijn er andere oorzaken? Er zal bestuurlijk overleg plaatsvinden met alle partijen om te weten wat de oorzaken zijn voordat besluitvorming over het MBI zal plaatsvinden.
Wanneer geeft u duidelijkheid over de toepassing van het MBI en welk afwegingskader gebruikt u hiervoor?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht ' Nog geen deal tussen verzekeraars en ziekenhuizen' |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Nog geen deal tussen verzekeraars en ziekenhuizen»?1
Ja
Wat vindt u ervan dat de grote verzekeraars nog niet kunnen zeggen met welke ziekenhuizen ze volgend jaar een contract hebben, terwijl de in het hoofdlijnenakkoord afgesproken deadline van 19 november 2015 inmiddels is verstreken?
In het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg is afgesproken dat zorgverzekeraars voor 19 november alle informatie over ingekochte zorg beschikbaar moeten stellen voor patiënten. Hierbij moet ook duidelijk worden welke zorg ze (nog) niet hebben ingekocht, zodat de patiënt een weloverwogen keuze kan maken voor een zorgverzekeraar. De NZa houdt hier toezicht op. De huidige situatie knelt in dat opzicht niet met het hoofdlijnenakkoord. De patiënt kan bij elke polis zien welk zorgaanbod onder zijn polis valt en waar nog geen zekerheid over is. Dat is cruciaal om te kunnen kiezen. Ik vind het tempo van contracteren teleurstellend en zal partijen vragen om hierop maatregelen te nemen.
Wat zijn volgens u de gevolgen voor verzekerden, nu verzekeraars weliswaar hun polissen hebben bekend gemaakt, maar nog onduidelijk is welke ziekenhuizen onder de polis vallen?
Zorgverzekeraars zijn – conform de regelgeving van de NZa (Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten) – verplicht hun verzekerden goed te informeren over contractering bij zorgpolissen. Deze regelgeving is onlangs aangescherpt; hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont. Zorgverzekeraars moeten hun verzekerden informeren of er sprake is van gecontracteerde zorg. En zo ja, voor welke vormen van zorg en bij welke ziekenhuizen er sprake is van gecontracteerde zorg. Op basis van deze informatie kan de verzekerde besluiten te switchen naar een andere zorgverzekeraar. De NZa houdt toezicht op deze transparantie door de zorgverzekeraar.
Wanneer een zorgverzekeraar aangeeft met bepaalde aanbieders een contract te hebben mag de verzekerde daar vanuit gaan.
Welke oplossingen zijn er voor verzekerden als zij nu een polis afsluiten op basis van onvolledige keuze-informatie, en naderhand tot de conclusie komen dat zij een onjuiste verzekering hebben afgesloten? Kunt u deze oplossingen bij verzekeraars afdwingen op basis van uw bevoegdheden?
Zorgverzekeraars moeten hun verzekerden informeren of er sprake is van gecontracteerde zorg. En zo ja, voor welke vormen van zorg en bij welke ziekenhuizen er sprake is van gecontracteerde zorg. Wanneer een zorgverzekeraar aangeeft met bepaalde aanbieders een contract te hebben mag de verzekerde daar vanuit gaan. In het geval dat de zorgverzekeraar aangeeft met een bepaalde aanbieder een contract te hebben en vervolgens in de loop van het jaar blijkt dat deze zorgaanbieder toch niet wordt gecontracteerd, mag de verzekerde ook na 1 januari zijn verzekering opzeggen en overstappen naar een andere zorgverzekeraar. Immers, de polisvoorwaarden op basis waarvan de verzekerde de zorgverzekeraar heeft gekozen, blijken dan niet te kloppen. Ook moet de genoten zorg van de verzekerde bij de betreffende zorgaanbieder worden vergoed door de zorgverzekeraar. Ik ga er vanuit dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders tot het uiterste zullen gaan om het niet zo ver te laten komen.
Wat zijn volgens u de achterliggende redenen dat er dit jaar zoveel verzekeraars en ziekenhuizen nog niet klaar zijn met de contractering? Betreft het alleen administratieve problemen met de Diagnose Behandel Combinaties (DBC's), zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beweert, of zijn er meer oorzaken aan te wijzen, zoals een grotere belangentegenstelling tussen ziekenhuizen en verzekeraars en de vergoeding van dure medicijnen?
Uit verschillende berichtgeving en door navraag bij partijen heb ik vernomen dat er een aantal zaken is waardoor de contractering dit jaar stroef verloopt. Volgens partijen zijn onder andere de oplopende kosten van dure geneesmiddelen een knelpunt bij de contractering. Ik heb hier nog geen eenduidig beeld van. Ik heb daarnaast het beeld dat ook de datum van 19 november werkt als een drukmiddel in de onderhandelingen en dat partijen erg laat beginnen met deze onderhandelingen en veel contracten slechts voor 1 jaar worden gesloten, waardoor het proces ieder jaar opnieuw plaats moet vinden.
Jaarlijks wordt in het Bestuurlijk Overleg over het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg met partijen besproken hoe het met de contractering staat. Dit jaar vindt dit overleg in december plaats. Daarbij zal ook worden besproken wat de knelpunten zijn en welke verbeteringen er mogelijk zijn om tijdig tot contracten te komen.
Wanneer verwacht u dat de contracten tussen ziekenhuizen en verzekeraars wel rond zijn?
Ik weet niet wanneer de contracten tussen ziekenhuizen en verzekeraars rond zijn. Ik vind het van groot belang dat zij hun contractering snel afronden. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben er ook belang bij dat de contractering snel is afgerond. Uit navraag bij zorgverzekeraars blijkt, dat er nu iedere dag contracten bij komen.
Wat vindt u ervan dat de NZa nu al aangeeft dat ze niet gaat handhaven? Vindt u dat de NZa, mede gelet op de onvolledige keuze-informatie voor verzekerden, wel zou moeten handhaven?
Zorgverzekeraars moeten voor 19 november alle informatie over ingekochte zorg beschikbaar stellen voor de patiënten. Hierbij moet ook duidelijk worden welke zorg ze (nog) niet hebben ingekocht. Ik heb niet de indruk dat dit niet gebeurt. De NZa houdt hier zoals gezegd toezicht op. VWS heeft navraag gedaan bij de NZa en de NZa geeft aan dat zij hier zo nodig wel op handhaaft.
Welke beleidsmatige conclusies trekt u uit de nu ontstane situatie?
Ik concludeer dat dit jaar op 19 november een groot deel van de contractering voor 2016 nog niet is afgerond. Verzekerden moeten op basis van zoveel mogelijk informatie een weloverwogen keuze kunnen maken. Daarom vind ik het van belang dat verzekeraars en aanbieders hun contractering tijdig afronden.
Jaarlijks wordt in het Bestuurlijk Overleg over het hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg met partijen besproken hoe het met de contractering staat. Daarbij wordt ook besproken welke verbeteringen mogelijk zijn in het systeem om tijdig tot contracten te komen. Ik zal partijen vragen maatregelen te nemen en ook nagaan wat de mogelijkheden verder zijn.
De uitzending “ Hogere eigen bijdragen ziekenhuis” |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u de uitzending van Radar «Hogere eigen bijdragen ziekenhuis» gezien? Zo ja, wat vond u daarvan?1
Ik heb de uitzending van Radar «Hogere eigen bijdragen ziekenhuis» met belangstelling bekeken.
Deelt u de mening dat er over het zogenaamde hinderpaalcriterium en de budgetpolissen veel onduidelijkheid bestaat? Zo ja waarom wel, zo nee waarom niet?
De budget- en naturapolissen van verzekeraars bevatten informatie over de eigen bijdragen die verzekerden moeten betalen als ze gebruik maken van zorg van niet-gecontracteerde aanbieders met inachtneming van het hinderpaalcriterium. Dit houdt volgens de Zvw in dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg niet zo laag mag zijn dat dit een belemmering is voor de verzekerde om zorg te betrekken bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars meer duidelijkheid moeten geven over consequenties van het zogenaamde hinderpaalcriterium bij het afsluiten van een zorgpolis? Hoe wilt u dit bevorderen?
Zorgverzekeraars zijn uit hoofde van de Wet marktordening gezondheidszorg verplicht informatie openbaar te maken over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op zodanige wijze dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn. Hieronder valt ook informatie over contractering bij zorgpolissen. Deze verplichting is uitgewerkt in de Regeling TH/NR-004 Informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Deze regeling is onlangs aangescherpt; hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportage over Kwaliteit loont.
Zorgverzekeraars moeten kenbaar maken met welke zorgaanbieders voor welke vormen van zorg een contract is afgesloten voor de betreffende polis. Bovendien moet transparant worden of de keuze voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder leidt tot een vergoedingsbeperking en wat de hoogte van het percentage is van de vergoedingsbeperking.
Zoals aangekondigd in hun actieplan Kern-gezond wijzen de zorgverzekeraars dit jaar consumenten expliciet – via de zogenaamde bijsluiter – op de risico’s van polissen waarvoor een beperkt aantal zorgaanbieders gecontracteerd is (budgetpolissen). Zorgverzekeraars wijzen zowel op het risico dat de verzekerde met deze polis bij minder zorgaanbieders terecht kan, als op het financiële risico dat een verzekerde loopt bij het gebruik maken van niet-gecontracteerde zorg als hij deze zorg niet volledig vergoed krijgt. Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 20 oktober jl. (Kamerstukken II 2015/16, 34 300 XVI, nr. 11).
Zorgverzekeraars gaan de werking van de bijsluiter na het overstapseizoen evalueren, waarbij ook zal worden nagegaan of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Zowel de NZa als VWS zullen ook onderzoek (laten) doen naar het verloop van het overstapseizoen.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars ook de juiste informatie over polissen en bijvoorbeeld het hinderpaalcriterium moeten verstrekken? Wat vindt u ervan dat dit op basis van bovengenoemde uitzending van Radar klaarblijkelijk niet gebeurt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u net als de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) van mening dat er rekenmodellen beschikbaar zouden moeten zijn om te bepalen wat een geschikte vergoeding is? Zo ja, waarom wel, zo nee, waarom niet?
Het hinderpaalcriterium is niet te vervatten in een rekenmodel. De invulling van dat criterium en de jurisprudentie daarover is nog in ontwikkeling.
Wat vindt u ervan dat uit het onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) van juni 2015 blijkt dat er nog budgetpolissen zijn die slechts 50% van de niet-gecontracteerde medisch-specialistische zorg vergoeden?
De NZa heeft recent besloten vast te houden aan het standpunt dat zorgverzekeraars, gegeven het hinderpaalcriterium, zelf een vergoeding mogen bepalen voor niet gecontracteerde zorg. Voor de duiding van het begrip hinderpaal verwijst de NZa naar de bestaande jurisprudentie. Deze jurisprudentie is nog niet uitgekristalliseerd.
De NZa maakt voorts kenbaar hoe zij als toezichthouder op dit onderdeel zal toezien en wil dat zorgverzekeraars een lager percentage dan 75 procent motiveren en zo nodig onderbouwen naar de NZa. Volgens de NZa kan het opnemen van een hardheidsclausule in de modelovereenkomst hierbij ook een rol spelen. Een dergelijke hardheidsclausule moet de verzekerde dan in een concreet geval de mogelijkheid geven om bij de zorgverzekeraar aanspraak te maken op een hogere vergoeding ingeval het in de modelovereenkomst opgenomen vergoedingspercentage vanwege de omstandigheden van het geval een feitelijke hinderpaal vormt voor de toegang tot niet gecontracteerde zorg.
De NZa beoordeelt bij de polissen die in 2016 op de markt worden gebracht of die voldoen aan de wet in het licht van staande jurisprudentie. Indien dat niet het geval is zal de NZa hiertegen optreden en indien nodig handhaven.
Op welke manier heeft de NZa dit jaar er toezicht op gehouden dat een hinderpaal van 50% niet een te grote belemmering is voor patiënten voor het afnemen van niet-gecontracteerde zorg?
Zie antwoord vraag 6.
Welke zorgverzekeraars hanteren een vergoeding van 50% voor niet-gecontracteerde verslavingszorg? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het arrest van het gerechtshof van ’s-Hertogenbosch van 9 juli 2013?
In 2015 worden door twee zorgverzekeringsconcerns acht polissen aangeboden waarbij voor de GGZ een vergoedingspercentage van minder dan 75% van het marktconforme tarief wordt gehanteerd. Voor 2016 heb ik op dit moment nog geen zicht op het aantal polissen met een vergoedingspercentage van minder dan 75%. Op grond van de huidige jurisprudentie valt niet met zekerheid te zeggen of deze vergoedingspercentages al dan niet een hinderpaal opleveren.
Wat vindt u ervan dat de NZa stelt dat mensen die van mening zijn dat de 25% of meer eigen bijdrage een te grote hinderpaal is naar de rechter of geschillencommissie van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) kunnen stappen?
Het klopt niet dat de NZa dit zo stelt. Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 6 en 7 heb aangegeven stelt de NZa dat een zorgverzekeraar een vergoeding van minder dan 75% moet motiveren en zo nodig onderbouwen.
Wanneer verzekerden vinden dat de geboden vergoeding in hun specifieke situatie een hinderpaal vormt kan de verzekerde bezwaar maken bij de zorgverzekeraar. Indien de zorgverzekeraar daar negatief op antwoordt heeft de verzekerde altijd het recht om naar de geschillencommissie (SKGZ) of naar de civiele rechter te stappen. Mensen kunnen bij de geschillencommissie laagdrempelig met hun klachten terecht.
Heeft u er zicht op of er ook voor 2016 nog budgetpolissen worden aangeboden? Als die worden aangeboden, zit er dan een duidelijke bijsluiter bij die te begrijpen is?
Zowel de NZa als VWS zullen het lopende overstapseizoen (laten) onderzoeken. Uit dit onderzoek zal blijken of er polissen met beperkende voorwaarden worden aangeboden voor 2016 en of daar een bijsluiter bij wordt aangeboden en welke informatie die bevat.
Deelt u de mening dat ziekenhuizen en specialistische behandelcentra bij aanvang van de behandeling de plicht hebben om voor de patiënt na te gaan of het ziekenhuis of het specialistisch behandelcentrum ook gecontracteerd is?
Het is de taak van de patiënt zelf om na te gaan of het ziekenhuis of het specialistisch behandelcentrum gecontracteerd is. De patiënt kan dit nagaan door dit na te vragen bij zijn zorgverzekeraar. Ook moeten de zorgverzekeraars op hun website een actueel overzicht publiceren van de zorgaanbieders die gecontracteerd zijn. Dit is te vinden via bijvoorbeeld de «Zorgzoeker» of «Zorgvinder» op de websites van zorgaanbieders.
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft een tool ontwikkeld die zorgaanbieders de mogelijkheid geeft om een polischeck te doen zodat de zorgaanbieder de patiënt/verzekerde voorafgaand aan een behandeling informatie kan geven over de mate van vergoeding op grond van de polis van de patiënt/verzekerde. Dit is de inkijkvoorziening polis verzekerden (IVP). De planning is dat de IVP vanaf 1 januari 2016 beschikbaar komt voor zorgaanbieders, te starten met ziekenhuizen. Ik vind het van belang dat zorgaanbieders met behulp van het IVP hun patiënten/verzekerden goed informeren over de mate van vergoeding op grond van de polis van de patiënt/verzekerde.
Wat vindt u ervan om voor categorieën behandeling een vast percentage als hinderpaal vast te stellen, zodat patiënten niet langer een rechtszaak hoeven te voeren om te weten wat een passende en niet-belemmerende vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg is?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Signalen dat Zorgverzekeringsindicaties uit gemeentelijke budgetten worden betaald |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven in hoeverre het waar is dat de SVB (Sociale Verzekeringsbank) momenteel een factuur van een zorgaanbieder alleen op het contract controleert, en niet op de indicatie, en vervolgens over gaat tot uitbetaling vanuit het budget van de gemeente?
Uit hoofde van privacywetgeving beschikt de SVB niet over zorgindicaties. In de zorgovereenkomst tussen zorgverlener en pgb-houder is zichtbaar of de in te kopen zorg past bij de afgegeven indicatie. De pgb verstrekker – in dit geval de gemeente – controleert hierop en geeft zijn goed-, of afkeuring op de zorgovereenkomst. Als een zorgovereenkomst goedkeuring heeft gekregen van de gemeente, worden declaraties op basis van die zorgovereenkomst door de SVB betaald uit het budget van de gemeente.
Deelt u de mening dat op deze manier het risico bestaat dat de gemeente moet betalen voor een indicatie vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw), omdat er niet gecontroleerd wordt of het contract van de zorgaanbieder gebaseerd is op een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Jeugdwet? Zo ja, bent u bereid dit in overleg met de VNG, de SVB en Zorgverzekeraars Nederland aan te kaarten, en de Kamer over een mogelijke oplossing te informeren?
Zoals bij vraag 1 is aangegeven toetst de gemeente of de zorginhoud van de overeenkomst past op de afgegeven indicatie.
Er is begin 2015 wel een terugvalscenario toegepast op zorgovereenkomsten die niet inhoudelijk beoordeeld waren voordat de eerste betaling moest plaatsvinden. In het terugvalscenario hebben deze zorgovereenkomsten een ambtshalve goedkeuring gekregen. Dit is gedaan om zorgverleners tijdig te kunnen betalen en meer tijd voor de inhoudelijke toets te creëren voor gemeenten. Gemeenten konden deze inhoudelijke toets op ieder moment na de ambtshalve goedkeuring alsnog plaats laten vinden.
Door deze ambtshalve goedkeuring is een risico ontstaan dat er zorg uit het gemeentelijk pgb wordt betaald terwijl die uit een Zvw budget betaald diende te worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een zorgverlener zowel Wmo als Zvw zorg levert. In overleg met de ketenpartners is een herstelprocedure ontwikkeld om onjuiste declaraties te corrigeren. Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn brief van 28 oktober 2015.
Bent u bereid de antwoorden op deze vragen vóór het Algemeen overleg over de Voortgang trekkingsrecht pgb voorzien op 10 december 2015 naar de Kamer te sturen?
Ja
Het bericht ‘GGZ-instelling weigert VGZ-klanten nog te behandelen’ |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het item «GGZ-instelling weigert VGZ-klanten nog te behandelen»?1
Ja
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat het uitmaakt of men aan het begin of aan het eind van het jaar ziek wordt, omdat patiënten aan het einde van het jaar niet meer terechtkunnen bij de arts van hun voorkeur, terwijl dat aan het begin van het jaar wel kan?
Verzekeraars dienen hun verzekerden goed te informeren over de inhoud van hun polis. Bij het afsluiten van een polis moet het voor een verzekerde transparant zijn welke zorgaanbieders door de zorgverzekeraar zijn gecontracteerd voor de polis. Ook moet transparant zijn bij welke zorgaanbieders plafondafspraken zijn gemaakt. Op die manier weet een verzekerde bij het afsluiten van een polis of en in welke mate een eventuele arts van zijn voorkeur gecontracteerd is. Een verzekerde kan daar dan bij het afsluiten van een polis rekening mee houden.
VGZ informeert haar verzekerden conform de regelgeving over de consequenties van volumeafspraken en omzetplafonds. In dit specifieke geval heeft VGZ met betreffende instelling, gegeven het omzetplafond, een contract gesloten waarin sprake is van een doorleverplicht, waardoor VGZ in deze situatie geen melding hoeft te maken van het omzetplafond.
Wordt voldaan aan de zorgplicht als een patiënt niet bij een door de verzekeraar gecontracteerde aanbieder terechtkan, ook als een patiënt juist bij de betreffende zorgverzekeraar is verzekerd, omdat die met de bewuste aanbieder een contract heeft gesloten? Is een verzekeraar verplicht om aan zijn verzekerden vooraf melding te maken bij welke aanbieders zorg tijdens het kalenderjaar mogelijk niet geleverd kan worden vanwege het overschrijden van een omzetplafond?
Verzekerden hebben recht op zorg. Soms kan een zorgaanbieder bepaalde zorg tijdelijk niet leveren, bijvoorbeeld door vakantieplanning, te weinig personeel of als de capaciteit volledig benut is. In die situaties heeft de verzekeraar de plicht om de verzekerde te bemiddelen naar een andere aanbieder.
Een zorgverzekeraar moet voldoende zorg inkopen voor zijn verzekerden. Deze zorg moet bereikbaar, tijdig en van voldoende kwaliteit zijn. Zolang een verzekerde de zorg krijgt die hij nodig heeft en de verzekeraar transparant is geweest over wat de verzekerde op basis van zijn polis mag verwachten, voldoet de zorgverzekeraar aan zijn zorgplicht.
Mag een zorgaanbieder weigeren om patiënten te behandelen, indien er sprake is van een contractueel overeengekomen doorleverplicht met de zorgverzekeraar? Welke voorwaarden zijn verbonden aan het afspreken van een doorleverplicht (zoals het inkopen van realistische volumes)?
Bestaande patiënten moet de aanbieder altijd doorbehandelen. Als een zorgaanbieder een contract heeft getekend waarin een omzetplafond met doorleverplicht is afgesproken, dan heeft de zorgaanbieder zich contractueel verplicht om ook nieuwe patiënten te blijven aannemen, ook wanneer het budget is volgelopen.
Als hierdoor voor de zorgaanbieder problemen ontstaan kan de zorgaanbieder hierover in gesprek gaan met de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar kan de zorgaanbieder houden aan zijn contract, of kan ervoor kiezen om de zorgaanbieder tegemoet te komen, bijvoorbeeld door bijcontractering of door de doorleverplicht op te heffen. In het geval van deze betreffende GGZ-instelling heeft de zorgverzekeraar de doorleverplicht van de zorgaanbieder opgeheven. Daarbij heeft de zorgverzekeraar het op zich genomen om nieuwe patiënten te bemiddelen naar andere zorgaanbieders.
Er zijn geen specifieke voorwaarden verbonden aan het afspreken van een doorleverplicht; de zorgaanbieder moet zelf goed afwegen welk contract voor hem aantrekkelijk en haalbaar is. Het inkopen van realistische volumes in de regio is onderdeel van de zorgplicht van de zorgverzekeraar, maar waar deze volumes worden ingekocht is aan de zorgverzekeraar.
Wat is het effect van omzetplafonds bij nieuwe, groeiende toetreders? Is het risico op overschrijding van het omzetplafond niet groter bij een kleine toetreder dan bij een grote instelling met stabiele omzet? Op welke wijze wordt voorkomen dat nieuwe toetreders niet onnodig worden belemmerd door het gebruik van omzetplafonds?
Zorgverzekeraars moeten vanaf 1 april 2016 bij hun zorginkoopbeleid aangeven in welke mate de zorgverzekeraar ruimte biedt voor innovatief zorgaanbod.
Een zorgverzekeraar heeft meerjarige gegevens over vraag naar zorg en zorgaanbod in de regio. Voor bestaande zorgaanbieders heeft een zorgverzekeraar daarom meer informatie op basis waarvan hij de zorginkoop kan baseren. Bij een nieuwe toetreder moet eerst ervaring worden opgedaan, zowel door patiënten als door zorgverzekeraars. Bij nieuwe toetreders is het daarom voor zorgverzekeraars moeilijker om een goede inschatting te maken van de vraag naar zorg bij deze specifieke zorgaanbieder. Maar zolang de zorgverzekeraar voldoende zorg in de regio heeft ingekocht hoeft dat voor de verzekerden niet tot problemen te leiden.
Welke andere mogelijkheden dan omzetplafonds hebben zorgverzekeraars om het budget in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) te beheersen? Is het juridisch mogelijk om contracten te sluiten op basis van bijvoorbeeld degressieve tarieven, lumpsumbekostiging, two part tariffs of andere innovatieve contractvormen?
Zorgverzekeraars kunnen in hun contractering verschillende afspraken maken over het tarief of kostenbeheersing per zorgaanbieder. Daarnaast kunnen zorgverzekeraars afspraken maken over kwaliteit, het navolgen van richtlijnen, het bieden van service en over wachtlijsten. Een verzekeraar heeft feitelijk de taak om namens zijn verzekerde patiënten een zo goed mogelijke kwaliteit, service en zorg te contracteren tegen een zo goed mogelijke prijs. Over het beheersen van de kosten van GGZ-aanbieders is het voor zorgverzekeraars naast de genoemde omzetplafonds bijvoorbeeld ook juridisch mogelijk om te werken met prijsdifferentiatie naar rato van het volume (zoals degressieve tarieven), two part tariffs, of bijvoorbeeld volume- of tariefdifferentiatie op basis van zorginhoud. Zorgverzekeraars zijn vrij om dit af te spreken.
Selectieve zorginkoop en de gevolgen daarvan voor zorgaanbieders |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving over het gegeven dat Zilveren Kruis Achmea niet gelooft in selectieve zorginkoop vanuit het oogpunt van kwaliteit en dit wil gaan beperken?1
Op basis van de ervaringen met het vijfjarige programma Kwaliteit van zorg concludeert Zilveren Kruis dat het voor de verbetering van de kwaliteit van zorg vaak effectiever is om zorgprofessionals te stimuleren tot kwaliteitsverbetering dan bepaalde zorgaanbieders uit te sluiten.
Volgens Zilveren Kruis betekent dit echter niet dat selectieve inkoop niet meer wordt toegepast in de zorginkoop. Naarmate er meer kwaliteitstransparantie komt op basis van uitkomstindicatoren en patiënten en verwijzers kiezen voor aanbieders met hogere kwaliteit, zal dat gepaard moeten gaan met een verschuiving van ingekocht volume van de ene naar de andere aanbieder. Zilveren Kruis wil zorgaanbieders met een opvallend goede prestatie ook belonen met bijvoorbeeld een pluscertificaat, langere termijn contracten en ondersteuning bij zorgonderzoek en zorginnovatie. Met zorgaanbieders die minder goed presteren maakt Zilveren Kruis verbeterafspraken en aanbieders die evident en duurzaam minder goed presteren kunnen verwachten dat de zorg in mindere mate of helemaal niet bij hen wordt ingekocht.
Bent u nog altijd van mening dat juist selectieve zorginkoop één van de belangrijkste instrumenten is voor het welslagen van dit zorgstelsel?
Ja, het is mijn overtuiging dat selectieve zorginkoop een van de belangrijkste instrumenten is voor een betere en betaalbare zorg van de patiënt. De werkwijze van Zilveren Kruis onderschrijft dit.
Wat is het standpunt van andere zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland op het gebied van selectieve zorginkoop?
Zorgverzekeraars Nederland ondersteunt het beleid ter zake. Het standpunt kan per verzekeraar verschillen.
Wat zijn de gevolgen voor dit zorgstelsel wanneer zelfs grote zorgverzekeraars als Zilveren Kruis Achmea geen heil zien in selectieve zorginkoop teneinde de kwaliteit te bevorderen?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u evenals Zilveren Kruis Achmea bereid het instrument van selectieve zorginkoop in te perken nu blijkt dat het draagvlak ervoor afbrokkelt en de effectiviteit niet is aangetoond?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat een orthopedisch schoenmaker na vele tientallen jaren waarschijnlijk de deuren moet sluiten omdat hetzelfde Zilveren Kruis Achmea de samenwerking opzegt?2
Zilveren Kruis heeft aangegeven meer inzicht in kwaliteit en prijs te willen zodat op een eenduidige en objectieve manier vast te stellen is wat de beste orthopedische schoenoplossing is. Zilveren Kruis heeft gekozen voor een inkoopprocedure waarbij leveranciers zelf aan kunnen geven wat de verschillende schoenoplossingen mogen kosten. Op basis van kwaliteit en prijs selecteert Zilveren Kruis het merendeel van de leveranciers (maar niet alle). Daarmee voldoet Zilveren Kruis naar verwachting ruimschoots aan de behoefte aan zorg van en de zorgplicht voor onze verzekerden.
Wat is uw reactie op het feit dat Zilveren Kruis Achmea na een verbintenis van 30 jaar, drie maanden voor het einde van het jaar, de samenwerking opzegt?
Een aantal aanbieders dat als gevolg van de inkoopprocedure geen contract heeft gekregen, is een kort geding procedure gestart tegen Zilveren Kruis. Het is nu aan de rechter om de redelijkheid en billijkheid van het contracteerproces en de uitkomst daarvan te beoordelen.
Is er volgens u sprake van een eerlijke machtsverhouding tussen zorgaanbieder en verzekeraar, aangezien mede door overnames inmiddels circa 80% van de verzekerden in de betreffende regio bij Zilveren Kruis Achmea zit?
De NZa en de ACM zien toe op de marktverhoudingen en het eventueel ongewenst gebruik van de marktpositie door een verzekeraar.
Durft u ondanks dat de schoenmaker al vele tientallen jaren bestaat en een klanttevredenheid kent van 100%, te beweren dat het niet langer contracteren een kwalitatieve afweging is?
Zorgverzekeraars mogen zelf bepalen welke kwaliteitscriteria zij in het inkoopproces hanteren. Zilveren Kruis maakt een afweging op basis van kwaliteit en prijs (elk 50 punten). De scores op kwaliteit worden bepaald op basis van de volgende criteria:
Ondanks een hoge klanttevredenheid kan het voorkomen dat op basis van bovengenoemde kwaliteit/prijs afweging een aanbieder niet wordt gecontracteerd.
Wat is uw reactie op het gegeven dat zorgaanbieders niet in staat gesteld worden de geconstateerde onregelmatigheden te herstellen?
Zie antwoord 7.
Voor de volgende contracteerperiode wordt een geschillencommissie in het leven geroepen waar zorgaanbieders met klachten over de inkoopprocedure terecht kunnen.
Kunt u zich voorstellen dat zorgaanbieders de selectiecriteria die zorgverzekeraars opstellen niet ervaren als instrument om te selecteren op kwaliteit maar juist als stok om mee te slaan?
Het is aan zorgverzekeraars om de selectiecriteria op te stellen. Vanaf 2016 maakt de zorgverzekeraar zijn inkoopcriteria voor de inkoop van het jaar erop voor 1 april openbaar. Dit geeft zowel patiënten als aanbieder de kans hiervan vroegtijdig kennis te nemen. In de toekomst kunnen zorgaanbieders bij klachten hierover terecht bij de hiervoor genoemde in te stellen geschillencomissie.
Bent u bereid zorgverzekeraars in het algemeen en Zilveren Kruis Achmea in deze specifieke situatie aan te spreken op hun gedrag? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 heb aangegeven, is het oordeel nu aan de rechter. Verder heeft vaste kamercommissie voor VWS in de Tweede Kamer een aantal brieven ontvangen van producenten orthopedisch schoeisel over de inkoopprocedure Zilveren Kruis. Op voorstel van een meerderheid van de Kamer is voorgesteld om de brieven door te geleiden naar de NZa, dat het loket is waar zorgaanbieders met klachten over de inkoopprocedure terecht kunnen.
Bestaat er ook een clementieregeling voor zorgaanbieders en bent u van mening dat de betreffende zorgaanbieder hiervoor in aanmerking dient te komen?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Is het waar dat orthopedisch schoenmakers uit het oogpunt van kostenbesparing hun cliënten niet actief mogen informeren wanneer zij weer nieuwe schoenen kunnen aanschaffen?
In de zorgverzekeringswet geldt dat de verzekerde te allen tijde moet beschikken over een adequaat hulpmiddel. Er bestaat geen recht op een nieuw hulpmiddel na verloop van een bepaalde tijd. Er bestaat alleen recht op vervanging als een hulpmiddel niet langer adequaat is in de situatie van de verzekerde. Verzekeraars kunnen in hun polis wel voorwaarden stellen aan het vervangen van een hulpmiddel binnen een periode waarin het hulpmiddel normaal gesproken geacht wordt adequaat te zijn. Leveranciers mogen hun klanten altijd informeren en uitnodigen, maar vervanging kan alleen binnen de kaders van de Zorgverzekeringswet en de polisvoorwaarden van de zorgverzekeraar.
Zijn er ook soortgelijke afspraken gemaakt met fabrikanten van hoortoestellen? Zo ja, hoe verklaart u dan de vele reclames die daarvoor gemaakt worden?
Hetgeen ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 14, geldt ook voor leveranciers van hoortoestellen. Het staat hen vrij klanten te informeren en om hen hun toestellen onder de aandacht te brengen. Vergoedng is echter uitsluitend mogelijk binnen de kaders van de zorgverzekeringswet en de polisvoorwaarden.
Hoe zijn die afspraken met andere zorgaanbieders en aanbieders van medische hulpmiddelen? Hoe verklaart u de verschillende afspraken?
Zie het antwoord op vraag 14. De algemene uitgangspunten gelden voor alle hulpmiddelen.
De financiering van geestelijke begeleiding bij palliatieve zorg in de thuissituatie |
|
Kees van der Staaij (SGP), Hanke Bruins Slot (CDA), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Herinnert u zich dat u diverse keren heeft bevestigd dat geestelijke verzorging voor patiënten met een levensbedreigende ziekte in de thuissituatie sinds 1 januari 2015 onder de Zorgverzekeringswet valt?
Geestelijke verzorging is diverse malen aan de orde geweest in het gesprek met uw Kamer. Over geestelijke verzorging is in 2010 een brief aan de Kamer gestuurd1, waarin wordt ingegaan op de positie van geestelijke verzorging2 in het stelsel van de wettelijke verzekeringen. Deze uiteenzetting geldt nog steeds.
Alleen wanneer een interventie behoort tot de verzekerde aanspraken in de Zvw is een zorgverzekeraar gehouden deze te vergoeden. In de curatieve zorg is de begeleiding bij de verwerking en het omgaan met ziekte en behandeling, ook in de extramurale setting, onlosmakelijk onderdeel van de behandeling. Binnen de geneeskundige zorg zijn het vooral de huisarts, de verpleegkundige en de verzorgende die een rol spelen bij de palliatief terminale zorg in de thuissituatie. Er is een grens aan datgene wat de huisarts, de verpleegkundige en de verzorgende in deze fase aan begeleiding kunnen bieden. Waar die grens ligt wordt niet bepaald door de regelgeving, maar door de beroepsgroepen zelf. Zij geven immers inhoud aan de begrippen «zorg zoals huisartsen die plegen te bieden» en «zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden», die de basis vormen voor de palliatief terminale zorg binnen de basisverzekering.
Krijgt u ook signalen dat zorgverzekeraars niet bereid zijn de geestelijke verzorging te vergoeden aan hen die de feitelijke prestatie leveren? Wat is volgens u hiervan de reden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat de vergoeding van palliatieve zorg in de aanspraak wijkverpleging alleen de functies persoonlijke verzorging en verpleging omvat, waardoor palliatieve zorgverleners geen mogelijkheid hebben de geestelijke verzorging vergoed te krijgen?
Wijkverpleging bestaat onder andere uit persoonlijke verzorging en verpleging5. Onder de persoonlijke verzorging valt ook de ondersteuning en instructie rondom zaken die in directe relatie staan met de persoonlijke verzorging aan de patiënt en desgevraagd aan de naasten van de patiënt. Onder verpleging valt ook de met verpleging vervlochten regie en coördinatie bij multidisciplinaire zorgverlening, en ondersteuning en instructie rondom zaken die in directe relatie staan me de zorgbehoefte van de patiënt en desgevraagd aan naasten van de patiënt. Dit betekent dat met deze prestaties de palliatieve zorg, zoals de beroepsgroep «de zorg zoals verpleegkundigen die plegen te bieden» beschrijft, bekostigd kan worden.
Hoe komt het dat geestelijke verzorging, ondanks uw eerdere verzekering, blijkbaar nog steeds geen onderdeel is van een declarabel zorgproduct? Hoe gaat u er op zo kort mogelijke termijn voor zorgen dat dit wel het geval wordt?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de vergoeding niet mag stoppen op de dag van overlijden van de patiënt, zodat bijvoorbeeld ook een nazorggesprek met de familie nog wordt vergoed?
Ik ben van mening dat een afrondend gesprek vanzelfsprekend is en dat hiermee kwalitatief goede zorg wordt geboden.
Deelt u – gelet op de IKNL-richtlijn Spirituele Zorg (Integraal Kankercentrum Nederland) – de mening dat gespecialiseerde kennis nodig is om de zingeving van de zieke te begeleiden, en dat zorgverzekeraars er daarom niet mee kunnen volstaan de geestelijke verzorging in te kopen bij niet daarvoor opgeleide zorgverleners, zoals verpleegkundigen of verzorgenden?
De Zvw kent functiegerichte aanspraken. Dit betekent dat niet op voorhand is vastgesteld dat een bepaalde beroepsgroep de zorg mag bieden. De zorgverzekeraar is vrij om andere beroepsbeoefenaren te contracteren voor het leveren van verzekerde prestaties voor zover zij bekwaam en bevoegd zijn (met uitzondering van de voorbehouden handelingen). De zorgverzekeraars dienen altijd aan hun zorgplicht jegens hun verzekerden te voldoen. Dat betekent dat als zorgverzekeraars zorg inkopen bij zorgaanbieders zij de kwaliteit, tijdigheid en bereikbaarheid van deze (ingekochte) zorg moeten borgen.
Het is aan zorgprofessionals om in richtlijnen, zorgmodules en zorgstandaarden aan te geven wat kwalitatief goede zorg inhoudt. Dit betekent niet dat al deze beschreven goede zorg automatisch vergoed moet worden door de zorgverzekeraar. Mij zijn geen signalen bekend dat zorgverzekeraars de begeleiding bij de verwerking en het omgaan met ziekte en behandeling, zoals door de beroepsgroepen zelf beschreven binnen de grenzen van zorg zoals huisartsen en verpleegkundigen die plegen te bieden, niet inkopen en vergoeden en dus hun zorgplicht niet nakomen.
Bent u, gelet op het voorgaande, van mening dat zorgverzekeraars hun zorgplicht op dit moment niet nakomen? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om ervoor te zorgen dat zij hun zorgplicht wel nakomen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u ermee bekend dat de zorgverleners in de eerste lijn vaak onvoldoende, tot niet, op de hoogte zijn van de mogelijkheden rondom geestelijke begeleiding, en hoe de geestelijk verzorger zich als functie verhoudt tot andere functies, zoals de POH-GGZ (Praktijkondersteuner Huisarts – Geestelijke Gezondheidszorg) en maatschappelijk werk of eerstelijns psycholoog?
Ik kan me voorstellen dat de positie van geestelijke verzorging in het stelsel van de wettelijke verzekeringen bij andere zorgverleners in de eerste lijn onvoldoende bekend is. Omdat er de laatste jaren veel is veranderd in de (bekostiging van de) zorg, heb ik Agora6 gevraagd om samen met de betrokken partijen (zorgaanbieders, verzekeraars, gemeenten, Zorginstituut Nederland) te inventariseren welke verbeteringen mogelijk zijn. Dit past binnen het Nationaal Programma Palliatieve Zorg, waar expliciet aandacht wordt gevraagd voor de spirituele dimensie van palliatieve zorg.
Vindt u het, gelet op de vorige vraag, eveneens belangrijk dat er bij eerstelijns zorgverleners een bewustwordingsproces op gang komt over de plek en de waarde van spirituele zorg in de laatste levensfase, zodat zij de vragen op dit gebied beter herkennen, en eerder geestelijke verzorgers inschakelen? Ziet u mogelijkheden voor uzelf weggelegd om dit bewustwordingsproces op gang te (laten) brengen?
Zie antwoord vraag 8.
Zou het mogelijk zijn deze vragen uiterlijk voor het binnenkort te plannen Algemeen overleg palliatieve zorg te beantwoorden?
Ja.
Het niet meer vergoeden van medicatie |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Oud-Gastelaar krijgt geen medicijn tegen ongeneeslijke ziekte: pillen te duur»?1
In het bericht wordt aangegeven dat een patiënt met neurofibromatose zijn medicijnen niet meer (vergoed) krijgt. Het middel maakt onderdeel uit van het basispakket en wordt dus vergoed. In het bericht2 wordt aangegeven dat de zorgverzekeraar middelen die worden voorgeschreven wel wil vergoeden. Ik kan uit de berichtgeving dus niet opmaken wat er bij deze patiënt speelt. Mogelijkerwijs heeft de arts aangegeven dat deze patiënt niet meer op dit geneesmiddel is aangewezen. De precieze reden hiervoor ken ik niet.
Mocht de patiënt het niet mee eens zijn dat hij het middel niet meer krijgt, kan hij een klacht indienen bij zijn zorgaanbieder. Mocht de patiënt niet tevreden zijn over de klachtafhandeling door de zorgaanbieder dan kan hij ook terecht bij het landelijk meldpunt zorg.
Kunt u uitleggen waarom de vergoeding van medicijnen halverwege het jaar gestaakt wordt?
Zie antwoord vraag 1.
Is stopzetting van behandeling zonder alternatief niet in strijd met de zorgplicht van zorgverzekeraars?
Een zorgverzekeraar mag niet beslissen om een behandeling die onderdeel uitmaakt van het basispakket, waarop een patiënt volgens zijn behandelend arts is aangewezen, te stoppen of niet meer te vergoeden. Als een arts echter aangeeft dat het beter voor de patiënt is om een behandeling te stoppen, dan hoeft de zorgverzekeraar niet door te gaan met het vergoeden van de behandeling. Dat kan ook niet, omdat in dat geval de patiënt geen toegang meer zou moeten hebben tot de medicijnen, omdat een recept op dat moment ontbreekt.
Deelt u de mening dat een medicijn dat de kwaliteit van leven aantoonbaar verbetert gewoon verstrekt moet worden? Zo ja, wanneer wordt dit medicijn weer vergoed? Zo nee, waarom niet?
Het geneesmiddel waar het hier om gaat is in 2013 overgeheveld van de aanspraak op farmaceutische zorg naar de geneeskundige zorg. Ten tijde van overheveling gebruikten jaarlijks ongeveer 1.500 patiënten dit geneesmiddel (GIP-data, Zorginstituut Nederland). Ik heb geen enkel signaal ontvangen dat dit geneesmiddel niet meer vergoed zou worden voor deze groep mensen. Naar mijn weten wordt het geneesmiddel dan ook nog steeds vergoed.
Waarom wordt er op medicijnen bezuinigd terwijl zorgverzekeraars miljarden overreserves hebben?
Zie ook antwoord op vraag 1 en 2. In het bericht geeft de zorgverzekeraar aan dat hij de middelen die worden voorgeschreven wel wil vergoeden. Ik ken de reden dan ook niet waarom dat in dit geval niet zou gebeuren. Mogelijkerwijs heeft de arts aangegeven dat deze patiënt niet meer op dit geneesmiddel is aangewezen.
Ten algemene geldt dat medicijnen die voldoen aan het criterium stand van wetenschap en praktijk onderdeel uitmaken van het basispakket. Voor alle zorg, waaronder medicijnen, geldt dat van belang is dat er doelmatig gebruik plaats vindt.
De vergoeding in de basisverzekering van rifaximine (Xifaxan) voor de behandeling van chronische hepatische encefalopathie |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat rifaximine een therapeutische meerwaarde heeft bij de behandeling van chronische hepatische encefalopathie ten opzichte van lactulose monotherapie, tot een daling van het aan deze ziekte gerelateerde ziekenhuisopnames leidt, en zodoende de kwaliteit van leven verbetert?1
Zorginstituut Nederland heeft in haar advies van 31 maart 2015 geconcludeerd dat bij de preventie van de derde en volgende episodes van manifeste hepatische encefalopathie bij patiënten van 18 jaar en ouder rifaximine toegevoegd aan lactulose een therapeutische meerwaarde heeft ten opzichte van lactulose monotherapie. Voorts heeft Zorginstituut Nederland geconcludeerd dat door deze toevoeging van rifaximine het aantal ziekte-gerelateerde ziekenhuisopnames daalt en de kwaliteit van leven verbetert. Het is goed om hierbij op te merken dat het hier niet gaat om behandeling, maar om preventie van hepatische encefalopathie (de vermindering van de kans op een terugval) bij patiënten die in remissie zijn.
Is het waar dat het Zorginstituut Nederland om financiële redenen negatief heeft geadviseerd om het middel toe te laten tot de basisverzekering?
Nee, dat is niet waar. Voor opname in het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) moet een fabrikant een GVS-vergoedingsaanvraag indienen die aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Een van deze voorwaarden is het aanleveren van een goed onderbouwde kosteneffectiviteitsanalyse. De reden voor het negatief advies in onderhavige casus ligt aan het feit dat de fabrikant, ondanks herhaaldelijke verzoeken, een dossier van onvoldoende kwaliteit heeft aangeleverd. Dat is de reden waarom het Zorginstituut zich genoodzaakt heeft gezien om een negatief advies af te geven.
Is het waar dat het Zorginstituut Nederland hierbij een financiële drempel heeft gehanteerd van € 50.000 per Quality-adjusted life year (Qaly; een begrip dat gebruikt wordt in een kostenutiliteitsanalyse, een economische beschouwing van de zin en effectiviteit van een behandeling in de gezondheidszorg. Het staat voor een extra levensjaar in goede gezondheid)?
Zorginstituut Nederland concludeert dat de berekening van de kosteneffectiviteit van rifaximine bij de preventie van hepatische encefalopathie van onvoldoende methodologische kwaliteit is. Feitelijk zegt het Zorginstituut dat ze met de data die is aangeleverd door de fabrikant geen betrouwbare inschatting kunnen maken van de kosteneffectiviteit. Dat is ook in onderhavige casus aan de hand. Het vereiste dat de fabrikant bij een GVS-vergoedingsaanvraag een goed onderbouwde kosteneffectiviteitsanalyse moet aanleveren is al jaren staand beleid.
In aanvulling daarop heeft het Zorginstituut aangegeven dat- gelet op de matige kwaliteit van de kosteneffectiviteitsanalyse die de fabrikant heeft aangeleverd, de referentiewaarde van € 50.000 euro per QALY en het vermoeden dat de werkelijke kosteneffectiviteitsratio ongunstiger is dan de fabrikant heeft betoogd – de onzekerheid onacceptabel is en er geen betrouwbare inschatting van de kosteneffectiviteit gemaakt kan worden.
Acht u het hanteren van een dergelijke financiële drempel juist?
Ik vind inzicht in de kosteneffectiviteit van interventies belangrijk, vanwege de signalerende functie van een dergelijk inzicht voor de verschillende verantwoordelijke partijen. Dat geldt ook zeker bij geneesmiddelen, waarvan de prijs soms maatschappelijk onaanvaardbaar hoog is. Zoals het Zorginstituut in zijn rapport ook aangeeft kan kosteneffectiviteit een signaal zijn dat de effectiviteit en/of de prijs van het geneesmiddel moet worden verbeterd, bijvoorbeeld door prijsafspraken of pay for performance afspraken te maken. Er is in deze casus geen sprake van een «financiële drempel» die automatisch doorslaggevend is voor de vraag of een interventie in het basispakket thuis hoort, maar van een «referentiewaarde» op basis waarvan het Zorginstituut kan bepalen of een interventie het predikaat «kosteneffectief» verdient of niet.
Op basis van welke politieke besluitvorming kan het Zorginstituut Nederland tot een dergelijke besluitvorming komen? Neemt het Zorginstituut hier geen voorschot op beleid dat geen politiek fiat heeft?2
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw oordeel over het hanteren van een dergelijke drempel? Welke financiële grens per Qaly vindt u aanvaardbaar?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u het feit dat Delta Lloyd na discussie met een verzekerde alsnog voor een jaar rifaximine vergoedt?3
Ik ben er niet van op de hoogte of / in hoeverre verzekeraars, vanuit hun aanvullende verzekering dan wel in individuele gevallen uit coulance, rifaximine vergoeden. De aanvullende verzekering behoort per definitie geheel tot de vrije markt en is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars. De afweging over welke zorg een zorgverzekeraar aanbiedt in het aanvullende pakket ligt dan ook bij de zorgverzekeraars. Ook is het hun eigen verantwoordelijkheid om te bepalen welke zorg zij uit coulance willen vergoeden; deze zorg wordt vergoed uit de eigen middelen van een zorgverzekeraar. Daar ga ik niet over.
Is het waar dat de ene verzekeraar, bijvoorbeeld Zilveren Kruis Achmea, dit middel wel vergoedt en andere verzekeraars niet? Zo ja, wat vindt u van dit verschil in handelen van verzekeraars? Leidt dit niet tot willekeur?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid alsnog over te gaan tot vergoeding in de basisverzekering van rifaximine onder voorwaarden? Zo neen, waarom niet?
Het Zorginstituut heeft geadviseerd om rifaximine niet op te nemen in het pakket, omdat er geen inzicht verkregen kon worden in de kosteneffectiviteit van de behandeling. De fabrikant heeft een dossier ingediend dat voor wat betreft het farmaco-economisch deel onvoldoende was onderbouwd. De fabrikant heeft ook niet adequaat gereageerd op de geboden mogelijkheid de tekortkomingen te repareren. Ik vind het van belang dat voor opname van geneesmiddelen in het pakket, daar waar mogelijk, een fabrikant de verantwoordelijkheid heeft om inzicht te verschaffen van de kosteneffectiviteit van de behandeling. De fabrikant heeft deze inzage niet gegeven, ik blijf daarom bij mijn besluit om dit geneesmiddel niet op te nemen. Het Zorginstituut heeft aangegeven dat, mocht de aanvrager een nieuw farmaco-economisch dossier aan leveren waarin de door het Zorginstituut gevraagde informatie is verwerkt, zij bereid zijn een herbeoordeling uit te voeren en opnieuw een advies uit te brengen. Ik ga daar niet op vooruit lopen.
Het bericht dat Achmea premiekorting biedt in ruil voor privédata |
|
Kees Verhoeven (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het voornemen van Achmea om premiekorting te bieden aan verzekerden in ruil voor privégegevens? Vindt u het wenselijk dat een verzekeraar verzekerden verleidt met premiekortingen in ruil voor privegegevens die verzekerden anders niet met de verzekeraar zouden delen?1
Verzekeraars hebben informatie nodig om een inschatting te maken van het risico dat zij verzekeren. Het is niet ongebruikelijk dat verzekeraars daarbij gebruik maken van persoonlijke gedragsgegevens. Zo wordt bijvoorbeeld al jaren gevraagd naar rookgedrag bij diverse verzekeringen. Uit het recente rapport «Berekende risico’s»2 van het Rathenau Instituut blijkt dat andere verzekeraars zich bezighouden met het meten van klantgedrag. Het is voorstelbaar dat verzekeraars dit kunnen gebruiken als instrument om risico’s te voorkomen of beperken.
Het ligt niet op mijn weg om een oordeel te geven over de manier waarop verzekeraars hun klanten tegemoet treden. Zolang verzekeraars zich aan de wet houden, is er geen reden daartegen op te treden. Het relevante wettelijke kader bestaat hier – voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens – uit de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het is aan het Cbp om te beoordelen of de Wbp wordt nageleefd. Voorwaarden uit de Wbp zijn onder andere dat persoonsgegevens voor een bepaald vastgesteld doel moeten worden verzameld en dat degene van wie de persoonsgegevens zijn, daarover moet worden geïnformeerd. Ook mogen persoonsgegevens niet langer dan wettelijk toegestaan bewaard worden en is adequate beveiliging verplicht. Verder is een wettelijke grondslag voor de gegevensverwerking vereist.
Kunt u aangeven hoe ver private verzekeraars in uw ogen mogen gaan met het vergaren van privégegevens in ruil voor premieverlaging?
Zie antwoord vraag 1.
Is het voornemen van Achmea voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP)? Zo ja, wat heeft de privacy waakhond hierover geoordeeld? Zo nee, heeft Achmea het voornemen om dit wel te laten toetsen aan de Wet bescherming persoonsgegevens?
Achmea heeft mij laten weten op dit moment alleen de mogelijkheden te onderzoeken voor nieuwe vormen van dienstverlening waarbij gebruik wordt gemaakt van privégegevens die tot op heden niet worden benut. Naar eigen zeggen heeft Achmea in dit stadium nog niets voorgelegd aan het Cbp voor toetsing.
Kunt u aangeven in hoeverre verzekerden op de hoogte worden gesteld van de risico’s die verbonden zitten aan het delen van privégegevens in ruil voor premieverlaging? Zo ja, welke zijn dit? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen geldt dat de verantwoordelijke voor gegevensverwerking (in dit geval Achmea) verplicht is om de betrokkene te informeren over de doeleinden van de verwerking van persoonsgegevens, tenzij de betrokkene daarvan reeds op de hoogte is. Dit volgt uit artikel 33 en 34 van de Wet bescherming persoonsgegevens. De verantwoordelijke dient bovendien nadere informatie te verstrekken voor zover dat nodig is om een behoorlijke en zorgvuldige verwerking te waarborgen jegens de betrokkene, gelet op de aard van de gegevens, de omstandigheden waaronder de gegevens worden verkregen of het gebruik dat ervan wordt gemaakt (artikel 33, derde lid, en 34, derde lid). De verantwoordelijken dienen dus aan hun informatieverplichtingen invulling te geven. Daaronder vallen ook de privacyrisico’s verbonden aan het delen van de privégegevens.
Op welke manier is Achmea voornemens de gegevens van klanten te beschermen en verdere verspreiding te voorkomen?
Achmea stelt zich bewust te zijn van de gevoeligheden rond de bescherming van de privacy en niet van plan te zijn relevante wetten of polisvoorwaarden te negeren. Zij stelt transparant te willen zijn en de gegevens van haar verzekerden niet te delen met derden.
Wat is uw reactie op het feit dat Achmea zegt «geen plannen te hebben om gegevens van klanten te delen met derden», maar gelijktijdig samen met TomTom in overleg is voor de bouw van de kastjes in de auto’s? Deelt u de mening dat er op deze manier een private, derde, partij bij betrokken is? Hoe beschouwt u de plannen van Achmea tegen de achtergrond dat Google voorheen ook zei geen plannen te hebben om gegevens van klanten met derden te delen en dat nu inmiddels toch wil gaan doen en dus een risico bestaat dat gegevens op een later moment alsnog voor derden beschikbaar kunnen komen?
Het staat Achmea op grond van de Wbp niet vrij om persoonsgegevens op een later moment alsnog met derden te delen, indien zij daarvoor geen toestemming heeft van de verzekerden of een andere grondslag uit de Wbp daarin voorziet, zoals een overeenkomst die dit specifiek regelt. De Artikel 29 Werkgroep, waaronder alle nationale gegevensbeschermingsautoriteiten (zoals het Cbp) in de EU vallen, heeft in 2013 aangegeven dat een doel dat vaag of algemeen is omschreven – zoals het verbeteren van gebruikerservaring, of marketingdoelen – zonder verdere detaillering niet voldoet aan de eis van doelbinding. Dan zou niet zijn voldaan aan de eis van welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden voor gegevensverwerking.3 Die eis is opgenomen in artikel 6, eerste lid, onder b, van de privacyrichtlijn4 en artikel 7 Wbp.
Achmea heeft aangegeven dat het delen van privégegevens van verzekerden met derden niet het oogmerk is en stelt ernaar te streven dat de verzekerde het eigendom en beheer van de gegevens in eigen hand houdt.
Deelt u de mening dat door externe risico’s (die niet door het individu te voorkomen zijn) het meten van de snelheid in de auto niet de enige indicator is voor het rijgedrag? Zo ja, kunt u aangeven wat u in dat licht denkt van deze methode van Achmea? Zo nee, waarom niet?
Het is aan Achmea om te beoordelen op welke wijze zij de risico’s van rijgedrag inventariseert, en welke indicatoren zij daarbij betrekt. Vanzelfsprekend dient Achmea hierbij de wet te respecteren, waaronder de regels gesteld in de Wbp.
In hoeverre heeft u zicht op de stappen die (bijvoorbeeld) Achmea zet om dit soort data ook in te zetten voor zorgverzekeringen? Kunt u aangeven in hoeverre u het onwenselijk vindt dat het beeld wordt geschetst dat mensen zich door dergelijke kastjes, zeker in de zorg, veiliger wanen voor risico’s?
Bij navraag heeft Zilveren Kruis (zorgtak van Achmea) te kennen gegeven dat zij niet van plan is om een dergelijke korting te hanteren voor de basis- of aanvullende zorgverzekering. Bij de basisverzekering zou dit ook niet mogelijk zijn vanwege het verbod op premiedifferentiatie. Uitzonderingen op het verbod op premiedifferentiatie zijn de collectiviteitskorting van maximaal 10% van de premiegrondslag en de premiekorting bij vrijwillig eigen risico.
Gezondheidsgegevens mogen bovendien alleen worden verwerkt als hiervoor een grondslag bestaat in artikel 21 of 23 Wbp. Zo kan bijvoorbeeld de uitvoering van de overeenkomst met de zorgverzekeraar (artikel 21, eerste lid, onder b) of uitdrukkelijke toestemming van de verzekerde (artikel 23, eerste lid, onder a) een rechtvaardiging zijn voor de zorgverzekeraar om gezondheidsgegevens van zijn verzekerden te verwerken.
Ik kan niet beoordelen in hoeverre het onwenselijk is dat het beeld wordt geschetst dat mensen zich door dergelijke kastjes, zeker in de zorg, veiliger wanen voor risico’s.
De rigide manier waarop CZ haar inkoopeisen hanteert |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat tenminste tachtig zorgaanbieders geconfronteerd zijn met de wijze waarop zorgverzekeraar CZ de door haar gestelde inkoopeis hanteert dat de Zorgbrede Governance Code (ZGC) moet zijn doorgevoerd in de statuten?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de in vraag 1 bedoelde zorgaanbieders niet, of slechts tegen minder gunstige voorwaarden (een contract voor één jaar met een kortingspercentage op de opslag), voor een overeenkomst in aanmerking komen als zij zelfs ook maar één bepaling van de ZGC iets anders formuleren dan CZ eist?
Ik vind het goed dat zorgverzekeraars het al dan niet voldoen van een zorgaanbieder aan de Zorgbrede Governancecode (ZGC) betrekken bij hun overweging om een contract af te sluiten met een zorgaanbieder. De ZGC is door de brancheorganisaties zelf in het leven geroepen en geeft zorginstellingen normen voor goed bestuur en intern toezicht: een belangrijke voorwaarde voor goede zorg. Deels hebben deze normen een wettelijk basis in de Wet Toelating Zorginstellingen of het Uitvoeringsbesluit daarvan, deels bevat het normen die de sector zichzelf oplegt. In sommige gevallen schrijft de ZGC voor dat een onderwerp in de statuten moet worden geregeld. Zorginstellingen kunnen daarvan afwijken, maar moeten dergelijke keuzes – evenals andere afwijkingen van de code – goed uitleggen. Toepassing zie ik dan ook niet als een vrijblijvende zaak. Voor de brancheorganisaties geldt naleving van deze code als een statutaire lidmaatschapsverplichting. Ook gebruikt de Inspectie voor de Gezondheidszorg de ZGC als veldnorm bij het toezicht op kwaliteit en veiligheid van zorg.
Onderdeel van het landelijk in ZN-verband vastgesteld inkoopbeleid is dat zorginstellingen de door de ZGC voorgeschreven normen «aantoonbaar hebben geïmplementeerd». Ik ben er in beginsel positief over dat CZ hier invulling aan geeft. Wel constateer ik dat Wlz-uitvoerders/zorgkantoren op dit moment verschillend reageren indien zorgaanbieders naar het oordeel van de Wlz-uitvoerders/zorgkantoren de ZGC onvoldoende hebben geïmplementeerd. Dat vind ik onwenselijk omdat het de lasten voor aanbieders onnodig kan verhogen. Ik zal daarom met de Wlz-uitvoerders/zorgkantoren in overleg treden om te komen tot een gestandaardiseerde toepassing van de ZGC binnen het inkoopbeleid.
Wat vindt u ervan dat zorgaanbieders, om nog in aanmerking te komen voor een contract, nu een gang naar de notaris moeten maken, enkel vanwege van de interpretatie die CZ geeft van de ZGC?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de ZGC nimmer als doel heeft gehad om in beton gegoten regels en voorschriften te geven, en dat er daarom enige ruimte moet blijven voor eigen formuleringen in de statuten van zorgaanbieders zonder dat de betreffende zorgaanbieder direct wordt geconfronteerd met een weigering van een overeenkomst? Hoe gaat u CZ hierop aanspreken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt het weigeren van een overeenkomst door CZ zich met de uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch1, waarin het Hof het ter discretie aan de zorgaanbieder laat of zij in haar statuten naast een regeling voor ontslag ook een regeling voor schorsing opneemt en aan de zorgaanbieder de ruimte laat om daarin op te nemen welke eventuele procedures daarbij worden gevolgd? Is het besluit om een zorgovereenkomst te weigeren daarom juridisch onjuist en moeten zorgaanbieders daarom alsnog een overeenkomst krijgen volgens het eerste aanbod?
Tijdens de zomer is er overleg geweest tussen enerzijds CZ en anderzijds de brancheorganisaties Actiz, VGN en GGZ Nederland. Dit heeft geleid tot een aangepaste tekst over de wijze waarop de ZGC onderdeel uitmaakt van het Wlz inkoopkader 2016 van CZ. Het inkoopbeleid van CZ is daarop inmiddels aangepast.
Wat vindt u ervan dat het al dan niet precies opnemen van een bepaalde formulering in de statuten niets zegt over de kwaliteit van de betreffende zorgaanbieders, zeker als in die statuten is opgenomen dat de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) onverkort geldt? Hoe gaat u ervoor zorgen dat zorgverzekeraars werk gaan maken van inkopen op echte kwaliteit?
De zorgkantoren hebben voor het inkopen van Wlz-zorg in 2016 gekozen voor een andere aanpak om de kwaliteit te borgen: van spreadsheetinkoop naar het inkopen van zorg op basis van een dialoog tussen de zorgkantoren en de zorgaanbieders. De zorgkantoren hebben daarbij gekozen voor het opstellen van een uniform inkoopkader per sector: voor Verpleging & Verzorging, voor Gehandicaptenzorg en voor Geestelijke gezondheidszorg. Binnen elk van die sectoren geldt een programma van eisen, aanvullend op de geldende wet- en regelgeving. Het betreft zowel voorwaarden in aanvulling op de NZa-beleidsregels als voorwaarden ten aanzien van het zorgplan, het kwaliteitssysteem van de zorgaanbieder, het betrekken van de cliëntenraad, de informatievoorziening aan cliënten en het leveren van zorg thuis. Zorgverzekeraars stellen eisen aan zorgaanbieders met het oog op de kwaliteit en de transparantie van de zorg. Het doel hiervan is betere zorg voor de patiënt. Goed bestuur vormt mijn inziens een belangrijke randvoorwaarde voor kwaliteit en veiligheid van zorg en transparantie. Ik juich het daarom toe dat zorgverzekeraars ook eisen stellen op dit terrein.
Hoe verhouden de inkoopeisen van CZ met de door de Kamer en de regering gewenste deregulering?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur weliswaar niet formeel, maar wel materieel zouden moeten gelden voor communicatie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders? Deelt u de mening dat het evenredigheidsbeginsel en/of zorgvuldigheidsbeginsel impliceren dat zorgverzekeraars aan zorgaanbieders de mogelijkheid moeten geven voor herstel van kleine fouten en omissies zonder dat direct sancties worden toegepast?
In het contracteringsproces is heldere en eenduidige communicatie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders uiteraard van groot belang. De algemene beginselen van aanbestedingsrecht verlangen dat een inschrijver vooraf moet weten waaraan hij moet voldoen om voor een opdracht in aanmerking te komen. De vraag wat al dan niet kleine fouten en omissies zijn is een zaak tussen de contracterende partijen i.c. de zorgkantoren en de zorgaanbieders waar ik niet in kan treden.
Deelt u de mening dat, nu in de Wet langdurige zorg (Wlz) zorgkantoren zijn gehouden aan elementaire beginselen van het aanbestedingsrecht, het gelijkheidsbeginsel verbiedt dat CZ als enige concessiehouder bij de zorginkoop eisen verbindt aan de wijze waarop zorgorganisaties de ZGC in hun statuten moeten regelen? Deelt u de mening dat toepassing van het proportionaliteitsbeginsel met zich meebrengt dat zorgkantoren de mogelijkheid moeten hebben voor herstel van kleine fouten en omissies zonder dat sancties worden toegepast?
Zie antwoord vraag 8.
De advertentie van Zorgverzekeraars Nederland: “Je kunt niet iedere Nederlander toegang geven tot de allerbeste zorg zonder af en toe ‘nee’ te verkopen” |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de advertentie van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over de uitgangspunten van het Nederlandse zorgstelsel en de rol van zorgverzekeraars hierin?1
Ja.
Wat vindt u van de voorliggende poging tot dialoog en zelfreflectie van ZN?
Ik waardeer het initiatief van ZN om de dialoog aan te gaan met verzekerden en zorgaanbieders. Deze dialoog geeft zorgverzekeraars inzicht in hoe gekeken wordt naar hun rol in het zorgstelsel. Dit biedt zorgverzekeraars de mogelijkheid om hiermee rekening te houden bij hun beleid, hetgeen het vertrouwen van verzekerden en zorgaanbieders kan vergroten. Verder kunnen zorgverzekeraars eventuele verkeerde verwachtingen over hun rol bijstellen. Uiteraard is het van belang dat alle betrokken partijen openstaan voor oplossingen en verschillende zienswijzen.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid tot dialoog met ZN een sympathiek initiatief is, maar dat de tekst in deze advertentie hiertoe een gemiste kans betekent, aangezien in deze advertentie vooral sprake is van het zenden van een standpunt en zienswijze van ZN in plaats van een vraag aan het publiek tot meedenken, kritiek en advies?
Ik heb hierover geen mening. Het is een initiatief van ZN en het is dan ook aan hen om te bepalen hoe zij invulling geven aan dit initiatief.
Wat betreft mijn rol ten aanzien van de dialoog tussen verzekeraars en hun verzekerden, werk ik zoals u weet aan een wetvoorstel om de invloed van verzekerden te vergroten. Dit wetsvoorstel ontvangt u in het voorjaar van 2016.
Deelt u de mening dat een dialoog tussen verzekerden en zorgverzekeraars een waardevolle kans kan bieden tot het verhogen van het vertrouwen van de burger in zorgverzekeraars, dat op dit moment laag is? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u ook dat deze mogelijkheid tot verhogen van vertrouwen in zorgverzekeraars er alleen is wanneer alle betrokken partijen openstaan voor oplossingen en verschillende zienswijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rol ziet u voor uzelf weggelegd bij de verdere stimulering van een dialoog tussen verzekerden, zorgverzekeraars en zorgaanbieders? Welke verbeterpunten ziet u nog met betrekking tot deze dialoog?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het jammer is dat ZN een open dialoog zegt na te streven, maar met deze advertentie met name lijkt te sturen op de financiële kant van de zorg, in plaats van een bredere selectie van onderwerpen, zoals onder andere preventie, zeggenschap en dienstverlening aan verzekerden?
Zie mijn antwoord op vraag 3 en 6.
Wat is uw mening over de twee gestelde uitgangspunten van het zorgstelsel in de advertentie, te weten «solidariteit» en «duidelijke regels»? Kent u de motivatie van ZN om van deze twee uitgangspunten uit te gaan? Komt dit overeen met de uitgangspunten die door u worden uitgedragen?
De doelstellingen van het Nederlandse zorgsysteem zijn het leveren van zorg van goede kwaliteit, betaalbaar (doelmatig) en toegankelijk. Uitgangspunten zoals zelfbeschikking, goede informatie en solidariteit zijn belangrijke uitingen daarvan en niet uitputtend. Duidelijke regels zijn een middel. Solidariteit en duidelijke regels zijn belangrijke uitgangspunten om deze doelstellingen te bereiken.
Deelt u de mening dat de uitgangspunten van het Nederlandse zorgsysteem veel verder reiken dan slechts solidariteit en duidelijke regels, en dat bijvoorbeeld kwaliteit van zorg, zeggenschap en transparantie minstens zo belangrijke waarden zijn binnen het systeem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe ziet u de stelling van ZN met betrekking tot het «nee» moeten verkopen door zorgaanbieders en zorgverzekeraars, om zo iedere Nederlander toegang te kunnen geven tot de allerbeste zorg? Hoe verhoudt deze stelling zich tot de taak van zorgverzekeraars om de toegang tot zorg – waar iedereen recht op heeft – te waarborgen, zeker met betrekking tot de zorgplicht van zorgverzekeraars?
Zorgverzekeraars hebben de taak om een rechtmatig, doelmatig en gepast gebruik van zorg te waarborgen. Dit is nodig om betaalbare zorg te kunnen blijven bieden. In bepaalde gevallen kan dit tot een noodzakelijke «»nee»» leiden, bijvoorbeeld als een verzekerde een vergoeding vraagt voor zorg die geen onderdeel uitmaakt van het pakket. De randvoorwaarde hierbij is uiteraard de zorgplicht van zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars zijn verplicht om noodzakelijke zorg binnen een redelijke termijn en op redelijke afstand te bieden.
Bent u het eens met de gestelde algemene boodschap van de branchevereniging van zorgverzekeraars, en ziet u de boodschap van ZN zodanig als een verlengde van uw beleid? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoorden op vraag 8 en 9.
Hoe gaat u als stelselverantwoordelijke erop sturen dat de uitvoerende partijen binnen het stelsel, zoals zorgverzekeraars, het beleid uiteindelijk uitvoeren binnen dezelfde waarden en uitgangspunten, zoals deze in het beleid zijn vormgegeven? Wat is de concrete invulling van uw verantwoordelijkheid wanneer er tegenstrijdigheden spelen tussen deze waarden en uitgangspunten binnen het beleid, en bij de uitvoerende partijen hiervan?
Zorgverzekeraars dienen binnen het geldende wettelijke kader de Zorgverzekeringswet uit te voeren. De NZa ziet hierop toe en zal zo nodig handhavend optreden. Daarnaast apprecieer ik het als verschillende partijen met elkaar de dialoog zoeken. Ik beoordeel de inzet van de zorgverzekeraars in dat kader als positief.
De lage mate van vertrouwen van Nederlanders in zorgverzekeraars |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Maakt u zich ook zorgen over de uitkomst van het Trust Compass Onderzoek naar onder andere zorgverzekeraars, waaruit blijkt dat drie van de tien Nederlanders zorgverzekeraars niet vertrouwt en dat men hierbij vooral minder vertrouwt in de integriteit van zorgverzekeraars, hun competentie en de wijze waarop zij hun maatschappelijke rol invullen?1
Het onderzoek van Trust Compass Onderzoek bevat diverse interessante elementen. Het laat zien dat 30% van de Nederlanders zorgverzekeraars in zijn algemeenheid wantrouwt. Dit betekent dus ook dat 70% dat wantrouwen niet heeft. Zorgverzekeraars worden minder gewaardeerd dan artsen: 5,9 versus een 7,4. Maar zorgverzekeraars worden meer gewaardeerd dan pensioenfondsen en banken (5,4). Van alle Nederlanders heeft 75% de negatieve berichtgeving opgemerkt en geeft 19% van de ondervraagden aan dat hun beeld van zorgverzekeraars mede is beïnvloed door deze negatieve berichtgeving. Het vertrouwen dat Nederlanders hebben in hun eigen zorgverzekeraar (7,3) is hoger dan het vertrouwen dat men heeft in zorgverzekeraars in het algemeen (5,9). Het beeld van de eigen zorgverzekeraar wordt naast berichtgeving in de media beïnvloed door de persoonlijke ervaringen met de dienstverlening van de zorgverzekeraar en die zijn overwegend positief.
Mensen zijn verplicht verzekerd tegen ziektekosten. Zij vinden dat een belangrijk product, maar ingewikkeld en zien onder meer door het aantal polissen door de bomen het bos niet meer. Gebrek aan overzicht vergroot het vertrouwen in zijn algemeenheid niet. Ik juich daarom de ingeslagen koers «Kern gezond» van de zorgverzekeraars van harte toe. Het is een slag richting transparantie en het vereenvoudigen van de overstapprocessen. Dat is een noodzakelijke en goede eerste stap en ga er dan ook van uit dat verzekerden dat dit najaar zullen merken tijdens het overstapseizoen. Ik ga nog iets verder door de zorgverzekeraars op te roepen hun eigen portefeuille na te gaan op het aantal polissen en vooral labels. Het aantal polissen is enorm en het zou goed zijn voor de zorgverzekeringsmarkt als mensen kunnen kiezen uit een overzichtelijk aantal pakketten. Verzekeraars hebben als organisaties met een maatschappelijke rol de verantwoordelijkheid om de polis die zij aanbieden voor burgers begrijpelijk en transparant te maken.
Hoe duidt u het wantrouwen van de burgers jegens zorgverzekeraars enerzijds en het feit dat de zorgverzekeraars zorg geld namens deze burgers uitgeven anderzijds? Bent u ook van mening dat verzekerden vertrouwen moeten hebben in de verzekeraars waarbij burgers verplicht een basisverzekering moeten afsluiten en welke namens hen zorg wordt ingekocht?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat inkoopbeleid van zorgverzekeraars dat in echte samenspraak met verzekerden en patiëntenvereniging tot stand komt, de kwaliteit van inkoop en dienstverlening vergroot?
Ik ben met u van mening dat contact tussen diverse partijen een meerwaarde kan hebben voor het inkoopbeleid en het algemene beleid van zorgverzekeraars. Om verzekerden inspraak te geven op het inkoopbeleid en het algemene beleid van zorgverzekeraars, is op dit moment een wetsvoorstel in voorbereiding. Door verzekerden bij de vormgeving en uitvoering van het beleid te betrekken, zal het beleid beter aansluiten bij wat de verzekerde wenst. Dat vind ik belangrijk. Zo kan de zorgverzekeraar beter de belangen van zijn verzekerden behartigen.
Ik ben met u van mening dat contact tussen diverse partijen een meerwaarde zou hebben. Zo ben ik verheugd over het voorbeeld van Diabetes Vereniging Nederland, die met een groot aantal verzekeraars in overleg is over hulpmiddelen voor diabetespatiënten. Als gebruikers kunnen zij als geen ander de verzekeraar informeren over de consequenties van een nieuwe glucosemeter. Partijen zien elkaar nog niet in alle gevallen als natuurlijke partner. Die samenwerking is goed voor beide partijen en juich ik derhalve van harte toe.
Hoewel betrokkenheid van patiëntenverenigingen bij de totstandkoming van het inkoopbeleid van de zorgverzekeraar in beginsel goed is, ben ik geen voorstander van het formaliseren van dergelijke processen. Er zijn al veel contacten tussen patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars en bovendien gaan de belangen van patiënten niet één op één samen met de belangen van verzekerden. Ik ga er vanuit dat ook zonder formaliseren de samenwerking steeds meer vorm krijgt. In bepaalde gevallen is het nog slechts een kwestie van het inzichtelijk maken van die samenwerking die er al is.
Bent u bereid om patiëntenverenigingen formele inspraak te geven bij het inkoopbeleid en de dienstverlening van een Zorgverzekeraar, aangezien zij niet alleen groot vertrouwen van patiënten en verzekerden genieten, maar ook een schat zijn aan kennis en expertise over ziekten, behandeling, medische hulpmiddelen en – heel belangrijk – de patiënt-ervaring: hun wensen en noden, zodat dit bij kan dragen aan kwaliteit van inkoop en vergroten van vertrouwen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de stem van (individuele) verzekerden bij de zorgverzekeraar, naast de voorgenomen wettelijke borgen lange termijn, ook op korte termijn te versterken? Wat merkt een verzekerde daar in november van bij het kiezen van een nieuwe polis?
Ik verwijs u hiervoor graag naar het Actieplan Kern gezond van ZN, waarin zorgverzekeraars aangeven de invloed van verzekerden op hun beleid te zullen versterken. Ik verwacht dat verzekerden daar dit najaar echt iets van gaan merken. Ik ga er van uit dat zorgverzekeraars op hun website zullen laten zien hoe ze gebruik maken van de kennis en ervaring van verzekerden. Zorgverzekeraars zijn in het actieplan ook heel transparant over andere stappen die zij nemen. Zo zullen zij machtigingen van elkaar overnemen en worden verzekerden zonder medische selectie geaccepteerd voor een uitgebreide aanvullende verzekering, als de verzekerde daarover al beschikte bij een andere zorgverzekeraar. Dit zijn slechts twee voorbeelden. De sector heeft ook zelf belang bij tevreden verzekerden die de polissen begrijpen en zich senang voelen tijdens het overstapproces. Dat de sector daarin wil faciliteren blijkt uit het actieplan. En wellicht ten overvloede meld ik u dat het wetsvoorstel Invloed Verzekerden in voorbereiding is.
Het niet vergoeden van basisbandage voor kankerpatiënten door een zorgverzekeraar |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
Kent u het artikel «Verzekeraar weigert patiënt bandage tegen pijnlijk vocht»?1
Ja, dat artikel is mij bekend.
Kunt u aangeven op grond waarvan zorgverzekeraar Menzis, ook na verwijzing door een arts, thoraxbandages weigert te vergoeden, terwijl dit vanuit het basispakket wel hoort te gebeuren?
Ik heb zorgverzekeraar Menzis om een toelichting op het verstrekkingenbeleid gevraagd. Menzis verklaart dat thoraxbandages vanuit het basispakket worden vergoed indien aan de polisvoorwaarden wordt voldaan. Menzis is van oordeel dat het indiceren van een adequaat compresssiehulpmiddelen is voorbehouden aan een gekwalificeerde voorschrijver zoals huisarts of specialist. Op basis van een functiegericht voorschrift mogen alleen gecontracteerde aanbieders een compressiehulpmiddel selecteren op basis van de richtlijnen die de beroepsgroep heeft opgesteld. Om te kunnen beoordelen of deze richtlijnen gevolgd zijn, hanteert Menzis bij selectie en levering van een thoraxbandage toestemming vooraf. Een declaratie van kosten voor levering van een thoraxbandage door een niet gecontracteerde leverancier zoals apothekers of zonder voorafgaande toestemming, wijst Menzis daarom op die grond af. Een machtigingsprocedure is volgens de Zvw toegestaan indien dit in de polisvoorwaarden is benoemd. Menzis heeft deze procedure expliciet in de polisvoorwaarden opgenomen. Menzis heeft inmiddels de informatie over hun machtigingsbeleid op hun website verduidelijkt.
Zijn er signalen dat ook andere zorgverzekeraars bepaalde zaken uit het basispakker niet vergoeden, of plannen hebben hiertoe over te gaan?
Ik ben van mening dat zorgverzekeraars bij zorgkosten die zij vergoeden mogen nagaan of het om verantwoorde zorg gaat waar iemand redelijkerwijs op aangewezen is en of deze zorg voldoet aan de stand der wetenschap en praktijk. Zij hebben daartoe ook een verplichting om de rechtmatigheid op verzekerde zorg te kunnen toetsen. Dat betekent niet dat ze daarmee op de stoel van de behandelaar zouden gaan zitten.
Op welke wijze gaat u voorkomen dat een zorgverzekeraar op de stoel van de behandelaar gaat zitten?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om te zorgen dat Menzis de zorg vanuit het basispakket blijft vergoeden, dus ook thoraxbandages voor kankerpatiënten?
Ik ben niet voornemens om maatregelen te nemen nu Menzis heeft verklaard dat deze hulpmiddelen vergoed worden. De Nederlandse zorgautoriteit en de Inspectie voor de gezondheidszorg zien erop toe dat zorgverzekeraars aan hun wettelijke zorgplicht voldoen.
Het bericht: 'Achmea: rust of slaapt u tijdens de sterffase, dan geen professionals aan uw bed' |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Achmea: rust of slaapt u tijdens de sterffase, dan geen professionals aan uw bed»?1
Ja, dat bericht ken ik.
Wat is uw reactie op deze schandalige aanscherping van het inkoopbeleid van Achmea, nog geen zes maanden nadat de zorgverzekeraars verantwoordelijk zijn geworden voor het leveren van de Palliatief Terminale Zorg?
Palliatieve zorg is een essentieel onderdeel van de gezondheidszorg, dat erop gericht is de kwaliteit van leven van de patiënten en de naasten te verbeteren, door het voorkómen en verlichten van het lijden. Een goede begeleiding van de patiënt in de laatste levensfase, waarvan waardig sterven onderdeel uit maakt, vergt het uiterste van degenen die de stervende omringen, zoals de naaste(n) en de zorgverleners. Deze begeleiding maakt dan ook onderdeel uit van de palliatief terminale zorg onder de aanspraak wijkverpleging.
Navraag bij Zilveren Kruis leert dat er geen sprake is van aanscherping van het beleid. Zilveren Kruis kent geen maximum aan ureninzet voor professionele inzet bij terminale zorg (PTZ). Waar voorheen binnen de AWBZ maximaal 11,9 uur gedeclareerd kon worden en dit vervolgens werd vertaald in 24 uurs diensten, betaalt Zilveren Kruis alle geïndiceerde en gedeclareerde uren zorg uit aan zorgaanbieders. De kern van het beleid van Zilveren Kruis is dat de professional bepaalt welke zorg wanneer nodig is. Dit op basis van de indicatiestelling die door de professional gesteld wordt.
Zilveren Kruis geeft aan dat het de onduidelijke verwoording van het beleid op de website en de misverstanden die hierdoor zijn ontstaan betreurt. Zij heeft al haar berichtgeving rondom palliatief terminale zorg zodanig aangepast dat het voor cliënten en zorgverleners duidelijk is dat alle onderdelen van deze zorg geleverd mogen worden en declarabel zijn.
Bent u ervan op de hoogte, dat juist bij iemand die stervende is, het van groot belang is dat er een professional naast het bed zit om het zo hoognodige comfort (pijn, benauwdheid) in de laatste fase (op elk moment) te waarborgen? Zo nee, hoe ziet u de laatste fase dan wel?
De zorg in de laatste fase van het leven moet met respect, liefdevolle aandacht en goede zorg worden omgeven, waarbij de behoeften van de cliënt leidend zijn. Mensen in de stervensfase verschillen onderling sterk, door hun eigen geschiedenis, cultuur, opvattingen, mogelijkheden, wensen en levensperspectief. Niet alleen de mensen die gaan sterven verschillen, maar ook degenen die zorgen en ondersteunen. Hierdoor kan ook de mate van inzet van professionals en vrijwilligers verschillen.
Wat goede palliatieve zorg inhoudt is door het veld beschreven in de zorgmodule palliatieve zorg. Hierin wordt onder andere aangegeven dat palliatieve zorg in de meeste gevallen wordt geleverd door formele zorgverleners, samen met informele zorgverleners, te weten naasten en vaak ook vrijwilligers. Vrijwilligers verrichten geen medische, verpleegkundige handelingen of zware huishoudelijke taken, maar vullen datgene aan wat familieleden en vrienden zelf doen. Hierbij kan gedacht worden aan hulp bij persoonlijke verzorging, voorlezen of waken.
Het is aan de professional om te bepalen welke zorg er noodzakelijk is in de laatste levensfase. Het is hierbij noodzakelijk de informele zorgverleners te betrekken bij de zorgverlening.
Deelt u de mening dat het schandalig is dat Achmea juist die zorg niet declarabel acht als de stervende rust of slaapt en dit begeleiding noemt en dus geen aanspraak onder de zorgverzekeringswet betekent?
Zie het antwoord op vraagt 2. Zilveren Kruis geeft aan dat voor palliatief terminale zorg thuis de wijkverpleegkundige niveau 5 zelfstandig bepaalt welke zorg er wanneer nodig is, dus ook wanneer de cliënt rust of slaapt. Begeleiding die in samenhang wordt gegeven met de palliatief terminale zorg valt ook onder aanspraak wijkverpleging en kan worden gedeclareerd met uren verpleging en verzorging.
Hoe wordt er in dit geval omgegaan met palliatieve sedatie, waarbij de stervende in slaap wordt gehouden en observatie van pijn en benauwdheid cruciaal is? Moet hier dan maar iemand van de gemeente naast gaan zitten?
Observatie van pijn en benauwdheid, ook bij palliatieve sedatie, is een wezenlijk onderdeel van de verpleegkundige zorg bij een cliënt in de terminale fase. Het valt onder verpleging en verzorging zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, zoals aangegeven in het Besluit zorgverzekering.
Is dit wat u bedoelt met dat u vindt dat de Palliatieve Terminale Zorg goed geregeld is nu het versnipperd is over de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg en particuliere instellingen?
Bij de overheveling van de palliatieve terminale zorg heb ik ervoor gekozen om het domein waar de cliënt zich op het moment van het ontstaan van de zorgbehoefte bevindt, als uitgangspunt te nemen. Wanneer een cliënt zorg ontvangt vanuit de Wet langdurige zorg, dan ontvangt hij in de laatste levensfase de palliatieve zorg ook vanuit de Wet langdurige zorg. Wanneer een cliënt geen Wlz-indicatie heeft en de zorg ontvangt vanuit de Zvw, dan ontvangt hij in de laatste levensfase ook de palliatief terminale zorg vanuit de Zvw.
Door de palliatief terminale zorg onder de Zvw mogelijk te maken, worden cliënten in de laatste levensfase niet meer geconfronteerd met een wisseling van zorgdomein, een indicatieprocedure bij het CIZ en een verandering in eigen bijdrage die geldt voor zorg vanuit de Wlz. Samen met de betrokken branchepartijen is ervoor gekozen dat het domein waar iemand zorg ontvangt bepalend is en ik zie geen reden om daar nu van af te wijken.
Bent u nog steeds van mening, dat de overheveling van de Palliatieve Terminale Zorg naar de zorgverzekeraars in goede handen is? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat Achmea het met haar reactie dat de professional moet bepalen wanneer afwezigheid kan, zich al op een onacceptabel hellend vlak begeeft, omdat zij tóch poogt te beknibbelen op de intensieve 24-uurszorg in de stervensfase? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de professional bij uitstek geschikt is om gezien de behoeften van de cliënt, samen met de informele zorgverleners (te weten naasten en vaak ook vrijwilligers) te bepalen welke zorg er noodzakelijk is in de laatste levensfase van de cliënt.
Naar mijn mening is er geen sprake van dat Zilveren Kruis beknibbelt op palliatief terminale zorg. Zilveren Kruis kent geen maximum aan ureninzet voor professionele inzet bij terminale zorg.
Bent u bereid deze mensonterende stap van Achmea direct terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Uit de beantwoording van bovenstaande vragen blijkt dat er geen zaken zijn die teruggedraaid moeten worden.