Burgers die de grens menen te moeten bewaken |
|
Kati Piri (PvdA), Songül Mutluer (PvdA) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Racisme en gepraat over wapens in WhatsApp-groep van «grenswacht» van Jan Huzen»?1
Hoe beoordeelt u in het licht van de racistische uitspraken zoals die gedaan worden in de Whatsappgroep «Grenscontroles i.v.m. Asielzoekers» uw eerder getoonde begrip voor de achterliggende «frustratie» bij burgers die de grenscontroles hielden? Deelt u de mening dat dit begrip met de kennis van deze racistische teksten nu niet meer op zijn plaats is?
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de in het artikel genoemde beheerder van de Whatsappgroep «Helaas troffen we geen asielzoekers aan. Ook geen donkere mensen, of iets wat erop lijkt» en dat de burgers die grenscontroles uitvoerden indien zij asielzoekers waren tegengekomen die zouden hebben achtervolgd en ondervraagd? Deelt u de mening dat dergelijke uitspraken niet op begrip maar of afkeuring dienen te rekenen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vindt er vervolging plaats naar aanleiding van de racistische uitlatingen in de genoemde appgroep?
Hulpverlening aan Nederlanders die vastzitten in Israël |
|
Eric van der Burg (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Herkent u signalen dat er Nederlanders vast zitten in Israël die niet weten hoe ze terug moeten komen en weinig duidelijkheid van de Nederlandse ambassade in Israël ervaren?
Nederlanders die zich in Israël en elders bevinden, worden sinds aanvang van het gewapende conflict tussen Israël en Iran opgeroepen zich te registreren bij de Informatieservice van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Via deze centrale Informatieservice ontvangen zij regelmatig veiligheidsupdates en actueel advies over uitreismogelijkheden.
Hoeveel Nederlanders zitten er volgens de informatie waarover u beschikt momenteel vast in Israël sinds het luchtruim boven Israël is gesloten als gevolg van de onderlinge aanvallen tussen Israël en Iran?
Gestrande Nederlanders in Israël woonachtig in Nederland konden zich van 21 t/m 25 juni jl. aanmelden voor hulp bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken middels het Crisis Contactformulier. Daaruit is gebleken dat in totaal ca. 200 personen tot de doelgroep van gestrande Nederlanders behoren. Een aantal van deze personen heeft om uiteenlopende redenen ervoor gekozen van repatriëring af te zien, bijvoorbeeld omdat het vertrekmoment hen niet goed uitkwam.
Welke hulp wordt op dit moment geboden aan deze Nederlanders, bijvoorbeeld op het gebied van onderdak, informatievoorziening of consulaire bijstand?
Reeds vanaf het begin van het gewapende conflict tussen Israël op Iran op 13 juni jl. ontvangen Nederlanders in Israël (en andere landen in het conflictgebied) die zich hebben geregistreerd bij de Informatieservice van het Ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig veiligheidsupdates en actueel advies over uitreismogelijkheden.
Gestrande Nederlanders in Israël konden zich tussen 21–25 juni jl. aanmelden voor hulp bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op 22 juni jl. is voorts besloten over te gaan tot georganiseerd vertrek voor gestrande Nederlandse reizigers in Israël. Op 24 juni jl. zijn drie bussen met gestrande Nederlandse reizigers en hun kerngezinsleden vanuit Tel Aviv en Jeruzalem vertrokken richting Egypte. Op woensdag 25 juni zijn deze reizigers met een chartervlucht vanaf Sharm el-Sheikh aangekomen in Eindhoven. In totaal zijn met deze operatie ruim 100 Nederlandse reizigers gerepatrieerd.
Op dit moment is het voor Nederlanders nog niet mogelijk om Israël zelfstandig met het vliegtuig te verlaten. Later deze week wordt daarom een tweede door het ministerie georganiseerde uitreis gepland waarmee de overige repatrianten die zich hebben aangemeld, en zulks eventueel nog wensen, uit Israël kunnen vertrekken. Deze repatriëring zal eveneens bestaan uit busvervoer vanuit Israël naar Egypte zodat de gestrande reizigers vanuit daar naar Nederland kunnen vliegen.
Voorts kunnen Nederlanders die problemen verwachten of ervaren bij hun uitreis via Egypte of Jordanië zich 24/7 melden bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken via het Contact Center van NederlandWereldwijd (NWW). Waar extra consulaire ondersteuning nodig is, verleent een speciaal hiervoor ingesteld Crisis Contact Team van het ministerie in samenwerking met de betrokken posten consulaire bijstand op maat.
Constaterende dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangeeft dat reizen via Jordanië of Egypte wel mogelijk is, in hoeverre ondersteunt of begeleidt Nederland deze Nederlanders bij het veilig bereiken van de grensovergangen en bij het organiseren van vervoer naar bijvoorbeeld Amman?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u actief in contact met buurlanden zoals Jordanië en Egypte om de grensovergangen open te houden of versoepelde doorgang mogelijk te maken voor Nederlanders?
Het is op dit moment mogelijk de landsgrenzen met Egypte en Jordanië te passeren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken monitort de situatie aan de grenzen, mede op basis van informatie van de autoriteiten van Israël en de buurlanden. Indien nodig schakelt het ministerie met deze autoriteiten om consulaire bijstand te kunnen verlenen.
Zijn er voldoende middelen beschikbaar, zoals personeel van ambassades of consulaire posten, om Nederlanders in deze situatie effectief bij te staan op alternatieve routes?
Op dit moment zijn in verhouding tot het relatief beperkte aantal hulpverzoeken voldoende middelen beschikbaar en kan naar omstandigheden adequaat door onze posten in Israël (en in de bredere regio) consulaire hulp worden geboden. Waar nodig worden de betrokken posten ondersteund door het snel consulair ondersteuningsteam (SCOT) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Op welke termijn verwacht u dat de Nederlanders die vastzitten in Israël op veilige wijze kunnen terugkeren naar Nederland?
Zie het antwoord op vraag 3 en 4.
Nederlanders in het crisisgebied kunnen ook na het sluiten van het Crisis Contactformulier een beroep blijven doen op hulp van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. NederlandWereldwijd is 24/7 bereikbaar. Daarnaast blijven we aangemelde Nederlanders via de BZ informatieservice en de reisadviezen op de hoogte houden van de actuele situatie.
Het artikel 'Opnieuw grenscontroles door groep burgers, dit keer bij Groningse Sellingen' |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Hanneke van der Werf (D66), Joost Sneller (D66) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Vindt u het wenselijk dat groepen burgers op de weg bij de grens auto’s staande houden, mensen intimideren en hier eigenrichting toepassen?1
Wat is het kabinetsstandpunt ten aanzien van deze acties, in het licht van de uitspraak van premier Schoof dat het hier zou gaan om een demonstratie?2
Hoeveel personen heeft de politie reeds aangehouden bij deze acties?
Wat is uw mening over de berichten die in chats van deze groepen gedeeld worden, waar werd gesproken over wapens aanschaffen, racisme en gewelddadige fantasieën zoals de uitspraak ««Kan beter een wapen in huis hebben. Als zo’n kutzw*rte doodtrappen» en welke acties zijn ondernomen om zicht te krijgen op deze groepen?
Deelt u de mening dat uw eerste reactie, die sprak over begrip voor frustratie, te laconiek was?
Bent u het ermee eens dat begrip voor frustratie en een oproep om te stoppen hier niet volstaat en bent u bereid om deze acties op passende wijze te veroordelen en aan te pakken?
De betrokkenheid van CSOs bij het Global Gateway programma |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u zich tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 26 mei jl. ingezet voor een sterke rol voor het maatschappelijk middenveld binnen de Global Gateway, conform de aangenomen motie Ceder?1 Zo ja, hoe werd dit ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling op 26 mei jl. vond een eerste gedachtewisseling plaats over de externe dimensie van het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK). Nederland heeft daarbij de nadruk gelegd op het belang van een effectief EU-extern instrumentarium dat recht doet aan zowel de belangen van de EU en haar lidstaten als aan de behoeften van partnerlanden. Hoewel in deze eerste bespreking nog niet specifiek is ingegaan op de rol van maatschappelijke organisaties, blijft het kabinet conform de motie Ceder zich inzetten voor het waarborgen van die rol binnen de Global Gateway-strategie en het nieuwe MFK.
Aangezien de voorstellen voor het nieuwe MFK, inclusief de voorstellen voor het extern instrumentarium, pas in de zomer worden verwacht, kan de Nederlandse inzet op het daadwerkelijk waarborgen van de rol van maatschappelijke organisaties pas gestalte krijgen zodra deze voorstellen beschikbaar zijn. In de kabinetsappreciatie daarvan zal ook worden ingegaan op dit aspect, conform de motie Ceder.
Welke maatschappelijke organisaties zijn op dit moment aangesloten bij het Global Gateway Civil Society and Local Authorities Advisory Platform (CSO/LA Platform)? Zitten hier ook organisaties uit het mondiale zuiden bij? Op welk moment en op basis van welke criteria zijn zij geselecteerd? Zijn er plannen om het CSO/LA Platform in de toekomst uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Er zijn in totaal 57 organisaties aangesloten bij het Global Gateway Civil Society and Local Authorities Advisory Platform(CSO/LA Platform), waaronder organisaties uit het mondiale zuiden.2 Het CSO/LA Platform is een werkgroep van het reeds bestaande EU Policy Forum on Development(PFD). Van de in totaal 57 leden zijn er 42 niet-gouvernementele organisaties (NGO’s), vier sociale partners, professionele- en bedrijfsorganisaties en elf vertegenwoordigingen van lokale overheden. De leden van het platform zijn geselecteerd op basis van een oproep door de Europese Commissie tot het indienen van belangstelling tot lidmaatschap. Deze procedure liep van 18 september tot en met 11 oktober 2023. Selectiecriteria zijn vastgelegd door de PFD in de oproep voor indicatie van interesse van deelname aan het CSO/LA Platform. Organisaties worden geselecteerd op basis van de volgende voorwaarden: organisaties moeten een netwerk vertegenwoordigen in één of meer regio’s of op wereldniveau en minstens vijf jaar ervaring hebben op het gebied van internationale samenwerking en ontwikkeling, beschikken over adequate capaciteit om een breed lidmaatschap van leden te bereiken in een groot aantal landen of regio’s, bewezen en relevante competenties en ervaringen hebben op Europees- en/of internationaal niveau op hun respectievelijk terrein en ervaring in het werken in EU beleidsimplementatie, en er zorg voor dragen dat de voorgedragen vertegenwoordiger van de organisatie adequate competenties, senioriteit en ervaring heeft.3
De Commissie heeft bevestigd dat er op het moment geen concrete plannen zijn om het formele lidmaatschap van het CSO/LA Platform uit te breiden. Uitbreiding in de toekomst wordt echter niet uitgesloten. Momenteel heeft het Platform de mogelijkheid om niet-leden uit te nodigen voor specifieke themabijeenkomsten of -vergaderingen waar dit relevant geacht wordt.4
Zijn de maatschappelijke organisaties die momenteel aangesloten zijn bij het CSO/LA Platform tevreden over hun rol en invloed binnen Global Gateway? Zo nee, waarom niet?
De uitvoering van de Global Gateway-strategie is nog volop in ontwikkeling. Dit geldt ook voor de rol en invloed van maatschappelijke organisaties in het CSO/LA Platform. Via het platform worden de maatschappelijke organisaties in staat gesteld feedback te geven over de implementatie van Global Gateway-investeringen en bij te dragen aan een effectieve uitvoering. Het is niet aan het kabinet om uitspraken te doen of de maatschappelijke organisaties tevreden zijn over hun rol hierin. We zullen erop aandringen dat hiernaar gevraagd wordt bij de voorziene zelfevaluatie van het platform.
Welke rol heeft het CSO/LA Platform bij de selectie van Global Gateway projecten? Kunnen zij input leveren op de uitvoering of het ontwerp van projecten? Zo ja, op wat voor manier? Zo nee, waarom niet?
De bedoeling is het CSO/LA Platform en het maatschappelijk middenveld inspraak te geven op lokaal niveau bij het ontwerp en de implementatie van Global Gateway-projecten door middel van publieke consultaties en -raadplegingen. Daarnaast wordt voorzien dat het Platform door bijeenkomsten in Brussel met de Europese Commissie de dialoog aangaat over de status, voortgang en uitvoering van Global Gateway-projecten.5
Hoe verhoudt het CSO/LA Platform zich tot de Business Advisory Group on Global Gateways? Zijn er documenten waar de Business Advisory Group wel toegang tot heeft, maar het CSO/LA Platform niet? Zo ja, waarom en om wat van soort documenten gaat het?
De rol van CSO/LA Platform is complementair aan die van de Business Advisory Group(BAG). Het doel van de BAG is te zorgen voor betrokkenheid van de private sector in de uitvoering van de Global Gateway-strategie en input en kennis te delen om het effect en de doeltreffendheid van investeringen te maximaliseren. Het CSO/LA Platform draagt er aan bij dat de kennis van deze organisaties wordt gebruikt om te zorgen dat deze investeringen op een inclusieve en waarden-gedreven manier worden uitgevoerd. Het Platform kan op eigen initiatief engageren met de BAG en dialogen en uitwisselingen organiseren.6 Het CSO/LA Platform heeft toegang tot dezelfde informatie die de Commissie deelt met de BAG.
Welke instrumenten heeft het CSO/LA Platform als zij misstanden signaleren bij een Global Gateway project? Is het mogelijk voor het CSO/LA Platform om verantwoording te vragen? Zo nee, waarom niet?
Het CSO/LA Platform heeft verschillende kanalen tot zijn beschikking om feedback te geven over Global Gateway-projecten. Het regelement van het CSO/LA Platform voorziet in de mogelijkheid voor halfjaarlijkse plenaire vergaderingen.
Naast de halfjaarlijkse plenaire vergaderingen is het de bedoeling dat er vergaderingen plaatsvinden tussen de stuurgroep van het Platform, bestaande uit een kleinere groep van vijftien leden, en de Europese Commissie op kwartaal basis. De stuurgroep kan ook besluiten tot het organiseren van ad-hoc vergaderingen met alle leden waar het dit nodig acht. Deze bijeenkomsten biedt het Platform de mogelijkheid om feedback over de uitvoering van Global Gateway-projecten richting de Commissie te delen. Qua verantwoording committeren de Europese Commissie en andere institutionele actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van Global Gateway-projecten zich eraan om regelmatig feedback te delen over hoe aanbevelingen van het Platform opgenomen zijn in de besluitvorming van de uitvoering van Global Gateway-projecten.7
Kunt u bevestigen dat alle leden van het CSO/LA Platform zijn uitgenodigd voor de bijeenkomst van het Global Gateway Forum in oktober 2025? Op welke manier kunnen zij hun observaties delen tijdens vergaderingen op dit evenement? Kunt u vertellen wat er met de signalen vanuit het CSO/LA Platform wordt gedaan?
Het Global Gateway Forumvindt plaats in Brussel op 9 en 10 oktober 2025 en wordt georganiseerd door de Europese Commissie. Nadere informatie, waaronder deelname uit het maatschappelijk middenveld en precieze opzet van het evenement, is nu nog niet bekend.8
Kunnen andere organisaties uit het maatschappelijk middenveld deelnemen aan het Global Gateway Forum? Zo ja, welke voorwaarden zijn aan hun deelname verbonden en hoe ziet hun mogelijke rol in de conferentie er dan uit? Zo nee, meent u dat de conferentie inclusief is en voldoende ruimte geeft aan stemmen uit het maatschappelijk middenveld uit Europa en de landen waar de Global Gateway projecten geïmplementeerd worden? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u voornemens om ervoor te pleiten dat de conferentie inclusiever wordt door deelname van een diverse vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties te verzekeren?
Nadere informatie over precieze deelname aan het Global Gateway Forum, waaronder de rol die voorzien is voor het maatschappelijk middenveld, is nu nog niet bekend. Op dit moment is alleen bekend dat de Commissie van plan is een brede samenstelling van organisaties uit het maatschappelijk middenveld, de private sector, financiële instellingen en ministeriële vertegenwoordiging van EU lidstaten en derde partnerlanden samen te brengen.9 Het kabinet beoogt het maatschappelijk middenveld en de private sector goed te betrekken bij de ontwikkeling van Global Gateway om van de uitvoering van de strategie een succes te maken. Hierop zullen we in de voorbereiding op inzetten.
Bent u zich ervan bewust dat het CSO/LA Platform, als het enige formele platform voor uitwisseling tussen de Europese Commissie en maatschappelijke organisaties in de context van Global Gateway, tot nu toe slechts één keer per jaar bijeen is gekomen? Bent u het ermee eens dat signalen sneller binnen zouden komen als er meer bijeenkomsten zouden zijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is zich ervan bewust dat het CSO/LA Platform in 2024 één keer op plenair niveau bijeen is gekomen. Dit is overigens niet het geval voor de stuurgroep van het Platform, die geregeld bijeenkomsten houdt met de Europese Commissie. De bijeenkomsten van de stuurgroep biedt het Platform frequenter de mogelijkheid om signalen af te geven aan de Commissie. De implementatie van de Global Gateway-strategie is nog volop in ontwikkeling. Het kabinet vindt het belangrijk dat de private sector en het maatschappelijk middenveld bij de ontwikkeling en implementatie van de Global Gateway-strategie goed wordt betrokken.
Deelt u de mening dat het essentieel is dat het maatschappelijk middenveld op zinvolle wijze wordt geraadpleegd en betrokken in het kader van Global Gateway, zeker gelet op het feit dat vlaggenschipprojecten grote positieve of negatieve gevolgen kunnen hebben voor lokale gemeenschappen in partnerlanden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u zich hiervoor inzetten?
Het kabinet vindt de rol van het maatschappelijk middenveld belangrijk voor het monitoren van de lokale impact en het controleren van de naleving van standaarden op het gebied van mensenrechten en duurzaamheid bij de uitvoering van Global Gateway-projecten in partnerlanden. Het kabinet zet in op het goed betrekken van het maatschappelijk middenveld bij de uitvoering van Global Gateway-projecten waar Nederland aan bijdraagt. Dit kan plaatsvinden bij de algemene plenaire vergaderingen, maar ook door consultaties en uitwisselingen rondom specifieke projecten.
Burgers die de grens menen te moeten bewaken |
|
Kati Piri (PvdA), Songül Mutluer (PvdA) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Burgers doen zelf «grenscontroles» bij Ter Apel, politie ziet niets strafbaars»1 en «Opnieuw «grenscontrole» door groep burgers, dit keer bij Sellingen»?2
Kunt u in een feitenrelaas weergeven waaruit (tot op het moment van beantwoording van deze vragen) de genoemde «grenscontroles» bestonden? Waaruit bestonden de handelingen van de zelfbenoemde grenscontroleurs? Op welke wijze hebben zij automobilisten benaderd, laten stoppen, vragen gesteld of op andere wijze getracht hen te controleren? Hoe veel zelfbenoemde grenscontroleurs waren daarbij betrokken en hoe vaak hebben deze grenscontroles plaatsgevonden? Wat waren de locaties van de controles? Wat heeft de politie ondernomen?
Deelt u de mening dat zelfs als automobilisten vrijwillig toestaan dat hun auto gecontroleerd werd, dat een dergelijke controles intimiderend kunnen werken en sowieso ongewenst zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat controles van deze controles de vrijheid van burgers onrechtmatig beperken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening van de woordvoerder van de gemeente Westerwolde dat het «verboden [is] voor burgers om auto's aan te houden op de manier waarop de politie dat doet», en dat «dergelijke acties voor enorm gevaarlijke situaties op en langs de weg [zorgen].»? Zo ja, waarom en was er sprake van enige strafbare feiten? Zo nee, waarom niet?
Wat bedoelde u met uw uitspraak over de groep burgers die bij Ter Apel voor grenswacht speelden: «Laat de politie en marechaussee hun werk doen en hou je aan de wet.»? Op welke wijze hielden deze burgers zich niet aan de wet?
Wat bedoelde u met uit uitspraak «neem het recht niet in eigen hand»? Op welke wijze werd het recht in eigen hand genomen en waarom acht u dit ongewenst?
Heeft u met uw Duitse ambtsgenoot overlegd hoe tegen deze «grenscontroles» opgetreden moet worden? Zo ja, waar heeft dat overleg toe geleid? Zo nee, wilt dan alsnog met uw Duitse ambtsgenoot gaan overleggen en de Kamer over de uitkomst daarvan informeren?
Het bericht 'Uitbreiding stroomnet trekt door TenneT spoor van vernieling bij boeren: je moet instemmen anders kun je worden onteigend' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u uw antwoorden op vraag 7 van de vorige set vragen nader specificeren?1 In hoeveel gevallen precies wordt er overeenstemming bereikt met grondeigenaren na minnelijk overleg?
Per project heeft TenneT vaak met tot wel honderd landeigenaren te maken. De afgelopen 5 jaar heeft TenneT met meer dan duizend unieke landeigenaren ruim 3.000 contracten afgesloten. Tussen 2020 en 2024 is een gedoogplicht opgelegd aan circa 40 landeigenaren (in 12 procedures), waarvan een aantal keer aan dezelfde landeigenaren omdat TenneT die in verschillende projecten is tegengekomen. In alle andere gevallen is er minnelijke overeenstemming bereikt.
In hoeveel gevallen is de inzet van een gedoogbeschikking nodig geweest?
Zie het antwoord op vraag 1.
En in hoeveel gevallen is er sprake geweest van mediation en juridische procedures?
Als alternatieve geschilbeslechtingsprocedure is het ook mogelijk om mediation in te zetten voor het bereiken van overeenstemming. Dit is mede afhankelijk van de wens van de betreffende grondeigenaar. In de afgelopen 5 jaar is dit 5 keer gebeurd. In de situaties waarin gekozen is voor een mediator heeft dat slechts 1 keer tot overeenstemming geleid. In de andere gevallen is uiteindelijk alsnog een gedoogplicht opgelegd, omdat de belangen van partijen te ver uit elkaar lagen om via mediation overeenstemming te bereiken.
Voor wat betreft juridische procedures is onder vraag 1 benoemd dat een gedoogplicht aan circa 40 landeigenaren zijn opgelegd. Dit is een vorm van juridische procedure om een opstalrecht te verkrijgen. TenneT zet dit in voor bijvoorbeeld masten en verbindingen. Naast de gedoogplicht heeft TenneT de mogelijkheid om het onteigeningsinstrument in te zetten voor het verkrijgen van eigendom onder hoogspanningsstations. Dit instrument wordt toegepast voor stations en opstijgpunten, omdat in deze gevallen geen ander gebruik van de grond mogelijk is en een gedoogplicht dus geen optie is. Ook bij dit instrument verwacht ik van TenneT dat alle andere opties uitvoerig worden overwogen voordat hiertoe wordt overgegaan. TenneT heeft dit instrument pas 1 keer is ingezet.
Wat kan er verder gedaan worden om juridische procedures te voorkomen?
In mijn gesprekken met TenneT blijf ik als aandeelhouder aandacht vragen voor het zorgvuldig handelen in de grote opgave waar TenneT voor staat. Ik vind het belangrijk dat juridische procedures alleen door TenneT worden ingezet als er echt geen andere oplossing mogelijk is binnen wettelijke kaders en de kaders van doelmatigheid waarbinnen TenneT heeft te opereren. De ACM toetst of de netbeheerders, zoals TenneT, hun uitgaven op de juiste wijze besteden (doelmatigheidstoets).
TenneT geeft aan er veel aan te doen om juridische procedures te voorkomen. Zo heeft het bedrijf zogenaamde cultuurtechnische toezichthouders in dienst. Dit zijn mensen met een agrarische achtergrond die constructief mee denken over oplossingsrichtingen als de belangen tussen TenneT en grondeigenaren in eerste instantie ver uit elkaar lopen. In bijna alle gevallen valt er toch een oplossing te vinden die voor iedereen acceptabel is. Ook evalueert TenneT projecten met betrokken partijen om daaruit te leren.
Het bericht ‘FNV-economen: Europese bedrijven in de knel? De winsten zijn nog nooit zo hoog geweest’ |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het stuk «FNV-economen: Europese bedrijven in de knel? De winsten zijn nog nooit zo hoog geweest» uit het FD van 26 mei 2025?1
Ja.
Klopt het dat in het «The Future of European Competitiveness» rapport, ook wel het Draghi-rapport genoemd, data van de investment survey van de Europese Investeringsbank (EIB) gebruikt worden als onderbouwing voor de stellingname dat regelgeving in Europa de productiviteit schaadt?
Ja. In het Draghi-rapport wordt met verschillende argumenten onderbouwd dat de regeldruk in Europa (te) hoog is en dat dit productiviteit negatief kan beïnvloeden. Dat 61% van de deelnemende bedrijven – zoals gemeld in de EIB Investment survey (EIBIS) van 2023 – regulering als een obstakel voor lange termijn investeringen beschouwt (en daarmee mogelijk productiviteitsverhoging) is één van die argumenten.
Onderschrijft u het dat uit data van de 2024 investment survey van het EIB blijkt dat regelgeving in Europa minder vaak een belemmering voor bedrijfsinvesteringen is dan in de Verenigde Staten? Zo nee, waarom niet?
Mijn antwoord op deze vraag is tweeledig. Ik onderschrijf dat een iets groter deel van de Amerikaanse bedrijven (75%) regelgeving als een belemmering voor investeringen ervaart dan Europese bedrijven (66%). Echter, blijkt ook uit de Investment Survey van de EIB (EBIS) 2024 dat het deel van de bedrijven dat regelgeving als een ernstige belemmering voor investeringen ziet, 9% hoger ligt in de EU dan in de VS.2 Dit komt vooral door verschillende productstandaarden, fragmentatie op de interne markt en wet- en regelgeving.
Klopt het volgens u dat uit deze data ook blijkt dat Nederlandse regelgeving, zowel regelgeving over de arbeidsmarkt als ook voor het bedrijfsleven, internationaal gezien relatief beperkte belemmeringen oplevert voor investeringen? Zo nee, waarom niet?
Uit de Investment Survey volgt dat voor Nederlandse bedrijven regelgeving een minder groot obstakel oplevert voor investeringen dan in andere Europese landen.
Regelgeving betekent niet automatisch dat bedrijven niet (meer) bereid zijn om te investeren. Regels hebben elk een verschillend doel, zoals wetgeving voor het milieu, regels om marktmacht te voorkomen of om productstandaarden te reguleren. Verschillende vormen van regels pakken anders uit voor bedrijven, de investeringen die zij doen en uiteindelijk de productiviteit.
Niet elke regel raakt elk bedrijf. Maar ondernemers kunnen regeldruk als een belemmering ervaren. Uit de regeldrukmonitor3 blijkt dat in de periode 2018 – 2023 de structurele regeldrukkosten in Nederland met € 731 miljoen zijn toegenomen. Dit zet een rem op de investeringsbereidheid en daarmee ook op de productiviteitsgroei van bedrijven.4
Bent u bekend met de Product Market Regulation (PMR) benchmark van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)?
Ja.
Onderschrijft u de conclusie van de PMR dat de kwaliteit van de Nederlandse regelgeving gemeten aan de hand van de PMR hoger is dan de regelgeving in de Verenigde Staten en veel andere Europese landen en dus competitiviteit meer stimuleert? Zo nee, waarom niet?
Nederland scoort inderdaad beter op de PMR-indicator dan de VS. De PMR is een betrouwbare indicator die het mogelijk maakt om landen te vergelijken met elkaar op het gebied van marktregulering, zoals concurrentiebeperkingen en toetredingsbarrières. Een lage PMR-score (wat gunstig is, want het duidt op weinig belemmerende marktregulering) sluit regeldruk echter niet uit. Sterker nog, sommige vormen van regeldruk kunnen juist concurrentie bevorderen. Voorbeelden hiervan zijn transparantieverplichtingen en aanbestedingsregels.
Als het gaat om het meten van regeldruk, heeft de PMR-indicator ook beperkingen. Zo kijkt de PMR naar de mate waarin regelgeving de werking van markten beïnvloedt, en bijvoorbeeld niet naar sociale, gezondheids- en milieuregelgeving. Daarnaast is de PMR gebaseerd op beleidsdocumenten en formele regelgeving, terwijl ervaren regeldruk ook voortkomt uit uitvoering en handhaving (controlelast, formulieren, etc.). Kortom, het biedt een internationale vergelijking op een deel van de regeldruk, maar om een compleet beeld te krijgen, is het nodig om deze aan te vullen met andere bronnen zoals de MKB Regeldrukmonitor.
Ziet u ook dat Europese landen, inclusief Nederland, beter scoren op het onderdeel regulatory and administrative burden van de PMR dan de Verenigde Staten van Amerika? Zo nee, waarom niet?
Zie voor antwoord vraag 9.
Gelet op deze internationaal vergelijkende onderzoeken, in hoeverre gelooft u dat het verschil in productiviteit tussen de Verenigde Staten en Europa verklaard kan worden door regeldruk? Op welke analyses baseert u deze conclusie?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 9.
Hoe verklaart u dat wij in Europa en Nederland minder belemmerende wet- en regelgeving hebben dan in de Verenigde Staten en tegelijkertijd minder productiviteitsgroei? Op welke analyses baseert u deze conclusie?
Het beeld over of wij in Nederland minder belemmerende wet- en regelgeving hebben dan in de VS ligt genuanceerder. Soms scoort Nederland beter op een bepaalde indicator van de regulatory and administrative burden van de PMR dan de VS en soms niet.5
Het verschil in productiviteit tussen Europa en de VS is het resultaat van meerdere factoren. Met andere woorden, de PMR kijkt niet naar alle relevante factoren voor concurrentievermogen. Zo spelen de technologische voorsprong van de VS in economisch bepalende sectoren en de hoge investeringen in R&D een belangrijke rol. Datzelfde geldt voor de relatief beperkte toegang tot bedrijfsfinanciering binnen Europa, met name voor niet-bancaire financiering (en daarmee durfkapitaal). Daarnaast worden de vruchten van de Europese interne markt nog niet volledig geplukt. Zo ontbreekt nog een geharmoniseerde kapitaalmarktunie. Er is sprake van een te hoge mate van fragmentatie, mede door uiteenlopende nationale regels en voorschriften en de toepassing en het toezicht daarop. Het resultaat daarvan is dat deze belemmeringen optellen tot een impliciet importtarief op de interne markt van 44% op goederen en 110% op diensten.6 Dit belemmert bedrijven die over landsgrenzen heen (willen) ondernemen. Exporterende bedrijven zijn over het algemeen productiever dan niet-exporterende bedrijven.7 Belemmeringen raken dus met name snelgroeiende, innovatieve bedrijven in hun mogelijkheden om op te schalen. Deze fragmentatie is ook een vorm van regeldruk voor Nederlandse bedrijven die op de Europese markt willen opereren.
Hoewel indicatoren zoals de PMR waardevolle inzichten bieden in nationale regeldruk, ligt de uitdaging met name ook op het niveau van Europese wet- en regelgeving. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft becijferd dat voor de periode 2018 – 2023 ongeveer € 687 miljoen (94%) van de toename in structurele regeldrukkosten voortkomt uit Europese wet- en regelgeving.8 Hoewel de grote hoeveelheid EU-regelgeving tot doel heeft te zorgen voor meer harmonisatie, gaat die regelgeving nog gepaard met te veel regeldruk en blijven er veel punten waarop de interne markt nog onvoldoende is geïntegreerd en geharmoniseerd. Die regeldruk en versnippering vormen een belemmering voor ondernemerschap en kunnen daardoor bijdragen aan het productiviteitsverschil met de VS. Deze analyse wordt ondersteund door diverse internationale studies (van o.a. het IMF) die wijzen op de economische voordelen van meer geïntegreerde en geharmoniseerde markten binnen de EU.
De Amerikaanse econoom Paul Krugman stelt dat het productiviteitsverschil tussen Europa en de Verenigde Staten voor een grootste gedeelte verklaard kan worden door de productiviteit in twee geografische hoogproductieve conglomeraties (Silicon Valley en Wall Street) die zich in de Amerikaanse staten in de VS met de meest drukkende regelgeving bevinden: in hoeverre verwacht u dat minder regelgeving dan zorgt voor meer hoogproductieve conglomeraties? Op welke analyses baseert u deze conclusie?
Regeldruk is één van de factoren die van invloed zijn op de productiviteit van een land of regio. Hoewel in gebieden zoals Silicon Valley (Californië) en Wall Street (New York) sprake is van relatief strenge regelgeving op onder meer het gebied van milieu, arbeidsrecht en financieel toezicht, laat de productiviteitsontwikkeling in deze regio’s een robuust beeld zien.
Dit is mede te verklaren door een combinatie van factoren die in nabijheid van elkaar de economische dynamiek en productiviteit positief beïnvloeden. Denk hierbij aan een hoge concentratie van hoogopgeleide arbeidskrachten, een sterke aanwezigheid van kennisinstellingen en onderzoekscentra, ruime beschikbaarheid van risicodragend kapitaal, en krachtige innovatie-ecosystemen met sterke netwerkeffecten. Daarnaast dragen ondernemerschapsklimaat, internationale oriëntatie en een snelle diffusie van kennis en technologie bij aan de productieve kracht van deze regio’s.
Het is voor het mogelijk maken van de groei van de tech sector van belang om toegang te hebben tot de schaal van een grote markt. Zoals ook toegelicht in mijn antwoord op vraag 9 is in de EU sprake van fragmentatie op de interne markt waardoor bedrijven nu kunnen worden belemmerd om op te schalen. Tegen deze achtergrond kan regeldruk invloed hebben op de operationele lasten van bedrijven. Daarbij komt dat in praktijk ook andere fundamenten van het regionale economisch ecosysteem, die zich vaak op een microniveau afspelen, een minstens even bepalende rol spelen in het stimuleren van productiviteit en economische groei op macroniveau.
En zoals toegelicht in mijn antwoord op vragen 4 en 9, heeft niet elke regel een negatieve impact op bedrijven, maar kunnen hoge administratieve lasten door ondernemers wel als belemmerend worden ervaren.
Hoe neemt u bovenstaande onderzoeken en analyses mee in uw economisch beleid? Onderschrijft u het feit dat de focus op het verminderen van regeldruk alleen er niet voor gaat zorgen dat de productiviteitsgroei en het concurrentievermogen van Nederland worden verbeterd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke andere maatregelen gaat u nemen om de productiviteit van de Nederlandse economie te verbeteren? Wat is uw inzet in Europa?
Zoals toegelicht in de antwoorden op vragen 9 en 10 zijn er meerdere aandachtspunten om productiviteitsgroei te bevorderen, waaronder regeldruk.
Het Ministerie van Economische Zaken heeft verschillende trajecten in gang gezet die de productiviteitsgroei en het concurrentievermogen van Nederland moeten verbeteren, zoals o.a. de Productiviteitsagenda, het Ondernemerspact, het Actieprogramma Minder Druk Met Regels en het 3%-Actieplan. Ik ben voornemens om hier de komende periode verdere stappen op te zetten.
Toegang tot financiering is ook van belang voor bedrijven om productiever te worden. Om knelpunten op te lossen in de bedrijfsfinancieringsmarkt is er een brede mix aan bedrijfsfinancieringsregelingen, zoals de BMKB, Qredits, Invest-NL en regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). Daarnaast loopt een verkenning naar het verbeteren van toegang tot risicokapitaal, bijvoorbeeld via pensioenfondsen of Europese initiatieven. Ook blijft het kabinet in gesprek met de sector om de instrumenten goed te laten aansluiten op de praktijk (bijvoorbeeld via het Convenant MKB financiering).
Voor de inzet in Europa heeft het kabinet in december 2024 zijn visie op het Europese concurrentievermogen gepresenteerd. Het kabinet werkt aan een EU 1) waarin burgers profiteren van een productievere economie; 2) die leefbaar, gezond en veilig is en blijft voor huidige en toekomstige generaties; 3) waar bedrijven voordeel halen uit de nieuwe economische kansen die ontstaan door de klimaat-, circulaire- en energietransitie en (digitale) technologische innovaties; 4) die de geopolitieke en – economische positie van de EU versterkt en daarmee onze belangen kan beschermen tegenover derde landen. Om deze doelen te realiseren, zijn zes thema’s geïdentificeerd, elk met een toelichting op de inzet van het kabinet op de relevante onderwerpen.9 Zo werkt het kabinet onder andere aan de versterking van de kapitaalmarktunie, mobilisatie van privaat kapitaal en de integratie van de Europese energiemarkt.
De Kamer heeft eerder tien concrete suggesties gedaan voor belemmeringen op de interne markt (IM) waarop de Europese horizontale IM-strategie zich zou kunnen richten. Deze tien punten zijn ook toegelicht in de Kamerbrief over het EU-concurrentievermogen van december 2024. Acht van deze suggesties zijn opgenomen in de strategie die de Commissie in mei 2025 presenteerde. In 2022 is ook een kabinetsbrede IM-actieagenda aan de Kamer aangeboden. In deze agenda zijn zowel nationale als Europese acties opgenomen. Met deze agenda wil ik IM-belemmeringen voor ondernemers, burgers en werknemers wegnemen. De actieagenda wordt nu geactualiseerd. Deze zal ik begin 2026 aan de TK aanbieden.
Bovendien spant dit kabinet zich in voor de bevordering van buitenlandse handel als hoeksteen van de Nederlandse welvaart, omdat een derde van de Nederlandse economie daaraan verbonden is.10
Het rapport-Draghi geeft aan dat het productiviteitsverschil tussen Europa en de Verenigde Staten bijna volledig wordt veroorzaakt door de zogenaamde high-tech sectoren. Onderschrijft u die conclusie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre is deregulering van niet-hightechsectoren dan een oplossing voor ons productiviteitsprobleem?
Er bestaat een verschil in de sectorale compositie tussen de VS en EU, waarbij de VS ten opzichte van Europa meer high-techsectoren heeft die een grotere bijdrage leveren aan onderzoek en innovatie. Het verschil in productiviteitsgroei tussen Europa en de VS wordt inderdaad gedreven door (high)-techsectoren. Gerichte vermindering van regeldruk vormt daarom een onderdeel van de oplossing voor het productiviteitsprobleem, zoals Draghi ook beargumenteert. Maar zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag 10 en 11 spelen er meer factoren een rol bij productiviteitsgroei.
Volgens het artikel zorgen ook de achterblijvende lonen aan de onderkant van de inkomensverdeling voor achterblijvende investeringen: deelt u deze opvatting? Wat gaat u hieraan doen?
Lage lonen kunnen investeringen via de vraagzijde (minder koopkracht remt de consumptie en daarmee investeringsprikkels) en de aanbodzijde (lage lonen kunnen investeringen in arbeidsbesparende technologie remmen omdat arbeid goedkoop is) drukken. Echter, hebben de lonen in Nederland na een periode van hoge inflatie een sterke inhaalgroei gemaakt. Daarnaast ben ik van mening dat andere factoren bepalender zijn voor het niveau van investeringen.
Bent u bekend met het artikel «Europa scoort op veel domeinen van welvaart veel beter dan de Amerika» in het ESB?2
Ja.
Hoe waardeert u het dat Europa beter scoort dan Amerika wat betreft levensverwachting, CO2-uitstoot per capita, watergebruik en inkomensongelijkheid?
Het is positief dat Europa over het algemeen goed scoort op de bovengenoemde punten. Het uiteindelijke doel is een hogere brede welvaart. Hoewel financieel-economische voorspoed belangrijk is, omvat welvaart in den brede meer thema’s die bijdragen aan de kwaliteit van leven. Het beeld uit de Monitor brede welvaart en SDG’s12, die het CBS jaarlijks maakt, is hier een belangrijke basis voor.
Wat ziet u als de belangrijkste reden voor de betere uitkomsten in Europa ten opzichte van de VS? Welke rol speelt regelgeving in uw ogen in het bereiken van deze hoge scores? Op welke analyses baseert u deze conclusie?
Ik zie hiervoor een belangrijke verklaring in de Europese waarden en de bijbehorende inrichting van ons sociaaleconomisch model. Ook Draghi benoemt het belang van dit Europese model. Publieke voorzieningen en sociale bescherming gaan hand in hand met een goed functionerende markt, die samen de basis vormen voor brede welvaart nu en in de toekomst. Regelgeving speelt daarin een belangrijke ondersteunende rol: het helpt publieke belangen te borgen, excessen te voorkomen en vertrouwen te creëren – maar moet altijd proportioneel zijn. Een te hoge regeldruk remt ondernemers af, belemmert innovatie en vertraagt het herstel van de productiviteitsgroei en het verdienvermogen. Het verdienvermogen is geen doel op zich, maar noodzakelijk om onze publieke voorzieningen in de toekomst te behouden.13
Ik zet mij in voor adequate regelgeving die de regeldruk vermindert en markten beter laat functioneren, met inachtneming van belangrijke beleidsdoelstellingen die met regelgeving worden nagestreefd. Door heldere spelregels te stellen, versterken we concurrentie, transparantie en ons verdienvermogen. Zo zorgt het Europese emissiehandelssysteem (ETS) ervoor dat milieukosten op de Europese markt worden verrekend of helpt het mededingingsbeleid bij het tegengaan van marktmacht en het stimuleren van eerlijke concurrentie en innovatie. En zorgen regels om veilig en gezond te werken ervoor dat werknemers duurzaam inzetbaar zijn. Proportionele regelgeving is in die zin geen rem op de markt, maar een voorwaarde voor een goed werkende en toekomstgerichte economie.
Eén van de redenen die in het ESB-artikel wordt genoemd voor het feit dat Europa beter op deze domeinen scoort is de grotere publieke sector én de regelgeving: deelt u de opvatting dat regelgeving en de publieke sector van belang zijn voor versterking en behoud van brede welvaart? Zo nee, waarom niet?
Zowel de regelgeving als de publieke sector speelt een belangrijke rol bij het versterken en behouden van brede welvaart. De publieke sector levert vele voorzieningen die bijdragen aan bijvoorbeeld gelijke kansen, sociale cohesie en (economische) weerbaarheid. Regelgeving helpt onze samenleving om negatieve externe effecten te beperken, zorgt voor een eerlijk speelveld en bevordert vertrouwen in markten en instituties.
Regelgeving en de publieke sector spelen dus een essentiële rol zijn in onze maatschappij, ook voor het bedrijfsleven. Maar te veel regeldruk en te ingewikkelde regels zijn één van de grootste problemen voor ondernemers. Met respect voor belangrijke beleidsdoelstellingen die met regelgeving worden nagestreefd, moeten regels werkbaar zijn, zonder onnodige regeldruk. Daarnaast moet fragmentatie van regelgeving op de Europese interne markt zoveel mogelijk worden voorkomen.
Hoe neemt u dit mee in uw economisch beleid?
Het Nederlandse verdienvermogen staat onder druk. Omdat onze samenleving vergrijst en relatief veel mensen al werken, hangt de welvaart van volgende generaties voornamelijk af van productiviteitsgroei. De productiviteitsgroei vlakt echter af en de investeringen door bedrijven blijven achter ten opzichte van andere EU-lidstaten. Dit vind ik een zorgelijke ontwikkeling. Het kabinet ziet economische groei niet als doel op zichzelf, maar als een middel om onze brede welvaart te versterken in het hier en nu en voor toekomstige generaties. Daarbij staat voor het kabinet centraal dat iedereen mee kan doen én meeprofiteert van de welvaart die gezamenlijk wordt opgebouwd.
Het kabinet beoordeelt beleid al, zoals het ESB-artikel adviseert, vanuit een bredewelvaartsperspectief. Dat betekent dat we niet uitsluitend kijken naar de economische of financiële effecten van beleid, maar ook naar de impact op andere bredewelvaartsthema’s zoals gezondheid, milieu en veiligheid. Deze brede benadering helpt om beleidskeuzes toekomstbestendig te maken, met oog voor samenhang en de maatschappelijke waarde die beleid creëert.
De kracht van het Nederlandse model ligt juist in de wisselwerking tussen een sterke publieke sector en een dynamische markt. Daarom streeft het kabinet naar een evenwichtige inzet van publieke investeringen en doeltreffende regelgeving. Hiermee worden de randvoorwaarden gecreëerd waarbinnen de economie goed kan werken, zodat onze brede welvaart toeneemt.
In Nederland blijven de investeringen (investeringsquote CBS) al bijna 30 jaar constant terwijl de winsten (winstquote CBS) stijgen: ziet u deze achterblijvende investeringen als een probleem?
Investeringen van bedrijven zijn belangrijk voor de Nederlandse welvaart, op korte en lange termijn. Daarom zijn achterblijvende investeringen die leiden tot hogere productiviteit inderdaad een probleem. Er zijn meerdere verklaringen voor dit probleem. Bedrijven ervaren bijvoorbeeld allerlei kraptes. Er zijn kraptes op de arbeidsmarkt, op het energienet en in milieu en fysieke ruimte. Ook is de afgelopen jaren de Nederlandse economie diensten-intensiever geworden, wat bijvoorbeeld de investeringen in R&D drukt.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 11, ben ik voornemens om stappen te zetten met het 3% R&D actieplan, het Pact Ondernemingsklimaat en de productiviteitsagenda. Deze zullen maatregelen bevatten die belemmeringen voor investeringen wegnemen.
Volgens Draghi worden deze achterblijvende investeringen veroorzaakt door eveneens achterblijvende publieke investeringen: deelt u deze opvatting van Draghi? Zo nee, waarom niet?
Ik deel op hoofdlijnen de analyse van Draghi dat de EU achterloopt met de meest rendabele investeringen. Dit vergt lastige keuzes om structurele hervormingen door te voeren en randvoorwaarden te versterken. Het is daarbij van belang om publieke investeringen zo in te zetten dat ze private investeringen zo veel mogelijk ook mobiliseren. Tegelijkertijd is het van belang te benadrukken dat publieke investeringen geen doel op zich zijn, maar een middel. Publieke investeringen liggen voor de hand als er sprake is van publieke goederen. Deze investeringen kunnen nodig kunnen zijn voor de financiering van maatschappelijk opgaves op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, innovatie, veiligheid en de groene en digitale transities. Structurele productiviteitsgroei vereist voornamelijk een gezonde combinatie van privaat en publiek kapitaal en groeibevorderende hervormingen. Ook Draghi constateert juist veel belemmeringen voor private investeringen, zoals onderontwikkelde kapitaalmarkten.
Daarom zet het kabinet in op het versterken van de economische randvoorwaarden die nodig zijn om private investeringen te stimuleren. Denk hierbij aan een goed functionerende kapitaalmarkt en het wegnemen van knelpunten zoals netcongestie. Het oplossen van deze belemmeringen kan substantieel privaat kapitaal mobiliseren en daarmee bijdragen aan de noodzakelijke productiviteitsgroei op langere termijn. Deze productiviteitsgroei is immers nodig voor het behoud van onze brede welvaart en ons sociaaleconomisch model, ook in de toekomst. Dit is voor mij één van de belangrijkste lessen uit het Draghi-rapport.
De beveiliging van Joodse en Amerikaanse locaties |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC), David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Heeft u er kennis van genomen dat Frankrijk de beveiliging van Joodse en Amerikaanse instellingen in het hele land heeft verscherpt naar aanleiding van het escalerende conflict tussen Iran en Israël?1
Ja.
Is het naar uw mening nodig om ook in Nederland Joodse en Amerikaanse locaties extra te beveiligen als gevolg van de ontwikkelingen in het Midden-Oosten? Zo nee, waarom niet?
De veiligheid van Joodse, Israëlische en Amerikaanse instellingen in Nederland heeft onze voortdurende aandacht. Op dit moment staat het dreigingsniveau in Nederland op substantieel (niveau 4 van 5). Dat betekent dat een aanslag in Nederland reëel is. Bij een verhoogde dreiging of risico ten aanzien van deze instellingen, worden passende maatregelen genomen. Uiteraard volgen de veiligheidspartners daarbij de ontwikkelingen in het buitenland nauwlettend, mede met het oog op de mogelijke impact die het kan hebben in Nederland.
Welke maatregelen heeft u al ondernomen om Joodse en Amerikaanse locaties binnen Nederland extra te beveiligen?
Vanwege veiligheidsoverwegingen doe ik in het openbaar nooit uitspraken over maatregelen die worden getroffen ten behoeve van de veiligheid van individuele instellingen of personen. Wel kan ik u verzekeren dat de benodigde maatregelen, zowel zichtbaar als onzichtbaar, worden getroffen waar dat nodig wordt geacht en op basis van actuele dreigingsinformatie. Daarnaast vindt ten aanzien van Joodse en Israëlische instellingen al langere tijd een afweging plaats of en zo ja welke, additionele veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn. Dat zal ook gelden voor Amerikaanse instellingen in Nederland indien dreiging of risico daartoe aanleiding geven. Het is uiteindelijk aan het betreffende lokale gezag om waar nodig die (additionele) maatregelen te treffen. Daar waar het objecten betreft die zijn opgenomen in het rijksdomein van het stelsel bewaken en beveiligen, is de NCTV hier altijd nauw bij betrokken.
Welke maatregelen neemt u om Joodse en Amerikaanse locaties binnen Nederland extra te beveiligen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen met spoed, zo snel mogelijk, beantwoorden?
Ik heb gestreefd deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De Europese Raad over vreemdelingen- en asielbeleid op 12 en 13 juni |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Welke verplichting heeft u ervan weerhouden zélf bij de belangrijke JBZ-Raad over vreemdelingen- en asielbeleid op 12 en 13 juni 2025 in Luxemburg namens Nederland aanwezig te zijn?
Op 12 juni stonden geen migratie-gerelateerde onderwerpen op de agenda van de JBZ-Raad. Op 13 juni nam ik deel aan de Bilderbergbijeenkomst. De Staatssecretaris Rechtsbescherming was namens Nederland aanwezig tijdens de JBZ-Raad.
Waar was u en met welk doel op 12 juni 2025?
Op 12 juni nam ik deel aan verscheidene bestuurlijke overleggen en reisde ik af naar de Bilderbergbijeenkomst. Voor een overzicht van mijn activiteiten verwijs ik u naar de openbare agenda.
Waar was u en met welk doel op 13 juni 2025?
Op 13 juni nam ik deel aan de Bilderbergbijeenkomst. De Bilderbergbijeenkomst biedt de gelegenheid om in informele setting dialoog te voeren over actuele geopolitieke en maatschappelijke thema’s samen met vertegenwoordigers uit onder meer de politiek, wetenschap, journalistiek en het bedrijfsleven.
Waarom beoordeelde u uw verplichting (of verplichtingen) op 12 en 13 juni 2025 blijkbaar als belangrijker en urgenter dan uw aanwezigheid namens Nederland bij de JBZ-Raad in Luxemburg?
De JBZ-Raad en de Bilderbergbijeenkomst zijn beide van belang. Nederland was goed vertegenwoordigd op de JBZ-Raad. Zoals ook aangegeven onder vraag 3 biedt de Bilderbergbijeenkomst de mogelijkheid om op hoog niveau gesprekken te voeren op relevantie terreinen met Europese en Noord-Amerikaanse leiders en experts. Door de expertise van de genodigden op verschillende domeinen maakt de Bilderbergbijeenkomst het mogelijk om te spreken over verscheidene onderwerpen die de Europese, Noord-Amerikaanse en Nederlandse belangen aangaan, o.a. op het gebied van veiligheid.
Op welke dagen was u dit jaar aanwezig op de Bilderbergconferentie in Stockholm en waarom was u daar?
Ik was vanaf donderdagavond 12 juni tot in het weekend aanwezig op de Bilderbergbijeenkomst. Voor de reden van mijn bezoek verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3 en 4.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
De vragen zijn afzonderlijk van elkaar beantwoord.
Kunt u de bovenstaande vragen binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja
Subsidies voor het slavernijverleden |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
|
Bent u op de hoogte van het bijgevoegde overzicht «subsidieregelingen Herdenkingsjaar Slavernijverleden»?1
Ja.
Het project «Joss Umuganwa» had tot doel om de Rwanda Dancers Group, bestaande uit twaalf personen, naar Nederland te halen om hier de dans ter ere van de Rwandese Koning Rwabugiri uit te voeren; kunt u duiden of en welk verband deze besteding houdt met het Nederlandse slavernijverleden?
Het project «Joss Umuganwa» is gesubsidieerd binnen de regeling Herdenkingsjaar Slavernijverleden vanwege de manier waarop het bijdraagt aan het vergroten van kennis en bewustzijn over historische vormen van slavernij en de internationale doorwerking daarvan.
De dans eert de Rwandese Koning Rwabugiri, die in de regionale geschiedschrijving bekendstaat om zijn verzet tegen interne slavernijpraktijken in het oosten van Afrika. De beoordelingscommissie van het Mondriaan Fonds oordeelde dat het project waardevol was vanwege de wijze waarop het een transnationaal perspectief op slavernijgeschiedenis biedt, met inhoudelijke verbindingen tussen Rwanda, Suriname en Curaçao.
Daarmee sluit het aan bij de doelstelling van de regeling om ruimte te geven aan initiatieven die slavernijgeschiedenis vanuit verschillende culturele contexten zichtbaar maken.
Vanuit het Ministerie van Financiën is eerder gewezen op het risico dat voor subsidieaanvragen vanuit stichtingen lastig na te gaan is of het geld doelmatig wordt besteed; hoe is de subsidieverstrekking voor deze 189 projecten uit het herdenkingsjaar gecontroleerd?2
Tijdens het Herdenkingsjaar Slavernijverleden kon er subsidie voor projecten worden aangevraagd bij het Mondriaan Fonds (MF) en het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP). Beide subsidieregelingen zijn door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgesteld via de reguliere systematiek aan de hand van de financiële- en inhoudelijke verantwoordingen van beide fondsen zoals opgenomen in hun jaarverslagen 2023 (MF) en 2024 (FCP), conform het Uniform Subsidiekader. Er zijn door het MF en FCP voorwaarden gesteld voor het ontvangen van subsidie, ook conform het Uniform Subsidiekader. Voor het definitief vaststellen van de subsidie hebben beide fondsen gecontroleerd of aan die voorwaarden werd voldaan.
Kunt een complete lijst van subsidiebestedingen aanleveren, naar voorbeeld van het overzicht «subsidieregelingen Herdenkingsjaar Slavernijverleden», voor alle gehonoreerde aanvragen tot 1 januari 2025 in zowel Europees Nederland als het Caribische deel van het Koninkrijk?
De bestedingen van de subsidiegelden zijn volledig verantwoord via de openbare jaarverslagen van het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie. Voor de regeling van het Mondriaan Fonds vindt u meer informatie op pagina’s 31 en 32 van het jaarverslag 2023. Met betrekking tot het Fonds voor Cultuurparticipatie vindt u meer informatie op pagina’s 18 en 21 (inhoud en aantal toekenningen), 56 (vordering subsidie), 60 (baten), 65 en 66 (lasten) van het jaarverslag 2024.
Zijn er op voorhand signalen bekend die al wijzen op onderuitputting vanuit de originele toespitsing van het slavernijverledenfonds van 200 miljoen euro?
Er zijn op dit moment geen signalen van onderuitputting van het slavernijverledenfonds van 200 miljoen euro. De uitvoering is in lijn met de planning, waarbij zorgvuldigheid en samenwerking met de betrokken gemeenschappen voorop staat. De volledige 200 miljoen wordt binnen de begrotingssystematiek en de bestaande kaders uitgegeven.
Deelt u de mening dat in het geval van onderuitputting van het Slavernijverledenfonds in zowel Europees Nederland als het Caribische deel van het Koninkrijk of Suriname het prudent is dit bedrag terug te laten vloeien naar de staatskas?
Het uitgangspunt is dat de beschikbare middelen binnen het Slavernijverledenfonds worden ingezet conform de doelen waarvoor het fonds is ingesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met de specifieke context en het tempo in Europees Nederland, het Caribische deel van het Koninkrijk en Suriname. Indien sprake zou zijn van onderuitputting binnen een begrotingsjaar, zullen deze middelen herverdeeld zodat deze alsnog aangewend worden conform de doelen waarvoor het fonds is ingesteld.
Misstanden in Jeugdinrichtingen en de gevolgen voor jonge gedetineerden |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met de documentaire «Dubbel gestraft», en specifiek aflevering 6, waarin op schrikbarende wijze naar boven komt hoe er wordt omgegaan met sommige jonge gedetineerden en waarin zelfs melding wordt gemaakt van seksueel misbruik?1
Hoe kan het dat in sommige gevallen bezorgde ouders dagenlang niets te horen krijgen over de situatie van hun kind, waaronder ook in voorarrest?
Hoe kan het volgens u dat de behandeling van sommige jeugdige gedetineerden zo ernstig tekort heeft geschoten, zoals geen hulp bij suïcidale gedachten en de jongere zelfs de middelen in handen te geven om suïcide te plegen?
Wat vindt u van de handelwijze van de penitentiaire inrichting in het geval van overlijden van de jongere en het contact met de nabestaanden hierover zoals naar voren komt in de documentaire?
Wat vindt u ervan dat er voorbeelden worden aangehaald van klachten van jongeren die niet in behandeling worden genomen en ook uit de klachtenbus worden verwijderd?
Kunt u reflecteren op de conclusie in de documentaire, dat net als bij de afleveringen over het machtsmisbruik van personeel bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), dit ook gebeurt bij de inrichtingen waar jeugdigen zitten?
Wat vindt u ervan dat er zelfs voorbeelden worden genoemd van seksuele relaties tussen personeelsleden en minderjarigen? Zijn deze meldingen bij u en/of bij DJI bekend?
Op welke plekken is bekend geworden dat deze misstanden plaatsvinden en is hier toen wel of niet direct een einde aan gemaakt?
Is er voor u reden om onderzoek te doen naar het (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van personeel van jeugdinrichtingen richting de jongeren?
Hoe gaat u zorgen voor meer transparantie vanuit Justitie en de jeugdinrichtingen richting de ouders of andere familieleden?
De uitzetting van Nederlandse deelnemers aan de Mars naar Gaza |
|
Christine Teunissen (PvdD), Sarah Dobbe (SP), Laurens Dassen (Volt) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Nederlandse deelnemers aan de Mars naar Gaza zijn uitgezet door de Egyptische regering?1
Ja.
Klopt het dat Nederlandse deelnemers aan de Mars naar Gaza door de Egyptische regering zijn uitgezet en hun paspoort is ontnomen?
Ja, een aantal Nederlandse deelnemers aan de Mars naar Gaza is uitgezet. Hun paspoorten werden tijdelijk ingenomen, bij aankomst op het vliegveld in Cairo werden zij op een vlucht naar Istanboel gezet. Deze groep is weer teruggekeerd naar Nederland.
Heeft u contact gehad met uw Egyptische collega over deze uitzetting?
Er is contact geweest met de Egyptische ambassade. De Egyptische autoriteiten zijn opgeroepen proportioneel te handelen en geen geweld te gebruiken bij het eventueel uitzetten van Nederlandse deelnemers.
Heeft de Egyptische regering wat u betreft voldoende juridische gronden om Nederlandse staatsburgers uit te zetten en hun paspoort te ontnemen? Kunt u dat toelichten?
De uitzetting van buitenlandse staatsburgers is in beginsel een soeverein recht van elke staat. Nederland kan zich niet mengen in de rechtsgang van een ander land. De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde. Het tijdelijk innemen van paspoorten kan deel uitmaken van de procedure.
Klopt het dat de uitzetting volgde op een oproep vanuit de Israëlische Defensieminister Katz?
De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde. De Egyptische autoriteiten hebben aangegeven dat toegang tot het gebied waar de March to Gaza was gepland alleen mogelijk was als hier via de formele aanvraagprocedure een verzoek voor was ingediend en goedgekeurd.
Deelt u het inzicht dat deze aangekondigde demonstratie niet op Israëlisch grondgebied gepland stond en de Israëlische Minister daarmee niets te zeggen zou moeten hebben over het uitzetten van vreedzame demonstranten? Zo nee, waarom niet?
De Egyptische autoriteiten hebben het besluit tot uitzetting genomen. Zie ook de antwoorden op vraag 4 en 5.
Klopt het dat er meerdere vreedzame demonstranten door de Egyptische regering zijn vastgezet? Zo ja, zitten hier ook Nederlanders tussen?
Het Ministerie van Buitenlandse zaken heeft de situatie nauwlettend gevolgd en contact gehad met de lokale autoriteiten en betrokken Nederlanders om waar nodig consulaire bijstand te verlenen. Vanwege de privacy van betrokkenen kan ik niet mededelen of er Nederlandse demonstranten zijn vastgezet.
Deelt u de mening dat het vastzetten en uitzetten van vreedzame demonstranten door de Egyptische regering buitenproportioneel is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 4.
Bent u bereid de Egyptische ambassadeur om opheldering te vragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3.
Op welke manier levert u consulaire bijstand aan de vreedzame demonstranten die zijn vastgezet, zijn uitgezet, of in Egypte verblijven?
De consulaire bijstand nam verschillende vormen aan. Er is contact gezocht met de Egyptische autoriteiten om proportioneel te handelen. Ook is door de ambassade informatie verstrekt over de lokale procedures en juridische mogelijkheden. De ambassade stond paraat om consulaire bijstand aan Nederlanders te verlenen die daar behoefte aan hadden. In het reisadvies voor Egypte wordt expliciet gewaarschuwd voor het risico op arrestatie bij deelname aan demonstraties, ook als deze vreedzaam zijn. Het Ministerie van Buitenlandse zaken wijst Nederlandse reizigers erop dat zij zich dienen te houden aan de lokale wet- en regelgeving en heeft het reisadvies opnieuw onder de aandacht gebracht bij de Nederlanders die zich in Egypte bevinden. Deelname aan demonstraties in Egypte wordt sterk afgeraden. Overigens was en is het gebied waar de mars was gepland rood in het Nederlandse reisadvies, gezien de problematische veiligheidssituatie aldaar, inclusief ontvoeringen en verkrachtingen. Reeds jaren hebben zich er jihadisten en criminele groepen gemend onder lokale volksstammen en is het ronduit gevaarlijk om erheen te gaan.
Deelt u de mening dat de demonstranten groot gelijk hebben in hun eis dat de humanitaire hulp vrij moet worden toegelaten in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft altijd duidelijk uitgesproken dat partijen zich aan het humanitair oorlogsrecht moeten houden. De humanitaire blokkade druist in tegen het internationaal recht. Nederland heeft deze blokkade dan ook veroordeeld. De regering blijft de Israëlische regering oproepen onmiddellijk en onvoorwaardelijk humanitaire hulp toe te laten tot de Gazastrook.
Deelt u de opvatting dat Israëls maandenlange blokkade van humanitaire hulp voor Gaza misdadig is?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en met de grootst mogelijke zorg beantwoord, binnen de gestelde termijn.
Het rapport ‘State of play on the implementation of the Pact on Migration and Asylum’ van de Europese Commissie |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «State of play on the implementation of the Pact on Migration and Asylum» van de Europese Commissie?1
Herkent u het door de Commissie geschetste beeld dat Nederland niet voldoet aan de verwachtingen betreffende opvangcapaciteit? Met hoeveel dient de opvangcapaciteit nog te groeien?
Hoe bent u van plan de opvangcapaciteit op te schalen en op welke termijn bent u van plan dit te bewerkstelligen, ook in het licht van de plannen om de Spreidingswet in te trekken en gemeenten die hierop reeds anticiperen?
Herkent u het door de Commissie geschetste beeld dat Nederland niet voldoet aan de verwachtingen betreffende opvangcapaciteit voor asielzoekers met speciale behoeften? Met hoeveel dient deze capaciteit te groeien?
Wat is de reden dat u, in tegenstelling tot 22 andere lidstaten, nog geen noodplan bij de Commissie heeft aangeleverd?
Kunt u aangeven of en welke andere complicaties en vertragingen er zijn opgelopen in de voorbereidingen op de implementatie van het Migratiepact?
Deelt u de opvatting dat een zorgvuldige en volledige uitvoering van het Migratiepact naar verwachting meer effect zal hebben op de instroom dan nationale wetgeving?
Kunt u aangeven hoe u gaat voorkomen dat vertraging en gebrekkige voortgang van de Nederlandse regering leidt tot vertraging of verslechtering in de Europese uitvoering van het Migratiepact?
Hoe zijn de opmerkingen van de Commissie te rijmen met het positieve beeld dat door u tijdens de commissievergadering over de JBZ-Raad van 11 juni over de voortgang werd geschetst?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
De detentie van mensenrechtenverdediger Inés Estela Pérez Arregoces |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() ![]() |
Is het u bekend dat de Colombiaanse mensenrechtenverdediger Inés Estela Pérez Arregoces woensdag 11 juni bij aankomst op Schiphol meer dan 20 uur is vastgehouden door de Nederlandse grensautoriteiten, en op donderdag 12 juni op een vliegtuig is uitgezet?
Is het u bekend dat mevrouw Pérez Arregoces in Nederland was om te spreken op de Universiteiten van Utrecht en Wageningen en dat zij onderweg was naar Genève om daar te spreken bij de Verenigde Naties (VN) over mensenrechtenschendingen en milieuschade?
Op welke juridische gronden is mevrouw Pérez Arregoces aangehouden? Klopt het dat mevrouw Pérez Arregoces reisde met een geldig paspoort en officiële uitnodigingen, maar dat zij bij aankomst in Amsterdam desondanks werd onderworpen aan langdurige grenscontrole, fouillering en ondervraging, en vervolgens is vastgehouden op basis van twijfel over haar financiële draagkracht, terwijl zij dit kon weerleggen met een officiële brief waarin werd bevestigd dat alle kosten werden gedekt door Europese niet-gouvernementele organisatie (ngo's)?
Hoe verhoudt de aanhouding van een mensenrechtenverdediger op basis van een verdenking dat hij of zij zich niet financieel kan onderhouden, zich tot internationale verplichtingen rondom bescherming van mensenrechtenverdedigers?
Klopt het dat zij meer dan 20 uur vast is gehouden, en vele uren moest wachten voordat er een tolk of juridische bijstand werd aangeboden? Klopt het dat zij is onderworpen aan intimidatie en schendingen van privacy, zoals het ontzeggen van de mogelijkheid om de toiletdeur te sluiten?
In het geval dat een individu niet tijdig wordt geholpen met vertaling en juridische bijstand, hoe rijmt dat met de rechten die een individu heeft onder nationale wetgeving en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?
In het geval dat een individu niet toegestaan wordt zijn of haar toiletdeur te sluiten, hoe rijmt dat met de rechten die een individu heeft onder de Schengengrenscode dat «grenscontroles moeten worden uitgevoerd met volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid»?
Hoe zorgt uw ministerie ervoor dat grenscontroles bij Schiphol proportioneel, transparant en met respect voor fysieke integriteit, privacy en fundamentele rechten van mensenrechtenverdedigers verlopen, zeker bij internationale bijeenkomsten zoals de VN-conferentie in Genève?
Welke concrete maatregelen neemt u om te waarborgen dat buitenlandse mensenrechtenverdedigers die Nederland bezoeken in het kader van hun werk tijdig toegang krijgen tot juridische bijstand, tolkdiensten en heldere informatie over hun rechten tijdens grenscontroles en detentie, zodat zij hun werk niet onnodig worden belemmerd?
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
Bent u bekend met het artikel «Voortrekker Nederland blijk fors achter te lopen met voorbereidingen Migratiepact» van Trouw en het daarin benoemde rapport van de Europese Commissie?1
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Europese Commissie dat Nederland achterloopt met de invoering van de migratie-afspraken uit het Europese Asiel- en Migratiepact (het Pact)?
Kunt u een toelichting geven op welke vlakken Nederland achterloopt op de invoering van het Pact en daarbij aangeven wat hiervan de oorzaak is geweest?
Kunt u de tijdlijn «implementatie migratiepact Nederland 2025–2026» van een update voorzien aan de hand van vertragingen in het proces en deze de Kamer toesturen?
Hoe gaat u als demissionair Minister zorgdragen voor de implementatie van het Pact?
Kunt u toelichten op welke wijze Nederland momenteel invulling geeft aan de stelling van de Europese Commissie dat lidstaten hun daadwerkelijke opvangcapaciteit op orde moeten brengen, zodat zij beter kunnen inspelen op fluctuaties in migratiestromen? Kunt u daarbij ook ingaan op het structurele gebruik van nood- en crisisopvanglocaties?
In hoeverre acht u de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen, die inzet op flexibele asielopvang en de mogelijkheid tot op- en afschalen van opvangcapaciteit, beter aansluitend bij de doelstellingen van het Europese Migratie- en Asielpact dan de voorgestelde Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel?
Vindt u het zorgelijk dat Nederland achterloopt met de implementatie van het Pact, terwijl het zich juist heeft gecommitteerd als testland om vroegtijdig ervaring op te doen met het invoeren en onderhouden van de veranderingen? Zeker nu deze test al voor het najaar van 2025 gepland staat?
Hoe beoordeelt u de zorgen van verschillende partijen in reacties op de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel over de grote druk die de versnelde implementatie van deze wetten legt op uitvoeringsinstanties in het licht van het feit dat diezelfde instanties momenteel al achterlopen met de implementatie van de regels uit het Pact?
Kunt u beamen dat de invoering van de regels met betrekking tot het Pact prioriteit zouden moeten hebben over het versnelde invoeringstraject dat voorgesteld wordt in de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel en uw antwoord van een toelichting voorzien?
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Het oppakken en uitzetten van de deelnemers van de March to Gaza |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de deelnemers van de «March to Gaza», een actie van mensen om zich uit te spreken tegen de genocide in Gaza en de illegale blokkade door Israël, door de Egyptische autoriteiten worden opgepakt en uitgezet?
Ja.
Bent u bereid om krachtig te veroordelen dat mensen die gebruik maken van hun recht om zich uit te spreken tegen genocide en tegen de illegale blokkade op deze wijze hun mogelijkheid om zich uit te spreken wordt ontnomen en zonder reden worden vastgezet en uitgezet? Zo nee, waarom niet?
De uitzetting van buitenlandse staatsburgers is in beginsel een soeverein recht van elke staat. Nederland kan zich niet mengen in de rechtsgang van een ander land. De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde.
Nederland vindt dat vreedzame demonstraties als belangrijk onderdeel van de vrijheid van meningsuiting waar ook ter wereld beschermd moeten zijn. Helaas worden vreedzame demonstraties niet overal toegestaan. In het reisadvies voor Egypte wordt expliciet gewaarschuwd voor het risico op arrestatie bij deelname aan demonstraties, ook als deze vreedzaam zijn. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wijst Nederlandse reizigers erop dat zij zich dienen te houden aan de lokale wet- en regelgeving en heeft vorige week het reisadvies opnieuw onder de aandacht gebracht bij de Nederlanders die zich in Egypte bevinden. Deelname aan demonstraties wordt dan ook sterk afgeraden. Er is contact gezocht met de Egyptische autoriteiten en hen is verzocht om proportioneel te handelen. Daarnaast stond de Nederlandse ambassade in Cairo paraat om consulaire bijstand te verlenen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Op welke wijze zet u zich in voor de vrijheid en de veiligheid van de deelnemers van de March to Gaza en hoe zet u hiervoor druk op de Egyptische autoriteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het ten zeerste afgekeurd dient te worden en dat het de wereld op zijn kop is dat na druk van de Israëlische autoriteiten de mensen die zich uitspreken tegen genocide worden bestraft, in plaats van dat de Israëlische daders van de genocide bestraft worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat vreedzame demonstraties waar ook ter wereld beschermd moeten zijn, als belangrijk onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. Echter was de March to Gaza gepland in een gebied waar toegang tot dit gebied alleen mogelijk is wanneer deze volgens een formele aanvraagprocedure bij de Egyptische autoriteiten is aangevraagd en goedgekeurd. De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde. Overigens was en is het gebied waar de mars was gepland rood in het Nederlandse reisadvies, gezien de problematische veiligheidssituatie aldaar, inclusief ontvoeringen en verkrachtingen. Reeds jaren hebben zich er jihadisten en criminele groepen gemend onder lokale volksstammen en is het ronduit gevaarlijk om erheen te gaan. Zie ook het antwoord op de vragen 2 en 3.
Bent u bereid om zich internationaal uit te spreken voor ieders recht om overal en op elk moment te kunnen protesteren tegen de genocide in Gaza?
Het recht om vreedzaam te demonstreren is onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van meningsuiting is een mensenrechtenprioriteit binnen het Nederlandse buitenlandbeleid en Nederland maakt zich, zowel bilateraal als multilateraal, hard voor de naleving van dit recht, wereldwijd.
Bent u bereid om deze vragen met grote spoed te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en met de grootst mogelijke zorg beantwoord, binnen de gestelde termijn.
De vergoeding van fysiotherapie als behandeling van endometriose |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Wat is de reden dat endometriose niet op de lijst van chronische aandoeningen staat waarvoor fysiotherapie wel vergoed wordt? Hoe verhoudt dit zich tot het feit dat fysiotherapie een bewezen effectief onderdeel is van de behandeling voor endometriose?1
Ik ga ervan uit dat u met «de lijst van chronische aandoeningen waarvoor fysiotherapie wordt vergoed» doelt op bijlage 1 van het Besluit zorgverzekering (Bzv), ook wel de «chronische lijst» genoemd. De basis voor de lijst is het Nivel-rapport De omvang van fysiotherapeutische behandeling naar verschillende patiëntencategorieën uit 1995. Endometriose werd in dit rapport niet expliciet genoemd.
Aandoeningen kunnen aan bijlage 1 van het Bzv worden toegevoegd wanneer de behandeling daarvoor voldoet aan het wettelijke criterium «de stand van de wetenschap en praktijk»2. In andere woorden, of het effectief is. Zorginstituut Nederland (hierna: het Zorginstituut) beoordeelt dit en adviseert hierover. Het Zorginstituut kan dit uit eigen beweging doen, of op verzoek van de politiek of veldpartijen. Voor fysiotherapie bij endometriose heeft geen beoordeling plaatsgevonden.
Naar aanleiding van uw vragen heb ik het Zorginstituut verzocht de systematische review van Abril Coello et al. (2023), waar u in uw vraag naar verwijst, door te nemen. Het Zorginstituut heeft mij laten weten dat er geen onomstotelijk wetenschappelijk bewijs is dat fysiotherapie effectief is bij vrouwen met endometriose. In de systematische review zijn namelijk verschillende soorten behandelingen3 samengevoegd. Niet al deze behandelingen vallen binnen het beroepsprofiel van de fysiotherapeut. Daarnaast zijn de effecten direct na de behandeling gemeten, en zijn de effecten op de langere termijn onbekend. Bovendien is het de vraag of de effecten klinisch relevant4 zijn.
Bent u ervan op de hoogte dat endometriose leidt tot veel klachten voor vrouwen die hieraan lijden en als gevolg daarvan een grote impact heeft op hun leven?
Ja, ik ben hiervan op de hoogte. Endometriose heeft een grote impact op het dagelijkse leven van vrouwen door onder andere hevige pijnklachten, mogelijke onvruchtbaarheid en negatieve gevolgen op de fysieke en mentale gezondheid. Mede daarom zet ik met de recent gelanceerde Nationale Strategie Vrouwengezondheid5 in op de verbetering van de gezondheid van vrouwen met bijvoorbeeld endometriose, zodat zij tijdig passende zorg en ondersteuning ontvangen.
In het document van WOMEN Inc., waar u in vraag 3 naar verwijst, staat dat het ongeveer 7 tot 10 jaar duurt voordat de diagnose endometriose wordt gesteld en een adequate behandeling wordt gestart. Dit leidt tot veel onnodig lijden voor vrouwen en niet-passende zorg. Ook het Zorginstituut wijst mij hierop. Daarom vind ik vroege diagnostiek bij endometriose een belangrijk verbeterpunt. Veldpartijen zijn hiermee al aan de slag gegaan via een financiële bijdrage van ZonMw. In een consortium werken zij aan het bouwen van een platform waarin alle informatie over endometriose overzichtelijk bij elkaar gebracht wordt en geschikt is om te gebruiken door patiënten, zorgverleners en geïnteresseerden. Binnenkort wordt dit platform rondom endometriose gelanceerd.
Bent u ervan op de hoogte dat endometriose leidt tot € 2,3 miljard aan verzuim per jaar?2
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Bent u bereid om in gesprek te treden met vrouwen die lijden aan endometriose en fysiotherapeuten om te horen wat de toegevoegde waarde zou zijn van het vergoeden van fysiotherapie bij endometriose?
Ik ben altijd bereid over de vergoeding van deze zorg in gesprek te gaan met vrouwen die lijden aan endometriose en met de behandelaars die bij hun zorg betrokken zijn. Ik kan echter zelf geen inhoudelijk oordeel vellen over de toegevoegde waarde van een behandeling. Dat is aan de betrokken beroepsgroepen, zorgverzekeraars en patiënten(vertegenwoordigers).
Bent u bereid om het Zorginstituut te vragen om te beoordelen of endometriose alsnog aan de lijst met chronische aandoeningen kan worden toegevoegd?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, is het allerminst zeker dat fysiotherapie effectief is voor de behandeling van endometriose. Als de zorg niet effectief is, dan kan het niet vergoed worden uit het basispakket. Daarom vind ik het op dit moment belangrijker dat de relevante veldpartijen goed onderzoek uitvoeren naar de effectiviteit van fysiotherapie bij endometriose.
In hoeverre wordt de vraag welke behandelingen voor vrouwspecifieke en vrouwsensitieve aandoeningen worden vergoed ook meegenomen in de Nationale Strategie Vrouwengezondheid?
In de Nationale Strategie Vrouwengezondheid wordt niet ingegaan op de vraag welke behandelingen voor vrouwspecifieke en vrouwsensitieve aandoeningen worden vergoed. Wel richt het zich op het opschalen van reeds beschikbare kennis over vrouwspecifieke gezondheidsproblematiek. Ook richt het zich op het faciliteren van passende zorg en ondersteuning voor vrouwen.
Bent u het ermee eens dat het feit dat fysiotherapie niet volledig in het basispakket is opgenomen dit soort onuitlegbare verschillen in vergoedingen veroorzaakt? Zo ja, bent u bereid om fysiotherapie alsnog op te nemen in het basispakket?
Ik deel uw opvatting niet. Om voor vergoeding uit het basispakket in aanmerking te komen, moet de effectiviteit van zorg aantoonbaar zijn. Dit is voor een groot deel van de fysiotherapie (nog) niet het geval, zoals het Zorginstituut stelt7. Daarom ben ik niet bereid om fysiotherapie alsnog volledig op te nemen in het basispakket. Wel ben ik bereid om te kijken of onderdelen van de fysiotherapeutische zorg aan het basispakket toegevoegd kunnen worden als deze effectief blijken te zijn.
Zou u willen reageren op de bevindingen in de artikelen «Gemeentelijke eisen vaak hindernis» en «Parkeernormen houden ombouwen lege verdiepingen boven winkels naar woningen tegen»?1, 2
Hoe beziet u het feit dat midden in een wooncrisis circa 50.000 lege verdiepingen boven winkels in Nederland niet worden ingezet om het woningtekort terug te dringen?
Hoe gaat u zich inspannen om zoveel mogelijk van deze verdiepingen boven winkels om te zetten naar woonruimte?
Zou u concreet willen aangeven welke acties, binnen welk tijdspad, u gaat ondernemen bovenop bestaand beleid en bestaande initiatieven?
Wat zijn in uw ogen de oorzaken van het feit dat het aantal woningtransformaties ver achterblijft bij de ambitie van 15.000 woningen per jaar?
Zou u samen met gemeenten in kaart willen brengen hoeveel winkels en verdiepingen boven winkels in 2024 tot woningen zijn getransformeerd?
Zou u samen met gemeenten in kaart willen brengen op welke wijze parkeernormen een drempel vormen voor de transformatie van verdiepingen boven winkels naar woningen?
Zou u de vorige vraag ook willen beantwoorden met het oog op de drempels die beleggers ervaren om hierin te investeren?
Hoe gaat u gemeenten helpen om bestaande drempels voor de transformatie van verdiepingen boven winkels naar woningen te overwinnen?
Hoe gaat u bijdragen aan het versterken van expertise en capaciteit bij gemeenten op het gebied van de transformatie van verdiepingen boven winkels naar woningen?
Welke kansen ziet u om bij te dragen aan doorbraken op dit gebied, gezien het feit dat veel beleggers geen ervaring hebben met de transformatie van winkelverdiepingen naar woningen?
Deelt u de opvatting dat gemeenten hierin vaak de eerste stap kunnen zetten, en dat zij daarvoor expertise en regie vanuit het Rijk goed kunnen gebruiken?
Herkent u dat gezamenlijke transformatieprojecten van verdiepingen boven winkels complex kunnen zijn doordat de panden vaak in bezit zijn van meerdere eigenaren?
Herkent u dat deze eigendomssituatie transformatie naar woonruimte in de praktijk regelmatig belemmert?
Herkent u dat transformatieprojecten regelmatig vastlopen omdat één eigenaar moet toestaan dat in zijn pand een hoofdopgang of nooduitgang wordt gerealiseerd, wat ten koste kan gaan van gebruiksruimte of inkomsten?
Klopt het dat zulke collectieve transformaties vaak alleen haalbaar zijn als de lasten van bijvoorbeeld gezamenlijke voorzieningen eerlijk verdeeld worden over alle betrokken eigenaren?
Herkent u dat projecten vaak stilvallen of niet van de grond komen omdat de drempels voor individuele eigenaren te hoog zijn om het initiatief te nemen of de regie te pakken? Ziet u hierbij een rol voor gemeenten om initiatiefnemers te ondersteunen, en een mogelijke rol voor het Rijk om gemeenten daarbij te helpen, bijvoorbeeld met expertise, ambtelijke capaciteit of financiële middelen?
Bent u bereid, in samenwerking met gemeenten en de VNG, in kaart te brengen hoeveel van dit soort projecten er zijn of geprobeerd zijn, en in hoeveel gevallen deze zijn vastgelopen of niet van de grond zijn gekomen?
Welke knelpunten ziet u bij deze projecten, en hoe gaat u gemeenten ondersteunen om deze drempels te helpen overwinnen?
Hoe kan het Rijk gemeenten concreet ondersteunen bij dit soort transformatieprojecten, bijvoorbeeld via handreikingen, financiële instrumenten, voorbeeldprojecten of inzet van ruimtelijk ontwerpers?
Bent u bekend met de berichten «Patiënten met een darmontsteking staan maanden op wachtlijsten: onverantwoord» en «Manon wachtte 7 maanden op darmoperatie: impact van darmziekte wordt onderschat»?1, 2
Ja.
Wat is uw reactie op de bevinding van het MDL Fonds dat de gemiddelde wachttijd voor operaties bij mensen met chronische darmontsteking 22 weken is in plaats van de norm van 7 weken, die wordt gesteld op basis van de «Treeknorm» van 7 weken voor niet-spoedeisende zorg, die is vastgesteld door artsen en zorgverzekeraars?
Dat mensen langer dan de Treeknorm op zorg moeten wachten, is een probleem. Het is erg vervelend voor patiënten als zij hierdoor lang(er) met klachten door moeten lopen. Het heeft invloed op de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg. Het baart mij dan ook zorgen dat de gemiddelde wachttijd voor een operatie bij mensen met chronische darmontsteking ruim driemaal zo lang is als de Treeknorm. Ik herken het probleem breder binnen de zorg en ook binnen de medisch specialistische zorg: ook voor andere interventies zijn de wachttijden boven de Treeknorm.
Bent u op de hoogte van de grootte van deze groep patiënten met ernstige, niet-omkeerbare darmschade en soms levensbedreigende ziekteverschijnselen zoals sepsis, peritonitis (buikvliesonsteking) en ernstige vernauwingen die op de wachtlijst staan voor een operatie?
Nee. Ik heb geen inzicht in deze specifieke aantallen. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht op de toegankelijkheid van zorg en monitort daarvoor onder andere de wachttijden. De NZa publiceert drie keer per jaar de Monitor Toegankelijkheid met de wachttijden in de medisch specialistische zorg (diagnostiek, polikliniek en behandelingen). Deze monitor bevat geen gedetailleerde informatie over de omvang van de wachtlijst voor specifieke patiëntengroepen.
Deelt u de analyse van de directeur van het MDL Fonds dat de wachttijden «Onverantwoord lang» zijn en dat 22 weken «echt veel te lang voor mensen die zo ziek zijn dat ze levensbedreigende complicaties hebben»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat moet hier volgens u aan gedaan worden en wat kunt u hierin betekenen?
Veldpartijen hebben een belangrijke rol in het bewaken van de toegankelijkheid in de medisch specialistische zorg. Het is aan zorgaanbieders om via goede triage en samenwerking te zorgen dat patiënten met de meest urgente zorgvraag tijdig geholpen worden. De zorgaanbieder is verplicht om patiënten die langer dan de Treeknormen wachten actief te wijzen op de mogelijkheid van zorgbemiddeling via hun zorgverzekeraar, zodat zij sneller passende zorg kunnen krijgen. Zorgverzekeraars zijn op hun beurt verantwoordelijk voor het inkopen van voldoende kwalitatief goede zorg en, in geval van wachttijden, voor het op verzoek bemiddelen van patiënten naar aanbieders die tijdig goede zorg kunnen leveren.
Het is belangrijk dat we ons blijven inzetten voor korte(re) gemiddelde wachttijden en dat we ervoor zorgen dat mensen met urgente problemen tijdig zorg ontvangen. Mijn voorgangers hebben al ingezet op het maken van bestuurlijke afspraken over transparantie van wachtlijstinformatie en het verbeteren van wachttijdinformatie op ZorgkaartNederland. In het onderhandelaarsakkoord van het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) zijn verdere afspraken gemaakt om de toegankelijkheid van de zorg te borgen. Deze afspraken gaan over het verbeteren van inzicht in de wachttijden, het mogelijk maken van actieve wachtlijstbemiddeling en het versterken van triage.
Waarom wordt er geen goede landelijke registratie bijgehouden voor patiënten die lijden aan de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa (IBD-patiënten)?
Op dit moment bestaat er nog geen kwaliteitsregistratie voor patiënten met de aandoening inflammatoire darmziekten (IBD), zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa.
Om te leren en te verbeteren kunnen er landelijke kwaliteitsregistraties worden opgezet. Een wetenschappelijke vereniging is zelf verantwoordelijk voor het initiatief om een kwaliteitsregistratie op te zetten. In dit geval is het aan de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen (NVMDL) om het initiatief te nemen tot het opzetten van een dergelijke registratie. Zij kunnen daarbij een beroep doen op Stimuleringsgelden Kwaliteitsinstrumenten Medisch Specialistische Zorg (SKMS-gelden) om een registratie op te starten voor zowel financiële als procesmatige ondersteuning.
Bent u bereid om het Dutch Institute for Clinical Auditing (DICA) te vragen om een registratie te gaan bijhouden van deze specifieke groep patiënten?
Het opzetten van een kwaliteitsregistratie is de verantwoordelijkheid van de betreffende wetenschappelijke verenigingen. De NVMDL pakt het opzetten van een kwaliteitsregistratie voor IBD-patiënten inmiddels ook op.
Is het u bekend of er een normering bestaat voor aanvaardbare wachttijden voor een operatie voor IBD-patiënten?
De Treeknorm voor klinische behandelingen is 7 weken. De NVMDL geeft aan dat er, naast de Treeknorm, geen specifieke landelijke norm voor aanvaardbare wachttijden bij IBD-operaties bestaat.
Heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zicht op de duur van de wachttijd voor een operatie voor deze groep patiënten van gemiddeld vijf maanden, die kan oplopen tot een jaar?
Zoals ik ook in het antwoord op vraag 3 heb aangegeven, is de NZa verantwoordelijk voor het toezicht op de toegankelijkheid van zorg. De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg en is niet verantwoordelijk voor het handhaven van de Treeknormen. Als er sprake is van een (potentieel) risico voor de kwaliteit of veiligheid, bijv. op basis van signaal van de NZa, dan kan de IGJ optreden. Overigens is het aan aanbieders om met behulp van triage en samenwerking ervoor te zorg dat patiënten met urgente klachten tijdig geholpen worden. Zo kunnen patiënten rekenen op spoedzorg wanneer zij dat nodig hebben.
Houdt de IGJ, gezien de ernst van het ziektebeeld bij een opvlamming en de ondraaglijke pijn die vrijwel niet te bestrijden is, toezicht op het handhaven van de algemene Treeknorm voor niet-spoedeisende zorg van maximaal zeven weken wachttijd voor een operatie voor deze specifieke groep patiënten?
Zie antwoord vraag 8.
Zo nee, bent u bereid om de IGJ te vragen om toezicht te gaan houden, of te verbeteren, opdat de Treeknorm voor deze groep patiënten wordt gehaald?
De NZa, en niet de IGJ, houdt toezicht op de toegankelijkheid van zorg en ziet toe op de naleving van de zorgplicht door zorgverzekeraars. Daarbij verwijs ik ook naar het antwoord bij vraag 4, waarin ik heb aangegeven dat veldpartijen een belangrijke rol hebben in het bewaken van de toegankelijkheid in de medisch specialistische zorg.
Hoe beoordeelt u het voorstel van MDL Fonds om operaties voor patiënten met chronische darmziekten op te nemen in de OK-programma’s van ziekenhuizen, en om de registratie bij deze groep te verbeteren? En bent u bereid hierover in gesprek te gaan met ziekenhuizen, zorgprofessionals en patiëntenorganisaties en hierover de Kamer voor het einde van jaar over te informeren?
Het verbeteren van de toegang tot zorg is belangrijk voor IBD-patiënten, maar dit moet gebeuren binnen de bredere context van druk op de medisch specialistische zorg en lange wachttijden voor meerdere patiëntengroepen. Daarom zijn in het AZWA concrete afspraken gemaakt met zorgpartijen om de toegankelijkheid te verbeteren. De verantwoordelijkheden voor de verdeling van operatietijd en prioritering van ingrepen liggen bij de zorgaanbieders en beroepsgroepen, niet bij de Minister van VWS.
Daarnaast wordt ingezet op betere kwaliteitsregistraties om de kwaliteit van zorg te verbeteren. De afgelopen jaren heb ik daarom samen met de partijen van het Bestuurlijke Overleg Kwaliteit medisch specialistische zorg hard gewerkt aan het verbeteren en professionaliseren van het kwaliteitsregistratielandschap. Hierbij biedt het in uw Kamer aangenomen wetsvoorstel Kwaliteitsregistraties Zorg een belangrijke juridische basis. Specifiek is voor IBD een uitkomstenset ontwikkeld binnen het programma Uitkomstgerichte Zorg, in samenwerking met de wetenschappelijke vereniging. Ik moedig partijen aan om in gesprek te blijven over verdere stappen naar een landelijke kwaliteitsregistratie, maar ziet op dit moment geen verdere rol voor mijzelf.
«Onverantwoord» (Patiënten met een darmontsteking staan maanden op wachtlijsten: «Onverantwoord» – RTV Noord)
Het bericht ‘Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes blijken vooral papieren tijgers’ |
|
Don Ceder (CU), Claire Martens-America (VVD) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Radicalen vrijuit op universiteiten: gedragscodes blijken vooral papieren tijgers»?1
Herkent u het contrast dat in het artikel wordt geschetst tussen de gedragscodes van de universiteit en het intimiderende gedrag van studenten en medewerkers? Wat is uw reactie daarop?
Deelt u de typeringen van de universiteiten over incidenten als «het debat kan soms schuren» en «demonstraties kunnen gepaard gaan met ongemak»?
Kunt u toelichten in hoeverre de handhaving van gedragscodes door universiteiten door u wordt gevolgd of geëvalueerd?
Op welke manier spreekt u instellingen aan op eventuele nalatigheid ten aanzien van sociale veiligheid?
Kunt u garanderen dat de universiteiten een veilige plek zijn om te werken en te studeren en welke acties onderneemt u?
Welke concrete maatregelen zijn er getroffen of worden overwogen om de veiligheid van studenten en medewerkers beter te waarborgen op universiteiten?
Wat vindt u ervan dat de Tweede Kamer al meermaals aan de bel heeft getrokken over dergelijke incidenten, maar dat dit patroon van intimidatie en verstoring blijft bestaan en welke stappen gaat u nemen?