De pilot ‘gratis advocaat’ bij uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Proef met betere rechtsbijstand in jeugdzorg werkt averechts: vertrouwde advocaat uit beeld» van 9 juni 2023 in het Algemeen Dagblad? Zo nee, kunt u dit lezen?1
Kunt u de Kamer nogmaals kort uitleggen wat het beoogde doel is van de pilot kosteloze rechtsbijstand voor ouders bij (spoed)uithuisplaatsingen en gezagsbeëindigingen en hoe de «verbeterde rechtsbescherming» daarin concreet wordt gemeten?
Kunt u leggen hoe de pilot moet worden uitgevoerd/toegepast?
Klopt het dat rechtbanken in het kader van de pilot zelf een advocaat aanwijzen voor ouders «die zo snel mogelijk contact opneemt»? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het recht op vrije advocaatkeuze?
Hoe is geborgd dat de pilot niet leidt tot verdringing van reeds betrokken of door ouders gekozen advocaten? Welke instructies zijn hierover aan de rechtbanken verstrekt? Kunt u deze instructies delen met de Kamer?
Herkent u de signalen dat ouders zich overvallen voelen door een aangewezen advocaat en ervaren dat hun voorkeursadvocaat buitenspel komt te staan? Wat is daarop uw reactie?
Welke waarborgen bestaan er dat – zodra een ouder een voorkeursadvocaat meldt – de rechtbank die keuze honoreert, ook binnen de pilot?
Kan het zijn dat de uitvoering van de pilot, zoals wordt gemeld, in de verschillende arrondissementen anders of verschillend geïnterpreteerd of uitgevoerd worden? Zo ja, kunt u per arrondissement de werkwijze schetsen en verschillen duiden? Kunt u de Kamer hier een overzichtstabel van toesturen?
Deelt u de mening dat als de arrondissementen de pilot inderdaad verschillend toepassen dat dit impact op heeft op rechtsgelijkheid?
Deelt u de mening dat ouders zelf capabel genoeg zijn om een keuze te maken voor een advocaat? En deelt u de mening dat ouders eerst zelf akkoord moeten geven voordat de advocaat definitief gekoppeld wordt?
Hoe wordt in alle communicatie aan ouders zichtbaar en begrijpelijk gemaakt dat zij zelf een advocaat mogen kiezen en hoe zij dat praktisch regelen binnen de pilot? Kunt u de Kamer inzicht geven in hoe dit nu gecommuniceerd aan ouders?
Hoe waarborgt u dat bij spoed (art. 800 Rv) de aanwijzing/toegang tot eigen advocaat niet illusoir wordt? Welke termijnvereisten en praktische voorzieningen (bijvoorbeeld de piketregeling jeugdrecht) gelden hiervoor?
Deelt u de mening dat het een goed voorstel is om ouders eerst zelf de tijd te geven een voorkeursadvocaat te kiezen en als dat als er bijvoorbeeld 10 dagen voor de zitting nog geen advocaat is, de rechtbank alsnog een advocaat aanwijst?
Bent u bekend met het feit dat als de rechtbanken een advocaat aanwijzen en ouders hebben al een advocaat of willen een eigen voorkeursadvocaat kiezen, de aangewezen advocaat vaak al in bezit is van het dossier en vervolgens overnamepunten vraagt voor overname van het dossier? Wat is uw mening hierover en vindt u dit wenselijk? Deelt u de mening dat hierdoor de kosten onnodig verhoogd worden?
Bent u bekend met het feit dat de rechtbanken de dossiers al versturen aan de toegewezen advocaten nog voordat ouders akkoord gaan met de gekoppelde advocaat? Wat is hiervoor de juridische grondslag volgens u? En hoe verhoudt dit zich tot bijvoorbeeld met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Vindt u het überhaupt wenselijk dat rechtbanken dossiers vol vertrouwelijk informatie delen met een advocaat zonder dat ouders daar toestemming voor hebben verleend? En deelt u de mening dat als een dossier verzonden wordt aan een advocaat zonder toestemming van de ouders er sprake is van een datalek en dat hiervan melding gemaakt moet worden bij de AVG?
Acht u het proportioneel en noodzakelijk om zonder uitdrukkelijke toestemming dossiers aan een niet-gekozen advocaat te verstrekken, gelet op het minimale-gegevens-principe en het vertrouwensbeginsel? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
Herkent u de signalen dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) voor zitting met betrekking tot een verzoek voor een kinderbeschermingsmaatregel de dossiers of (delen van) informatie deelt met een gecertificeerde instelling (GI)? Past dit binnen de AVG/het wettelijk kader? Kunt u dit duiden met een verwijzing naar de juridische grondslagen?
Hoe borgen u en de RvdK dat in verzoeken die met de GI gedeeld worden geen gevoelige persoonsgegevens bevatten (art. 9 AVG) en dat betreft niet alleen over NAW-gegevens en BSN-nummers, maar ook persoonskenmerken die toezien op gedragingen of informatie uit het verleden waarvan niet vaststaat of die relevant is om te delen? Hoe borgt u dat kwaliteitskaders en werkprocessen van RvdK conform de AVG zijn en niet feitelijk (prejudiciële) dossierdeling normaliseren? Wat vindt u van het feit dat de kwaliteitskaders van de RvdK al voorzien in het feit dat zij op voorhand al informatie naar de GI sturen, terwijl de GI nog geen belanghebbende is en dus geen recht heeft op de gegevens maar wel al die kennis heeft? En is het geen risico dat als er geen ondertoezichtstelling wordt uitgesproken er toch persoonlijke en vertrouwelijke informatie die onder de AVG valt al gedeeld is met andere procespartijen? Bent u van mening dat hier dan sprake is van een datalek? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om – indien nodig – het kwaliteitskader van de RvdK te (laten) herzien wanneer bepalingen/werkpraktijken de AVG of het procesrecht doorkruisen? Zo ja, op welke termijn denkt u dit te gaan doen?
Kunt u een landelijke uitvoeringsinstructie publiceren met heldere normen over vrije advocaatkeuze, toestemming voor dossierdeling en communicatie aan ouders – en toezien op naleving door rechtbanken en ketenpartners? Tegen welke datum?
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met o.a. jeugdrechtadvocaten Mieke Krol en Richard Korver, die herhaaldelijk publiekelijk op knelpunten hebben gewezen (vrije keuze, dossierdeling, procedurele waarborgen)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Tweede Kamer informeren over de uitkomst van dat gesprek en welke procesaanpassingen u daaruit laat volgen?
Indien blijkt dat dossiers onrechtmatig zijn gedeeld, bent u dan bereid ouders te informeren, incidenten te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens en – waar passend – herstelmaatregelen (inclusief vernietiging/herstel van procespositie) te treffen?
Bent u bekend met het feit dat ook minderjarige kinderen vaak volledige procesdossiers ontvangen vanuit de rechtbank? Vindt u het wenselijk dat het kind het gehele procesdossier krijgt en zo bijvoorbeeld de gehele strijd tussen ouders kan lezen? En indien u van mening dat kinderen het volledige dossier moeten ontvangen, zou het dan niet wenselijker zijn dit in een meer kindvriendelijke vorm te doen?
Moorden op en ontvoeringen van leden van de Ethiopisch Orthodoxe Kerk in de Ethiopische regio Arsi |
|
Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van aanvallen gericht tegen leden van de Ethiopisch Orthodoxe Kerk, waar in de Addis Standard melding van wordt gemaakt?1
Welke informatie heeft u over de moorden die in oktober in Arsi gepleegd zijn?
Klopt het volgens uw informatie dat er sinds 2021 al 190 orthodoxe gelovigen in dit gebied zijn vermoord?
Bent u bekend met de moordpartij uit augustus 2024, die ook in de Addis Standard wordt genoemd, waarbij onder de doden ook een priester was?
Wat is volgens de informatie over de situatie in Ethiopië waarover u beschikt de reden dat specifiek leden van de Ethiopisch Orthodoxe kerk doelwit zijn geworden van geweld in deze regio?
Hoe duidt u de informatie die de aanval uit augustus 2024 aan het Oromo Liberation Army (OLA) toeschrijft?
Hoe duidt u de berichtgeving van de Addis Standard waarin het OLA juist de regering ervan beschuldigt verantwoordelijk te zijn voor de moorden die in oktober gepleegd zijn?2 Wie is er volgens de informatie waar u over beschikt verantwoordelijk voor de moorden op de orthodoxe gelovigen?
Deelt u de analyse van Dr. Caleb Ta, gepubliceerd op de website Borkena, dat het gaat om doelgerichte, geplande aanvallen en dat lokale autoriteiten deze aanvallen stilzwijgend goedkeuren of zelfs coördineren? Zo nee, waarom niet?3
Bent u bereid de Ethiopische regering ertoe op te roepen orthodoxe gemeenschappen in deze regio te beschermen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De toegankelijkheid van stembureaus |
|
Glimina Chakor (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Rijkaart |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Geen toegang voor gehandicapten? Een stembureau onwaardig»?1
Ja.
Klopt het dat een ouder of begeleider niet mee het stemhokje in mag om ondersteuning te leveren bij mensen met een (verstandelijke) beperking of mensen die niet (voldoende) kunnen lezen of schrijven?
De Kieswet bepaalt dat alleen mensen met een fysieke beperking hulp in het stemhokje mogen ontvangen. Dit betekent dus dat mensen met een andere beperking en mensen die niet (voldoende) kunnen lezen of schrijven geen recht hebben op assistentie bij het stemmen. Op 21 november 2025 is een wetsvoorstel aan uw Kamer gestuurd dat hulp in het stemhokje mogelijk moet maken voor iedereen die aangeeft deze hulp nodig te hebben.2
Herkent u dit spanningsveld tussen het kiesrecht van mensen met een beperking of mensen die laaggeletterd zijn en het stemgeheim en het tegengaan van stembeïnvloeding? Welke mogelijkheden ziet u voor ondersteuning bij het stemmen van mensen met een (verstandelijke) beperking of laaggeletterdheid?
Alle kiesgerechtigden moeten hun stem kunnen uitbrengen. Sommige mensen hebben hier hulp bij nodig. Bijvoorbeeld omdat zij een verstandelijke beperking hebben, niet goed kunnen lezen of schrijven of omdat zij dementie hebben. Op dit moment kunnen mensen zonder een fysieke beperking hulp buiten het stemhokje krijgen. Het stemmen zelf moeten zij vervolgens zelfstandig doen. Het wetsvoorstel Bijstand in het stemhokje regelt dat iedereen die dat wenst hulp bij het stemmen kan krijgen door een daartoe getraind stembureaulid. Aangezien stembureauleden neutraal zijn en geen persoonlijke relatie met de kiezer hebben, zal er weinig risico op beïnvloeding van de kiezer zijn. Ik zie dit als een mogelijkheid die recht doet aan de wens voor ondersteuning in het stemhokje, maar ook de inbreuk op het stemgeheim en de stemvrijheid zo beperkt mogelijk houdt.
Hoe rijmt u het huidige gebrek aan ondersteuning voor mensen met een beperking, in het bijzonder mensen met een verstandelijke beperking, met het VN-verdrag inzake gelijke rechten van mensen met een handicap? Bent u het ermee eens dat het voor de uitvoering van dit verdrag essentieel is dat mensen met een beperking hun kiesrecht, zowel actief als passief, kunnen uitoefenen?
In het VN-verdrag handicap is het recht op actief en passief kiesrecht voor mensen met een beperking neergelegd. Op grond van artikel 29 van het VN-Verdrag handicap hebben personen met een handicap het recht om op hun verzoek ondersteuning te ontvangen door een persoon naar keuze bij het uitbrengen van hun stem. Nederland heeft dit verdrag geratificeerd en neemt maatregelen om het verdrag te implementeren.
Bij artikel 29 van het verdrag heeft Nederland een interpretatieve verklaring afgelegd. Deze verklaring houdt in dat Nederland het woord «ondersteuning» zo interpreteert dat mensen met een fysieke beperking in het stemhokje én buiten het stemhokje ondersteuning mogen krijgen door een persoon naar keuze bij het uitbrengen van hun stem en dat alle andere mensen met een beperking alleen buiten het stemhokje ondersteuning bij het stemmen mogen ontvangen. Het wetsvoorstel bijstand in het stemhokje zorgt ervoor dat straks alle kiezers hulp in het stemhokje kunnen ontvangen en draagt eraan bij dat mensen met een beperking beter in staat zijn om hun actief kiesrecht te kunnen uitoefenen.
Hoeveel stembureaus waren er bij de afgelopen verkiezingen volledig toegankelijk voor mensen met een beperking?
Er zijn geen cijfers beschikbaar van het aantal stemlokalen dat bij de vervroegde Tweede Kamerverkiezing in 2025 volledig toegankelijk was voor mensen met een fysieke beperking. De afgelopen jaren heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met steekproeven de toegankelijkheid van stemlokalen laten onderzoeken. Bij de Europees Parlementsverkiezing in 2024 voldeed 32% van de stemlokalen aan alle toegankelijkheidscriteria. De rest van de stemlokalen voldeden toen niet aan alle toegankelijkheidscriteria.3
Als onderdeel van de uitbreiding van zijn taken, wordt het onderzoek naar de toegankelijkheid van stemlokalen voortaan in opdracht van de Kiesraad uitgevoerd. Dit zal hij voor het eerst doen bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2026.
Hoeveel stembureaus beschikken over hulpmiddelen zoals een stemmal?
Uit data van Open State Foundation (OSF) blijkt dat bij de vervroegde Tweede Kamer verkiezing op 29 oktober 2025 de volgende hulpmiddelen beschikbaar waren. In 307 stembureaus (in 86 gemeenten) was er een kandidatenlijst in braille. In 2550 stembureaus (in 126 gemeenten) was er een kandidatenlijst met grote letters. In 61 stembureaus (in 21 gemeenten) waren er geleidelijnen binnen of buiten het stembureau. In 3686 stembureaus (in 110 gemeenten) kon men met behulp van een tolk Nederlandse Gebarentaal (op afstand) stemmen. In 10 stembureaus (in 9 gemeenten) was er een stembureau met een gebarentalig stembureaulid. In 146 stembureaus (in 131 gemeenten) kon met een stemmal gestemd worden.4 Overigens zijn de werkelijke aantallen waarschijnlijk hoger, omdat niet alle gemeenten informatie over de toegankelijkheid van hun stemlokalen hebben aangeleverd.
Op welke wijze wordt gecommuniceerd naar mensen welke stembureaus toegankelijk zijn?
Kiesgerechtigden kunnen op de website waarismijnstemlokaal.nl zien welke toegankelijkheidsvoorzieningen er in stemlokalen beschikbaar zijn. Verder informeren gemeenten kiesgerechtigden via hun websites over de toegankelijkheid van stemlocaties. Ook verspreiden zij vóór de verkiezingen hier informatie over. Bijvoorbeeld door informatie over de toegankelijkheid van stemlokalen mee te sturen als zij de stempas opsturen of door hier in verkiezingskranten die huis aan huis worden verspreid aandacht aan te besteden. Verder verstrekken sommige belangenorganisaties informatie over waar men terecht kan voor bepaalde voorzieningen en hulpmiddelen. De Oogvereniging vermeldt op haar website bijvoorbeeld in welke gemeenten met een stemmal gestemd kan worden.
Welke ondersteuningsmogelijkheden zijn er voor mensen die niet zelfstandig een potlood kunnen vasthouden? Zijn deze mogelijkheden beschikbaar bij elk stembureau? Zo nee, waarom niet?
Mensen die vanwege een fysieke beperking niet zelfstandig een potlood kunnen vasthouden hebben recht op hulp in het stemhokje. Degene die hen helpt, dit kan een stembureaulid zijn maar bijvoorbeeld ook een familielid, kan dan namens de kiezer op de gewenste kandidaat stemmen. Hulp in het stemhokje voor mensen met een fysieke beperking is in elk stembureau mogelijk. Er zijn ook mensen die wel een potlood kunnen vasthouden, maar desondanks niet in staat zijn om bij de gewenste kandidaat een rondje rood in te kleuren. Bijvoorbeeld omdat zij Parkinson hebben of spastisch zijn. De stemmal kan voor hen een uitkomst bieden.
Klopt het dat hulphonden mee mogen in het stembureau? Op welke wijze worden alle voorzitters van stembureaus hiervan op de hoogte gebracht?
Het klopt dat hulphonden mee mogen in het stembureau.
De Kiesraad is voornemens om in de e-learning voor stembureauleden en in de stembureauinstructie voor de dag van de stemming aandacht te besteden aan de regels voor hulphonden in stemlokalen. Op deze wijze worden alle voorzitters van stembureaus geïnformeerd dat het is toegestaan om hulphonden in stembureaus mee te nemen.
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is dat voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2026 stembureaus in Nederland volledig toegankelijk zijn voor mensen met een beperking en er voldoende ondersteuning mogelijk is voor mensen met een (verstandelijke) beperking of laaggeletterdheid? Zo ja, welke concrete stappen gaat u ondernemen om erop toe te zien dat dit ook zo zal zijn?
Een toegankelijk verkiezingsproces betekent dat er zo min mogelijk belemmeringen zijn om zelfstandig een stem te kunnen uitbrengen. Het toegankelijk maken van stemlokalen is één van de onderdelen om eraan bij te dragen dat mensen zo zelfstandig mogelijk hun stem kunnen uitbrengen.
De Kieswet bepaalt dat burgemeester en wethouders ervoor zorgdragen dat alle in de gemeente aangewezen stemlokalen zodanig zijn gelegen en zo zijn ingericht en uitgerust dat kiezers met lichamelijke beperkingen zoveel mogelijk hun stem zelfstandig kunnen uitbrengen (artikel J 4, tweede lid). Als stemlokalen niet toegankelijk zijn (te maken), moet het College van B&W dit aan de gemeenteraad melden.
Het volledig toegankelijk maken van alle stemlokalen blijkt in de praktijk moeilijk. Landelijk kan er gestemd worden bij ongeveer 9000 stemlocaties. Als uitsluitend locaties als stemlokaal zouden mogen worden gebruikt die volledig toegankelijk zijn, betekent dat dat er minder stemlokalen zouden zijn en de gemiddelde reisafstand naar de stemlokalen groter wordt. Gemeenten moeten daarom vaak een afweging maken tussen de toegankelijkheid van een gebouw en de bereikbaarheid van stemlokalen voor de kiezers.
Openbare gebouwen die als stemlokaal worden gebruikt zijn niet altijd toegankelijk (te maken). Bijvoorbeeld als de deuren te smal zijn voor iemand in een rolstoel. Of als er geen ruimte is om een (tijdelijke) helling aan te leggen bij een steile trap. Het komt ook voor dat het stemlokaal zelf wel toegankelijk is, maar de omgeving niet. Bijvoorbeeld doordat het stemlokaal op een heuvel ligt waardoor er sprake is van een te steile helling bij de ingang. Of doordat de route naar de entree van het stemlokaal te smal is. Dergelijke stemlokalen worden als niet toegankelijk aangemerkt. Om te zorgen voor voldoende stemlokalen worden vaak gebouwen als stemlokaal gebruikt die geen eigendom zijn van de gemeente. Ook deze gebouwen zijn niet altijd toegankelijk (te maken).
In het Actieplan toegankelijk stemmen zijn acties opgenomen die ertoe moeten leiden dat meer stemlokalen toegankelijk worden voor mensen met een fysieke beperking. Richting de gemeenteraadsverkiezingen in 2026 worden de volgende acties opgepakt:
Daarnaast wordt voorzien in een aantal onderzoeken om de bestaande toegankelijkheidscriteria en ondersteuning aan gemeenten te verbeteren. Dit moet eraan bijgedragen dat gemeenten en stembureauleden nog beter in staat worden gesteld om stemlokalen toegankelijk te maken voor mensen met een fysieke beperking. Acties voor de langere termijn zijn:
Kunt u aangeven wat er de afgelopen jaren concreet gebeurd is met eerdere adviezen en aanbevelingen ten aanzien van het verbeteren van de toegankelijkheid van het verkiezingsproces voor mensen met een beperking?
Op 6 mei 2025 hebben het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Kiesraad, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken het Actieplan toegankelijk stemmen gepresenteerd.5 Het plan loopt van 2025 tot en met 2029 en is in nauwe samenspraak met belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen opgesteld. In het plan zijn acties opgenomen om voor mensen met een beperking en mensen met lage basisvaardigheden de toegankelijkheid van verkiezingen te vergroten. Deze acties richten zich op toegankelijke informatie over verkiezingen, toegankelijke stemlokalen, toegankelijk stemmen en toegankelijke informatie en bijeenkomsten van politieke partijen. Belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen worden betrokken bij het uitvoeren van deze acties. Eerdere adviezen en aanbevelingen over het verbeteren van de toegankelijkheid van het verkiezingsproces voor mensen met een beperking zijn in het Actieplan verwerkt.
De nasleep van de moord op een Nederlandse vrouw in India |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Foort van Oosten (VVD), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «José werd vermoord in India, verdachte loopt nog altijd vrij rond»?1
Deelt u de mening dat, ook al mag u niet interveniëren in een in India lopende rechtszaak, u via diplomatieke kanalen wel bij de desbetreffende Indiase autoriteiten kunt informeren over de stand van zaken betreffende de genoemde rechtszaak en het verdere verloop daarvan? Zo ja, kunt u dan de nabestaanden en de Kamer op de hoogte stellen van de uitkomst? Zo nee, waarom niet en welke mogelijkheden heeft u wel om slachtoffers of nabestaanden van slachtoffers van misdrijven in het buitenland te informeren over de voortgang van opsporing, vervolging en berechting?
Kunt u zich voorstellen dat de nabestaanden van de in India vermoorde vrouw op een gerechtelijke uitspraak wachten en het niet acceptabel vinden dat die uitspraak er steeds maar niet komt? Zo ja, waarom en kunt u dan de nabestaanden uitnodigen voor een gesprek om hen rechtstreeks inzicht te geven in wat Nederland wel en niet kan doen om deze zaak te laten bespoedigen? Zo nee, waarom niet?
Acht u het mogelijk dat als er gedurende lange tijd geen zicht is op een einde van een rechtszaak tegen een Nederlandse verdachte van een in het buitenland gepleegd ernstig strafbaar feit tegen een Nederlands slachtoffer, dat aanleiding kan zijn om een verzoek tot uitlevering te doen? Zo ja, waarom en op welk moment en op grond van welke criteria kunt u een verzoek tot uitlevering doen? Zo nee, waarom niet en betekent dat dan dat zolang die rechtszaak in het buitenland ook loopt, u ongeacht de duur daarvan geen uitleveringsverzoek zult doen?
Kan op grond van de Paspoortwet het paspoort van een Nederlander die in het buitenland verdacht wordt van een ernstig strafbaar feit, ingehouden worden of vervallen worden verklaard? Zo ja, hoe vaak gebeurt dat en op grond van welke criteria? Zo nee, waarom niet?
Kan het Openbaar Ministerie op die grond bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een verzoek doen om een dergelijke verdachte persoon op te nemen in het Register Paspoortsignaleringen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het interview in de Volkskrant van 4 november 20251 met dr. Rachel Imamkhan over het Nederlandse beleid inzake strafoverdracht?
Bent u bekend met de uitspraak van het gerechtshof Den Haag2 waarin werd geoordeeld dat de detentieomstandigheden van Jaitsen Singh in de Verenigde Staten leiden tot een «humanitair onwenselijke situatie» en de Nederlandse regering een verzoekt tot overplaatsing moet indienen?
Klopt het dat Nederland pas na maanden en pas op het laatste moment een overbrengingsverzoek heeft ingediend voor de heer Singh, en dat dit verzoek aanvankelijk summier was geformuleerd zodat het risico op afwijzing groot was?
Kunt u toelichten waarom het ministerie in deze zaak niet proactief heeft gehandeld, ondanks de terminale gezondheidstoestand van betrokkene?
Hoe vaak heeft Nederland sinds 2010 een overbrengingsverzoek afgewezen op basis van het criterium «gebrek aan binding met Nederland»? Kunt u dit uitsplitsen naar jaar en motivering?
Waarom hanteert Nederland eisen die niet voortvloeien uit internationale verdragen, zoals de eis dat een gedetineerde niet langer dan vijf jaar uit Nederland mag zijn vertrokken vóór arrestatie?
Hoe verhoudt deze bindingseis zich tot situaties waarin een veroordeelde na veroordeling wordt uitgezet uit het land van detentie? Is er dan nog sprake van een reële toets op binding?
Hoe verhoudt het Nederlandse beleid zich tot artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat onmenselijke of vernederende behandeling verbiedt, en tot de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm?
Bent u bereid om het beleid inzake strafoverdracht te herzien, zodat humanitaire omstandigheden zoals leeftijd, ziekte, familiebanden en detentieomstandigheden kunnen worden meegewogen en het beleid daarmee in overeenstemming wordt gebracht met internationale verdragen? Zo nee, waarom niet?
Hoe waarborgt u dat beslissingen over strafoverdracht transparant en toetsbaar zijn, en dat gedetineerden rechtsbescherming genieten bij afwijzing van hun verzoek?
Bent u bereid te bezien of de beoordeling van overbrengingsverzoeken ondergebracht kunnen worden bij een onafhankelijke rechter in plaats van bij de Minister, om politieke beïnvloeding te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat er momenteel geen effectieve rechtsbescherming bestaat voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland bij de beoordeling van strafoverdrachtsverzoeken?
Deelt u de bevinding uit het proefschrift van dr. Imamkhan3 dat veroordeelden geen toegang hebben tot een transparante, toetsbare procedure en dat besluiten tot afwijzing niet gemotiveerd hoeven te worden?
Bent u bereid om de voorwaarde uit artikel 2 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) – waarin wordt geëist dat Nederland alleen verdragen sluit met landen waarin voldoende vertrouwen bestaat in het rechtsstelsel – te heroverwegen en op korte termijn een wijziging voor te stellen?
Deelt u de opvatting dat deze verdragsvoorwaarde Nederland belemmert in het bieden van humanitaire bescherming aan gedetineerden?
Het bericht dat 10 procent van de gevangenen ongewenst vreemdeling is. |
|
Marina Vondeling (PVV) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Bijna 10% van alle gevangenen is vreemdeling zonder geldige verblijfsstatus: 800 gedetineerden kosten tonnen per dag»?1
Hoe is het mogelijk dat deze vreemdelingen wel eenvoudig ons land binnen kunnen komen, maar het u niet lukt om ze na criminele feiten ons land weer uit te zetten?
Hoeveel criminele vreemdelingen met en zonder geldige verblijfsstatus die eigenlijk in de cel of een tbs-kliniek hadden moeten zitten lopen er vrij rond?
Wat is de exacte dagelijkse kostprijs per illegale gedetineerde, en wat is het totale bedrag dat deze 800 illegale gedetineerden de Nederlandse samenleving jaarlijks kosten? Graag een gedetailleerde berekening, inclusief gratis juridische bijstand, dagprogramma’s, medische zorg en alle overige uitgaven?
Hoeveel van deze 800 illegale gedetineerden komen uit islamitische landen, en hoeveel hebben een asielachtergrond? Wilt u dit exact uitsplitsen per land van herkomst en misdrijf?
Deelt u de mening dat het falende asiel- en migratiebeleid direct verantwoordelijk is voor deze oververtegenwoordiging van illegalen in onze gevangenissen? Bent u bereid om direct de grenzen te sluiten voor asielzoekers en immigranten uit islamitische landen? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Het kabinet wil twee Afghaanse vrouwen terugsturen ondanks vrouwonvriendelijk bewind van de Taliban' |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Het kabinet wil twee Afghaanse vrouwen terugsturen ondanks vrouwonvriendelijk bewind van de Taliban»?1
Bent u bekend met de recente verklaring van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties, waarin hij oproept om de gedwongen terugkeer van Afghaanse vluchtelingen en asielzoekers onmiddellijk stop te zetten en waarschuwt voor een mensenrechtencrisis waarin hij wijst op willekeurige arrestaties, bedreigingen van teruggekeerde Afghanen en de ernstige onderdrukking van vrouwen en meisjes, die vrijwel volledig zijn uitgesloten van onderwijs, werk en deelname aan het openbare leven?
Hoe beoordeelt u deze oproep in relatie tot het Nederlandse beleid om Afghaanse vrouwen uit te zetten naar Afghanistan?
Deelt u de mening dat het feit dat iemand «niet verwesterd» is, geenszins betekent dat diegene geen gevaar loopt of niet het recht heeft om bescherming te vragen tegen onderdrukking of geweld tegen vrouwen?
Op welke wijze waarborgt de IND dat vrouwen die tegen hun wil naar Afghanistan worden teruggestuurd, daar veilig kunnen terugkeren?
Deelt u de mening dat het tegenstrijdig is om enerzijds Afghanistan internationaal ter verantwoording te roepen voor de schending van vrouwenrechten, maar anderzijds Afghaanse vrouwen vanuit Nederland terug te sturen naar datzelfde regime dat structureel alle vormen van vrijheid en veiligheid ontneemt?
Bent u bereid het besluit in deze zaak te heroverwegen, gelet op de uitspraak van de rechtbank Den Haag waarin het oordeel van de IND is verworpen?
Het bericht 'Bijna 60 miljoen voor passend onderwijs ligt nog op de plank' |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Becking |
|
|
|
|
Wat vindt u ervan dat de financiële reserves van samenwerkingsverbanden passend onderwijs weer zijn toegenomen, zoals blijkt uit de analyse van de Algemene Onderwijsbond?1
Het is belangrijk dat geld wordt besteed aan waar het voor bedoeld is: aan extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Daarom is een bovenmatig eigen vermogen bij samenwerkingsverbanden passend onderwijs ongewenst. De afgelopen jaren zijn de reserves van de samenwerkingsverbanden sterk afgenomen. In 2020 was het bovenmatig eigen vermogen nog € 160 miljoen, inmiddels is dit gedaald naar ongeveer € 59 miljoen. Dat is een positieve ontwikkeling. Dat het bovenmatig eigen vermogen in 2024 niet verder afgenomen is ten opzichte van 2023 is geen wenselijke ontwikkeling. Wel is op de website Dashboard FPO 2024 te zien dat de samenwerkingsverbanden verwachten in de toekomst verder in te teren op hun eigen vermogen. Ik verwacht van de samenwerkingsverbanden dat ze daar ook echt werk van maken, zodat het geld ingezet wordt voor de ondersteuning van leerlingen.
Was het bij u bekend dat de financiële reserves weer zijn toegenomen? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de antwoorden op eerdere Kamervragen waarin u aangeeft dat is gewerkt aan «het afbouwen van reserves»?2
Medio september 2025 zijn door mijn ministerie de macro-gegevens van de jaarverslagen over 2024 gepubliceerd op de website Dashboard FPO 2024. Daar is te zien dat er bij samenwerkingsverbanden op een totale baten van ca. € 3,0 miljard een positief resultaat was van ca. € 7,0 miljoen (i.c. 0,23%). Dit heeft geleid tot een beperkte toename van het eigen vermogen ten opzichte van 2023 van € 7 miljoen naar € 152 miljoen. Echter, het (mogelijk) bovenmatig eigen vermogen van samenwerkingsverbanden is ten opzichte van 2023 gelijk gebleven, namelijk € 59 miljoen. Dat het eigen vermogen stijgt zonder dat het bovenmatige eigen vermogen stijgt komt bijvoorbeeld doordat de stijging plaatsvindt bij een samenwerkingsverband waar het eigen vermogen beperkt is en onder de signaleringswaarde voor (mogelijk) bovenmatig eigen vermogen ligt. In de afgelopen jaren hebben samenwerkingsverbanden werk gemaakt van het verlagen van het (bovenmatig) eigen vermogen. Ik verwacht van de samenwerkingsverbanden dat ze komende jaren werk maken van het verder verlagen van de reserves, zoals ze dat ook van plan zijn blijkens hun meerjarenbegrotingen.
Hoe kan het dat samenwerkingsverbanden aan u vertelden verder «in te teren op hun eigen vermogen» terwijl dit juist is toegenomen, wat is de verwachting voor komende jaren en wanneer denkt u dat de bovenmatige financiële reserves besteedt worden aan waar ze voor zijn bedoeld, namelijk passend onderwijs en ondersteuning aan leerlingen?
De afgelopen jaren is het (bovenmatige) eigen vermogen van samenwerkingsverbanden teruggebracht, zoals ook te zien is op de website Dashboard FPO 2024. Deze zijn namelijk gedaald van € 160 miljoen in 2020 naar € 59 miljoen in 2023. In 2024 is het (bovenmatig) eigen vermogen nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2023. Dat is niet wenselijk. Ik verwacht, op basis van hun meerjarenbegrotingen, dat samenwerkingsverbanden blijven werken aan het afbouwen van het (bovenmatige) eigen vermogen. Ik blijf de ontwikkeling van de bovenmatig eigen vermogens bij de samenwerkingsverbanden monitoren. Daarom is het bovenmatig eigen vermogen tijdens de reguliere onderzoeken van de Inspectie van het Onderwijs standaard onderwerp van gesprek met het bestuur en de raad van toezicht. Ook wordt de ontwikkeling van het bovenmatig eigen vermogen met ONSwv (de vertegenwoordiger van de samenwerkingsverbanden) besproken.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat de rechter een streep heeft gezet door de financiële sanctie die uw voorganger eerder aan samenwerkingsverbanden heeft opgelegd terwijl deze maatregel volgens uw voorganger de beste manier was om uitvoering te geven aan de breed gesteunde motie om te hoge financiële reserves omlaag te brengen?3
Mede op verzoek van uw Kamer is de samenwerkingsverbanden in 2023 een generieke korting opgelegd, omdat de bovenmatige eigen reserves niet snel genoeg werden afgebouwd. De samenwerkingsverbanden hebben besloten om daartegen in bezwaar en beroep te gaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het geheel aan regelingen en besluiten dat is gekozen voor het doorvoeren van de generieke korting onrechtmatig is. De rechtbank oordeelde dat de wijze waarop de generieke korting is toegepast, met een compensatie van de samenwerkingsverbanden op basis van alleen het bovenmatig eigen vermogen, juridisch niet correct is, onder andere omdat hiervoor op basis van de gebruikte compensatieregeling verschillen zijn ontstaan tussen het bedrag per leerling dat samenwerkingsverbanden hebben ontvangen. Er is door mijn voorganger, mede op basis van juridisch advies van de Landsadvocaat, besloten om niet in hoger beroep te gaan. Hierbij speelde mee dat de bovenmatige reserves van samenwerkingsverbanden de laatste jaren al duidelijk afnemen, waarschijnlijk mede door de (dreigende) korting.
Wat zegt het gegeven dat het al jaren niet lukt om de financiële reserves omlaag te brengen, ondanks dat de Staatssecretaris én de Tweede Kamer hierop aandringen, volgens u over de sturing op het stelsel en moet hierin iets veranderen wat u betreft?
Het (bovenmatig) eigen vermogen van samenwerkingsverbanden is, ondanks de onwenselijke stagnatie in 2024, de afgelopen jaren sterk afgenomen. De maatregelen hiervoor en aandacht hierop vanuit uw Kamer en het ministerie hebben daaraan bijgedragen. We blijven de ontwikkelingen van de reserves van samenwerkingsverbanden volgen.
Bent u het eens dat het – mild gezegd – teleurstellend is dat ruim tien jaar na de invoering van passend onderwijs alle doelen verder weg liggen dan ooit en bent u het eens dat het stelsel de opstartfase voorbij is? Zo ja, bent u ook bereid om grondig te analyseren of het huidige bestuurlijke stelsel in bestuurlijke en rechtmatige zin voldoet?
Er is de afgelopen jaren stevige vooruitgang geboekt met de verbetering van passend onderwijs, via de uitvoering van de maatregelen uit de verbeteraanpak. Steeds meer maatregelen daarvan zijn afgerond of in een afrondende fase. Zo hebben samenwerkingsverbanden ouder- en jeugdsteunpunten ingericht, hebben leerlingen vanaf 1 augustus 2025 hoorrecht over hun eigen ontwikkelingsperspectief, zijn er 16 coalities van scholen en samenwerkingsverbanden verspreid over het land aan de slag met regionale voorzieningen voor digitaal afstandsonderwijs en hebben duizenden kinderen een plek gekregen bij onderwijszorgvoorzieningen. Zoals met uw Kamer gedeeld in april zien we ook dat we er nog niet zijn omdat teveel kinderen niet de ondersteuning krijgen die nodig is, en dat voor het aanpakken van de knelpunten samenwerking in het sociaal domein cruciaal is.4 Op die samenwerking zetten we de komende periode verder in, en we blijven samen met het veld werken aan de maatregelen uit de verbeteraanpak passend onderwijs en de inzet op de beweging naar inclusief onderwijs. Ik informeer uw Kamer in het voorjaar verder over de nadere stappen, in het kader van de jaarlijkse voortgangsrapportage over passend onderwijs.
Bent u het eens dat het niet is uit te leggen dat er 60 miljoen financiële reserve is bij samenwerkingsverbanden, maar initiatieven die thuiszitters helpen om school weer op te pakken in financiële nood zitten vanwege een gebrek aan financiën? Zo ja, ziet u een mogelijkheid om met samenwerkingsverbanden afspraken te maken om een deel van hun eigen vermogen uit te keren aan bewezen effectieve initiatieven? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat geld wordt besteed aan waar het voor bedoeld is: aan extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Daarom is een bovenmatig eigen vermogen bij samenwerkingsverbanden ongewenst. Ik ben blij dat de reserves van samenwerkingsverbanden de afgelopen jaren sterk zijn afgenomen. De samenwerkingsverbanden moeten zich blijven inspannen om ervoor te zorgen dat geld dat bestemd is voor extra ondersteuning ook aan de leerlingen wordt besteed die dat nodig hebben. Daarbij geldt dat ik gericht extra investeer in initiatieven voor kinderen die thuiszitten of dreigen thuis te komen zitten. De afgelopen jaren heb ik dat bijvoorbeeld gedaan via de Subsidieregeling Wel in Ontwikkeling, en voor de kalenderjaren 2025 tot 2028 doe ik dat verder via de Subsidieregeling Ondersteuning en preventie thuiszittende jongeren, waarvoor in totaal € 24 miljoen beschikbaar is. Samenwerkingsverbanden kunnen hiervoor ook initiatieven die thuiszitters helpen om weer naar school te gaan inzetten.
Hoe heeft u de gehoor gegeven aan de toezegging uit het 2024 om de samenwerkingsverbanden op te roepen om onbenutte reserves en het geld dat bestemd is voor speciale ondersteuning te besteden aan de leerlingen die dat nodig hebben, waaronder aan programma’s voor leerlingen met autisme?4
We hebben dit verzoek mondeling en per brief aan de koepel van samenwerkingsverbanden (ONSwv) doorgeleid.
Is er inmiddels een goed beeld van het aantal thuiszitters per samenwerkingsverband? Zo nee, wanneer ontvangt de Kamer dit overzicht?
Uw Kamer ontvangt ieder jaar de door DUO opgemaakte rapportage van de leerplichttellingen. Deze leerplichttellingen omvatten onder meer cijfers over het aantal leerlingen dat langdurig relatief verzuimt6 en het aantal leerlingen dat absoluut verzuimt7. Deze cijfers worden uitgesplitst op gemeentelijk niveau, niet per samenwerkingsverband. De belangrijkste reden hiervoor is dat de leerplicht onder de verantwoordelijkheid van gemeenten valt. Bij gemeenten zijn er daarom wel gecentraliseerd gegevens beschikbaar over verzuim, bij samenwerkingsverbanden is dat niet het geval. Bovendien komen de regio’s en leerlingen van samenwerkingsverbanden niet altijd overeen met die van gemeenten. Hierdoor is er op basis van de gemeentelijke cijfers niet een zuiver beeld te maken van het aantal verzuimende leerlingen per samenwerkingsverband.
Ik vind het belangrijk dat het zicht op verzuim verbetert. Daarom ligt het wetsvoorstel terugdringen schoolverzuim in uw Kamer. Met dit wetsvoorstel worden scholen verplicht verzuim te registreren in vaststaande categorieën en worden verzuimgegevens op geaggregeerd niveau gedeeld met de gemeente, het samenwerkingsverband en mijn ministerie. Hierdoor ontstaat een actueel en accuraat beeld van het totale verzuim op scholen, binnen samenwerkingsverbanden en binnen gemeenten. De precieze uitwerking van deze gegevensverstrekking is nader uitgewerkt in de algemene maatregel van bestuur terugdringen schoolverzuim, die 24 november jl. in internetconsultatie is gegaan.8 Over het bijbehorende wetsvoorstel ga ik graag zo snel mogelijk met uw Kamer in debat.
Krijgt de Onderwijsinspectie iedere drie maanden een overzicht van het aantal thuiszitters van de samenwerkingsverbanden? Zo ja, waarom is dit geen openbare informatie? Zo nee, waarom staat het dan op de website?5
De Inspectie van het Onderwijs vraagt voor toezichtdoeleinden eens per kwartaal aan samenwerkingsverbanden een overzicht van de aan hen bekend gemaakte thuiszittende jongeren uit. Deze kwartaaluitvraag is een toezichtsinstrument waarmee samenwerkingsverbanden kunnen laten zien dat ze zicht hebben op de thuiszittende jongeren in de regio en hoe het hen lukt om het aantal thuiszittende jongeren in de regio terug te dringen. Van het samenwerkingsverband wordt verwacht dat verzuim of thuiszitten niet aan nalatigheid van het samenwerkingsverband te wijten is.
Zoals in het antwoord op vraag 9 genoemd, zijn er geen centraal verzamelde gegevens beschikbaar van het verzuim per samenwerkingsverband. Samenwerkingsverbanden zijn op dit moment dus aangewezen op hun eigen uitvraag of monitoringsinstrument. Dit maakt de gegevens niet geschikt voor aggregatie in een (totaal)beeld over thuiszittende jongeren en daarmee ook niet geschikt voor publicatie. Zoals ook in het antwoord op vraag 9 genoemd, wil ik hierin verandering brengen met de gegevensdeling en informatieverstrekking van het besluit terugdringen schoolverzuim. Hiermee zou op termijn ook de kwartaaluitvraag zoals die nu door de Inspectie plaatsvindt kunnen komen te vervallen.
In uw antwoord op eerdere Kamervragen gaf u aan doorlopend met samenwerkingsverbanden in gesprek te zijn over afspraken om thuiszitters terug te dringen, wat is hier concreet afgesproken en met welk resultaat?6
Ik vind het van belang dat we het aantal jongeren dat geen onderwijs volgt terugdringen. Samenwerkingsverbanden hebben hierin een belangrijke rol en voelen zelf ook een grote verantwoordelijkheid voor het terugdringen van het aantal thuiszitters. Zij hebben de wettelijke taak om een dekkend netwerk van ondersteuningsvoorzieningen te organiseren, zodat iedere leerling het onderwijs krijgt dat bij hem of haar past.
Ik ben voortdurend in gesprek met samenwerkingsverbanden en andere betrokken partijen over hoe we verzuim kunnen terugdringen en voorkomen.11 Omdat de problematiek van thuiszittende jongeren complex is, vragen oplossingen vaak intensieve samenwerking en maatwerk. Om samenwerkingsverbanden en scholen hierin te ondersteunen, wordt – naast het hierboven genoemde wetsvoorstel terugdringen schoolverzuim – vanuit mijn ministerie extra ruimte voor maatwerk geboden, onder meer met digitaal afstandsonderwijs, het experiment onderwijszorgarrangementen en de subsidieregeling «ondersteuning en preventie thuiszittende leerlingen». Zie hiervoor ook de antwoorden op vraag 6 en 7 hierboven.
Het artikel 'Scholen gaan zelf boeken maken: 'Beter, goedkoper, en duurzamer'' |
|
Marleen Haage (PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Becking |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u het initiatief van het Nederlandse Onderwijsinstituut (Neon), dat tot doel heeft schoolboeken beter, goedkoper en duurzamer te maken?1
Alle initiatieven die tot doel hebben om leermiddelen beter, goedkoper en duurzamer te maken juich ik van harte toe. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het bieden van kwalitatief goed onderwijs en ontvangen hiervoor bekostiging. Het is aan scholen om op basis van hun onderwijskundige visie en leerlingpopulatie de optimale leermiddelenmix samen te stellen. Het is aan aanbieders om leermiddelen te bieden die passen bij de vraag en behoeften van scholen. Ik vind het belangrijk dat de leermiddelenmarkt goed functioneert en scholen kunnen kiezen uit een pluriform aanbod van kwalitatief goede en betaalbare leermiddelen. Wanneer een nieuw initiatief als Neon kan bijdragen aan een goede leermiddelenmix, dan is dit een goede ontwikkeling voor scholen.
Kunt u inzicht geven over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie van het lid Haage, waarin de regering wordt verzocht in overleg te treden met educatieve uitgeverijen en het aantal wegwerpboeken drastisch te verminderen? Bent u voornemens om het initiatief van Neon te betrekken bij de uitvoering van deze motie? Ziet u een rol voor het Ministerie van Onderwijs. Cultuur en Wetenschap (OCW) bij verdere ontwikkeling van dit initiatief?2
Ik ben in overleg met de branchevereniging van educatieve uitgevers (MEVW) met betrekking tot de uitvoering van de motie van het lid Haage3, de motie van het lid Oostenbrink4 en de motie van de leden Rooderkerk en Soepboer5, die in het tweeminutendebat Digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs zijn aangenomen. Uw Kamer ontvangt voor de begrotingsbehandeling een brief met de stand van zaken. Daarin zal ik ook het initiatief van Neon betrekken.
Ik volg de ontwikkelingen rond Neon met interesse en ben met hen in gesprek. Neon bevindt zich nog duidelijk in de startfase en is het initiatief volop in ontwikkeling. Naar verwachting worden de eerste methodes in 2027 opgeleverd en kan dan worden gekeken naar de daadwerkelijke eerste resultaten en impact.
Hoe beoordeelt u het verschil in jaarlijkse kosten per leerling tussen het model van Neon (circa € 20 tot € 30 per leerling) en de huidige gemiddelde kosten van ongeveer € 340 per leerling? Kunt u inzichtelijk maken wat de mogelijke financiële besparing voor het Ministerie van OCW zou zijn indien alle scholen zouden overstappen op een non-profitorganisatie met vergelijkbare prijzen als Neon?
Neon bevindt zich in de opstartfase. Het onderwijs is erbij gebaat als Neon met de schoolbesturen in de coöperatie een propositie ontwikkelt die goed aansluit bij de behoeften van scholen met betrekking tot de prijs, kwaliteit, flexibiliteit en duurzaamheid.
Scholen zijn vrij in hun keuze voor leermiddelen. Schoolbesturen ontvangen een basisbekostiging waarmee zij het onderwijs kunnen organiseren. Hier valt ook de aanschaf van leermiddelen onder. Er is dus geen separaat budget voor leermiddelen.
Hoe kijkt u aan tegen de positie van educatieve uitgeverijen met een winstoogmerk ten opzichte van een non-profitmodel zoals dat van Neon? Acht u het huidige model nog steeds wenselijk, waarbij publiek geld via de aanschaf van leermiddelen bij commerciële uitgevers terechtkomt, waarvan de winsten uiteindelijk naar aandeelhouders vloeien?
Ik vind het belangrijk dat scholen voldoende te kiezen hebben. Nieuwe toetreders in de markt zorgen voor een breder aanbod. Het is aan scholen om een heldere vraag te formuleren, op basis waarvan aanbieders een kwalitatief goed, pluriform en betaalbaar aanbod kunnen ontwikkelen.
De zorgen over de betaalbaarheid van leermiddelen hebben mijn aandacht. Zo heb ik KPMG onderzoek6 laten doen naar de prijzen, kosten en winstmarges van leermiddelen en ben ik in gesprek met scholen en uitgevers over de uitvoering van de eerder genoemde moties. Ik zal uw Kamer daar voor de begrotingsbehandeling over informeren.
Hoe beoordeelt u het idee van Neon om leraren meer invloed te geven op het samenstellen van hun eigen lesmethoden? Denkt u dat dit kan bijdragen aan een groter gevoel van professionele autonomie, waarvan leraren nu vaak aangeven dat zij dit in hun werk missen?
Ja, ik denk dat de professionele autonomie van leraren toeneemt als zij meer invloed hebben op het samenstellen van hun eigen lesmethoden. Dit is één van de doelen van het programma Impuls Open Leermateriaal, waarmee ik scholen ondersteun.
Hoe borgt u de kwaliteit van de leermiddelen van nieuwe toetreders tot de schoolboekenmarkt?
Leermiddelen leveren, naast leraren, een cruciale bijdrage aan het leerproces. Ik wil de kwaliteit van leermiddelen bevorderen door een kwaliteitsalliantie en een landelijk kwaliteitskader voor leermiddelen. Hierover ben ik in gesprek met het onderwijs, ouders, leerlingen, experts en aanbieders van lesmateriaal, waaronder nieuwe toetreders als Neon. Het is mijn streven dat leermiddelen van alle aanbieders kwalitatief goed zijn en dat het kwaliteitskader hen helpt om dat te realiseren. Ik informeer uw Kamer voor de begrotingsbehandeling over de stand van zaken.
Seksueel misbruik in de Gehandicaptenzorg |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het item van Pointer van 1 november jl. over een veroordeelde zedendelinquent die toch zijn beroep als verpleegkundige kon blijven uitoefenen?1 Wat is uw reactie op deze uitzending?
Deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is dat iemand die tijdens zijn opleiding tot verpleegkundige een persoon met een beperking seksueel heeft misbruikt, waarna door de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd (IGJ) is geconstateerd dat er sprake is van een situatie die voor de veiligheid van patiënten of de zorg een ernstige bedreiging kan betekenen, toch het beroep kan blijven uitoefenen?
Deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is dat er wettelijke mogelijkheden bestaan voor personen die zedendelicten hebben gepleegd, in het bijzonder zedendelicten waarbij personen in een kwetsbare positie zijn betrokken, om vervolgens aan de slag te gaan in sectoren zoals de gehandicaptenzorg, waarbij zij verantwoordelijk zijn voor de zorg van vaak kwetsbare mensen?
Hoe reflecteert u op het feit dat het tuchtcollege geen mogelijkheden heeft voor het opleggen van een beroepsverbod indien het zedendelict heeft plaatsgevonden voor de BIG-registratie?
Bent u bereid om dit gat in de huidige wet- en regelgeving te dichten? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiervoor? Zo nee, waarom niet?
Hoe reflecteert u op de oproep van meerdere zorgopleidingen om de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te verplichten in de hele zorgsector?
Herkent u het beeld dat iedere opleiding anders omgaat met verdenkingen en veroordelingen van studenten? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om hierbij heldere richtlijnen te creëren? Wie is daar volgens u voor verantwoordelijk?
Welke waarborgen bestaan er momenteel om erop toe te zien dat er tijdig wordt ingegrepen bij (vermoedens van) misbruik binnen de gehandicaptenzorg?
Kunt u een recent overzicht geven van de meldingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan bij de IGJ over (seksueel) misbruik binnen de verschillende zorgsectoren?
Wat is er sinds 2023 gedaan om de motie Westerveld uit te voeren waarin wordt gevraagd om gespecialiseerde vertrouwenspersonen vaker langs te laten gaan bij mensen met een beperking?2 Hoeveel extra personen zijn er opgeleid?
Bent u bereid om eindelijk de motie Westerveld c.s.3 uit 2023 uit te voeren waarin de regering wordt verzocht om het aantal inspecteurs voor de gehandicaptenzorg uit te breiden, eventueel door een herprioritering binnen de IGJ, zodat er proactief toezicht gehouden kan worden op alle intramurale gehandicaptenzorg en pgb-wooninitiatieven?
De situatie in Soedan |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Deelt u de opvatting dat Nederland, als partij bij het Genocideverdrag, een juridische én morele plicht heeft om actief maatregelen te nemen om genocide in Soedan te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Genocide is een uiterst serieuze kwalificatie en daarom is het kabinet in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan: het aantonen van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Hierbij geldt een hoge bewijslast en is grondig feitenonderzoek noodzakelijk.
Het kabinet spant zich naar vermogen in om verergering van de situatie te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de inzet van het kabinet in de VN-Mensenrechtenraad, als lid van de Soedan kerngroep in de Mensenrechtenraad, samen met Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Ierland en Noorwegen, voor de uitbreiding van het mandaat van de Fact-Finding Mission in Soedan, zodat ook specifiek onderzoek kan worden gedaan naar de gebeurtenissen in Darfoer. Op deze manier zet het kabinet in op gedegen en onafhankelijk onderzoek naar de misstanden in Soedan.
Op vrijdag 14 november jl. heeft in de Mensenrechtenraad, op verzoek van de Soedan-kerngroep waar Nederland deel van uitmaakt, een sessie plaatsgevonden over de mogelijke misdaden tegen burgers in en om El Fasher. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hierbij het belang van waarheidsvinding benadrukt en opgeroepen tot naleving van het humanitair oorlogsrecht, het VN-wapenembargo en het waarborgen van voldoende humanitaire hulp.
Voor verdere uiteenzetting van Nederlandse inzet omtrent Soedan verwijzen we u graag naar de antwoorden op de vragen van het lid Teunissen (PvdD) over de laatste stand van zaken Nederlandse inzet op humanitaire crisis in Soedan1 de Kamerbrief van 24 september jl. inzake de humanitaire situatie in Soedan2 en de Kamerbrief van 24 november betreft de ontwikkelingen en humanitaire situatie van El Fasher na de inname door de RSF en de Nederlandse reactie hierop3.
Welke concrete preventieve stappen onderneemt Nederland momenteel in internationaal verband om de massamoorden in Darfur en de hongersnood in El Fasher en Kadugli te stoppen, zoals bevestigd door de VN-voedselwaakhond en het Rode Kruis?1 2
Via diplomatieke inzet in bilaterale en multilaterale kanalen blijft Nederland zich inzetten voor een staakt-het-vuren en het verbeteren van humanitaire toegang. Het kabinet heeft het recente geweld in en rond El Fasher veroordeeld, onder meer via de gezamenlijke verklaring «Joint Statement Condemning Atrocities and Violations of IHL in Sudan» van 10 november jl. die door 20 landen en de Europese Commissie is getekend en door vele andere landen is gesteund.6
Binnen de EU blijft Nederland zich inspannen voor een effectieve, gezamenlijke aanpak richting Soedan. Samenwerking in EU verband is van belang om in de complexe dynamiek van het Soedan conflict verschil te maken.
In bilaterale gesprekken met leden van de Quad (Verenigde Staten, Verenigde Arabische Emiraten, Egypte en Saoedi-Arabië) worden zorgen uitgesproken over de humanitaire situatie ter plekke, het geweld tegen burgers en de negatieve consequenties van het voortduren van de oorlog voor zowel Soedan, de regio als de EU. Ook wordt het belang van het stoppen van de toevoer van wapens naar Soedan in deze gesprekken benadrukt.
Naast onze diplomatieke inzet werken ook Nederlandse partnerorganisaties die gespecialiseerd zijn in conflictbemiddeling en bescherming van burgers aan het tegengaan van (gericht) geweld tegen burgers en andere schendingen van het humanitair oorlogsrecht, zoals het blokkeren van humanitaire hulp.
Nederland ondersteunt humanitaire organisaties werkzaam in Soedan bij het werk om de hoogste noden, inclusief de hongersnood, te adresseren. Dit gaat zowel via flexibele financiering – zoals aan de belangrijkste VN-organisaties (waaronder het Wereldvoedselprogramma/WFP en UNICEF) en de Rode Kruis- en Rode Halvemaanbeweging – als via financiering specifiek voor Soedan (via de Dutch Relief Alliance en het VN-landenfonds Sudan Humanitarian Fund/SHF). De Nederlandse manier van voorfinancieren biedt hulporganisaties de ruimte om snel en flexibel te reageren op crises zoals nu El Fasher en Kadugli.
Sinds de inname van El Fasher, de wreedheden die daar plaatsvinden en de stroom mensen die de stad ontvluchten, heeft het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN USD 20 miljoen beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp aan de getroffen bevolking en vluchtelingen. Daarnaast is door SHF in 2025 al USD 48 miljoen gealloceerd voor humanitaire hulp in zowel Kordofan als Darfoer. Nederland is voor zowel het CERF als het SHF een van de belangrijkste donoren. Over de brede humanitaire inzet heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd via de Kamerbrief Humanitaire situatie Soedan en specifiek El Fasher.7
Human Rights Watch heeft op 3 november 2025 gezamenlijk met ngo’s opgeroepen tot een speciale zitting van de VN-Mensenrechtenraad over de situatie in en rond El Fasher in Noord-Darfur, met als doel urgent onderzoek naar mogelijke misdrijven onder internationaal recht, inclusief de rol van externe actoren zoals de Verenigde Arabische Emiraten (VAE); bent u bereid dit verzoek te steunen, en welke concrete bijdrage zal Nederland leveren aan zo’n Human Rights Council (HRC)-speciale zitting en de follow-up onderzoeken?3
Op 14 november heeft er een speciale zitting van de VN-Mensenrechtenraad plaatsgevonden, aangevraagd met steun van Nederland, waarbij de situatie in Soedan en in het speciaal in El Fasher is besproken. Tijdens deze speciale zitting is een nieuwe resolutie met consensus aangenomen met dat het mandaat van de Fact Finding Mission Soedan uitbreid om ook specifiek onderzoek te doen naar de gebeurtenissen in El Fasher. Nederland is als lid van de kerngroep nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van deze resolutie en heeft diplomatieke capaciteit ingezet om de resolutie aangenomen te krijgen. De Minister van Buitenlandse zaken heeft de VN-Mensenrechtenraad via een videoboodschap toegesproken en het belang van waarheidsvinding voor deze schendingen benadrukt, opgeroepen tot een onmiddellijk einde van het conflict, het respecteren van het humanitair oorlogsrecht, naleving van het VN-wapenembargo op Darfoer en voldoende humanitaire hulp.
Hoe beoordeelt u de rol van de VAE in de oorlogsmisdaden van de Rapid Support Forces (RSF), nu meerdere bronnen, waaronder The Guardian, Wall Street Journal en RTL Nieuws, melden dat de VAE de RSF voorzien van wapens, huurlingen en geld in ruil voor goud?4 5 6
De VAE maakt onderdeel uit van het Quad initiatief – een samenwerkingsverband met de Verenigde Staten, Saoedi-Arabië en Egypte. De Quad heeft in een verklaring in september jl. opgeroepen tot een wapenstilstand en noemde een einde aan externe militaire steun cruciaal voor het beëindigen van het conflict. De groep landen spreekt met beide partijen om een einde te maken aan het conflict.
Het is in algemene zin van belang om wapentoevoer en financiële stromen richting de strijdende partijen in te dammen, met als doel een eind te maken aan het geweld. Nederland pleit tot maatregelen hiertoe in EU-verband, waaronder bijvoorbeeld het oproepen tot een wapenembargo voor geheel Soedan.
Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, naleving van het humanitair oorlogsrecht en ongehinderde humanitaire toegang.
Bent u bereid de wapenexportvergunningen naar de VAE onmiddellijk te schorsen of in te trekken, zolang niet onafhankelijk is vastgesteld dat deze wapens niet in Soedan belanden?
Het kabinet toetst alle vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen per geval en zorgvuldig conform het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole (2008/944/GBVB), met onder andere specifieke aandacht voor het risico op omleiding van de goederen naar ongewenste eindgebruikers. In het geval van de voor uitvoer naar de VAE afgegeven vergunningen is in het verleden ten aanzien van de uit te voeren goederen geen risico op omleiding naar Soedan vastgesteld. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om goederen ten behoeve van marineschepen met als eindgebruiker de VAE marine. Gelet op het feit dat er in Soedan geen sprake is van een maritiem conflict is het niet aannemelijk dat dergelijke goederen worden omgeleid naar Soedan.
Welke stappen heeft u gezet om de aangenomen moties van de leden Dobbe en Boswijk en Dobbe en Van der Burg over diplomatieke druk en maatregelen tegen VAE te implementeren?7 8
Het kabinet spreekt binnen de brede bilaterale relatie met de VAE ook over de situatie in Soedan, zowel op politiek als hoog-ambtelijk niveau. Zo sprak de Minister van Buitenlandse Zaken op 19 november jl. met de Minister van Buitenlandse Zaken, Sheikh Abdullah bin Zayed Al Nahyan, waar aandacht is gevraagd voor de situatie in El Fasher en het belang is onderstreept om te komen tot een einde aan het geweld. Inzet van de gesprekken is constructief engagement met de VAE als een relevante actor die aangeeft bij te willen dragen aan een einde van het conflict.
Het kabinet heeft conform motie-Ceder c.s. (21 501-02, nr. 3276) tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november gepleit voor engagement vanuit de EU met externe actoren, inclusief in de context van EU-GCC relaties. Ook heeft het kabinet bepleit dat de EU zich inzet voor een onmiddellijke wapenstilstand, bescherming van burgers, onbelemmerde humanitaire toegang voor hulporganisaties en het verder verhogen van de humanitaire hulp voor Soedan.
Het kabinet steunt het werk van de EU Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika en het werk van de VS om een einde te maken aan het conflict, het laatste voornamelijk via het kader van het Quad-initiatief (VS, Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi Arabië en Egypte).
Kunt u aangeven op welke wijze Nederland momenteel controleert of door Nederland geëxporteerde militaire goederen via de VAE in handen van de RSF terechtkomen?
Wapenexportcontrole wordt vormgegeven door een zorgvuldige risicoanalyse op grond van alle beschikbare informatie die op het moment van toetsing beschikbaar is, waarbij alle relevante ontwikkelingen van dat moment worden meegenomen.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5, toetst het kabinet alle vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen zorgvuldig en per geval aan de hand van de acht criteria uit het EUGS. Bij het toetsen van een eventueel omleidingsrisico wordt er onder andere zorgvuldig gekeken naar de risico’s in relatie tot de specifieke aard van de goederen, het opgegeven eindgebruik, de eindgebruiker en het land van eindbestemming. Om zicht te krijgen op (de aannemelijkheid van) het eindgebruik, is onder andere een eindgebruikersverklaring vereist bij een vergunningaanvraag voor de uitvoer van militaire goederen. Ook wordt op basis van de aard van de goederen bezien hoe waarschijnlijk het is dat zij na omleiding inzetbaar zouden zijn in conflictgebieden, bijvoorbeeld Soedan. Zo is bij uitvoer van goederen ten behoeve van marineschepen met als eindgebruiker de VAE bijvoorbeeld overwogen dat het, gelet op het feit dat er in Soedan geen sprake is van een maritiem conflict, niet aannemelijk is dat dergelijke goederen worden omgeleid naar Soedan.
De EU onderhandelt sinds april 2025 over een vrijhandelsverdrag met de VAE; bent u bereid deze onderhandelingen op te schorten vanwege de steun van VAE aan de RSF met wapens, huurlingen en financiële middelen?9
Op 28 mei 2025 zijn de onderhandelingen over een mogelijk handelsverdrag (FTA) tussen de EU en de VAE gestart. De onderhandelingen richten zich op het opheffen van beperkingen op de handel in goederen, diensten en investeringen, evenals samenwerking in strategische sectoren zoals hernieuwbare energie, groene waterstof en kritieke grondstoffen.
Conform het betreffende BNC-fiche15 heeft het kabinet een positieve grondhouding ten aanzien van EU-handelsakkoorden, waarbij het uitgangspunt blijft dat ieder akkoord op de eigen merites wordt beoordeeld. Juist nu het wereldwijde handelssysteem onder druk staat, is het belangrijk dat we, conform de motie Hirsch-Ceder, afspraken blijven maken met internationale partners over moderne en duurzame handelsbetrekkingen, en ons inzetten voor een open en op regels gebaseerd handelssysteem.
In het mandaat voor de onderhandelingen met de VAE wordt verwezen naar de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de EU, waaronder de naleving van het internationaal recht door derde landen. De Raad heeft met dit onderhandelingsmandaat ingestemd. Het is nu aan de Commissie om op basis hiervan tot een onderhandelingsresultaat te komen met de VAE. Het kabinet zal daarover een positie innemen op het moment dat een eventueel onderhandelingsresultaat ter besluitvorming wordt voorgelegd aan de Raad.
Bent u bereid zich in te zetten voor een Europees verbod op de import van goud uit de VAE, zolang er een reëel risico bestaat dat dit goud afkomstig is uit door de RSF gecontroleerde mijnen in Soedan?
Sinds 2021 implementeert Nederland de Europese conflictmineralenverordening. Deze voorziet in wettelijke gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen voor Europese importeurs die boven een bepaalde drempelwaarden tin, tantaal, wolfraam en goud (3TG) importeren. Deze Verordening ziet toe op de controle op handel in 3TG met als doel om bij te dragen aan het tegengaan van de financiering van gewapende groepen en mensenrechtenschendingen. Hoewel de implementatie niet landen specifiek is bestaat er onder de Verordening wel een lijst van conflict- en hoog risicogebieden, opgesteld door onafhankelijke externe experts. Lidstaten en de Europese Commissie hebben geen directe invloed op de lijst. Desalniettemin heeft het kabinet zorgen over doorvoerlanden besproken met de Commissie. De Commissie gaf aan de intentie te hebben om het element van doorvoerlanden onderdeel te maken van de aanbestedingsprocedure voor actualisatie van de lijst.
Bent u bereid samen te werken met gelijkgezinde landen aan een internationaal onderzoek naar de rol van de VAE in de financiering en bewapening van de RSF?
Het is in algemene zin van belang om wapentoevoer en financiële stromen richting de strijdende partijen in te dammen, met als doel een eind te maken aan het geweld. Nederland pleit tot maatregelen hiertoe in EU-verband, waaronder bijvoorbeeld het oproepen tot een wapenembargo voor geheel Soedan.
Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, naleving van het humanitair oorlogsrecht en ongehinderde humanitaire toegang.
Hoe beoordeelt u de mogelijkheid van gerichte sancties tegen VAE-entiteiten of individuen die de RSF direct of indirect ondersteunen?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november zijn sancties aangenomen tegen Abdelrahim Hamdan Dagalo, de tweede man binnen de RSF en broer van Hemedti, leider van de RSF. Conform de motie-Piri c.s. (21 501-02, nr. 3278) en motie-Piri (21 501-02, nr. 3279) heeft Nederland tijdens de Raad gepleit voor aanvullende sancties tegen verantwoordelijken voor de oorlog, zowel binnen als buiten Soedan, en inclusief de strijdende partijen op het hoogste niveau.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De afhankelijkheid van de financiële sector van Amerikaanse techgiganten |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (VVD), Vincent Karremans (VVD), van Marum |
|
|
|
|
Bent u bekend met het rapport van DNB en de AFM waarin wordt gewaarschuwd voor de afhankelijkheid van Amerikaanse techbedrijven in de financiële sector?1
Wat is uw reactie op dit rapport?
Bent u het met de indiener eens dat de onafhankelijkheid en weerbaarheid van de financiële sector van algemeen belang is, en dus ook voorwerp van zorg moet zijn voor de regering? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om DNB en AFM te steunen door in een publiek-private samenwerking bij te dragen aan een financiële sector die minder afhankelijk is van Amerikaanse techgiganten? Zo ja, welke maatregelen kunt u hiertoe nemen?
Heeft de Rijksoverheid wat u betreft een voorbeeldfunctie in het verminderen van de afhankelijkheid van Amerikaanse techgiganten? Zo ja, kunt u onderbouwen dat zij deze waarmaakt en er feitelijk afhankelijkheden teruggedrongen zijn?
Onderschrijft u de oproep van DNB en de AFM dat er scenario’s moeten worden uitgewerkt voor het geval onze afhankelijkheid van Amerikaanse techbedrijven wordt misbruikt, bijvoorbeeld als de VS sancties oplegt of er een cyberaanval plaatsvindt?
Bent u bereid om, in samenwerking met DNB en de AFM, deze ontwrichtende scenario’s te onderzoeken om te weten welke structurele risico’s er aan de huidige afhankelijkheden kleven?
Bent u voorstander van een Europese gecoördineerde aanpak en inkoopstrategieën om digitale afhankelijkheden te verkleinen? Welke rol ziet u hierin voor Nederland?
Welke obstakels zitten verdere Europese samenwerking voor meer digitale autonomie nu in de weg? Hoe draagt Nederland bij aan het wegnemen daarvan?
Welke mogelijkheden heeft u om bij inkoop- en aanbestedingsprocedures grote niet-Europese techbedrijven, die ook onderhevig zijn aan surveillancewetgeving van niet-Europese landen, uit te sluiten? Hoe geeft u hierbij uitvoering aan de motie-Six Dijkstra c.s.2, de motie-Bruyning/Thijssen3 en de motie-Van der Werf c.s.4?
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Opgelegde dwangsommen voor het niet halen van klimaatdoelen uit het Klimaatfonds betalen |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten dat de staat voorbereidingen treft om noodmaatregelen te nemen om de CO2-uitstoot snel te verminderen, met hoge kosten tot gevolg, en dat de kosten daarvoor, en mogelijke dwangsommen, uit het Klimaatfonds zullen worden betaald?1 2
Ja.
Hoeveel geld uit het Klimaatfonds is tot nu toe besteed aan uitgaven die niet bijdragen aan het verminderen van de uitstoot, zoals het verlagen van de energierekening en het compenseren van fossiele subsidies?
Conform de Tijdelijke wet Klimaatfonds dienen middelen uit het fonds uitgegeven te worden aan additionele maatregelen die bijdragen aan het behalen van de reductiedoelstellingen in de Klimaatwet, de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening, economie en samenleving en een rechtvaardige klimaattransitie. Dit is ook het uitgangspunt voor het huidige kabinet. Middelen zijn bedoeld voor maatregelen binnen het klimaat- en energiedomein, waarbij de scope breder is dan puur CO2-reductie. Ook andere belangen tellen mee die de transitie vooruit helpen. Het is belangrijk dat er draagvlak blijft voor klimaat- en energiebeleid en dat burgers en bedrijven niet worden geconfronteerd met (te) hoge energiekosten. Dit remt niet alleen de verduurzaming, bijvoorbeeld middels elektrificatie, maar draagt ook niet bij aan de ervaren rechtvaardigheid in het licht van de transitie. Om die reden heeft het kabinet dit voorjaar ook middelen uit het Klimaatfonds beschikbaar gesteld die energierekening voor huishoudens en bedrijven verlagen en tegelijkertijd een prikkel geven voor elektrificatie. Voor een exact verloop van de toevoegingen, onttrekkingen en uitgaven van het fonds – verwijs ik u naar Hoofdstuk 2 van de Meerjarenprogramma’s Klimaatfonds van de afgelopen jaren.
Vindt u het wenselijk dat belastinggeld uit het Klimaatfonds, dat bedoeld is voor klimaatmaatregelen, wordt gebruikt om juridische boetes en dwangsommen wegens tekortkomingen in het klimaatbeleid te betalen?
Nee. De middelen uit het Klimaatfonds zijn wettelijk bestemd voor maatregelen die bijdragen aan emissiereductie en aan de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening. Het betalen van boetes of dwangsommen valt niet binnen deze wettelijke bestemming. Bovendien zijn de middelen binnen het Klimaatfonds op dit moment vrijwel volledig bestemd voor klimaatmaatregelen via reserveringen en toekenningen onder voorwaarden, waardoor betaling van dwangsommen uit het Klimaatfonds ten kosten zou gaan van emissiereductie die door deze maatregelen in 2030 zou worden gerealiseerd. Het aanwenden van middelen uit het Klimaatfonds voor het betalen van dwangsommen is om deze redenen niet wenselijk.
Kunt u bevestigen dat uw juridische analyses inderdaad concluderen dat het niet halen van de klimaatdoelen van 2030 tot schade zullen leiden? Ben u bereid de bedoelde juridische analyses te delen? Zo nee, waarom niet?
Er is een ambtelijke juridische notitie opgesteld die mogelijke risico’s schetst van ontoereikend beleid voor het nastreven van klimaat- en energiedoelen. Het kabinet heeft deze notitie niet openbaar gemaakt, omdat die, toen en nu, informatie bevat die het procesbelang van de Staat kan schaden.
Mag het Klimaatfonds wettelijk worden ingezet voor het betalen van dwangsommen? Zo ja, waar baseert u dat op?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is toegelicht, zijn de middelen uit het Klimaatfonds op grond van de Tijdelijke wet Klimaatfonds bestemd voor maatregelen die bijdragen aan emissiereductie en aan de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening en samenleving. Het betalen van dwangsommen valt niet binnen het in de Tijdelijke wet Klimaatfonds geformuleerde doel. Uiteraard heeft de Kamer budgetrecht en kan zij beslissen over uitgaven van middelen uit het fonds.
Op welke manier denkt u de klimaatdoelen te halen als middelen uit het Klimaatfonds naar juridische boetes en dwangsommen gaan in plaats van naar klimaatmaatregelen? Op welke manier gaat u de gebruikte middelen uit het Klimaatfonds compenseren?
De inzet van het kabinet is gericht op het binnen bereik brengen van de klimaatdoelen onder andere door het op orde krijgen van de randvoorwaarden in de uitvoering en logische stappen in de sectoren.
Aan de Staat zijn geen boetes of dwangsommen opgelegd in klimaatprocedures. Er is dus geen sprake van verbeurte van dwangsommen, noch van betalingen van dwangsommen of boetes ten laste van het Klimaatfonds.
Hoe verhouden de waarschuwingen van ambtenaren voor de gevolgen van niet-nakoming van de klimaatverplichtingen en het voornemen om dwangsommen uit het Klimaatfonds te betalen zich tot de publieke stellingname, waaronder in juridische zaken, van de regering dat het behalen van de klimaatdoelen voor 2030 een «streefdoel» is en niet als een juridisch afdwingbare verplichting?
Het nationale 2030-doel van de Klimaatwet is een streefdoel dat niet rechtstreeks juridisch afdwingbaar is. Het kabinet moet zich inspannen om dit doel na te streven, en het parlement kan het kabinet daarop aanspreken. De Klimaatwet waarborgt politieke controle op de voortgang van het klimaatbeleid.
Op grond van andere rechtsbronnen, zoals het Unierecht en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), gelden ook klimaatverplichtingen. Zoals onder meer uit het Urgenda-arrest blijkt, kan de rechter bindende uitspraken doen over klimaatverplichtingen op basis van het EVRM.
Kan op basis van de waarschuwingen van ambtenaren worden geconcludeerd dat de Nederlandse regering er vanuit gaat dat de klimaatdoelen van 2030 niet zullen worden gehaald?
De inzet van het kabinet blijft gericht op het binnen bereik brengen van de klimaatdoelen onder andere door het op orde krijgen van de randvoorwaarden in de uitvoering en logische stappen in de sectoren.
Bent u het eens met de stelling dat het geld uit het Klimaatfonds vele malen beter geïnvesteerd kan worden om het structureel behalen van de klimaatdoelen zeker te stellen en verdere rechtszaken, met mogelijk hoge dwangsommen, te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen neemt u daartoe?
Besluitvorming over de besteding van middelen in het Klimaatfonds heeft afgelopen jaren plaatsgevonden, waarbij samen met de verantwoordelijk sectorministers en de Minister van Financiën is gekeken naar wat er in de verschillende sectoren nodig is om een bijdrage te leveren aan de klimaatdoelen voor 2030 en 2050. Dit is gebeurd in samenhang met normerend en beprijzend beleid, en het beleid gericht op het op orde brengen van de randvoorwaarden. Herbestemming van middelen voor de maatregelen uit het fonds zou direct ten kosten gaan van deze evenwichtige mix.
Wanneer kan de Kamer de door u toegezegde analyse van de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof verwachten, waaruit mogelijk extra klimaatverplichtingen voor Nederland volgen?
Het streven is de toegezegde reactie voor 1 januari 2026 te versturen.
Wat is uw reactie op het bericht «Geen hulp voor ex-vuurwerkramprechercheur: Kamerleden ontstemd over besluit Staatssecretaris»1?
Kunt u toelichten op welke gronden het verzoek om coulance in de zaak van de heer Paalman is afgewezen?
Is er een intern advies, rapport of toetsingsdocument opgesteld over de redelijkheid en billijkheid van het verzoek? Zo ja, kunt u dit (desnoods vertrouwelijk) met de Kamer delen?
Welke beleidsregels of richtlijnen zijn toegepast bij de beoordeling van dit specifieke verzoek?
In hoeverre is bij de oorspronkelijke regeling rekening gehouden met de status van de heer Paalman als klokkenluider of melder van misstanden binnen het politieonderzoek naar de vuurwerkramp?
Erkent u dat er een groot maatschappelijk belang is dat klokkenluiders beschermd worden en geen negatieve gevolgen ondervinden van het onthullen van een maatschappelijke misstand? Hoe kijkt u met die blik naar de zaak van de heer Paalman?
Zijn er andere gevallen bekend waarin ambtenaren of medewerkers die misstanden aan de kaak stelden een vergelijkbare afkoopregeling troffen? Wat was in die situaties de handelwijze van het ministerie en/of de politieorganisatie?
Heeft destijds enige vorm van onafhankelijke toetsing of juridische begeleiding plaatsgevonden bij de totstandkoming van de regeling, gelet op de machtsverhouding tussen overheid en werknemer?
Op welke wettelijke basis is de Belastingdienst gerechtigd om (een deel van) de destijds ontvangen afkoopsom terug te vorderen?
In welke mate is binnen die regeling rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden, zoals financiële draagkracht en gezinssituatie?
Bestaan binnen de huidige wet- en regelgeving mogelijkheden voor kwijtschelding, aanpassing of opschorting van terugvorderingen in schrijnende of uitzonderlijke situaties zoals deze?
Onder welke voorwaarden kan in individuele gevallen coulance of maatwerk worden toegepast buiten bestaande standaardregelingen?
Bent u bereid de zaak van de heer Paalman opnieuw te bezien met oog voor redelijkheid, billijkheid en de bijzondere context waarin de regeling destijds tot stand kwam?
Het bericht ‘Kabinet stuurt vrouwen terug naar Taliban in Afghanistan’ |
|
Sarah Dobbe , Michiel van Nispen (SP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Op welke manier zet u zich in tegen de schendingen van vrouwenrechten door de Taliban?
Bent u nog steeds bezig met het zetten van juridische stappen tegen Afghanistan vanwege grove schendingen van de rechten van vrouwen? Wat is de stand van zaken van deze inzet?
Staat u nog steeds achter de uitspraak die het kabinet vorig jaar heeft gedaan bij het indienen van de klacht, dat de situatie van Afghaanse vrouwen en meisjes «hartverscheurend» is? Kunt u dit toelichten?
Bent u bekend met de vaststelling van VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR van afgelopen september dat Afghaanse vrouwen worden beperkt in hun recht om een adequate levenstandaard te bereiken, hun recht op bewegingsvrijheid en hun recht op vrijheid van meningsuiting? Is er voor u een reden om deze vaststelling in twijfel te trekken? Kunt u dit toelichten?
Klopt het dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) vrouwen afwijst en terugstuurt, of wil terugsturen naar Afghanistan? Van hoeveel Afghaanse vrouwen is sinds 2021 de aanvraag afgewezen en met welke reden is dat gebeurd?1
Klopt het dat een van de criteria om Afghaanse vrouwen terug te sturen is dat ze zich «niet-westers kleden» of vooral «huishoudelijke dingen» doen?
Wat betekent «niet-westers kleden» volgens de IND? Is er een lijst met kledingstukken waaraan dat wordt getoetst? Mogen we die lijst ontvangen?
Wat is het oordeel van de IND en van u over vrouwen die «huishoudelijke dingen» doen? Wat is het oordeel van de IND en van u over mannen die «huishoudelijke dingen» doen?
Vindt u het «doen van huishoudelijke dingen» of de kleding die een vrouw draagt daadwerkelijk indicatoren dat vrouwen veilig kunnen leven in een voor vrouwen onveilig regime waar hun rechten en veiligheid ernstig worden overschreden?
Klopt het dat er een 79-jarige vrouw wordt teruggestuurd omdat ze zich volgens de IND kan aanpassen aan de leefregels van de Taliban?
Welke waarde hecht u aan het oordeel van de rechtbank Den Haag die dit terugkeerbesluit eerder van tafel veegde?
Welke leefregels worden hier specifiek bedoeld, waaraan deze vrouw zich zou kunnen aanpassen?
Hoe toetst de IND de leefregels met betrekking tot het niet naar school mogen gaan als je meisje of vrouw bent, het geen of minder recht hebben op zorg als je vrouw of meisje bent, het niet alleen mogen reizen als je vrouw of meisje bent, het niet mogen sporten als je vrouw of meisje bent, het gestraft kunnen worden voor het overtreden van leefregels zonder vorm van proces als je vrouw of meisje bent?
Hoe geeft u opvolging aan de uitspraak van het Europees Hof van justitie van vorig jaar waarin werd geoordeeld dat de regels van de Taliban dermate mensonterend zijn dat vrouw-zijn een reden vormt voor vervolging?
Op welke manier kan het te verantwoorden zijn dat de IND oordeelt dat vrouwen zich kunnen aanpassen aan een situatie waarbij vrouw-zijn een reden vormt voor vervolging en de veiligheid derhalve niet gegarandeerd kan worden?
Bent u het eens dat uitvoering van het arrest van het Europees Hof betekent dat alle Afghaanse vrouwen die leven onder het Taliban regime erkend zouden moeten worden als vluchteling?
Hoe verhoudt dit besluit van de IND zich tot het verdrag van Geneve, waarbij geen mens mag worden teruggestuurd naar een land waar hij of zij gevaar loopt?
Bent u bereid de terugkeerprocedures voor vrouwen naar Afghanistan te stoppen?
Welke verantwoordelijkheid neemt u voor de veiligheid en de rechten van Afghaanse vrouwen nadat zij worden teruggestuurd naar Afghanistan?
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
De huidige staat en de toekomst van de sociaal advocatuur |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Arno Rutte (VVD) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u de huidige staat van de sociaal advocatuur? Hoe ernstig is volgens u het tekort aan sociaal advocaten, die in verschillende regio’s in het land op uiteenlopende rechtsgebieden de niet rijke inwoners van ons land zouden moeten kunnen bijstaan bij juridische problemen?
Klopt het dat er in sommige gebieden nog maar één sociaal advocaat op 25.000 mensen beschikbaar is?1
Klopt het feit ook dat ongeveer één op de drie sociaal advocaten binnen afzienbare tijd met pensioen gaat?2
Welke plannen en voorstellen van u gaan daar op korte termijn iets aan doen? Zijn uw maatregelen volgens u voldoende om de problemen op te lossen of is er meer nodig? Wie is er aan zet, wiens verantwoordelijkheid is dat?
Deelt u de mening dat in ieder geval gewerkt moet worden aan het laten toenemen van de instroom, de jonge aanwas van bevlogen juristen, en dat er op de rechtenopleidingen al meer gedaan kan worden om de bekendheid van het belang van de sociaal advocatuur te laten toenemen?
Wat is nu de stand van zaken met initiatieven in rechtenopleidingen om de aandacht voor de sociaal advocatuur te versterken? Kunt u een overzicht geven van alle initiatieven? Volstaan deze volgens u? Hoe vrijblijvend zijn deze?
Vindt u ook dat eigenlijk van alle rechtenopleidingen gevraagd en verwacht mag worden in het curriculum rechtsgeleerdheid permanente aandacht aan sociale advocatuur te besteden? Zo nee, waarom niet?
Hoe kijkt u naar het voorstel om via een (al dan niet verplichte) stage bij een rechtswinkel of een sociaal advocatenkantoor dit belang onder de aandacht te brengen?
Bent u het met hoogleraar Wibier eens, die vindt dat studenten onderwijzen over de toegang tot het recht en sociale advocatuur «misschien zelfs wel een van de kerntaken van een rechtenfaculteit» is, omdat: «iedereen ongeacht de omvang van de portemonnee recht op rechtsbijstand [heeft]. De sociale advocatuur speelt daarbij een onmisbare rol en is een van de fundamenten van onze rechtsstaat. Het is aan rechtenfaculteiten, die grotendeels met publiek geld zijn gefinancierd, om bij te dragen aan de oplossing van het probleem dat nog steeds te veel mensen het zonder behoorlijke rechtsbijstand moeten doen. Een probleem dat erger wordt wanneer er onvoldoende studenten kiezen voor de sociale advocatuur»?3 Kunt u hier een uitgebreide reactie op geven?
Bij wie ligt het initiatief voor het laten toenemen van de aandacht voor de sociaal advocatuur bij rechtenopleidingen? Zijn we daarbij enkel afhankelijk van de opstelling van enkele universiteiten? Wat is uw rol hierin, wat kunt en gaat u doen om dit te benadrukken? Wat is uw ideaal (op middellange of lange termijn) hierin en hoe gaat u dat bereiken?
Wat is uw oordeel over de kwaliteit van de huidige beroepsopleiding en bent u bekend met de initiatieven vanuit de advocatuur om deze te laten toenemen? Hoe beoordeelt u die?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de huidige sociaal advocaten behouden blijven door het vak aantrekkelijker te maken?
In hoeverre wordt toegewerkt naar een garantiefonds voor de advocaat-stagiair ondernemer omdat deze juist van groot belang zijn in de regio’s, waar geen kantoren zijn die de stagiairs in loondienst kunnen opleiden?
Hoe staat u tegenover een eerdere aanbeveling van de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland om de subsidieregeling beroepsopleiding sociaal advocaten en de begeleidingsvergoeding patroon uit te breiden?
Wat is de stand van zaken met het voornemen om de voorschotregeling weer terug te laten keren?
Kunt u toelichting geven op de 30 miljoen euro die in het kader van de commissie-Van der Meer II wordt vrijgemaakt in 2027: wat zien we hiervan al terug in 2026 (zoals beloofd) en hoe is dat te lezen in de begroting?
Heeft u het idee dat de maximaal 1.200 declarabele uren een barrière kan zijn voor sociaal advocaten? Is het niet apart om deze norm te hanteren waar dit in een commercieel kantoor niet gemaximeerd is?4
Bent u bekend met de kritiek op de inschrijvingseisen/deskundigheidseisen/specialisatie- en opleidingseisen waar sociaal advocaten nu aan moeten voldoen om in rechtsgebieden werkzaam te mogen zijn om vergoeding te mogen ontvangen via de Raad voor rechtsbijstand? Is het, met alle goede bedoelingen uit het verleden om de kwaliteit te waarborgen, in de huidige tijd nog wel haalbaar om aan sociaal advocaten zulke vergaande eisen te stellen waardoor er steeds meer afhaken en er witte vlekken zijn ontstaan in dorpen en regio’s waar geen advocaten meer zijn of bepaalde rechtsgebieden niet meer worden gedaan?
Vindt u het redelijk dat advocaten van volledig zelf betalende cliënten niet aan bepaalde eisen moeten voldoen terwijl sociaal advocaten (die op toevoegingsbasis werken) voor dezelfde type zaken wél aan zware kwaliteitseisen moeten voldoen?
Bent u bereid hierover in gesprek te gaan met de Raad voor rechtsbijstand en vertegenwoordigers uit de advocatuur om te bezien of, als onderdeel van een noodplan sociaal advocatuur, bepaalde eisen versoepeld kunnen worden om meer advocaten op meer rechtsgebieden actief te laten worden in het stelsel, of hen in ieder geval te behouden?
Het artikel 'Kabinet plant grootschalige woonwijken bij vier Nederlandse steden' |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Wat is de huidige eigendomssituatie van de percelen binnen de in de Nota Ruimte genoemde locaties voor grootschalige woningbouwontwikkeling?1
In de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving van afgelopen juni zijn enkele gemeenten benoemd waarbinnen een kansrijke nationaal grootschalige locatie ligt die extra Rijksregie vraagt. Vervolgens zijn na verder overleg deze gebieden in de ontwerop-Nota Ruimte opgenomen. De selectie van deze nationaal grootschalige woningbouwlocaties is gebaseerd op de huidige woondeals waarbij gekeken is naar de omvang van het aantal woningen dat t/m 2034 gerealiseerd kan worden op één geografisch samenhangende locatie, de complexiteit van de opgave en de ruimtelijke effecten van een locatie. De eigendomssituatie van de percelen is in deze analyse niet meegenomen.
Deze vier nieuwe nationaal grootschalige woningbouwlocaties zijn abstract aangestipt in de Ontwerp-Nota Ruimte en niet te herleiden tot perceelniveau. Het grondeigendom is in zijn algemeenheid gevarieerd met gronden in eigendom van verschillende partijen zoals overheid, particulieren, marktpartijen, agrariërs en bedrijven. Het ministerie heeft geen compleet overzicht van de eigendomssituatie van de percelen binnen de nationaal grootschalige woningbouwlocaties.
Heeft de Rijksoverheid of een publieke partij, zoals het Rijksvastgoedbedrijf of de gemeente, al grondaankopen gedaan of opties genomen in deze gebieden voorafgaand aan de publicatie van de plannen?
Gemeenten maken soms de keuze om proactief gronden aan te kopen of een samenwerking te zoeken met de grondeigenaar of ontwikkelaar. Dit is vaak al gedaan voorafgaand aan de publicatie Ontwerp-Nota Ruimte. Ook zijn gemeenten gericht actief met de toepassing van het voorkeursrecht binnen de Omgevingswet. Wij hebben geen compleet overzicht van percelen waar gemeenten voornemens zijn om een voorkeursrecht te vestigen of al hebben gevestigd.
Eendachtig de motie van het lid Grinwis (CU) c.s.2 roep ik gemeenten actief op om strategisch om te gaan met de inzet van het voorkeursrecht op potentiële ontwikkellocaties. Het is een belangrijk instrument in het kunnen versnellen van de woningbouw.
Is vooraf onderzocht of het openbaar aankondigen van deze locaties de grondprijs heeft beïnvloed, zoals stijging door speculatie?
De aanwijzing in de Ontwerp-Nota Ruimte is abstract en vaak niet direct toe te leiden naar percelen. De aankondiging in de Ontwerp-Nota Ruimte is voor de betrokken mede overheden en marktpartijen geen verrassing. Het betreft gebieden waar gemeenten al zelf actief bezig waren met visievorming etc. en die ze zelf bij het ministerie hebben aangedragen om aan te wijzen. Sommige gemeenten hebben intern hier een afweging gemaakt en het onderwerp van risico van prijsopdrijving meegewogen.
Zijn er afspraken gemaakt met gemeenten of grondeigenaren over het afromen van planbaten bij functiewijziging van de grond (bijvoorbeeld via een planbatenheffing)?
Nee, deze afspraken zijn er niet gemaakt. Er is geen wettelijke regeling op basis waarvan gemeenten aan grondeigenaren een planbatenheffing kunnen opleggen. Gemeenten kunnen de kosten voor publieke investeringen verhalen op de grondeigenaar (initiatiefnemer) voor maximaal de waardestijging als gevolg van een wijziging in de toegestane functie in het Omgevingsplan. Gemeenten maken met grondeigenaren afspraken over het verhalen van kosten. Zonder een houdbaar juridisch stelsel proberen gemeenten nog niet om een planbatenheffing in te voeren.
Is overwogen om het eigendom van de gronden eerst publiek te maken voordat het woningbouwprogramma wordt gestart, zodat betaalbaarheid geborgd wordt?
Afhankelijk van de gemeente en locatie is gekeken of men een actieve rol in de verwerving kon spelen. Op specifieke locaties is wel deze keuze gemaakt maar dit geldt zeker niet voor alle vier nieuwe nationaal grootschalige woningbouwlocaties.
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden binnen drie weken?
Het bericht dat ING de Russische staat met honderden miljoenen financierde |
|
Sarah Dobbe |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat ING de Russische staat met honderden miljoenen financierde?1
In het kader van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zet het kabinet in op het maximaliseren van de druk op Rusland. Met de inzet van het sanctie-instrument geeft het kabinet daarbij prioriteit aan het ondermijnen van het Russische verdienvermogen, het beperken van toegang tot het internationale betalingsverkeer en het tegengaan van omzeiling via derde landen. In het nieuwsbericht wordt verwezen naar het aankopen van staatsobligaties in Rusland tussen 2014 en 2022. Dit was voorafgaand aan de grootschalige Russische invasie van Oekraïne in 2022. De sanctieregelgeving die in de periode tussen 2014 en 2022 gold, bood meer ruimte voor zaken doen in Rusland door financiële instellingen dan op dit moment het geval is. Het kabinet neemt eventuele signalen over sanctieschending uiterst serieus. Het is echter aan onafhankelijk handhavende autoriteiten om onderzoek te doen naar eventuele overtredingen van sanctieregelgeving. Het kabinet doet geen uitspraken over individuele gevallen.
Bent u bereid tot het nemen van maatregelen tegen ING vanwege dit nieuwsbericht? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 1 golden er destijds andere sanctiemaatregelen dan op dit moment. Mocht er sprake zijn van een overtreding van de destijds geldende sanctieregelgeving, dan is het aan de betreffende bevoegde autoriteit om onderzoek te doen en eventueel over te gaan tot vervolging.
Bent u bekend met andere banken die de Russische oorlogsmachine gefinancierd hebben sinds 2014? Zo nee, bent u bereid tot het doen van onderzoek?
Het kabinet veroordeelt de Russische agressie tegen Oekraïne ten stelligste en moedigt bedrijven aan ervoor te kiezen om vanwege de oorlog in Oekraïne niet langer actief te willen zijn op de Russische markt. Het kabinet wijst bedrijven actief op de risico’s van zaken doen in Rusland. Op dit moment is het binnen de geldende sanctieregeling nog mogelijk voor (dochter)bedrijven van Europese banken om in Rusland actief te zijn.
Mocht er sprake zijn van een mogelijke overtreding van sanctieregelgeving, dan is het aan betreffende bevoegde autoriteit om onderzoek te doen en eventueel over te gaan tot vervolging.
Welke landen die oorlogsmisdaden begaan worden nog meer gefinancierd door Nederlandse banken?
Nederlandse banken zijn wereldwijd actief. In het geval dat banken toch zaken doen met of actief zijn in landen waar sancties gelden, is het essentieel dat zij zich aan de sanctieregelgeving houden, bijvoorbeeld door geen betalingen te faciliteren aan gesanctioneerde personen en entiteiten. Mocht er sprake zijn van een mogelijke overtreding van sanctieregelgeving, dan is het aan de bevoegde autoriteit onderzoek te doen en eventueel over te gaan tot vervolging.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat Nederlandse banken definitief stoppen met het financieren van foute regimes?
In VN- en EU-verband worden internationale sancties opgelegd met als doel de bescherming van de internationale veiligheid, mensenrechten, de naleving van het internationaal recht, de democratie en de rechtsstaat. Naleving van deze sancties maakt deel uit van de bedrijfsvoering die door banken wordt uitgevoerd. Op het inrichten van de bedrijfsvoering wordt toezicht gehouden door De Nederlandsche Bank.
Sinds de intensivering van de sancties tegen Rusland na de inval in Oekraïne geldt dat diverse Europese banken hun activiteiten hebben afgeschaald of bezig zijn om zich helemaal terug te trekken uit Rusland.
Het kabinet verwacht daarnaast van Nederlandse bedrijven, waaronder financiële instellingen, dat zij handelen conform de internationale standaarden voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen: de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Conform deze internationale standaarden worden bedrijven geacht risico’s voor mens en milieu in de waardeketen, zoals het risico op betrokkenheid bij oorlogsmisdaden, te identificeren en aan te pakken. Ook verwacht het kabinet dat financiële instellingen, afhankelijk van de mate van betrokkenheid bij de schade, bijdragen aan herstel of hun invloed aanwenden om nadelige gevolgen te beperken. Het kabinet moedigt financiële instellingen aan om kritisch naar hun huidige beleid te kijken en om te bezien of zij hier verbeteringen in kunnen doorvoeren. Hoe financiële instellingen invulling geven aan deze internationale richtlijnen en in welke bedrijven zij wel of niet investeren is aan henzelf.
Is ING doorgegaan met het financieren van de Russische staat na de illegale inval in Oekraïne in februari 2022?
Het kabinet gaat omwille van bedrijfsvertrouwelijkheid niet in op de investeringen van individuele bedrijven. Zoals bekend uit publieke informatie bouwt ING momenteel activiteiten in Rusland af.
Frustreert het u ook dat het sanctiebeleid ten aanzien van Rusland voor de zoveelste keer steken laat vallen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Nee, integendeel. Dit is een voorbeeld waarbij sanctiemaatregelen effectief zijn ingezet om de mogelijkheden voor Rusland om de oorlog te financieren te beperken. Zoals ook aangegeven in de beantwoording op schriftelijke vragen van 30 september jl. herkent het kabinet zich niet in het beeld dat het sanctiebeleid faalt.2
Op welke manier wilt u de Kamer meer mogelijkheden geven om het sanctiebeleid te controleren?
Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de schriftelijke vragen van 30 september jl. informeert het kabinet de Kamer regelmatig over relevante algemene ontwikkelingen ten aanzien van sanctienaleving, zoals handhaving, toezicht, wetgeving en uitvoering daarvan.3
Hoe staat het met het wetsvoorstel internationale sanctiemaatregelen?
Het Wetsvoorstel Internationale Sanctiemaatregelen (Wis) ligt momenteel ter advisering bij de afdeling advisering van de Raad van State. De verwachting is dat Raad van State aan het einde van dit jaar met een advies komt. Na verwerking van eventuele door Raad van State geadviseerde wijzigingen zal het kabinet vervolgens het voorstel aan uw Kamer aanbieden. De tweede tranche van de Wis, die het sanctiewettoezicht op de bedrijfsvoering van o.a. de financiële sector moderniseert, wordt naar verwachting eind dit jaar ter internetconsultatie voorgelegd.
Het ABF-rapport Woningmarktverkenning 2025–2040 |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
|
|
|
Herkent u dat ABF Research in het rapport van 2024–2039 adviseert op 64 procent betaalbaar en in 2025–2040 op 60 procent betaalbaar?
Hoe verklaart u deze verschillen gezien de stagnerende woningbouw?1
Wat zijn volgens u de hoofdoorzaken van de daling in het aandeel betaalbare koop (– 3 procentpunt, middenscenario)?
Erkent u dat ABF Research in het rapport van 2025–2040 expliciet stelt dat de financiële haalbaarheid van betaalbare koop een probleem is («in de praktijk moeilijker») en dat dit mede de lagere behoefte in het bouwprogramma voedt?
Hoe verhoudt dit zich tot uw kabinetsdoel van twee-derde betaalbaar bouwen?
Hoe verhoudt dit zich tot de woonwens van aspirant-kopers?
Vindt u het ook opvallend dat het rapport stelt dat problemen in de realisatie van een wens leiden tot een andere woonwens?
Kan de conclusie ook zijn dat problemen in de realisatie dus beter weggenomen moeten worden zodat mensen hun oorspronkelijke woonwens kunnen realiseren?
Wat gaat u eraan doen om ervoor te zorgen dat mensen in Nederland die een betaalbare koopwoning zoeken hun woonwens kunnen realiseren?
Kunt u precies toelichten hoe in de onderzoeksmethode ervoor gezorgd wordt dat beschikbaarheids- en betaalbaarheidsbeperkingen niet verward worden met voorkeuren?
Klopt het dat ABF Research aangeeft dat een andere betaalbare koopgrens (bijvoorbeeld 400.000 euro in plaats van 390.000 euro) de gemeten koopvraag in dat segment met bijna 10 procent zou verhogen?
Welke gevoeligheidsanalyses zijn uitgevoerd om dit grenseffect te mitigeren?
Hoe voorkomt u dat door het wijzigen van vraagstelling en parameters sprake kan zijn van politieke doelredenatie?
Is het nieuw dat ABF Research een niet-gerealiseerde koopwens (door rente, prijs of financierbaarheid) interpreteert als een lagere voorkeur voor koop?
Heeft ABF Research dat in eerdere jaren ook zo gedaan, of is dit een methodologische wijziging?
Worden respondenten expliciet gevraagd naar hun ideale keuze versus hun budget- of marktconforme keuze? Waarom wel of niet?
Wie formuleert de onderzoeksvragen voor de ABF-Woningmarktverkenning: het ministerie, ABF Research, of gezamenlijk?
Wilt u de opdrachtbrieven en voorwaarden van 2023, 2024 en 2025 aan de Kamer doen toekomen?
Kunt u uitsluiten dat de opdrachtformulering, parameters of scenario’s politiek-normatief zijn gestuurd richting meer particuliere huur en minder betaalbare koop?
Welke waarborgen bestaan er om wetenschappelijke onafhankelijkheid te borgen?
Welke definitie van «betaalbare koop» hanteert u momenteel, en bent u bereid de grens te herijken (bijvoorbeeld 400.000 euro in plaats van 390.000 euro) om het grenseffect te mitigeren? Waarom wel of niet?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
De stroomstoring in de Heinenoordtunnel |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de recente, urenlange afsluiting van de Heinenoordtunnel vanwege een stroomstoring en het verkeersinfarct in de regio1?
Ja.
Waarom was de noodstroomvoorziening maar korte tijd intact?
De Heinenoordtunnel heeft na de renovatie twee aansluitingen op het stroomnet van Stedin in plaats van één aansluiting en een aggregaat. Bij uitval van de ene aansluiting moet de andere het overnemen. Bij de recente storing bleek, nadat de stroom bij de ene aansluiting uitviel, de overschakeling naar de andere aansluiting niet te werken. De storing is nu verholpen.
Waarom is, ondanks de renovatie van de tunnel, geen sprake van een adequate noodstroomvoorziening?
Het ontwerp en de schakeling zijn tijdens de aanleg uitgebreid getest, zowel in de fabriek als in de tunnel en functioneerden toen goed. De noodstroomvoorziening (de dubbele aansluiting en de overschakeling) voldoet aan de eisen die hieraan vanuit de landelijke tunnelstandaard worden gesteld. Ondanks het uitgebreid testen en het voldoen aan de gestelde eisen is de storing opgetreden. Het is uiteraard vervelend dat dit tot het tijdelijk afsluiten van de tunnel en bijbehorende hinder voor het wegverkeer heeft geleid. Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar de oorzaak van de storing. Dit is naar verwachting nog deze maand afgerond.
Hoe kwetsbaar is de Heinenoordtunnel voor stroomstoringen?
Zie het antwoord op vraag 3. Het onderzoek naar de oorzaak van de storing moet hier antwoord op geven.
Acht u het van belang dat, gelet op de grote impact van de eventuele afsluiting van de Heinenoordtunnel, alsnog gezorgd wordt voor een adequate noodstroomvoorziening, bijvoorbeeld in de vorm van dieselaggregaten? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is gesteld, voldoet de voorziening aan de eisen die vanuit de landelijke tunnelstandaard worden gesteld, en worden eerst de resultaten van het onderzoek afgewacht.