Het bericht ‘Buitenlandse uitzendkrachten worden genept met goedkope zorgpolis” |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Buitenlandse uitzendkrachten worden genept met goedkope zorgpolis»?1
Personen die in Nederland wonen of, als ze hier niet wonen, in Nederland in loondienst werken zijn verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Dit geldt ook voor buitenlandse seizoensarbeiders. Omdat zij niet altijd op de hoogte zijn van de Nederlandse regelgeving hieromtrent, zijn er werkgevers die een (collectieve) zorgverzekering aanbieden.
Het is echter niet de bedoeling dat de werkgever daar voordeel uithaalt. Dit maakt arbeidsmigranten goedkoper dan Nederlandse werknemers en zorgt daarmee voor een ongelijk speelveld. Hier strijd ik tegen met de aanpak van schijnconstructies.
Wat is uw reactie op de in dit bericht aangehaalde bevindingen van CNV Vakmensen2 dat arbeidsmigranten met het afsluiten van zorgpolissen worden benadeeld terwijl werkgevers en zorgverzekeraars profiteren?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat uitzendbureaus – in samenwerking met zorgverzekeraars – zorgpremies aan buitenlandse uitzendkrachten aanbieden, waarbij de collectiviteitskorting en de premiekorting verhoogd eigen risico worden ingehouden op het loon? In welke mate meent u dat dit plaats vindt? Acht u dat deze handelswijze gemeengoed is onder uitzendorganisaties voor arbeidsmigranten en op basis van welke informatie komt u tot dit oordeel?
Werkgevers mogen met zorgverzekeraars afspraken maken over de verdeling van het voordeel van de collectiviteitskorting. Dit kan betekenen dat (een deel van) de korting ten gunste komt aan de werkgever, bijvoorbeeld voor de administratieve lasten die gepaard gaan met het collectief aanbieden van de zorgverzekering aan de werknemers. Het deel van het voordeel dat ten gunste van de verzekeringnemer komt, leidt tot een lagere door hem verschuldigde premie.
De premiekorting als gevolg van het verhogen van het vrijwillige eigen risico dient op de premiegrondslag in mindering te worden gebracht en leidt derhalve tot een lagere door de verzekeringnemer verschuldigde premie en mag niet door de werkgever worden ingehouden. Indien de werkgever en de uitzendkracht dat afspreken, mag de werkgever de betaling voor de verzekering verrichten en mag hij de daadwerkelijk gemaakte kosten van deze polis inhouden op het loon.
De werkgever mag de kosten voor de zorgverzekering inhouden op het loon. Daarbij geldt een maximum van 10% op het wettelijke bruto minimumloon.
Op basis van de cao voor Uitzendkrachten is de uitzendonderneming gehouden de uitzendkracht een aanbod te doen voor een ziektekostenverzekering. De uitzendkracht is vrij om dit aanbod al dan niet te aanvaarden. Iedereen is immers vrij in de keuze voor zijn zorgverzekeraar; er kan dus geen sprake zijn van een verplichting om een bepaalde polis te nemen.
Het is mij niet bekend in welke mate bovengenoemde situatie voorkomt. Ik zal met de uitzendkoepels, werkgevers en vakbonden een gesprek aangaan over hoe wordt omgegaan met het aanbieden van zorgverzekeringen aan arbeidsmigranten en aan welke regels zij zich hierbij dienen te houden.
Hoe beoordeelt u de constructie waarin de werkgever stelt dat hij ten dienste van de werknemers het eigen risico voor zijn rekening neemt en daarom de premiekortingen geheel ten goede dienen te komen aan de werkgever? Vindt u ook – zoals in de notitie van CNV Vakmensen3 gesteld – dat de werkgever daarmee als verzekeraar optreedt? Acht u deze handelswijze rechtmatig?
Indien werknemer en werkgever overeenkomen dat de werkgever ten dienste van de werknemer het eigen risico voor zijn rekening neemt en de premiekortingen geheel ten goede komen van de werkgever, kan de werkgever worden aangemerkt als schadeverzekeraar in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Hiervoor is een vergunning van De Nederlandsche Bank vereist. De beschreven handelwijze is daarmee niet rechtmatig. Ik heb de notitie van de CNV onder de aandacht gebracht van De Nederlandsche Bank. De Nederlandsche Bank heeft in dergelijke gevallen een handhavingstaak.
Hoe beoordeelt u deze looninhoudingen door uitzendorganisaties in relatie tot verdringing op de arbeidsmarkt? Biedt deze constructie volgens u de mogelijkheid voor uitzendorganisaties om arbeidsmigranten te bemiddelen tegen een beduidend lager tarief dan andere uitzendkrachten? Ziet u dit als een probleem? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om het op te lossen en op welke termijn?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, leiden het aan de verzekeringnemer toegedeelde deel van het voordeel van de collectiviteitskorting en de premiekorting in verband met het vrijwillig eigen risico tot een lagere door verzekeringnemer verschuldigde premie. Werkgevers zouden voordeel kunnen halen uit het collectief aanbieden van een zorgverzekering als de collectiviteitskorting hoger is dan de door hen gemaakte administratieve lasten om dit te regelen.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3 zal ik met de uitzendkoepels, werkgevers en vakbonden een gesprek aangaan over hoe wordt omgegaan met het aanbieden van zorgverzekeringen aan arbeidsmigranten en aan welke regels zij zich hierbij dienen te houden.
Kunt u bevestigen dat de Stichting Normering Arbeid dit soort onrechtmatige inhoudingen op het WML-loon (Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag) niet meeneemt in de beoordeling en certificering van uitzendbureaus? Acht u het wel van belang dat dit wordt betrokken bij de beoordeling? Zo niet, waarom niet? Indien wel, hoe gaat u erop toe zien dat dit wel onderdeel uitmaakt of gaat maken van beoordeling en certificering?
De Stichting normering arbeid (SNA) is door de sector zelf in het leven geroepen om zelfregulering te realiseren en fraude en illegaliteit in de uitzendbranche te voorkomen. De SNA beheert het register waar bedrijven met het SNA-keurmerk in worden opgenomen. Om het SNA-keurmerk te krijgen moeten bedrijven voldoen aan de NEN-4400 norm. In die norm zijn eisen opgenomen ten aanzien van de wettelijke verplichtingen uit arbeid (bijvoorbeeld aangifte en afdracht loonheffingen en omzetbelasting, loonbetaling conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag). Inspecterende instellingen controleren of een bedrijf voldoet aan de NEN-norm en als dat het geval is krijgen ze een certificaat.
Het is niet bij wet verboden om kosten voor een zorgverzekering in te houden, de werknemer is bevoegd om zijn werkgever hiervoor te machtigen. Daarom is deze eis niet opgenomen in de norm. Indien inspecterende instellingen opvallende inhoudingen opmerken, bespreken ze dit wel met de werkgever.
Bent u voornemens om uitzendbureaus die onrechtmatig loon inhouden van arbeidsmigranten certificering te weigeren of ontnemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe verhouden de premiestelling en de uiteindelijke claim op de zorgpolis van arbeidsmigranten zich tot die van andere uitzendkrachten? Indien u niet over deze informatie beschikt, wilt u deze informatie dan opvragen bij de zorgverzekeraars die speciale zorgverzekeringen voor arbeidsmigranten aanbieden en deze gegevens met uw reactie beschikbaar stellen?
Ik beschik niet over deze informatie. Het betreft bedrijfsgevoelige informatie (werkelijke kosten van verzekerden) van private marktpartijen. Ik ben niet voornemens om deze informatie op te vragen bij zorgverzekeraars.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg over arbeidsmigratie dat is voorzien op 13 maart 2014?
De beantwoording van de vragen vergde meer tijd.
Het bericht "buitenlandse uitzendkracht genept met goedkope zorgpolis" |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u de uitzending gezien waarin wordt vermeld dat buitenlandse uitzendkrachten worden genept met een zorgpolis?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat deze polis onderdeel is van het arbeidscontract, en dat arbeidsmigranten die in een afhankelijke positie verkeren door de werkgever verplicht worden om deze polis te aanvaarden? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Personen die in Nederland wonen of, als ze hier niet wonen, in Nederland in loondienst werken zijn verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Dit geldt ook voor buitenlandse seizoensarbeiders. Omdat zij niet altijd op de hoogte zijn van de Nederlandse regelgeving hieromtrent, zijn er werkgevers die een (collectieve) zorgverzekering aanbieden. De buitenlandse seizoensarbeider is vrij om dit aanbod al dan niet te aanvaarden. Iedereen is immers vrij in de keuze voor zijn zorgverzekeraar; er kan geen sprake zijn van een verplichting om een bepaalde polis te nemen.
Bent u ervan op de hoogte dat volgens de polisvoorwaarden de werkgever optreedt als postadres? Bent u er ook van op de hoogte dat sommige uitzendbedrijven de verzekeringnemer (de werknemer) niet informeren over de dekking, de polisvoorwaarden en de feitelijke prijs van de polis, en dat de werknemer slechts een verzekeringspasje ontvangt? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de werkgever de administratieve afhandeling van de zorgverzekering verricht en ook optreedt als postadres. De werknemer kan daartoe een volmacht afgeven aan de werkgever. Het mag daarbij uiteraard niet zo zijn dat de werkgever informatie omtrent de zorgverzekering, die bedoeld is voor de werknemer, achter houdt.
Er zijn ook verzekeraars die de informatie over dekking, polisvoorwaarden en prijs digitaal via de persoonlijke «mijn-omgeving» beschikbaar stellen aan de verzekerde.
Deelt u de mening dat deze praktijken van zorgverzekeraars en werkgevers onwenselijk zijn en aangepakt moeten worden?
Ik vind het van belang dat arbeidsmigranten verzekerd zijn tegen ziektekosten. Zeker voor arbeidsmigranten kan het behulpzaam zijn als de werkgever een collectieve zorgverzekering aanbiedt. Het is niet de bedoeling dat de werkgever of de zorgverzekeraar daar ten koste van de arbeidsmigrant voordeel uit haalt.
Wat vindt u van het feit dat werkgevers de collectiviteitskorting van de zorgverzekering en de korting op de premie als gevolg van een vrijwillig hoger eigen risico in eigen zak steken?
Werkgevers kunnen op grond van artikel 18, derde lid van de Zorgverzekeringswet (Zvw) met zorgverzekeraars afspraken maken over de verdeling van het voordeel van de collectiviteitskorting over de werkgever en werknemer (verzekeringnemer). Dit kan betekenen dat (een deel van) dat voordeel ten gunste komt van de werkgever, bijvoorbeeld als compensatie voor de administratieve lasten die gepaard gaan met het collectief aanbieden van de zorgverzekering aan de werknemers.
Het aan de verzekeringnemer toegedeelde deel van het voordeel van de collectiviteitskorting en de premiekorting in verband met het vrijwillig eigen risico leiden tot een lagere door verzekeringnemer verschuldigde premie. De zorgverzekeraar moet op het polisblad voor de verzekerde zichtbaar maken hoe de te betalen premie wordt afgeleid van de premiegrondslag (art. 17 Zvw). Hierbij moet zichtbaar zijn hoe de kortingen op de nominale premie in mindering zijn gebracht. Het moet voor de verzekerde duidelijk zijn wat de hoogte is van de uiteindelijk te betalen premie en hoe deze is berekend. Deze korting komt dus ten goede aan de verzekeringnemer en mag niet door de werkgever gehouden worden.
Bent u bereid te onderzoeken hoe vaak uitzendbedrijven van arbeidsmigranten dit doen, en hier maatregelen tegen te nemen? Zo nee, waarom niet?
De Minister van SZW zal met de uitzendkoepels, werkgevers en vakbonden een gesprek aangaan over hoe wordt omgegaan met het aanbieden van zorgverzekeringen aan arbeidsmigranten en aan welke regels zij zich hierbij dienen te houden.
Heeft u eerder signalen gekregen dat werkgevers wel zorgpremies op het loon inhouden, zonder dat er een polis tegenover staat?
Nee, daar heb ik niet eerder signalen over ontvangen.
Wat vindt u ervan dat, doordat de polis verbonden is aan het arbeidscontract, de buitenlandse uitzendkracht bij ontslag door ziekte of door zwangerschap de zorgverzekering verliest, en door niemand wordt geïnformeerd over de mogelijkheden tot het voortzetten van de verzekering en de aanvullende verzekering?
In het geval van de seizoenswerkers zal in het algemeen de verzekeringsplicht eindigen op het moment dat het dienstverband wordt beëindigd. De verzekeringnemer dient dit onverwijld aan de verzekeraar te melden. Indien de werknemer de werkgever een volmacht heeft gegeven om de administratieve handelingen met betrekking tot de zorgverzekering te verrichten, dan is de afmelding door de werkgever toereikend. In de CAO van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) staat uitdrukkelijk vermeld (artikel2 dat de onderneming de uitzendkracht dient te informeren over het eventueel vrijwillig voortzetten van de verzekering na het einde van de uitzendovereenkomst. De zorgverzekeraar heeft hier wettelijk gezien geen taak. Dit laat onverlet dat deze bij wijze van service de verzekerde bij het bewijs van beëindiging kan attenderen op de mogelijkheden tot voortzetting. Ik teken hierbij aan dat de zorgverzekeraar bij seizoenswerkers niet over de informatie beschikt om te kunnen beoordelen of iemand nog verzekeringsplichtig is omdat hij niet weet of deze nog in Nederland woonachtig is.
Klopt het dat zorgverzekeraars het eenzijdig opzeggen van de polis door werkgevers van buitenlandse uitzendkrachten laten gebeuren, en dat de zorgverzekeraar een verzekerde niet wijst op zijn rechten om een zorgverzekering voort te zetten? Vindt u dit gedrag laakbaar?
Zie antwoord vraag 8.
Biedt de zorgverzekeraar hiermee feitelijk niet een nepverzekering aan? Zo nee, waarom niet?
Gedurende de periode van verzekering is iemand gewoon verzekerd. Ik heb begrepen dat door arbeidsmigranten ook gewoon gedeclareerd wordt op de verzekering.
Bent u bereid de Nederlandse Zorgautoriteit te vragen om te onderzoeken welke zorgverzekeraars deze constructies aanbieden, en uitzendbedrijven faciliteren in de wijze waarop ze eraan kunnen verdienen?
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft toegezegd in de marktscan Zorgverzekeringsmarkt uitgebreid in te gaan op het onderwerp herverzekering eigen risico. Hierbij zal de NZa actuele ontwikkelingen zo veel als mogelijk meenemen. De NZa brengt hiervoor onder meer in kaart welke zorgverzekeraars gebruik maken van herverzekering eigen risico. De NZa heeft geen uitsplitsing gevraagd naar de specifieke groepen herverzekerden. Wel vraagt de NZa de tien grootste collectiviteiten uit die kortingen op het eigen risico geven en vraagt daarbij welke doelgroep dat betreft.
Heeft u de notitie van het CNV over dit onderwerp gelezen die CNV Vakmensen u op 3 februari jl. heeft toegezonden? Wilt u met het CNV in gesprek gaan om dit soort onwenselijke praktijken boven water te krijgen en aan te pakken?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag zes, zal de Minister van SZW met de uitzendkoepels, werkgevers en vakbonden een gesprek aangaan over hoe wordt omgegaan met het aanbieden van zorgverzekeringen aan arbeidsmigranten en aan welke regels zij zich hierbij dienen te houden.
Het bericht dat de sector geestelijke gezondheidszorg (GGZ) verbolgen is over het inkoopbeleid van zorgverzekeraars |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hoe reageert u op het bericht dat de GGZ verbolgen is over het inkoopbeleid van zorgverzekeraars?1
In de GGZ is veel veranderd per 2014. De generalistische basis GGZ is geïntroduceerd en het representatiemodel is afgeschaft. Dit laatste betekent dat zorgaanbieders te maken krijgen met verschillende verzekeraars die, met het oog op goede en doelmatige zorg voor de patiënt, verschillende eisen stellen.
Alle partijen moeten wennen aan de nieuwe situatie, die bovendien nog niet helemaal is uitgekristalliseerd. Op 23 januari jl. heb ik u een onderzoek van Q-Consult naar de contractering in de GGZ toegezonden2. Q-Consult heeft de ervaringen van zorgaanbieders uitgevraagd. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft datzelfde gedaan onder zorgverzekeraars. Het resultaat daarvan stuur ik u in maart toe, als onderdeel van de marktscan GGZ. Verder zullen de ontwikkelingen rond de generalistische basis GGZ en het hoofdbehandelaarschap gevolgd worden. Zoals aangegeven in mijn brief van 23 januari evalueren partijen gezamenlijk het in- en verkoopproces voor 2014 en gaan zij na wat zij daarvan kunnen leren voor het jaar 2015.
Wat zegt het u dat instellingen en zelfstandig psychologen vaak niet kunnen onderhandelen over de contracten, en spreken van een eenzijdige procedure waarbij zij moeten «slikken of stikken»?
Vanwege het grote aantal vrijgevestigde beroepsbeoefenaren in de geestelijke gezondheidszorg is het voor zorgverzekeraars onmogelijk om met elke zorgaanbieder individuele contractonderhandelingen te voeren, vandaar dat de contractering veelal digitaal verloopt. Dit kan door zorgaanbieders worden ervaren als dat er geen andere keuze is dan te tekenen bij het kruisje. Uiteraard is het wel van belang dat de zorgverzekeraar goed bereikbaar is voor de zorgaanbieders, dit is ook een aandachtspunt in de «Good contracting practices» van de NZa. Deze «Good contracting practices» worden momenteel geëvalueerd en zullen nog dit voorjaar geactualiseerd worden.
Naast de digitale contractering wordt door zorgverzekeraars ook scherp onderhandeld, dit past bij hun rol om onder andere te sturen op betaalbaarheid van zorg en om de beperking van de uitgavengroei zoals die met de sector is overeengekomen, te realiseren. Mocht er sprake zijn van misbruik van machtspositie of aanmerkelijke marktmacht, dan kunnen de Autoriteit Consument en Markt of de NZa hierin optreden op basis van de Mededingingswet of de Wet Marktordening Gezondheidszorg.
Hoe reageert u op de uitspraak dat «er geen enkel overleg mogelijk is over de voorwaarden. De contractering ging volledig via een programma op internet en de enige mogelijkheid was overal mee akkoord gaan»?
Zie antwoord vraag 2.
Is het wat u betreft terecht dat aanbieders worden uitgesloten door zorgverzekeraars, terwijl zij wel beschikken over de benodigde kwalificaties? Deelt u de mening dat het niet de taak is van zorgverzekeraars om te oordelen over de kwaliteit, maar dat dit voorbehouden moet zijn aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Zo neen, waarom niet?
Zorgverzekeraars contracteren zoveel zorgaanbieders als nodig is om aan de zorgplicht te voldoen, rekening houdend met de wensen en behoeften van hun verzekerden. Het is mede de taak van verzekeraars om de kwaliteit van de zorg te bevorderen. Zorgverzekeraars beoordelen of afspraken over kwaliteit worden nagekomen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg.
Hoe oordeelt u over de conclusie dat zorgverzekeraars vaak onbegrijpelijke of niet werkbare eisen opleggen aan zorgverleners?
Zorgverzekeraars stellen eisen aan zorgaanbieders met het oog op de kwaliteit en de transparantie van de zorg. Het doel hiervan is betere zorg voor de patiënt. Dat doel onderschrijf ik. Tegelijkertijd zie ik dat het voor zorgaanbieders extra werk oplevert om aan alle verschillende eisen te voldoen. Dat extra werk zou beperkt kunnen worden doordat veldpartijen met elkaar veldnormen opstellen, bijvoorbeeld voor het hoofdbehandelaarschap of voor wat in een verwijsbrief zou moeten staan of voor een uniform screeningsinstrument voor huisartsen. Uiteraard moeten zorgverzekeraars de mogelijkheid behouden zich te onderscheiden van elkaar en moeten zij de kwaliteit kunnen blijven bevorderen, maar professionals en zorgaanbieders kunnen bijdragen aan het beperken van de administratieve lasten door breed gedragen veldnormen op te stellen en te implementeren.
Hoe reageert u op de uitspraak «door de extra eisen zijn psychologen veel tijd kwijt om te voldoen aan alle regels en de benodigde administratie»? Komt dit volgens u de zorg voor patiënten ten goede?
Zie antwoord vraag 5.
Denkt u dat het gegeven dat alle zorgverzekeraars verschillende voorwaarden stellen de werkbaarheid ten goede komt? Kunt u per zorgverzekeraar inzichtelijk maken welke aanvullende eisen worden gesteld? Kunt u uw antwoord toelichten? Is hier sprake van willekeur? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat zegt het u dat de contracten onduidelijk worden genoemd, met een «ondoenlijke hoeveelheid detaillistisch leeswerk aan regels»? Vindt u het acceptabel dat zorgverzekeraars bij vragen pas na lange tijd reageren, en soms zelfs een contactverbod opleggen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa heeft ten behoeve van het onderhandelingsproces een handreiking geformuleerd (Good contracting practices) waarin de voornaamste knelpunten bij het contracteren met vrije beroepsbeoefenaren in kaart zijn gebracht en aanbieders en zorgverzekeraars aangeven hoe die opgelost kunnen worden. De NZa verwacht dat partijen zich aan de geschetste kaders houden. Indien dat niet gebeurt, kan de NZa optreden door nadere regels te stellen.
Is het gegeven dat Zorgverzekeraars Nederland stelt dat de verschillende voorwaarden en eisen die gesteld worden door zorgverzekeraars te maken hebben met de invoering van prestatiebekostiging, voor u reden om deze prestatiebekostiging te heroverwegen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Nee. Met alle veldpartijen is afgesproken dat de prestatiebekosting de nieuwe wijze van bekostiging is in de GGZ.
Is het u bekend dat de eisen van de zorgverzekeraars multidisciplinair werken binnen de chronische basis GGZ in de weg staan, omdat zij eisen dat de rol van de arts wordt beperkt? Komt dat volgens u de zorg voor de patiënt ten goede?2
In een aantal gevallen eisen verzekeraars dat hoofdbehandelaars een bepaald percentage van de zorg zelf leveren. Dit is bedoeld om de kwaliteit van de zorg voor de patiënt te verbeteren en te zorgen dat de patiënt met een beperkt aantal zorgverleners te maken heeft en een vertrouwensrelatie kan opbouwen met zijn zorgverlener.
Hoe reageert u op de uitspraak dat «de behandeling per patiënt moet worden afgestemd op de verzekeraar zonder hierbij te kijken naar zorginhoudelijke argumenten»?
De behandeling moet afgestemd worden op de patiënt. Zorgverzekeraars baseren hun eisen mede op zorginhoudelijke argumenten.
Hoe reageert u op de uitspraak dat «de GZ psycholoog (binnen de specialistische GGZ) door alle zorgverzekeraars (Achmea uitgezonderd) buitenspel is gezet, evenals de verpleegkundig specialist»?
Verzekeraars mogen nadere beperkingen opleggen aan het hoofdbehandelaarschap. Uiteraard moeten zij wel aan hun zorgplicht kunnen voldoen. De NZa ziet toe op het naleven van de zorgplicht. Ik monitor de ontwikkelingen in het hoofdbehandelaarschap.
Deelt u de conclusie dat de voorwaarde die zorgverzekeraar VGZ stelt dat de verslavingsarts binnen de specialistische GGZ alleen voor het deelgebied verslavingszorg mag optreden als hoofdbehandelaar vreemd is, omdat verslavingszorg zich juist kenmerkt door een complexe problematiek en veel comorbiditeit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan verzekeraars om, binnen de regelgeving van de NZa, te bepalen welke beroepsgroep hoofdbehandelaar mag zijn voor bepaalde zorg. De regels van de NZa vereisen dat een verslavingsarts geregistreerd is in het profielregister van de KNMG en dus aan de opleidingseisen van de KNMG moet voldoen. Ik monitor de ontwikkelingen in het hoofdbehandelaarschap.
Is het u bekend dat de strikte eisen met betrekking tot het hoofdbehandelaarschap heeft geleid tot een run op psychiaters? Is het waar dat dit stijgende salarissen als gevolg heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
In mijn brief van 2 juli 20134 heb ik een opsomming gegeven van beroepsgroepen die voor de periode 2014/2015 hoofdbehandelaar kunnen zijn in de generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ. Naast psychiaters gaat het om acht andere beroepsgroepen met een BIG-registratie5. Er is dus veel keuze. Ik monitor de ontwikkelingen in het hoofdbehandelaarschap. Momenteel is mij geen tekort aan psychiaters bekend. Er zijn in Nederland circa 3.400 psychiaters werkzaam. De psychiatrie is daarmee het grootste medische specialisme.
De Wet normering topinkomens (Wnt) is per 1 januari 2013 in werking getreden. Onderdeel daarvan is dat er moet worden gerapporteerd over niet-topfunctionarissen die in loondienst zijn én meer verdienen dan de Wnt-norm. Eind dit jaar, wanneer alle jaarverslagen over 2013 zijn verwerkt, ontstaat hiervan een beeld.
Is het waar dat sommige psychiaters worden gecontracteerd in ruil voor een bezoldiging die uitkomt boven de Wet normering topinkomens? Kunt u een overzicht geven van instellingen die psychiaters in dienst hebben met een dergelijk hoge bezoldiging? Is dit wat u betreft een doelmatige besteding van zorggeld?
Zie antwoord vraag 14.
Hoort wat u betreft de patiënt centraal te staan in de zorg? Deelt u de visie dat het er, gezien het voorgaande, alle schijn van heeft dat de praktijk nu is dat de zorgverzekeraar die centrale rol opeist?
De patiënt staat centraal in de zorg. De zorgverzekeraars en zorgaanbieders doen hun best om zo goed mogelijk bij te dragen aan goede en doelmatige zorg voor de patiënt. Zeker in een nieuwe situatie kan dat spanningen geven. Ik blijf dan ook met alle partijen in overleg om te bezien welke verbeteringen op landelijk niveau nodig en mogelijk zijn. Zo heb ik de afgelopen periode bijeenkomsten georganiseerd voor beroepsbeoefenaren om hun visie op de mededingingsregels in de zorg te geven. Tijdens deze bijeenkomsten is voornamelijk aandacht uitgegaan naar de contractering. Ik stuur u voor de zomer een verslag van deze bijeenkomsten en mijn conclusies daaruit.
Wat gaat u doen om de macht van zorgverzekeraars aan banden te leggen, zodat de patiënt en zijn behandeling weer centraal komen te staan?
Zie antwoord vraag 16.
Het bericht dat DBC Onderhoud de gemiddelde prijzen voor een beperkt aantal zorgproducten publiceert |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tarieven zorg openbaar; patiënt kan vergelijken»?1
Ja.
Klopt het dat de onlangs gepubliceerde lijst door DBC Onderhoud slechts een fractie was van de meer dan 4.000 behandelingen, en dat de tarieven niet per zorgaanbieder maar een gemiddelde werd aangeboden?
Ja. DBC onderhoud heeft ervoor gekozen de gemiddelde prijzen van veelvoorkomende eenvoudige en planbare zorg openbaar te maken. Juist voor deze typen zorg is het van belang dat patiënten inzicht hebben in de gemiddelde prijs van een zorgproduct om zodoende de prijsverschillen tussen zorgaanbieders in hun keuze mee te wegen, al dan niet in relatie tot het eigen risico.
Deelt u de mening van de Nationale Ombudsman dat patiënten nog steeds onvoldoende zicht hebben op de kosten van een behandeling in het ziekenhuis, en dat concurrentieoverwegingen ten onrechte worden opgevoerd, daar de uitzonderingsgrond doorgaans restrictief wordt uitgelegd?
Het is juist dat patiënten op dit moment onvoldoende op de hoogte zijn van de kosten van een behandeling in een ziekenhuis. Hoewel patiënten recht hebben op informatie over de prijs van een behandeling, is het op dit moment vanuit zorgverzekeraars en ziekenhuizen niet altijd vanzelfsprekend om deze informatie aan de patiënt te verstrekken. Om die reden ben ik samen met zorgverzekeraars, aanbieders en patiëntenorganisaties een traject gestart om het kostenbewustzijn bij patiënten te vergroten. Naast het inzichtelijk maken van de zorgnota voor de patiënt wordt ook ingezet op het vergroten van het inzicht in de kosten voorafgaand aan de behandeling. Hiervoor wordt onder andere een communicatietraject opgestart gericht op het informeren van burgers over de financiële aspecten van de zorg. Voor meer informatie verwijs ik naar mijn brief van 25 oktober 2013(Kamerstuk 28 828, nr. 53).
Klopt het dat elke zorgaanbieder voor de DBC-zorgproducten in het B-segment een standaardprijslijst publiceert, en dat – indien deze niet gepubliceerd is – deze prijslijsten bij het ziekenhuis zijn op te vragen, en daarmee verplicht is deze gegevens te verstrekken?2
Ja, dat is juist. Ziekenhuizen zijn verplicht om de zogenoemde passantentarieven te publiceren. Dit geldt zowel voor zorg in het gereguleerde segment als voor zorg het vrije segment. Deze passantentarieven liggen doorgaans hoger dan het gecontracteerde tarief dat een ziekenhuis met de verzekeraar heeft afgesproken.
Deelt u de mening dat, voor wat betreft het (online) publiceren van data met volumes en prijzen van gedeclareerde DBC zorgproducten en passantentarieven per zorgaanbieder, zoals genoemd in de motie Dijkstra/Voortman3, geen wetenswaardigheden af te leiden zijn met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel de afzet van producten of de kring van afnemers en leveranciers?
Zoals u zult begrijpen is het online publiceren van gegevens van ziekenhuizen gebonden aan de wettelijke kaders, zoals de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Dit om te voorkomen dat er gegevens worden vrijgegeven die direct of indirect tot personen herleidbaar zijn, of die niet gepubliceerd mogen worden vanuit mededingsaspecten. Voor de publicatie van «open data» zal hierover een zorgvuldige afweging gemaakt moeten worden. Hierbij moet bijvoorbeeld ook rekening gehouden worden met andere reeds openbare publieke data, en de herleidbaarheid bij gecombineerde sets van gegevens. In mijn brief van 23 oktober 2013 over een duurzaam informatiestelsel voor de zorg heb ik geschreven u voor de zomer te informeren over de aanpak van het openbaar maken van de in de motie genoemde gegevens. Voorts zal ik u op korte termijn ook nader informeren via de antwoorden op de vragen van het VSO die gesteld zijn over de brief rond het duurzaam informatiestelsel.
Herinnert u zich uw brief van 23 oktober 2013 waarin u schrijft dat het regeringsbeleid erop is gericht het hergebruik van openbare overheidsinformatie actief te bevorderen, en dat u zich inzet om meer gegevens over en uit de zorg beschikbaar te maken?4
In mijn brief van 23 oktober 2013 (Kamerstuk 32 620, nr. 93) heb ik geschreven dat ik u voor de zomer zal informeren over de aanpak van het als open data beschikbaar stellen van zorgdata.
Heeft u al zicht op hoe u het in vraag 6 genoemde onderdeel van het regeringsbeleid vorm gaat geven? Zo ja, hoe? Zo nee, wanneer kan de Kamer hier informatie over verwachten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven wanneer gegevens over volumes en tarieven per zorgaanbieder als open data ontsloten worden?
Zie antwoord vraag 6.
De rol van Zorgverzekeraars Nederland bij de ontwikkeling van protonentherapie |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vier centra protonentherapie te veel»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de opmerkingen van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) lijnrecht ingaan tegen uw opmerkingen in uw brief van 22 november 20112, waarin u stelt dat protonentherapie als aanvulling op fotonentherapie een belangrijke bijdrage kan leveren in de strijd tegen kanker?
Nee. ZN heeft alleen aangegeven dat zij vier vergunningen te veel vinden.
Wat voor consequenties heeft het door ZN bepleite extra onderzoek naar verwachting op de ontwikkeling van deze therapie? Deelt u de mening dat het eenzijdig bepleiten van extra onderzoek door ZN een aanzienlijke vertraging in de ontwikkeling van deze therapie in Nederland kan veroorzaken? Hoe wenselijk acht u deze vertraging, en het uitblijven van deze bewezen effectieve zorg voor de patiënten die baat zouden kunnen hebben bij deze zorg?
Vergunninghouders hebben moeten aantonen dat zij binnen vier jaar na verlening van de vergunning kunnen starten met de behandeling van patiënten. Dat is dus uiterlijk begin 2018. Het streven van vergunninghouders is om al eind 2016, begin 2017 te starten. Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 590) dienen de instellingen echter eerst financiering voor de benodigde investeringen rond zien te krijgen. Een financier zal daarbij de zekerheid willen dat de investeringen terugverdiend kunnen worden door omzet, met andere woorden: dat er gedurende een langere periode ook daadwerkelijk zorg geleverd zal worden die tenminste kostendekkend in rekening kan worden gebracht. Dit is afhankelijk van het proces van zorginkoop door verzekeraars. Het staat individuele verzekeraars vrij om bijvoorbeeld slechts bij één of twee centra protonentherapie in te kopen indien zij daarmee voldoende zorg hebben ingekocht om aan hun zorgplicht te voldoen. Het goed nadenken over welke zorg in welke omvang moet worden ingekocht maakt onderdeel uit van het reguliere proces in de zorg. Ik heb geen signalen ontvangen dat deze zorgvuldige zorginkoop een vertragende werking heeft op de geplande introductie van protonentherapie.
Deelt u voorts de mening dat de houding van ZN opmerkelijk is, daar ZN deel uitmaakte van de werkgroep protonentherapie die het rapport heeft opgesteld, op basis waarvan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) positief heeft geadviseerd omtrent de verzekerde indicaties voor deze vorm van therapie? Deelt u bovendien de mening dat het nu nog pleiten voor extra onderzoek, en het overwegen slechts beperkt deze zorg te contracteren na uitgebreid in dit proces betrokken te zijn, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van ZN?
Zoals ik heb aangegeven in eerdergenoemde beantwoording van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 590) van het Kamerlid Van Gerven, zijn genoemde adviezen van het CVZ inderdaad tot stand gekomen in samenspraak met een expertgroep bestaande uit een aantal inhoudelijk deskundigen en een vertegenwoordiger van onder andere ZN. Het CVZ heeft vastgesteld dat protonentherapie voor de in de rapporten van 23 maart 2010 en 22 augustus 2011 genoemde indicaties tot het verzekerde pakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) behoort. ZN trekt overigens niet de verzekerde indicaties in twijfel. Wel houdt ZN er rekening mee dat niet dat elke verzekerde die een aandoening heeft binnen één van de genoemde indicatiegebieden ook automatisch in aanmerking komt voor de vergoeding van kosten van protonentherapie. Hiermee sluit ZN aan bij hetgeen het CVZ in bedoelde rapporten ook heeft aangegeven, namelijk dat voor iedere individuele verzekerde in overleg tussen patiënt en arts zal moeten worden nagegaan of protonentherapie de meest geëigende vorm van radiotherapie is in vergelijking met fotonentherapie. ZN is niet voornemens om een zwaar ingezet onderzoek te doen op dit terrein, maar beraadt zich over de hoeveelheid zorg die zorgverzekeraars moeten inkopen om te kunnen voldoen aan hun zorgplicht. Zorgverzekeraars hebben de verantwoordelijkheid om samen met de zorgaanbieders de kosten te bewaken en zo doelmatig mogelijk in te kopen. Het is vanuit die verantwoordelijkheid dat ze zich grondig verdiepen in alle aspecten van protonentherapie alvorens over te gaan tot contractering. Dat kan ook betekenen dat verzekeraars besluiten niet alle vier aanbieders te contracteren, maar slechts twee. Dat is onderdeel van de verantwoordelijkheidsverdeling van ons systeem.
Hoe kunt u de impasse die momenteel dreigt te ontstaan doorbreken, zodat er gekomen kan worden tot een snelle ontwikkeling van protonentherapie in Nederland? Hoe wilt u daarbij recht doen aan de ontwikkeling van voldoende capaciteit om de vraag naar deze therapie, zoals geschat door het CVZ, te ondervangen?
Ik heb op dit moment geen aanleiding te veronderstellen dat zorgverzekeraars niet van plan zijn hun verantwoordelijkheid bij de zorginkoop serieus en zorgvuldig op te pakken.
Wat is uw oordeel over het feit dat ZN eenzijdig beslist over het niet contracteren van protonentherapie, terwijl de Gezondheidsraad zich eerder positief heeft uitgelaten over het toelaten van deze behandeling?
Ik heb hierboven en in de beantwoording van de Kamervragen van Kamerlid Van Gerven aangegeven dat het individuele verzekeraars vrij staat om bijvoorbeeld bij slechts bij één of twee centra zorg in te kopen zolang zij aan hun zorgplicht kunnen voldoen. De Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) ziet toe op de naleving van de zorgplicht door de zorgverzekeraars. Voorts wijs ik erop dat het de wettelijke taak van het CVZ is om aan te geven welke zorgvormen of interventies tot het verzekerde pakket behoren, en niet van de Gezondheidsraad.
Heeft u signalen dat ZN momenteel ook andere in potentie kostbare, maar bewezen effectieve therapieën tegenwerkt, teneinde de eventuele vergoeding ervan te ontlopen?
Ik wijs er op dat de zorgverzekeraars zorgplicht hebben voor de zorgvormen die tot het verzekerde pakket behoren. Overigens ken ik de in de vraag genoemde signalen niet.
Een spotgoedkope zorgverzekering voor buitenlandse arbeidsmigranten |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u de tv-uitzending over de zorgverzekering voor buitenlandse migranten gezien?1
Ja.
Kan de besproken constructie om de kosten van de basisverzekering te drukken volgens de letter van de wet? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In de uitzending bij RTL Nieuws is aandacht geschonken aan een zorgverzekering voor buitenlandse seizoensarbeiders, waarbij het verplicht en/of vrijwillig eigen risico is herverzekerd via een aanvullende verzekering. Ik ben bekend met constructies waarbij via de aanvullende verzekering het verplicht en/of vrijwillig eigen risico wordt herverzekerd. Dergelijke constructies worden aangeboden aan specifieke doelgroepen, zoals aan buitenlandse (seizoen)arbeiders, expats, uitkeringsgerechtigden en minima. En tot afgelopen jaar ook aan studenten2.
In 2009 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een analyse verricht naar het herverzekeren van het eigen risico en zag toen geen problemen met dergelijke constructies. De constructies doen zich namelijk voor buiten het wettelijk kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw), in de aanvullende verzekering. Daarnaast wordt het herverzekeren van het (verplichte danwel vrijwillige) eigen risico via de aanvullende verzekering veelal via een collectiviteit aan specifieke doelgroepen aangeboden. Het is toegestaan een collectiviteit alleen open te stellen voor een bepaalde doelgroep. De doelgroep betreft vooral mensen die betrekkelijk kort in Nederland verblijven of die moeite hebben het eigen risico te betalen waardoor in de praktijk de zorgverzekeraar moeite had om het eigen risico te innen (de seizoensarbeiders waren dan al naar huis). Via deze constructie wordt toch via de aanvullende verzekering bijgedragen.
De NZa concludeerde in 2009 dat de constructies een beperkte omvang hebben en dat niet is vastgesteld dat er binnen de betreffende collectiviteiten risicoselectie plaatsvindt.
Ik heb destijds met de NZa afgesproken dat zij de ontwikkelingen rondom het herverzekeren zouden volgen. Dit doen zij nog steeds en de NZa rapporteert jaarlijks over de omvang van verzekerden die een herverzekering van het eigen risico hebben.
De constructies hebben nog steeds een beperkte omvang. Uit de marktscan zorgverzekeringsmarkt 2013 van de NZa volgt namelijk dat in 2013 minder dan 2% van de verzekerden het verplicht danwel vrijwillig eigen risico heeft herverzekerd. In 2013 is het aantal mensen dat het vrijwillig danwel verplicht eigen risico hebben herverzekerd sterk gedaald ten opzichte van 2012 (met 22%).
Past de besproken constructie ook binnen de geest van de wet om risicoselectie in de basisverzekering uit te sluiten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre is hier sprake van een oneigenlijke koppelverkoop door de afname van de aanvullende verzekering en basisverzekering te verplichten?
De werkgever doet een collectief aanbod aan de werknemer. De werknemer is nooit verplicht om dit aanbod te accepteren. Het staat de verzekeringnemer vrij om alleen de basisverzekering af te sluiten of om zich bij een andere zorgverzekeraar te verzekeren.
Hoe groot is de bijdrage die een zorgverzekeraar uit het vereveningsfonds ontvangt voor een gezonde 35-jarige Nederlandse man zonder enige ziektegeschiedenis die in Utrecht woont, en hoeveel krijgt een zorgverzekeraar uit het vereveningsfonds voor een 35-jarige Pool die in Nederland (Utrecht) komt werken, van wie de ziektegeschiedenis onbekend is?
De vereveningsbijdrage die een zorgverzekeraar krijgt voor een verzekerde staat los van de nationaliteit van die verzekerde. De vereveningsbijdrage voor een Pool die woont en werkt in Nederland is dus gelijk aan een Nederlander met verder dezelfde (verevenings)kenmerken. Omdat verdere verzekerdenkenmerken ontbreken is niet aan te geven hoe hoog de bijdrage uit het zorgverzekeringsfonds is.
Mocht de bedragen voor de risicoverevening in vraag 5 verschillen, bent u dan bereid de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te vragen of zij onderzoek wil doen naar de winst die de zorgverzekeraar maakt op haar hele bestand arbeidsmigranten aan wie zij een aanvullende verzekering aanbiedt?
Niet van toepassing gelet op het antwoord op vraag 5.
Klopt het dat, als een buitenlandse migrant slechts voor enkele maanden een Nederlandse zorgverzekering heeft, slechts een evenredig deel van het verplicht en vrijwillig risico in rekening wordt gebracht? Zo ja, vindt u dit dan een wenselijke situatie, omdat het loont om een hoger vrijwillig eigen risico te nemen?
Het is correct dat het eigen risico naar rato van de verzekeringsduur in rekening wordt gebracht. Het zou niet redelijk zijn om iemand gedurende een beperkte verzekeringsduur het volledige eigen risico in rekening te brengen.
Klopt het dat de zorgtoeslag van een arbeidsmigrant gebaseerd is op zijn hele jaarinkomen, dus het relatief hoge salaris dat hij in Nederland verdient, en het wellicht wat lagere inkomen dat hij in zijn thuisland de rest van het jaar verdient? Bent u bereid de zorgtoeslag voor mensen die hier tijdelijk verblijven te baseren op het inkomen dat ze hier naar rato verdienen in het deel van het jaar dat ze hier verblijven?
De hoogte van de zorgtoeslag wordt inderdaad gebaseerd op het jaarinkomen, dat de Belastingdienst voor het betreffende huishouden vaststelt. Het inkomen wordt immers mede beïnvloed door andere factoren (bijvoorbeeld hypotheekrente-aftrek, ouderenkorting etc.), waardoor de Belastingdienst uitsluitend werkt met jaarinkomens en niet met delen van jaren. Voor de arbeidsmigrant betreft dat dus het in Nederland verdiende inkomen en het niet in Nederland belaste inkomen (op basis van artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen), dat tezamen het jaarinkomen vormt. Het jaarinkomen geldt voor alle toeslagen als uniform begrip. Artikel 4 in combinatie met artikel 2, eerste lid, van de Europese basisverordening voor sociale zekerheid, verbiedt de ongelijke behandeling van arbeidsmigranten. Bovendien heeft een arbeidsmigrant op basis van artikel 18, eerste lid, van de Europese basisverordening voor sociale zekerheid bij tijdelijk verblijf in Nederland recht op de zorgtoeslag volgens de Nederlands wetgeving alsof hij ingezetene van Nederland was.
Het Mirro-screeningsinstrument van Achmea |
|
Tunahan Kuzu (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het door zorgverzekeraar Achmea ontwikkelde Mirro-screeningsinstrument voor de basis-geestelijke gezondheidszorg?1
Ja, ik ken het initiatief. Stichting mirro is een initiatief waarin GGZ-aanbieders en Achmea samen werken aan het verbeteren van de GGZ. De inhoudelijke kennis voor de ontwikkeling van het zorgaanbod, zoals het mirro-screeningsinstrument, wordt ingebracht door het zorgveld en de ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt door financiering vanuit Achmea. Het screeningsinstrument is dan ook inhoudelijk ontwikkeld door het zorgveld en niet door Achmea. Bij de stichting zijn dit jaar meer dan 100 zorggroepen en GGZ instellingen aangesloten. Ook andere verzekeraars sluiten zich inmiddels aan om bij te dragen aan de doorontwikkeling.
Wat vindt u ervan dat zorgaanbieders van Achmea een korting krijgen van 8% als zij geen gebruik maken van het Mirro-screeningsinstrument, en het daaruit volgende verwijs-/behandeladvies?
Achmea beloont GGZ aanbieders die het mirro keurmerk dragen met een hoger tarief voor Basis GGZ producten dan GGZ aanbieders die niet het mirro concept toepassen. Het keurmerk bestaat niet alleen uit het gebruik van een screeningsinstrument. Ook het consequent gebruik van online zelfhulp, een gestructureerde samenwerking tussen de huisartsenvoorziening en Basis GGZ aanbieders, Routine Outcome Monitoring (ROM) effectmeting en het toepassen van vastgestelde behandelprotocollen zijn voorwaarden om het keurmerk te mogen dragen. Met het mirro keurmerk laten zorgaanbieders zien dat ze zich extra inspannen om kwalitatief hoogwaardige en passende zorg te bieden. De juiste zorg op het juiste moment, dicht bij de patiënt; dat is de ambitie van mirro. Van de circa 200 GGZ instellingen hebben zich meer dan de helft bij Stichting mirro aangemeld voor het keurmerk.
Het is overigens geen vereiste, noch vanuit de normeisen van het keurmerk noch vanuit het inkoopbeleid van Achmea, dat het advies dat de mirro-screener geeft over de best passende zorg per definitie wordt gevolgd. De screener ondersteunt de klinische blik van de zorgprofessional. Het instrument stelt ook specifiek een aantal vragen over het beeld dat de professional van de patiënt heeft. Die informatie leidt samen met de informatie over klachten en relevante persoonlijke omstandigheden tot een advies. Het is altijd aan de zorgprofessional om, op basis van de eigen klinische blik, te besluiten het advies van het screeningsinstrument wel of niet op te volgen. Door aanlevering van de al dan niet gevolgde screeneruitkomst bij de declaratie werken zorginstellingen transparant en kan inzicht in praktijkvariatie gepast gebruik bevorderen. Deze ontwikkeling wordt door het stelsel mijns inziens ook beoogd.
Wat vindt u ervan dat het Mirro-screeningsinstrument wetenschappelijk niet is gevalideerd, en dat zorgaanbieders de kwaliteit van het instrument ernstig betwijfelen, terwijl zorgaanbieders wel op het gebruik van het instrument worden afgerekend?
Er is op dit moment geen enkel gevalideerd instrument beschikbaar voor de totale screening op psychische klachten en toeleiding naar de juiste zorg, dat aansluit op de indeling van de GGZ per 1 januari 2014 in een Basis GGZ en gespecialiseerde GGZ. Het door Stichting mirro ontwikkelde screeningsinstrument is een vragenlijst die is gebaseerd op de Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders (DSM) en op ruim 10 jaar ervaring met het proces van toeleiden via een gestructureerd telefonisch interview. Met dit interview worden de aard, ernst en urgentie (risico), evenals de duur en complexiteit bepaald en beschreven. Deze criteria zijn ook in de screener verwerkt. Daarnaast is voor de ontwikkeling van de screener gebruikgemaakt van kennis van de gespecialiseerde GGZ en elementen uit onder meer gevalideerde vragenlijsten zoals Vierdimensionale klachtenlijst (4DKL) en een klinisch interview (de MINI). Het instrument combineert dus elementen uit (veelal) gevalideerde instrumenten die reeds gebruikt worden door zowel huisartsen als GGZ-aanbieders.
In opdracht van Stichting mirro vindt onderzoek plaats naar het effect en de validiteit van de mirro-screener. De screener zal zich ook steeds verder ontwikkelen aan de hand van data-analyse en gebruikerservaringen.Hoewel niet uit te sluiten valt dat er zorgaanbieders zijn die de kwaliteit van het instrument betwijfelen, hebben een meerderheid van de circa 200 GGZ instellingen en vele huisartsenvoorzieningen inmiddels ervoor gekozen om het screeningsinstrument te gebruiken en samen door te ontwikkelen. Naast het screeningsinstrument van mirro zijn enkele andere, min of meer vergelijkbare screeners in gebruik, zoals bijvoorbeeld de quickscreen van Telepsy. Telepsy biedt een gebruikersvriendelijke applicatie voor diagnostiek in de GGZ. Ook deze instrumenten zitten in de validatiefase. Zorgveld en verzekeraars hebben zo naar verwachting binnen enkele jaren de mogelijkheid om te kiezen voor het instrumenten met de hoogste gevalideerde voorspellende waarde. De Nederlandse geestelijke gezondheidszorg loopt voorop in de internationale ontwikkelingen ten aanzien van verwijsdiagnostiek en inzicht in behandeleffect en gepast gebruik.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars niet behoren te bepalen welke behandeling een patiënt krijgt? Deelt u voorts de mening dat de werkwijze van Achmea met betrekking tot het Mirro-screeningsinstrument onwenselijk is?
De mirro-screener geeft een advies aan de huisarts, de POH GGZ en GGZ professionals om patiënten de zorg te laten krijgen die men nodig heeft. Zorgverzekeraars bepalen daarmee niet welke behandeling een patiënt krijgt. Het stimuleren van het gebruik van beslissingsondersteunende instrumenten en kwalitatief goede zorg past bij de rol van de verzekeraar in ons stelsel en is derhalve juist wenselijk.
De 120.000 verzekerden die al jarenlang geen zorgpremie betalen, waardoor er één miljard euro aan onbetaalde premies open staat |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de tv-uitzending «120.000 verzekerden betalen al jaren geen zorgpremie»?1
Het uitgangspunt is dat mensen hun nominale zorgpremie betalen. Als teveel mensen niet betalen, ondermijnt dat op den duur de solidariteit in het stelsel.
Gaat de komende wijziging van de wanbetalersregeling deze hardnekkige groep wanbetalers aanpakken? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
In de beantwoording op de vragen van de leden Bouwmeester en Kuzu heb ik vermeld dat er al een strikt handhavingsbeleid wordt gevoerd om zoveel mogelijk bestuursrechtelijke premie te innen. Alles wat binnen de wettelijke kaders mogelijk is aan (zinvolle) incassoactiviteiten wordt al gedaan. Forsere (dwang)maatregelen zijn in het bestuursrecht niet aan de orde.
In het wetsvoorstel is voorts de mogelijkheid opgenomen om bepaalde groepen wanbetalers terug te geleiden naar de zorgverzekeraar. Voor de teruggeleiding is het van belang zorgvuldige voorwaarden te formuleren. Daarover moeten goede afspraken worden gemaakt. Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), Zorgverzekeraars en diverse gemeenten zijn al geruime tijd in gesprek over de mogelijkheden voor deze teruggeleiding. Ik zal voortdurend blijven zoeken naar maatregelen of initiatieven die deze groep substantieel verkleint.
Kunt u aangeven wat de verhouding is in deze hardnekkige groep wanbetalers tussen het aantal allochtonen en autochtonen?
Achtergrondkenmerken van alle wanbetalers in het bestuursrechtelijk premieregime, waaronder hun herkomst, worden in mijn opdracht jaarlijks verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en worden opgenomen in de VWS-Verzekerdenmonitor. De toepasselijke tabel is opgenomen op pagina 13.
Van de groep «overige westerse allochtonen» is geen verdere uitsplitsing naar nationaliteit opgenomen. Ik heb vooralsnog geen aanleiding te veronderstellen dat het aantal wanbetalers veel harder zal toenemen omdat onderdanen uit de genoemde landen hier komen wonen of werken.
Voorts heb ik dit jaar verzocht om nadere en gerichte analyses van achtergrondgegevens van wanbetalers die al vanaf het begin bij CVZ zitten, van wie CVZ nooit premie heeft ontvangen en die betalingsachterstand hebben van 1 tot 2 jaar of meer. Met deze gegevens wil ik beoordelen of ik, in aanvulling op de maatregelen die in het wetsvoorstel al staan, gerichter beleid kan voeren om wanbetaling tegen te gaan. Daarnaast gaat CBS ook aantallen wanbetalers per postcodegebied in kaart brengen en dit koppelen aan achtergrondkenmerken, ten behoeve van de regionale bijeenkomsten die gaan plaatsvinden tussen zorgverzekeraars en gemeenten in het kader van preventieactiviteiten.
Deelt u de mening dat het aantal wanbetalers nog veel harder zal toenemen door het openen van de grenzen voor Bulgaren en Roemenen?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat hardnekkige wanbetalers, die al jarenlang weigeren mee te werken aan een oplossing, nog wel alle zorg moeten ontvangen?
Indien de verzekering van deze wanbetalers zou worden opgeschort of zij geen recht meer hebben op een deel van de aanspraken, dan zal het ziekenhuis die medisch noodzakelijk zorg toch moeten verlenen. Het incassoprobleem wordt dan verplaatst naar de zorgaanbieder. Ik ben daar geen voorstander van.
Wanbetalers in de zorg |
|
Tunahan Kuzu (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de tv-uitzending over de toename van mensen die hun zorgpremie niet betalen?1
Ja.
Deelt u de mening dat er steun moet zijn voor mensen die hun zorgpremie niet kunnen betalen, alsook een strikt handhavingsbeleid voor degenen die niet willen betalen of niet mee willen werken aan een betalingsregeling? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Ja. Uitgangspunt is dan ook dat mensen hun nominale zorgpremie betalen. In beginsel zou iedereen dat moeten kunnen. Ruim 98% van de premieplichtige bevolking betaalt ook gewoon. Mensen met een laag inkomen krijgen zorgtoeslag, opdat ze hun zorgpremie kunnen betalen.
Als verzekerden de nominale premie aan de zorgverzekeraar niet betalen, worden ze na zes maanden aangemeld bij het College voor zorgverzekeringen (CVZ). De verzekerde blijft verzekerd. In plaats van de nominale premie wordt dan de (hogere) bestuursrechtelijke premie ingehouden op loon of uitkering (bronheffing). Als inhouding door bronheffing niet lukt volgen altijd stappen om de premie alsnog te kunnen innen.
Het CVZ hanteert bij afmelding voor het bestuursrechtelijk premieregime door een zorgverzekeraar beleidsregels. Op grond daarvan kan in geval van afmelding kwijtschelding van de opslag van 30%, dan wel de volledige nog niet betaalde bestuursrechtelijke premie plaatsvinden. Op die manier wordt steun gegeven aan mensen die écht problemen hebben hun zorgpremie te betalen en die meewerken aan een schuldsaneringstraject of die er in slagen hun schuld bij de zorgverzekeraar af te lossen. Daarnaast draagt dit beleid er toe bij dat mensen weer correct hun premie betalen aan de zorgverzekeraar en wordt recidive voorkomen.
Het strikte handhavingsbeleid blijkt uit de incassoactiviteiten die het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) uitvoert namens het CVZ.
Als er zorgtoeslag is dan wordt deze door de Belastingdienst rechtstreeks aan het CJIB betaald. Dat gebeurt bij 110.000 mensen waarbij de inning via het CJIB verloopt.
Wanbetalers worden vervolgens door het CJIB gemaand tot betalen van het resterende deel van de bestuursrechtelijke premie. Eerst wordt een acceptgiro gestuurd. Als mensen ondanks aanmaningen niet betalen, wordt een deurwaarder ingeschakeld die kijkt of binnen de regels van de rijksbrede invorderingswetgeving verhaal mogelijk is. Als er inkomen is waarop beslag kan worden gelegd, dan wordt dit gedaan. Op roerende goederen (huisraad, auto) wordt in de regel geen beslag gelegd omdat de kosten van verkoop meestal hoger zijn dan de baten.
Als deurwaarders vaststellen dat mensen geen inkomen of vermogen hebben, dat er al beslag is gelegd of dat mensen aan de beslagvrije voet zitten, kan er op dat moment niet worden verhaald. De rekening blijft dan gewoon openstaan en periodiek wordt opnieuw bezien of er verhaald kan worden.
Dit alles betekent dat binnen de wettelijke kaders gedaan wordt wat kan. Forsere (dwang)maatregelen zijn in het bestuursrecht niet aan de orde.
Deelt u de zorg dat moedwillige wanbetalers de solidariteit in de zorg aantasten?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er in totaal 315.000 mensen, waarvan 120.000 mensen structureel, hun zorgpremie niet betalen? Klopt het dat er momenteel een bedrag van 953 miljoen euro aan achterstallige zorgpremie openstaat? Klopt het dat dit bedrag elke maand groeit? Zo ja, met hoeveel?
Uit de maandrapportage van het CVZ blijkt dat er op 1 februari jl. 320.656 wanbetalers waren. Er zijn 119.774 wanbetalers die al 37 tot 56 maanden bij het CVZ zitten. Deze bijna 120.000 is nog geen negentiende procent (0,898%) van het totaal aantal premiebetalende verzekerden.
Voorts waren er 43.401 wanbetalers die 25 tot 36 maanden bij het CVZ zitten.
Op 1 februari jl. was er in totaal over de periode 2009–2014 € 1.980,65 miljoen aan bestuursrechtelijke premie opgelegd en € 814,15 miljoen premie daadwerkelijk geïnd. Er is dus nog een bedrag van € 887,3 miljoen premie aan openstaande premie. Ik merk op dat het deel dat door CJIB al is geïnd maar nog niet is afgedragen aan het CVZ, nog niet in deze cijfers is opgenomen. Het betreft hier «onderweg-gelden» en dat bedrag bedraagt momenteel € 50 miljoen.
In de media is ook een schatting gemaakt van bij zorgverzekeraars openstaande schuld. Daarom wordt het bedrag van 1 miljard genoemd. Ik heb daarover geen gegevens.
Het openstaande bedrag bij het CVZ groeit maandelijks met circa € 20 miljoen.
Welke oorzaken kunt u aanwijzen voor de groeiende groep structurele wanbetalers? Welke signalen heeft u, en het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), hierover ontvangen? Welke acties bent u bereid te ondernemen om deze stijging een halt toe te roepen?
Hoewel de stijging van het aantal wanbetalers vermoedelijk ook samenhangt met de huidige economische crisis is er al langer een tendens dat huishoudens meer schulden maken. De toename van de schuldenproblematiek kent derhalve ook een gedragsaspect. Niet altijd lijken mensen een zorgvuldige afweging te maken van de financiële risico’s bij het aangaan van verplichtingen en ook sturen mensen hun uitgaven patroon niet altijd bij wanneer er financiële tegenslag is.
Woensdag 5 februari jl. ontving ik de resultaten van de pilot van Zorgverzekeraar Menzis in samenwerking met Stadsbank Oost-Nederland en de gemeenten Enschede, Almelo en Hengelo.
Het rapport geeft een beeld van de financiële problematiek van wanbetalers zorgpremie. Daarover waren tot nu toe geen gegevens bekend. Gezien de informatieve waarde van dit rapport (zie onder meer de hoofdstukken 2 en 5) zend ik u dit bijgaand toe.2
Deelt u de conclusie in genoemde uitzending dat een deel van de wanbetaling te wijten is aan mensen waarvan het inkomen niet bekend is, of van wisselende aard is, waardoor de openstaande premie niet kan worden geïnd? Zo ja, welke maatregelen ziet u om bij deze groep mensen de zorgpremie toch te kunnen innen?
Bij de aanmelding als wanbetaler wordt direct getoetst of bronheffing mogelijk is. De groep die via CJIB loopt is door het CVZ in het voorjaar 2013 opnieuw getoetst op inkomen. Daar kwamen toen circa 30.000 wanbetalers naar voren die opnieuw in de bronheffing zijn gegaan. CVZ gaat dit binnenkort weer opnieuw toetsen waarbij ook gekeken wordt met welke frequentie een dergelijke actie wenselijk is. We moeten ons namelijk wel bedenken dat deze groep wanbetalers wordt gekenmerkt door een relatief hoge mate van instabiliteit in het inkomen. Het gaat om vele korte dienstverbanden, uitzendbanen, kortlopende uitkeringen, zelfstandigen, studenten en dergelijke. Op deze groepen kan het instrument van bronheffing niet goed worden toegepast. De inkomensverhouding, zo die er is, is in veel gevallen al weer beëindigd voordat de bronheffing is gestart. Om toch enig resultaat te boeken maar het instrument tegelijkertijd uitvoerbaar het houden, zal de toetsing twee keer per jaar plaatsvinden.
Voor de mensen die bij het CJIB in het incassotraject zitten wordt periodiek opnieuw bezien of er verhaald kan worden. In 2014 staat er er weer een massale actie van het CJIB op het programma om alle deurwaarders weer hernieuwd verhaalsonderzoek te laten doen. Als er voldoende middelen zijn, dan moet de CVZ-rekening gewoon betaald worden.
Inkomensgegevens anders dan die verkregen worden uit loon of uitkering zijn bij het CVZ noch bij het CJIB bekend. Dit soort gegevens zijn immers uiterst privacygevoelig en voor het doel van deze wet als zodanig niet zomaar beschikbaar voor het CVZ en het CJIB. Als er overige vormen van financiële bronnen zijn dan vormt dat onderdeel van het onderzoek door de deurwaarder.
Is het waar dat het inkomen van iemand met schulden maar één keer wordt gecontroleerd? Klopt het ook dat, indien dit inkomen niet voldoende blijkt, er na verloop van tijd geen nieuwe controle van het inkomen plaats heeft? Zijn er wettelijke of andere beperkingen, waardoor het inkomen niet vaker of slimmer kan worden gecontroleerd?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om samen met het CVZ, Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en andere betrokken partijen te onderzoeken op welke manier de groep structurele wanbetalers kan worden teruggedrongen? Kunt u de Kamer hierover informeren voor de wetsbehandeling over wanbetalers?
Het wetsvoorstel richt zich met name op de instroombeperking door veel preventieve maatregelen. Ik bezin mij eveneens op maatregelen om de «harde kern» van de wanbetalers terug te dringen. Ik zal van de zomer met een aanvullend pakket richting uw Kamer komen.
Het bericht dat zorgverzekeraar De Friesland studenten probeert te lokken door ze een gratis schoonmaakster aan te bieden |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hoe oordeelt u over het bericht dat zorgverzekeraar De Friesland studenten probeert te lokken door ze een gratis schoonmaakster aan te bieden?1
Zorgverzekeraars proberen via reclames op radio en televisie en door het aanbieden van cadeaus verzekerden over te halen om over te stappen naar hun zorgverzekering. Het aanbieden van een gratis schoonmaak van maximaal 3 uur bij het overstappen naar De Friesland is een voorbeeld van een dergelijke wervingsactiviteit. Het is aan zorgverzekeraars om hun strategie te bepalen om meer verzekerden aan zich te binden. Zorgverzekeraars dienen hun zorgplicht na te komen. Zij kunnen echter zelf bepalen òf en zo ja op welke manier zij reclame maken en hoeveel geld zij hieraan besteden. Dit valt buiten mijn verantwoordelijkheid.
Wanneer u een keuze moet maken, vindt u dan dat studenten een hulp in de huishouding nodig hebben òf de ouderen die hun thuiszorghulp dreigen kwijt te raken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals gesteld dienen zorgverzekeraars hun zorgplicht na te komen. Een verzekeraar dient ervoor te zorgen dat zijn verzekerden zorg of een vergoeding voor deze zorg ontvangen wanneer zij hier recht op hebben. De NZa ziet er op toe dat zorgverzekeraars hun zorgplicht nakomen.
De genoemde actie van De Friesland is een voorbeeld van een wervingsactiviteit van een zorgverzekeraar om verzekerden over te halen om over te stappen naar hun zorgverzekering. Zorgverzekeraars zijn zelf verantwoordelijk voor hun marktpositioneringstrategie. Zij hebben de vrijheid om zelf te bepalen hoeveel geld zij uitgeven aan het aantrekken van verzekerden. Dit valt buiten mijn verantwoordelijkheid als minister. Mijn oordeel over deze wervingsactiviteit doet derhalve niet terzake.
Vindt u het niet zuur dat studenten wel hulp in de huishouding krijgen betaald uit zorggeld, terwijl veel ouderen hun thuiszorghulp dreigen kwijt te raken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Waar denkt u dat Nederlanders het collectief opgebrachte zorggeld liever aan besteed zien worden: een schoonmaakster voor studenten of aan thuiszorg voor ouderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de visie dat geld dat voor zorg bedoeld is, ook besteed moet worden aan mensen die deze zorg nodig hebben? Is daar volgens u hier sprake van?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraar De Friesland er liever voor kiest geld te besteden aan een schoonmaakhulp voor studenten, dan dat geld te besteden aan mensen die echt zorg nodig hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Onder welke post behoort De Friesland deze voorziening te boeken in de jaarrekening? Hoort dit onder zorgkosten, acquisitiekosten, promotie of reclame? Bent u bereid uit te zoeken waar De Friesland dit in de jaarrekening boekt en of dit rechtmatig is? zo neen, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 1 en het gecombineerde antwoord op de vragen 2 tot en met 6 is genoemd, is er hier sprake van een wervingsactiviteit door een zorgverzekeraar. De marktpositioneringstrategie van zorgverzekeraars valt buiten mijn verantwoordelijkheid.
Uiteraard kunnen zorgverzekeraars de kosten voor dergelijke wervingsacties niet ten laste van de Zorgverzekeringswet declareren, aangezien het geen kosten betreffen van zorg die tot het basispakket behoort. De NZa ziet hier op toe.
Ik heb begrepen dat De Friesland de kosten voor deze actie in de jaarrekening onder «beheerskosten» opneemt, onder «overige beheerskosten». De Friesland maakt hierbij geen onderscheid in bijvoorbeeld acquisitiekosten en/of promotie- of reclamekosten.
Kunt u een overzicht verstrekken welke aanbiedingen zorgverzekeraars de afgelopen overstapperiode gedaan hebben die niets met zorg te maken hebben om klanten te lokken? Wat is uw oordeel over deze lokkertjes?
Ik heb geen overzicht welke aanbiedingen zorgverzekeraars verstrekken om nieuwe verzekerden aan hen te binden. Zorgverzekeraars bepalen zelf op welke wijze zij reclame maken en hoe hoog het budget is dat zij hieraan besteden. Iedere zorgverzekeraar stelt zijn eigen marktpositioneringstrategie vast en houdt hierbij rekening met zijn concurrentiepositie. Zoals hiervoor reeds aangegeven, valt dit buiten mijn verantwoordelijkheid als minister.
Wanneer u zich zorgen maakt over de zorgkosten, is het dan niet verstandig om er zorg voor te dragen dat zorggeld ook wordt besteed aan zorg in plaats van aan lokkertjes? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Wat gaat u ondernemen om te garanderen dat zorggeld in de toekomst besteed wordt aan zorg voor die mensen die het echt nodig hebben?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u ervan op de hoogte dat in 2012 aan totale promotie, reclame en acquisitie 541 miljoen euro is uitgegeven, waarmee het bedrag per overstappende verzekerde uit kwam op zeker vijf maandpremies (500 euro)? Is dat bedrag voor 2013 gelijk of ligt het hoger omdat er erg weinig overstappers zijn geweest?
Dit bedrag wordt genoemd in een artikel in de Telegraaf van 14 oktober 2013. Het is mij onbekend hoe tot dat cijfer is gekomen. Ik wil benadrukken dat zorgverzekeraars de vrijheid hebben om zelf te bepalen hoeveel geld ze aan het werven van klanten besteden en dat ik daar als Minister niet over ga. Het is mij dan ook niet bekend hoe hoog deze bedragen voor 2013 zijn.
Kunt u het overzicht sturen van de winstramingen van de zorgverzekeraars over 2013? Zo neen, wanneer kan De Nederlandsche Bank deze winstraming afgeven? Wilt u deze dan per ommegaande aan de Kamer toesturen?
Ik kan nog geen verwachting uitspreken over het resultaat dat zorgverzekeraars hebben behaald over 2013. Verzekeraars publiceren hun jaarcijfers in de jaarverslagen 2013. Deze zullen in de loop van het tweede kwartaal van 2014 beschikbaar komen. Rond die tijd zal ook De Nederlandsche Bank een landelijk beeld over 2013 kunnen geven.
Het bericht dat zorgverzekeraars risicoselectie toepassen op buitenlandse werknemers die in Nederland actief zijn door ze een polis zonder eigen risico aan te bieden |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hoe reageert u op het bericht dat zorgverzekeraars risicoselectie toepassen op buitenlandse werknemers die in Nederland actief zijn door ze een polis zonder eigen risico aan te bieden?1
In de uitzending bij RTL Nieuws is aandacht geschonken aan een zorgverzekering voor buitenlandse seizoenarbeiders, waarbij het verplicht en/of vrijwillig eigen risico is herverzekerd via een aanvullende verzekering. Ik ben bekend met constructies waarbij via de aanvullende verzekering het verplicht en/of vrijwillig eigen risico wordt herverzekerd. Dergelijke constructies worden aangeboden aan specifieke doelgroepen, zoals aan buitenlandse (seizoen)arbeiders, expats, uitkeringsgerechtigden en minima. En tot afgelopen jaar ook aan studenten2.
In 2009 heeft de NZa een analyse verricht naar het herverzekeren van het eigen risico en zij zagen toen geen problemen met dergelijke constructies. De constructies doen zich namelijk voor buiten het wettelijk kader van de Zvw, in de aanvullende verzekering. Daarnaast wordt het herverzekeren van het (verplichte danwel vrijwillige) eigen risico via de aanvullende verzekering veelal via een collectiviteit aan specifieke doelgroepen aangeboden. Het is toegestaan een collectiviteit alleen open te stellen voor een bepaalde doelgroep.
De NZa concludeerde in 2009 dat de constructies een beperkte omvang hebben en dat niet is vastgesteld dat er binnen de betreffende collectiviteiten risicoselectie plaatsvindt.
Ik heb destijds met de NZa afgesproken dat zij de ontwikkelingen rondom het herverzekeren zouden volgen. Dit doen zij nog steeds en de NZa rapporteert jaarlijks over de omvang van verzekerden die een herverzekering van het eigen risico hebben.
De constructies hebben nog steeds een beperkte omvang. Uit de marktscan zorgverzekeringsmarkt 2013 van de NZa volgt dat in 2013 minder dan 2% van de verzekerden het verplicht danwel vrijwillig eigen risico heeft herverzekerd. In 2013 is het aantal mensen die het vrijwillig danwel verplicht eigen risico hebben herverzekerd sterk gedaald ten opzichte van 2012 (met 22%).
Is het wat u betreft acceptabel dat deze groep premiebetalers wordt gevrijwaard van het betalen van een eigen risico, terwijl voor andere premiebetalers het eigen risico inmiddels 360 euro is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit navraag bij verzekeraars die een herverzekering van het eigen risico aan buitenlandse seizoensarbeiders aanbieden, blijkt dat hiervoor een specifieke reden is. Zij willen namelijk zekerheid hebben dat het eigen risico wordt betaald als er zorgkosten worden gemaakt. Zoals bekend kan het enige tijd duren voordat declaraties van behandelingen door de zorgaanbieder worden ingediend bij de zorgverzekeraar. Vaak is op dat moment de seizoensarbeider al niet meer werkzaam in Nederland waardoor de rekening voor het eigen risico dus niet betaald wordt, aangezien de seizoensarbeider dan meestal niet meer vindbaar is. Dit heeft verzekeraars en daarmee de overige premiebetalers in het verleden geld gekost en is voor hen een reden om het eigen risico voor de deze doelgroep te herverzekeren. Ook de premiebetaling verloopt via de werkgever om oninbare premies te voorkomen.
Overigens zijn er voor bijstandsgerechtigden en minima bijvoorbeeld ook collectiviteiten (in samenwerking met gemeenten) waarbij het verplichte eigen risico wordt herverzekerd; dit om eventuele betalingsproblemen rondom het eigen risico bij deze groep te voorkomen.
De verzekeraars die het eigen risico herverzekeren voor buitenlandse seizoenarbeiders, geven overigens aan dat dit niet gratis is. Het eigen risico wordt niet individueel maar op groepsniveau (dus collectief) herverzekerd. De premie voor de collectieve verzekering wordt onder andere gebaseerd op de ingeschatte werkelijke kosten die onder het eigen risico vallen van de gehele groep. Die kan laag blijven omdat deze groep weinig zorg gebruikt. Uiteindelijk betalen alle seizoensarbeiders binnen de collectiviteit de rekeningen voor het eigen risico samen.
Kunt u een compleet overzicht geven welke zorgverzekeraars de betreffende polis aanbieden?
Voor zover bij mij bekend worden door verzekeraars Achmea, CZ en ENO collectieve verzekeringen aangeboden aan buitenlandse seizoenarbeiders waarbij het eigen risico wordt herverzekerd via de aanvullende verzekering. Overigens, nagenoeg alle verzekeraars bieden samen met gemeenten ook collectiviteiten aan voor minima en bijstandsgerechtigden waarbij het verplichte eigen risico wordt herverzekerd. Ik verwijs u graag naar de marktscan Zorgverzekeringsmarkt 2009–2013 van de NZa3, waar informatie is opgenomen over het herverzekeren van het eigen risico.
Kunt u precies aangeven welke maas in de wet door de zorgverzekeraars wordt gebruikt om deze polis aan te bieden?
Er is geen sprake van een maas in de wet. De herverzekering van het eigen risico voor buitenlandse seizoenarbeiders en die voor minima en bijstandsgerechtigden wordt aangeboden via een aanvullende verzekering en voor zover bij mij bekend binnen een collectiviteit. Het is toegestaan een collectiviteit alleen open te stellen voor een bepaalde doelgroep. Daarnaast kunnen verzekeraars zelf bepalen wie zij aanvullend willen verzekeren. Er geldt namelijk geen acceptatieplicht voor een aanvullende verzekering, zoals deze wel geldt voor de basisverzekering.
Hoe reageert u op de uitspraak van een woordvoerster van Achmea dat buitenlandse werknemers die in Nederland actief zijn «nagenoeg geen zorg gebruiken, daarop is de premie ook afgestemd»? Deelt u de mening dat dit het bewijs is dat deze polis enkel tot doel heeft risicoselectie toe te passen?
Nee, deze mening deel ik niet. Zoals ik bij het antwoord op vraag 1 reeds heb aangegeven, heeft de NZa in 2009 een analyse verricht naar het herverzekeren van het eigen risico. Daarbij is niet vastgesteld dat er binnen de betreffende collectiviteiten risicoselectie plaatsvindt.
Verzekeraars bieden herverzekeringen van het eigen risico aan, aan specifieke doelgroepen (zoals buitenlandse seizoenarbeiders en minima en bijstandsgerechtigden), om te voorkomen dat het eigen risico niet geïnd kan worden en daarmee te voorkomen dat alle verzekerden hier financieel voor opdraaien.
Overigens hebben verzekeraars na het verschijnen van de evaluatie van de risicoverevening4 (cie Don), waarin risicoselectie een specifiek aandachtspunt was, opnieuw overwogen aan welke doelgroepen zij het herverzekeren van het eigen risico aanbieden. Hierdoor zijn er per 2014 geen herverzekeringen van het eigen risico meer voor studenten.
Blijft u er ook, gezien eerdere voorbeelden, bij dat risicoselectie slechts beperkt wordt toegepast door zorgverzekeraars? Kunt u uw antwoord toelichten?2 3 4
Ja, ik heb tot op heden van de NZa geen signalen ontvangen over schending van acceptatieplicht, het verbod op premiedifferentiatie of andere vormen van risicoselectie die in strijd zijn met de Zorgverzekeringswet. Graag verwijs ik u ook naar de Kamervragen van het lid Bouwmeester (PvdA) over risicoselectie door zorgverzekeraars in de basisverzekering (ingezonden 30 december 2013), die ik zeer recentelijk heb beantwoord.
Deelt u de visie dat deze maas in de wet gedicht moet worden, om deze vorm van risicoselectie uit te sluiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen wij een voorstel verwachten?
Zoals aangegeven in mijn reactie op vraag 5 ben ik niet van mening dat het herverzekeren van het eigen risico zoals dit momenteel plaatsvindt als doel heeft risicoselectie toe te passen.
Omdat het herverzekeren van het eigen risico via de aanvullende verzekering plaatsvindt, en de aanvullende verzekering de verantwoordelijkheid is van zorgverzekeraars, kan ik dergelijke verzekeringen ook niet verbieden. De vraag is ook of dat in het belang zou zijn van de overige premiebetalers. Daarnaast is er geen sprake van een maas in de wet.
De NZa ziet op dit moment geen aanleiding om het herverzekeren van het eigen risico opnieuw onder de loep te nemen. Wel heb ik de NZa inmiddels opnieuw verzocht aan dit onderwerp in de jaarlijkse marktscan zorgverzekeringsmarkt extra aandacht te besteden.
Moet het eigen risico niet van tafel, zowel om principiële redenen – een oneerlijke drempel voor mensen die zorg nodig hebben – als vanwege het feit dat het kan leiden tot risicoselectie? Zo ja, gaat het u dan het eigen risico afschaffen? Zo neen, waarom niet? Oudere betaalt meer voor aanvullende verzekering, 5 november 2013,
Zoals aangegeven in mijn reactie op de vraag 5 ben ik niet van mening dat het herverzekeren van het eigen risico zoals dit momenteel plaatsvindt als doel heeft risicoselectie toe te passen. Voor wat betreft het afschaffen van het eigen risico om principiële redenen, merk ik op dat het afschaffen van het eigen risico een premieverhoging voor alle verzekerden betekent. Ergens moet de zorg van betaald worden. Er zit een maximum aan wat verzekerden bereid zijn om te betalen voor iets waarvan zij zelf geen gebruikmaken. Het is van belang het draagvlak voor de ziektekostenverzekering zo breed mogelijk te houden. Zodat er ook draagvlak is onder de groep verzekerden die geen gebruik maken van zorg. Het evenwicht tussen wat verzekerden moeten betalen die geen gebruik maken van zorg en wat verzekerden betalen die voor hele hoge bedragen gebruik maken van zorg, vind ik in balans. Om de solidariteit verder te waarborgen worden verzekerden met de laagste inkomens in 2014 via de zorgtoeslag met € 287 gecompenseerd voor de kosten van het eigen risico. Netto betalen zij dus € 73 aan eigen risico. Naarmate het inkomen stijgt, zal de compensatie voor het eigen risico via de zorgtoeslag afnemen.
Oudere betaalt meer voor aanvullende verzekering, 5 november 2013,
Discriminerende zorgverzekeraars die een spotgoedkope zorgverzekering met nul eigen risico aanbieden aan uitsluitend buitenlanders |
|
Geert Wilders (PVV), Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de tv-uitzending over de spotgoedkope zorgverzekeringen met nul eigen risico die uitsluitend gelden voor buitenlanders?1
In de uitzending bij RTL Nieuws is aandacht geschonken aan een zorgverzekering voor buitenlandse seizoenarbeiders, waarbij het verplicht en/of vrijwillig eigen risico is herverzekerd via een aanvullende verzekering. Ik ben bekend met constructies waarbij via de aanvullende verzekering het verplicht en/of vrijwillig eigen risico wordt herverzekerd. Dergelijke constructies worden aangeboden aan specifieke doelgroepen, zoals aan buitenlandse (seizoen)arbeiders, expats, uitkeringsgerechtigden en minima. En tot afgelopen jaar ook aan studenten2.
In 2009 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een analyse verricht naar het herverzekeren van het eigen risico en zij zagen toen geen problemen met dergelijke constructies. De constructies doen zich namelijk voor buiten het wettelijk kader van de Zorgverzekeringswet, in de aanvullende verzekering. Daarnaast wordt het herverzekeren van het (verplichte danwel vrijwillige) eigen risico via de aanvullende verzekering veelal via een collectiviteit aan specifieke doelgroepen aangeboden. Het is toegestaan een collectiviteit alleen open te stellen voor een bepaalde doelgroep.
De NZa concludeerde in 2009 dat de constructies een beperkte omvang hebben en dat niet is vastgesteld dat er binnen de betreffende collectiviteiten risicoselectie plaatsvindt.
Ik heb destijds met de NZa afgesproken dat zij de ontwikkelingen rondom het herverzekeren zouden volgen. Dit doen zij nog steeds en de NZa rapporteert jaarlijks over de omvang van verzekerden die een herverzekering van het eigen risico hebben.
De constructies hebben nog steeds een beperkte omvang. Uit de marktscan zorgverzekeringsmarkt 2013 van de NZa volgt dat in 2013 minder dan 2% van de verzekerden het verplicht danwel vrijwillig eigen risico heeft herverzekerd. In 2013 is het aantal mensen die het vrijwillig danwel verplicht eigen risico hebben herverzekerd sterk gedaald ten opzichte van 2012 (een daling van 22%).
Waarom komen alleen buitenlandse werknemers in aanmerking voor een dergelijke superzorgpolis?
Uit navraag bij verzekeraars die een herverzekering van het eigen risico aan buitenlandse seizoensarbeiders aanbieden, blijkt dat hiervoor een specifieke reden is. Zij willen namelijk zekerheid hebben dat het eigen risico wordt betaald als er zorgkosten worden gemaakt. Zoals bekend kan het enige tijd duren voordat declaraties van behandelingen door de zorgaanbieder worden ingediend bij de zorgverzekeraar. Vaak is op dat moment de seizoensarbeider al niet meer werkzaam in Nederland waardoor de rekening voor het eigen risico dus niet betaald wordt, aangezien de seizoensarbeider dan meestal niet meer vindbaar is. Dit heeft verzekeraars en daarmee de overige premiebetalers in het verleden veel geld gekost en is voor hen een reden om het eigen risico voor de deze doelgroep te herverzekeren. Ook de premiebetaling verloopt via de werkgever om oninbare premies te voorkomen.
Verzekeraars spelen dus in op problematiek bij specifieke groepen. Zo zijn er voor bijstandsgerechtigden en minima bijvoorbeeld ook collectiviteiten (in samenwerking met gemeenten) waarbij het verplichte eigen risico wordt herverzekerd; dit om eventuele betalingsproblemen rondom het eigen risico bij deze groep te voorkomen.
De verzekeraars die het eigen risico herverzekeren voor buitenlandse seizoenarbeiders, geven overigens aan dat dit niet gratis is. Het eigen risico wordt niet individueel maar op groepsniveau (dus collectief) herverzekerd. De premie voor de collectieve verzekering wordt onder andere gebaseerd op de ingeschatte werkelijke kosten die onder het eigen risico vallen van de gehele groep. Die kan laag blijven omdat deze groep weinig zorg gebruikt. Uiteindelijk betalen alle seizoensarbeiders binnen de collectiviteit de rekeningen voor het eigen risico samen.
Wordt het kwijtschelden van het eigen risico bij buitenlandse werknemers ingegeven door het feit dat het eigen risico toch niet te innen valt, omdat ze dan al weer uit Nederland vertrokken zijn?
Er is geen sprake van het kwijtschelden van het eigen risico. Het eigen risico wordt verzekerd via de aanvullende verzekeringen en daarvoor wordt extra premie betaald. Zie verder mijn reactie op vraag 1, 2 en 4.
Deelt u de mening dat de gewone Nederlanders ernstig gedupeerd worden door dit soort constructies, omdat de zorg voor hen alleen maar duurder wordt? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in mijn reactie op vraag 2 bieden verzekeraars herverzekeringen van het eigen risico aan specifieke doelgroepen aan, om te voorkomen dat het eigen risico niet geïnd kan worden en daarmee te voorkomen dat alle verzekerden hier financieel voor opdraaien. «Gewone Nederlanders» hebben hier derhalve financieel baat bij.
Verzekeraars hebben na het verschijnen van de evaluatie van de risicoverevening (commissie Don), waarin risicoselectie een specifiek aandachtspunt was, opnieuw overwogen aan welke doelgroepen zij het herverzekeren van het eigen risico aanbieden. De verzekeraars die een dergelijke verzekering ook aan studenten aanboden, hebben besloten dit uit te faseren. Hierdoor zijn er per 2014 geen herverzekeringen van het eigen risico meer voor studenten.
Zoals reeds bij het antwoord op vraag 1 aan de orde is gekomen, blijkt uit de marktscan van 2013 dan ook dat het aantal mensen die het vrijwillig danwel verplicht eigen risico hebben herverzekerd sterk is gedaald ten opzichte van 2012 (met 22%). Minder dan 2% van de verzekerden heeft het eigen risico herverzekerd.
Bent u bereid hier onmiddellijk een einde aan te maken, en de zorgverzekeraars te verplichten dergelijke polissen ook aan Nederlanders aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
Omdat het herverzekeren van het eigen risico via de aanvullende verzekering plaatsvindt, en de aanvullende verzekering de verantwoordelijkheid is van zorgverzekeraars, kan ik dergelijke verzekeringen niet verbieden. Daarnaast is de de vraag of dat verstandig zou zijn. Deze verzekeringen worden niet alleen aan buitenlandse seizoensarbeiders aangeboden, maar bijvoorbeeld ook aan minima en bijstandsgerechtigden.
De NZa ziet op dit moment geen aanleiding om het herverzekeren van het eigen risico opnieuw onder de loep te nemen, wel heb ik de NZa opnieuw verzocht aan dit onderwerp in de jaarlijkse marktscan zorgverzekeringsmarkt extra aandacht te besteden.
Het bericht dat onverzekerde Oost-Europeanen ziekenhuizen miljoenen kosten |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hoe reageert u op het bericht dat ziekenhuizen miljoenen mislopen doordat onverzekerde Oost-Europeanen de rekening niet kunnen betalen?1
Ik ben van mening dat iedereen verzekerd moet zijn of zijn rekening dient te betalen, omdat anders de solidariteit van het stelsel wordt aangetast. Wel merk ik op dat in onze maatschappij ook het uitgangspunt geldt dat indien mensen acuut medische zorg nodig hebben, onverzekerd zijn en de rekening niet zelf kunnen betalen, deze zorg toch niet wordt onthouden.
Kunt u een overzicht geven hoeveel geld ziekenhuizen de afgelopen vijf jaar zijn misgelopen? Kunt u dat uitsplitsen per jaar?
Oost-Europeanen die in Nederland wonen of in Nederland werken zijn verzekeringsplichtig voor de Zvw. Ingevolge de Wet opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering (Ovoz) kunnen onverzekerde verzekeringsplichtigen aan de hand van het burgerservicenummer worden opgespoord indien zij bekend zijn in de gemeentelijke basisadministratie, maar het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) houdt niet de nationaliteit bij, omdat dit voor de uitvoering van die wet geen relevant gegeven is.
De door u gevraagde informatie is derhalve niet bij het CVZ beschikbaar.
Ik heb recent aan de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) gevraagd of zij in kaart willen brengen welke opbrengsten ziekenhuizen missen door onverzekerden en om welke aantallen onverzekerden het gaat die zich melden voor medische hulp. Ook moet zo zichtbaar worden of het fenomeen zich concentreert in bepaalde ziekenhuizen of dat het min of meer gelijk verdeeld is over het land.
Tevens zal ik aan hen vragen of en in welke mate het mogelijk is deze verder uit te splitsen naar nationaliteit. Als ik deze cijfers van de ziekenhuizen ontvangen heb, zal ik u daar over informeren.
Kunt u een overzicht geven hoeveel Oost-Europeanen die in Nederland woonachtig en werkzaam zijn geen verplichte zorgverzekering hebben afgesloten? Kunt u deze cijfers uitsplitsen per land?
Zie antwoord vraag 2.
Neemt het aantal onverzekerde Oost-Europeanen de afgelopen jaren toe of af? Kunt u inzicht verschaffen in de trendmatigheid van het aantal onverzekerden? Kunt u deze trend nader verklaren?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er onverzekerde Oost-Europeanen in Nederland woonachtig en werkzaam zijn omdat het de solidariteit in het zorgstelsel ondermijnt?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft dit als gevolg dat Oost-Europeanen in sommige gevallen verstoken blijven van noodzakelijke zorg? Hoe vaak komt dit voor? Kunt u uw antwoord toelichten?
Iedereen in Nederland heeft toegang tot de voor hem of haar medisch noodzakelijke zorg. Het is exclusief aan de arts om te beoordelen of zorg medisch noodzakelijk is.
De arts neemt de gezondheid van en de zorg voor de patiënt als uitgangspunt. De grondslagen van het werk van artsen zijn vastgelegd in de artseneed en in wetgeving. Deze zijn vertaald naar gedragscodes, die artsen verplichten om hun kennis en vaardigheden in te zetten ter bevordering van de gezondheid en het welzijn van de patiënt, kwalitatieve zorg te bieden, daarbij het recht op zelfbeschikking van de patiënt te respecteren en in het belang van de volksgezondheid te handelen.
Ik heb geen signalen dat voorkomt dat medisch noodzakelijke zorg aan deze groep personen of andere onverzekerden niet zou zijn gegeven.
Welke verklaring heeft u ervoor dat Oost-Europeanen onverzekerd zijn? Welke rol spelen werkgevers en uitzendbureaus daarin? Wat is hun verantwoordelijkheid in dezen?
Oost-Europeanen die in Nederland wonen of werken zijn verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Een mogelijke verklaring is dat personen wel verzekeringsplichtig zijn in Nederland, maar zich niet aanmelden bij een Nederlandse zorgverzekeraar. In de praktijk blijkt dat werkgevers en uitzendbureaus hier – evenals de overheid – een voorlichtende rol op zich nemen.
Europese arbeidsmigranten worden in de rijksoverheidsbrochure «Nieuw in Nederland» voorgelicht over hun rechten en plichten in Nederland, waaronder de plicht tot het afsluiten van een Nederlandse zorgverzekering. Daarbij wordt tevens verwezen naar de internetpagina van het CVZ, waarin duidelijk wordt gemaakt dat men als onverzekerde een boete kan verwachten.
Deze brochure voor Europese arbeidsmigranten is er in 14 Europese talen. Arbeidsmigranten worden bij verschillende gelegenheden geattendeerd op deze brochure. Bijvoorbeeld als arbeidsmigranten zich inschrijven als niet-ingezetene. Of bijvoorbeeld bij gemeentelijke bijeenkomsten voor arbeidsmigranten of andere contacten met de gemeente. Voorts is de brochure verspreid onder de verschillende ambassades en EURES kantoren.
Een andere verklaring kan zijn dat mensen nog in hun land van herkomst verzekerd zijn. De meeste lidstaten kennen een ingezetenenstelsel, zodat iemand die kort in Nederland verblijft en acuut zorg nodig heeft, in beginsel verzekerd is in het woonland. In Europese regelgeving is voorzien in betaling van de kosten in deze situaties. Uit informatie van CVZ blijkt, dat er geen betalingsproblemen met deze landen zijn.
Wat doet u om onverzekerde Oost-Europeanen op te sporen? Is het waar dat de opsporing van onverzekerde Oost-Europeanen zeer gebrekkig is?
Voor het antwoord op deze vraag is het noodzakelijk onderscheid te maken naar de verblijfstitel. Op grond van Europese regelgeving hebben personen met de nationaliteit van een EU- of EER-lidstaat of Zwitserland het recht om in een ander EU-land te kunnen verblijven. Voor een verblijf van minder dan drie maanden mogen geen voorwaarden worden gesteld en hoeft betrokkene alleen in het bezit te zijn van een identiteitsbewijs. Dit betekent dat «toeristen» uit deze landen hier vrij kunnen verblijven, ook als zij niet beschikken over een dekking tegen ziektekosten.
Als deze personen langer dan drie maanden in Nederland willen verblijven moeten zij aantonen dat zij in hun levensonderhoud kunnen voorzien en een zorgverzekering hebben. Voor verblijf langer dan drie, respectievelijk vier maanden is inschrijving bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), respectievelijk in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) verplicht. Werknemers uit vrijwel alle landen van de EU of de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen in Nederland werken zonder vergunning. 2
Indien een EU-ingezetene in Nederland wonen of gaan werken, wordt op hen de Nederlandse wetgeving van toepassing, en ontstaat uit dien hoofde AWBZ-verzekering en Zvw-verzekeringsplicht.
Op grond van de nationale wetgeving is een persoon verzekerd ingevolge de volksverzekeringen, waaronder de AWBZ, en verzekeringsplichtig ingevolge de Zorgverzekeringswet, als hij ingezetene is van Nederland of als niet-ingezetene in Nederland werkt. Alleen dan mag en moet hij een Nederlandse zorgverzekering sluiten.
Ingevolge de Wet Ovoz kunnen onverzekerde verzekeringsplichtigen worden opgespoord indien zij bekend zijn in de gemeentelijke basisadministratie. Opsporing gebeurt immers aan de hand van het burgerservicenummer.
Met ingang van 6 januari 2014 is de Wet basisregistratie personen in werking getreden. De basisregistratie personen (bpr) wordt gevormd uit de GBA en de (nieuw opgezette) registratie niet-ingezetenen (RNI). In de RNI worden onder meer personen opgenomen die niet of korter dan vier maanden in Nederland wonen en een relatie hebben met Nederlandse overheidsinstellingen, zoals mensen die tijdelijk in Nederland werken of in het buitenland pensioen ontvangen. Vanaf genoemde datum kunnen niet-ingezetenen bij achttien gemeenten in Nederland terecht voor inschrijving in de RNI. Ook wordt de RNI gevuld door de Belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank, het UWV en het CVZ met gegevens van personen die buiten Nederland verblijven en een inkomensverhouding met Nederland hebben. Iemand die is ingeschreven in de GBA of RNI krijgt ook een burgerservicenummer. Op den duur kunnen dus ook verzekeringsplichtige niet-ingezetenen beter worden opgespoord dan op basis van de huidige bestandsvergelijking.
Opsporing van EU-onderdanen die zich niet inschrijven of hebben ingeschreven in de GBA of RNI, omdat het op grond van de regelgeving niet nodig is of omdat zij dit hebben nagelaten, is op grond van de Wet Ovoz niet mogelijk omdat deze mensen geen burgerservicenummer hebben. Als het gaat om mensen die hier korten dan drie maanden verblijven, zoals toeristen, is dit ook ondoenlijk en ongewenst.
Het kabinet heeft al eerder aangegeven de met het vrije verkeer van personen uit nieuwe EU-lidstaten samenhangende problematiek op diverse manieren aan te pakken, bijvoorbeeld door betere voorlichting en door betere handhaving van de registratieplicht. Ik verwijs kortheidshalve naar de brief van 13 september 2013 van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstukken II, 29 407, nr. 175). Het beleid van is om mensen zonder burgerservicenummer uit EU-landen op te sporen, bijvoorbeeld via gegevensuitwisseling tussen de Inspectie SZW en gemeenten, en hen alsnog in te schrijven in GBA of RNI.
Hoelang bent u bekend met dit probleem en welke actie heeft u ondernomen? Bent u van mening dat dit afdoende was?
Dat ziekenhuizen in algemene zin worden geconfronteerd met onverzekerden die hun rekening niet kunnen betalen is niet nieuw. Dat onderdanen van EU-landen in toenemende mate onverzekerd zouden zijn is een relatief nieuw geluid.
Het bredere onderwerp van grenzen, mobiliteit en migratie en daarbinnen «migratie en gezondheid», is overigens ook een onderwerp dat de aandacht heeft in Europa. De huidige voorzitter van de EU, Griekenland, ziet dit onderwerp als een prioriteit van het Voorzitterschap.
Het kabinet heeft uw Kamer al eerder gemeld de met het vrije verkeer van personen uit nieuwe EU-lidstaten samenhangende problematiek op diverse manieren aan te pakken. Ik verwijs kortheidshalve naar onder meer de brieven van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 augustus 2012 over de voortgang maatregelen EU-arbeidsmigratie (Kamerstukken II, 29 407, nr. 149), van 13 september 2013 (Kamerstukken II, 29 407, nr. 175), het Verslag van het algemeen overleg van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 17 oktober 2013 (Kamerstukken II, 29 407, nr. 178) en de bij Kamerstuk 29 407, nr. 149 behorende (meest recente) rapportage over aantallen geregistreerde en niet-geregistreerde burgers uit lidstaten die in Nederland verblijven.
Wat gaat u ondernemen om het aantal onverzekerde Oost-Europeanen terug te dringen?
Zie antwoord vraag 8.
Risicoselectie door zorgverzekeraars in de basisverzekering |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel van Wynand van de Ven over risicoselectie door zorgverzekeraars in de basisverzekering?1
Ja.
Deelt u de mening dat een robuust basispakket voor iedereen beschikbaar moet zijn en juist daarom strikt toezicht en handhaving van het verbod op risicoselectie noodzakelijk is?
Ja, dat ben ik niet alleen van mening, het is ook wettelijk zo geregeld dat het basispakket voor iedereen beschikbaar is. Met de acceptatieplicht voor verzekeraars en het verbod op premiedifferentiatie wordt bewerkstelligd dat het basispakket voor iedereen toegankelijk is. In de wet is derhalve geen formeel geen «verbod op risicoselectie» opgenomen.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op en handhaaft zonodig de naleving van de acceptatieplicht en het verbod op premiedifferentiatie.
Klopt het dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) onderzoek heeft laten doen naar risicoselectie en aldus signalen hierover heeft gekregen van de Erasmus Universiteit Rotterdam?
Dat is juist. Naar aanleiding van het rapport van de commissie evaluatie risicoverevening zorgverzekeringswet, ook wel commissie Don (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012, 29 689, nr. 391) genoemd, heb ik de NZa gevraagd om expliciet aandacht te besteden aan de naleving van de acceptatieplicht en toepassingen van risicoselectie. De NZa heeft aan IBMG gevraagd dit nader te onderzoeken.
IBMG heeft afgelopen jaar twee rapporten gepubliceerd:
Deze rapporten zijn verwerkt in de marktscan 2013, die ik op 29 augustus toegezonden heb aan uw Kamer. In de marktscan merkt de NZa op dat zij geen signalen heeft ontvangen over schending van acceptatieplicht, het verbod op premiedifferentiatie of andere vormen van risicoselectie die in strijd zijn met de wet.
Waarom zijn deze signalen – die nu in de krant staan – niet in de jaarlijkse monitor van de NZA verwerkt?
In de marktscan 2013 gaat de NZa uitgebreid in op de resultaten van het onderzoek van IBMG. Zo meldt de NZa in de marktscan onder andere dat «uit onderzoek naar de vergelijking tussen overstappers en niet-overstappers blijkt dat mensen die naar verwachting lage zorgkosten hebben (d.w.z. in het algemeen gezond zijn) vaker overstappen dan mensen met voorspelde hoge zorgkosten. De werkelijke zorgkosten van niet-overstappers zonder compensatie van de risicoverevening zijn aanzienlijk hoger dan de kosten van overstappers. Deze verschillen in zorgkosten worden (bijna) volledig gecompenseerd via de risicoverevening. Er blijven wel verschillen over als we de verschillen tussen overstappers en niet-overstappers per verzekeraar (en niet op macro niveau) analyseren. Een aantal zorgverzekeraars had in 2009 selectieve in- en/of uitstroom van verzekerden. Deze selectieve uitstroom of instroom kan voorkomen door zelfselectie van verzekerden (bijvoorbeeld omdat de verzekeraar een polis aanbood die voor een specifieke groep verzekerden aantrekkelijk was) of door risicoselectie van de verzekeraar.»
De NZa presenteert de bevindingen van de onderzoekers zonder dat zij daaraan de conclusie verbinden dat er sprake is van directe risicoselectie. In de praktijk heeft de NZa geen signalen van directe risicoselectie ontvangen.
Overigens hanteren de onderzoekers van IBMG een ruime definitie van risicoselectie, namelijk «acties (anders dan premiedifferentiatie per product) door verzekerden of verzekeraars met als doel of gevolg dat de beoogde risicosolidariteit niet volledig wordt gerealiseerd». Dit betekent dat wanneer een verzekerde overstapt naar een andere verzekeraar vanwege het contracteerbeleid of dienstverlening, dit mogelijk ook al wordt beschouwd als risicoselectie.
Let wel, in het IBMG rapport wordt gewezen op de risico’s en de theoretische mogelijkheden. Ik ben mij ervan bewust dat deze theoretische mogelijkheden er zijn. Vandaar dat ik continu alert ben op signalen van risicoselectie zoals ik ook heb aangegeven in mijn standpunt met betrekking tot de commissie Don. Dat vraag ik ook van de NZa, waarvan ik weet dat zij hier volop aandacht aan schenken en mij zo nodig informeren over zaken die aandacht behoeven.
Deelt u de opvatting dat de NZA ook signalen dient te delen van vormen van risicoselectie die niet strijdig zijn met de wet, maar die wel negatieve gevolgen kunnen hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de zorg van hoogleraar Van de Ven over risicoselectie door zorgverzekeraars in de basisverzekering? Bent u bereid nader onderzoek te laten doen naar deze signalen? Kunt u hierin meenemen op welke manier kan worden voorkomen dat risicoselectie plaatsvindt door selectieve inkoop?
Zoals de onderzoekers zelf aangeven is het bijzonder lastig om alle oorzaken en gevolgen van de vermeende risicoselectie te kennen. Een hele reeks van oorzaken worden genoemd zoals, selectieve marketing, koppelverkoop, de aanvullende verzekeringen, collectiviteiten, etc.
Geen van deze vormen van risicoselectie is in strijd met de wet.
Het belangrijkste wat ik kan doen is doorgaan met het door mij ingezette beleid. Dat houdt in dat ik de uitkomsten van risicoverevening blijf volgen en blijf zoeken naar mogelijkheden om de risicoverevening verder te verbeteren. Op deze wijze vergroot ik de risicosolidariteit waar mogelijk en zorg ik ervoor dat de gewenste mobiliteit in de zorgverzekeringsmarkt blijft optreden.
Het bericht dat het budget voor transgenderzorg bij lange na niet toereikend is |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hoe reageert u op het bericht dat het budget voor transgenderzorg bij lange na niet toereikend is?1
Ik heb kennisgenomen van dat bericht en realiseer mij dat dit bericht de nodige indruk heeft gemaakt op transgenders die in aanmerking willen komen voor een behandeling. Ik vertrouw erop dat zorgverzekeraars en het VUmc hun verantwoordelijkheid zullen nemen omdat transgenders net als iedere burger in ons land recht hebben op zorg. Toegang tot zorg heeft voor transgenders invloed op hun participatie en acceptatie in de samenleving. Zie ook het antwoord op vraag 2, 3 en 5.
Is het waar dat het VUmc 10 miljoen euro nodig heeft, terwijl zorgverzekeraars dit jaar maar 3 miljoen euro beschikbaar stelden? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Ik kan de genoemde bedragen niet bevestigen. Bij navraag blijken betrokken partijen een verschillende visie te hebben op deze kwestie. Het VUmc geeft inderdaad aan 10 mln. nodig te hebben en slechts 3 mln. beschikbaar te hebben gekregen. De twee grootste bij VUmc betrokken zorgverzekeraars laten weten zich niet goed herkennen in dit beeld. Zij melden dat er aanvullende gelden in 2013 en 2014 zijn afgesproken om wachtlijsten voor genderzorg te kunnen inlopen, in het kader van het zogenoemde Deltaplan Genderzorg. Daarnaast zou ook groeiruimte aan het VUmc geboden zijn, waarbij het ziekenhuis zelf keuzes maakt in de typen patiënten die zij behandelt en daarmee ook welk deel van het totaalbudget aangewend wordt voor de transgenderzorg.
Per 1 januari 2014 zijn er drie nieuwe DBC-zorgproducten voor deze zorg. Daarmee is deze zorg goed beschreven in prestaties op basis waarvan zorgverzekeraars deze zorg kunnen inkopen. De afgelopen jaren waren nog geen aparte declaratiecodes voor genderzorg beschikbaar. Overigens betekent dat niet dat er de afgelopen jaren geen budget voor deze zorg beschikbaar was. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 3.
Is het waar dat door het geldtekort bij het VUmc ongeveer 600 patiënten jaarlijks verstoken zullen blijven van een behandeling? Is dat naar uw mening verantwoord?
Dat getal is door het VUmc genoemd. Ik kan dat getal niet bevestigen.
Het VUmc heeft geen indicatie gegeven hoe lang de voorgenomen stop voor nieuwe aanmeldingen zou kunnen gaan duren. Die duur is ondermeer van invloed op het aantal mensen dat later in behandeling zal komen. Maar ook de capaciteitsontwikkeling voor deze zorg binnen het VUmc is daarop van invloed. De afgelopen periode is er sprake geweest van het inlopen van wachtlijsten. Volgens de informatie van het VUmc heeft het Deltaplan Genderzorg ertoe geleid dat in 2013 het aantal intakes en operaties in het VUmc met respectievelijk 72% en 34% is toegenomen onder meer door extra opleiding, meer personeel en extra OK ruimte. Dit loopt door in 2014.
Is het voorts waar dat het VUmc verantwoordelijk is voor 85% van de transgenderzorg in Nederland? Welk alternatief hebben deze mensen binnen Nederland om transgenderzorg te krijgen?
Het VUmc verzorgt naar eigen zeggen inderdaad circa 85% van alle zorg voor deze patiënten. Het VUmc is het enige centrum dat een complete behandeling aanbiedt voor mensen met genderdysforie en transgenders. In het UMCG kunnen volwassenen voor delen van de zorg terecht. In het LUMC kunnen kinderen en adolescenten voor een deel van de zorg terecht. In principe kunnen zorgverzekeraars ook zorg buiten Nederland inkopen.
Vindt u het acceptabel dat zorgverzekeraars transgenders op deze manier in de steek laten? Wat gaat u hiertegen ondernemen?
De zorgverzekeraar heeft een zorgplicht en ik ga er vanuit dat zorgverzekeraars aan deze zorgplicht zullen voldoen. Achmea, een van de bij het VUmc betrokken verzekeraars, heeft laten weten de komende periode samen met het VUmc en andere zorgverzekeraars op zoek te gaan naar oplossingen. Ook VGZ, eveneens bij het VUmc betrokken, geeft aan open te staan voor overleg over eventuele knelpunten in de financiering. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft als toezichthouder op de zorgplicht en markttoezicht ook een verantwoordelijkheid. De NZa heeft laten weten deze casus al te onderzoeken, alert op deze kwestie te zijn en mij geïnformeerd te houden over de ontwikkelingen.
Kunnen zorgverzekeraars behandeling zomaar weigeren terwijl transgenderzorg vanuit het basispakket verzekerd is?
Verzekerden hebben recht op zorg. Dit is vastgelegd in de zorgverzekeringswet, waarin is opgenomen dat verzekeraars zorgplicht hebben. Mochten mensen zich niet meer kunnen aanmelden bij een zorgaanbieder, in dit geval het VUmc, dan kunnen zij zich melden bij hun verzekeraar. En de verzekeraar zal de zorg moeten regelen. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Is dit wat u voor ogen heeft met de taak voor zorgverzekeraars om toe te zien op het doelmatig besteden van zorggeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met een doelmatige besteding van zorggeld bedoel ik uiteraard niet dat mensen geen zorg krijgen, zorgverzekeraars hebben immers een zorgplicht. Ik bedoel wel dat de zorg zo doelmatig mogelijk wordt geleverd.
Is het waar dat door dit tekort ook de deskundigenverklaring voor het wijzigen van de geboorteakte in de knel komt? Zo ja, wat gaat u doen om dat knelpunt weg te nemen?
De deskundigenverklaring die noodzakelijk is voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte na inwerkingtreding van de wet van 18 december 2013 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor en de bevoegdheid ter zake van wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (Stb. 2014, nr. 1), staat los van het medische traject.
In het aanwijzingsbesluit zullen artsen en psychologen verbonden aan het VU medisch centrum (VUmc) te Amsterdam, het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) te Groningen, en (voor minderjarigen) het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) worden aangewezen. Het is echter mogelijk indien daartoe een reële noodzaak bestaat, de lijst aan te vullen. Dat zou het geval kunnen zijn als er gedurende langere tijd een niet aanvaardbare wachtlijst zou ontstaan. Dit verwacht ik echter niet omdat de deskundigen hebben aangegeven afspraken die zien op de enkele afgifte van een verklaring voorrang te kunnen verlenen boven medische trajecten.
Het VUmc heeft bevestigd dat de wachtlijsten voor de zorgverlening aan genderpatiënten geen invloed zullen hebben op het verkrijgen van een deskundigenverklaring.
Het bericht dat het VUmc stopt met nieuwe behandelingen van transgenders en patiënten met genderdysforie |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «VUmc heeft geen geld voor sekseoperaties»?1
Ik heb kennis genomen van het bericht en realiseer mij dat dit bericht de nodige indruk heeft gemaakt op transgenders die in aanmerking willen komen voor een behandeling. Ik vertrouw erop dat zorgverzekeraars en het VUmc hun verantwoordelijkheid zullen nemen omdat transgenders net als iedere burger in ons land recht hebben op zorg. Toegang tot zorg heeft voor transgenders invloed op hun participatie en acceptatie in de samenleving.
Hoe lang zal deze stop naar verwachting duren, en voor hoeveel nieuwe patiënten betekent dit dat zij geen genderzorg zullen ontvangen?
Dat is mij niet bekend. Het VUmc heeft geen indicatie gegeven hoe lang deze stop voor nieuwe aanmeldingen zal duren. Dat is onder meer van invloed op het aantal mensen dat later in behandeling zal komen. Maar ook de capaciteitsontwikkeling voor deze zorg binnen het VUmc is daarop van invloed. De afgelopen periode is er sprake geweest van het inlopen van wachtlijsten. Volgens de informatie van het VUmc heeft het Deltaplan Genderzorg ertoe geleid dat in 2013 het aantal intakes en operaties in het VUmc met respectievelijk 72% en 34% is toegenomen. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 5, 8 en 9.
Hoe verhoudt deze stop zich tot het recht op zorg, zoals vastgelegd in de Zorgverzekeringswet?
Verzekerden hebben recht op zorg. Dat is vastgelegd in de zorgverzekeringswet, waarin is opgenomen dat verzekeraars zorgplicht hebben. Mochten mensen zich niet meer kunnen aanmelden bij het VUmc, dan kunnen zij zich melden bij hun verzekeraar. De verzekeraar zal de zorg moeten regelen.
Kunt u aangeven bij welke alternatieve zorgaanbieder nieuwe genderpatiënten terecht kunnen, wanneer zij niet bij het VUmc terecht kunnen?
Het VUmc is het enige centrum dat een complete behandeling aanbiedt voor mensen met genderdysforie en transgenders. Het VUmc verzorgt naar eigen zeggen inderdaad circa 85% van alle zorg voor deze patiënten. In het UMCG kunnen volwassenen voor delen van de zorg terecht. In het LUMC kunnen kinderen en adolescenten voor een deel van de zorg terecht. In principe kunnen zorgverzekeraars ook zorg buiten Nederland inkopen.
Kunt u aangeven waar de knelpunten zitten inzake de financiering voor de behandeling van nieuwe genderpatiënten?
Bij navraag blijken betrokken partijen een verschillende visie te hebben op deze kwestie. Het VUmc geeft aan dat er te weinig middelen beschikbaar zijn voor de behandeling van nieuwe genderpatiënten. Navraag bij de twee grootste bij VUmc betrokken zorgverzekeraars leert dat zij dit beeld niet delen. Zij geven aan dat er aanvullende gelden voor 2013 en 2014 zijn afgesproken om wachtlijsten voor genderzorg te kunnen inlopen. Daarnaast zou ook groeiruimte aan het VUmc geboden zijn, waarbij het ziekenhuis zelf keuzes kan maken in de typen patiënten die zij gaan behandelen en welk deel van het totaalbudget aangewend wordt voor de transgenderzorg.
Per 1 januari 2014 zijn er drie nieuwe DBC-zorgproducten voor deze zorg. Daarmee is deze zorg goed beschreven in prestaties op basis waarvan zorgverzekeraars deze zorg kunnen inkopen. De afgelopen jaren waren nog geen aparte declaratiecodes voor genderzorg beschikbaar. Overigens betekent dat niet dat er de afgelopen jaren geen budget voor deze zorg beschikbaar was.
Er zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de beschikbare middelen voor de zorg voor de komende jaren. Deze zijn beperkt en dat vereist het maken van keuzes. Een deel van de oplossing op langere termijn is mogelijk gelegen in de keuzes die ziekenhuizen, zoals in dit geval het VUmc maken. De zorgverzekeraars geven aan dat zij verwachten dat het VUmc op langere termijn de beschikbare capaciteit in toenemende mate zal richten op haar academisch profiel, waardoor capaciteit voor deze zorg vrijgemaakt kan worden.
Bent u bereid in gesprek te gaan met het VUmc en de zorgverzekeraars om aanvullende financiering te vinden?
Ik zie geen rol voor mijzelf om in gesprek te gaan over de bekostiging van het Kennis- en Zorgcentrum voor Genderdysforie (KZcG), dan wel de genderzorg in het VUmc. In de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het zorgverzekeringsstelsel moeten zorgverzekeraars en aanbieders komen tot de afspraken, die nodig zijn om aanbod en kwaliteit en van zorg te garanderen voor burgers. Het is dus aan verzekeraars om in overleg met het VUmc af te spreken hoeveel middelen nodig zijn voor de zorg voor transgenders. Ik wil niet in die verantwoordelijkheid treden en ga ervan uit dat partijen er samen uitkomen. Ik heb bovendien begrepen dat de onderhandelingen nog lopen. Achmea, een van de bij het VUmc betrokken verzekeraars, heeft laten weten de komende periode samen met het VUmc en andere zorgverzekeraars op zoek te gaan naar oplossingen. Ook VGZ, eveneens bij het VUmc betrokken, geeft aan open te staan voor overleg over eventuele knelpunten in de financiering.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft als toezichthouder op de zorgplicht en markttoezicht ook een verantwoordelijkheid. De NZa heeft laten weten deze casus al te onderzoeken, zeer alert op deze kwestie te zijn en mij geïnformeerd te houden over de ontwikkelingen. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op vraag 8.
Klopt het dat het aantal genderpatiënten stijgt? Zo ja, welke stijging wordt er voor 2014 verwacht, en wat zijn de lange termijn verwachtingen?
Het VUmc geeft aan dat het aantal patiënten in Nederland dat zich aanmeldt voor genderzorg de afgelopen drie jaar met ca 200% is gestegen. Ik beschik niet over informatie ten aanzien van het totaal aantal genderpatiënten in Nederland op dit moment noch over verwachtingen voor de korte of de lange termijn.
Is de financiering van behandelingen voor het sterk stijgende aantal genderpatiënten voor 2014 en de lange termijn wel geborgd?
Zie mijn antwoord op vraag 5. Genderzorg maakt onderdeel uit van het basispakket, daarop rust een zorgplicht en toezicht van de NZa.
Kunt u aangeven wat tot dusverre het resultaat is van het Deltaplan Genderzorg, en op welke wijze u dit in deze kabinetsperiode zal voortzetten?
Het Deltaplan Genderzorg is een plan van aanbieders en zorgverzekeraars dat het mogelijk heeft gemaakt dat het VUmc in 2013 de genderzorg sterk heeft verbeterd, onder meer door extra opleiding, meer personeel en extra OK ruimte. Deze uitbreiding van OK capaciteit loopt ook door in 2014. Zoals ook in het antwoord op vraag 2 is aangegeven heeft het Deltaplan heeft ertoe geleid dat in 2013 het aantal intakes en operaties is toegenomen. Het Deltaplan loopt door in 2014.
Kunt u aangeven op welke wijze op dit moment de capaciteit voor genderzorg buiten het VUmc wordt uitgebreid, en bent u bereid capaciteitsuitbreiding en scholing omtrent deze specifieke vorm van zorg te stimuleren?
Mij is niet bekend of en waar er mogelijk sprake is van uitbreiding van de capaciteit voor genderzorg in Nederland. De inhoud van zorgopleidingen is een verantwoordelijkheid van de betreffende opleidingsinstellingen. Deze autonomie wil ik graag respecteren. Ook als het gaat om deskundigheidsbevordering zijn de professionals zelf aan zet. Zij kunnen via de wetenschappelijke verenigingen de aanpassing van de bestaande curricula bevorderen.
Kunt u garanderen dat de behandelstop en capaciteitsproblemen in de genderzorg geen gevolgen zullen hebben voor het verkrijgen van een deskundigenverklaring, die vanaf 1 juli 2014 nodig is voor het wijzigen van het geslacht op de geboorteakte?
De deskundigenverklaring die noodzakelijk is voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte staat los van het medische traject. In het Besluit aanwijzing deskundigen genderdysforie zullen artsen en psychologen verbonden aan het VU medisch centrum (VUmc) te Amsterdam, het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) te Groningen, en (voor minderjarigen) het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) worden aangewezen. Het is echter mogelijk indien daartoe een reële noodzaak bestaat, de lijst aan te vullen. Dat zou het geval kunnen zijn als er gedurende langere tijd een niet aanvaardbare wachtlijst zou ontstaan. Dit verwacht ik echter niet omdat de deskundigen hebben aangegeven afspraken die zien op de enkele afgifte van een verklaring voorrang te kunnen verlenen boven medische trajecten. Het VUmc heeft bevestigd dat de wachtlijsten voor de zorgverlening aan genderpatiënten geen invloed zullen hebben op het verkrijgen van een deskundigenverklaring.
Het onderzoek van de Consumentenbond dat zorgverzekeraars zeer gebrekkige of geheel verkeerde informatie aan hun verzekerden verschaffen |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Warboel bij klantenservices zorgverzekeraar»?1
Ja, ik ken dit bericht.
Deelt u de mening dat van zorgverzekeraars verwacht mag worden dat zij correcte informatie verschaffen aan hun verzekerden? Deelt u voorts de mening dat voor een goede werking van dit stelsel het essentieel is dat zorgverzekeraars, als regiespelers hierin, verzekerden van goede informatie voorzien? Zo ja, in hoeverre bent u van mening dat dit momenteel het geval is?
Goede informatievoorziening aan de verzekerde is een kerntaak van de zorgverzekeraar. Als uitvoerder van de Zorgverzekeringswet moeten zorgverzekeraars hun verzekerden goed inlichten over vergoedingen en polisvoorwaarden.
De Consumentenbond heeft onderzoek gedaan naar de informatieverstrekking door de klantenservice van zorgverzekeraars. De Consumentenbond concludeert dat zorgverzekeraars uiteenlopende antwoorden geven. Ook geven verschillende medewerkers van één zorgverzekeraar uiteenlopende antwoorden.
Overigens is het onderzoek van de Consumentenbond gedaan onder een deel van alle zorgverzekeraars. Er ontbreekt dus een aantal zorgverzekeraars in dit onderzoek.
De vragen die worden gesteld zijn soms vrij specifiek en niet altijd wordt voldoende informatie gegeven om de vragen eenduidig te beantwoorden.
Verder wordt uit het onderzoek niet duidelijk op welke wijze de beantwoording per vraag wordt gescoord en hoe deze score uiteindelijk optelt tot een eindscore. Zo scoort Menzis een 5.9 terwijl het oordeel in de eindscore «redelijk tot goed» is.
Deze kanttekeningen laten onverlet dat signalen over ontoereikende informatievoorziening serieus genomen dienen te worden. Een aantal verzekeraars heeft in de resultaten van het onderzoek aanleiding gezien om nog eens goed te kijken naar de kwaliteit van de informatieverstrekking van hun klantenservice.
Gelet op het belang dat ook ik hecht aan een goede informatieverstrekking, zal ik dit onderwerp in het reguliere overleg met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) aan de orde stellen.
Volledigheidshalve merk ik op dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), op basis van artikel 40 lid 1 tot en met 3 Wet marktordening gezondheidszorg, toezicht houdt op de informatieverstrekking van zorgverzekeraars. De NZa hanteert hiervoor een beleidsregel waaraan zorgverzekeraars zich moeten houden voor wat betreft transparantie in de keuze-informatie. Deze beleidsregel ziet toe op de informatie die zorgverzekeraars moeten verstrekken, zodat het voor verzekerden mogelijk moet zijn om een keuze te kunnen maken over hun basisverzekering. Deze beleidsregel ziet met name op informatie op de website en in de polisvoorwaarden. Op 20 december 2013 heeft de NZa in een persbericht geconcludeerd dat deze informatievoorziening grotendeels op orde is.2 Daar waar de informatie niet juist was, zijn zorgverzekeraars hier op aangesproken. Ik zie dan ook geen reden om, naast het overleg met ZN, andere maatregelen te treffen.
Deelt u voorts de mening dat het door de Consumentenbond geconstateerde probleem des te groter is, daar geen enkele zorgverzekeraar dit op orde blijkt te hebben, en verzekerden dus ook niet kunnen overstappen naar een verzekeraar die hier wel voldoende op scoort?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze specifieke informatieverschaffing van zorgverzekeraars aan verzekerden onderdeel uit te laten maken van het tijdens het algemeen overleg Zorgverzekeringswet van 4 december 2013 door u toegezegde brede onderzoek van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) naar informatieverschaffing door zorgverzekeraars? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit is een onderzoek naar vergelijkingssites. Zorgverzekeraars worden niet meegenomen in dit onderzoek. Zoals ik bij de beantwoording van de vorige vragen reeds heb aangegeven, zal ik dit onderwerp wel in een regulier overleg met ZN bespreken.
Bent u bereid in contact te treden met het veld om in kaart te brengen welke acties de zorgverzekeraars voor ogen hebben om hun informatievoorziening naar de verzekerden toe te verbeteren? Zo ja, zou u de Kamer op de hoogte willen stellen van uitkomsten van dit overleg? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rol kunt u, of overige instellingen die onder uw gezag vallen, spelen bij het verbeteren van de informatievoorziening van verzekeraars? Bent u voornemens van deze eventuele mogelijkheden ook daadwerkelijk gebruik te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke instrumenten heeft u om zorgverzekeraars desnoods te dwingen deze informatievoorziening te verbeteren? Bent u bereid deze instrumenten ook daadwerkelijk in te zetten op het moment dat blijkt dat zorgverzekeraars hier geen verbeteringen in aanbrengen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat zorgverzekeraars risicoselectie toepassen bij de aanvullende verzekering |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Had u ook gereageerd op de open brief van Daniël de Rijke als deze niet breed in het nieuws was gekomen?1
Ja. Mensen die mij een brief schrijven krijgen in principe altijd een reactie van mij.
Wat zegt het u dat Daniël in zeer korte tijd massaal steun heeft gekregen voor zijn strijd tegen risicoselectie? Deelt u de visie dat dit erop wijst dat Nederland risicoselectie als niet solidair ervaart?
Het feit dat het bericht van Daniël in korte tijd via de social media zoveel aandacht heeft gekregen, geeft aan dat veel mensen betrokken zijn bij zijn verhaal. Het voert mij echter te ver om te stellen dat, omdat er in de aanvullende verzekering risicoselectie kan plaatsvinden, ons zorgstelsel niet solidair is. De overheid is verantwoordelijk voor de basisverzekering. Voor de basisverzekering geldt dat deze voor iedereen toegankelijk is, zorgverzekeraars een acceptatieplicht hebben en er niet op grond van bijvoorbeeld leeftijd of ziekte gedifferentieerd mag worden naar premie. Ook uit internationale vergelijkingen blijkt dat ons ziektekostenstelsel een solidair systeem is. Voor niet medisch noodzakelijke zorg of zorg die in beginsel vanuit de eigen middelen betaald kan worden, kan men zich desgewenst aanvullend verzekeren. De derde schaderichtlijn binnen de Europese Unie is van toepassing op de aanvullende verzekering. Ik kan daarom geen voorwaarden, zoals acceptatieplicht, opleggen aan deze aanvullende verzekering. De aanvullende verzekering behoort per definitie geheel tot de vrije markt en is de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars; ik ga daar niet over. Het is aan verzekeraars om te bepalen wat in het aanvullende pakket zit, welk acceptatiebeleid wordt gevoerd en welke prijs ze ervoor vragen.
Het is dus ook aan verzekeraars om te bepalen of zij medische selectie toepassen bij de aanvullende verzekerden en of er ten behoeve daarvan formulieren moeten worden ingevuld bij de toelating tot de aanvullende verzekering.
Erkent u dat de situatie van Daniël de Rijke niet op zichzelf staat, maar een voorbeeld is van hoe zorgverzekeraars omgaan met mensen die een medisch risico kunnen vormen, dat kan leiden tot hoge zorgkosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het rechtvaardig dat Daniël en andere mensen met een medische geschiedenis eerst formulieren moeten invullen voordat zij eventueel worden toegelaten tot de aanvullende zorgverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraar ONVZ Daniël karakteriseert als «brandend huis» dat je niet verzekert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb begrepen dat ONVZ deze uitspraak betreurt.
Vindt u het rechtvaardig dat Zilveren Kruis, Avéro en ONVZ Daniël zelfs direct hebben geweigerd voor de aanvullende zorgverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Blijft u erbij dat zorgverzekeraars slechts beperkt risicoselectie toepassen via de aanvullende zorgverzekering? Hoe reageert u in dat verband op de stelling van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) dat «een verhaal als dat van Daniël vaker voor komt»?2
Het is mij bekend dat ook andere verzekerden, bijvoorbeeld reumapatiënten, soms te maken hebben met risicoselectie voor de aanvullende verzekering. In de Marktscan 2013 van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), waarbij onder andere de toegankelijkheid van de verzekering wordt onderzocht, constateert de NZa dat de aanvullende verzekering zeer toegankelijk is. Overigens is – gelet op de hierboven genoemde derde schaderichtlijn – risicoselectie via de aanvullende verzekering niet bij wet verboden.
Vindt u werkelijk dat uw stelling dat «solidariteit een belangrijke drager is van ons zorgstelsel» samen gaat met het toestaan van medische selectie voor de aanvullende verzekering? Denkt u dat Daniël en zijn lotgenoten dat als solidair ervaren? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het werkelijk eerlijk dat Daniël de keuze heeft uit zes zorgverzekeraars, terwijl Nederlanders die niet kampen of hebben gekampt met gezondheidsproblemen uit alle aanvullende verzekeringen kunnen kiezen?
De zes zorgverzekeraars is het aantal verzekeraars waar hij voor een aanvullende verzekering met een onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie terecht kan. De overige verzekeraars bieden daarnaast ook pakketten aan met een beperktere vergoeding voor fysiotherapie waar Daniël zich zonder medische selectie kan aanmelden.
Om de premie voor het huidige verzekerdenbestand voor de aanvullende verzekering betaalbaar te houden passen sommige verzekeraars medische selectie toe. Andere verzekeraars hebben de onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie met ingang van 2014 gemaximeerd. Hierbij speelt mogelijk een rol dat het aantal mensen dat een aanvullende verzekering met onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie afsluit kleiner wordt waardoor het draagvlak voor deze aanvullende verzekering afneemt. Het is aan de verzekeraars om te beoordelen welke maatregelen zij hiertegen treffen, rekening houdend met alle voor hen relevante aspecten zoals hun concurrentiepositie op de markt.
Vindt u het niet gek dat Daniël voor een aanvullende verzekering voor fysiotherapie geweigerd wordt vanwege zijn medische geschiedenis met kanker? Leidt het gehad hebben van kanker tot aantoonbaar meer gebruik van fysiotherapie?
Het staat de zorgverzekeraar vrij om bij de acceptatie voor de aanvullende verzekering iemands ziektegeschiedenis te betrekken. Mijn oordeel over de criteria doet hierbij niet terzake.
Erkent u dat de weigering – op medische gronden – van mensen voor de aanvullende verzekering ook leidt tot verminderde aantrekkelijkheid van de basisverzekering? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik kan mij voorstellen dat de keuze voor een verzekeraar mede bepaald wordt door de aantrekkelijkheid van de aanvullende verzekering. Ik wil er wel op wijzen dat koppelverkoop niet is toegestaan en dat verzekerden altijd voor de basisverzekering van verzekeraar kunnen wisselen, ook als zij de aanvullende verzekering bij de «oude» verzekeraar willen houden. De verzekeraar mag die dan niet eenzijdig opzeggen.
Deelt u de visie dat het verkleinen van het basispakket in combinatie met risicoselectie mensen als Daniël, maar ook ouderen en chronisch zieken, voor grote problemen stelt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor wijzigingen van het basispakket laat ik mij altijd adviseren door het College voor Zorgverzekeringen (CVZ). Belangrijke aspecten waarop het CVZ toetst zijn medische noodzakelijkheid, effectiviteit of aantoonbare werking, kosteneffectiviteit en of de behandeling redelijkerwijze voor eigen rekening en verantwoordelijkheid is te dragen. Het is derhalve niet zo dat er willekeurig in het basispakket wordt geschrapt en dat mensen daarvoor vervolgens zijn aangewezen op de aanvullende verzekering. Overigens lopen alle besluiten over de inhoud van de basisverzekering, zowel in het verleden, het heden als in de toekomst via het parlement dat expliciet goedkeuring verleent.
Welke garantie kunt u geven dat volgend jaar, of in de jaren daarna, niet alle zorgverzekeraars medische selectie toepassen op de aanvullende verzekering? Waar kan Daniël in dat geval terecht voor een aanvullende zorgverzekering?
Die garantie kan ik niet geven, zoals gezegd is het de eigen verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar. De NZa volgt met de jaarlijkse Marktscan de ontwikkelingen met betrekking tot de zorgverzekering. Ook de aanvullende verzekering maakt daar onderdeel van uit. Langs die weg houd ik een vinger aan de pols. Zoals ik hiervoor al heb opgemerkt, concludeerde de NZa in de Marktscan 2013 nog dat de aanvullende verzekeringen zeer toegankelijk waren.
Deelt u de mening dat risicoselectie via de aanvullende verzekering uitgebannen moet worden door een acceptatieplicht in te voeren? Zo ja, wanneer kan een voorstel tegemoet worden gezien? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Het is niet mogelijk een acceptatieplicht toe te passen op de aanvullende verzekering vanwege de Europese schaderichtlijnen. Zie voorts mijn gecombineerde antwoord op de vragen 2,3,4,6 en 8.
Het bericht dat behandelingen tegen vliegangst vergoed worden uit de basisverzekering |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Johannes Sibinga Mulder |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Cursus vliegangst zelf betalen»?1
Ja.
Deelt u de kritische houding van het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) over het vergoeden van behandelingen tegen vliegangst door PsyQ vanuit de basisverzekering?
Het CVZ geeft in zijn advies Geneeskundige Geestelijke Gezondheidszorg deel 2 aan dat de behandeling van vliegangst niet tot de verzekerde geestelijke gezondheidszorg behoort, maar onderdeel is van de huisartsenzorg (Kamerstukken II 2012/2013, 29 689, nr. 470). Hiervoor refereert het CVZ aan de bestaande richtlijn van de beroepsgroep.
Ook de GGZ instellingen kunnen huisartsenzorg leveren. Dit moet echter wel afgesproken zijn met de zorgverzekeraar. Het staat aanbieders van GGZ, zoals PsyQ, vrij om een behandeling tegen vliegangst aan te bieden. Deze behandeling mag echter niet als GGZ zorg ten laste van de Zorgverzekeringswet worden gebracht, maar wel als het als huisartsenzorg wordt berekend zo niet dan komt het voor de rekening van de patiënt of een eventuele aanvullende verzekering.
Klopt het dat behandeling van vliegangst geen verzekerde zorg is? Zo ja, hoe kan het dan dat PsyQ dit wel zo aanbiedt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat kunnen zorgverzekeraars en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) samen doen om dit soort praktijken te voorkomen en aan te pakken?
Het zorgstelsel is zo ingericht dat alle participanten een eigen verantwoordelijkheid hebben om er voor te zorgen, dat zorg die niet verzekerd is onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) ook niet ten laste van de Zvw wordt vergoed. Een zorgaanbieder is, op basis van artikel 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), verplicht er zorg voor te dragen dat de informatie die hij/zij verstrekt klopt. Voor zorgverzekeraars geldt dezelfde verplichting.
De NZa ziet er op toe dat zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraar aan deze verplichtingen voldoen. De NZa kan regelgeving verhelderen en waar nodig toelichten. Mocht er sprake zijn van een situatie waarbij een zorgaanbieder ten onrechte richting een consument aangeeft dat de geleverde zorg onder het basispakket valt, is er sprake van misleiding en kan de NZa handhavend optreden door het opleggen van bijvoorbeeld een aanwijzing of een bestuurlijke boete.
Zorgverzekeraars mogen alleen zorg ten laste van de Zvw brengen die ook daadwerkelijk verzekerd is onder de Zvw. Zij kunnen in het inkooptraject aan zorgaanbieders duidelijk maken dat de behandeling van vliegangst door aanbieders van GGZ alleen verzekerde zorg is onder de Zvw wanneer deze onderdeel is van huisartsenzorg. Daarnaast dienen zorgverzekeraars declaraties van zorgaanbieders te controleren.
De NZa ziet er op toe dat zorgverzekeraars alleen gedeclareerde zorg ten laste van de Zvw vergoeden die ook daadwerkelijk verzekerd is onder de Zvw. Voor zover er sprake is van een situatie waarbij zorg die niet behoort tot het basispakket, wel gedeclareerd wordt als zodanig, kan de NZa handhavend optreden richting zorgverzekeraars. De NZa kan hiervoor bijvoorbeeld een aanwijzing of een bestuurlijke boete opleggen. Ook is aangifte bij het Openbaar Ministerie mogelijk.
Zorgverzekeraars zijn echter van mening dat er te weinig informatie op de declaraties van zorgaanbieders in de geestelijke gezondheidszorg staat om deze efficiënt en effectief te controleren en eventuele fouten te ontdekken. Inmiddels is in NZa verband met zorgaanbieders en zorgverzekeraars afgesproken dat vanaf 2014 meer informatie op de factuur komt te staan. Afgesproken is dat onder andere de volgende zaken op de factuur zullen worden vermeld:
Daarnaast onderzoekt de NZa of, gezien privacyregelgeving, de diagnose op de factuur mag worden vermeld. Wanneer dit mogelijk blijkt te zijn, zal ook de diagnose vanaf 2015 op de factuur worden vermeld.
Hoe oordeelt u over de opmerking van het bestuurslid van het CvZ die stelt dat het CvZ in het algemeen vaak geen weet heeft welke therapieën er bij verschillende behandelcentra worden bedacht en aangeboden, en wat de effectiviteit hiervan is, terwijl deze therapieën wel uit het basispakket worden vergoed?
In eerste instantie beoordelen zorgaanbieders en zorgverzekeraars of zorg effectief is. Dit is het effect van de open omschrijving van de aanspraken van een groot deel van het basispakket. Wanneer vanuit de praktijk blijkt dat er twijfel bestaat of bepaalde zorg effectief is en daarmee niet tot het basispakket zou moeten behoren, doet het CVZ hierover een gezaghebbende uitspraak. Het is dan ook niet de rol van het CVZ om zicht te houden op welke zorg in de praktijk door zorgaanbieders wordt geleverd.
Deelt u de mening van het CvZ, die absolute transparantie over het zorgaanbod ziet als een middel dat kan voorkomen dat zorg, welke niet voldoet aan de stand van medische wetenschap en praktijk, op kosten van de basisverzekering wordt aangeboden? Zo ja, welke instrumenten heeft u waarmee u deze transparantie kan bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, meer transparantie zoals deze wordt geboden met de in het antwoord op vraag 4 genoemde maatregelen, zal er toe leiden dat behandelaars bewuster declareren en zorgverzekeraars beter kunnen controleren. Hierdoor wordt het moeilijker om niet verzekerde zorg ten laste van de Zorgverzekeringswet te brengen.
Deelt u voorts de mening dat meer transparantie over het zorgaanbod ook fouten, fraude en overbehandeling kan voorkomen? Welke maatregelen gaat u nemen om zorgverzekeraars meer inzicht te geven in de declaraties en bijbehorende diagnoses?
De maatregelen die ik in het antwoord op vraag 4 heb genoemd zullen fouten, fraude en overbehandeling sneller zichtbaar maken. Zoals gesteld, onderzoekt de NZa de mogelijkheden om de diagnose op de factuur te zetten waar dit nu nog niet het geval is.
Fouten van vergelijkingsites zorgverzekeraars |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vergelijkingssites zorgverzekeringen spreken elkaar tegen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een zorgconsument pas kan kiezen als er duidelijke, begrijpelijke en eerlijke informatie over zorgverzekeringen is?
Ja, voor een weloverwogen keuze voor een zorgverzekering is het belangrijk dat de consument over betrouwbare informatie beschikt, die op begrijpelijke en vergelijkbare wijze is weergegeven. Vergelijkingssites kunnen daarin een heel nuttige rol vervullen mits zij correct en transparant zijn. Zoals ik ook in mijn antwoorden op de vragen van Dik-Faber en Slob aangeef, vind ik het van belang dat een vergelijkingssite transparant is over welke verzekeringen in de vergelijking worden meegenomen en op welke wijze de verschillende factoren bij de totstandkoming van het advies worden gewogen en hoe de resultaten worden gepresenteerd.
Deelt u voorts de mening dat vergelijken van een zorgverzekering moeilijk is, en dat door twijfel over betrouwbaarheid van vergelijkingssites het kiezen niet makkelijker en eerlijker wordt?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke manier houdt de Autoriteit Consument en Markt (ACM), en andere toezichthouders, nu toezicht? Welke instrumenten zijn er om in te grijpen, indien duidelijk is dat de sites niet onafhankelijk adviseren? Worden die, indien nodig, voor 31 december 2013 ingezet? Brengen de toezichthouders een gezamenlijk rapport uit met aanbevelingen over de aanpak van eventuele misstanden om herhaling volgend jaar te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden zijn er om volgend jaar vergelijkingssites te toetsen op eerlijk vergelijk, voordat de site in werking treedt, zodat een consument vooraf zekerheid heeft?
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft in 2011 een normenkader opgesteld met als doel richting consumenten beter inzichtelijk te maken wat de reikwijdte is van de dienstverlening van de site en welke belangen er mogelijk spelen bij de dienstverlening van de vergelijkingssite. Dit betekent onder meer dat de informatie correct, duidelijk en niet misleidend dient te zijn. Vergelijkingssites moeten gemakkelijk vindbare en begrijpelijke informatie verstrekken over de rol die de vergelijkingssite inneemt, waar de vergelijkingssite aan verdient, hoe de vergelijking tot stand komt en hoe volledig de vergelijking is2. Voor vergelijkingssites die adviseren en/of bemiddelen is dat normenkader bindend verklaard in het kader van de Wet financieel toezicht. De AFM ziet hierop toe. De AFM gaat in 2014 diepgaander onderzoek doen naar de wijze waarop de vergelijking tot stand komt.
Overigens zijn de zorgverzekeraars zelf de eerste schakel in het beschikbaar stellen van volledige, correcte en begrijpelijke informatie. Hierop ziet de NZa toe. ACM heeft voor 2014 ingezet op het wegnemen van overstapdrempels in de zorgverzekeringsmarkt. Begrijpelijkheid en vergelijkbaarheid van informatie zijn hierbinnen belangrijke factoren omdat deze de consument in staat stellen prijzen en voorwaarden goed te vergelijken. Op dit moment is ACM bezig met het in kaart brengen van de problemen die hierbij spelen, de rol van zowel zorgverzekeraars, prijsvergelijkers als consumenten daarin, en van de bijdragen die deze drie partijen kunnen leveren aan de oplossing daarvan. Zo nodig zal de ACM hier andere toezichthouders zoals NZa bij betrekken.
Zoals ik u tijdens het Algemeen overleg van 4 december j.l heb toegezegd, zal ik u nader informeren zodra ik over de resultaten van de bovengenoemde onderzoeken beschik.
Op welke manier kan worden geregeld dat vergelijkingssites worden gedwongen om te publiceren door wie ze betaald worden, zodat de zorgconsument dat in een oogopslag kan zien?
Op basis van het AFM normenkader uit 2011 moeten vergelijkingssites die bemiddelen in zorgverzekeringen openheid geven over het verdienmodel.