ING Direct |
|
Ewout Irrgang |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Is het waar dat het Franse depositogarantiestelsel € 70.000 vergoedt en niet € 100.000 zoals het Nederlandse?
Ja, het klopt dat het Franse stelsel maximaal € 70.000 euro per depositohouder per bank vergoedt, en het Nederlandse maximaal € 100.000. Overigens schrijft de Europese Richtlijn inzake depositogarantiestelsels (94/19/EC) voor dat vanaf 31/12/2010 overal in Europa een dekking van € 100.000 wordt gehanteerd. Vanaf die datum zal sprake zijn van volledige harmonisatie (maximumharmonisatie) van het dekkingsbedrag.
Was u op de hoogte van het feit dat ING in Frankrijk het Nederlandse depositogarantiestelsel gebruikt ter promotie van ING Direct?1 Of duidt u de nadruk die de website op het Nederlandse depositogarantiestelsel legt anders? Zo ja, hoe?
Op basis van Europese regelgeving (genoemde richtlijn) en de Wft dienen banken potentiële en bestaande depositohouders te informeren welk depositogarantiestelsel (DGS) op hen van toepassing is. Het is een financiële onderneming op grond van artikel 3:264, lid 1, Wet op het financieel toezicht (Wft) echter niet toegestaan deze informatie voor reclamedoeleinden te gebruiken. Lid 2 van dit artikel staat wel toe dat zij in een reclame-uiting vermeldt dat op haar een vangnetregeling van toepassing is. Het is niet aan mij om te oordelen of de informatie die ING op haar website had opgenomen in strijd is met lid 1 van dit artikel. De Nederlandsche Bank (DNB) ziet hierop toe en kan zo nodig direct of indirect corrigerend optreden. Echter, mijn indruk is dat de verwijzing naar het Nederlandse Depositogarantiestelsel (DGS) die ING op haar website heeft opgenomen summier is en niet in strijd is met lid 1 van dit artikel. DNB onderschrijft dit beeld.
Hoeveel door het Nederlandse depositogarantiestelsel gegarandeerd spaargeld heeft de Franse tak van ING Direct?
Zoals gebruikelijk laat ik mij niet uit over vertrouwelijke informatie aangaande individuele instellingen. Wel kan ik u melden dat ING mij heeft gewezen op haar jaarverslag 2009. Daarin meldt ING dat ING Direct in Frankrijk ongeveer 762.000 klanten heeft, die gezamenlijk zo’n 11,3 miljard euro aan ING Direct hebben toevertrouwd2. Dit bedrag valt voor een belangrijk deel onder het Nederlandse DGS, namelijk voor zover de tegoeden van individuele depositohouders aan de voorwaarden voor dekking voldoen en de maximale dekking niet overschrijden.
Vind u het wenselijk dat een bank waarbij de Nederlandse staat al twee keer heeft moeten ingrijpen om een faillissement te voorkomen, de Nederlandse belastingbetaler met nog meer potentieel risico belast? Zo ja, waarom?
Vooraf wijs ik erop dat niet een bank spaargelden onder het DGS laat vallen en daarmee – in uw woorden – de belastingbetaler met potentieel risico belast. De wet en daarvan afgeleide regelgeving bepalen welke deposito’s onder dit stelsel worden gegarandeerd. Daarnaast financieren de banken het DGS, en niet de Staat (belastingbetaler); het zijn dus de banken die eventuele risico's lopen onder het DGS.
ING Bank is een instelling met een Nederlandse bankvergunning, die in Frankrijk opereert via een bijkantoor. Tegoeden aangehouden bij een bijkantoor van een bank met een Nederlandse bankvergunning vallen, conform Europese regels, onder het Nederlandse DGS. Bij het toezicht op banken wordt uiteraard het algehele risicoprofiel van de instelling in ogenschouw genomen. Particuliere deposito’s, waaronder spaargelden, zijn één van de reguliere, doorgaans stabiele financieringsbronnen van een bank. Het risicoprofiel van banken wordt door vele verschillende factoren beïnvloed, de hoeveelheid aangetrokken deposito’s is daar een van.
Deelt u de mening dat ING alle buitenlandse takken van ING direct zo snel mogelijk om moet zetten naar een rechtsvorm waarbij de desbetreffende spaargelden onder het depositogarantiestelsel van het desbetreffende land vallen en niet langer onder het Nederlandse? Bent u bereid afspraken met ING hierover te maken? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Binnen Europese regels en de toezichtkaders zijn instellingen zelf verantwoordelijk voor hun structuur. In de EU/Europese Economische Ruimte (EER) is sprake van een gemeenschappelijke markt met vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. De vrijheid van kapitaalverkeer wordt beschouwd als een grondbeginsel van het Verdrag en essentieel onderdeel voor het functioneren en voltooien van de interne markt.
Financiële diensten vallen onder het vrij verkeer van kapitaal. Dit betekent dat wanneer een financiële instelling een vergunning heeft gekregen in de ene lidstaat, deze instelling geen onnodige belemmeringen mogen worden opgelegd om in andere landen binnen de EU/EER vergelijkbare diensten aan te bieden. Gegeven dit uitgangspunt, kunnen banken op basis van hun «Europees paspoort» – eigenlijk de vergunning uit de lidstaat van herkomst – actief zijn in andere landen van de EU/ EER. Hieruit volgt dat het toezicht op een bank wordt uitgeoefend door de toezichthouder van de lidstaat van herkomst (zogenoemde home country control), behalve in de taakgebieden waarmee de Europese regelgeving de toezichthouder in de gaststaten heeft belast. Dit principe bepaalt tevens welk DGS van toepassing is.
Ten aanzien van die financiële instellingen die via een bijkantoor actief zijn in een of meerdere landen in de EU/EER, dienen de home country toezichthouder en de host country toezichthouder(s) (de toezichthouder van het land waar het bijkantoor is gevestigd) samen te werken en informatie uit te wisselen. In algemene zin zie ik hier ruimte voor verbetering van (samenwerking op het gebied van) het toezicht. Het is belangrijk om in Europees verband het toezichtsraamwerk te verbeteren, in plaats van ons achter de landsgrenzen terug te trekken, omdat dit aansluit bij het internationale karakter van de financiële markten en instellingen. Zo voorziet de nieuwe Capital Requirements Directive (CRD II) onder meer in de oprichting van colleges van toezichthouders, om de samenwerking en informatie-uitwisseling te verbeteren.
De gevolgen van een negatieve BKR-registratie |
|
Frans Weekers (VVD) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van een televisie-uitzending waarin de problematiek omtrent de negatieve BKR-registratie wordt belicht?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het BKR2 een belangrijk instrument is om overkreditering te voorkomen, maar dat dit niet mag leiden tot een bureaucratische nachtmerrie met soms buitenproportionele gevolgen? Bent u dan ook met mij van mening dat het idioot is wanneer mensen gedurende 5 jaar geen (NHG)hypotheek kunnen krijgen louter vanwege het feit dat een telefoonrekening van € 90,– niet op tijd betaald is?
Overkreditering is een belangrijk maatschappelijk probleem. Kredietwaardigheidstoetsing bij de verstrekking van een krediet is één van de belangrijkste instrumenten om overkreditering te voorkomen. Kredietverstrekkers zijn verplicht om voorafgaand aan de verstrekking van een krediet te toetsen of het verantwoord is om dat krediet aan die consument te verstrekken, gegeven zijn financiële positie op dat moment. De registratie door het BKR is daarbinnen een belangrijk middel. Uiteraard is het altijd van belang om de proporties in het oog te houden. De registratie bij BKR is daarom strikt gereglementeerd.
Uit de aard van mobiele telefoonabonnementen en het gevoerde strikte incassobeleid door aanbieders van mobiele telefonie vloeit voort dat het grootste deel van de achterstanden inderdaad een relatief laag bedrag betreft. Desondanks blijkt uit gegevens van BKR dat het risico op vergroting van betalingsproblemen bij personen met een achterstand op een mobiele telefoonabonnement drie keer hoger is dan bij de gemiddelde Nederlander. De zwaarte van een achterstand blijkt niet alleen afhankelijk van de hoogte daarvan, maar ook nadrukkelijk van de duur. Een achterstand wordt pas bij BKR geregistreerd als die minimaal 60 dagen bestaat en niet voordat een schriftelijke vooraankondiging aan de betrokkene is gestuurd dat registratie van de achterstand zal plaatsvinden als de openstaande factuur niet alsnog binnen een voor de consument redelijke termijn wordt betaald. Een kortdurende achterstandssituatie blijft sowieso buiten de registratie bij BKR.
Verder is het stapelrisico van achterstanden van betaling groot. Meerdere achterstanden van € 499 kunnen nog steeds tot serieuze schuldenproblemen leiden. Indien bij BKR pas achterstanden vanaf € 500 worden geregistreerd, neemt dat risico significant toe. In het bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn consumentenkrediet3 wordt krediet vanaf € 0 en vanaf 0 maanden al als krediet in het kader van de Wet financieel toezicht beschouwd, juist ook om dit stapelrisico te beperken en daarmee overkreditering te voorkomen. Het toepassen van een ondergrens van € 500 voor achterstandsregistraties kan belemmerend werken bij de preventie van overkreditering.
Bovendien is het op grond van de wet juist aan de kredietverstrekkers zelf in het kader van de zorgplicht om een zorgvuldige afweging te maken op basis van de beschikbare gegevens. De gegevens van BKR vormen daarin een deelverzameling, naast gegevens over onder andere inkomen en andere verplichtingen (zoals alimentatie). Het bestaan van een achterstandscodering bij BKR leidt niet zonder meer tot het afwijzen van een hypotheekaanvraag. Een consument kan bovendien altijd zijn persoonlijke situatie toelichten. In de praktijk leidt een «minder zware» achterstandsmelding zeker niet bij voorbaat tot uitsluiting van kredietverlening. Zo leidt bijvoorbeeld volgens het reglement van Nationale Hypotheek Garantie (NHG) een achterstandsregistratie bij BKR niet bij voorbaat tot afwijzing van het verstrekken van NHG indien de vordering uiteindelijk geheel is voldaan of sprake is van finale kwijting. Een achterstandsregistratie bij BKR zal voor een kredietverstrekker uiteraard wel aanleiding zijn om extra alert te zijn op mogelijke andere aanwijzingen waaruit financiële problemen kunnen blijken, daarvoor is de registratie ook juist bedoeld.
Bent u bereid met het BKR in overleg te treden teneinde een ondergrens (van bijvoorbeeld € 500,–) te introduceren voor een (negatieve) BKR-registratie opdat voorkomen wordt dat een consument op basis van een bagatel een «financieel strafblad» van 5 jaar krijgt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van het feit dat persoonsverwisseling een reëel probleem is? Bent u bereid dit probleem te verhelpen door mogelijk te maken dat het BKR gebruik kan gaan maken van het Burger Service Nummer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan dit een geregeld zijn?
BKR krijgt toegang tot de gemeentelijke basisadministratie.4 Dit zal problemen met persoonsverwisseling al zeer ver tegengaan. Het burgerservicenummer (BSN) mag gebruikt worden door overheidsorganisaties en private organisaties met een publieke taak. Voor de laatste groep, de private organisaties, is het noodzakelijk dat er een wettelijke basis is voor het gebruik van het BSN. Het BKR is een private organisatie zonder publieke taak, die op dit moment geen wettelijke basis heeft voor het gebruik van het BSN. Eind 2009 is ten behoeve van de gebruikelijke internetconsultatieronde een concept-wetsvoorstel gepubliceerd waarin onder meer een maatregel is opgenomen die het mogelijk zou maken dat kredietinstellingen in hun gegevensverkeer met het BKR gebruik kunnen maken van het BSN van hun cliënten. Het concept-wetsvoorstel is tevens ter advisering voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens dat negatief heeft geadviseerd met betrekking tot de hiervoor beschreven maatregel.
Bent u met mij van mening dat mensen moeten kunnen weten of, en zo ja hoe zij zelf geregistreerd staan in het BKR-register en dat deze informatie gemakkelijk en gratis toegankelijk moet zijn? Kan een on-line toegang via DigiD hiertoe een oplossing zijn? Zo ja, Welke stappen gaat u ondernemen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
In het bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn consumentenkrediet3 wordt geregeld dat, wanneer een kredietaanvraag wordt afgewezen op grond van een BKR-registratie, de betrokkene daarover kosteloos wordt geïnformeerd. Deze informatie ontvangt de betrokkene van de kredietverstrekker. Vervolgens kan de betrokken bij BKR zijn gegevens opvragen. Wanneer iemand ten onrechte bij BKR is geregistreerd, kan registratie door de organisatie die heeft geregistreerd ongedaan gemaakt worden. Eventuele geschillen kunnen worden voorgelegd aan de Geschillencommissie BKR.
Deelt u de opvatting dat het wenselijk is dat mensen geattendeerd worden bij het ontstaan van een negatieve BKR-registratie en dat zij vervolgens in staat worden gesteld binnen bekwame tijd protest aan te tekenen alvorens de negatieve registratie definitief wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit bij het BKR te bepleiten?
Zie antwoord vraag 5.