Christenvervolging in Afrika |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de voortdurende aanvallen op christelijke dorpen in Nigeria, zoals de recente moord op dertien christenen in de deelstaat Plateau?1
Ja.
Erkent u dat het belangrijk is om de religieuze dimensie van dergelijke moordpartijen te onderkennen en deze niet te versmallen tot spanningen en conflicten over lokale machtsverhoudingen? Hoe vertaalt dit zich in het Nederlandse beleid?
Het kabinet erkent de religieuze dimensie van deze aanvallen. Naast religie en etniciteit heeft het conflict meerdere dimensies, waaronder klimaatverandering, armoede en een afwezige overheid. Uiteraard heeft het kabinet hierbij ook oog voor de positie van christenen.
Vrijheid van religie en levensovertuiging is een van de vijf prioriteiten in het mensenrechtenbeleid en een belangrijke pijler in de Nederlandse inzet in Nigeria. Nederland ondersteunt in Nigeria verschillende maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor interreligieuze dialoog en conflictpreventie.
Welke bilaterale contacten heeft u de afgelopen maanden gehad met de Nigeriaanse overheid om daarin op te roepen om de christelijke gemeenschappen te beschermen, straffeloosheid tegen te gaan en berechting van de daders te bevorderen?
Nederland zet zich in bilaterale contacten blijvend in voor conflictpreventie en bescherming van burgers in Nigeria. Zo is deze zorg ook consistent overgebracht in gesprekken in de afgelopen maanden. Tijdens zijn bezoek aan Nigeria in mei 2025 heeft de Mensenrechtenambassadeur uitgebreid aandacht besteed aan het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in contacten met overheid, religieuze leiders en maatschappelijke organisaties.
Bent u bereid om de diplomatieke en humanitaire inspanningen te intensiveren?
Nederland volgt de situatie in Nigeria nauwlettend en bekijkt voortdurend hoe onze inzet te verbeteren op conflictpreventie, stabiliteit en vrijheid van religie en levensovertuiging binnen de beschikbare middelen. Verder vindt binnenkort een politieke dialoog plaats met vertegenwoordigers van de Nigeriaanse overheid, waarbij ook deze kwestie aan de orde zal worden gebracht.
Bent u bijvoorbeeld bereid om in eigen persoon bij de Nigeriaanse overheid aandacht te vragen voor betere bescherming van christenen?
De Minister-President heeft in recent contact de Nigeriaanse overheid opgeroepen tot betere bescherming van haar burgers, waaronder christenen. Het kabinet blijft mensenrechten, waaronder vrijheid van religie en levensovertuiging, stelselmatig aan de orde stellen in de brede bilaterale dialoog met Nigeria en in multilaterale context op alle mogelijke niveaus.
Kunt u aangeven hoe het kabinet opvolging heeft gegeven aan de motie van het lid Ceder c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2254) om zich in te zetten voor gerichte EU-maatregelen ter ondersteuning van religieuze minderheden, waaronder diplomatieke druk, veiligheidsmaatregelen en humanitaire hulp aan getroffen gemeenschappen in Nigeria?
Het kabinet is voornemens dit onderwerp dit jaar nog op te brengen in het Politiek en Veiligheidscomité waar mensenrechten gerelateerde onderwerpen centraal staan. Ook tijdens de aankomende EU-AU top is Nederland van plan dit thema te benoemen. Het kabinet zal uw Kamer hier binnenkort over informeren.
Bent u bereid opnieuw via de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel aan te dringen op spoedige aanstelling van de nieuwe EU-Speciaal Gezant Godsdienstvrijheid?
Nederland blijft dit onderwerp consequent aankaarten in EU-verband, onder meer via de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel. In juni heeft mijn voorganger dit punt ook nog besproken met mevrouw Kallas, Hoge Vertegenwoordiger van Buitenlandse Zaken. Het kabinet blijft aandringen op een spoedige invulling van de functie, gezien het belang van een consistente en zichtbare Europese inzet op dit terrein.
Kunt u aangeven wat de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging in de afgelopen periode heeft gedaan om geweld tegen christenen in Nigeria, maar ook christenvervolging in andere landen in Sub-Sahara-Afrika diplomatiek aan te kaarten?
De Speciaal Gezant volgt de situatie in Nigeria en andere landen in Sub-Sahara-Afrika nauwgezet en zet zich actief in voor de bescherming van religieuze minderheden, waaronder christenen. Nederland vraagt in multilaterale fora, zoals de VN-Mensenrechtenraad, aandacht voor religieus geweld en roept op tot betere bescherming van kwetsbare groepen, waaronder in Nigeria.
Daarnaast onderhoudt de Speciaal Gezant structureel contact met ngo’s en religieuze organisaties en werkt nauw samen met gelijkgezinde landen, onder meer via de International Religious Freedom or Belief Alliance om de situatie in Nigeria en andere landen in Sub-Sahara-Afrika aan te kaarten. Ook heeft de Mensenrechtenambassadeur tijdens zijn bezoek aan Nigeria op 22 en 23 mei jl. specifiek aandacht besteed aan de positie van o.a. christenen en religieuze minderheden.
Erkent u dat de moord op duizenden christen in Nigeria en omliggende landen te weinig diplomatieke aandacht krijgt? Bent u bereid om het tegengaan van de christenvervolging in de Sub-Sahara-Afrika meer prioriteit te geven in Europese en internationale gremia?
Het kabinet blijft de situatie van christenen en andere religieuze minderheden in Nigeria en Sub-Sahara-Afrika nauwlettend volgen en aan de orde stellen.
De Nigeriaanse regering wordt door Nederland, de EU en internationale organisaties zoals de VN-Mensenrechtenraad met regelmaat bevraagd en aangesproken over de situatie van de rechten van de mens, waaronder vrijheid van religie en levensovertuiging, en de noodzaak betere bescherming te bieden aan burgers. Het kabinet zal deze inzet onverminderd voortzetten en ook in Europees en internationale gremia blijven pleiten voor deze rechten, en aandacht voor de situatie van christenen en andere religieuze minderheden.
Het plotse uitstel van de deadline over spreiding van vluchtelingen i.v.m. de Europese Top op 23 en 24 oktober 2025 |
|
Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «European Commission delays decision on migration assistance»1 en van het bericht ««It’s done!» Tusk says Brussels agrees Poland will be exempt from EU migration pact»?2
Ja.
Hoe verklaart u de berichtgeving dat de Europese Commissie de vastgestelde deadline van 15 oktober 2025 voor het jaarverslag en de besluitvorming over de Europese spreiding van vluchtelingen plots heeft uitgesteld?
De Europese Commissie heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben voor het Europese jaarverslag, de commissiemededeling betreffende de lidstaten onder migratiedruk en het voorstel van de Commissie voor de Raad betreffende de solidariteitspool onder de Asiel- Migratiemanagement Verordening.
Klopt de bewering dat het plotse uitstel van de deadline mede verband houdt met de Nederlandse verkiezingen?
Nee.
Is het correct dat de deadline met twee weken is verschoven en dat het jaarverslag nu op of rond 29 oktober 2025 wordt gepubliceerd?
De Europese Commissie heeft geen nieuwe datum gecommuniceerd voor de publicatie van het jaarverslag.
Heeft een lid of vertegenwoordiger van de Nederlandse regering – formeel of informeel – bij de Europese Commissie verzocht om uitstel van het jaarverslag tot de landelijke verkiezingen?
De toenmalige Minister voor Asiel en Migratie heeft tijdens de informele JBZ-Raad in juli 2025 zijn zorgen uitgesproken tegenover Eurocommissaris Brunner over de samenloop van publicatie met de verkiezingsperiode in Nederland. De Europese Commissie heeft daarop aangegeven dat ze geen rekening kunnen houden met de verkiezingsdata van individuele lidstaten bij publicatie. Sindsdien heeft niemand van het kabinet hiervoor aandacht gevraagd en heeft het kabinet aangegeven de publicatiedatum aan de Commissie te laten.
Hoe verklaart u dat Donald Tusk publiek bekend heeft gemaakt dat Polen in het jaarverslag van deelname wordt uitgesloten, terwijl het jaarverslag nog niet eens bekend is?
Tot de publicatie van het jaarverslag is het niet bekend in welke categorie een lidstaat terecht zal komen.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór 10:00 uur op 16 oktober in verband met het debat over de Europese Top?
Ja.
Aanvallen van Hamas op Palestijnen in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Klopt het dat Hamas sinds en rond het ingaan van het staakt-het-vuren de aanval heeft geopend op meerdere Palestijnen in de wijk Sabra in Gaza-stad en meerdere Palestijnen heeft geëxecuteerd? Hoeveel mensen zijn hierbij omgekomen?
Na het ingaan van het staakt-het-vuren keerde Hamas zichtbaar terug op straat in Gaza. Op sociale media circuleren beelden waarop te zien is hoe acht geblinddoekte mannen in Gaza-stad worden geëxecuteerd. Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie over de exacte aantallen mensen die zijn geëxecuteerd. Het lijkt echter te gaan om tientallen executies. Onder druk van bemiddelende partijen bij het staakt-het-vuren zijn de executies op deze publieke wijze gestopt.
Klopt het dat Hamas-strijders zich bij deze aanval verschuilden in ambulances? Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet dat? Is deze tactiek in de afgelopen twee jaar vaker ingezet?
Het kabinet kan dit specifieke incident niet eigenstandig verifiëren. In algemene zin veroordeelt het kabinet uiteraard dergelijk misbruik van civiele (hulp)middelen door Hamas.
Bent u bekend met de gezamenlijke oproep van de clans in Gaza?1 Hoe beoordeelt u deze oproep?
Het kabinet heeft deze oproep niet kunnen verifiëren.
Klopt het dat de woordvoerder van de veiligheidstroepen van de Palestijnse Autoriteit de uitspraak heeft gedaan dat Hamas nu de basis legt voor een burgeroorlog in Gaza?2 Hoe beoordeelt u deze uitspraak?
Woordvoerder Anwar Rajab heeft inderdaad een dergelijke uitspraak gedaan. Het kabinet deelt de opvatting dat Hamas het grootste obstakel vormt voor de implementatie van het vredesplan van president Trump. De ontwapening en ontmanteling van Hamas zijn dan ook cruciaal om orde en veiligheid in de Gazastrook te bewerkstelligen. Uit mijn recente gesprekken met mijn collega’s uit de regio maak ik op dat deze zienswijze breed binnen de regio wordt gedeeld.
Kan het kabinet zich in internationaal verband inzetten voor de veiligheid van onder andere de Dughmush clan en voorkomen dat buitengerechtelijke executies plaatsvinden? Hoe kan het kabinet in internationaal verband de veiligheid van verschillende clans, minderheden en Palestijnen in het algemeen in Gaza aankaarten?
Het belangrijkste voor het bijdragen aan de bescherming van de burgerbevolking in Gaza is dat het staakt-het-vuren standhoudt, en dat er zicht komt op een duurzame oplossing van het conflict. Het vredesplan dat op 13 oktober is ondertekend biedt daarvoor nu momentum. Het is zaak dat er afspraken worden gemaakt over de volgende fases van het plan: o.a. de totstandkoming van een internationaal ondersteund en technocratisch overgangsbestuur in Gaza en de ontwapening van Hamas. Dit zal niet gemakkelijk zijn. De inspanningen van het kabinet zijn erop gericht dit plan te laten slagen. Hiervoor bracht ik begin november een bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden. Daar sprak ik onder meer de Amerikaanse Generaal Frank die leiding geeft aan het Civil Military Coordination Center(CMCC). Dit centrum is opgezet om de implementatie van het vredesplan van Trump te ondersteunen. Het kabinet plaatst twee tijdelijke civiele experts bij dit centrum. Daarnaast draagt het kabinet bij aan de EU missies EUBAM Rafah en EUPOL COPPS, en werkt het in EU-verband aan sancties tegen Hamas. Ook heeft het kabinet sinds 7 oktober 2025 zo’n EUR 94 miljoen beschikbaar gesteld specifiek voor humanitaire hulp aan de Gazastrook, en EUR 25 miljoen voor het versterken van medische capaciteit in Gaza en de omliggende landen. Tot slot kijkt het kabinet hoe het kan bijdragen aan de wederopbouw van de Gazastrook. Zo zal Nederland samen met een aantal andere landen mede-gastheer zijn van een conferentie in Kaïro over dit onderwerp.
In hoeverre heeft deze situatie invloed op het Amerikaanse vredesplan en de stabiliteit in Gaza?
Zie ook het antwoord op vraag 4 en 5.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2025?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De erkenning van de Armeense genocide |
|
Isa Kahraman (NSC), Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de kabinetsbrief van 25 april 2025 (Kamerstuk 36 600 V, nr. 70), waarin het kabinet stelt dat voor Armenië «het vredesproces met Azerbeidzjan en het normalisatieproces met Turkije de hoogste prioriteiten [zijn] in zijn buitenlandse beleid»? Herinnert u zich ook dat het kabinet schreef dat «Nederland de verbetering van relaties in de regio door Armenië niet [wil] hinderen doordat Nederland zodanige diplomatieke effecten oproept dat deze nadelig kunnen uitwerken op de belangen van Armenië, landen in zijn regio of Nederland zelf»?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat in augustus Armenië en Azerbeidzjan een vredesovereenkomst hebben getekend? Bent u er ook van op de hoogte dat op het gebied van het normalisatieproces tussen Armenië en Turkije er goede vorderingen worden gemaakt?
In augustus heeft een trilateraal overleg in Washington plaatsgevonden waar premier Pashinyan en president Aliyev het vredesverdrag hebben geparafeerd. Het vredesverdrag is daarmee nog niet getekend. Het kabinet ziet voorts voorzichtig positieve stappen ten aanzien van het normalisatieproces tussen Armenië en Turkije.
Herinnert u zich dat meerdere moties de regering hebben opgeroepen niet meer te spreken over de «kwestie» van de Armeense genocide? Hoe voert het kabinet, nu de vredesovereenkomst is getekend, de motie-Ceder c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3122) uit?
Het vredesproces is nog niet afgerond daar het verdrag nog niet is getekend.
Bent u zich ervan bewust dat de Kamer met deze motie-Ceder c.s. niet oproept tot een juridische erkenning (wat ook niet mogelijk is, omdat het Genocideverdrag uit 1948 geen retroactiviteit kent), maar tot een historisch morele erkenning, zoals Duitsland, Frankrijk, België, Luxemburg, de Verenigde Staten en andere landen al hebben gedaan?
De motie vraagt om voortaan te spreken van de Armeense genocide. Het kabinet houdt voor het begrip «genocide» de juridische definitie uit het Genocideverdrag aan en gebruikt het woord genocide niet in een andere context.
Herinnert u zich dat het kabinet in de eerdergenoemde brief ook schreef dat, «juíst als verdediger van het internationaal recht, de Nederlandse regering het mogelijke gebruik van zwaarwegende juridische kwalificaties zeer zorgvuldig [hoort] te verkennen»?
Ja.
Ziet u de overige landen van de Benelux niet als verdedigers van het internationaal recht? Hoe weegt u de uiting dat hier sprake zou zijn van een zwaarwegende juridische kwalificatie, terwijl dit om een gebeurtenis gaat voordat het Genocideverdrag ondertekend was en dit verdrag geen retroactiviteit noch juridische erkenning en rechtsgevolgen kent en een historisch-morele benadering heel goed mogelijk is, zoals andere landen hebben laten zien?
Het is niet aan het kabinet om uitspraken te doen over de vraag of andere landen kunnen worden aangemerkt als verdedigers van het internationaal recht. Het kabinet hanteert één kwalificatie van genocide en dat is de juridische definitie zoals gesteld in het Genocideverdrag.
Ziet u Frankrijk, de Verenigde Staten en Duitsland niet als verdedigers van het internationaal recht? Hoe weegt u de uiting dat hier sprake zou zijn van een zwaarwegende juridische kwalificatie, terwijl uit erkenning noch een juridische status, noch rechtsgevolgen vloeien, maar slechts een historisch-morele erkenning?
Het is niet aan het kabinet om uitspraken te doen over de vraag of andere landen kunnen worden aangemerkt als verdedigers van het internationaal recht. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Kunt u ontkrachten dat het kabinet bang is voor de Turkse reactie en mogelijke gevolgen? Indien u dit niet kunt, voor welke gevolgen vreest het kabinet? Waarom hebben gelijkgezinde landen de Armeense genocide dan wel al erkend? Acht u de vrees voor een Turkse reactie zwaarwegender, dan de wens die de Kamer veelvuldig, in verschillende samenstellingen, heeft geuit?
Het is niet aan het kabinet om uitspraken te doen over de beweegredenen van andere landen met betrekking tot deze kwestie. Nederland steunt de Armeense ambities en inspanningen om de stabiliteit in de zuidelijke Kaukasus te bevorderen, mede door de relaties met buurlanden Azerbeidzjan en Turkije te verbeteren. Nederland wil deze inzet van Armenië niet hinderen.
Kunt u bevestigen dat het kabinet aan het verzoek van de bijna unaniem aangenomen motie-Ceder c.s., om voortaan niet meer over «de kwestie» te spreken, met het beantwoorden van deze brief heeft voldaan? Zo niet, waarom niet?
Nee. Zoals in de brief van afgelopen april vermeld staat, houdt het kabinet vast aan «de kwestie van de Armeense genocide». Het kabinet ziet positieve ontwikkelingen ten aanzien van de relaties tussen deze landen. Tegelijkertijd constateert het kabinet dat zowel het vredesproces met Azerbeidzjan als het normalisatieproces met Turkije zich nog in een precaire fase bevinden.
Kunnen deze vragen één voor één worden beantwoord en voor aanvang van het debat over de Europese top van 23 en 24 oktober?
De vraag zijn één op één beantwoord en zo snel mogelijk naar de Kamer gestuurd.
De antiregeringsprotesten in Georgië |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de recente grootschalige demonstraties en arrestaties in Tbilisi?
Ja.
Bent u het eens dat wij als Nederland en Europa alles moeten doen wat in onze macht ligt om alle burgers op ons continent te beschermen tegen democratische afbrokkeling en invloed vanuit Rusland?
De agressieoorlog van Rusland tegen Oekraïne en de destabiliserende invloed van Rusland in landen aan zijn grenzen vormen een grote dreiging voor de Europese veiligheid en democratie. Het bestendigen van de democratische rechtstaat in deze landen is een prioriteit voor het kabinet. Via de MATRA en mensenrechten instrumenten ondersteunt Nederland landen die grenzen aan de EU in het versterken van de eigen democratische en rechtsstaatinstituties en respect voor mensenrechten. De betreffende programma’s dragen bij aan de stabiliteit in deze landen en het beperken van Russische beïnvloeding. Daarnaast zet het kabinet in op het versterken van de weerbaarheid van deze landen door middel van ondersteuning in het tegengaan van hybride dreigingen, zoals recentelijk in aanloop naar de verkiezingen in Moldavië.
Deelt u de opvatting van uw voorganger, de heer Veldkamp, dat Nederland niet moet aarzelen om alle unilaterale en multilaterale middelen in te zetten wanneer de Georgische autoriteiten doorgaan met het ondermijnen van de democratie en het schenden van mensenrechten?
De situatie in Georgië is zeer verontrustend. Het kabinet heeft dan ook verschillende unilaterale en multilaterale middelen ingezet om de situatie in Georgië te adresseren. Zo zijn samenwerkingsprogramma’s met de Georgische autoriteiten opgeschort, zoals Georgische deelname aan het MATRA Rule of Law trainingsprogramma, en zijn politieke en hoogambtelijke contacten afgeschaald. Ook heeft Nederland het Weens Mechanisme binnen de OVSE geïnitieerd. Op basis van dit mechanisme hebben 38 OVSE-landen Georgië kritisch bevraagd over de mensenrechtensituatie in het land en hebben de Georgische autoriteiten hierover verantwoording moeten afleggen.
Ook in Europees kader zijn verschillende maatregelen genomen. Zo is EU projectsteun die direct ten goede kwam aan de Georgische begroting of bestond uit technische assistentie aan de regering ter waarde van EUR 120 miljoen stopgezet, evenals EUR 30 miljoen binnen de Europese Vredesfaciliteit (EPF) bestemd voor de defensiesector. Op 14 april jl. maakte Nederland, in Benelux-verband, paspoorthouders van een Georgisch diplomatiek of servicepaspoort visumplichtig, nadat de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken eerder dit jaar de visumfacilitatieovereenkomst gedeeltelijk opschortte. Binnen de Raad worden gesprekken gevoerd over activatie van het visumopschortingsmechanisme. Het kabinet steunt de activering van dit mechanisme voor Georgië, zodra de herziening hiervan rond is. Ook blijft het kabinet in EU verband inzetten op individuele sancties.
Deelt u de mening dat Nederland, indien Europese consensus over sancties uitblijft, bijvoorbeeld door het optreden van Hongarije, zelfstandig gerichte sancties zou moeten kunnen treffen, net zoals de Baltische staten dat al hebben gedaan?
Op grond van de Sanctiewet 1977 kan Nederland geen zelfstandige sancties opleggen, maar worden sancties uitgevoerd die voortvloeien uit internationale verplichtingen, bijvoorbeeld in VN- of EU-verband. Hoewel het gebruik van juridisch bindende internationale grondslagen de sterke voorkeur heeft van het kabinet, voorziet de Sanctiewet 1977 ook in de mogelijkheid sancties op te leggen als deze voortvloeien uit niet-bindende internationale afspraken.
Een internationale afspraak moet betrekking hebben op de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme. Een gezamenlijke verklaring van Ministers van Buitenlandse Zaken zou als een dergelijke internationale afspraak kunnen gelden. Echter, de gezamenlijke verklaring van Ministers van Buitenlandse Zaken waar deze vraag waarschijnlijk op doelt kan niet als een internationale afspraak gelden om binnen de kaders van de Sanctiewet 1977 sancties te kunnen opleggen, daar deze verklaring onvoldoende concreet is.
Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden om de druk op Georgië verder te vergroten, in verband met het geweld tegen demonstranten en journalisten eind 2024. Het kabinet streeft naar het aannemen van maatregelen in Europees verband, mede met het oog op de effectiviteit. Nederland spant zich hier in EU-kader actief voor in binnen de Raad van Minister van Buitenlandse Zaken. Alternatieve wegen hebben dan ook niet de voorkeur van het kabinet.
Bent u bereid te laten onderzoeken of en op welke wijze Nederland binnen de kaders van de Sanctiewet 1977 zelfstandig sancties kan opleggen tegen verantwoordelijken voor democratische ondermijning in Georgië, en daarbij expliciet te betrekken of recente gezamenlijke verklaringen van Ministers van Buitenlandse Zaken als een internationale overeenkomst kunnen gelden?
Zie antwoord vraag 4.
De volgende berichten in de uitzending Pauw & De Wit op NPO1 van 6 oktober 2025 |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Sarah Dobbe (SP), Laurens Dassen (Volt), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met bovenstaande berichten en de inhoud van bovenstaande uitzending?1
Bent u bereid te pleiten voor een onafhankelijk, internationaal onderzoek naar de vermeende mishandelingen van (Nederlandse) opvarenden van de Global Sumud Flotilla door Israël? Zo nee, waarom niet?2
Hoe beoordeelt u het besluit van Spanje om een klacht in te dienen tegen Israël bij het Internationaal Strafhof vanwege de gebeurtenissen omtrent de Global Sumud Flotilla?3
Bent u bereid om, in navolging van Spanje, ook een klacht in te dienen tegen Israël bij het Internationaal Strafhof? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid andere vergelijkbare stappen te ondernemen?
Erkent u dat de onderschepping van de humanitaire vloot, A Thousand Madleens, in internationale wateren strijdig is met het internationaal recht, zoals ook VN-experts oordelen? Zo nee, waarom niet? Kunt u in dat geval de juridische onderbouwing daarvan per ommegaande met ons delen?4
Zo ja, welke actie(s) onderneemt u om het internationaal recht ten uitvoering te brengen?
Klopt het dat de opvarenden van A Thousand Madleens niet onderworpen waren aan Israëlische wet- en regelgeving op het moment van onderschepping door Israël in internationale wateren? Zo ja, welke actie koppelt u aan dit feit? Zo nee, kunt u juridisch onderbouwen waarom dit wel het geval zou zijn?
Bent u bereid om de meest recente onderschepping van de Freedom Flotilla Coalition, The Conscience en A Thousand Madleens door Israël in internationale wateren te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Heeft Nederland contact gehad met de Verenigde Naties of met andere Europese partners over de bescherming van de opvarenden van de flotilla, zoals de VN-experts hebben verzocht?
Bent u bereid voor aankomende humanitaire missies van internationale flotilla’s bescherming te bieden aan de (Nederlandse) opvarenden? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid in EU-verband te pleiten voor gezamenlijke maatregelen om naleving van het internationaal recht af te dwingen, inclusief het waarborgen van veilige doorgang voor toekomstige humanitaire missies?
Bent u bereid om in multinationaal (Europees) verband de aankomende humanitaire missies van de internationale flotilla’s bescherming te bieden?
Erkent u dat het uitblijven van een internationale reactie de kans vergroot dat Israël doorgaat met aanvallen op humanitaire schepen? Welke stappen neemt Nederland om dit te voorkomen?
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar en, gezien de ernst van de situatie, met spoed uiterlijk vóór aanvang van het debat over de Europese top van volgende week donderdag (d.d. 16 oktober) beantwoorden?
De humanitaire situatie van de Druzen in Syrië |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Aukje de Vries (VVD), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de recente berichten over grootschalige aanvallen op de Druzenbevolking in de Syrische provincie Suwayda, waarbij volgens meldingen duizenden mensen zijn omgekomen en honderdduizenden ontheemd zijn geraakt?
Ik heb kennisgenomen van berichtgeving over de geweldsescalaties in Suweida in juli en augustus jl. De genoemde gebeurtenissen zijn verontrustend. Het is essentieel dat alle gemeenschappen in Syrië worden beschermd, waaronder ook de Druzen.
Klopt het dat Suwayda al maanden onder volledige belegering staat, waardoor voedsel, water, medische zorg en elektriciteit vrijwel niet meer beschikbaar zijn voor de bevolking?
De situatie in Suweida blijft fragiel en onvoorspelbaar met voortdurende spanningen, waarbij een groot gedeelte van de bevolking afhankelijk is van humanitaire hulp. Er zijn aanhoudend incidenten die bijdragen aan instabiliteit, vooral in de rurale gebieden. Dit zorgt voor beperkingen van de bewegingsvrijheid van burgers en hulpverleners. Desondanks bereikten tussen 20 juli en 10 oktober jl. 46 hulpkonvooien Suweida met levensreddende hulp, zoals voedsel, medische hulpmiddelen en brandstof. Daarnaast spannen hulporganisaties zich in om toegang tot essentiële diensten zoals watervoorzieningen en broodproductie te herstellen. De noden blijven vooralsnog hoog en er is een voortdurende behoefte aan meer humanitaire hulp.
Wat weet u over meldingen dat tijdens deze aanvallen vrouwen en meisjes zijn verkracht, ontvoerd en vermoord, en dat tientallen dorpen doelbewust zijn verwoest?
Het kabinet keurt alle vormen van geweld af. Belangrijk is dat wordt vastgesteld wat er precies is voorgevallen in Suweida en wie verantwoordelijk is geweest voor dit geweld. Er zijn twee commissies ingesteld die de geweldsescalatie in Suweida onderzoeken: een Syrische onderzoekscommissie, onder leiding van de Syrische Minister van Justitie, en een onafhankelijke onderzoekscommissie van de Verenigde Naties die ressorteert onder de Independent International Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic(CoI). Het kabinet volgt nauwlettend de bevindingen van deze onderzoekscommissies.
Klopt het dat er aanwijzingen zijn dat deze aanvallen niet willekeurig zijn, maar onderdeel van een systematische campagne van etnische zuivering gericht tegen religieuze minderheden, waaronder de Druzen en christenen van Suwayda?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van het internationaal humanitair recht en de Conventies van Genève?
Alle partijen bij een gewapend conflict zijn gebonden aan het humanitair oorlogsrecht. Dit betekent onder meer dat de strijdende partijen onderscheid moeten maken tussen burgers en strijders, en tussen militaire doelen en burgerobjecten. Alleen strijders en militaire doelen mogen worden aangevallen.
Het rechtstreeks en doelbewust aanvallen van burgers is in strijd met het humanitair oorlogsrecht. Daarnaast moeten humanitaire hulpverleners ook gerespecteerd en beschermd worden. Signalen van mogelijke aanvallen op burgers zijn zeer ernstig. Zoals eerder beantwoord in vraag 3 en 4 doen verschillende commissies momenteel onderzoek naar de situatie.
Bent u bereid binnen de Europese Unie en de Verenigde Naties te pleiten voor een onafhankelijk onderzoek naar mogelijke oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in Suwayda, en de verantwoordelijken daarvoor ter verantwoording te brengen?
De Commission of Inquiry(CoI) heeft op 15 juli jl. bevestigd de gebeurtenissen in Suweida te onderzoeken. Het onderzoek is gaande en het rapport moet nog worden gepubliceerd. In dat licht verwelkomt het kabinet ook de samenwerking van Syrische overgangsautoriteiten met de CoI met betrekking tot de gewelddadigheden in Suweida. Nederland blijft zowel in multilateraal verband als in contacten met de Syrische overgangsautoriteiten het belang van dit onafhankelijke onderzoek benadrukken.
Ook de door Syrië opgerichte nationale commissie heeft aangegeven een onderzoek naar de gewelddadigheden in te stellen. Deze commissie werd op 31 juli ingesteld door de Syrische Minister van Justitie met een mandaat van drie maanden, bestaande uit zeven leden, waaronder rechters, advocaten en een militair. Tot op heden heeft de commissie nog geen conclusies bekendgemaakt, en het is nog onbekend of deze commissie haar bevindingen publiekelijk zal delen. Nederland blijft aandringen op het belang van openbaarmaking van de uitkomsten van dit onderzoek.
Ziet u mogelijkheden om, eventueel via internationale partners of hulporganisaties, bij te dragen aan de totstandkoming van een humanitaire corridor voor de levering van voedsel, medische hulp en brandstof aan de belegerde bevolking?
De Nederlandse inzet is gericht op het faciliteren van onbelemmerde en veilige toegang tot humanitaire hulp in heel Syrië. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met onze humanitaire partners, waaronder VN-organisaties, de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging en de Dutch Relief Alliance. Ondanks de aanhoudende spanningen en onveiligheid kunnen hulpkonvooien Suweida bereiken. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Kunt u aangeven of Nederland bereid is zich in te zetten voor hulp aan ontheemde Druzen en christenen, bijvoorbeeld door steun aan onderwijsprogramma’s of noodhulp via VN-organisaties en ngo’s?
Nederland blijft zich inzetten voor humanitaire hulp aan alle kwetsbare bevolkingsgroepen in Syrië, waaronder ontheemde Druzen en christenen. Sinds het uitbreken van het conflict in 2011 levert Nederland zowel diplomatieke als financiële steun aan humanitaire partners zoals de Verenigde Naties, de Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging en de Dutch Relief Alliance. Deze bijdragen zijn bewust flexibel, zodat hulporganisaties snel kunnen inspelen op acute noden, zoals recent in de provincie Suweida.
Humanitaire hulp wordt daarbij altijd verleend op basis van behoefte, zonder onderscheid naar etnische of religieuze achtergrond. Op dit moment richt Nederland zich primair op humanitaire hulp.
Bent u bereid de Kamer actief op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in Suwayda en van eventuele diplomatieke of humanitaire stappen die Nederland onderneemt?
Ja. De Staatssecretaris Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp bezocht recentelijk Syrië en heeft daar het belang onderstreept van onafhankelijk onderzoek naar de gebeurtenissen in Suweida. In gesprekken met humanitaire organisaties werd bevestigd dat de toegang tot Suweida nog steeds ernstig beperkt is, wat de hulpverlening belemmert. Nederland blijft daarom, zowel bilateraal als in multilateraal verband, aandringen op ongehinderde humanitaire toegang, bescherming van alle bevolkingsgroepen en gerechtigheid voor begane misdaden.
Nederlandse jongeren die zich zorgen maken over oorlog |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Foort van Oosten (VVD), Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Herkent u de zorgen van kinderen en jongeren over oorlog en veiligheid, zoals blijkt uit het onderzoek van UNICEF?1
Welke verantwoordelijkheden ziet u voor de overheid om ervoor te zorgen dat kinderen in Nederland zich veilig voelen?
Op welke manier worden kinderen en hun specifieke behoeften en kwetsbaarheden momenteel meegenomen in plannen om Nederland veilig en weerbaar te houden? Kunt u hierbij ingaan op fysieke kwetsbaarheden van jongeren, maar ook op kwetsbaarheden omdat zij midden in hun ontwikkeling zitten en bijvoorbeeld zo veel mogelijk voorkomen moet worden dat zij onderwijs missen?
Hoe borgt u dat de belangen van kinderen in crisistijd niet van tafel vallen?
Is er in de communicatie vanuit de overheid over oorlog en mogelijke rampen specifieke aandacht voor kinderen (van 0 tot 18), aangezien veel kinderen aangeven dat hun zorgen een direct gevolg zijn van wat ze zien op televisie en op sociale media?
Is bij communicatie vanuit de overheid over crisisparaatheid aandacht voor het feit dat kinderen dit ook zien en dat dit tot zorgen kan leiden? Welke acties neemt u om te zorgen dat kinderen hierover in gesprek kunnen gaan?
Bent u voornemens om binnen de middelen die gereserveerd zijn voor het vergroten van de maatschappelijke weerbaarheid een deel specifiek te bestemmen voor het vergroten van de weerbaarheid van kinderen? Zo ja, welke plannen heeft u hiervoor? Zo nee, waarom niet?
Op welke manier bent u van plan er voor te zorgen dat meer kinderen en jongeren er vertrouwen in krijgen dat de overheid weet wat zij nodig hebben om zich veilig te voelen, aangezien uit de peiling van UNICEF blijkt dat nu slechts een kwart van hen denkt dat de overheid weet wat hiervoor nodig is?
De Spaanse plicht een auto uit te rusten met een V-16 noodlamp in plaats van een gevarendriehoek |
|
Dieke van Groningen (VVD), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Tieman |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de aankomende wijziging in Spanje (per 1 januari 2026) waarbij een V-16 knipperlicht de gevarendriehoek zal vervangen?1.
Ja, via de Spaanse ambassade is het ministerie geïnformeerd dat vanaf 1 januari 2026 het voor voertuigen met een Spaans kenteken verplicht is om een «V-16 hazard warning device» (hierna: V-16 noodlamp) te gebruiken in plaats van een gevarendriehoek.
Het bericht van de Spaanse ambassade stelt dat de V-16 noodlamp vanaf 1 januari 2026 in Spanje de enige legale manier is om andere voertuigen te waarschuwen bij een stilgevallen voertuig en om die reden in alle personenauto’s, personenbussen en vrachtauto’s met een Spaans kenteken aanwezig moet zijn.
Op grond van het Weense Verdrag inzake het wegverkeer hoeven voertuigen die zich in Spanje bevinden maar die zijn geregistreerd in een ander land dan Spanje en die daardoor worden beschouwd als internationaal verkeer geen V-16 noodlamp aanwezig te hebben. Voor deze voertuigen is het voldoende om een gevarendriehoek te hebben of een ander apparaat dat overeenkomstig de regelgeving uit het land van herkomst een soortgelijke functie vervult.
Bent u bekend met de technische details van de V-16 lamp zoals door Movistar aangeboden, met onder andere automatische melding via NB-IoT, ingebouwde simkaart en 10-jaarsconnectiviteit?2
Ja. Het ministerie staat in contact met autoriteiten uit andere lidstaten op het gebied van verkeersveiligheid en veiligheidswaarschuwingen. Vanuit contacten met de Spaanse autoriteiten zijn de technische details derhalve bekend.
Deelt u de zorgen dat het plaatsen van een gevarendriehoek op de vluchtstrook tot gevaarlijke situaties kan leiden en dat een automatisch zichtbaar en connected lampje veiliger kan zijn?
De V16 noodlamp heeft twee functies. De lamp contact met hulpdiensten en straalt knipperend of zwaaiend waarschuwingslicht uit. Dat is mogelijk veiliger dan het plaatsen van een gevarendriehoek, omdat het plaatsen van een gevarendriehoek in veel gevallen meer tijd kost dan het inschakelen van een V16 noodlamp. Of er voor een gestrande weggebruiker meerwaarde is ten opzichte van het aanzetten van de alarmlichten in een auto (indien deze werken) en het zelf bellen van hulpdiensten is niet op voorhand te zeggen. Ook is niet op voorhand te zeggen welke invloed een V16 noodlamp heeft op de bereikbaarheid van hulpdiensten.
Het is in Nederland niet verplicht om een gevarendriehoek in het voertuig te hebben en te plaatsen in het geval van een ongeval. Hoewel artikel 58 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) voorschrijft dat bij een stilgevallen voertuig met meer dan twee wielen een gevarendriehoek geplaatst moet worden in de richting van het verkeer waarvoor het voertuig gevaar oplevert, geldt dat niet «wanneer knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd»3. Het gaat hier om de alarmlichten van het voertuig.
Over het algemeen is het verstandig om bij pech langs de snelweg het voertuig bij gebruik van de vluchtstrook zo ver mogelijk van de rijbaan af te plaatsen, alarmlichten in te schakelen, zo snel mogelijk met alle inzittenden achter de geleiderail te gaan staan en dan een pechhulpdienst in te schakelen. Het plaatsen van een gevarendriehoek kan daarna gebeuren indien mogelijk. Bij het ontbreken van een vluchtstrook kan een voertuig met pech terecht in een pechhaven langs de weg. Het plaatsen van een gevarendriehoek kan ervoor zorgen dat men zich langer op de rijbaan begeeft dan wanneer alleen de alarmlichten worden ingeschakeld. Dit kan risico’s met zich meebrengen voor degene die de driehoek plaatst.
In hoeverre overlegt Nederland met landen die dergelijke regelgeving invoeren om te bezien of vergelijkbare of compatibele regels wenselijk zijn in Nederland of tussen lidstaten?
Nederland is lid van verschillende internationale organisaties die zich bezighouden met voertuigregelgeving, verkeersregelgeving en verkeersveiligheid. Hierbij moet worden gedacht aan VN/ECE-werkgroepen en overleggen in het kader van de Europese Unie. Dit onderwerp staat voor zover bekend op dit moment niet op de agenda in deze overleggen.
Bent u bereid dit onderwerp actief in te brengen in Europese overleggen en te pleiten voor harmonisatie van regels en techniek, zodat automobilisten in alle lidstaten met hetzelfde systeem uit de voeten kunnen?
Zoals in het antwoord op vraag 4 staat, is Nederland lid van verschillende internationale organisaties op dit gebied. Ik volg de ontwikkelingen daar met interesse. Op dit moment lijken er voldoende alternatieven voor de V-16 noodlamp, namelijk de waarschuwingslichten die in elk voertuig aanwezig zijn en de gevarendriehoek. Ondertussen wordt uiteraard gewerkt aan innovaties die de verkeersveiligheid stimuleren. Zo wordt, volgens de Europese verordening voor uniforme verkeersveiligheidsinformatie4, met navigatiediensten en de auto-industrie gewerkt aan het rechtstreeks doorgeven van signalen vanuit voertuigen of meldingen van gebruikers – zoals een lekke band of een stilstaand voertuig – naar de verkeerscentrales.
In hoeverre acht u het mogelijk en wenselijk om hetzelfde systeem in Nederland toe te passen?
Er is op dit moment geen aanleiding om een noodlamp zoals de V-16 noodlamp voor te schrijven. In Nederland is een goed werkend systeem van het gebruik van alarmlichten (aanwezig in elk voertuig) en de gevarendriehoek. Ook zijn er voor burgers kosten verbonden aan een noodlamp zoals in Spanje verplicht wordt gesteld.
Acht u het V-16 systeem gebruiksvriendelijker en sneller inzetbaar dan een gevarendriehoek, en kan dit bijdragen aan het verkorten van onveilige situaties langs de weg?
In aanvulling op het antwoord op vraag 3 is vooral in algemene zin te zeggen dat het bij geval van pech van belang dat er snel een veilige plek gezocht kan worden door de automobilist, voor de eigen veiligheid en die van het overige verkeer. Dit kan waarschijnlijk het snelst wanneer alleen de alarmlichten worden aangezet, waarna hulpdiensten kunnen worden gebeld.
Bent u bereid te onderzoeken of Nederland een soortgelijk lampje bij pech, in plaats van of aanvullend op de gevarendriehoek, zou willen verplichten? Zo ja, welke stappen worden hiertoe gezet? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen noodzaak om dit te onderzoeken. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 3 is het gebruik van een gevarendriehoek niet verplicht wanneer een knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd. Uiteraard worden de ontwikkelingen in Spanje met interesse gevolgd.
Welke juridische en technische belemmeringen, zoals Europees recht, interne markt, typegoedkeuringen of handhaafbaarheid, zouden er kunnen zijn bij het introduceren van zo een V-16 noodlampje?
Een juridische belemmering is momenteel dat het gebruik van een dergelijke lamp voor normale personenauto’s niet is toegestaan. In de Regeling voertuigen is limitatief voorgeschreven van welke lampen een voertuig voorzien mag zijn. Alleen voor voertuigen die voor bijzondere werkzaamheden, zoals werk aan de weg, worden ingezet, gelden andere regels. Voor nader onderzoek naar eventuele juridische en technische belemmeringen zie ik nu geen aanleiding
Zijn er evaluaties gedaan van dergelijke systemen in samenwerking met andere landen om het aantal ongevallen bij pech of stilstand te verminderen?
Ik ben niet bekend met dergelijke evaluaties.
Bent u bereid om de ervaringen en data uit Spanje na invoering van dit systeem te betrekken bij een Nederlandse afweging?
Zoals in het antwoord op vraag 4 is genoemd, is het ministerie in gesprek met andere Europese lidstaten en in VN/ECE-werkgroepen over verkeersveiligheid en veiligheidswaarschuwingen. Via deze gesprekken worden de ontwikkelingen uit Spanje met interesse gevolgd.
Staat u ervoor open om samen met branchepartijen (automotive-industrie, verzekeraars, pechhulporganisaties) pilots te starten of verkenningen te doen naar de introductie van zo een V-16 lamp?
Er zijn geen signalen dat het systeem zoals we dat in Nederland kennen, met alarmlichten en de gevarendriehoek, onvoldoende werkt. Daarom is er geen aanleiding om pilots te starten of verkenningen te doen. Uiteraard worden de ontwikkelingen in Spanje met interesse gevolgd.
De toepassing van het Europese solidariteitsmechanisme |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Nicolien van Vroonhoven-Kok (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgen om het migratiepact: Van Weel wil dure rekening of extra opvang vermijden»?1
Ja.
Klopt het bericht dat u recent heeft deelgenomen aan een overleg met een aantal landen over de toepassing van het solidariteitsmechanisme van het EU-migratiepact voor het jaar 2026, dat voor 15 oktober 2025 moet zijn vastgesteld door de Europese Commissie?
Dat klopt.
Wat is in dit overleg concreet uw inzet geweest ten aanzien van de verdeelsleutel die in 2026 zal worden gehanteerd voor de herplaatsing van asielzoekers binnen de Europese Unie (EU) van landen die «onder migratiedruk» staan naar ontvangende landen?
De kabinetsinzet met betrekking tot het solidariteitsmechanisme is erop gericht dat de solidariteitspool berust op een objectieve analyse, waarbij de hoogte van de pool realistisch is en niet extra druk legt op lidstaten. Daarnaast is de werking van Dublin voor het kabinet een belangrijke voorwaarde voor het ontvangen van solidariteit om de delicate balans tussen verantwoordelijkheid en solidariteit in het Pact te waarborgen. Het kabinet zet in op een duidelijk plan van aanpak voor het hervatten van Dublinoverdrachten naar verscheidene lidstaten. Het kabinet zal conform het regeerprogramma financieel bijdragen aan het solidariteitsmechanisme.
De verdeelsleutel is geen onderdeel van deze overleggen. De verdeelsleutel is vastgesteld in de Asiel- en migratiebeheerverordening (AMMR). Een lidstaat kan niet worden verplicht tot een hogere bijdrage dan het vastgesteld aandeel op basis van de verdeelsleutel (gebaseerd op bevolkingsomvang en BBP).
Hoe groot zal de «solidariteitspool» van over te nemen asielzaken in 2026 zijn, wat is daarbij de status van Nederland (wel of niet «onder migratiedruk», een «risico op migratiedruk in het komende jaar» of «te maken met een situatie van aanzienlijke migratie») en welk procentueel aandeel moet Nederland leveren in de herplaatsing van asielzoekers?
De Europese Commissie beoordeelt of er sprake is van migratiedruk op grond van de AMMR. Wanneer de Commissie de migratiesituatie beoordeelt en nagaat of in een lidstaat sprake is van migratiedruk, een risico van migratiedruk of een significante migratiesituatie, houdt de Commissie rekening met het jaarverslag en alle nadere informatie op grond van artikel 9 van de AMMR. De Commissie zal de komende periode een mededeling publiceren ter bepaling hiervan.
Ook de omvang van de solidariteitspool is nog niet vastgesteld. De hoogte van de benodigde solidariteit wordt jaarlijks vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Europese Commissie. De Raad dient in december een besluit te nemen over de eerste solidariteitspool.
Het aandeel dat elke lidstaat in deze totale solidariteitsbijdragen heeft, waarvan de financiële bijdrage één mogelijkheid is, wordt, zoals reeds in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, berekend volgens een verdeelsleutel gebaseerd op de omvang van de bevolking en het BBP van de lidstaat. Op basis van deze verdeelsleutel ligt het percentuele aandeel van Nederland voor het aankomend jaar rond de 5–6%. Nederland kan niet verplicht worden om meer bij te dragen dan op basis van die betreffende verdeelsleutel.
Het kabinet zal conform het regeerprogramma financieel bijdragen aan het solidariteitsmechanisme. Nederland kan niet verplicht worden tot de herplaatsing van asielzoekers wanneer Nederland ervoor heeft gekozen om financieel bij te dragen. Wanneer op EU-niveau de minimumdrempel van het aantal beoogde herplaatsingen niet wordt gehaald, is het binnen het solidariteitsmechanisme wel mogelijk dat lidstaten worden verplicht om afgebakende aantallen «Dublinclaimanten» niet over te dragen aan de begunstigde lidstaat onder migratiedruk (de zogenoemde verantwoordelijkheidscompensaties). Als dit het geval is, zal dit verrekend worden met de hoogte van de financiële bijdrage. Hierdoor is het dus niet zo dat er een financiële bijdrage wordt geleverd én dat Nederland daarnaast ook nog extra asielzaken op zich neemt.
Wordt Nederland behalve netto-betaler nu ook een netto-ontvanger van extra asielzaken, door de toepassing van deze Europese Spreidingswet?
Het solidariteitsmechanisme is onderdeel van het Migratiepact. Het Migratiepact omvat onder meer strengere controles aan de buitengrenzen, snellere asielprocedures en beperkingen voor asielzoekers om door te reizen naar andere EU-landen om daar asiel aan te vragen. Daarbij is een balans afgesproken tussen verantwoordelijkheid en solidariteit in het Migratiepact. Zoals hierboven ook aangegeven is de inzet van het kabinet erop gericht dat de solidariteitspool berust op een objectieve analyse, waarbij de hoogte van de pool realistisch is en niet extra druk legt op lidstaten. Daarnaast is de werking van Dublin voor het kabinet een belangrijke voorwaarde voor het ontvangen van solidariteit om de delicate balans tussen verantwoordelijkheid en solidariteit in het Migratiepact te waarborgen. Het kabinet zet in op een duidelijk plan van aanpak voor het hervatten van Dublinoverdrachten naar verscheidene lidstaten.
Het kabinet is voornemens een financiële bijdrage te leveren aan het solidariteitsmechanisme. Er is dan geen verplichting voor herplaatsingen. Wanneer er sprake is van verantwoordelijkheidscompensaties, zoals in vraag 4 nader toegelicht, zal de financiële bijdrage overeenkomstig verminderd worden. Hierdoor is het dus niet zo dat er een financiële bijdrage wordt geleverd én dat Nederland daarnaast ook nog extra asielzaken op zich neemt.
Deelt u de mening dat Nederland bij de toepassing van het solidariteitsmechanisme moet worden aangewezen als een land dat «onder migratiedruk» staat, mede omdat het migratiesaldo de bandbreedte van 40.000–60.000 per jaar (zoals geadviseerd door de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050) ver overstijgt en de asielketen in ons dichtbevolkte land al onder grote druk staat?
De Europese Commissie beoordeelt of er sprake is van migratiedruk aan de hand van de regels van de AMMR. Wanneer de Europese Commissie de migratiesituatie beoordeelt en nagaat of in een lidstaat sprake is van migratiedruk, een risico van migratiedruk of een significante migratiesituatie, gebruikt de Commissie hiervoor het jaarverslag en houdt rekening met alle nadere informatie op grond van artikel 9 van de AMMR. Hiermee zijn de factoren die ten grondslag liggen aan de beoordeling vastgelegd in de AMMR.
Het kabinet is voornemens financieel bij te dragen aan het solidariteitsmechanisme en niet via herplaatsingen. Het kabinet is daarnaast momenteel met enkele lidstaten en de Commissie in gesprek over hoe lidstaten die buiten de in de AMMR gedefinieerde migratiedruk vallen maar niettemin wel een specifieke druk ervaren erkenning kunnen krijgen van die situatie. Het kabinet zal uw Kamer over de uitkomsten van de gesprekken via de gebruikelijke kanalen, zoals de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van december, of bij relevante ontwikkelingen informeren.
Hoeveel asielzaken heeft Nederland in 2024 moeten overnemen van andere EU-landen, omdat aan de EU-buitengrens de asielprocedures en/of de kwaliteit van de opvang niet in orde waren? Hoeveel overdrachten hebben er plaatsgevonden in 2024 en in de vijf jaren daarvoor in het kader van de Dublinprocedure (per land, uitgedrukt in aantallen en in percentage van het aantal Dublinclaims)?
In 2024 waren geen Dublinoverdrachten mogelijk naar Griekenland, Malta, Hongarije en Italië. Deze hebben dan ook niet plaatsgevonden. In beginsel wordt de asielaanvraag in dat geval inhoudelijk door Nederland in behandeling genomen.
In 2024 had Nederland circa 790 Dublinclaims kunnen indienen bij Griekenland en circa 10 bij Hongarije. Bij Malta zijn in 2024 circa 70 claims ingediend, maar vinden geen overdrachten plaats. Voor Italië worden potentiële Dublinclaims niet systematisch door de IND geregistreerd.2
In onderstaande tabel is per land het aantal ingediende claims, ontvangen akkoorden en geeffectueerde Dublinoverdrachten opgenomen. Voorts is vermeld welk percentage van de Dublinclaims waarop een akkoord is ontvangen heeft geleid tot een overdracht. Het is niet mogelijk om binnen de gestelde termijn gegevens over 2019 te genereren.
België
Aantal ingediende claims
180
180
230
450
490
Waarop ontvangen claim akkoorden
130
130
160
350
370
Waarvan geeffectueerde overdrachten
70
50
50
100
90
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
52%
39%
32%
27%
26%
Duitsland
Aantal ingediende claims
1.870
1.590
1.850
2.990
2.440
Waarop ontvangen claim akkoorden
1.380
1.200
1.340
2.190
1.840
Waarvan geeffectueerde overdrachten
740
500
680
1.270
1.030
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
54%
42%
51%
58%
56%
Bulgarije
Aantal ingediende claims
40
60
290
510
420
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
20
180
310
250
Waarvan geeffectueerde overdrachten
0
<5
10
30
30
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
0%
13%
4%
11%
13%
Cyprus
Aantal ingediende claims
10
30
10
30
30
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
10
10
10
10
Waarvan geeffectueerde overdrachten
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
0%
0%
0%
0%
36%
Denemarken
Aantal ingediende claims
80
170
120
80
50
Waarop ontvangen claim akkoorden
40
130
80
50
30
Waarvan geeffectueerde overdrachten
10
30
10
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
1%
1%
1%
1%
2%
Estland
Aantal ingediende claims
<5
10
10
10
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
<5
<5
10
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
100%
17%
17%
10%
Finland
Aantal ingediende claims
30
10
20
30
30
Waarop ontvangen claim akkoorden
20
10
20
30
20
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
0
10
10
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
14%
13%
60%
38%
19%
Frankrijk
Aantal ingediende claims
630
510
920
1.060
1.040
Waarop ontvangen claim akkoorden
450
360
660
670
660
Waarvan geeffectueerde overdrachten
170
90
150
240
240
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
37%
24%
22%
36%
36%
Griekenland
Aantal ingediende claims1
1.160
1.030
500
420
790
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
<5
<5
Waarvan geeffectueerde overdrachten
0
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
0%
0%
0%
Hongarije
Aantal ingediende claims1
10
20
30
10
10
Waarop ontvangen claim akkoorden
0
Waarvan geeffectueerde overdrachten
0
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
0%
Ierland
Aantal ingediende claims
10
10
10
10
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
<5
<5
<5
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
25%
33%
100%
0%
IJsland
Aantal ingediende claims
10
10
<5
10
10
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
10
<5
<5
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
25%
60%
67%
100%
Italië
Aantal ingediende claims1
1.510
1.450
2.610
1.570
150
Waarop ontvangen claim akkoorden
1.240
1.250
2.330
1.400
100
Waarvan geeffectueerde overdrachten
120
90
80
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
10%
7%
3%
0%
0%
Kroatië
Aantal ingediende claims
100
70
80
640
960
Waarop ontvangen claim akkoorden
60
50
70
580
820
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
80
140
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
3%
2%
3%
14%
16%
Letland
Aantal ingediende claims
10
10
30
70
30
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
10
30
60
20
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
10
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
15%
31%
14%
10%
9%
Liechtenstein
Aantal ingediende claims
<5
<5
<5
<5
<5
Waarop ontvangen claim akkoorden
<5
<5
<5
<5
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
100%
100%
0%
0%
Litouwen
Aantal ingediende claims
50
30
40
40
20
Waarop ontvangen claim akkoorden
50
20
40
40
20
Waarvan geeffectueerde overdrachten
10
<5
<5
<5
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
10%
9%
3%
5%
5%
Luxemburg
Aantal ingediende claims
40
30
30
20
30
Waarop ontvangen claim akkoorden
40
20
20
10
10
Waarvan geeffectueerde overdrachten
20
10
10
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
51%
45%
60%
58%
77%
Malta
Aantal ingediende claims1
60
70
130
120
70
Waarop ontvangen claim akkoorden
40
50
100
90
60
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
5%
0%
0%
0%
0%
Noorwegen
Aantal ingediende claims
20
10
20
10
20
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
<5
10
10
10
Waarvan geeffectueerde overdrachten
0
<5
10
<5
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
22%
25%
46%
43%
55%
Oostenrijk
Aantal ingediende claims
150
250
680
930
390
Waarop ontvangen claim akkoorden
90
170
390
550
220
Waarvan geeffectueerde overdrachten
30
30
80
190
80
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
33%
20%
21%
34%
38%
Polen
Aantal ingediende claims
90
100
290
210
200
Waarop ontvangen claim akkoorden
80
80
260
190
180
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
10
20
20
30
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
4%
7%
6%
12%
17%
Portugal
Aantal ingediende claims
20
20
30
70
60
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
10
30
50
60
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
10
20
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
0%
0%
16%
29%
40%
Roemenië
Aantal ingediende claims
130
170
150
110
110
Waarop ontvangen claim akkoorden
90
110
90
70
80
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
10
10
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
2%
5%
14%
11%
12%
Slovenië
Aantal ingediende claims
140
100
90
110
80
Waarop ontvangen claim akkoorden
80
70
60
70
50
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
10
10
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
4%
11%
19%
21%
16%
Slowakije
Aantal ingediende claims
10
10
10
20
10
Waarop ontvangen claim akkoorden
10
10
10
10
10
Waarvan geeffectueerde overdrachten
<5
<5
<5
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
14%
44%
50%
63%
56%
Spanje
Aantal ingediende claims
560
680
960
1.160
740
Waarop ontvangen claim akkoorden
390
530
700
740
550
Waarvan geeffectueerde overdrachten
110
110
220
300
170
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
27%
20%
31%
40%
32%
Tsjechië
Aantal ingediende claims
30
30
50
60
50
Waarop ontvangen claim akkoorden
30
20
40
50
40
Waarvan geeffectueerde overdrachten
10
10
10
10
10
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
38%
25%
18%
22%
14%
Zweden
Aantal ingediende claims
130
100
190
210
150
Waarop ontvangen claim akkoorden
80
70
150
160
120
Waarvan geeffectueerde overdrachten
20
10
40
40
50
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
27%
14%
25%
24%
39%
Zwitserland
Aantal ingediende claims
290
260
290
480
440
Waarop ontvangen claim akkoorden
190
150
170
260
240
Waarvan geeffectueerde overdrachten
80
50
70
120
110
Overdrachten t.o.v. claim akkoorden
40%
31%
38%
46%
46%
Totaal aantal ingediende claims
7.380
7.010
9.670
11.410
8.850
Totaal waarop ontvangen claim akkoorden
4.570
4.490
6.950
7.940
5.770
Totaal waarvan geeffectueerde overdrachten
1.410
1.010
1.470
2.490
2.060
Totaal overdrachten t.o.v. totaal claim akkoorden
31%
22%
21%
31%
36%
Betreft het aantal Dublinclaims dat had kunnen worden ingediend.
De cijfers kunnen afwijken van eerdere cijfers over eenzelfde periode in vorige rapportages, omdat de cijfers zijn geactualiseerd. In een aantal zaken worden correcties uitgevoerd na het verstrijken van de rapportageperiode die pas zichtbaar worden in cijfers met een latere peildatum. Cijfers afgerond op tientallen en getallen 1 t/m 4 gecodeerd als «<5». Het betreft een cohortanalyse waarbij het jaar waarin het claimverzoek is verzonden als uitgangspunt geldt. Deze cijfers kunnen nog wijzigingen door overdrachten die op een later moment plaatsvinden
Deelt u de mening dat van Nederland geen solidariteitsbijdrage kan worden gevraagd, zolang de afwikkeling van asielzaken aan de buitengrens van de EU niet op orde is, en de rechter het verbiedt om asielzoekers terug te sturen naar landen van binnenkomst omdat de kwaliteit van de opvang daar onder de maat is?
De inzet van het kabinet is erop gericht dat de balans in het Migratiepact tussen verantwoordelijkheid enerzijds en solidariteit anderzijds gewaarborgd moet worden. Het Migratiepact omvat onder meer strengere controles aan de buitengrenzen, snellere asielprocedures en beperkingen voor asielzoekers om door te reizen naar andere EU-landen om daar asiel aan te vragen. Daarbij is een balans afgesproken tussen verantwoordelijkheid en solidariteit in het Migratiepact. Het kabinet verwacht van alle lidstaten dat zij voldoen aan deze verplichtingen. Ik zal hier ook alert op zijn en gebreken agenderen indien dit nodig is. Het kabinet hecht daarom ook zeer aan de monitoring die de Europese Commissie uitvoert op de voortgang van de implementatie van het Migratiepact. Op basis van deze monitoring kunnen tijdig tekortkomingen, knelpunten en uitdagingen geïdentificeerd en geadresseerd worden. Het kabinet is momenteel ook met gelijkgezinde lidstaten en de Commissie in gesprek om tot een plan van aanpak te komen voor het hervatten van Dublinoverdrachten.
Is het kabinet nog steeds voornemens om een eventuele solidariteitsbijdrage financieel af te kopen? Kan worden uitgesloten dat Nederland daar bovenop nog extra asielzaken krijgt overgedragen?
Het kabinet is nog steeds voornemens om, overeenkomstig het regeerprogramma, een financiële bijdrage te leveren aan het solidariteitsmechanisme. Wanneer er sprake is van verantwoordelijkheidscompensaties, zoals in vraag 4 nader toegelicht, zal de financiële bijdrage overeenkomstig verminderd worden. Hierdoor is het dus niet zo dat er een financiële bijdrage wordt geleverd én dat Nederland daarnaast ook nog extra asielzaken op zich neemt.
Wat gaat u er concreet aan doen om ervoor te zorgen dat Nederland pas een solidaire bijdrage levert aan de Europese herplaatsing van asielzoekers als de processen en opvang aan de EU-buitengrens op orde zijn?
In het antwoord op vraag 8 is de kabinetsinzet uiteengezet.
Bent u bereid om de Kamer op 15 oktober a.s. terstond te informeren over de besluiten van de Europese Commissie over de toepassing van het solidariteitsmechanisme, zodat de uitkomsten kunnen worden betrokken bij het Kamerdebat over de Europese top van 16 oktober a.s.?
De Commissie publiceert in de komende periode het Europees jaarverslag, een besluit betreffende de lidstaten die onder migratiedruk en een voorstel voor een Raadsbesluit over de solidariteitspool. Het Europese jaarverslag en het besluit van de Europese Commissie betreffende de lidstaten onder migratiedruk zullen door de Commissie openbaar gemaakt worden, waardoor deze voor uw Kamer direct te raadplegen zijn. Uw Kamer zal kort na de publicatie een appreciatie ontvangen van deze stukken volgens de gebruikelijke procedures.
Het voorstel van de Europese Commissie voor een raadsbesluit over de solidariteitspool is op grond van artikel 12 lid 6 van de AMMR en andere relevante uniewetgeving vertrouwelijk. Wel kan ik uw Kamer toezeggen dat in algemene zin de inzet van het kabinet erop gericht is dat de solidariteitspool realistisch is en geen extra druk legt op de bijdragende lidstaten. Uw Kamer zal over de specifieke inzet van het kabinet ten aanzien van dit voorstel worden geïnformeerd via de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad in december of eerder bij relevante ontwikkelingen.
Bent u bereid om deze vragen uiterlijk op 15 oktober a.s. een voor een te beantwoorden?
Daartoe ben ik bereid.
Het illegale “Israëlische” enteren van de Global Sumud Flotilla |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het feit dat de Global Sumud Flotilla aangeeft dat het «Israëlische» bezettingsleger de schepen van de Global Sumud Flotilla illegaal heeft onderschept en geënterd?
Ja, ik ben bekend met de onderschepping van de schepen van de Global Sumud Flotilla door de Israëlische autoriteiten tussen 1 en 2 oktober jl.
Wat is uw reactie op het feit dat «Israël» hiermee de Flotilla illegaal heeft geënterd en het de moedige opvarenden onmogelijk heeft gemaakt om de illegale blokkade van Gaza te doorbreken en hulp te brengen naar de mensen in Gaza? Bent u bereid om deze daden van het «Israëlische» bezettingsleger tegen de Flotilla te veroordelen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten verzocht om een onderbouwing van de juridische basis voor het Israëlische handelen naar aanleiding van de onderschepping van de schepen.
Ten aanzien van humanitaire hulp is het standpunt van het kabinet dat deze onmiddellijk en aanzienlijk moet worden opgeschaald en alle burgers in nood in de gehele Gazastrook moet kunnen bereiken. Professionele en gemandateerde hulporganisaties moeten voldoende humanitaire toegang krijgen over land, aangezien dit de enige manier is om humanitaire hulp te kunnen bieden op de schaal die nodig is. Nederland blijft dit benadrukken richting de Israëlische autoriteiten.
Deelt u de mening dat de daden van het bezettingsleger tegen de Flotilla in strijd zijn met het internationaal recht?
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van de onderschepping van de schepen. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Wat doet Nederland om ervoor te zorgen dat de opvarenden zo snel mogelijk in veiligheid worden gebracht en niet in gevangenschap van «Israël» blijven?
Sinds de onderschepping van de schepen van de Flotilla heeft het kabinet zich op alle mogelijke niveaus ingezet voor een spoedig vertrek van alle betrokken Nederlanders uit Israël. Daarnaast heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in contacten met de Israëlische autoriteiten meermaals aangedrongen op een goede behandeling van de Nederlandse deelnemers.
Bent u bereid om sancties in te stellen tegen «Israël» vanwege de onwettige daden die het «Israëlische» bezettingsleger heeft gepleegd tegen de Global Sumud Flotilla?
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van het onderscheppen van de schepen. Het is op dit moment niet aan de orde om sancties in te stellen tegen Israël naar aanleiding van de onderschepping van de schepen van de Flotilla. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Bent u bereid om deze vragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk morgen om 12:00 te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De Global Sumud Flotilla |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat de Israëlische marine de humanitaire schepen van de Global Sumud Flotilla momenteel enter(t) en dat eerder al in de nacht van 23 september aanvallen met drones en explosieven plaatsvonden, met schade en gewonden tot gevolg?
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichten over de onderschepping van de schepen van de Global Sumud Flotilla door de Israëlische autoriteiten tussen 1 en 2 oktober jl., en over de explosies en vermeende droneaanvallen in de nacht van 23 september jl.
Erkent u dat het enteren en aanvallen van schepen met burgers en hulpgoederen in internationale wateren een ernstige schending van internationaal recht en van de vrijheid van vreedzaam protest vormt?
Op dit moment is onvoldoende bekend over de onderschepping om tot een definitief oordeel te komen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten verzocht om een onderbouwing van de juridische basis voor het Israëlische handelen naar aanleiding van de onderschepping van de schepen.
Bent u bereid deze aanvallen en het enteren van schepen met burgers en hulpgoederen in internationale wateren krachtig te veroordelen en dit onmiddellijk onder de aandacht te brengen in de EU en de VN? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om sancties tegen Israël in te zetten? Zo ja, welke sancties overweegt u? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van het onderscheppen van de schepen. Het is op dit moment niet aan de orde om sancties in te stellen tegen Israël naar aanleiding van de onderschepping van de schepen van de Flotilla. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Wilt u, gezien het acute gevaar voor de opvarenden, deze vragen binnen 24 uur te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Beschietingen door de Libische kustwacht op NGO schepen in de Middellandse Zee |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de beschietingen van het schip Sea-Watch 5 op 26 september jl. en de Ocean Viking op 24 augustus jl.?1
Ja.
Heeft u ook kennisgenomen van het feit dat de betreffende schepen onder vuur zijn genomen, dat deze aanvallen ogenschijnlijk door de Libische kustwacht zijn gepleegd, dat deze aanvallen plaatsvonden op internationale wateren en dat onder de bemanning van de getroffen schepen ook Nederlandse staatsburgers waren?
Het kabinet heeft kennisgenomen van deze incidenten in de Middellandse Zee. Het kabinet beschikt niet over geverifieerde en bevestigde informatie dat de beschietingen werden gepleegd door de Libische kustwacht, en beschikt daarnaast niet over informatie dat zich onder de bemanning van de getroffen schepen zich ook Nederlandse staatsburgers bevonden. Voor zover bekend hebben zich geen Nederlandse staatsburgers aangemeld voor consulaire bijstand.
Veroordeelt u deze beschietingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet veroordeelt geweld tegen burgers, waaronder hulpverleners, altijd. Daarom is het van belang dat de Libische autoriteiten dit incident nader onderzoeken en gepaste maatregelen nemen. Hier hebben de Nederlandse ambassade en de EU-delegatie in Tripoli dan ook bij de Libische autoriteiten op aangedrongen.
Welke acties heeft u sinds 24 augustus jl. ondernomen om Nederlandse staatsburgers en humanitaire hulpverleners op de Middellandse Zee te beschermen?
Sinds 24 augustus zijn geen verzoeken binnengekomen voor consulaire bijstand of dergelijke van Nederlandse staatsburgers op de Middellandse Zee. Het kabinet volgt de situatie en vraagt waar opportuun om aandacht voor het waarborgen van veiligheid van hulpverleners in het algemeen en Nederlanders in het bijzonder (zie ook vraag 3).
In welke mate zijn de acties van deze Libische kustwacht volgens u gefaciliteerd door Europese gelden en tot in welke mate zijn ze aangemoedigd door Europees beleid?
De Libische kustwacht ontvangt sinds 2017 ondersteuning via Europese fondsen in het kader van het programma Support to Integrated Border and Migration Management in Libya (SIBMMIL). Deze steun is bedoeld om de zoek- en reddingscapaciteit van de Libische autoriteiten te verbeteren, mensenlevens op zee te redden, irreguliere migratie te beperken en mensensmokkel tegen te gaan. Daarbij is versterking van mensenrechtenstandaarden nadrukkelijk een onderdeel van de inzet.
Het is voor het kabinet niet met zekerheid vast te stellen of de beschietingen door de Libische kustwacht werden gedaan, en als dat wel zo zou zijn is het voor het kabinet ook niet met zekerheid vast te stellen in hoeverre het specifieke incident waarbij ngo-schepen zijn beschoten direct, dan wel indirect is gefaciliteerd door Europese middelen. Wel laat dit soort incidenten opnieuw zien dat het essentieel is dat Europese steun gepaard gaat met strikte voorwaarden en controlemechanismen. Nederland pleit dan ook consistent voor adequate monitorings- en evaluatiemechanismen in EU-financiering. De Europese Commissie monitort de uitvoering van programma’s en voert hier een dialoog over met de betrokken implementerende partners en overheden.
Hoe beoordeelt u de rol van Nederland in het mogelijk maken, faciliteren of zelfs aanmoedigen van mensenrechtenschendingen en het niet naleven van internationale zeerecht-standaarden door Libische kustwacht en de Libische regering als geheel?
Nederland heeft de bescherming van migranten als rode draad in het beleid inclusief het naleven van internationale zeerechtstandaarden en Nederland zal betrokken partijen blijven aanspreken op het monitoren van de uitvoering van programma’s op een manier die strookt met de universeel geldende mensenrechten, alsmede de internationale standaarden van het zeerecht. Zie ook het antwoord bij vraag 5.
Hoe verzekeren u en uw Europese collega’s dat de EU-financiering voor de Libische kustwacht niet leidt tot schendingen van het internationaalrecht?
Zie het antwoord bij vraag 5.
Welke specifieke maatregelen bent u bereid te nemen om de veiligheid van Nederlandse burgers en humanitaire hulpverleners op internationale wateren te beschermen tegen geweldsincidenten?
Het kabinet hecht waarde aan de bescherming van hulpverleners wereldwijd. Op 3 juni 2025 verstuurde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een adviesaanvraag aan de AIV en CAVV voor een gezamenlijk advies over het bestrijden van straffeloosheid voor geweld tegen hulpverleners.2
Nederland neemt op voorhand geen specifieke maatregelen om burgers en hulpverleners op internationale wateren te beschermen, maar blijft wel aandacht vragen voor het respecteren van internationaal recht, waaronder de mensenrechten. Hulpverleners mogen nooit het doelwit zijn van geweld, ook niet wanneer zij zich in internationale wateren bevinden.
Bent u voornemens om respectievelijk uw Libische, Italiaanse en andere Europese collega’s aan te spreken op deze beschietingen door de Libische kustwacht? Zo ja, met welke lezing van de gebeurtenissen en concrete voorstellen bent u van plan dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Voor het kabinet is het terugdringen van irreguliere migratie een prioriteit. Het is daarom goed dat de EU een actieve bijdrage levert aan het versterken van de zoek- en reddingscapaciteit van de kustwacht, ook om verlies van levens op zee te voorkomen. Bij incidenten zoals de beschieting van de Sea-Watch 5 is het van belang dat de Libische overheid gedegen onderzoek uitvoert en, indien nodig, de misdaden bestraft en gepaste maatregelen neemt. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Deze incidenten onderstrepen het belang van voortdurende monitoring, evenals de noodzaak om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Bent u bereid om te pleiten voor opschorting van de Europese steun aan de Libische kustwacht, zolang de Libische autoriteiten geen concrete maatregelen nemen om deze beschietingen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zoals verwoord in het antwoord op vraag 5 steunt Nederland de EU-inzet om Libisch grensmanagement te versterken en om doden op zee te voorkomen door SAR-capaciteit te verbeteren. Tegelijkertijd acht het kabinet het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Hiertoe heeft het kabinet bilateraal en EU-verband opgeroepen.
Het bericht ‘Opvarenden Global Sumud Flotilla melden nachtelijke aanvallen van Israël, Italië stuurt fregat’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Opvarenden activistenvloot Global Sumud Flotilla melden nachtelijke aanvallen van Israël, Italië stuurt fregat»?1
Ja.
Heeft u inmiddels eigenstandige informatie over de aanvallen op de Global Sumud Flotilla? Zo neen, waarom nog niet?
Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie over de precieze aard en toedracht van de gerapporteerde aanvallen.
Kunt u de Israëlische aanvallen op de Global Sumud Flotilla bevestigen en in de meest krachtige termen veroordelen? Zo neen, waarom niet?
Nee.
Bent u het met ons eens dat de Israëlische blokkade van Gaza illegaal is en doorbroken moet worden? Zo neen, waarom niet?
Humanitaire hulp moet onmiddellijk en aanzienlijk worden opgeschaald en moet alle mensen in nood kunnen bereiken in de gehele Gazastrook. Professionele en gemandateerde hulporganisaties moeten voldoende humanitaire toegang krijgen over land. Nederland blijft dit benadrukken richting de Israëlische autoriteiten.
Tegelijkertijd was de humanitaire hulp die de Sumud Flotilla hoopte af te leveren symbolisch van aard. Voor verlichting moeten professionele, gemandateerde hulporganisaties structurele en ongehinderde toegang krijgen voor de invoer en distributie van hulpgoederen. Inmiddels is volgens het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA) van de VN de toegang voor humanitaire hulp sinds het staakt-het-vuren van 10 oktober jl. iets verbeterd. Nederland blijft aandringen om veilige en ongehinderde humanitaire toegang tot de hele Gazastrook te faciliteren.
Heeft u contact gelegd met de Global Sumud Flotilla en in het bijzonder met de Nederlandse opvarenden? Zo neen, waarom niet?
Ja, het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft meermaals contact met de Nederlandse opvarenden en hun familie gehad, alsook met de organisatie die de Nederlandse deelname aan de Flotilla coördineerde.
Hoe zorgt Nederland ervoor dat Israël de veiligheid van de Global Sumud Flotilla en diens opvarenden respecteert? Zal Nederland er politieke consequenties aan verbinden indien dit niet gebeurt?
Het kabinet heeft de Israëlische autoriteiten destijds geïnformeerd over de aanwezigheid van Nederlandse staatsburgers op de schepen van de Flotilla en het
Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten meermaals verzocht de veiligheid van de schepen en hun opvarenden te waarborgen.
Daarnaast heeft het kabinet destijds aan Spanje en Italië verzocht om, via hun fregatten die zich op afstand van de Flotilla bevonden voor het leveren van bijstand aan hun burgers en andere deelnemers van de Flotilla, ook eventuele bijstand te bieden aan Nederlandse opvarenden in geval van nood.
Sinds de onderschepping van de schepen van de Flotilla door de Israëlische autoriteiten op 1 en 2 oktober jl. heeft het kabinet zich op alle mogelijke niveaus ingezet voor een spoedig vertrek van alle betrokken Nederlanders uit Israël. Daarnaast heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in contacten met de Israëlische autoriteiten meermaals aangedrongen op een goede behandeling van de Nederlandse deelnemers.
Het kabinet is in afwachting van een onderbouwing van Israël over de rechtsbasis van het onderscheppen van de schepen, waarom het heeft verzocht. Het is op dit moment niet aan de orde om sancties in te stellen tegen Israël naar aanleiding van de onderschepping van de schepen van de Flotilla.
Heeft u een plan klaarliggen om de opvarenden en in het bijzonder de Nederlandse staatsburgers te helpen indien zij worden aangevallen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om deze vragen met spoed te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De beschietingen van humanitaire reddingsschepen door de Libische kustwacht en de Nederlandse/Europese verantwoordelijkheid. |
|
Marieke Koekkoek (D66), Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Arno Rutte (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving dat de Libische kustwacht op 24 augustus 2025 in internationale wateren gedurende circa 15–20 minuten met scherp heeft geschoten op het reddingsschip Ocean Viking van SOS Méditerranée, terwijl er tientallen geredde mensen en bemanning aan boord waren, met aanzienlijke schade maar zonder fysieke gewonden?1 Zo ja, hoe duidt u dit incident?
Ik heb kennisgenomen van dit incident. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie hierover. Het kabinet veroordeelt geweld tegen hulpverleners altijd. Daarom is het van belang dat de Libische autoriteiten dit incident nader onderzoeken, de daders straffen en gepaste maatregelen nemen. Hier hebben de Nederlandse ambassade en de EU-delegatie in Tripoli bij de Libische autoriteiten op aangedrongen.
Klopt het dat kort daarna opnieuw een humanitair reddingsschip, de Sea-Watch 5, onder vuur is genomen door een Libische patrouilleboot vlak na een redding, terwijl er tientallen mensen waren gered? Wat is uw reactie hierop?
Ook dit incident is bekend bij het kabinet. Zie verder antwoord bij vraag 1.
Wat doet Nederland concreet om het internationaal humanitair recht te beschermen in Europa en langs de Europese buitengrenzen, inclusief – maar niet beperkt tot – de Middellandse Zee, waar dit soort incidenten zich voordoen?
Nederland zet zich actief in voor de bescherming van het internationaal recht en de mensenrechten langs de Europese buitengrenzen, waaronder de Middellandse Zee. Dit wordt door het Kabinet ook bij samenwerking met de landen rondom de buitengrenzen onder de aandacht gebracht.
Het kabinet hecht tevens waarde aan de bescherming van hulpverleners wereldwijd. Op 3 juni 2025 verstuurde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een adviesaanvraag aan de AIV en aan de CAVV voor een gezamenlijk advies over het bestrijden van straffeloosheid voor geweld tegen hulpverleners. In dit advies worden de AIV en de CAVV gevraagd welke diplomatieke, juridische, financiële en eventueel andere instrumenten Nederland kan inzetten om de straffeloosheid voor geweldpleging tegen hulpverleners te bestrijden.2
Kunt u bevestigen of er bij deze incidenten Nederlandse burgers aan boord waren (als bemanningslid, vrijwilliger of waarnemer)? Wat heeft de Minister van Buitenlandse Zaken gedaan om hun veiligheid te beschermen, en welk plan ligt er klaar om bescherming te bieden bij eventuele toekomstige situaties of om te voorkomen dat deze zich voordoen?
Het kabinet heeft geen bericht ontvangen dat Nederlandse staatsburgers aan boord van deze schepen waren tijdens deze incidenten.
Bij consulaire hulpverzoeken van Nederlanders in het buitenland bekijkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar gelang de mogelijkheden en specifieke omstandigheden hoe consulaire bijstand kan worden verleend.
Hoe beoordeelt u dit soort aanvallen juridisch in het licht van het internationaal zeerecht en de plicht tot redding op zee, mede gezien dat de Ocean Viking in internationale wateren opereerde? Welke (strafrechtelijke of diplomatieke) stappen acht u passend richting betrokken autoriteiten?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie over het incident. In algemene zin onderschrijft het kabinet dat het tegengaan van verlies van levens op zee en de internationaalrechtelijke plicht om mensenlevens op zee te redden te allen tijde de uitgangspunten blijven.
Dit incident is daarom zorgelijk. Om die reden, en zoals genoemd in antwoord op vraag 1, heeft de Nederlandse ambassade in Tripoli de autoriteiten opgeroepen tot een gedegen onderzoek, bestraffing van de daders en het nemen van gepaste maatregelen.
Hoe kijkt Nederland naar de financiering voor de Europese Unie (EU) en internationale erkenning van de Libische kustwacht, terwijl die herhaaldelijk heeft gefaald om conform de internationale standaard voor zeeredding te handelen, met verlies van mensenlevens en nu ook een directe aanval op hulpverleners tot gevolg?
De steun van de Europese Commissie is gericht op het versterken van de zoek- en reddingscapaciteit en capaciteit op het gebied van grensbeheer van de Libische kustwacht. Deze EU-inzet in Libië heeft tot doel verlies van levens op zee te voorkomen, irreguliere migratie naar de EU te verminderen en mensensmokkel- en handel aan te pakken. De steun is daarnaast onderdeel van de bredere Europese inzet in Libië en op de Centraal Mediterrane Route om migratie in goede banen te leiden. Daarbij is versterking van mensenrechtenstandaarden nadrukkelijk een onderdeel van de inzet.
Libië heeft een eigen kustwacht en is verantwoordelijk voor het uitvoeren en coördineren van reddingsoperaties in de eigen Search and Rescue (SAR) zones. Naast dat niet met zekerheid is vastgesteld dat de Libische kustwacht de beschietingen heeft gedaan, is het voor het kabinet niet met zekerheid vast te stellen in hoeverre het specifieke incident waarbij NGO-schepen zijn beschoten direct, dan wel indirect is gefaciliteerd door Europese steun. SAR-operaties vallen onder de verantwoordelijkheid van de Libische autoriteiten, die autonoom handelen. Dit gaat echter gepaard met risico’s. Dit soort incidenten laat dan ook opnieuw zien dat het essentieel is dat Europese steun gepaard gaat met adequate monitorings- en evaluatiemechanismen. Nederland pleit hier consequent voor. De Europese Commissie monitort de uitvoering van programma’s en voert hier een dialoog over met de betrokken implementerende partners en overheden. Het kabinet blijft er ook op aandringen dat de EU-samenwerking met de Libische kustwacht periodiek wordt geëvalueerd.
Welke informatie heeft Nederland ontvangen via EU-kanalen (Europese Commissie/Frontex) over de toedracht van de beschietingen, en hoe beoordeelt u de reactie van de Europese Commissie dat zij eerst de reactie van de Libische autoriteiten afwacht? Acht u die houding voldoende, gelet op de ernst?
Nederland staat in voortdurend contact met de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden in zowel Tripoli als in Brussel. De incidenten zijn besproken. De woordvoerder van de Commissie veroordeelde het incident eerder en gaf aan dat er contact is opgenomen met de Libische autoriteiten om een onderzoek uit te voeren. Tevens zijn er door het Europees parlement vragen gesteld aan de Raad van de Europese Unie over het voorval.
Welke inzet pleit Nederland in de Raad (JBZ/RBZ) voor een onafhankelijk en transparant onderzoek naar beide incidenten (Ocean Viking en Sea-Watch 5), inclusief de keten van verantwoordelijkheid aan Libische en Europese zijde, en voor mogelijke consequenties, zoals herziening van steun, sancties of restricties op overdracht van materieel?
Nederland heeft zowel zelfstandig als in EU-verband het belang van een gedegen onderzoek benadrukt in gesprekken met de Libische autoriteiten.
Bent u bereid om – in afwachting van structurele EU-maatregelen – nationaal te bevorderen dat Nederlandse publieke middelen niet bijdragen aan steun die kan leiden tot schendingen van mensenrechten en het zeerecht door actoren in Libië en dit ook actief uit te dragen richting partnerlanden?
Het kabinet acht het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Hiertoe heeft het kabinet bilateraal en in EU-verband opgeroepen. Tegelijkertijd zal er naar het oordeel van het kabinet niets verbeteren als de EU zich terugtrekt uit de samenwerking met Libië. De inzet van de EU en lidstaten is er (mede) op gericht de activiteiten van de kustwacht op het gebied van mensenrechten te verbeteren. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Het is vanDeze incidenten onderstrepen belang om voortdurend te blijven monitoren. Daarnaast is het noodzakelijk om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Hoe beoordeelt u de operationele gevolgen van deze aanvallen voor de reddingscapaciteit in het centrale Middellandse Zeegebied (zoals schepen die tijdelijk in haven blijven of missies afgelasten)? Welke maatregelen kan Nederland (bilateraal of via EU/International Maritime Organization) ondersteunen om te waarborgen dat levensreddende operaties veilig kunnen doorgaan?
Zie ook antwoord op vraag 5.
De operationele gevolgen van deze aanvallen zijn op dit moment nog niet bekend. Nederland zal het SAR systeem evenals de conventies die betrekking hebben op SAR en SOLAS bij de relevante landen en instanties onder de aandacht blijven brengen.
Is Nederland bereid in EU-kader te pleiten voor duidelijke rode lijnen (bijvoorbeeld het verbod op het gebruik van vuurwapens tegen civiele reddingsschepen) met concrete consequenties voor samenwerking met de Libische kustwacht wanneer die lijnen worden overschreden?
Het kabinet wil irreguliere migratie naar Nederland en Europa terugdringen. Het kabinet pleit daarom ook binnen de EU voor een stevige aanpak. De bescherming van migranten op migratieroutes loopt in dat kader als een rode draad door de inzet om uitbuiting, misbruik en mishandeling van migranten te voorkomen. Het gebruik van geweld tegen civiele reddingsschepen is onaanvaardbaar. Het kabinet zal hier ook in de toekomst aandacht voor vragen, in EU-verband en bilateraal richting de Libische autoriteiten.
Welke stappen zet Nederland, samen met partnerstaten, om de criminalisering en bestuurlijke detentie van NGO-reddingsschepen door nationale autoriteiten (zoals Italië) tegen te gaan en de vrijheid van humanitaire hulp op zee te beschermen conform internationaal recht?
Het kabinet acht het van belang dat er een gedegen onderzoek naar de incidenten plaatsvindt. Bij incidenten zoals de beschieting van de Sea-Watch 5 is het van belang dat de Libische overheid gedegen onderzoek uitvoert, de daders bestraft en gepaste maatregelen neemt. Het kabinet blijft in EU-verband en bilateraal aandacht vragen voor (gewelds)incidenten waar de Libische kustwacht mogelijk bij betrokken is. Deze incidenten onderstrepen het belang van voortdurende monitoring, evenals de noodzaak om de voorwaarden en uitvoering van Europese steun aan Libische autoriteiten kritisch te blijven volgen en indien nodig bij te stellen.
Het kabinet waardeert de inzet van NGO’s om mensen in nood op zee te redden. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat de activiteiten van private schepen, die in SAR-zones drenkelingen aan boord nemen, criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten juist in stand houden. Dit is een delicate balans waarbij er volgens het kabinet oog moet zijn voor beide aspecten.
Bent u bereid de Kamer te rapporteren over: (a) eventuele Nederlandse betrokkenheid (burgers/organisaties) bij de getroffen schepen; (b) uw diplomatieke contacten met de Europese Commissie, Italië en de Libische autoriteiten; (c) de stand van juridische stappen (bijvoorbeeld onderzoeken door Italiaanse autoriteiten); en (d) uw inzet voor structurele veiligheidsprotocollen voor civiele reddingsschepen in internationale wateren?
Daar waar beschikbaar en mogelijk, zal ik op verzoek van de Kamer nadere informatie over deze incidenten verstrekken.
De ratificatie van het VN-oceaanverdrag (BBNJ-overeenkomst) |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Tieman , Rummenie , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat Nederland het VN-Oceaanverdrag, dat in maart 2023 door een historische meerderheid van VN-lidstaten is aangenomen, nog altijd niet heeft geratificeerd, terwijl inmiddels 90 landen dit wel hebben gedaan en nog slechts tien ratificaties ontbreken voor de inwerkingtreding?
Deze berichten zijn bekend. Inmiddels is het vereiste aantal van 60 aanvaardingen bereikt voor inwerkingtreding van de op 19 juni 2023 te New York tot stand gekomen «Overeenkomst in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, inzake het behoud en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit van gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht» (Biodiversity Beyond National Jurisdiction; hierna: BBNJ-overeenkomst), waardoor deze op 17 januari 2026 in werking zal treden. Op het moment van sturen van deze brief is de BBNJ-overeenkomst door 74 landen en de Europese Unie (EU) aanvaard.1
Veel van de landen die de BBNJ-overeenkomst al hebben aanvaard, hoeven pas na de aanvaarding uitvoeringswetgeving op te stellen. Dat betekent in praktische zin dat niet ieder land dat een overeenkomst aanvaardt ook al klaar is om invulling te geven aan de doelen van de betreffende overeenkomst. In Nederland moet deze uitvoeringswetgeving gereed zijn vóór de aanvaarding om meteen klaar te zijn voor de effectieve uitvoering. Momenteel wordt hard gewerkt om de uitvoeringswetgeving zo snel mogelijk af te ronden zoals toegelicht in de Kamerbrief Voortgang goedkeuringstraject BBNJ-overeenkomst van 16 juli jl.2
Erkent u dat het uitblijven van ratificatie afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van Nederland als voorvechter van biodiversiteit en marien natuurherstel, zeker nu het verdrag de bescherming van 30 procent van de oceanen in 2030 mogelijk moet maken?
Nee. Nederland hecht veel waarde aan de BBNJ-overeenkomst en was mede daarom sinds de start van de onderhandelingen in 2004 nauw betrokken bij deze overeenkomst. Ook na afronding van de onderhandelingen blijft Nederland actief bijdragen aan de internationale processen die de effectieve implementatie van de overeenkomst voorbereiden.
Tegelijkertijd draagt Nederland ook bij aan de effectieve implementatie van diverse verdragen die toezien op bescherming en herstel van het mariene milieu en de mariene biodiversiteit. Bijvoorbeeld het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD)3, de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren4, de Arctische Raad, en het Londenverdrag en -protocol.5
Ook blijft Nederland bijdragen aan het realiseren van het doel om uiterlijk in 2030 ten minste 30 procent van de zeeën en oceaan te beschermen («30-by-30»-doel). De nadere invulling die Nederland geeft aan het Kunming Montreal Global Biodiversity Framework (KM GBF) van de CBD, waaronder dit doel, staat in het eerste Nationaal Biodiversiteit Strategie & Actieplan Nederland 2025–2030, dat op 25 maart jl. naar de Tweede Kamer is gezonden.6 Voor de zeegebieden binnen de nationale rechtsmacht van Nederland wordt deze doelstelling gehaald.
Hoe beoordeelt u de constatering van mariene wetenschappers en maatschappelijke organisaties dat vertraging van ratificatie de uitvoering van de afgesproken beschermingsdoelen bemoeilijkt en daarmee het voortbestaan van kwetsbare ecosystemen zoals koraalriffen, walvissen en diepzeenatuur verder in gevaar brengt?
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, staat het aanvaarden van een overeenkomst niet gelijk aan het effectief (kunnen) uitvoeren daarvan. De overeenkomst moet voor de uitvoering ook effectief en zorgvuldig worden geïmplementeerd, waarvoor nationale regels en procedures nodig zijn. In sommige landen kan een overeenkomst direct aanvaard worden en hoeven pas daarna nationale regels en procedures opgesteld te worden. In Nederland moet de uitvoeringswetgeving gereed zijn voordat een overeenkomst kan worden aanvaard. Dat is aan de voorkant een langer proces, maar het betekent in het geval van de BBNJ-overeenkomst ook dat Nederland op het moment van aanvaarding direct klaar is voor de effectieve uitvoering ervan. Verder zet Nederland zich al lange tijd in voor een gezond marien milieu en mariene biodiversiteit en zal dit blijven doen, zie ook het antwoord bij vraag 2.
Kunt u aangeven welke stappen Nederland concreet heeft gezet om de eigen mariene bescherming in lijn te brengen met de doelen van het VN-Oceaanverdrag en het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework?
In 2024 heeft Nederland het convenant met «The Ocean Cleanup» herzien om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de BBNJ-overeenkomst.7 In dat convenant zijn de afspraken over het doen van milieueffectbeoordelingen voor de activiteiten die The Ocean Cleanup uitvoert in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht aangepast en voor zover mogelijk in lijn gebracht met de bepalingen van de BBNJ-overeenkomst.
Daarnaast is één van de doelen van de BBNJ-overeenkomst het versterken van samenwerking tussen organisaties en raamwerken die mandaten hebben op de oceaan. Nederland roept daarom op in onder andere de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA), de OSPAR8-commissie, de CBD en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) tot samenwerking tussen de organisaties met mandaten die zien op de oceaan en zeeën.
Daarnaast streeft Nederland ernaar om nationaal en regionaal, bijvoorbeeld middels het OSPAR-verdrag, maatregelen te nemen die onder andere in lijn zijn met de BBNJ-overeenkomst en het KM GBF. Voorbeelden zijn het aanwijzen van mariene beschermde gebieden en het nemen van andere beschermings-maatregelen en het uitvoeren van monitoring en onderzoeken onder de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, OSPAR en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Zoals aangegeven in het antwoord bij vraag 2 wordt het «30-by-30»-doel van het KM GBF voor de zeegebieden binnen de nationale rechtsmacht van Nederland gehaald.
Zoals vastgelegd in het Ruimtelijk Ontwikkelingsprogramma Caribisch Nederland, streeft Nederland, in lijn met het KM GBF, ook in Caribisch Nederland ernaar om tenminste 30% van de gehele Exclusieve Economische Zone (EEZ) en terrestrische gebieden te beschermen, herstellen en beheren.
Deelt u de analyse dat het niet geloofwaardig is als Nederland in 2026 deelneemt aan de geplande VN-Oceaantop, terwijl het verdrag nog altijd niet door ons land is geratificeerd? Zo nee, waarom niet?
Die analyse wordt niet gedeeld. De eerste Vergadering van de Verdragspartijen (COP) van de BBNJ-overeenkomst vindt mogelijk in 2026 of begin 2027 plaats. Nederland zal aan de eerste BBNJ COP deelnemen, omdat het voortzetten van onze deelname in lijn is met de eerdere betrokkenheid bij de BBNJ-overeenkomst. Momenteel neemt Nederland deel aan het internationale proces dat deze COP voorbereidt, onder meer om ervoor te zorgen dat de afspraken over implementatie ambitieus zijn en tegelijk voor Nederland uitvoerbaar blijven. Dat is in het belang van onze maritieme industrie en onze onderzoeksinstituten die – na inwerkingtreding van de BBNJ-overeenkomst voor het Europese en het Caribische deel van Nederland – zich daaraan moeten houden. Bovendien kan Nederland ook invloedrijk zijn in de internationale uitvoering. Omdat Nederland al langere tijd vrij gedetailleerd bezig is met de ontwikkeling van de nationale uitvoeringswetgeving, kijken andere landen naar ons land als voorbeeld hoe de BBNJ-overeenkomst te implementeren.
Bent u bereid het VN-Oceaanverdrag nog dit jaar voor te leggen aan de Tweede Kamer, zodat Nederland uiterlijk begin 2026 de ratificatie heeft voltooid en een geloofwaardige bijdrage levert aan het realiseren van 30 procent oceaanbescherming in 2030? Zo nee, waarom niet?
Dit is praktisch niet mogelijk, vanwege de termijnen die voor de verschillende fasen van de wetgevingsprocedure staan. Voor de parlementaire goedkeuringsprocedure van de BBNJ-overeenkomst bestaan de goedkeuringsstukken in ieder geval uit de Rijkswet tot goedkeuring van het verdrag en de benodigde uitvoeringswetgeving. Momenteel loopt de interdepartementale ambtelijke voorbereiding van de regelgeving, waarin de uitvoeringswetgeving wordt opgesteld en met de uitvoeringsorganisaties wordt gesproken over de daadwerkelijke uitvoering van de BBNJ-overeenkomst voor Nederland. Na afronding van de interdepartementale voorbereiding worden de wetgevingsprocedures voor respectievelijk de goedkeuringswet en uitvoeringswetgeving gevolgd.9 Vanwege de termijnen die voor de verschillende fasen in deze procedures staan, is de verwachting dat de goedkeuringsstukken op zijn vroegst eind 2026 aan de Tweede Kamer aangeboden kunnen worden.
Kunt u toezeggen dat Nederland, in de tussentijd dat het verdrag nog niet in werking is getreden, geen enkel besluit zal nemen of steunen dat diepzeemijnbouw, grootschalige visserij of andere schadelijke activiteiten in internationale wateren faciliteert?
Volgens het internationaal recht dient Nederland als ondertekenaar van de BBNJ-overeenkomst zich te onthouden van handelingen die het voorwerp en het doel van de BBNJ-overeenkomst zouden ontnemen.
Nederland handelt in internationale gremia met mandaten op de oceaan en zeeën in lijn met deze verplichting, maar het is belangrijk om te benadrukken dat de BBNJ-overeenkomst ook na inwerkingtreding niet in de plaats zal treden van al bestaande bevoegde autoriteiten, zoals het beheer van visserijactiviteiten, scheepvaart en diepzeemijnbouw. Deze activiteiten blijven onder de bevoegdheid van respectievelijk bestaande regionale visserijbeheerorganisaties, de IMO en de ISA. Daarbij is en blijft Nederland gebonden aan de bestaande internationale wet- en regelgeving die geldt voor de visserij, diepzeemijnbouw en scheepvaart.
De laatste stand van zaken Nederlandse inzet op de humanitaire crisis in Soedan. |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Aukje de Vries (VVD), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Kunt u toelichten welke stappen Nederland inmiddels heeft gezet om, samen met partnerlanden, de VN Fact Finding Mission voor Soedan te verzoeken zorg te dragen voor een volledige documentatie van alle schendingen van het humanitair oorlogsrecht, zoals verzocht in de aangenomen motie-Bamenga c.s. (29 237, nr. 228)?
Via diplomatieke inzet in bilaterale en multilaterale kanalen blijft Nederland het belang van de Fact Finding Mission Sudan benadrukken.
In de VN-Mensenrechtenraad hebben Nederland en de Europese Unie (EU) steun voor de Fact Finding Mission Sudan benadrukt en een oproep gedaan aan de strijdende partijen om het humanitair oorlogsrecht te respecteren. Het mandaat van de Fact Finding Mission Sudan is sterk en omvat onder meer het verzamelen, analyseren en documenteren van alle mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht, om zo bij te dragen aan het tegengaan van straffeloosheid. De Fact Finding Mission Sudan wordt ook aangemoedigd samen te werken met het internationale strafhof.
Nederland is in augustus jl. toegetreden tot de Soedan kerngroep van de VN-Mensenrechtenraad. Deze kerngroep (bestaande uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Noorwegen en Ierland) heeft zich ingezet voor de verlenging van de resolutie die over het mandaat van de Fact Finding Mission Sudan gaat. Op 6 oktober jl. is deze resolutie aangenomen en daarmee is het mandaat van de Fact Finding Mission met een jaar verlengd. Nederland levert daarmee een extra inspanning om ervoor te zorgen dat dit instrument voor Soedan behouden wordt en schendingen kan blijven documenteren. Ook heeft Nederland diverse malen met de leden van de Fact Finding Mission Sudan gesproken over hun werk en belang volledige documentatie onderstreept.
Hoe wordt hierbij specifiek gewaarborgd dat aanvallen op internationale en lokale hulpverleners goed worden gedocumenteerd en meegenomen in internationale rapportages?
De Fact Finding Mission Sudan onderzoekt en documenteert alle schendingen van humanitair oorlogsrecht, waaronder ook aanvallen op hulpverleners.
Daarnaast zijn er nog andere organisaties en instituten die aanvallen op hulpverleners documenteren, registreren en/of publiceren, zoals AWSD (Aid Workers Security Database) en INSO (International NGO Security Organisation).
Welke concrete stappen zijn sinds de aangenomen motie-Dobbe c.s. (21 501-02, nr. 2886) gezet om hulpgoederen via alle mogelijke kanalen aan de bevolking van Soedan te leveren, zolang dit niet voldoende via land kan?
De rol van Nederland in humanitaire hulpverlening is recent besproken in de Kamerbrief van 24 september jl. (Kamerstuk 29 237, nr. 234) en in beantwoording van recente Kamervragen van de leden Dobbe (ref. 2025Z15099) en Paternotte (ref. 2025Z15576).
Beschikbare hulp kan Soedan wel bereiken, maar niet altijd daar waar de hoogste noden zijn. Nederland heeft zich gezamenlijk met de Europese Unie, EU-lidstaten en andere landen diplomatiek ingezet om hulp in de meest getroffen gebieden te krijgen en belemmeringen op te heffen. Op 14 augustus jl. ondertekende Nederland samen met 30 andere landen een statement waarin de strijdende partijen werden opgeroepen om hulp ongehinderd toe te laten, met name ook naar de belegerde stad El Fasher. Ook vanuit de Verenigde Naties is vanuit het allerhoogste niveau (Secretaris Generaal Antonio Guterres en Noodhulpcoördinator Tom Fletcher) getracht om met name grootschalige hulp naar El Fasher te krijgen door in te zetten op een humanitaire pauze. Tot op heden is het helaas nog niet gelukt om zo’n pauze voor elkaar te krijgen. Door de recente inname van El Fasher door de Rapid Response Forces (RSF) en het grootschalige geweld is het nu vrijwel niet meer mogelijk om hulp te verlenen aan de inwoners van de stad. De hulpverlening richt zich met name op de opvang van vluchtelingen uit El Fasher in plaatsen waar dat nog wel mogelijk is, met name in de nabije gelegen stad Tawila waar meer dan 650.000 mensen afhankelijk zijn van humanitaire hulp.
In het afgelopen jaar heeft diplomatie er wel toe bijgedragen dat de grensovergang bij Adre (Tsjaad) open is gegaan en gebleven waardoor hulp wel de westkant van Soedan en Darfoer binnenkomt. Via lokale organisaties, waaronder de Emergency Response Rooms, kunnen ook in moeilijk toegankelijke gebieden mensen bereikt worden met directe hulp vanuit gemeenschapskeukens. Nederland pleit daarom samen met andere donoren voor het ondersteunen van lokale organisaties en bereikt deze via de steun aan het Sudan Humanitarian Fund van de VN, de Dutch Relief Alliance en het Rode Kruis. In reactie op de inname van El Fasher, het geweld en de wreedheden die daar plaatsvinden en de stroom mensen die de stad ontvluchten heeft het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN USD 20 miljoen beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp aan de getroffen bevolking en de vluchtelingen. Dit komt bovenop de USD 48 miljoen die het Sudan Humanitarian Fund heeft gealloceerd voor humanitaire hulp in Darfoer en Kordofan. Nederland is voor beide fondsen een van de belangrijkste donoren.
Welke obstakels ondervindt Nederland bij het bereiken van getroffen bevolkingsgroepen en hoe worden deze momenteel aangepakt?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er afspraken gemaakt met buurlanden of internationale partners om de toegang van hulpgoederen te verbeteren? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe geeft Nederland momenteel invulling aan de aangenomen motie-Dobbe en Van der Burg (21 501-02, nr. 3009) om een leidende rol te spelen in het organiseren van internationale humanitaire hulp aan Soedan?
Zie antwoord vraag 3.
Wat zijn de uitkomsten geweest van de bijeenkomst in Den Haag met EU-landen en Noorwegen en van de senior-officials missie die in maart heeft plaatsgevonden?
Op vrijdag 13 december 2024 organiseerde Nederland een informele EU-coördinatiebijeenkomst over Soedan, samen met elf EU-lidstaten, EDEO (diplomatieke tak van de EU), ECHO (Humanitaire Hulp tak van de EU) en de Speciaal Vertegenwoordiger van de EU voor de Hoorn van Afrika, Annette Weber. Tijdens deze bijeenkomst is gesproken over het intensiveren van de EU-inzet richting Soedan via een EU kerngroep (zoals toegezegd door de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het debat over de Raad Buitenlandse Zaken op 18 november 2024), het verbeteren van humanitaire toegang en het bijdragen aan een staakt-het-vuren.
Tijdens de senior officials meeting in Brussel van maart 2025 hebben deelnemende landen gesproken over betere afstemming en bundeling van diplomatieke inspanningen, met name om toegang van humanitaire hulp te verbeteren, maar ook om samen met uitvoerende organisaties te spreken over de verschillende vormen van hulpverlening. Hierbij werd de rol van kleine, lokale organisaties benadrukt en gesproken over de wijze waarop het beste kan worden samengewerkt met gemeenschapsorganisaties zoals de Emergency Response Rooms (ERRs) die nog wel in moeilijk bereikbare gebieden kunnen werken, maar ook beperkte institutionele capaciteit hebben. Vanuit lidstaten en vanuit de VN (OCHA – Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) werd het commitment uitgesproken om financiële steun via de ERRs te continueren en waar mogelijk te verhogen, ook in het licht van het wegvallen van veel Amerikaanse financiering.
Hoe heeft Nederland zijn rol in het bevorderen van een vredesproces in Soedan, inclusief toepassing van het «women, peace and security»-principe, geconcretiseerd?
Nederland financiert vanuit het Versterking Maatschappelijk Middenveld (VMM) subsidiekader (2021–2025) via twee partnerschappen activiteiten in Soedan die zich mede richten op de participatie van vrouwen in vredesopbouw (lokaal en nationaal) en het aanpakken van conflict-gerelateerd geweld (CRSV). Via deze programma’s zijn vrouwen getraind in vredesonderhandeling en -bemiddeling en zijn vredescollectieven opgezet die psychosociale steun en bescherming bieden aan slachtoffers en overlevenden. Via internationale campagnes is er door partners aandacht gevraagd voor de rol van vrouwen in het vredesproces en CRSV en zijn CRSV misdaden gedocumenteerd, o.a. ter ondersteuning van het werk van de Fact Finding Mission Sudan.
Tot de Nederlandse inzet behoort ook het versterken van de weerbaarheid van Soedanese burgers en het voorkomen van geweld tussen gemeenschappen. Nederland ondersteunt hierbij lokale, regionale en nationale initiatieven gericht op conflictbemiddeling, transitional justice en vredesopbouw. Ook wordt er ingezet op een inclusief vredesproces met plaats voor alle Soedanese burgers, waaronder vrouwen en jongeren. Nederland prioriteert bijvoorbeeld de bescherming van mensenrechtenverdedigers en ondersteunt het werk van vrouwen(-rechten) organisaties.
Welke vervolgstappen ziet u om internationale druk en betrokkenheid bij het vredesproces te vergroten?
Nederland zet zich internationaal in voor een staakt-het-vuren, het verbeteren van humanitaire toegang, accountability en het bijdragen aan een transitie richting civiel bestuur in Soedan. Daarom heeft de Minister van Buitenlandse Zaken vorig jaar het voortouw genomen om een informele EU-kerngroep voor Soedan op te richten. Onder andere via deze kerngroep ondersteunt Nederland de diplomatieke inspanningen van de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor de Hoorn van Afrika, Annette Weber.
Eén van deze inspanningen is het initiatief van de EU Speciaal Vertegenwoordiger om te bemiddelen in de bescherming van kritieke infrastructuur in Soedan. Dit initiatief doelt op het bewerkstelligen van lokale staakt-het-vuren rondom kritieke infrastructuur, in het bijzonder de dammen en waterreservoirs. De inzet is dat dit kan werken als opmaat naar een groter staakt-het-vuren.
Daarnaast zet Nederland zich in voor sterke Raadsconclusies dit najaar, waarin de EU zich committeert aan het verbeteren van humanitaire toegang, het beëindigen van het conflict, een inclusieve transitie naar een democratische regering en het herstellen en het versterken van de rechtsstaat, verantwoordelijkheid, respect voor internationaal recht en rechtvaardigheid in Soedan.
Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) in september 2025 heeft Nederland een High Level event georganiseerd over het werk van de Emergency Response Rooms en accountability in Soedan, samen met het Verenigd Koninkrijk en Liberia. De doelen van dit evenement waren het agenderen van de ernst van de humanitaire crisis in Soedan in het internationale debat, het oproepen tot internationale financiering van deze lokale humanitaire organisaties en het genereren van steun voor de verlenging van het mandaat voor de Fact Finding Mission Sudan in de VN-Mensenrechtenraad.
Op 24–25 november aanstaande zal de top van de Europese Unie en de Afrikaanse Unie plaatsvinden in Luanda. Nederland zal tijdens de top oproepen tot wapenstilstand en humanitaire toegang in Soedan, met name in El Fasher en pleiten voor krachtiger gezamenlijk optrekken van EU en AU en haar lidstaten. Bilateraal onderhoudt Nederland het hele jaar door diplomatieke banden met de Afrikaanse Unie en IGAD, onder andere via de Nederlandse speciaal gezant voor de Hoorn van Afrika. Nederland zal dit tevens benadrukken in bilaterale contacten tijdens de top.
Hoe ziet u de rol van Nederland de komende maanden in relatie tot de Europese Unie, de Verenigde Naties en Afrikaanse regionale organisaties met betrekking tot Soedan?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid de Kamer periodiek te informeren over de voortgang van de Nederlandse inzet op zowel humanitaire hulp als diplomatieke inspanningen richting een vredesproces?
Ja, bij grote ontwikkelingen rondom de humanitaire situatie in Soedan en humanitaire hulp en diplomatieke inspanningen zal het kabinet uw Kamer daarover informeren. Recent is er een Kamerbrief over Soedan verstuurd (24 september jl. Kamerstuk 29 237, nr. 234) net als eerder dit jaar (21 februari jl. Kamerstuk 29 237, nr. 207).
Gegeven de recente escalatie in El Fasher na de inname door de RSF zal uw Kamer binnen afzienbare tijd via een brief op de hoogte gesteld worden van de ontwikkelingen, de humanitaire situatie en de Nederlandse reactie hierop.
Het bezoek van de Indonesische president aan Nederland en mensenrechtenschendingen in West-Papoea |
|
Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Aukje de Vries (VVD), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
|
|
|
Klopt het dat er vrijdag een gesprek met de Minister-President en de Indonesische president op de planning staat?1 Wat staat er bij dat gesprek op de agenda?
Nee, tijdens het recente bezoek van de Indonesische president Prabowo Subianto aan Nederland heeft geen gesprek met de Minister-President plaatsgevonden.
Bent u van mening dat Nederland vanwege de historische band een bijzondere zorgplicht heeft jegens de mensen in West-Papoea? Bent u ermee bekend dat momenteel mensenrechten in West-Papoea worden geschonden, evenals dat deze in het verleden zijn geschonden?
De mensenrechtensituatie in Papua is zorgelijk. Verschillende (mensenrechten)organisaties, waaronder Human Rights Watch en Amnesty International, rapporteren onder andere over geweld en inbreuken op eigendommen van de inheemse bevolking. Er vallen ook slachtoffers door geweld gebruikt door lokale gewapende groepen.
Het lot van de Papua’s gaat het kabinet ter harte. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie in Papua nauwlettend, onder andere via de Nederlandse ambassade in Jakarta. De Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van de Republiek Indonesië, inclusief Papua.
Spreekt u en/of het koningspaar de Indonesische president morgen aan op de mensenrechtenschendingen van de mensen uit West-Papoea? Zo ja, welke boodschap wordt overgebracht? Zo nee, waarom niet?
Het Koninklijk Paar heeft de president ontvangen op Paleis Huis ten Bosch; het is een goed gebruik dat de gesprekken die het Koninklijk Paar op het Paleis voert vertrouwelijk zijn.
Mochten de mensenrechten van de mensen uit West-Papoea nog niet op de agenda staan, bent u bereid deze aan de agenda toe te voegen? Zo nee, kunt u toelichten waarom rapporten van bijvoorbeeld Greenpeace en Amnesty International daar geen aanleiding toe zouden geven?2 3
Zie antwoord vraag 3.
Kunt uiteenzetten op welke manieren u zowel bilateraal als multilateraal Indonesië aanspreekt op de schendingen van mensenrechten van mensen in West-Papoea?
De bilaterale relatie met Indonesië is breed en hecht, wat het bespreken van de mensenrechtensituatie vergemakkelijkt. Op verschillende niveaus wordt de mensenrechtensituatie besproken, zowel in bilateraal, EU- als multilateraal verband. Daarbij kijkt de regering nadrukkelijk wat de meest effectieve wijze is om zorgen over mensenrechten over te brengen.
De Nederlandse ambassade in Jakarta ondersteunt verschillende projecten ter bevordering van de bescherming van mensenrechten in Indonesië, inclusief Papua. De Nederlandse ambassade brengt voorts regelmatig werkbezoeken aan verschillende provincies door heel Indonesië, inclusief Papua, tijdens welke aandacht wordt besteed aan dit thema. De Nederlandse ambassade in Jakarta heeft het bezoek van een aantal leden van de Vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken aan Indonesië afgelopen juli ondersteund, en verwelkomt dat de leden o.a. met de Indonesische mensenrechtencommissie over de situatie in Papua hebben gesproken. Nederland zal multilateraal aandacht blijven vragen voor de situatie in Papua, zoals het tijdens de meest recente Universal Periodic Review (UPR) van Indonesië in november 2022 heeft gedaan.
Kunt u deze vragen uiterlijk vrijdag 26 september beantwoorden, nog voordat het bezoek van de Indonesische president plaatsvindt?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De drone-aanvallen op de Gaza Sumud Flotilla |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de Gaza Sumud Flotilla meerdere keren is aangevallen met drones?
Ja, het kabinet is bekend met de berichtgeving over drone-aanvallen op de Gaza Sumud Flotilla.
Bent u bereid dit onmiddellijk te veroordelen en uw Israëlische ambtsgenoot hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie over de precieze aard en toedracht van de gerapporteerde aanvallen. Daarom kan het kabinet daar op dit moment geen verdere uitspraken over doen of conclusies aan verbinden.
In algemene zin heeft het kabinet Israël meermaals opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen de schepen en opvarenden van de Flotilla en Israël op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van Nederlanders aan boord van de schepen.
Deelt het kabinet de mening dat de Israëlische zeeblokkade van Gaza illegaal is en gebroken moet worden om humanitaire hulp te kunnen bieden aan de Palestijnen? Zo nee, waarom niet?
Professionele en gemandateerde hulporganisaties moeten voldoende humanitaire toegang krijgen over land. Nederland blijft dit benadrukken richting de Israëlische autoriteiten.
Tegelijkertijd was de humanitaire hulp die de Sumud Flotilla hoopte af te leveren symbolisch van aard. Voor verlichting moeten professionele, gemandateerde hulporganisaties structurele en ongehinderde toegang krijgen voor de invoer en distributie van hulpgoederen. Inmiddels is volgens het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA) van de VN de toegang voor humanitaire hulp sinds het staakt-het-vuren van 10 oktober jl. iets verbeterd. Nederland blijft aandringen om veilige en ongehinderde humanitaire toegang tot de hele Gazastrook te faciliteren.
Is het kabinet bereid om, eventueel samen met andere landen, hulp aan te bieden aan de Nederlandse staatsburgers op de vloot om hen te beschermen tegen aanvallen en een veilige doorvaart naar Gaza mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft de Nederlandse burgers opgeroepen om niet naar de Gazastrook af te reizen. De kleurcode van het reisadvies voor de Gazastrook is rood. Dat betekent: wat uw situatie ook is, reis er niet heen. Het is er te gevaarlijk.
Tegelijkertijd heeft het kabinet de Israëlische autoriteiten geïnformeerd over de aanwezigheid van Nederlandse staatsburgers op schepen en Israël meermaals verzocht de veiligheid van de schepen en hun opvarenden te waarborgen. Ook heeft het kabinet Spanje en Italië, dat marineschepen nabij de Flotilla paraat had, destijds verzocht om in geval van nood ondersteuning te bieden aan Nederlandse opvarenden.
Deelt het kabinet de mening dat de Gaza Sumud Flotilla een vreedzaam initiatief is?
Afgaande op open bronnen heeft het kabinet geen aanleiding te veronderstellen dat de Gaza Sumud Flotilla geen vreedzaam initiatief was.
Kunt u deze vragen binnen 24 uur en elk afzonderlijk beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De Israëlische aanval op de Global Sumud Flotilla |
|
Christine Teunissen (PvdD), Marieke Koekkoek (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Aukje de Vries (VVD) |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat de Global Sumud Flotilla, bestaande uit meerdere schepen met honderden internationale deelnemers, waaronder vijftien Nederlanders, in de nacht van 23 op 24 september meermalen is aangevallen met drones door Israëlische troepen, met aanzienlijke schade aan de schepen en gewonden tot gevolg?1 2
Ja, het kabinet is bekend met deze berichten.
Hoe beoordeelt u de meldingen dat er 13 afzonderlijke aanvallen hebben plaatsgevonden, waarbij onder andere zeilen zijn kapot gereten en een deelnemer een bijtende stof in het gezicht heeft gekregen?
Het kabinet keurt elke vorm van geweld tegen vreedzame actievoerders af. Er is op dit moment nog veel onbekend over de precieze aard en toedracht van de voorvallen.
Bent u ermee bekend dat twee van de Nederlandse deelnemers zich aan boord bevonden van schepen die daadwerkelijk aangevallen zijn? Welke maatregelen neemt u om hun veiligheid en die van de overige Nederlanders te garanderen?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie over de vermeende droneaanvallen en kan daarom niet bevestigen dat twee Nederlandse deelnemers zich aan boord bevonden van de schepen waarop de vermeende droneaanvallen plaatsvonden.
Het kabinet heeft de Israëlische autoriteiten destijds geïnformeerd over de aanwezigheid van Nederlandse staatsburgers op de schepen van de Flotilla en het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten meermaals verzocht de veiligheid van de schepen en hun opvarenden te waarborgen.
Daarnaast heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken destijds aan Spanje en Italië verzocht om, via hun fregatten die zich op afstand van de Flotilla bevonden voor het leveren van bijstand aan hun burgers en andere deelnemers van de Flotilla, ook eventuele bijstand te bieden aan Nederlandse opvarenden in geval van nood.
Sinds de onderschepping van de schepen van de Flotilla door de Israëlische autoriteiten op 1 en 2 oktober jl. heeft het kabinet zich op alle mogelijke niveaus ingezet voor een spoedig vertrek van alle betrokken Nederlanders uit Israël. Daarnaast heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in contacten met de Israëlische autoriteiten meermaals aangedrongen op een goede behandeling van de Nederlandse deelnemers.
Zie verder het antwoord op vraag 2.
Erkent u dat het aanvallen van schepen met internationale burgers op internationale wateren een ernstige schending van het internationaal recht vormt? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten verzocht om een onderbouwing van de juridische basis voor het Israëlische handelen naar aanleiding van de onderschepping van de schepen. Het kabinet is in afwachting van die onderbouwing.
Bent u bereid de aanvallen op de Global Sumud Flotilla door Israël krachtig te veroordelen en binnen de EU en de VN te pleiten voor onmiddellijke maatregelen om een veilige doorgang voor de vloot te waarborgen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u het eens met Italië dat in een democratie protest, mits in lijn met internationaal recht, beschermd moet worden, ook wanneer het via schepen plaatsvindt op zee?
Op basis van internationale mensenrechten en het recht van de zee geldt de vrijheid van demonstratie ook op zee. Dit is expliciet bevestigd in de uitspraak van het arbitraal tribunaal in de Arctic Sunrise-arbitrage van 14 augustus 2015 (para. 225 e.v.). Wanneer de vrijheid van demonstratie wordt uitgeoefend in de exclusieve economische zone van een kuststaat of op volle zee, geldt deze als een internationaal rechtmatig gebruik van de zee gerelateerd aan de vrijheid van navigatie. Ondanks het fundamentele belang van de vrijheid van demonstratie is deze vrijheid niet zonder beperkingen. De vrijheid mag worden ingeperkt wanneer dit nodig is ter bescherming van andere belangen. Dergelijke inperkingen moeten echter wel voldoen aan de in internationale mensenrechtenjurisprudentie uitgewerkte criteria (zoals wettelijke basis; gerechtvaardigd doel; en noodzakelijkheid & proportionaliteit). Het kabinet hecht grote waarde aan de vrijheid van demonstratie, ook op zee. Wel geldt voor demonstraties op zee, vanwege het feit dat de omstandigheden op zee anders zijn dan op land, speciale aandacht voor de veiligheid van dergelijke demonstraties.
Hoe verhoudt de reactie van Israël zich tot de internationale oproepen, waaronder die van VN-experts, voor een veilige doorgang van humanitaire flotilla’s?
Humanitaire hulp moet onmiddellijk en aanzienlijk worden opgeschaald en moet alle mensen in nood kunnen bereiken in de hele Gazastrook. Professionele en gemandateerde hulporganisaties moeten voldoende humanitaire toegang krijgen over land. Nederland blijft dit benadrukken richting de Israëlische autoriteiten.
Welke stappen onderneemt Nederland op dit moment, of zal Nederland nemen, om te garanderen dat Nederlandse staatsburgers aan boord van de Global Sumud Flotilla of vergelijkbare initiatieven veilig kunnen opereren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid om, mede gezien de herhaalde aanvallen, binnen de EU te pleiten voor een structurele VN-gecoördineerde humanitaire zee-corridor naar Gaza, waar ook burgerinitiatieven zoals de Global Sumud Flotilla onder vallen?
Zie het antwoord op vraag 7.
Bent u bereid om, mocht blijken dat Israël doelbewust schade heeft toegebracht aan deze schepen met burgers aan boord, op internationaal niveau sancties of juridische stappen te bepleiten?
Het uitgangspunt is dat in beginsel alleen de vlagstaat dergelijke stappen kan ondernemen. Nederland zou derhalve uitsluitend bevoegd zijn, gelet op het bestaan van exclusieve rechtsmacht, stappen te ondernemen ten aanzien van Nederlands gevlagde schepen. Voor zover bekend is geen schade aangericht aan het Nederlands gevlagde schip. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten verzocht om een onderbouwing van de juridische basis voor het Israëlische handelen naar aanleiding van de onderschepping van de schepen. Het kabinet is in afwachting van die onderbouwing.
Bent u bereid deze vragen, gezien de ernst en urgentie van de situatie, voor het commissiedebat Humanitaire hulp d.d. 25 september 2025 te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.