De Freedom Flotilla actie en de bescherming van Nederlandse burgers |
|
Sarah Dobbe |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Bent u bekend met het feit dat de Freedom Flotilla vloot zondag 31 augustus is uitgevaren richting Gaza met als doel het doorbreken van de illegale blokkade van Gaza door Israël?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat er in ieder geval vier Nederlandse burgers aan boord zijn bij deze vloot?
Ja.
Deelt u de mening dat het doel van deze actie, namelijk het doorbreken van de illegale blokkade van Gaza en het brengen van humanitaire hulp naar de bevolking van Gaza, legitiem is en niet mag worden gehinderd? Zo ja, hoe gaat u hieraan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de zorgen van de initiatiefnemers van de Global Sumud Flotilla over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook. Humanitaire hulp moet onmiddellijk en aanzienlijk worden opgeschaald en moet alle mensen in nood kunnen bereiken in de hele Gazastrook. Professionele en gemandateerde hulporganisaties moeten voldoende humanitaire toegang krijgen over land, aangezien dit de enige manier is om humanitaire hulp te kunnen bieden op de schaal die nodig is. Nederland blijft dit benadrukken richting de Israëlische autoriteiten.
De crisis in de Gazastrook is zeer acuut en alle humanitaire hulp voor het gebied is welkom. Tegelijkertijd is de humanitaire hulp die de Sumud Flotilla hoopt af te leveren voornamelijk symbolisch van aard en niet voldoende om de extreme noden in de Gazastrook werkelijk te verlichten. Voor het werkelijk verlichten van de crisis moeten professionele, gemandateerde hulporganisaties structurele en ongehinderde toegang krijgen voor de invoer en distributie van hulpgoederen.
Deelt u de mening dat Israëls handelen tegen de vorige Flotilla actie, namelijk het enteren en gevangennemen van de opvarenden van de Madleen op internationale wateren, illegaal was? Zo ja, wat gaat u doen om dit deze keer te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is onvoldoende bekend over de onderschepping van het schip om tot een definitief oordeel te komen. Onderzoek door met name de vlaggenstaat, het Verenigd Koninkrijk, zou meer gegevens moeten opleveren.
Zie verder het antwoord op vraag 6.
Op welke manieren heeft u de vorige keer bij de Israëlische regering bezwaar gemaakt tegen het illegaal gevangennemen van Nederlandse staatsburgers en het blokkeren van boten met humanitaire hulp?
Tijdens de vorige actie van de Freedom Flotilla Coalition in juni jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Israëlische autoriteiten vooraf geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord van de Madleen en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden.
Bent u van plan de Israëlische regering te waarschuwen geen Nederlandse staatsburgers gevangen te nemen bij het brengen van humanitaire hulp aan Gaza? Zo ja, op welke manieren? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten recent geïnformeerd over de aanwezigheid van Nederlandse staatsburgers aan boord van schepen van de Sumud Flotilla en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen de schepen en hun opvarenden.
Bent u van plan er bij de Israëlische regering op aan te dringen de schepen van Freedom Flotilla vrije doorgang te verlenen voor het verstrekken van humanitaire hulp aan Gaza? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Kritiek op de illegale Israëlische blokkade van humanitaire hulp is terecht en het is begrijpelijk dat burgers willen bijdragen aan de verbetering van de humanitaire situatie in de Gazastrook. Daarvoor zet het kabinet zich eveneens onverminderd in. Tegelijkertijd is de kleurcode van het reisadvies voor de Gazastrook rood. Dat betekent: wat uw situatie ook is, reis hier niet heen, het is er te gevaarlijk. Ook waarschuwt het ministerie in het reisadvies dat de Nederlandse overheid geen consulaire bijstand kan bieden in gebieden waar kleurcode rood geldt.
Zie verder het antwoord op vraag 3.
Op welke manieren levert u (consulaire) bijstand aan de Nederlandse opvarenden van de Freedom Flotilla?
Op dit moment heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen consulaire hulpverzoeken ontvangen van Nederlandse opvarenden van schepen van de Sumud Flotilla. Indien een consulair hulpverzoek wordt gedaan, kijkt het ministerie naargelang de mogelijkheden en specifieke omstandigheden of en hoe consulaire bijstand kan worden verleend.
Bent u in contact met andere landen waarvan de burgers opvarenden van de Freedom Flotilla zijn? Zo ja, bent u bereid gezamenlijk op te trekken tegen de Israëlische regering? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat in contact met andere landen van wie staatsburgers opvarenden zijn van schepen van de Sumud Flotilla. Waar opportuun, trekt Nederland gezamenlijk op in contacten met de Israëlische autoriteiten.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en met spoed te beantwoorden, gezien urgentie van de situatie?
De vragen zijn zo snel mogelijk en binnen de gebruikelijke termijn beantwoord.
De belastingkwestie rond kerkelijke vastgoed in Jeruzalem |
|
Don Ceder (CU) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat de gemeentelijke overheid van Jeruzalem opnieuw onroerendgoedbelastingaanslagen oplegt aan kerken en christelijke instellingen in Jeruzalem?1
Ja.
Klopt het dat de lokale autoriteiten van Jeruzalem sinds enige tijd pogingen ondernemen om eigendommen van kerken te belasten die niet expliciet als gebedshuis of klooster functioneren, zoals gasthuizen, scholen en culturele instellingen en inmiddels de bankrekening van de Grieks-Orthodoxe patriarchaat is geblokkeerd?
Er is sinds enige tijd onenigheid tussen de gemeente en de kerken in Jeruzalem over nieuw beleid rondom belastingen op kerkelijke eigendommen. Het klopt dat de bankrekening van het Grieks-Orthodoxe patriarchaat begin augustus is geblokkeerd. De bevriezing is op 22 augustus jl. opgeheven.
Klopt het dat er inmiddels een bericht is uitgestuurd om een executieverkoop te houden voor bezit van de Armeens-apostolische kerk? Hoe beoordeelt u deze situatie en bent u bereid het gesprek aan te gaan met Israëlische (lokale) autoriteiten ten aanzien van deze kwestie en te pleiten voor een bevriezing en het opnieuw overgaan tot overleg voor een definitieve oplossing?
Het kabinet heeft geen kennis van een bericht over een executieverkoop voor bezit van de Armeens-apostolische kerk. De Nederlandse ambassade in Israël heeft de gemeente Jeruzalem over de bevriezing van de bankrekening van de Grieks-Orthodoxe kerk gesproken, waarbij de ambassade opgeroepen heeft om door middel van onderhandelingen met de kerkelijke gemeenschap tot een oplossing te komen.
Deelt u de zorg van kerkelijke leiders dat deze stap het bestaan van kerken en bijbehorende sociale en pastorale activiteiten in Jeruzalem bedreigt? Wat is uw appreciatie van hun verklaring dat dit de status quo, die sinds de Ottomaanse tijd geldt, ernstig schaadt?
Het kabinet vindt het bevriezen van de bankrekening van het Patriarchaat zorgelijk. Dergelijke stappen zetten christelijke instituties en christenen in Jeruzalem onder druk. De bescherming van de christelijke gemeenschap als minderheid is belangrijk voor een pluriform Jeruzalem.
Acht u het terecht dat deze kwestie opnieuw oplaait, terwijl in 2018 na internationale druk en lokale protesten de belastingplannen van tafel zijn gehaald? Wat is er sindsdien veranderd aan de juridische of politieke context die de lokale autoriteiten hiertoe beweegt?
De afgelopen jaren neemt de druk op christenen in Oost-Jeruzalem en christelijke gemeenschappen in Israël toe. Dit geldt ook voor moslims. Beide groepen worden bijvoorbeeld als bezoekers beperkt bij het betreden van de Oude Stad van Jeruzalem, vooral tijdens religieuze feestdagen. Dit zijn zorgelijke ontwikkelingen.
Hoe beziet u deze berichten in het licht van het bevorderen van mensenrechten, waaronder het recht op vrijheid van godsdienst?
De druk op christelijke instituties en christenen in Jeruzalem is zorgelijk, gezien het recht op vrijheid van godsdienst en de speciale status die Jeruzalem zowel binnen het jodendom, het christendom en de islam inneemt. Nederland zet zich wereldwijd actief in voor de bescherming van de vrijheid van religie en levensovertuiging als een fundamenteel mensenrecht. Dit doet Nederland onder andere via het Mensenrechtenfonds, het werk van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging, bilaterale diplomatie en in multilaterale gremia en initiatieven. Daarbij komt Nederland op voor de rechten van alle religieuze groepen, met speciale aandacht voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen. Verder steunt Nederland verschillende projecten gericht op de bevordering van vrijheid van religie in Israël en de Palestijnse Gebieden.
In hoeverre is er contact geweest met lokale kerkleiders en/of Europese diplomatieke partners over deze belastingaanslagen en de impact op hun activiteiten en de christelijke aanwezigheid in Jeruzalem?
De Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse Gebieden heeft contact gehad met het Patriarchaat. De vertegenwoordiging en de Nederlandse ambassade in Israël hebben bovendien met vertegenwoordigingen van meerdere EU-lidstaten en de EU-vertegenwoordiging in Tel Aviv en Jeruzalem deze kwestie besproken.
Welke mogelijkheden ziet u om bilateraal de Israëlische (lokale) autoriteiten aan te spreken op het belang van het behoud van religieuze pluriformiteit en godsdienstvrijheid in Jeruzalem, inclusief het respecteren van bestaande vrijstellingen en afspraken?
De Nederlandse ambassade in Israël heeft de gemeente Jeruzalem over de bevriezing van de bankrekening van het Patriarchaat gesproken, waarbij de ambassade opgeroepen heeft om door middel van onderhandelingen met de kerkelijke gemeenschap tot een oplossing te komen. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een fundamenteel mensenrecht dat voor iedereen geldt, ongeacht achtergrond of overtuiging. Nederland en de EU spreken Israël consequent aan op zijn verantwoordelijkheden onder internationaal recht en de mensenrechtenverdragen, waaronder op het gebied van godsdienstvrijheid.
Bent u bereid dit onderwerp onder de aandacht te brengen in gesprekken met Israëlische (lokale) autoriteiten en expliciet te pleiten voor het behoud van het religieus-culturele erfgoed van christelijke gemeenschappen in Jeruzalem?
Zie antwoord vraag 8.
Welke signalen ontvangt het kabinet verder over de ontwikkelingen op het gebied van veiligheid van christelijke gemeenschappen in Jeruzalem? Bent u bijvoorbeeld bereid om berichten over gespuug op christenen in Jeruzalem mee te nemen in overleggen met Israëlische autoriteiten en aan te dringen op passende maatregelen?
Zie het antwoord op vraag 5 en 9.
Welke inzet levert Nederland op dit moment voor de bescherming van christelijke minderheden en instellingen in Israël, mede gezien het bredere belang van geloofsvrijheid in de regio?
Zie het antwoord op vraag 6.
De beveiliging van de Israëlische delegatie door een voormalig legerofficier met illegale wapens |
|
Hanneke van der Werf (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland spreekt Israël aan op beveiliging Israëlische delegatie door voormalig legerofficier met illegale wapens»?1
Klopt het dat buitenlandse delegaties die beveiligers met wapens meenemen verplicht zijn dit vooraf te melden bij de Nederlandse autoriteiten, waaronder de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Kunt u uiteenzetten hoe deze procedure normaliter verloopt en welke diensten hierbij betrokken zijn?
Was bij het bezoek van de Israëlische delegatie in november 2024 tijdig melding gemaakt van de aanwezigheid van bewapende beveiliging? Zo ja, welke instanties zijn toen geïnformeerd en welke actie is daarop ondernomen? Zo nee, hoe is het mogelijk dat een dergelijke omissie heeft kunnen plaatsvinden?
Kunt u bevestigen dat een ingehuurde beveiliger, een voormalig Israëlisch legerofficier, bij aankomst op Schiphol werd betrapt met twee pistolen afkomstig uit het illegale circuit en dat bij hem thuis bovendien een AR-15 werd aangetroffen? Wat is uw oordeel over deze constatering?
Welke achtergrondcontroles en toezichtmechanismen bestaan er voor ingehuurde beveiligers die buitenlandse delegaties in Nederland beschermen? Hoe kon het gebeuren dat iemand met illegale wapens werd ingezet bij de beveiliging van een officiële delegatie?
Kunt u uitsluiten dat de betreffende beveiliger, ondanks het bezit van illegale wapens, trainingen heeft verzorgd voor Nederlandse politie- of veiligheidsdiensten? Indien dit niet kan worden uitgesloten, bent u bereid de Kamer hierover op korte termijn te informeren?
Zijn er signalen dat vergelijkbare incidenten (het gebruik van beveiligers met wapens uit het illegale circuit) vaker voorkomen bij buitenlandse delegaties in Nederland? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren en aangeven welke maatregelen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen?
Kunt u ingaan op de stelling van deze man in het NRC dat hij aanwijzingen had voor een aanslag? Kunt u aangeven of hij zulke informatie gedeeld heeft met de overheid?
Kunt u aangeven of de inzet van de Rijksoverheid momenteel voldoet voor de beveiliging van Joodse instellingen en objecten, mede gegeven de toename van het aantal antisemitische incidenten?
Bent u bereid de Kamer per brief te informeren over de lessen die uit deze zaak worden getrokken, en welke organisatorische en juridische maatregelen u zult nemen om herhaling te voorkomen?
Het bericht ‘Unicef: duizenden ondervoede kinderen dreigen te sterven in belegerde stad in Sudan’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Unicef: duizenden ondervoede kinderen dreigen te sterven in belegerde stad in Sudan»1?
Ja.
Welke mogelijkheden ziet u nog voor aanvullende sancties tegen de Rapid Support Forces (RSF)? Bent u bereid hiervoor te pleiten tijdens de Raad Buitenlandse Zaken en tegelijkertijd te bezien welke sancties Nederland op nationaal niveau kan instellen?
Het kabinet heeft al eerder in verschillende EU-gremia opgeroepen tot meer diplomatieke druk door middel van een derde sanctiepakket gericht op RSF- en SAF-leden, en op diegenen die zich in strijd met het geldende wapenembargo schuldig maken aan het bewapenen, financieren of logistieke ondersteuning bieden aan de strijdende partijen, zowel binnen als buiten Soedan. Als resultaat daarvan is afgelopen juli een uitbreiding van het EU-sanctiepakket aangenomen.
Nederland stelt in beginsel geen eigenstandige nationale sancties in, maar voert internationale sancties uit wanneer dit voortvloeit uit volkenrechtelijke verplichtingen, aanbevelingen, of afspraken die hun oorsprong in de regel vinden in de VN of de EU. Nationale maatregelen zijn minder effectief. Nationale sancties zijn slechts beperkt tot het Nederlands grondgebied, terwijl Nederland deel uitmaakt van de EU interne markt en de Schengenzone. Als sancties niet in onze buurlanden gelden, zijn mogelijkheden tot omzeiling groot en de materiële impact zeer beperkt.
In hoeverre is Nederland betrokken bij internationale coalities of fondsen, waaronder coördinatie door de Verenigde Naties (VN), om de toegang tot hulp voor de belegerde stad te verbeteren?
Nederland oefent samen met andere donoren en via de VN en de EU (ECHO) druk uit op de partijen in het conflict om betere humanitaire toegang te waarborgen, ook in El Fasher. Zo was Nederland afgelopen augustus medeondertekenaar van een verklaring2 waarin de EU en een brede groep landen expliciet opriepen tot het stoppen van de belegering van de stad. De VN zet zich op het hoogste niveau in om humanitaire toegang te bevorderen en een staakt-het-vuren te bewerkstelligen. Humanitaire hulp moet te allen tijde de getroffen bevolking bereiken. Een humanitaire pauze met vrije toegang is cruciaal voor de belegerde stad El Fasher, waar WFP al een jaar geen voedsel heeft kunnen brengen en de bevolking nauwelijks toegang heeft tot voedsel. Helaas is deze druk tot nu toe onvoldoende effectief gebleken, en blijft de RSF de toegangswegen naar de stad blokkeren. Nederland blijft zich, bilateraal en in multilaterale fora, inzetten om aandacht te vragen voor de situatie in Soedan. Zo organiseert Nederland bijvoorbeeld samen met Liberia en het VK een evenement tijdens de ministeriële week (22 t/m 26 september) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN), mede ter bevordering van de internationale steun voor Soedanese humanitaire hulpverleners.
Kan Nederland een extra bijdrage leveren aan het verzamelen van bewijs van oorlogsmisdaden en bent u voornemens dit te doen?
Gerechtigheid voor slachtoffers en het tegengaan van straffeloosheid is van groot belang voor een duurzame vrede op de lange termijn. Nederland zet zich onder meer in voor mandaatverlenging van de Fact Finding Mission (FFM) in Soedan en is met dit doel toegetreden tot de kerngroep die aanname van de resolutie in de VN-Mensenrechtenraad bewerkstelligt. In deze kerngroep werkt Nederland samen met gelijkgezinde landen als Duitsland, Ierland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. De resolutie wordt in de 60e zitting (8 september tot en met 8 oktober) van de Mensenrechtenraad behandeld. Met deze resolutie krijgt de FFM het mandaat om de feiten, omstandigheden en grondoorzaken van alle vermeende mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationaal humanitair recht door alle strijdende partijen te onderzoeken en vast te stellen. Tijdens de ministeriële week van de AVVN zal Nederland ook bij het eerdergenoemde evenement aandacht vragen voor de FFM. Verder ondersteunt Nederland het kantoor van de Hoge Commissaris van de Mensenrechten (OHCHR) met een jaarlijkse financiële bijdrage voor het werk op accountability. Daarnaast geeft Nederland een significante financiële bijdrage aan het VN-mensenrechtenkantoor (OHCHR) in Soedan voor documentatie en monitoren van de mensenrechtensituatie.
Bent u bereid extra middelen vrij te maken voor een extra Nederlandse bijdrage aan humanitaire hulpverlening, zoals voedselhulp of medisch materieel? Zo nee, waarom niet?
Nederland ondersteunt humanitaire organisaties werkzaam in Soedan bij het werk om de hoogste noden te adresseren. Dit gaat zowel via flexibele financiering – zoals aan de belangrijkste VN-organisaties (waaronder het Wereld Voedselprogramma en UNICEF) en het Rode Kruis – als via financiering specifiek voor Soedan. Zo financiert Nederland in Soedan de Dutch Relief Alliance en haar lokale partners (EUR 6,7 miljoen), het Nederlandse Rode Kruis (EUR 1,4 miljoen) en het Soedan Humanitaire Fonds (EUR 16 miljoen), dat ook lokale burgerinitiatieven, zoals lokale gaarkeukens ondersteunt. Hiermee is de Nederlandse landenspecifieke bijdrage aan Soedan in 2025 significant, een erkenning van de omvang van de humanitaire crisis.
Ook draagt Nederland dit jaar EUR 55 miljoen bij aan het VN Central Emergency Response Fund (CERF) dat in 2.025 USD 22 miljoen heeft vrijgemaakt voor Soedan. De EU heeft voor 2.025 EUR 160 miljoen vrijgemaakt voor humanitaire hulp in Soedan.
Op welke manier kan Nederland het Rode Kruis bijstaan in het opsporen van vermiste personen? Bent u bereid die hulp te bieden? Zo nee, waarom niet?
Nederland steunt het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) met ongeoormerkte meerjarige financiering wereldwijd, die ook ten goede kan komen aan Soedan. In 2025 gaat het om EUR 55 miljoen. Daaronder valt ook het faciliteren van gezinshereniging, het opsporen van vermiste personen, en het voorkomen van verdwijningen door het ondersteunen van een waardige omgang met overledenen. Zo heeft ICRC in Soedan in 2024 bijvoorbeeld het onderlinge contact tussen leden van 45,000 families kunnen herstellen.
De NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Tieman |
|
![]() |
Kunt u zich herinneren dat u op 20 augustus 2025 in antwoord op Kamervragen schrijft: «Er zijn mij geen letterlijke uitspraken van mijn ambtsvoorganger in uw Kamer bekend over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid»?
Ja.
Bent u bekend met de uitspraken van voormalig Minister van VWS Agema tijdens het VWS begrotingsdebat van 23 oktober 2024: «Kort na mijn aantreden ben ik gebriefd over weerbaarheid. Weerbaarheid heeft een veel bredere context dan pandemische paraatheid. Dan gaat het bijvoorbeeld ook om de ontwikkelingen die aan de oostgrens plaatsvinden en om NAVO-verplichtingen. Sinds die briefing ben ik met mijn ministerie aan het inventariseren wat we nodig hebben om aan die NAVO-verplichtingen te voldoen. Dat doen we dus onder leiding van de NCTV. Daar zijn een aantal ministeries bij betrokken. Ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg en die is er.»?1
Ja.
Klopt het dat voormalig Minister Agema in dit debat, zoals hierboven geciteerd, letterlijk zegt: «Sinds die briefing ben ik met mijn ministerie aan het inventariseren wat we nodig hebben om aan die NAVO-verplichtingen te voldoen.»? Zo ja, naar welke NAVO-verplichtingen verwijst voormalig Minister Agema in dit citaat? Zo nee, waarom staat dit citaat dan letterlijk in de Handelingen van de Kamer?
Ja, dat klopt. Voormalig Minister Agema heeft dit in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Houwelingen (ingezonden op 5 november jl.2) als volgt toegelicht: «Volgens artikel 3 van het NAVO-verdrag is weerbaarheid van de maatschappij een nationale verantwoordelijkheid en een collectief belang. Tijdens de NAVO Top in juli 2023 heeft Nederland zich gecommitteerd aan de NAVO-brede Resilience Objectives´s (RO)’s, terug te vinden in de Vilnius Summit Communiqué 3. Deze betreffen een specificering van de eerder door de NAVO benoemde 7 baseline requirements die een basisniveau weergeven op zeven civiele paraatheidsgebieden: continuïteit van overheid, energievoorziening, grootschalige opvang van personen, levensbehoeften, opvang van gewonden, (tele)communicatie en transport. Er is gecommitteerd aan het ontwikkelen van nationale doelen en het komen tot implementatieplannen».
Klopt het dat voormalig Minister Agema vervolgens in dit debat zegt: «Dat doen we dus onder leiding van de NCTV. Daar zijn een aantal ministeries bij betrokken.»? Kan de Kamer deze inventarisatie, onder leiding van de NCTV, van de NAVO-verplichtingen waar het ministerie aan moet voldoen, aldus voormalig Minister Agema in dit citaat, ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat klopt. Deze inventarisatie is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie op 6 december jl.4 is verzonden aan uw Kamer.
Klopt het dat voormalig Minister Agema vervolgt met: «Ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg en die is er.»? Is het correct dat voormalig Minister Agema in dit citaat (letterlijk) zegt dat er: «een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg? En «weerbare zorg» is toch één van de «NAVO-weerbaarheidsverplichtingen»2? Daarmee legt voormalig Minister Agema, ook gezien de context van dit citaat, toch heel duidelijk een verband tussen NAVO-verplichtingen en «pandemische weerbaarheid»? Zo nee, waarom niet? Hoe moet dit debatfragment dan worden geinterpreteerd? Zo ja, waarom liet voormalig Minister Jansen op 20 augustus 2025 aan de Kamer weten in antwoord op Kamervragen dat haar geen uitspraken bekend zijn over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid?
Ja, het klopt dat voormalig Minister Agema in dat debat heeft gezegd: «ik heb gevraagd of er een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg en die is er».Daarmee heeft voormalig Minister Agema echter niet gezegd dat weerbare zorg een NAVO-weerbaarheidsverplichting is.
Voormalig Minister Jansen heeft in antwoord op Kamervragen van het lid Van Houwelingen (ingezonden op 14 juli jl.6) deze overlap reeds toegelicht: «Wel vraagt de NAVO van bondgenoten om hun zorgsysteem zo in te richten dat dit voorbereid is op crisis en conflict, zodat de continuïteit van de zorg voor militairen en burgers te allen tijde in stand gehouden kan worden. Dat is een begrijpelijke vraag, want we moeten in een dergelijke situatie goed voor onze soldaten zorgen. Infectieziekten zijn een van de dreigingen waar de zorg zich tegen moet wapenen».
Daarnaast heeft voormalig Minister Jansen in het debat over wijzigingen in de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor het lopende jaar op 2 juli jl. toegelicht dat geen sprake is van een verplichting: het gaat «uitsluitend om een verzoek van de NAVO om het zorgsysteem in Nederland zo in te richten, zo te organiseren, dat de gezondheidszorg in tijden van crisis en conflict voorbereid te zijn. Het is dus geen verplichting».
Aan wie heeft voormalig Minister Agema (zoals Minister Agema zelf aangeeft in het bovenstaande citaat uit het VWS begrotingsdebat) wanneer gevraagd of er, «een overlap zit tussen pandemische paraatheid en weerbaarheid van zorg»? Kan de Kamer het antwoord dat de Minister hierop heeft ontvangen toegestuurd krijgen? Zo nee, waarom niet?
Dit is ter sprake gekomen in een gesprek tussen voormalig Minister Agema en haar ambtenaren. Het antwoord is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie op 6 december jl.7 is verzonden aan uw Kamer.
Is het correct dat voormalig Minister Agema, kort later in het debat, het volgende opmerkt: «Ik heb een opdracht gekregen uit het hoofdlijnenakkoord. Toen ik de post aanvaarde, tekende ik ook voor het uitvoeren van de opdrachten daarin. Los van wat ik er persoonlijk van vind, zal ik dat moeten uitvoeren omdat dat een geheel is samen met de intensiveringen die ik mag doen. Ik noem de 4,3 miljard voor het eigen risico en de 600 miljoen voor de zorg- en verpleegplekken. Daar hoort dus ook de andere kant bij: de 2 miljard euro die ik zal moeten besparen. Daar begint het dus mee. Los van wat ik daar persoonlijk van vind, sta ik daarvoor aan de lat. Ik zal dat dus ook moeten uitvoeren. Het bedrag van 300 miljoen zal op enige manier gedekt moeten worden, linksom of rechtsom. Daarnaast – dat zei ik net ook in de richting van mevrouw Bikker – ben ik kort na mijn aantreden gebrieft over de weerbaarheid in de wereld, de risico's die dat punt met zich meebrengt en eventuele escalaties, maar ook over NAVO-verplichtingen. Op het moment dat een NAVO-bondgenoot aangevallen wordt, heeft Nederland verdragsrechtelijke verplichtingen. Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben. Die inventarisatie wordt gedaan onder regie van de NCTV.»?
Ja.
Naar welke NAVO-verplichtingen verwijst voormalig Minister Agema in het bovenstaande citaat?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op vraag 3.
Waarnaar verwijst het woord «daaraan» (m.a.w. «waaraan»?) in de zin «Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben.»? Zijn dat, gezien de context, toch de «NAVO-verplichtingen» op het gebied van «weerbare zorg» waar Minister Agema eerder in haar betoog naar verwees? Zo nee, waarnaar dan wel
Het verwijst naar «de weerbaarheid van onze zorg». Ik verwijs naar het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.8, waarin de precieze uitspraken die gedaan zijn, zijn opgenomen:«Voorzitter. Dan kom ik bij weerbaarheid. We moeten paraat staan voor iedere rampspoed die op ons afkomt, zoals hybride dreigingen, militaire dreigingen, natuurrampen of een nieuwe pandemie. Al die dreigingen vragen om versterking van de weerbaarheid van onze zorg. We willen namelijk dat zo veel mogelijk patiënten zo lang mogelijk zorg blijven krijgen, wat er ook gebeurt. Daarvoor is een forse versterking van de weerbaarheid van de zorg noodzakelijk. Onder regie van de NCTV en Defensie komen wij in het voorjaar met een plan van aanpak. [...] Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben. Die inventarisatie wordt gedaan onder regie van de NCTV».
Waarnaar verwijst, in de laatste zin van het bovenstaande integrale citaat, «die inventarisatie» (die onder regie van de NCTV wordt gemaakt)? Dat zijn gezien de context toch de NAVO-verplichtingen op het gebied van de zorg? Met andere woorden, ook hier legt voormalig Minister Agema toch heel duidelijk een verband tussen NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid? Waarom ontkent de Minister dit in haar beantwoording aan de Kamer van 20 augustus 2025?
Het citaat «die inventarisatie» verwijst naar wat voormalig Minister Agema in het begrotingsdebat op 23 oktober jl. ook heeft toegelicht: «Ik ben dus bezig in kaart te brengen wat wij nodig hebben, wat we al hebben, wat het programma Pandemische paraatheid daaraan toe zou voegen en wat wij nog meer nodig zouden hebben.». De inventarisatie is verwerkt in de kabinetsbrede Kamerbrief over «Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen» die door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie op 6 december jl.9 is verzonden aan uw Kamer.
Is het correct dat voormalig Minister Agema, kort later in het debat, het volgende opmerkt: «Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid. Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden. Op dit moment wordt er dus onder leiding van de NCTV geïnventariseerd wat er allemaal moet gebeuren. We hebben een stukje basis. Dat hebben we actief gezien tijdens de coronacrisis. Dan hebben we het over deze extra investering, waar een hele grote overlap, zo niet een volledige overlap zit. En dan hebben we het over andere zaken die we nu in kaart aan het brengen zijn. Wat nou als de situatie escaleert? Wat nou als we aan onze NAVO-verplichtingen moeten voldoen? Wat nou als het nog verder escaleert? Dat ben ik allemaal in kaart aan het brengen. Onder leiding van de NCTV zullen wij voor de volgende begroting – dus niet op deze begroting, maar voor de volgende begroting – met dekkingen en oplossingen komen.»?
Ja.
Door wie is voormalig Minister Agema, «kort na het aantreden geïnformeerd»? Wanneer en waar gebeurde dat? Kan de Kamer deze informatie waarnaar voormalig Minister Agema in dit fragment verwijst ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Op 29 januari jl. is deze vraag gesteld door het lid Dekker10. Op 2 juni jl. heeft voormalig Minister Agema deze vraag als volgt beantwoord: «De briefings zijn door het Ministerie van Algemene Zaken geïnitieerd als introductieprogramma voor het nieuwe kabinet. [...] Het rubriceringsniveau van de briefings was minimaal Departementaal Vertrouwelijk. De opstellers van de briefings (zie antwoord 5 t/m11 bepalen de rubricering. De rubricering is vastgesteld conform de richtlijn Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013)».
Ook in dit fragment verwijst voormalig Minister Agema naar «NAVO-verplichtingen», welke NAVO-verplichtingen zijn dit? Zijn dat de weerbaarheidsverplichtingen op het gebied van de zorg?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik kortheidshalve naar het antwoord op vraag 3.
Voormalig Minister Agema zegt in het hiervoor geciteerde fragment, «en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid», waarnaar verwijst in dit citaat het aanwijzend voornaamwoord «dat»? Dit moeten toch, gezien de context, (wederom) de (NAVO) weerbaarheidsdoelstellingen (op het gebied van de zorg) zijn? Wat anders? Daarmee legt voormalig Minister Agema, voor de derde keer in dit debat, toch heel direct een verband tussen de (NAVO) weerbaarheidsdoelstellingen en pandemische paraatheid?
Het verwijst naar de weerbaarheid van onze zorg. Zie hieronder het volledige citaat uit het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.12: «Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid».
Waarnaar verwijst «daar» in de het betoog van voormalig Minister Agema, «Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden.»? Zijn dit (wederom?) de «NAVO-verplichtingen» op het gebied van pandemische paraatheid zijn? Wat anders?
Het woord «Daar» verwijst naar de discrepantie die voormalig Minister Agema beschrijft tussen enerzijds de bezuinigingsopdracht die ze heeft aanvaard op publieke gezondheid en anderzijds de opdracht om de zorg weerbaar te maken, waar ook investeringen in de publieke gezondheid mee gemoeid zijn. Zij beschrijft deze discrepantie in het begrotingsdebat van 24 oktober jl. als volgt: «[...] Ik heb u dat al uitgelegd in reactie op uw vorige vraag. De afgelopen weken is al een heel aantal keren in mijn richting gezegd dat ik gedraaid ben. Al die momenten was dat niet het geval. Maar het is wel zo dat deze opdracht, die ik bij mijn aantreden heb gekregen, niet conform is wat ik altijd vanaf die kant heb gezegd. Dat is zo en dat is pijnlijk. Toch zal ik de opdrachten die ik bij het aanvaarden van mijn post gekregen heb, moeten uitvoeren. Dat neemt niet weg – dat zei ik zojuist dus ook al – dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische paraatheid. Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden. Op dit moment wordt er dus onder leiding van de NCTV geïnventariseerd wat er allemaal moet gebeuren. We hebben een stukje basis. Dat hebben we actief gezien tijdens de coronacrisis. Dan hebben we het over deze extra investering, waar een hele grote overlap, zo niet een volledige overlap zit. En dan hebben we het over andere zaken die we nu in kaart aan het brengen zijn. Wat nou als de situatie escaleert? Wat nou als we aan onze NAVO-verplichtingen moeten voldoen? Wat nou als het nog verder escaleert? Dat ben ik allemaal in kaart aan het brengen.».
Verwijst bovenstaande citaat erop dat voormalig Minister Agema, tegen haar zin in, zich aan deze NAVO-verplichtingen (op het gebied van pandemische paraatheid) conformeert? En dat zij geen eigen afwegingsruimte heeft/had of in ieder geval dat zo heeft ervaren? Zo nee, waarom zegt voormalig Minister Agema dan, «Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden.»?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 15. Daarin is aangegeven waarop het citaat, dat in vraag 15 is aangehaald, betrekking heeft.
Hoe verhoudt de dwang die voormalig Minister Agema, blijkt uit deze uitspraak, overduidelijk heeft ervaren vanuit de NAVO met betrekking tot de bezuiniging van 300 miljoen euro op pandemische paraatheid (die bovendien in het hoofdlijnenakkoord stond) zich tot de beweringen van onder andere de Ministers van Defensie en Justitie, meermaals in debatten, dat de NAVO-verplichtingen slechts een inspanningsverplichting behelzen, niet afdwingbaar zijn en dat uiteindelijk Ministers daarbij hun eigen afwegingen kunnen maken?
Uit de uitspraak leid ik een groot verantwoordelijkheidsbesef af bij voormalig Minister Agema. Voormalig Minister Jansen heeft hierover in het debat over wijzigingen in de begroting van het Ministerie van VWS voor het lopende jaar op 2 juli jl. reeds aangegeven «dat het kabinet gevoelsmatig ziet dat het een morele plicht heeft om goed voor onze soldaten te zorgen. En dat dit door voormalig Minister Agema «NAVO-verplichtingen» genoemd is, maar er dus geen sprake is van concrete, juridische, afdwingbare verplichtingen vanuit de NAVO richting Nederland om specifieke maatregelen in de zorg al dan niet te nemen. De NAVO heeft geen juridische instrumenten om dat te verplichten».
Is het juist dat in de samenvatting van het VWS begrotingsdebat op de website van de Kamer het volgende stuk is opgenomen3: «Nederland moet voldoen aan zijn NAVO-verplichtingen, zegt Agema, en dit overlapt met pandemische paraatheid.»? Hieruit blijkt toch ook, dat de strikt neutrale toehoorder, voormalig Minister Agema in dit debat heel duidelijk een verband hoorde leggen tussen de NAVO-verplichtingen en pandemische paraatheid? Klopt dat?
Hoe zaken op de website van de Kamer worden verwoord is niet de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik verwijs naar het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.14, waarin de precieze uitspraken die gedaan zijn, zijn opgenomen.
Hoe kan het zo zijn, gezien dit alles, dat voormalig Minister Jansen op 20 augustus 2025, met verwijzing naar het bovengenoemde begrotingsdebat VWS van oktober 2024, in antwoord op Kamervragen schrijft: «Er zijn mij geen letterlijke uitspraken van mijn ambtsvoorganger in uw Kamer bekend over NAVO-verplichtingen op het gebied van pandemische paraatheid. Zie ook het stenogram van de begrotingsbehandeling van VWS op 23 oktober jl.»? Dit is toch, voor iedere neutrale toehoorder die het debat bekijkt of naleest, aantoonbaar onjuist?
Letterlijke uitspraken in uw Kamer van voormalig Minister Agema over NAVO-verplichtingen specifiek op het gebied van pandemische paraatheid zijn mij niet bekend. Dit heeft voormalig Minister Jansen tijdens het debat op 2 juli jl. ook aangegeven.
Begrijpt u dat het in een democratie bijzonder zorgelijk is als Ministers zich gedwongen zien, nadat ze hierover in het geheim (dus zonder dat de Kamer er weet van heeft en zonder publiek debat) na hun aantreden geïnformeerd zijn door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (AIVD en NCTV), vanwege (ook voor de Kamer) geheime verplichtingen die vanuit de NAVO (het leger dus) worden opgelegd, af te wijken van het regeerakkoord/hoofdlijnenakkoord dat wel democratisch via de Kamer en verkiezingen tot stand is gekomen en gelegitimeerd is?
Dit is niet het geval. Voormalig Minister Agema heeft dit in het begrotingsdebat van 24 oktober jl. als volgt toegelicht: «De opdracht die ik heb gekregen via de plaat uit het hoofdlijnenakkoord is dat er tegenover de intensiveringen die ik mag doen voor 4,3 miljard euro in het eigen risico en 60 miljoen in de verpleeghuizen, ook 2 miljard aan besparingen staat, waaronder deze 300 miljoen. Deze 300 miljoen zal ik dus moeten leveren om de boel in evenwicht te houden. Ik kan niet aan de ene kant geld uitgeven en aan de andere kant niet besparen. Dat is de afspraak die ik heb gemaakt. Daarnaast ben ik kort na mijn aantreden geïnformeerd en gebrieft over de weerbaarheid van ons land en de acties die we daaromtrent gaan ondernemen. De inventarisaties die we nu aan het doen zijn, moeten ertoe leiden dat we uiteindelijk een plan maken waarbij pandemische paraatheid is opgegaan in weerbare zorg.».
Begrijpt u waarom het zo belangrijk is voor de Kamer te achterhalen waarom voormalig Minister Agema zich blijkbaar gedwongen zag, vanwege (geheime) NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen, een bezuiniging van 300 miljoen euro op pandemische paraatheid, die nota bene was opgenomen in het regeerakkoord, ongedaan te maken? Begrijpt u dat in een democratie (in tegenstelling tot bijvoorbeeld een junta) het niet zo kan zijn dat niet de Kamer en daarmee de bevolking maar de inlichtingendiensten en het leger het laatste woord hebben?
Ik vind het van groot belang dat de Kamer als hoogste orgaan binnen onze democratische rechtsstaat haar medewetgevende en controlerende taak, ook ten aanzien van het budgetrecht, kan uitvoeren.
Kunt u nogmaals, voor de derde keer in één jaar tijd, wederom de hamvraag beantwoorden, waar, wanneer, door wie en op welke wijze (mondeling en/of schriftelijk, wel of niet vertrouwelijk etc.) uw ambtsvoorganger, Minister Agema, na haar aantreden op de hoogte is gesteld (en dat dit is gebeurd is boven elke twijfel verheven en blijkt o.a. uit de citaten uit het begrotingsdebat VWS van 23 oktober 2024 die hierboven zijn weergegeven) van de «NAVO-doelstellingen»4 die betrekking hebben op, of op een of andere manier gerelateerd zijn aan, «pandemische paraatheid»?
Deze vraag is eerder door het lid Van Houwelingen op 5 juni jl.16 en 14 juli jl.17 gesteld. Zoals toen reeds geantwoord is: er zijn geen NAVO-verplichtingen met betrekking tot pandemische paraatheid. Zodoende heeft dat logischerwijs ook nooit aan de orde kunnen zijn.
Wel vraagt de NAVO van bondgenoten om hun zorgsysteem zo in te richten dat dit voorbereid is op crisis en conflict, zodat de continuïteit van de zorg voor militairen en burgers te allen tijde in stand gehouden kan worden. Dat is een begrijpelijke vraag, want we moeten in een dergelijke situatie goed voor onze soldaten zorgen. Infectieziekten zijn een van de dreigingen waar de zorg zich tegen moet wapenen.
Deze inzet is in lijn met de kabinetsbrede brief «Weerbaarheid tegen hybride en militaire dreigingen» die 6 december 2024 door de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie aan uw Kamer is verzonden. Daarin wordt in samenhang uiteengezet wat een weerbare maatschappij inhoudt en welke opgave er ligt om deze te bereiken. De zorg maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. In de uitwerking wordt rekening gehouden met verschillende dreigingen, zowel qua omvang als qua impact. Dit betreft (hybride) conflicten, natuurrampen of pandemieën.
Kunt u deze (simpele) vragen, waarvan de laatste inmiddels voor de derde keer schriftelijk gesteld zijn, uiterlijk binnen de normale termijn van drie weken en afzonderlijk beantwoorden?
Dat is me helaas niet gelukt.
Gezamenlijke verklaring humanitaire situatie Gaza |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
![]() |
Kunt u uitleggen waarom het kabinet tegen deze nieuwe registratieplicht is, zeker gezien het feit dat NGO’s soms banden hebben met terreurorganisaties?1
De betreffende wetgeving baart het kabinet zorgen, in het bijzonder met oog op de mogelijke consequenties die implementatie van de wetgeving kan hebben voor de humanitaire hulpverlening in de Palestijnse Gebieden.
Redenen tot zorg zijn dat de nieuwe wetgeving Israël de mogelijkheid biedt om hulporganisaties te weigeren op willekeurige gronden die geen verband houden met terrorisme of andere veiligheidsoverwegingen, bijvoorbeeld politieke overwegingen. Dit zou consequenties kunnen hebben voor de bewegingsvrijheid, werkzaamheden en samenwerking van het maatschappelijk middenveld in Israël en de Palestijnse Gebieden.
Het verzoek van Israël aan de internationale ngo’s om ook persoonsgegevens van stafleden en hun families te delen is volgens de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens hoogstwaarschijnlijk een overtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
De hulporganisaties die actief zijn in Israël en de Palestijnse gebieden waar Nederland mee samenwerkt zijn transparante, professionele organisaties met heldere interne controlemechanismes.
Nederland ondertekende op 12 augustus jl. een Foreign Ministers’ statement waarmee het, met 29 gelijkgezinde landen, de ernst van deze kwestie aankaartte bij Israël. Nederland brengt dit thema ook bilateraal op bij de Israëlische autoriteiten, bijvoorbeeld in recent onderhoud tussen Minister-President Schoof en de Israëlische president Herzog. De Nederlandse inspanningen worden nauw afgestemd met hulporganisaties die door deze wetgeving worden geraakt. Voor meer informatie is uw Kamer vandaag (24 september 2025) middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd. De deadline voor herregistratie van internationale ngo’s onder deze wet is overigens uitgesteld tot later in het najaar.
Kunt u uitleggen waarom het controleren van terreurbanden van individuele medewerkers van dit soort NGO’s niet logisch is, gezien het feit dat er in het verleden onder hen wel degelijk medewerkers waren met dit soort banden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u uitleggen waarom Nederland zich bemoeit met de interne aangelegenheden van Israël, met name als het gaat om haar eigen veiligheidsbeleid?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u aangeven waarom Nederland er niet voor gekozen heeft om namens de Europese Unie (EU) een verklaring af te geven, omdat er nu een rommelig beeld is ontstaan van landen die deze registratieplicht al dan niet volgen?
Nederland heeft in Europees verband opgeroepen om eensgezind te reageren op de betreffende Israëlische wetgeving. De Hoge Vertegenwoordiger Kaja Kallas heeft in haar contacten namens de EU de zorgen over de registratie overgebracht aan de Israëlische regering. Naast de inzet in EU-verband, en de inzet in samenspraak met een groep gelijkgezinde landen, heeft het kabinet ervoor gekozen om zich ook bilateraal in te zetten op dit thema. Daaraan lag mede ten grondslag dat Nederlandse hulporganisaties worden geraakt door de betreffende wetgeving. Voor meer informatie is uw Kamer vandaag (24 september) middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd. Het is overigens niet aan landen om de registratieplicht wel of niet te volgen: deze wetgeving slaat op internationale ngo’s, niet op statelijke actoren.
Kunt u aangeven waarom Nederland er niet voor gekozen heeft om met de hele EU gezamenlijk op te trekken, aangezien er dan een meer coherent, evenwichtig en sterk beleid ten aanzien van dit veiligheidsthema kan worden opgesteld?
Nederland heeft ook in EU-verband zorgen geuit over de wetgeving en opgeroepen hier als EU eensgezind op te reageren. Een nadere toelichting over de Nederlandse inzet op dit onderwerp in de informele Raad Buitenlandse Zaken van 29-30 augustus jl. en de uitkomsten daarvan is uw Kamer reeds toegekomen.2 Het internationale statement over dit thema, ondertekend door Nederland en 28 andere landen, ging mede uit namens de Hoge Vertegenwoordiger Kallas alsook Eurocommissarissen Lahbib (Gelijkheid, Paraatheid en Crisisbeheer) en Šuica (Middellandse Zeegebied).3
Kunt u aangeven hoeveel en welke Nederlandse NGO’s hiermee te maken zullen krijgen en in welk opzicht dit hún werkzaamheden daadwerkelijk schaadt en beperkt ten opzichte van de huidige situatie?
Er zijn verschillende Nederlandse maatschappelijke organisaties actief in de Palestijnse Gebieden die bijdragen aan het bieden van levensreddende humanitaire hulp. Een aantal van hen wordt ook voor deze activiteiten gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals via de Dutch Relief Alliance (DRA). Deze organisaties hebben juridische verplichtingen onder de AVG en kunnen dus niet voldoen aan de eisen van de herregistratieplicht. Organisaties waarvan de registratie wordt geweigerd door de Israëlische autoriteiten zullen hun essentiële hulp niet meer kunnen leveren. Voor meer informatie is uw Kamer vandaag (24 september 2025) middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd.
Welke eisen stelt Nederland op het gebied van veiligheidsgaranties en controle op banden met terroristische organisaties bij het verlenen van subsidies of andere samenwerking aan/met NGO’s en haar individuele medewerkers?
Zowel tijdens de selectie van partnerorganisaties als tijdens de uitvoering van activiteiten vindt zorgvuldig risicomanagement plaats. Het is verplicht om een risicoanalyse en integriteitstoets uit te voeren bij maatschappelijke organisaties waarmee het Ministerie van Buitenlandse Zaken een subsidierelatie aangaat. Bij een zogeheten Organisational Risk and Integrity Assessment (ORIA) wordt bijvoorbeeld grondig gekeken naar hun organisatiecapaciteit wat betreft doelmatigheid, structuur, omvang, management, bestuurlijke betrouwbaarheid, financiën en interne controlemechanismes. Daarnaast wordt gekeken naar hoe de selectie van medewerkers plaatsvindt. Zo doen hulporganisaties met wie wij samenwerken een uitgebreide controle en screening van alle medewerkers (internationaal, nationaal en vrijwilligers) en partners aan de hand van de sanctielijsten van de VN, VS, EU en nationale instanties.
De mobilisatie in Venezuela en de veiligheidsontwikkelingen nabij Curaçao, Aruba en Bonaire |
|
Jan Paternotte (D66), Hanneke van der Werf (D66), Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de aangekondigde Amerikaanse maritieme inzet in de Cariben rondom Venezuela (waaronder het uitzenden van drie Aegis-destroyers), en wat is het officiële feitenbeeld dat het Koninkrijk hierover van de Verenigde Staten (VS) heeft ontvangen (doel, duur, inzetprofiel, operatiegebied)?1, 2
Het kabinet is op de hoogte van de aanwezigheid van Amerikaanse marineschepen in het Caribisch gebied. Het betreft nationaal aangestuurde inzet door de VS. Het Koninkrijk is niet bij de inzet betrokken. Volgens Amerikaanse media worden de marineschepen ingezet voor de intensivering van drugsbestrijdingsoperaties in het gebied, gefocust op Zuid-Amerikaanse drugskartels, en zullen deze opereren in internationale wateren en luchtruim. Defensie en Buitenlandse Zaken houden contact met de VS.
Heeft voorafgaand of direct na deze aankondiging diplomatiek en/of militair overleg plaatsgevonden tussen het Koninkrijk en de VS? Zo ja, wat was de strekking daarvan?
De VS is een van de belangrijkste partners voor het Koninkrijk op het gebied van counterdrugsoperaties. Deze aangekondigde inzet is echter nationaal aangestuurd door de VS. Het Koninkrijk is hier niet bij betrokken. Op het moment houden Defensie en Buitenlandse Zaken contact met de VS.
In hoeverre raakt deze inzet de Cooperative Security Location Aruba–Curaçao (voorheen FOL) qua overvlieg- en stagingrechten, data-uitwisseling en aanwezigheid van personeel? Welke verdrags-/SOFA-afspraken en beperkingen gelden hierbij, en zijn deze recent geactualiseerd?
De inzet raakt de Cooperative Security Location slechts indien het gaat om inzet in het luchtruim boven Curaçao. Hierover zijn in het Verdrag inzake samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende toegang tot en gebruik van faciliteiten in de Nederlandse Antillen en Aruba voor drugsbestrijding vanuit de lucht (Trb. 2000, nr. 34, Trb. 2001, nr. 184, Trb. 2011, nr. 71, Trb. 2016, nr. 186 en Trb. 2021, nr. 89) afspraken gemaakt. Het verdrag geeft toestemming voor het uitvoeren van vluchten vanaf de luchthaven van Curaçao ten behoeve van surveillance, monitoring en het opsporen van drugstransporten. Deze instemming ziet alleen op onbewapende vluchten.
De status van Amerikaans personeel wordt geregeld in de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk (Trb. 2012, nr. 226, Trb. 2018, nr. 216 en Trb. 2019, nr. 12).
Over welke direct inzetbare middelen beschikt het Koninkrijk in het Caribisch deel met marine en kustwacht, en over welke opschalingsopties beschikt u?
Defensie heeft voor militaire- en politietaken een permanente militaire presentie in het Caribisch deel van het Koninkrijk van ruim 1.000 medewerkers van meerdere Defensieonderdelen, bestaande uit militairen en burgermedewerkers, met een zwaartepunt in maritiem optreden. Met deze aanwezigheid draagt Defensie bij aan de veiligheid op land, vanaf zee en in de lucht en geeft Defensie invulling aan de primaire taak, namelijk de handhaving van de onafhankelijkheid en de verdediging van het Koninkrijk. Daarnaast draagt Defensie bij aan het bevorderen van de internationale rechtsorde en het ondersteunen van civiele autoriteiten. De Kustwacht Caribisch Gebied is een Koninkrijksorganisatie. Naast dienstverlenende taken, zoals search and rescue, voert de Kustwacht opsporings- en toezichthoudende taken uit. Voor de uitoefening van haar taken beschikt de Kustwacht over varende, vliegende en rijdende eenheden die worden ingezet rond/op zowel de Boven- als Benedenwindse eilanden.
Indien noodzakelijk kunnen Defensiecapaciteiten vanuit Europees Nederland worden ingezet.
Hoe wordt de inzet van de Kustwacht afgestemd met Amerikaanse en regionale partners en zijn, gegeven de actuele situatie, extra personele of materiële maatregelen noodzakelijk?
De inzet van de Kustwacht Caribisch Gebied beperkt zich tot het verantwoordelijkheidsgebied van het Koninkrijk (territoriale wateren en Exclusieve Economische Zone). Daarvoor vindt normaliter geen afstemming met internationale partners plaats. Defensie voert in nauwe samenwerking met de VS drugsbestrijdingsoperaties uit op volle zee (internationale wateren). Hiervoor vindt intensieve samenwerking plaats onder de coördinatie van de Joint Interagency Taskforce South (JIATF-S). Op dit moment is er geen aanleiding voor wijzigingen van reguliere operaties in het gebied.
Bent u voornemens een Notice to Airmen en/of Navigational Warning af te geven voor de burgerluchtvaart respectievelijk scheepvaart rondom de ABC-eilanden? Zo nee, welke andere maatregelen neemt u om de veiligheid van burgerluchtvaart en scheepvaart rond de ABC-eilanden te borgen, mede gezien cruise- en tankervaart en kritieke haven- en kabelinfrastructuur?
Binnen het Koninkrijk is Nederland verantwoordelijk voor het luchtruim boven Caribisch Nederland. Luchtverkeerdienstverleners uit Curaçao en Sint-Maarten zijn door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangewezen om de luchtverkeersdienstverlening in het Nederlandse luchtruim boven Bonaire, Sint-Eustatius en Saba te verzorgen. Er is op dit moment geen aanleiding om vanwege veiligheidsontwikkelingen een NOTAM3 te publiceren voor het luchtruim van Bonaire, Sint-Eustatius of Saba. Aruba en Curaçao zijn autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden en hebben daarmee eigen bevoegdheden. Het is dan ook aan Aruba en Curaçao om te bepalen of zij voor hun luchtruim een NOTAM publiceren.
Zoals gebruikelijk bij dergelijke ontwikkelingen wordt de Nederlandse burgerluchtvaart ook via de Expertgroep Dreigingsinformatie Burgerluchtvaart op de hoogte gehouden. De luchtvaartmaatschappijen maken hierbij hun eigen risicoanalyse om al dan niet van/naar, over of nabij de regio te vliegen. Verder is, voor wat betreft de waarborging van veiligheid voor de burgerluchtvaart, de Tweede Kamer op 16 september 2024 geïnformeerd over de opvolging van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid 10 jaar na het neerhalen van vlucht MH17.4
Op 15 augustus jl. heeft de Minister van IenW een aangescherpte waarschuwing voor de Nederlandse commerciële zeescheepvaart afgegeven voor de territoriale zee, de aangrenzende zone en de Exclusieve Economische Zone (EEZ) van Venezuela, alsook voor de wateren grenzend aan de door Venezuela geclaimde Esequibo-regio van Guyana. Reden hiervoor was de verslechterde veiligheidssituatie op zee en op land, met name de onderschepping van een aantal kleine buitenlandse vaartuigen door de Venezolaanse marine/kustwacht gevolgd door arbitraire detenties van crewleden en/of oplegging van hoge boetes. Er is op dit moment geen aanleiding om deze zeescheepvaartwaarschuwing verder aan te scherpen. Ook wordt in het reisadvies voor Venezuela (zie antwoord vraag 7) de pleziervaart geadviseerd om niet te varen in de territoriale zee, de aangrenzende zone en de EEZ van Venezuela, alsook de wateren ten noorden van de Esequibo-regio van Guyana.
Worden reisadviezen en calamiteitenplannen voor bewoners en bezoekers van de ABC-eilanden geactualiseerd in het licht van deze ontwikkelingen en zo ja, hoe wordt hierover gecommuniceerd met bewoners, bedrijven en de toeristische sector?
Het reisadvies voor Venezuela is op 18 juli 2025 gewijzigd van grotendeels rood en deels oranje (alleen noodzakelijke reizen) naar geheel rood (niet reizen), vanwege willekeurige arrestaties door het regime en de zeer beperkte mogelijkheden om Nederlandse burgers te helpen wanneer die worden aangehouden. Deze wijziging van het reisadvies is actief gecommuniceerd met de autoriteiten en de toeristische sector in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Er is nu geen aanleiding om de huidige crisisplanvorming te actualiseren in het licht van de huidige ontwikkelingen.
Op welke wijze worden de regeringen en Staten van Aruba en Curaçao betrokken bij besluitvorming over defensie en buitenlandse betrekkingen die de situatie in en relatie met Venezuela aan gaan?
De handhaving van de onafhankelijkheid en de verdediging van het Koninkrijk en de buitenlandse betrekkingen zijn conform artikel 3 van het Statuut Koninkrijksaangelegenheden. De Minister van Defensie en de Minister van Buitenlandse Zaken treden voor deze onderwerpen feitelijk altijd op als Minister van het Koninkrijk. De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao, en Sint Maarten zijn als vertegenwoordiger van respectievelijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten lid van de Rijksministerraad en maken op die wijze deel uit van de besluitvorming van de Koninkrijksregering. Daarnaast vindt voortdurend bilateraal contact plaats tussen de autoriteiten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de Koninkrijksministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. De Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (C-ZMCARIB) is als regionale commandant het primaire aanspreekpunt voor Defensie-aanwezigheid en -activiteiten in de regio voor lokale autoriteiten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt in het Caribisch deel van het Koninkrijk vertegenwoordigd door de Speciaal Gezant voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Tevens onderhouden Defensie en Buitenlandse Zaken contact met de Gezaghebber van Bonaire.
Bent u bereid de Kamer op korte termijn, en zo nodig periodiek, te informeren over de verdere ontwikkelingen en de gevolgen voor het Koninkrijk, inclusief, waar passend, een vertrouwelijke technische briefing over paraatheid, conflictbeheersing en scenario’s?
Indien de situatie in de regio leidt tot een andere veiligheidssituatie in het Caribisch deel van het Koninkrijk zal de regering uw Kamer daarover onverwijld informeren.
Kunt u deze vragen, elk afzonderlijk, beantwoorden voor de Raad Buitenlandse Zaken Defensie?
Ja.
Bent u op de hoogte van de hevige natuurbranden die momenteel woeden in onder meer Spanje, Portugal en op de Balkan, zoals beschreven in recente nieuwsberichten?1 2 3
Ja.
Klopt het dat Montenegro, Spanje en Portugal bijstandsverzoeken hebben gedaan voor inzet, met name helikopters met teams, bij de bestrijding van deze natuurbranden?
Montenegro heeft op 11 augustus via het operationele Europese Coördinatiecentrum, het EU Emergency Response Coordination Centre (ERCC), het Uniemechanisme voor Civiele Bescherming geactiveerd en verzocht om twee blushelikopters, twee blusvliegtuigen en een team voor de bestrijding van bosbranden op de grond. Verschillende EU lidstaten hebben op dit verzoek gereageerd door het leveren van de gevraagde capaciteiten en teams. Op 13 augustus heeft Spanje via ditzelfde mechanisme verzocht om blusmiddelen, zoals helikopters, vliegtuigen en voertuigen. Portugal heeft op 15 augustus een verzoek gedaan voor blusvliegtuigen.
Welke overwegingen hebben ertoe geleid om deze bijstand te weigeren?
Verzoeken die via het EU Emergency Response Coordination Centre (ERCC) worden gedaan komen in Nederland binnen bij het Nationaal Crisiscentrum (NCC). Het NCC volgt een vaste procedure om snel en effectief te reageren. Zo worden verzoeken uitgezet bij de relevante ministeries om na te gaan of aan het verzoek kan worden voldaan. Vervolgens zijn de verzoeken bij Defensie terechtgekomen. In het geval van het verzoek vanuit Montenegro is hier door andere EU-lidstaten op korte termijn op gereageerd. Naar aanleiding van het Spaanse verzoek heeft het kabinet besloten om twee Chinook-transporthelikopters te leveren om te helpen bij het bestrijden van de natuurbranden. De helikopters zijn van dinsdag 19 augustus tot zondag 31 augustus ingezet voor de brandbestrijding.
In deze periode hebben de toestellen bijna 3 miljoen liter water gedropt ter bestrijding van de natuurbranden.
Kan Defensie alsnog zo spoedig mogelijk helikopters inzetten in de getroffen gebieden die om bijstand vragen? Zo ja, gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de opvatting dat dergelijke operationele bijstand bij een crisis niet alleen de kracht van Europese samenwerking toont, maar ook het imago van Nederland als betrouwbare partner in EU- en NAVO-verband extra versterkt?
Ja, met de inzet van de Chinooks laat Nederland zien verantwoordelijkheid te nemen als bondgenoot, en een bijdrage te leveren aan het beschermen van levens en behoud van de natuur. Het Uniemechanisme voor Civiele Bescherming is gestoeld op solidariteit: landen die elkaar bijstaan in crisistijd kunnen zelf ook rekenen op steun wanneer dat nodig is. Nederland hecht hier al langere tijd veel belang aan en draagt daarom actief bij, onder meer met donaties aan energie-infrastructuur, de levering van strooizout en de donatie van COVID-19-vaccins. Dat vergroot niet alleen de kans op wederkerigheid binnen de EU, maar heeft ook strategische waarde voor onze bilaterale relaties, zoals met Spanje, waar recent twee Nederlandse brandweerteams door Spaanse collega’s in Galicië zijn opgeleid – een samenwerking die Nederland graag verder uitbouwt.
Het is een goed voorbeeld van hoe Europese samenwerking en solidariteit er in de praktijk uitziet. Dit versterkt ook de positie van Nederland als betrouwbare partner in NAVO-verband.
Welke voorbereidingen of draaiboeken liggen gereed binnen Defensie om snel in te spelen op urgente internationale verzoeken tot civiele bijstand, zoals nu bij natuurbranden?
Defensie beschikt over kennis en expertise om bijstand te kunnen leveren. Voor internationale verzoeken wordt dit gecombineerd met de kennis en expertise die is opgedaan met expeditionair optreden. Uiteindelijk geldt bij noodsituaties als deze dat het om maatwerk draait. Bij internationale bijstand zal ook altijd een afweging plaatsvinden tussen nationale en internationale belangen, en worden de gevolgen van een dergelijke inzet ten opzichte van de gereedheid voor hoofdtaak 1 en 2 meegewogen.
Hoe beoordeelt u de strategische waarde van snelle, zichtbare Nederlandse inzet bij deze rampen voor onze positie in toekomstige Europese en internationale samenwerking?
Zie ook het antwoord op vraag 5. De snelle, zichtbare Nederlandse inzet van de Chinooks geeft een belangrijk signaal af dat Europese lidstaten elkaar steunen bij rampen en crises van verschillende aard. Daarnaast draagt het bij aan het versterken van gezamenlijke crisisresponsmechanismen.
Bent u bereid in ieder geval om de vragen 1 t/m 6, gezien de noodsituatie in delen van Zuid-Europa, per omgaande beantwoorden?
Uw Kamer is in de Kamerbrief Geannoteerde Agenda RBZ Defensie 28 en 29 augustus 2025 van 19 augustus jl. reeds geïnformeerd over de inzet van de Chinook-transporthelikopters om natuurbranden in Spanje te bestrijden.
De permanente vertegenwoordiging bij de Europese Unie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
![]() |
Hoe vaak heeft, het afgelopen jaar, in de verschillende Vakraden, de Permanente Vertegenwoordiger een lid van het kabinet vervangen (en hoeveel Vakraden waren er in totaal gedurende deze periode)?
De Permanente Vertegenwoordiger kan een lid van het kabinet vervangen bij formele vergaderingen van de Raad van de Europese Unie, op verzoek van de betreffende bewindspersoon. Specifiek geldt dat de Permanente Vertegenwoordiger leden van het kabinet vervangt in de volgende Raadsformaties: de Raad Buitenlandse Zaken, de Raad Buitenlandse Zaken Handel, de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling, de Raad Buitenlandse Zaken Defensie, de Raad Algemene Zaken, Raad Algemene Zaken (Cohesie), de Raad Economische en Financiële Zaken en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken. Van 20 augustus 2024 t/m 19 augustus 2025 hebben in totaal 46 ministeriële bijeenkomsten van de Raad in deze formaties plaatsgevonden. De Permanente Vertegenwoordiger heeft bij 10 van die bijeenkomsten een lid van het kabinet vervangen. Voor de overige Raadsformaties geldt een vervangingsrelatie met de plaatsvervangend Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie. Voor de Europese Raad (staatshoofden of regeringsleiders) geldt dat vervanging door een andere lidstaat dient plaats te vinden.
Onderhandelt de Permanente Vertegenwoordiger die een lid van het kabinet vervangt in een Vakraad ook namens Nederland (met kabinetsleden van andere landen)?
Een lid van het kabinet dat lid is van een Raadsformatie en verhinderd is een zitting bij te wonen, kan zich laten vertegenwoordigen (artikel 4 van het Reglement van Orde van de Raad). In de praktijk gebeurt dat door de Permanente Vertegenwoordiger of zijn of haar plaatsvervanger, zoals ook in het antwoord op vraag 1 toegelicht. De Permanente Vertegenwoordiger draagt in deze hoedanigheid de standpunten uit van het kabinetslid dat hij vertegenwoordigt. In het geval van een stemming mag deze vertegenwoordiger geen stem uitbrengen. Voor het uitoefenen van het stemrecht kan een verhinderd kabinetslid enkel een ander lid van de Raadsformatie vragen om het stemrecht namens hem uit te oefenen (artikel 238 VWEU en artikel 11, lid 3 Reglement van Orde van de Raad).
Kan de Tweede Kamer de correspondentie toegestuurd krijgen tussen de Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie en het kabinet en tussen de Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Unie en de Europese Raad (en Vakraden) over het «chat control» voorstel, alsmede eerdere versies van dit voorstel, van de Europese Unie waarover 14 oktober gestemd zal gaan worden in de Europese Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad)?
De Permanente Vertegenwoordiger ondersteunt en vertegenwoordigt het kabinet bij verschillende EU-werkzaamheden op diverse manieren en momenten. Zo vertegenwoordigt hij het kabinet in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers, waar de Vakraden, waaronder de JBZ-Raad, worden voorbereid. Dit geldt ook voor de EU-verordening ter voorkoming en bestrijding van online seksueel kindermisbruik, de «CSAM-Verordening», waar de Permanente Vertegenwoordiger op basis van vertrouwelijke instructies de Nederlandse positie uitdraagt.
De Kamer is meerdere malen over het inhoudelijke kabinetsstandspunt bij de CSAM-Verordening geïnformeerd, wat de basis voor de instructies vormt.1 De instructies maken deel uit van het diplomatieke verkeer. Om de Nederlandse onderhandelingspositie en de diplomatieke betrekkingen te beschermen kan ik deze niet met de Kamer delen. Er is over dit voorstel geen correspondentie bekend tussen de Permanente Vertegenwoordiger en de Europese Raad of het Secretariaat van de Raad.
Kan de Kamer deze correspondentie ontvangen voor een (eventueel) commissiedebat hierover (eind) volgende maand?
Zie antwoord vraag 3.
De gezamenlijke verklaring inzake de humanitaire situatie in Gaza |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
![]() |
Kunt u uitleggen waarom het kabinet tegen deze nieuwe registratieplicht is, zeker gezien het feit dat NGO’s soms banden hebben met terreurorganisaties?1
De betreffende wetgeving baart het kabinet zorgen, in het bijzonder met oog op de mogelijke consequenties die implementatie van de wetgeving kan hebben voor de humanitaire hulpverlening in de Palestijnse Gebieden.
Redenen tot zorg zijn dat de nieuwe wetgeving Israël de mogelijkheid biedt om hulporganisaties te weigeren op willekeurige gronden die geen verband houden met terrorisme of andere veiligheidsoverwegingen, bijvoorbeeld politieke overwegingen. Dit zou consequenties kunnen hebben voor de bewegingsvrijheid, werkzaamheden en samenwerking van het maatschappelijk middenveld in Israël en de Palestijnse Gebieden.
Het verzoek van Israël aan de internationale ngo’s om ook persoonsgegevens van stafleden en hun families te delen is volgens de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens hoogstwaarschijnlijk een overtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
De hulporganisaties die actief zijn in Israël en de Palestijnse gebieden waar Nederland mee samenwerkt zijn transparante, professionele organisaties met heldere interne controlemechanismes.
Nederland ondertekende op 12 augustus jl. een Foreign Ministers’ statement waarmee het, met 29 gelijkgezinde landen, de ernst van deze kwestie aankaartte bij Israël. Nederland brengt dit thema ook bilateraal op bij de Israëlische autoriteiten, bijvoorbeeld in recent onderhoud tussen Minister-President Schoof en de Israëlische president Herzog. De Nederlandse inspanningen worden nauw afgestemd met hulporganisaties die door deze wetgeving worden geraakt. Voor meer informatie is uw Kamer vandaag (24 september 2025) middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd. De deadline voor herregistratie van internationale ngo’s onder deze wet is overigens uitgesteld tot later in het najaar.
Kunt u uitleggen waarom het controleren van terreurbanden van individuele medewerkers van dit soort NGO’s onlogisch is, gezien het feit dat er in het verleden onder hen wel degelijk medewerkers waren met dit soort banden?2
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u uitleggen waarom Nederland zich bemoeit met de interne aangelegenheden van Israël, met name als het gaat om haar eigen veiligheidsbeleid?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u aangeven waarom Nederland er niet voor heeft gekozen om namens de EU een verklaring af te geven, omdat er nu een rommelig beeld is ontstaan van landen die deze registratieplicht al dan niet volgen?
Nederland heeft in Europees verband opgeroepen om eensgezind te reageren op de betreffende Israëlische wetgeving. De Hoge Vertegenwoordiger Kaja Kallas heeft in haar contacten namens de EU de zorgen over de registratie overgebracht aan de Israëlische regering. Naast de inzet in EU-verband, en de inzet in samenspraak met een groep gelijkgezinde landen, heeft het kabinet ervoor gekozen om zich ook bilateraal in te zetten op dit thema. Daaraan lag mede ten grondslag dat Nederlandse hulporganisaties worden geraakt door de betreffende wetgeving. Voor meer informatie is uw Kamer vandaag (24 september) middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd. Het is overigens niet aan landen om de registratieplicht wel of niet te volgen: deze wetgeving slaat op internationale ngo’s, niet op statelijke actoren.
Kunt u aangeven waarom Nederland er niet voor gekozen heeft om met de hele EU gezamenlijk op te trekken, aangezien er dan een meer coherent, evenwichtig en sterk beleid ten aanzien van dit veiligheidsthema kan worden opgesteld?
Nederland heeft ook in EU-verband zorgen geuit over de wetgeving en opgeroepen hier als EU eensgezind op te reageren. Een nadere toelichting over de Nederlandse inzet op dit onderwerp in de informele Raad Buitenlandse Zaken van 29-30 augustus jl. en de uitkomsten daarvan is uw Kamer reeds toegekomen.3 Het internationale statement over dit thema, ondertekend door Nederland en 28 andere landen, ging mede uit namens de Hoge Vertegenwoordiger Kallas alsook Eurocommissarissen Lahbib (Gelijkheid, Paraatheid en Crisisbeheer) en Šuica (Middellandse Zeegebied).4
Kunt u aangeven hoeveel en welke Nederlandse NGO’s hiermee te maken zullen krijgen en in welk opzicht dit hún werkzaamheden daadwerkelijk schaadt en beperkt ten opzichte van de huidige situatie?
Er zijn verschillende Nederlandse maatschappelijke organisaties actief in de Palestijnse Gebieden die bijdragen aan het bieden van levensreddende humanitaire hulp. Een aantal van hen wordt ook voor deze activiteiten gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals via de Dutch Relief Alliance (DRA). Deze organisaties hebben juridische verplichtingen onder de AVG en kunnen dus niet voldoen aan de eisen van de herregistratieplicht. Organisaties waarvan de registratie wordt geweigerd door de Israëlische autoriteiten zullen hun essentiële hulp niet meer kunnen leveren. Voor meer informatie is uw Kamer vandaag (24 september 2025) middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd.
Welke eisen stelt Nederland op het gebied van veiligheidsgaranties en controle op banden met terroristische organisaties bij het verlenen van subsidies of andere samenwerking aan/met NGO’s en haar individuele medewerkers?
Zowel tijdens de selectie van partnerorganisaties als tijdens de uitvoering van activiteiten vindt zorgvuldig risicomanagement plaats. Het is verplicht om een risicoanalyse en integriteitstoets uit te voeren bij maatschappelijke organisaties waarmee het Ministerie van Buitenlandse Zaken een subsidierelatie aangaat. Bij een zogeheten Organisational Risk and Integrity Assessment (ORIA) wordt bijvoorbeeld grondig gekeken naar hun organisatiecapaciteit wat betreft doelmatigheid, structuur, omvang, management, bestuurlijke betrouwbaarheid, financiën en interne controlemechanismes. Daarnaast wordt gekeken naar hoe de selectie van medewerkers plaatsvindt. Zo doen hulporganisaties met wie wij samenwerken een uitgebreide controle en screening van alle medewerkers (internationaal, nationaal en vrijwilligers) en partners aan de hand van de sanctielijsten van de VN, VS, EU en nationale instanties.
De aankondiging van Netanyahu dat migratiestromen uit Gaza zullen ontstaan |
|
Eric van der Burg (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Queeny Rajkowski (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Eddy van Hijum (minister sociale zaken en werkgelegenheid, minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Netanyahu: we zullen Palestijnen toestaan om Gaza te verlaten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat onze samenleving op geen enkele manier een nieuwe migratiestroom aankan, zoals de eerdere stromen uit Syrië, Afghanistan en Oekraïne, waar Netanyahu op hint en dat het noodgedwongen verlaten van Gaza geen oplossing is voor dit conflict en ook zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
In algemene zin is het kabinet van mening dat de omvang van migratie naar Nederland ingeperkt moet worden. Dat geldt ook voor asielmigratie. Om de druk op de asielketen te verlagen werkt het kabinet aan plannen om te zorgen dat er minder asielzoekers naar Nederland komen en meer afgewezen asielzoekers terugkeren, zoals door samen te werken met landen langs de migratieroutes.
Voor het Nederlands beleid staat buiten kijf: Gaza is van de Palestijnen. Voor de toekomstige situatie in de Gazastrook blijven de G7-principes uit 2023 leidend. Onderdeel daarvan is geen gedwongen tijdelijke of permanente verplaatsing van Palestijnen vanuit de Gazastrook. Het tegenovergestelde zou indruisen tegen het internationaal recht.
Deelt u de mening dat als er migratiestromen ontstaan vanuit Gaza, het risico levensgroot is dat Hamas strijders zich daar tussen zullen mengen en ook zij zullen proberen asiel aan te vragen in landen als Nederland en we dat koste wat kost moeten voorkomen?
Het kabinet is er alles aan gelegen om de nationale veiligheid van Nederland te waarborgen. Zo heeft Nederland een sterke en brede aanpak van wetgeving, bevoegdheden, specialistische teams en organisaties die erop gericht zijn om eventuele internationale misdrijven tijdig te onderkennen en verdachten hiervan op te sporen, te vervolgen en te straffen.
Tijdens de asielprocedure, waaronder het identificatie- en registratieproces, wordt specifiek aandacht besteed aan het onderkennen van signalen die wijzen op betrokkenheid bij oorlogsmisdrijven en mensenrechtenschendingen, mensenhandel, openbare orde of signalen die de nationale veiligheid raken. Voor alle asielzoekers vanaf 12 jaar geldt dat de IND een screening uitvoert na de aanmeldfase van het asielproces. Bij deze screening is er specifieke aandacht voor signalen die kunnen wijzen op betrokkenheid bij oorlogsmisdrijven of mensenrechtenschendingen (zoals bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Naast deze screening, kunnen ook tijdens en ná afloop van de procedure signalen bij de IND binnenkomen over mogelijke strafbare feiten of signalen waaruit 1F-indicaties naar voren komen (klik- of tipbrieven van burgers, slachtoffers/getuigen van 1F-misdrijven, meldingen vanuit de migratieketen), waarna een 1F-onderzoek kan worden opgestart. Als dit aanwijzingen zijn dat iemand (mogelijk) een gevaar vormt voor de nationale veiligheid dan wordt de asielaanvraag behandeld door het Team Speciale Zaken en wordt het signaal gedeeld met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Ondanks alle inspanningen, betrachte zorgvuldigheid en alertheid op signalen is niet volledig uit te sluiten dat personen misbruik maken van de asielprocedure.
Hoe kunt u ervoor zorgen dat al aan de buitengrens van de Europese Unie (EU) wordt vastgesteld dat deze terroristen geen recht hebben op asiel in de EU en zij dus per ommegaande worden teruggestuurd?
Het beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Europese Unie en de lidstaten. Lidstaten zijn verplicht om iedere persoon die zich aan de buitengrens van de Europese Unie meldt, aan een grenscontrole te onderwerpen. Databanken, onder meer het Schengeninformatiesysteem (SIS), maken het mogelijk om gevaarlijke personen te onderkennen die door andere lidstaten zijn geregistreerd. Wanneer een persoon aan de buitengrens internationale bescherming aanvraagt en er aanwijzingen zijn voor terrorisme of internationale misdrijven, dan wordt de asielaanvraag geregistreerd en volgt een vervolgonderzoek. De asielaanvraag kan dan in een grensprocedure, waar nodig onder vrijheidsbeperkende maatregelen, worden afgehandeld.
Deelt u de opvatting dat het Nederlandse kabinet naast het aandringen op humanitaire hulp via Arabische landen, ook actief en publiekelijk druk moet uitoefenen op de regering-Netanyahu om onmiddellijk een staakt-het-vuren in te stellen en onbeperkte toegang voor humanitaire hulp te verlenen, en daarbij in de gaten te houden welk effect beslissingen van de regering Netanyahu kunnen hebben op migratie richting de EU? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zich onverminderd in voor een staakt-het-vuren om daarmee het lijden van de gijzelaars en de Gazanen te verlichten, en een weg naar een duurzame oplossing voor het conflict in te slaan. Het kabinet voert via diplomatieke kanalen druk uit om onbeperkte toegang en distributie van humanitaire hulp in Gaza te bewerkstelligen. De principes voor de toekomst van Gaza die door de G7 zijn uitgedragen blijven voor Nederland leidend, waaronder geen reductie van grondgebied, geen gedwongen verplaatsingen van Palestijnen en geen permanente aanwezigheid van de Israëlische krijgsmacht in de Gazastrook.
Is er zicht op een doorbraak in de situatie door de zeer benodigde vrijlating van alle gijzelaars door Hamas en zo ja op welke wijze? Zo nee waarom niet?
Voor het vrijlaten van alle gijzelaars, het lenigen van de humanitaire noden en een duurzame oplossing blijft het essentieel dat er een onmiddellijk en permanent staakt-het-vuren komt tussen Israël en Hamas. Israël en Hamas moeten beide hun verantwoordelijkheid hiervoor nemen. Helaas constateert het kabinet dat de onderhandelingen zijn vastgelopen. De posities van Hamas en Israël over een permanent einde aan het conflict liggen nog ver uit elkaar. Het kabinet heeft het belang van een staakt-het-vuren meermaals bij Israël benadrukt. Het kabinet staat in nauw contact met partners die een bemiddelende rol spelen in de onderhandelingen.
Hoe werkt het kabinet, in het licht van het recht van Palestijnen om op hun eigen grondgebied te blijven wonen, concreet aan het beëindigen van het conflict en het realiseren van een tweestatenoplossing, en bent u bereid om daarbij de regering-Netanyahu expliciet te houden aan het beëindigen van disproportioneel geweld en het opheffen van blokkades als essentiële stap, naast het erkennen van Israël door omliggende landen en het ontmantelen van Hamas?
De oorlog in de Gazastrook moet stoppen. De inzet van het kabinet is daarop gericht, door een combinatie van dialoog en druk. Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer over de situatie in de Gazastrook van 28 juli2 en 9 september3 jl., en de recente Kamerdebatten op 7, 21 en 22 augustus en op 10 september jl., probeert het kabinet nationaal en in EU verband de Israëlische autoriteiten te bewegen om de situatie in de Gazastrook te verbeteren. Het kabinet zet zich ook onverminderd in voor een door beide partijen gedragen tweestatenoplossing. Nederland heeft daarom de New York Declaration ondertekend en een voorstem uitgebracht op de ondersteunde VN-resolutie.
Het kabinet zet grote vraagtekens bij de proportionaliteit van het optreden van Israël in de Gazastrook. Nederland spreekt de Israëlische regering consequent aan op het belang van de naleving van internationaal recht en veroordeelt de blokkade van humanitaire hulp en levering van elektriciteit. Tegelijkertijd is er geen rol voor Hamas in de toekomst van Gaza en moeten zij worden ontwapend.
Op welke manier zet Nederland zich in om een grotere hongersnood of grootschalige migratie te voorkomen?
Zie ook het antwoord op vraag 7. Er is momenteel sprake van een hongercrisis in de Gazastrook vanwege de maandenlange blokkade van humanitaire hulp door Israël en de aanhoudende belemmeringen voor toevoer en distributie van hulp. Dit wordt ook onderstreept in het gepubliceerde IPC-rapport op 22 augustus jl., waarin hongersnood wordt vastgesteld in delen van de Gazastrook.
De Nederlandse inzet is gericht op diplomatieke inzet enerzijds, en financiële en andersoortige ondersteuning van humanitaire organisaties in de Gazastrook en omliggende landen anderzijds.
Op welke manier zetten Nederland en de EU zich in wat betreft noodhulp en opvang in de regio in de regio rond Gaza? Kan de inzet in EU-verband op beide punten vergroot worden?
Zie de beantwoording van vraag 8. Verdere opvang van Palestijnse ontheemden in de regio zou het gevolg zijn van een uiterst onwenselijk scenario, zijnde de etnische zuivering van de Gazastrook, waarover ik niet kan speculeren. Zoals bekend zet het kabinet wel in op het ondersteunen van de opvang, behandeling en zorg voor zoveel mogelijk patiënten in de regio en het vergroten van capaciteit daartoe. Hiervoor zijn de noden hoog en op dit gebied kan Nederland snel een concrete en zinvolle bijdrage leveren.
Hoe onderneemt u momenteel actie vanuit Nederland en in de EU om te waarborgen dat eventuele vluchtelingen uit Gaza in de regio worden opgevangen en niet massaal naar de EU komen om asiel aan te vragen?
Zie de beantwoording van vraag 9 voor de verdere opvang van Palestijnse ontheemden in de regio.
UNRWA is daarnaast gemandateerd door de AVVN om basisdiensten te verlenen aan Palestijnse vluchtelingen in de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever, Libanon, Syrië en Jordanië. UNRWA verleent diensten aan Palestijnse vluchtelingen zoals UNHCR dat doet voor andere vluchtelingen. Zo zijn zij verantwoordelijk voor onder andere gezondheidszorg en onderwijs, waarmee ze bijdragen aan stabiliteit in de regio. Nederland geeft in 2025 15 miljoen euro aan UNRWA zoals vastgelegd in het aangenomen amendement 36 600 XVII, nr. 50, en heeft recent tevens ingestemd met een EU-bijdrage uit NDICI-middelen aan UNRWA (begroting 2025) ter waarde van 82 miljoen euro. Ook zet Nederland in op diversificatie van humanitaire hulp in de Gazastrook door ook middelen beschikbaar te stellen voor onder andere de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging en WFP.
Bent u bereid de Arabische landen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om opvang in de regio te bieden alsmede te voorkomen dat door hun landen illegale migratieroutes ontstaan richting Europa?
Het kabinet zet in op samenwerking met landen langs migratieroutes richting de Europese Unie om irreguliere migratie tegen te gaan en terugkeer te bevorderen. Hiervoor heeft het kabinet een beleidsagenda voor de Interdepartementale Taskforce Internationale Migratie opgesteld.4 Het bevorderen en ondersteunen van opvang in de regio is eveneens een prioriteit van dit kabinet, en is een terugkerend gespreksonderwerp met onze partners in de regio.
Bent u bereid dit onderwerp in relatie tot mogelijke migratiestromen op de agenda te zetten van de volgende Europese Raad en uw bilaterale gesprekken met de regering-Netanyahu, alsmede de regeringen van de Arabische landen?
Het kabinet steunt de structurele bespreking van migratie op de agenda van de Europese Raad en, waar opportuun, wordt migratie ook besproken in diverse bilaterale contacten.
Bent u bereid om met Europese collega’s te kijken welke onderdelen van het EU Migratiepact versneld in uitvoering kunnen worden gebracht om zo snel als mogelijk meer grip te krijgen op de buitengrenzen van Europa? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet steunt het voorstel van de Europese Commissie dat regelt dat lidstaten enkele onderdelen van het asiel- en migratiepact voor de toepassingsdatum van 12 juni 2026 vrijwillig vervroegd kunnen toepassen5. Dat betreft ten eerste de nationale bevoegdheid om bij het aanmerken van een land als veilig land van herkomst of veilig derde land uitzonderingen te maken voor bepaalde gebiedsdelen of specifieke categorieën personen. Ten tweede krijgen lidstaten de mogelijkheid om de versnelde procedure of de asielgrensprocedure vervroegd toe te passen als een aanvrager afkomstig is uit een land waarvoor het inwilligingspercentage Uniebreed 20% of lager is. De onderhandelingen over dit voorstel tussen de lidstaten binnen de Raad, en vervolgens met het Europees Parlement, zijn nog niet afgerond. Het kabinet roept op tot een snelle afronding.
Bent u bereid deze vragen een voor een en binnen twee weken te beantwoorden?
De beantwoording duurde langer dan verwacht. Vandaar dat er reeds een uitstelbrief is gestuurd op 8 september.
Het bericht dat Israël de humanitaire hulp in Gaza verder gaat beperken met een nieuw registratiesysteem |
|
Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
Bent u bekend met de brandbrief van 55 organisaties over het nieuwe Israëlische registratiesysteem voor hulporganisaties in de Palestijnse gebieden?1
Ja.
Bent u bekend met het nieuwe Israëlische registratiebeleid voor hulporganisaties in de Palestijnse gebieden? Zo ja, wat is uw eerste oordeel?
De betreffende wetgeving baart het kabinet zorgen, in het bijzonder met oog op de mogelijke consequenties die implementatie van de wetgeving kan hebben voor de humanitaire hulpverlening in de Palestijnse Gebieden.
Redenen tot zorg zijn dat de nieuwe wetgeving Israël de mogelijkheid biedt om hulporganisaties te weigeren op willekeurige gronden die geen verband houden met terrorisme of andere veiligheidsoverwegingen, bijvoorbeeld politieke overwegingen. Dit zou consequenties kunnen hebben voor de bewegingsvrijheid, werkzaamheden en samenwerking van het maatschappelijk middenveld in Israël en de Palestijnse Gebieden.
Het verzoek van Israël aan de internationale ngo’s om ook persoonsgegevens van stafleden en hun families te delen is volgens de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens hoogstwaarschijnlijk een overtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
De hulporganisaties die actief zijn in Israël en de Palestijnse gebieden waar Nederland mee samenwerkt zijn transparante, professionele organisaties met heldere interne controlemechanismes.
Nederland ondertekende op 12 augustus jl. een Foreign Ministers’ statement waarmee het, met 29 gelijkgezinde landen, de ernst van deze kwestie aankaartte bij Israël. Nederland brengt dit thema ook bilateraal op bij de Israëlische autoriteiten, bijvoorbeeld in recent onderhoud tussen Minister-President Schoof en de Israëlische president Herzog. De Nederlandse inspanningen worden nauw afgestemd met hulporganisaties die door deze wetgeving worden geraakt. Voor meer informatie is uw Kamer vandaag (24 september 2025) middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd. De deadline voor herregistratie van internationale ngo’s onder deze wet is overigens uitgesteld tot later in het najaar.
Deelt u de mening dat noodhulp en/of ontwikkelingshulp niet gepolitiseerd dient te worden, zeker niet door een illegale bezettingsmacht als Israël? Zo ja, deelt u de mening dat dit nieuwe registratiesysteem in strijd is met dat principe? Zo nee, waarom niet?
Ik heb begrip voor de veiligheidsaspecten waarmee Israël kampt, maar deel de zorgen die bestaan over de genoemde wetgeving. Het politiseren van humanitaire hulp schaadt de fundamentele principes van onpartijdigheid, neutraliteit, onafhankelijkheid en humaniteit waardoor de toegang, verdeling of de voorwaarden van hulp beïnvloed worden. Het is tevens belangrijk dat de continuïteit van humanitaire hulp in de Gazastrook niet in het gedrang komt.
Klopt het dat er in het nieuwe Israëlische registratiebeleid weigeringsgronden zijn opgenomen als «het delegitimeren van de staat Israël» en het «steun uitspreken voor verantwoording door Israël voor begane schendingen van internationaal recht»?
Ja.
Deelt u de mening dat deze weigeringsgronden vaag en politiek zijn en daarmee onwenselijk? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet dat de wetgeving de Israëlische autoriteiten de mogelijkheid biedt om internationale ngo’s en/of hun stafleden op willekeurige gronden te weigeren. Zie verder de beantwoording van vraag 2.
Deelt u de zorg dat hulporganisaties die hun zorgen uiten over de omstandigheden in de Palestijnse gebieden nu door Israël kunnen worden geweigerd op politieke en andere arbitraire gronden voor het geven van humanitaire hulp?
Ja.
Klopt het dat Israël persoonsgegevens van hulpverleners gaat opvragen binnen het nieuwe registratiesysteem?
Ja.
Deelt u de mening dat dit onwenselijk is, gezien de aanvallen die hulpverleners nu al te verduren hebben vanuit Israël? Zo nee, waarom niet?
Ja. De veiligheid van hulpverleners in de Gazastrook is een serieus punt van zorg.
Humanitaire organisaties geven aan dat zij tot nu toe in geen enkele context persoonlijke informatie van medewerkers hebben moeten delen om hun registratie in een land te voltooien.Bent u bereid om de Israëlische autoriteiten te vragen om af te zien van het opvragen of verzamelen van gevoelige persoonlijke informatie van humanitaire medewerkers, in overeenstemming met de internationale standaarden voor de bescherming van persoonsgegevens? Zo nee, waarom niet?
Dit heeft Nederland reeds gedaan. Het kabinet zal zich, zowel bilateraal als in EU-verband, blijven inspannen zodat professionele, vertrouwde humanitaire ngo-partners hun werk veilig en adequaat kunnen uitvoeren in Israël en de Palestijnse gebieden. Voor meer informatie is uw Kamer vandaag (24 september 2025) middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd.
Bent u bereid de Israëlische regering op deze politisering van humanitaire hulp aan te spreken en te pleiten voor een registratiesysteem zonder politieke en arbitraire gronden? Zo nee, waarom niet?
Zie de beantwoording van vraag 9.
Bent u bereid om met de Israëlische autoriteiten over het nieuwe INGO-registratieproces in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat «administratieve processen» het werk van onpartijdige humanitaire actoren niet belemmeren? Zo nee, waarom niet?
Het is evident dat dergelijke administratieve processen humanitaire hulp niet mogen vertragen of verhinderen. Het kabinet spant zich reeds in voor veilige en ongehinderde humanitaire toegang voor hulporganisaties. Hierover vindt frequent en op verschillende niveaus contact plaats met de Israëlische autoriteiten. Voor meer informatie is uw Kamer vandaag (24 september 2025) middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd.
Bent u bereid aan de oproep van de 55 organisaties te voldoen om middels politieke en diplomatieke maatregelen humanitaire toegang te garanderen en internationale hulporganisaties van juridische en diplomatieke steun te voorzien? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet spant zich reeds diplomatiek in en hierover staat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauw contact met Nederlandse partnerorganisaties. Voor meer informatie is uw Kamer vandaag (24 september 2025) middels een vertrouwelijke brief geïnformeerd.
Bent u bekend met het statement van het landsteam voor de Palestijnse gebieden van OCHA waarin staat dat «het merendeel van internationale NGO’s toegang dreigen te verliezen op 9 september of eerder», waardoor levensreddende hulp in gevaar komt?2 Wat is uw reactie op dit statement?
Ja. Het kabinet deelt de zorgen van OCHA en heeft zich daarom reeds ingezet om dit te voorkomen, zie hiervoor de beantwoording van vraag 2.
Onderschrijft u de uitspraak in dit statement dat Israël hiermee humanitair recht schendt? Zo nee, waarom niet?
Israël is op grond van het bezettingsrecht verplicht om de burgerbevolking in de Palestijnse gebieden, waaronder de Gazastrook, te voorzien van onder andere voldoende voedsel, schoon drinkwater en medicijnen. Wanneer een bezet gebied onvoldoende voorzien is van deze essentiële levensbehoeften, dan is de bezettende macht verplicht om de levering van humanitaire hulp door onpartijdige humanitaire organisaties toe te staan en te faciliteren. Het weigeren van de levering van humanitaire hulp door dit soort organisaties op basis van willekeurige gronden druist evident in tegen het humanitair oorlogsrecht, in het bijzonder in het licht van de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook.
In uw tweet van 12 augustus geeft u aan dat deze maatregelen «reden tot zorg» zijn.3 Wat bedoelt u hiermee? Doet u ook iets met die zorgen, of blijft het bij tweetjes?
Zie de beantwoording van vraag 2.
Bent u, nu humanitaire hulp naar de Palestijnse gebieden nog verder onder druk komt te staan, met onvermijdelijk dodelijke slachtoffers als gevolg, wel eindelijk bereid tot het nemen van sanctiemaatregelen richting Israël? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet een combinatie van druk en dialoog in om de regering-Netanyahu van koers te laten wijzigen. Zie verder de beantwoording van vraag 9.
Is het technisch mogelijk om alle wapenhandel met Israël te stoppen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Nederland kent geen praktijk van het unilateraal instellen van een wapenembargo. Met het oog op de effectiviteit neemt Nederland een dergelijke maatregel, daar waar dat opportuun wordt geacht, in de regel samen met andere landen; bijvoorbeeld in EU-, VN- of OVSE-verband.
In het kader van het in kaart brengen van alle handelingsperspectieven inzake de situatie in de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en de bredere regio heeft de toenmalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp na 7 oktober 2023 ook informatie ontvangen over het opschorten van de uitvoer van militaire goederen naar Israël.
Het kabinet is geen voorstander van een wapenembargo, mede omdat het kabinet de uitvoer van onderdelen voor systemen met een puur defensieve werking, die niet raakt aan de situatie in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever, conform de motie Kahraman (motie 21 501-02, nr. 3170) wil blijven toestaan zolang dergelijke transacties de reguliere toets aan de Europese wapenexportcriteria doorstaan. Hierbij valt te denken aan uitvoer ten behoeve van het Iron Dome luchtafweersysteem.
Niettemin is het kabinet van mening dat bij uitvoer naar Israël van militaire goederen die ingezet kunnen worden in de Gazastrook duidelijke risico’s bestaan op mensenrechtenschendingen en ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht en is bovendien van mening dat die duidelijke risico’s eveneens gelden ten aanzien van mogelijke inzet op de Westelijke Jordaanoever. In dat kader zijn sinds 7 oktober 2023 al 11 vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen naar Israël afgewezen. Zoals de situatie nu is, is het uitgesloten dat Nederland een vergunning verleent voor de uitvoer of doorvoer van Nederland naar Israël van militaire goederen of dual-use goederen met militair eindgebruik die kunnen bijdragen aan de activiteiten van de Israëlische krijgsmacht in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever. Daarmee volstaat het huidige toetsingsbeleid om ongewenste transacties te voorkomen.
Omdat voorgenoemde ambtelijke adviezen concurrentiegevoelige informatie bevatten, worden deze niet met uw Kamer gedeeld. Daarnaast zou het delen van deze adviezen de Nederlandse diplomatieke betrekkingen kunnen raken.
Voor wat betreft de import van militaire goederen of componenten daarvan vanuit Israël leveren Israëlische leveranciers diverse essentiële militaire systemen waarvoor geen, minder geschikte of geen tijdige alternatieven beschikbaar zijn. Het stopzetten van de bestaande samenwerking met deze leveranciers heeft grote gevolgen voor de operationele slagkracht en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht, alsmede voor de veiligheid van onze militairen.
Nieuwe materieelaankoop uit Israël wordt per geval zorgvuldig gewogen, waarbij Defensie onderzoekt of het materieel essentieel is voor de gereedstelling van de krijgsmacht, of er geschikte alternatieven zijn en of deze alternatieven tijdig leverbaar zijn.
Is het technisch mogelijk om alle militaire samenwerkingsverbanden met Israël op te zeggen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Elke vorm van samenwerking met Israël wordt zorgvuldig en afzonderlijk afgewogen en in het licht van de actuele ontwikkelingen bezien, hetgeen in de praktijk heeft geleid tot een minimale, praktisch vrijwel opgeschorte, samenwerking. Zolang de situatie in de Gazastrook niet aanzienlijk verbetert, zal dit niet wijzigen.
Is het technisch mogelijk om de financiële investeringen vanuit of via Nederland in Israël te verbieden? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Indien er sprake is van een volkenrechtelijke verplichting, een aanbeveling van een (orgaan van) een volkenrechtelijke organisatie of een internationale afspraak, waarin bepaald is dat financiële investeringen in Israël verboden zouden moeten worden, dan zou dit op basis van de Sanctiewet 1977 inderdaad verboden kunnen worden. Dit moet wel altijd passen binnen Unierechtelijke verplichtingen.
Het kabinet is tegen een boycot van Israël. Het kabinet spant zich in voor versterking van de (economische) betrekkingen met Israël binnen de grenzen van 1967. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Van der Staaij en Voordewind4 over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven.
Is het technisch mogelijk het belastingverdrag tussen Nederland en Israël op te zeggen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Nederland staat in beginsel open voor belastingverdragen met ieder land. Belastingverdragen zijn primair bedoeld om fiscale belemmeringen weg te nemen bij het grensoverschrijdend ondernemen en werken, bijvoorbeeld door dubbele belastingheffing te voorkomen en juridische zekerheid te bieden aan burgers en bedrijven. Indien een verdragsland de gemaakte afspraken eenzijdig niet naleeft of toepast, kan dat vanuit fiscale invalshoek aanleiding geven om het belastingverdrag (gedeeltelijk) op te schorten. Voor het belastingverdrag met Israël is dat op dit moment niet het geval.
Is het technisch mogelijk om een verantwoordingsplicht in te stellen voor Nederlandse bedrijven die actief zijn in Israël of de bezette gebeiden? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Het is op basis van de vraag onduidelijk wat met de technische mogelijkheden voor een verantwoordingsplicht bedoeld wordt. In algemene zin geldt dat bedrijven zich moeten houden aan de wet- en regelgeving in de landen waar zij actief zijn en verwacht het kabinet dat zij zakendoen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.
Is het technisch mogelijk om de consulaire bijstand aan Nederlandse bedrijven voor investeringen in Israël te stoppen? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent consulaire bijstand aan Nederlanders in nood naar gelang de omstandigheden en mogelijkheden ter plekke. Aan Nederlandse bedrijven wordt geen consulaire bijstand verleend.
Is het technisch mogelijk om een handelsverbod in te stellen met illegale nederzettingen in bezet gebied? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Er is vooralsnog onvoldoende steun voor de handelspolitieke maatregelen tegen de illegale nederzettingen in de door Israël bezette gebieden waarvoor Nederland pleit in EU-verband. Wegens het uitblijven van draagvlak voor effectieve maatregelen op EU-niveau, zal het kabinet zo spoedig mogelijk nationale maatregelen nemen om producten afkomstig uit de onrechtmatige nederzettingen in de door Israël bezette gebieden te weren, in samenwerking met gelijkgezinde landen. Tegelijkertijd blijft het kabinet samen met gelijkgezinde lidstaten aandringen op een Commissievoorstel voor EU-maatregelen en zich inzetten om het draagvlak onder EU-lidstaten daarvoor te vergroten, aangezien EU-maatregelen het meest effectief zijn.
Is het technisch mogelijk om medische evacuaties te organiseren voor Gazanen die dreigen te sterven door de door Israël veroorzaakte hongersnood? Zo ja, waarom gebeurt dit niet? Op basis van welke adviezen maakt u deze beslissing? Wilt u deze adviezen met de kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Het leed van mensen die medisch geëvacueerd moeten worden is schrijnend, in het bijzonder waar het kinderen betreft. Het kabinet is vastberaden om verlichting en hulp te bieden. Zoals bekend zet het kabinet in op het helpen van zoveel mogelijk patiënten in de regio en het vergroten van capaciteit daartoe. Hiervoor zijn de noden hoog en op dit gebied kan Nederland snel een concrete en zinvolle bijdrage leveren. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden voor concrete steun. De verschillende steunmogelijkheden worden interdepartementaal in kaart gebracht, in samenwerking met Defensie en VWS.
Het kabinet spant zich in om de knelpunten die in de regio worden ervaren te verlichten.
Recent heeft Nederland een aanvullende bijdrage van 3 miljoen euro aangekondigd voor de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarmee de medische ondersteuning en evacuatie van patiënten uit de Gazastrook naar landen in de regio kan worden bekostigd. Ook in 2024 stelde Nederland een bijdrage van 3 miljoen euro beschikbaar voor de WHO ter ondersteuning van medische capaciteit in de Gazastrook en de regio. Destijds heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport eveneens medische hulpmiddelen ter waarde van 1,5 miljoen euro beschikbaar gesteld aan Egypte met oog op medische evacuaties uit de Gazastrook.
Het kabinet maakt in 2025 25 miljoen euro vrij voor hulp aan mensen uit Gaza.
Dit gaat om humanitaire hulp en ondersteuning voor de langere termijn, zowel in de Gazastrook als landen in de regio. Het kabinet biedt daarmee een substantiële bijdrage aan de humanitaire medische noden in Gaza. Op dit moment wordt hierin prioriteit gegeven aan medische evacuaties in de regio en ondersteuning van medische capaciteit daarbij. Uit deze reservering wordt voorts 800.000 euro vrijgemaakt ter ondersteuning van het werk van Save the Children voor patiënten die zijn geëvacueerd naar Egypte. Met deze bijdrage kan Save the Children circa 600 patiënten helpen voor een periode van één jaar.
Het kabinet identificeert verdere mogelijkheden, zoals het beschikbaar stellen van Nederlandse medische expertise voor gecompliceerde zorgvragen waar beperkte behandelcapaciteit voor aanwezig is in de regio. Daarbij wordt ook de medische capaciteit in de Westelijke Jordaanoever en landen in de regio, zoals Egypte en Jordanië in ogenschouw genomen. De nadere invulling van dit pakket voor hulp in de Gazastrook of de regio wordt te zijner tijd aan uw Kamer kenbaar gemaakt. Bovendien heropen ik het contactpunt waar partijen en medisch gekwalificeerde personen zich kunnen melden. Daar worden zij in contact gebracht met de hulpverlening in de regio die daar wordt georganiseerd door verschillende NGO’s en de WHO. Hiermee faciliteer ik de behoefte onder Nederlandse zorgprofessionals om ter plaatse in de regio een bijdrage te leveren aan de zorg voor Gazaanse patiënten. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport helpt mee door het contactpunt actief onder de aandacht te brengen van de partijen in de Nederlandse zorg.
Naast financiële ondersteuning voor medische evacuaties en behandelcapaciteit in de regio zet Nederland zich diplomatiek in richting Israël en landen in de regio voor de verruiming van mogelijkheden voor medische evacuaties uit de Gazastrook. Over deze thematiek spreek ik met Ministers van Buitenlandse Zaken van landen uit de regio.
Kunt u alle vragen afzonderlijk en voor het einde van de maand augustus beantwoorden, gezien de urgentie van het onderwerp?
De vragen zijn afzonderlijk en zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Nederland schrapt marineleveringen aan Israël, 'risico op ongewenst eindgebruik’ |
|
Sarah Dobbe , Kati Piri (PvdA), Christine Teunissen (PvdD), Laurens Dassen (Volt) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja.
Kunt u aangeven welke vergunningen precies zijn ingetrokken? Kunt u daarbij per vergunning aangeven welk nummer de vergunningen hadden, om welke specifieke goederen het ging, wat het eindgebruik was, wat de goederen waard waren, en wat het land van herkomst en eindbestemming van de goederen was?
De ingetrokken vergunningen NL0074CDIU0182267 met een transactiewaarde van € 11.405,–, NL0074CDIU0184525 met een transactiewaarde van € 1.157,– en, NL0074CDIU0185272 met een transactiewaarde van € 7.361,– hebben betrekking op uitvoer van uit Nederland afkomstige reserveonderdelen voor (hangar)deuren/luiken van Israëlische marineschepen.
Op welke exacte datum is het besluit genomen om de vergunningen in te trekken?
Op respectievelijk 23 juni (NL0074CDIU0182267) en 14 juli (NL0074CDIU0184525 en NL0074CDIU0185272) jl. heeft de Staatssecretaris Buitenlandse Handel op buitenlandpolitiek advies van de Minister van Buitenlandse Zaken de intrekkingsbesluiten genomen. Op respectievelijk 27 juni en 1 augustus jl. zijn de beschikkingsbevoegden geïnformeerd dat de eerder afgegeven vergunning per onmiddellijke ingang werd ingetrokken.
Wat is de exacte ingangsdatum van de intrekking van de vergunningen?
Zie antwoord vraag 3.
Indien het besluit reeds voor uw brief van 28 juli jongstleden is genomen, waarom heeft u de intrekking van de vergunningen niet reeds in de desbetreffende brief aan de Kamer gecommuniceerd?
Het kabinet heeft in de brief van 28 juli jl. het actuele aantal afwijzers gecommuniceerd. Daar had bij nader inzien ook de op 27 juni ingetrokken vergunning (NL0074CDIU0182267) bij moeten worden vermeld. Voor de overige twee ingetrokken vergunningen geldt dat bij verzending van de brief van 28 juli de beschikkingsbevoegde nog niet van het besluit op de hoogte was gesteld.
Heeft u zicht op of de militaire goederen die onder de ingetrokken vergunning vallen, reeds (deels) geleverd zijn?
De intrekking van vergunning NL0074CDIU0182267, waaronder nog geen feitelijke uitvoer had plaatsgevonden, heeft tot gevolg dat de geldigheid van de lopende vergunning vanaf het moment van bekendmaking aan de beschikkingsbevoegden per direct (voor de toekomst) stopt en dat deze niet langer op grond van de eerder verleende vergunning goederen mag uitvoeren.
Van de vergunningen NL0074CDIU0184525 en NL0074CDIU0185272 is vóór de intrekking gebruik gemaakt. De goederen in kwestie hebben Nederland verlaten waardoor Nederland feitelijk geen controle meer heeft over deze goederen. Niettemin heeft het kabinet met de intrekking het signaal willen afgeven dat dit type aanvragen momenteel, gelet op de context in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, de toets aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole niet doorstaat.
Kunt u toelichten wat de intrekking praktisch inhoudt? Betekent de intrekking bijvoorbeeld dat er per direct geen onderdelen meer onder de vergunningen kunnen worden verstrekt aan Israel? En dat Israël de ontvangen militaire goederen aan Nederland heeft teruggegeven/moet teruggeven? Of kan Israël de verkregen onderdelen blijven gebruiken?
Zie antwoord vraag 6.
Indien Israël de reeds verkregen onderdelen onder de ingetrokken vergunningen kan blijven gebruiken, bestaat er dan een risico dat ze zijn/worden ingezet voor (of ter ondersteuning van) aanvallen tegen Palestijnen? Zo ja, hoe reëel is dat risico? Zo nee, waarom bestaat dat risico volgens u niet en waarom heeft u de vergunningen dan alsnog ingetrokken?
Wat is de exacte reden dat de vergunningen juist nu zijn ingetrokken, en waarom werd in een eerder stadium besloten om de vergunningen wél te verstrekken? Welke nieuwe informatie is hierin doorslaggevend geweest?
Kunt u uitleggen of en waarom de gebruiksdoeleinden van de vaartuigen – zoals benoemd in het NRC op 9 augustus jongstleden2 – onderdeel waren van de beslissing om de vergunningen in te trekken? Heeft u hier nieuwe informatie over ontvangen?
Heeft u nieuwe aanwijzingen dat de «delen voor oorlogsschepen» en «delen voor korvetten» gebruikt zijn of gebruikt zouden worden voor of ter ondersteuning van Israëls aanvallen op Palestijnen? Zo ja, wat zijn die aanwijzingen? Zo nee, waarom bent u dan op moment van intrekking tot de conclusie gekomen dat de onderdelen nu wel tot een «risico op ongewenst eindgebruik» leiden?
Als het gebruiksdoel van deze vergunningen geen onderdeel was van de beslissing, kunt u dan uitleggen of en waarom de «verslechterde situatie in Gaza» nu een reden tot intrekking was? Wat is er veranderd in de situatie waardoor er nu tot intrekking is besloten?
Bent u ervan op de hoogte dat op de huidige maandrapportage uitvoer militaire goederen van de rijksoverheid nog altijd lopende exportvergunningen zijn opgenomen die zien op de uitvoer van delen voor oorlogsschepen en korvetten naar Israël? Zo ja, betreft dit de vergunningen die zijn ingetrokken en indien dat het geval is: waarom staan die vergunningen nog op de lijst?
Het kabinet publiceert, via de genoemde historische overzichten, regelmatig kerngegevens over alle afgegeven vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen. Dit geldt ook voor deze drie vergunningen die eerder afgegeven en daarna ingetrokken zijn. Deze vergunningen staan nog op de lijst om in het kader van transparantie inzichtelijk te maken dat er eerder wel vergunning is afgegeven voor de betreffende transacties. Het kabinet zal de betreffende vergunningen voorzien van een korte toelichting op de intrekking.
Door zware belasting bij exportcontrole bij Douane en het Ministerie van Buitenlandse Zaken als gevolg van de Ruslandsancties en de oorlog in de Gazastrook wordt de verwerking en publicatie van deze kerngegevens soms vertraagd. Het kabinet doet zijn uiterste best om deze gegevens tijdig te actualiseren. Gelet op de tijd die nodig is voor verwerking van de data zal er echter altijd een vertraging zitten in de rapportage over afgegeven vergunningen.
Kunt u garanderen dat de informatie in de maandelijkse rapportages die de rijksoverheid op de website publiceert daadwerkelijk maandelijks wordt gecontroleerd (en indien nodig onmiddellijk bijgewerkt)? Met andere woorden: geven de rapportages altijd een waarheidsgetrouwe weergave van de verstrekte vergunningen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u precies aangeven welke vergunningen voor de export van militaire goederen naar Israël momenteel nog geldig zijn? Kunt u daarbij per vergunning aangeven welk nummer de vergunningen hebben, om welke goederen het gaat, wat het eindgebruik is, wat de goederen waard zijn, en wat het land van herkomst en eindbestemming van de goederen is?
Op dit moment is er slechts één vergunning (NL0074CDIU0185558) met de Israëlische krijgsmacht als eindgebruiker geldig. Deze betreft de uitvoer via Duitsland van uit Canada afkomstige onderdelen ten behoeve van het Iron Dome-luchtafweersysteem in Israël die het kabinet conform motie Kahraman3 blijft toestaan mits deze de toets aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole doorstaan. De transactie heeft een transactiewaarde van € 266.750,-.
Daarnaast zijn er andere vergunningen geldig voor uitvoer naar Israël waarbij eindgebruik niet in Israël plaatsvindt. Het betreft hier (tijdelijke) uitvoer ten behoeve van verdere productontwikkeling of reparatie- en/of onderhoudsdoeleinden in Israël. Voor een deel van deze vergunningen geldt dat de looptijd nog niet is verstreken, maar wel al voor de maximale waarde van de vergunningen is geëxporteerd. Deze vergunningen zijn weliswaar nog wel geldig, maar niet meer bruikbaar. Voor het overzicht en informatie over alle vergunningen zie onderstaande tabel:
NL0074CDIU0185558
Delen voor radarsystemen
Duitsland
Israël
€ 266.750,–
Betreft onderdelen voor het Iron Domesysteem
NL0074CDIU0181334
Delen voor robots
Israël
VS
€ 49.292,–
Vergunningwaarde volledig verbruikt.
NL0074CDIU0181899
Delen, gereedschappen en technologie voor F-16 gevechtsvliegtuigen.
Het gaat hier om bewerking van F-16-onderdelen ten behoeve van productiedoeleinden. Het betreft hier door een Nederlandse partij in Israël uitbesteed werk waarbij er geen sprake is van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht. Na de werkzaamheden in Israël zijn/worden de betreffende onderdelen geretourneerd naar Nederland.
Israël
Israël
€ 1.000.000,–
Betreft geen eindgebruik door Israëlische krijgsmacht en ook geen eindgebruik in Israël.
NL0074CDIU0183046
Delen voor simulatiesystemen
Israël
Nederland
€ 5.000.000,–
NL0074CDIU0184006
Elektronica voor vliegerhelmen
Israël
VS
€ 5.750,–
NL0074CDIU0184345
Elektronica voor vliegerhelmen
Israël
India
€ 115.575,–
NL0074CDIU0183705
Warmtebeeldcamera's.
Deze goederen worden geïntegreerd in systemen die vervolgens worden uitgevoerd naar Europese landen.
Israël
Israël
€ 43.128,–
Vergunningwaarde volledig verbruikt.
Betreft geen eindgebruik door Israëlische krijgsmacht en ook geen eindgebruik in Israël.
NL0074CDIU0186462
Programmatuur voor beveiligde communicatie.
Uitvoer van demonstratiematerieel dat na beursdeelname in Nederland weer is geretourneerd naar Israël waarvan het eindgebruik niet bij de Israëlische krijgsmacht ligt.
Israël
Israël
€ 359,58,–
Vergunningwaarde volledig verbruikt.
Betreft geen eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
NL0074CDIU0185706
Communicatiesystemen.
De uit te voeren goederen worden voor verdere productontwikkeling naar Israël verzonden en zullen enkel gebruikt worden voor test- en evaluatiedoeleinden. Er is geen sprake van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
Israël
Israël (niet de Israëlische krijgsmacht)
€ 5.730,–
Betreft geen eindgebruik door Israëlische krijgsmacht en ook geen eindgebruik in Israël.
NL0074CDIU0187232
Technologie voor radarsystemen.
Dit betreft de uitvoer van minimaal noodzakelijke technologie ter ondersteuning van uit te brengen offertes.
Divers, waaronder Israël
€ 500,–
Betreft geen eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
NL0074CDIU0187795
Delen voor onbemande voertuigen
Israël
VS
€ 18.502,–
NL0074CDIU0188390
Elektronica voor vliegerhelmen
Israël
VS
€ 12.949,–
NL0074CDIU0187537
Programmatuur voor observatiesystemen.
Ingezet bij integratie van systemen die Europese landen als eindgebruiker hebben.
Israël
Israël
€ 1.000,–
Betreft geen eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht.
NL0074CDIU0187335
Delen voor geleide projectielen
Israël
Spanje, Hongarije en Portugal
€ 2.412.128,78,–
Vergunningwaarde volledig verbruikt.
Betreft geen eindgebruik in Israël, maar bewerking van materieel ten behoeve van enkele Europese krijgsmachten.
Kunt u aangeven welke Israëlische vergunningsaanvragen Nederland sinds 7 oktober 2023 heeft afgewezen? Kunt u daarbij per vergunningsaanvraag aangeven om welke goederen het ging, wat het eindgebruik was, wat de goederen waard waren, en wat het land van herkomst en eindbestemming van de goederen was?
Sinds 7 oktober 2023 zijn er elf aanvragen voor uitvoer militaire goederen met eindgebruik in Israël afgewezen. Het kabinet rapporteert publiekelijk over de afgewezen aanvragen via de jaarrapportages en het «Historisch overzicht afgewezen aanvragen voor militaire goederen».4 Onderstaande tabel bevat de informatie uit dit overzicht die betrekking heeft op Israël sinds 7 oktober 2023.
178774
Munitie, kal. 9x19mm
Israël
Particuliere handelaar
7
175816
Beeldversterkers
Israël
IDF
2,4,6,7
175829
Thermische kijkers
Israël
IDF
2,4,6,7
175868
Helmen
Israël
IDF
2,4,6,7
175869
Kogelwerende platen, NIJ level IV
Israël
IDF
2,4,6,7
180863
Beeldversterkers
Israël
Israel Prison Service
2,4,6,7
179643
Technologie voor helikopters
Israël
Israel Ministry of Defence
2,4,6
187112
Technologie voor helikopters
Israël
Israel Ministry of Defence
2,4,6
181008
Onderdelen voor marineschepen
Israël
IDF
2,4,6
181010
Onderdelen voor marineschepen
Israël
IDF
2,4,6
186509
Technologie voor patrouillevaartuigen
Israël
IDF
2,4,6
Kunt u bovenstaande vragen binnen twee weken en los van elkaar beantwoorden?
Er is naar gestreefd de antwoorden binnen de verzochte termijn te beantwoorden. Dit bleek uiteindelijk niet haalbaar. Vervolgens zijn de vragen binnen enkele dagen na de deadline beantwoord.
De dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif in Gaza |
|
Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC), Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht over de dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif in Gaza, zoals gemeld door onder andere The Guardian, en met de reactie van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)? Kunt u bevestigen dat hij, samen met vier collega’s, omkwam bij een gerichte aanval op een pers tent bij een ziekenhuis in Gaza-Stad, en dat zijn dood plaatsvindt in de context van het ombrengen van meer dan 200 journalisten sinds het uitbreken van de oorlog in Gaza?
Ja, ik ben bekend met dit bericht en de reactie van de NVJ. De Israëlische strijdkrachten hebben bevestigd dat vijf journalisten, waaronder dhr. Al-Sharif, zijn gedood bij de aanval op hun tent in de Gazastrook. Volgens het Committee to Protect Journalists (CPJ) zijn inmiddels 192 journalisten om het leven gekomen tijdens het huidige conflict in de Gazastrook.1 Reporters without Borders (RSF) spreekt van meer dan 200 gedode journalisten.2 Ook op 25 augustus jl. is er een luchtaanval geweest op het Nasser-ziekenhuis met 20 doden, waaronder naar verluidt vier journalisten en mediawerkers. Dit zijn alarmerende cijfers.
Klopt het dat het Israëlische leger stelt dat de heer al-Sharif lid was van Hamas?
Ja, dat stelt het Israëlische leger, onder andere in een bericht op X.3 Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie hierover en heeft schriftelijk opheldering gevraagd aan de Israëlische autoriteiten.
Onderschrijft u de analyse van de Verenigde Naties (VN) Speciaal Rapporteur voor vrijheid van meningsuiting, Irene Khan, die aangeeft dat al-Sharif doelwit is geweest van een systematische belasterings- en intimidatiecampagne van Israël?
Israël heeft serieuze beschuldigingen geuit aan het adres van de heer al-Sharif. Nederland onderstreept consequent de noodzaak om dergelijke beschuldigingen te onderbouwen en die onderbouwing te delen met de internationale gemeenschap. Het kabinet constateert dat dit vooralsnog te weinig gebeurt.
Het feit is dat momenteel teveel burgers, onder wie journalisten, omkomen in de Gazastrook. Dit moet stoppen. Ook moeten lokale en internationale journalisten hun essentiële werk in vrijheid en veiligheid kunnen uitvoeren. Juist in een oorlogssituatie is persvrijheid en de veiligheid van journalisten van groot belang. Zowel bilateraal als multilateraal roept het kabinet alle partijen bij het conflict met klem op om te handelen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht. Journalisten zijn, in hun hoedanigheid als burgers, beschermd onder internationaal recht. Het aanvallen van burgers door partijen is een ernstige inbreuk op het humanitair oorlogsrecht. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Onderschrijft u de verklaring van de NVJ dat de dood van al-Sharif onderdeel is van «een hele lange rij van aanslagen en moorden op journalisten» in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u, mede in het licht van artikel 79 van het Aanvullend Protocol I bij de Geneefse Conventies, de bescherming van journalisten in gewapende conflicten, in het bijzonder in de huidige situatie in Gaza?
Artikel 79 van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève ziet op maatregelen ter bescherming van journalisten. Opgemerkt dient te worden dat Israël geen partij is bij dit Protocol en zodoende niet gebonden is aan de bepaling in artikel 79. Daarentegen bepaalt het internationaal gewoonterecht dat burgerjournalisten die beroepshalve missies uitvoeren in gebieden waar zich gewapende conflicten voordoen, moeten worden gerespecteerd en beschermd, zolang zij niet rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden. Ook journalisten in de Gazastrook genieten deze bescherming.
Onderschrijft u de cijfers van onder meer het Committee to Protect Journalists (CPJ), Reporters Without Borders (RSF) en het Palestinian Journalists Syndicate dat sinds oktober 2023 meer dan 200 journalisten in Gaza zijn gedood? Zo nee, welke cijfers hanteert u dan?
Het kabinet kan deze cijfers niet eigenstandig verifiëren, maar het is duidelijk dat de meeste bronnen spreken van circa 200 journalisten die zijn omgekomen of gedood in de Gazastrook sinds oktober 2023. Dit zijn alarmerende cijfers. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Welke inspanningen heeft Nederland tot nu toe geleverd om meer toegang voor (buitenlandse) journalisten tot Gaza te bewerkstelligen?
Het kabinet maakt zich ernstig zorgen over de persvrijheid in de Gazastrook. Door het gebrek aan vrije toegang voor internationale journalisten – een situatie die eveneens zou moeten veranderen – is de rol van lokale journalisten van groot belang voor informatie en beelden uit Gaza. De toenemende internationale berichtgeving over bewuste en gerichte aanvallen op journalisten baart het kabinet ernstige zorgen. Nederland wil daarom dat Israël bewijs deelt met de internationale gemeenschap in het geval dat aanvallen op journalisten worden onderbouwd met claims van lidmaatschap van een terroristische organisatie. Nederland blijft de Israëlische autoriteiten daarnaast met klem oproepen om toegang te verlenen aan journalisten tot Gaza en de veiligheid van alle journalisten in Gaza te waarborgen.
Hoe beoordeelt u de huidige persvrijheid in de Gazastrook, mede gelet op het feit dat buitenlandse journalisten geen toegang krijgen tot het gebied tenzij zij met het Israëlische leger meereizen?
Mede in navolging van de motie Ceder (CU) van 21 augustus jl. over de toegang voor internationale journalisten en waarnemers tot Gaza (23432–594) onderstreept Nederland regelmatig, zowel publiek als achter gesloten deuren, de noodzaak bij Israël dat internationale journalisten toegang moeten krijgen tot de Gazastrook. Dit is onder andere gebeurd bij de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 29 juli jongstleden. Daarnaast is er op 21 augustus jl. een gezamenlijke verklaring vanuit de Media Freedom Coalition (MFC) gekomen over mediatoegang, -vrijheid en veiligheid in Gaza. Nederland speelde een initiërende en aanjagende rol bij de tot stand koming van dit statement. De verklaring is door 26 landen ondertekend, waaronder Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Het kabinet zet zich ook op andere manieren in om de situatie in Gaza, waaronder die van journalisten, te verbeteren, door een combinatie van druk en dialoog. Het initiatief in mei jl. voor een evaluatie van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord, maar de inspanningen om de druk richting Hamas op te voeren (o.a. sancties), en de maatregelen aangekondigd in de Kamerbrief van 28 juli jl. zijn daar voorbeelden van. Daarnaast roept Nederland de partijen bij het conflict op om snel onafhankelijke en onpartijdig onderzoek naar elke omgekomen journalist te bewerkstelligen. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Bent u bereid om, bilateraal of in EU-verband, bij de Israëlische regering aan te dringen op vrije en onafhankelijke toegang voor journalisten tot Gaza? Zo ja, op welke wijze en binnen welk tijdpad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de analyse dat effectieve maatregelen nodig zijn om druk uit te oefenen op de Israëlische regering om vrije toegang voor journalisten te realiseren? Zo ja, welke concrete maatregelen overweegt u? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe ziet u de rol van Nederland, in EU- en VN-verband, bij de bescherming van journalisten in conflictgebieden, en welke lessen trekt u uit de situatie in Gaza voor toekomstig beleid?
De situatie in de Gazastrook is schrijnend en zorgwekkend. Het werk voor journalisten is daar levensgevaarlijk. Toegang tot informatie is een mensenrecht en juist ook in oorlogssituaties moeten journalisten vrij en zo veilig mogelijk hun werk kunnen doen. Persvrijheid, en in ruimere zin vrijheid van meningsuiting, is sinds jaar en dag één van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Nederland heeft daarom het afgelopen jaar onder andere extra geld (EUR 0,5 miljoen) vrijgemaakt voor het werk van Free Press Unlimitedin de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever voor de bescherming van persvrijheid en extra steun gegeven voor de onderzoekscapaciteit van het VN Mensenrechtenkantoor in de Palestijnse Gebieden (EUR 2 miljoen). Ook organiseerde Nederland tijdens de Mensenrechtenraad in maart een high level side event over mediavrijheid in conflictsituaties. Daarnaast zijn via het Safety for Voices-programma (EUR 10 miljoen voor 2023–2027) in 2024 meer dan 2000 journalisten in nood geholpen. Nederland pleit voor meer internationale aandacht voor de toenemende straffeloosheid voor geweld tegen journalisten wereldwijd en onderzoekt ook al geruime tijd mogelijkheden om binnen de Media Freedom Coalition een internationale onderzoekstaskforce op te richten die ingezet kan worden om onderzoek te doen naar moorden op journalisten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Waar toepasselijk zijn antwoorden op vragen samengevoegd.
De Nederlandse en Europese inzet met betrekking tot de burgeroorlog en humanitaire catastrofe in Sudan. |
|
Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
Bent u bekend met het bericht «Sudan lijdt onder ongeziene hongersnood: kinderen sterven, hulp schiet tekort»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat de oorlog en de humanitaire catastrofe in Sudan, die door het International Rescue Committee (IRC) bovenaan haar crisislijst is gezet2 en door de Verenigde Naties de «meest verwoestende crisis ter wereld» wordt genoemd3 meer aandacht en actie verdient, ook vanuit de Nederlandse regering en de Europese Unie (EU)? Zo nee, waarom niet?
Het conflict in Soedan en de daaruit volgende humanitaire catastrofe is inderdaad veruit de grootste humanitaire crisis van het moment en verdient onze aandacht, zorg en actie. Nederland spant zich daarom in voor meer internationale aandacht en diplomatieke oplossingen voor de crisis in Soedan. Daarnaast draagt Nederland via bilaterale en multilaterale kanalen bij aan humanitaire- en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen.
Kunt u aangeven wat de huidige inzet is van de Nederlandse regering en de EU ten aanzien van de oorlog in Sudan?
Nederland spant zich diplomatiek in om duurzame vrede in Soedan te bevorderen, bilateraal, in EU verband en in multilaterale fora. Daarnaast draagt Nederland via bilaterale en multilaterale kanalen bij aan humanitaire- en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking. In EU verband streeft Nederland naar een versterkte en coherente EU benadering ten aanzien van Soedan. In dit verband heeft Nederland het initiatief genomen tot de oprichting van een informele EU kerngroep Soedan. Doelen van deze kerngroep zijn het bijdragen aan het tot stand komen van een staakt-het-vuren, het verbeteren van humanitaire toegang en het bijdragen aan een transitie richting civiel bestuur. Onder leiding van de Speciale Vertegenwoordiger van de EU voor de Hoorn van Afrika werkt de EU aan een staakt-het-vuren initiatief rond de bescherming van kritieke infrastructuur, in het bijzonder de dammen en waterreservoirs in Soedan.
Nederland zal tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) in september een evenement organiseren, samen met Liberia en het Verenigd Koninkrijk, om aandacht te vragen voor de humanitaire crisis in Soedan en het werk van de onafhankelijke Fact Finding Mission in Soedan. Ook de EU organiseert een evenement om op hoog niveau meer aandacht te vragen voor de politieke situatie in Soedan, ter opvolging van de door het Verenigd Koninkrijk en de EU georganiseerde conferentie over Soedan in april in Londen.
Tevens is Nederland recent toegetreden tot de Soedan-kerngroep bij de Mensenrechtenraad in Genève die zich inzet voor de verlenging van het mandaat van de hierboven genoemde onafhankelijke Fact Finding Mission, die mensenrechtenschendingen in Soedan in kaart brengt.
Op welke manier gaat u opvolging geven aan de aangenomen motie van de leden Dobbe en Boswijk (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3194) over het opvoeren van de diplomatieke druk om het beleg op El- Fasher te beëindigen?
Zoals reeds gecommuniceerd aan uw Kamer in het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli 2025 (21 501-02, nr. 3216) zet Nederland zich zowel diplomatiek als via de humanitaire organisaties, in voor het verbeteren van humanitaire toegang en het (tijdelijk) staken van vijandelijkheden in Soedan en specifiek rond El-Fasher.
Nederland heeft de zorgen over de situatie met betrokken actoren en regionale partners besproken. Ook de VN en andere humanitaire organisaties voeren continu druk uit op de strijdende partijen om de bevolking in en rond het belegerde El-Fasher te voorzien van voedsel en andere humanitaire hulp. Zo was Nederland afgelopen augustus medeondertekenaar van een verklaring4 waarin de EU en een brede groep landen expliciet opriepen tot het stoppen van de belegering van de stad.
Dit heeft helaas nog niet tot een humanitaire pauze geleid. Nederland blijft daarom binnen de internationale gemeenschap aandacht vragen voor de situatie in Soedan.
Op welke manieren ziet u mogelijkheden om diplomatie tussen de SAF en de RSF vanuit de Nederlandse overheid en de EU te ondersteunen? Bent u bereid uw inzet op dit gebied te vergroten? Zo nee, waarom niet?
De inzet die wordt gepleegd in EU verband is de meest effectieve manier om diplomatie tussen de Sudanese Armed Forces (SAF) en de Rapid Support Forces (RSF) te bevorderen en uiteindelijk een staakt-het-vuren te bereiken. De EU Speciaal Gezant heeft intensief contact met de verschillende strijdende partijen, gericht op de-escalatie en de bescherming van kritieke infrastructuur en burgers. Nederland speelt een aanjagende rol in EU verband middels de EU-kerngroep die op Nederlands initiatief is opgericht.
Op welke manieren ziet u mogelijkheden om humanitaire hulp in Sudan vanuit de Nederlandse overheid en de EU te ondersteunen? Bent u bereid uw inzet op dit gebied te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Nederland ondersteunt humanitaire organisaties bij het werk om de hoogste noden te adresseren in Soedan. Dit gaat zowel via flexibele financiering – zoals aan de belangrijkste VN-organisaties (waaronder het Wereld Voedselprogramma/WFP en UNICEF) en het Rode Kruis – als via financiering specifiek voor Soedan. Zo financiert Nederland in Soedan de Dutch Relief Alliance en haar lokale partners (EUR 6,7 miljoen), het Nederlandse Rode Kruis (EUR 1,4 miljoen) en het Soedan Humanitaire Fonds (EUR 16 miljoen), dat ook lokale burgerinitiatieven, zoals gaarkeukens ondersteunt. Hiermee is de Nederlandse landenspecifieke bijdrage aan Soedan in 2025 één van de hoogste.
Ook draagt Nederland dit jaar EUR 55 miljoen bij aan het VN Central Emergency Response Fund (CERF) dat in 2025 al USD 22 miljoen heeft vrijgemaakt voor Soedan. De EU heeft voor 2.025 EUR 160 miljoen vrijgemaakt voor humanitaire hulp in Soedan.
Daarnaast zet Nederland zich diplomatiek in om humanitaire organisaties in Soedan te ondersteunen. Zo pleiten we bilateraal en in multilaterale fora voor het belang van veilige toegang voor hulpverleners. Het evenement dat Nederland met het VK en Liberia organiseert tijdens de Algemene Vergadering van de VN in New York, zal ook aandacht vragen voor de gebrekkige humanitaire toegang in Soedan.
Bent u bekend met het bericht «Colombiaanse huurlingen duiken op in de oorlog in Sudan»?4
Ja.
Kunt u de signalen die in dit bericht genoemd worden beoordelen? Klopt het dat in Sudan Colombiaanse huurlingen meevechten aan de zijde van de RSF?
Het kabinet is bekend met de in de media verschenen berichtgeving. Deze berichten zijn verschenen in verschillende, doorgaans betrouwbare nieuwsmedia. Het kabinet kan de berichtgeving echter niet op basis van eigen informatie bevestigen of ontkrachten.
Kan betrokkenheid van de Colombiaanse regering hierin worden uitgesloten? Wordt samenwerking met de Colombiaanse regering aangegaan om straffeloosheid van deze huurlingen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Uit openbare bronnen blijkt geen betrokkenheid van de Colombiaanse regering. President Petro heeft de inzet van Colombiaanse huurlingen in Soedan scherp veroordeeld. De Colombiaanse regering werkt aan de toetreding tot de VN Internationale Conventie tegen het Werving, Inzet, Financiering en Training van Huurlingen (1989). Het wetsvoorstel wordt op dit moment behandeld in het Colombiaanse Congres.
Klopt het dat deze huurlingen worden gerekruteerd door het beveiligingsbedrijf Global Security Service Group uit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), zoals in het artikel staat omschreven?
Het kabinet is bekend met de in de media verschenen berichtgeving maar kan de berichtgeving niet op basis van eigen informatie bevestigen of ontkrachten.
Deelt u de mening dat dit een zoveelste bewijs is voor de destructieve rol van de VAE in de oorlog in Sudan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet kan niet op basis van eigen informatie bevestigen of ontkrachten dat een bedrijf uit de VAE betrokken was bij het rekruteren van huurlingen. De VAE geeft zelf aan dat de berichtgeving hierover onjuist is. Het is in algemene zin van belang om wapentoevoer en financiële stromen richting de strijdende partijen in te dammen, met als doel een eind te maken aan het geweld. Nederland pleit tot maatregelen hiertoe in EU-verband, waaronder bijvoorbeeld het oproepen tot een wapenembargo voor geheel Soedan.
Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, naleving van het internationaal humanitair recht en ongehinderde humanitaire toegang.
Nederland steunt ook het vergaren van bewijs om straffeloosheid inzake mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht tegen te gaan. Voorbeelden hier van zijn het werk van het internationaal strafhof en van de onafhankelijke Fact Finding Mission in Soedan.
Welke diplomatieke acties worden, eventueel in Europees verband, ondernomen richting de VAE om hun destructieve rol in Sudan te verkleinen?
Het kabinet spreekt binnen de brede bilaterale relatie met de VAE ook over de situatie in Soedan, zowel op politiek als hoogambtelijk niveau. In deze gesprekken wordt de bredere Nederlandse inzet ten aanzien van het conflict in Soedan, gericht op het bereiken van een staakt-het-vuren, uitgedragen. De VAE is een relevante speler met invloed om tot een einde aan het conflict en een vredesovereenkomst te komen. In bilaterale gesprekken worden zorgen uitgesproken over de humanitaire situatie ter plekke en de negatieve consequenties van het voortduren van de oorlog voor zowel Soedan, de regio als de EU. Ook zijn de zorgen over wapenleveranties van derde partijen aan de strijdende partijen in Soedan overgebracht.
Bent u bereid tot het instellen van sancties, eventueel in Europees verband, richting de VAE vanwege hun rol in Sudan? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft bij de Raad Buitenlandse Zaken van 14 april jl.6 bepleit dat de EU zich meer zou moeten inspannen om een eind aan het conflict in Soedan te bespoedigen, en dat – indien opportuun – maatregelen moeten worden overwogen om wapentoevoer en financiële stromen richting de strijdende partijen in te dammen. Dit is in lijn met eerdere oproep van Nederland tijdens de RBZ van oktober 2024 om de diplomatieke druk op te voeren door middel van een derde sanctiepakket, dat zich naast strijdende partijen ook richt op diegenen die zich in strijd met het geldende wapenembargo schuldig maken aan het bewapenen, financieren of logistieke ondersteuning bieden aan de strijdende partijen, zowel binnen als buiten Soedan.
In 2024 is EUR 5.769.026,62 aan wapens geëxporteerd aan de VAE, kan worden uitgesloten dat hier wapens onder vallen die in Sudan terecht zijn gekomen? Zo ja, op welke manier kunt u dat uitsluiten? Zo nee, waarom niet?
Nederland toetst alle vergunningaanvragen per geval en zorgvuldig conform het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole (2008/944/GBVB), met onder andere specifieke aandacht voor het risico op omleiding. Er zijn geen bij de regering bekende, verifieerbare aanwijzingen dat onder Nederland vergunningen naar de VAE uitgevoerde goederen naar Soedan zijn omgeleid. De Europese toetsingssystematiek is gestoeld op risico-inschattingen en absolute garanties kunnen niet worden gegeven.
Bent u bereid tot het instellen van een wapenembargo op de VAE vanwege het risico dat deze wapens in Sudan terechtkomen? Zo nee, waarom niet?
Een wapenembargo op de VAE is niet aan de orde. Het kabinet is van mening dat het huidige toetsingsbeleid, middels zorgvuldige individuele toetsing van vergunningaanvragen per geval, met onder andere specifieke aandacht voor het risico op omleiding, volstaat om ongewenste transacties te voorkomen.
‘Intelligence gathered by the Dutch’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) |
|
![]() |
Kan de Kamer, desnoods vertrouwelijk, de informatie die de AIVD heeft gedeeld met de Amerikaanse inlichtingendiensten en waar Shellenberger in dit interview in minuut zes naar verwijst als «intelligence gathered by the Dutch» ontvangen?1 Zo nee, waarom niet?
Indien er aanleiding is om de Kamer op de hoogte te stellen van specifieke inlichtingen, dan gebeurt dat via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
Het opzeggen van de Culturele Overeenkomst met Israël naar aanleiding van de gerichte moord op journalist Anas al-Sharif in Gaza en vier andere journalisten |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van de NOS over de gerichte moord op Anas al-Sharif en vier andere journalisten door het Israëlische leger, van de verklaring van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) waarin zij hun afschuw uitspreken en oproepen tot meer maatregelen, en tevens van de verklaring van de internationale journalistenvereniging Reporters Without Borders met eenzelfde boodschap?1 2 3
Ja.
Erkent u dat de structurele moorden door Israël op journalisten in Gaza en ander illegaal bezet gebied een ernstige schending vormen van het oorlogsrecht, de persvrijheid en het recht op informatie in Palestina en Israël? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet maakt zich ernstig zorgen over de oorlog in de Gazastrook en het hoge aantal burgerslachtoffers dat hierbij valt, onder wie journalisten.
Journalisten moeten hun belangrijke werk in vrijheid en veiligheid kunnen uitvoeren. Het kabinet roept op alle mogelijke manieren zowel Hamas als de regering-Netanyahu op om te handelen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht, waarbinnen aanvallen op burgers een ernstige schending zijn. De toenemende internationale berichtgeving over gerichte aanvallen op journalisten, hetgeen zou neerkomen op schendingen van het humanitair oorlogsrecht, baart het kabinet dan ook ernstige zorgen.
Erkent u dat de structurele moorden door Israël op journalisten passen in een breder patroon van schendingen van het oorlogsrecht en humanitair recht door Israël? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat Nederland zo veel mogelijk maatregelen moet instellen richting Israël om genocide te voorkomen en alleen dan haar eigen verplichting onder het genocideverdrag volbrengt? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de plicht zich in te spannen om genocide te voorkomen op basis van het Genocideverdrag. De manier waarop invulling dient te worden gegeven aan deze inspanningsverplichting is niet eenduidig en hangt van verschillende factoren af. Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus.
Nederland heeft al langere tijd stappen ondernomen om de situatie op de grond naar vermogen te verbeteren. Zoals ook in de Kamerbrieven van 21 januari jl., 18 juni jl., en 28 juli 2025 is omschreven, en in meerdere debatten met uw Kamer uiteengezet, zet het kabinet daarbij in op een combinatie van druk en dialoog.
Bent u bereid om uw verantwoordelijke collega-ministers in Israël die moeten toezien op de persvrijheid openlijk aan te spreken op de aantasting van persvrijheid door Israël en het geweld richting journalisten?
In rechtstreekse contacten met de Israëlische autoriteiten benadrukt het kabinet, in lijn met motie Ceder4, het belang van persvrijheid en de veilige toegang voor (internationale) journalisten tot de Gazastrook. Nederland onderstreept bovendien dat journalisten nooit tot doelwit mogen worden gemaakt. Het kabinet blijft dit doen.
Op welke manier spant u zich ervoor in om de veiligheid en persvrijheid te waarborgen van Nederlandse journalisten die verslag doen van de genocide op de Palestijnen en de illegale bezetting van Palestijns grondgebied?
Persvrijheid, en in ruimere zin vrijheid van meningsuiting, is sinds jaar en dag één van de belangrijkste prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland blijft zich hiervoor hard maken.
Naast dat Nederland dit bilateraal en multilateraal aan de orde stelt, heeft het kabinet het afgelopen jaar onder andere extra middelen (0,5 miljoen euro) vrijgemaakt voor het werk van Free Press Unlimitedin de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever en extra steun voor de onderzoekscapaciteit van het VN Mensenrechtenkantoor in de Palestijnse Gebieden (2 miljoen euro). Nederland heeft er mede voor gezorgd dat er op 21 augustus jl. een gezamenlijke verklaring5 van de Media Freedom Coalition is uitgegaan over het belang mediavrijheid en veiligheid van journalisten in Gaza.
Ten aanzien van de wereldwijd inzet op persvrijheid organiseerde Nederland samen met Free Press Unlimitedtijdens de Mensenrechtenraad in maart jl. een high level evenement over het belang van mediavrijheid en veiligheid van journalisten in conflictsituaties. Daarnaast zijn via het Safety for Voices-programma (10 miljoen euro voor 2023–2027) in 2024 meer dan tweeduizend journalisten in nood geholpen.
Bent u bereid om de Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël op te schorten om zo druk uit te oefenen op Israël en er alles aan te doen om een genocide op de Palestijnen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt dat de oorlog moet stoppen en dat de regering-Netanyahu van koers moet veranderen. Zoals ook in de Kamerbrieven van 21 januari jl., 18 juni jl., en 28 juli 2025 is omschreven, en in meerdere debatten met uw Kamer gewisseld, zet het kabinet zich daarvoor in door middel van een combinatie van druk en dialoog. Het doorsnijden van culturele banden maakt daarvan geen deel uit.
Bent u bereid om een ministeriële richtlijn op te stellen voor Nederlandse universiteiten, hogescholen en culturele organisaties om samenwerkingen met Israëlische entiteiten niet voort te zetten zolang Israël zich niet terugtrekt uit illegaal bezet gebied en niet uitgesloten kan worden dat Israël bezig is met een genocide op de Palestijnen? Zo nee, waarom niet?
De keuze van Nederlandse hoger onderwijsinstellingen en culturele organisaties om samenwerkingsverbanden aan te gaan en/of op te schorten met buitenlandse instellingen vormt onderdeel van hun institutionele autonomie. Het kabinet laat besluitvorming over samenwerkingen met Israëlische instellingen en organisaties dan ook aan hen.
Binnen de academische gemeenschap en culturele instellingen vindt een open en stevige discussie plaats over op welke terreinen, met welke instellingen en op welke manier internationaal wordt samengewerkt. Daarbij kan een instelling onder meer ethische vraagstukken, kennisveiligheidsoverwegingen en kansen op nieuwe wetenschappelijke inzichten of culturele verrijking meenemen in de besluitvorming. Voor Nederlandse hoger onderwijsinstellingen geldt dat de toenmalige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in mei 2024 een aantal uitgangspunten heeft meegegeven om mee te nemen in de besluitvorming bij het aangaan van internationale samenwerkingen. Ondertussen hebben veel Nederlandse universiteiten en een aantal hogescholen ethische commissies ingesteld of kaders ontwikkeld die adviseren of een leidraad vormen bij het aangaan, opschorten en/of opzeggen van gevoelige (internationale) samenwerkingen. Besluiten over internationale samenwerkingen en continuering daarvan worden dus zorgvuldig afgewogen.
Bent u bereid deze moord en de bredere trend van aanvallen op media door Israël te agenderen in de eerstvolgende Europese OJCS-raad en te pleiten voor concrete maatregelen die de Europese Unie kan treffen richting Israël, en bent u tevens bereid om in deze raad te pleiten voor het opschorten van het EU-Israël Associatieverdrag? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet volgt de zorgwekkende ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse Gebieden nauwgezet en beziet steeds welke stappen het kan zetten om de situatie ten goede te keren. Het kabinet is hierover ook actief in gesprek in EU-verband. Zoals de Kamer reeds is geïnformeerd in de brief van 28 juli jl.,6 zet Nederland zich in de EU in voor een opschorting van het handelsdeel van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Israël; steunt Nederland het voorstel dat de Europese Commissie heeft gedaan tot opschorting van de samenwerking tussen Israël en de European Innovation Council (EIC), een onderdeel van Horizon Europe; en blijft Nederland in samenwerking met gelijkgestemde partners aandringen op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de Israëlische illegale nederzettingen in bezet gebied, conform de motie Van Campen en Boswijk.7 Om de Nederlandse inzet op EU niveau nogmaals duidelijk te maken, is voorafgaand aan de Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 29 en 30 augustus 2025 een gezamenlijke brief met Zweden hierover aan de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Kaja Kallas, gestuurd.
Medische evacuaties uit Gaza |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Jan Paternotte (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Daniëlle Jansen (NSC), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
![]() |
Tijdens het commissiedebat van 7 augustus 2025 verwees u naar een onderzoek door twee oud-ambassadeurs over medische evacuaties vanuit Gaza; kunt u dit onderzoek, inclusief eventuele bijlagen en onderliggende correspondentie, onverwijld aan de Kamer doen toekomen? Wanneer is dit onderzoek uitgevoerd, wat was de precieze opdracht en aan wie is het gerapporteerd? Welke concrete aanbevelingen bevatte het onderzoek en op welke punten heeft het kabinet deze wel/niet overgenomen?
Tijdens het commissiedebat van 7 augustus 2025 sprak voormalig Minister Veldkamp over het door voormalig Minister Bruins Slot aangekondigde verkenning. Die werd besproken in de Raad Defensie, Internationale, nationale en Economische Veiligheid (RDINEV) van 22 oktober 2024, waarna het kabinet besloot dat ondersteuning in de regio op dat moment de voorkeur had boven opvang in Nederland. De verkenning die tijdens de RDINEV werd besproken is vertrouwelijk, en wordt niet met uw Kamer gedeeld ter bescherming van de eenheid van Kabinetsbeleid.
Is het genoemde onderzoek gedeeld met Europese partners, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) of uitvoerende hulporganisaties? Zo ja, welke reactie(s) kwamen hierop terug?
Nee.
Hoe verhoudt de conclusie uit het onderzoek – dat medische evacuaties het meest effectief zouden zijn wanneer patiënten in de regio blijven – zich tot het feit dat tal van Europese landen (waaronder België, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Spanje, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Roemenië, Slowakije, Albanië, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk) wel degelijk patiënten uit Gaza naar hun eigen ziekenhuizen overbrengen?
Over de manier waarop landen bijdragen aan medische evacuaties maakt iedere regering een eigen afweging. Het kabinet focust op het verhogen van de hulp aan patiënten en zorginstellingen in de landen in de regio om zo ernstig zieke patiënten te helpen.
Beschikt het kabinet over medische, logistieke of juridische informatie die deze landen kennelijk niet hebben? Zo ja, welke specifieke feiten of risicoanalyses leiden ertoe dat Nederland afwijkt van het beleid van genoemde landen?
Het is het kabinet niet bekend over welke specifieke informatie genoemde landen beschikken. Het kabinet richt zich op de ondersteuning van medische evacuaties in de regio, waar het kabinet mogelijkheden ziet om snel en direct een concrete bijdrage te leveren. Ook deze hulp is hard nodig in de regio.
Acht u het aannemelijk dat de situatie voor Nederland wezenlijk anders is dan voor deze landen, bijvoorbeeld qua reistijd, medische stabiliteit van patiënten of opnamecapaciteit, en kunt u dit onderbouwen met cijfers en documenten?
Zie beantwoording van vraag 4.
Hoeveel verzoeken van de WHO of via het EU Civil Protection Mechanism zijn sinds 1 januari 2024 aan Nederland gedaan om patiënten uit Gaza op te nemen, en wat was telkens de reden om deze verzoeken niet te honoreren?
In april 2024 deed de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een verzoek aan de Europese lidstaten via het EU Civil Protection Mechanism (UCPM) om patiënten uit de Gazastrook naar Europa te evacueren. Nederland krijgt deze verzoeken als EU lidstaat en heeft geen bilaterale verzoeken van de WHO ontvangen.
Erkent u dat de door u genoemde praktische bezwaren, zoals reisafstand of medische stabiliteit, ook spelen voor landen als Noorwegen, Ierland of Malta, die desondanks wél patiënten opnamen? Waarom kiest Nederland niet voor eenzelfde aanpak, desnoods voor een kleiner aantal patiënten?
Het kabinet heeft ervoor gekozen zich te richten op het bieden van diplomatieke en financiële ondersteuning voor medische evacuaties en behandeling in ziekenhuizen in de regio. Het staat buiten kijf dat de behoefte aan ondersteuning in de regio groot en acuut is, en dat Nederland daar snel een concrete en zinvolle bijdrage kan leveren.
Geldt het argument dat zorg beter in de regio verleend kan worden ook voor gevallen waarbij sprake is van ernstige complicaties en een zeer gespecialiseerde zorgvraag, zoals bij het merendeel van de medische evacuaties van kinderen naar onder andere het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk?
Ook voor deze gevallen geldt dat het wenselijker is als zij deze zorg in de regio kunnen ontvangen. Dat de capaciteit voor dergelijke zorg onder druk staat in de regio is bekend. Waar een aantal andere landen zich tevens richt op evacuatie naar hun land voor het bieden van hulp aan mensen met deze specifieke zorgvraag, zet het kabinet in op het helpen van zoveel mogelijk patiënten in de regio en het vergroten van capaciteit daartoe. Ook daarvoor zijn de noden hoog.
Bent u bereid, mede gezien de aanhoudende oproepen van de WHO en het precedent van andere Europese landen, alsnog een contingent patiënten en hun begeleiders uit Gaza op te nemen, en hierover op korte termijn afspraken te maken met ziekenhuizen en het EU-mechanisme?
Het leed van mensen die medisch geëvacueerd moeten worden is schrijnend, in het bijzonder waar het kinderen betreft. Het kabinet is vastberaden om verlichting en hulp te bieden. Zoals bekend zet het kabinet in op het helpen van zoveel mogelijk patiënten in de regio en het vergroten van capaciteit daartoe. Hiervoor zijn de noden hoog en op dit gebied kan Nederland snel een concrete en zinvolle bijdrage leveren. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden voor concrete steun. De verschillende steunmogelijkheden in de regio worden interdepartementaal in kaart gebracht, in samenwerking met Defensie en VWS.
Het kabinet spant zich in om de knelpunten die in de regio worden ervaren te verlichten. Recent heeft Nederland een aanvullende bijdrage van 3 miljoen euro aangekondigd voor de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarmee de medische ondersteuning en evacuatie van patiënten uit de Gazastrook naar landen in de regio kan worden bekostigd. Ook in 2024 stelde Nederland een bijdrage van 3 miljoen euro beschikbaar voor de WHO ter ondersteuning van medische capaciteit in de Gazastrook en de regio. Destijds heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport eveneens medische hulpmiddelen ter waarde van 1,5 miljoen euro beschikbaar gesteld aan Egypte met oog op medische evacuaties uit de Gazastrook.
Het kabinet maakt in 2025 25 miljoen euro vrij voor hulp aan mensen uit Gaza. Dit gaat om humanitaire hulp en ondersteuning voor de langere termijn, zowel in de Gazastrook als landen in de regio. Het kabinet biedt daarmee een substantiële bijdrage aan de humanitaire medische noden in Gaza. Op dit moment wordt hierin prioriteit gegeven aan medische evacuaties in de regio en ondersteuning van medische capaciteit daarbij. Uit deze reservering wordt voorts 800.000 euro vrijgemaakt ter ondersteuning van het werk van Save the Children voor patiënten die zijn geëvacueerd naar Egypte. Met deze bijdrage kan Save the Children circa 600 patiënten helpen voor een periode van één jaar.
Het kabinet identificeert verdere mogelijkheden in de regio, zoals het beschikbaar stellen van Nederlandse medische expertise voor gecompliceerde zorgvragen waar beperkte behandelcapaciteit voor aanwezig is in de regio. Daarbij wordt ook de medische capaciteit in de Westelijke Jordaanoever en landen in de regio, zoals Egypte en Jordanië in ogenschouw genomen. De nadere invulling van dit pakket voor hulp in de Gazastrook of de regio wordt te zijner tijd aan uw Kamer kenbaar gemaakt. Bovendien heropen ik het contactpunt waar partijen en medisch gekwalificeerde personen zich kunnen melden. Daar worden zij in contact gebracht met de hulpverlening in de regio die daar wordt georganiseerd door verschillende NGO’s en de WHO. Hiermee faciliteer ik de behoefte onder Nederlandse zorgprofessionals om ter plaatse in de regio een bijdrage te leveren aan de zorg voor Gazaanse patiënten. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport helpt mee door het contactpunt actief onder de aandacht te brengen van de partijen in de Nederlandse zorg.
Naast financiële ondersteuning voor medische evacuaties en behandelcapaciteit in de regio zet Nederland zich diplomatiek in richting Israël en landen in de regio voor de verruiming van mogelijkheden voor medische evacuaties uit de Gazastrook. Over deze thematiek spreek ik met Ministers van Buitenlandse Zaken van landen uit de regio.
Hoe verhoudt het Nederlandse beleid om geen patiënten uit Gaza naar Nederland te halen zich tot de recente analyse van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV), waarin wordt gesteld dat derde staten een verplichting hebben om alle redelijke maatregelen te nemen om genocide te voorkomen? Acht u medische evacuatie van (kind)slachtoffers uit een door hongersnood en oorlogsgeweld getroffen gebied een dergelijke redelijke maatregel, en zo niet, waarom niet?
Deze verplichting brengt met zich mee dat derde staten, waaronder Nederland, alle redelijkerwijs beschikbare maatregelen moeten nemen om genocide in de Gazastrook zo veel mogelijk te voorkomen. Dit omvat maatregelen die een afschrikwekkend effect kunnen hebben op degenen die genocide voorbereiden dan wel begaan. Ook het nemen van maatregelen gericht op het bijdragen aan het voortbestaan van de beschermde groep kan onder omstandigheden een invulling vormen van de verplichting tot voorkomen.
Zoals ook de CAVV beaamt, kent het internationaal recht echter geen duidelijke of vaste regels die de keuze van maatregelen ter voorkoming van genocide voorschrijven. Nederland neemt al geruime tijd maatregelen om de situatie in de Gazastrook te verbeteren en spant zich naar vermogen in om genocide te voorkomen. Er wordt telkens naar gelang de situatie ter plekke geëvalueerd welke effectieve maatregelen redelijkerwijs een invulling vormen van deze verplichting.
Hoewel medische evacuaties niet rechtstreeks zijn gericht op het «afschrikken» van de mogelijke plegers van genocide, in dit geval Israël, kunnen deze evacuaties bijdragen aan het voortbestaan van de beschermde groep. Dit betekent echter niet dat de inzet van het kabinet gericht moet zijn op het overbrengen van deze personen naar Nederland. Ook het bijdragen aan medische zorg ter plekke of in de regio kan hieronder vallen.
Daarom spant het kabinet zich, middels diplomatieke en financiële inzet, in algemene zin in voor de verruiming van mogelijkheden voor medische evacuaties uit de Gazastrook naar de regio.
Kunt u, gezien de extreme noodsituatie in Gaza, deze vragen elk afzonderlijk binnen één week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De opslag van miljoenen door Israël afgeluisterde Palestijnse belgesprekken in Nederland |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Karremans |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in «A million calls an hour», waaruit blijkt dat de Israëlische militaire inlichtingendienst Unit 8200 duizenden terabytes aan afgeluisterd telefoonverkeer van Palestijnen opslaat in het Microsoft atacenter in Middenmeer, gemeente Hollands Kroon?1
Ja.
Kunt u bevestigen of het Microsoft datacenter in Nederland daadwerkelijk wordt gebruikt voor het opslaan van deze gegevens, waaronder miljoenen opgenomen telefoongesprekken van Palestijnen in Gaza en de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever?
Ik kan niet beoordelen of het betreffende Microsoft datacenter al dan niet gebruikt wordt voor het opslaan van deze gegevens. Aanbieders van datacenters zijn niet verplicht melding te maken bij autoriteiten van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen. Uit navraag bij Microsoft blijkt dat Microsoft niet kan bevestigen of haar datacenters worden gebruikt voor het opslaan van deze gegevens. Microsoft heeft hierbij ook verwezen naar haar persbericht van 15 augustus jl.
Microsoft erkent in dat persbericht dat het recente rapport van The Guardian beschuldigingen aan het licht brengt die een volledig en dringend onderzoek rechtvaardigen. Microsoft heeft daarom een extern advocatenkantoor, Covington & Burlington LLC, met technische ondersteuning van een onafhankelijk adviesbureau, ingeschakeld om te onderzoeken of deze data daadwerkelijk bij Microsoft staat opgeslagen en, als dat het geval is, of dat dan in lijn is met de terms of service van Microsoft. Microsoft heeft ook aangegeven dat het gebruik van Azure voor de opslag van databestanden van telefoongesprekken verkregen via massa surveillance van burgers in Gaza en de West Bank verboden zou zijn volgens de voorwaarden van Azure. Microsoft zal de feitelijke bevindingen die uit dit onderzoek voortvloeien openbaar maken zodra het is afgerond.
Heeft Microsoft Nederland of Microsoft internationaal melding gedaan bij de Nederlandse autoriteiten over het type data dat in Nederlandse datacenters wordt opgeslagen in het kader van deze samenwerking met Unit 8200?
Nee. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, bestaat er geen verplichting voor aanbieders van datacenters om melding te maken bij de Nederlandse autoriteiten van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen.
Indien u dit niet kunt bevestigen, bent u bereid hier direct onderzoek naar te laten doen, inclusief overleg met Microsoft Nederland?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is vermeld, bestaat er geen verplichting voor datacenters om bij de Nederlandse autoriteiten melding te maken van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen. Microsoft verricht nu zelf onderzoek. Voor het van overheidswege onderzoeken van door derden opgeslagen data in een datacenter is een wettelijke grondslag nodig. Ik beschik daar niet over.
In algemene zin is het aan in Nederland gevestigde datacenters om te zorgen dat zij de toepasselijke wet- en regelgeving naleven. Indien zij dat niet of onvoldoende doen, is het aan de bevoegde (gerechtelijke) autoriteiten om daar een onderzoek naar in te stellen en eventueel sancties op te leggen. Deze autoriteiten zijn onafhankelijk en maken daarbij hun eigen afwegingen.
Hoe beoordeelt u de mogelijke betrokkenheid van in Nederland gevestigde datacenters bij massale, willekeurige en onrechtmatige surveillance die gebruikt wordt bij het plegen van genocide?
Zoals geantwoord op vraag 4, is het in algemene zin aan in Nederland gevestigde datacenters om te zorgen dat zij de toepasselijke wet- en regelgeving naleven. Indien zij dat niet of onvoldoende doen, is het aan de bevoegde (gerechtelijke) autoriteiten om in Nederland gevestigde datacenters daarop aan te spreken en eventueel sancties op te leggen. Deze autoriteiten zijn onafhankelijk en maken daarbij hun eigen afwegingen.
Bent u bereid om, indien bevestigd wordt dat dit datacenter in Nederland en eventueel ook andere datacenters worden gebruikt voor het opslaan of verwerken van op deze wijze verkregen data, op te treden door deze activiteiten te laten beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Microsoft doet zelf onderzoek of op basis van de algemene voorwaarden moet worden opgetreden. Op dit moment is er geen aanleiding om aan te nemen dat andere datacenters betrokken zijn. Zie in dit licht ook de antwoorden op de vragen 4 en 5.
Wat kan Nederland doen om in de toekomst dit soort situaties te voorkomen? Zijn er volgens u voldoende wetgeving en beschikbare middelen om hierop toe te zien?
In aanvulling op het antwoord op vraag 5 verwijs ik ook naar de digitaledienstenverordening, die van toepassing is op tussenhandeldiensten die worden aangeboden aan afnemers die gevestigd zijn of zich bevinden in de Europese Unie. Op grond van de digitaledienstenverordening kunnen aanbieders van tussenhandeldiensten, waaronder hostingdiensten, niet worden verplicht om de door hen doorgegeven of opgeslagen informatie vooraf te monitoren of actief onderzoek te doen naar feiten of omstandigheden die duiden op illegale activiteiten. Wel moeten zij, zodra zij kennis of besef krijgen van dergelijke activiteiten (bijvoorbeeld naar aanleiding van een melding) prompt handelen om de illegale inhoud te verwijderen. Doen zij dat niet, dan riskeren zij aansprakelijkheid.
Ook bevat de digitaledienstenverordening verschillende zorgvuldigheidsverplichtingen voor aanbieders van hostingdiensten, waaronder de verplichting om te voorzien in kennisgevings- en actiemechanismen. Toezicht op de naleving van de digitaledienstenverordening geschiedt door de autoriteiten van de lidstaat waar de hoofdvestiging in de Unie van de dienstaanbieder zich bevindt. Dit kan dus een andere lidstaat zijn dan waar een datacenter van die dienstaanbieder zich bevindt.
Indien door middel van servers op Nederlands grondgebied strafbare feiten worden gepleegd, kan de Nederlandse strafwetgeving daarop van toepassing zijn. Het is aan het OM om te bepalen of strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld.
Bent u bereid de Kamer te informeren over eventuele contracten, beveiligingsafspraken en toezichtmechanismen die gelden voor de opslag van buitenlandse militaire en inlichtingengegevens in Nederlandse datacenters?
Ik ben niet bekend met dergelijke contracten, afspraken of mechanismen en kan uw Kamer daar dan ook niet over informeren.
Erkent u dat, indien Nederlandse infrastructuur wordt gebruikt voor militaire doeleinden die kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, Nederland risico loopt op medeplichtigheid aan die schendingen? Zo nee, waarom niet?
Juridisch gezien is medeplichtigheid enkel aan de orde als een derde staat hulp of bijstand verleent aan het land dat een internationaal onrechtmatige daad pleegt. Van een dergelijke medeplichtigheid is naar mening van het kabinet in dit geval geen sprake. Wat betreft de kabinetsvisie op het concept van medeplichtigheid onder het internationaal recht stuurde de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer een brief op 12 januari 2024.2
Het bericht dat aan ISIS-gelieerde terroristen christenen onthoofden en kerken platbranden in Afrika |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat in Mozambique en Congo aan ISIS-gelieerde terroristen christenen onthoofden en kerken platbranden?1, 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat in Mozambique onlangs meerdere dorpen zijn aangevallen door terroristen, waarbij «ongelovige» christenen het doelwit waren?
Sinds 2017 wordt de noordelijke provincie Cabo Delgado in Mozambique geconfronteerd met gewelddadige conflicten veroorzaakt door extremistische groeperingen. Hoewel de veiligheidssituatie sinds de grootschalige aanvallen in 2021 aanzienlijk is verbeterd, hebben zich de afgelopen weken opnieuw meerdere gewelddadige incidenten voorgedaan. Deze aanvallen, waaronder enkele die door de Islamitische Staat (IS) zijn opgeëist, vonden plaats in verschillende delen van de provincie, onder meer in de zuidelijk gelegen districten Chiúre en Ancuabe.
De slachtoffers van deze aanvallen en de daarbij horende criminele activiteiten, zoals plunderingen, ontvoeringen en het innen van illegale tolgelden, behoren tot diverse religieuze en niet-religieuze groepen, onder wie christenen, moslims en personen zonder religieuze overtuiging.
Deelt u de analyse van het Middle East Media Research Institute (MEMRI) dat er inmiddels een stille genocide plaatsvindt gericht op christenen in Afrika? Zo nee, waarom niet?
Deze analyse wordt niet gedeeld. De slachtoffers van de onder twee genoemde aanvallen en criminele activiteiten behoren tot diverse religieuze en niet-religieuze groeperingen, waaronder ook maar niet alleen christenen.
Het vaststellen van genocide is complex, aangezien aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag moet worden voldaan. Dit houdt in dat sprake moet zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Daarnaast geldt voor het misdrijf genocide een hoge bewijslast. Volgens het beleid van het kabinet zijn bij dergelijke kwalificaties uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zwaarwegend. Daarom is het kabinet in de regel terughoudend met het kwalificeren van situaties als genocide. Dit geldt ook voor deze situatie. Het kabinet erkent en betreurt het geweld en blijft zich sterk maken voor de bescherming van religieuze vrijheid en de naleving van mensenrechten.
Wat doen de Nederlandse diplomatieke posten in Afrika om het brute geweld van de ISIS-terroristen, en andere jihadistisch tuig, tegen christenen te monitoren?
Nederlandse ambassades in Afrika monitoren geweld van onder andere ISIS en andere jihadistische en terroristische groeperingen nauwgezet en werken samen met lokale en internationale partners om te bepalen of en op welke wijze Nederland een bijdrage aan bestrijding hiervan kan leveren. In de jaarlijkse Mensenrechtenrapportage (sinds 2024 Mensenrechten, Democratie en Internationale Rechtsorderapportage, zie Kamerstuk 2025D25289) wordt gerapporteerd over de Nederlandse inzet op de prioritaire mensenrechten thema’s waaronder vrijheid van religie en levensovertuiging. Ook zet het kabinet zich in om de grondoorzaken van het geweld in internationaal verband aan te pakken. Via het Joint Initiative for Strategic Religious Action (JISRA) ondersteunt Nederland bijvoorbeeld in onder meer Nigeria, Ethiopië, Mali en Oeganda interreligieuze dialoog en lokale vredesinitiatieven, gericht op het verminderen van spanningen en het vergroten van weerbaarheid tegen extremisme.
Welke mogelijkheden ziet u om het gruwelijke geweld tegen christenen in Afrika de komende tijd op de internationale de agenda te plaatsen?
Nederland blijft het geweld tegen alle geloofsgroepen in Afrika en elders actief agenderen in bilaterale contacten en multilaterale fora, waaronder de EU en de VN-Mensenrechtenraad. Daarbij wordt samengewerkt met gelijkgezinde landen en gebruikgemaakt van netwerken zoals de International Religious Freedom or Belief Alliance. Via deze kanalen pleit Nederland voor naleving van het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, betere bescherming van religieuze minderheden en versterkte internationale inzet op conflictpreventie.