Het bericht 'EU and G7 tankers facilitating Russian oil exports, report finds' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in EUobserver over de bevindingen dat sommige EU-landen sancties tegen Rusland omzeilen inzake het transporteren van ruwe Russische olie?1
Ik heb kennis genomen van het betreffende artikel in EUobserver.
Wat is uw analyse van de bevindingen dat sommige G7 en EU-landen bijdragen aan het omzeilen van westerse sancties, de price cap op ruwe olie, door Rusland ondanks de eerder gemaakte sanctie gerelateerde afspraken?
Het verlenen van diensten aan het transport van Russische ruwe aardolie of aardolieproducten is toegestaan onder het prijsplafond. Het verhuren van een tanker, verzekeren van transport, of andere dienstverlening door een in een EU-lidstaat gevestigd bedrijf wil dus niet zeggen dat er per definitie sprake is van omzeiling of schending van sancties.
Desalniettemin is het schenden van sancties verboden en in Nederland reeds strafbaar. Signalen hierover zijn zorgelijk en het kabinet neemt deze serieus. Wanneer het in Nederland gevestigde bedrijven betreft wordt hier altijd nader onderzoek naar gedaan. Nederland vraagt in EU-verband regelmatig aandacht voor sanctieomzeiling. De Europese Commissie spreekt lidstaten erop aan als er aanwijzingen zijn dat sancties daadwerkelijk worden overtreden. De uiteindelijke handhaving is aan de betrokken lidstaten.
Hoe gaat u uw Griekse collega, nu blijkt dat tweederde van het Russische olietransport geschiedt via olietankers met Griekse registratie, duidelijk maken dat dit onacceptabel is?
Nederland is voortdurend in gesprek met EU en internationale partners om de effectieve naleving van sancties te bevorderen. Zo stond het 11de sanctiepakket tegen Rusland sterk in het teken van het Nederlandse non-paper over de aanpak van omzeiling, waarin Nederland onder andere heeft gepleit voor het opzetten van een anti-omzeiling contactpunt in Brussel om informatie-uitwisseling tussen EULS te bevorderen. Het kabinet blijft zich actief inzetten om omzeilingspraktijken, zowel binnen als buiten de EU, nog verder in te perken.
Op welke wijze gaat Nederland zich inzetten voor het dichten van de mazen nu het steeds duidelijker wordt dat Rusland verschillende mechanismes gebruikt om sancties te omzeilen en daarin stelselmatig slaagt, zelfs gebruikmakend van de Europese (transport)middelen?
Nederland blijft zich onverminderd inzetten om de druk op Rusland verder op te voeren en bestaande sanctiemaatregelen doeltreffend te handhaven. Nederland is ook in Europees verband zeer actief in het tegengaan van omzeiling, onder andere door het aanleveren van voorstellen voor nieuwe sanctiepakketten en het bevorderen van de samenwerking met derde landen om omzeiling tegen te gaan.
Bent u bereid om in EU-verband richting G7 te pleiten voor maatregelen, zoals het verlagen van de «oil cap» tot 50 Amerikaanse dollars, evenals voor een verbod op verkoop van (tweedehands) tankers, nu Griekenland de grootste verkoper ervan is, terwijl het merendeel ervan via landen zoals de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) in Rusland terechtkomen?
Ja, het kabinet is bereid dit te doen, en kijkt daarnaast ook naar alternatieven, zoals het aanscherpen van de sanctiemaatregelen rondom dienstverlening. Tevens kijkt het kabinet naar de effectiviteit en impact van sancties. Het primaire doel van het olieprijsplafond is om de inkomsten van de Russische oorlogskas door olie-export te verminderen, daarbij de wereldwijde leveringszekerheid, beschikbaarheid en betaalbaarheid van zowel ruwe olie als olieproducten in het oog houdend. Daarbij is afgesproken het prijsplafond periodiek tegen het licht te houden. Het prijsplafond is een G7-initiatief; EU- en G7-eenheid is belangrijk. Voor het kabinet liggen alle opties op tafel, niet alleen het verlagen van het prijsplafond op olie en olieproducten maar ook andere alternatieven, zoals het aanscherpen van de sanctiemaatregelen rondom dienstverlening, worden op dit moment door het kabinet onderzocht en waar mogelijk geanalyseerd op effectiviteit en handhaafbaarheid. Een eventuele verlaging van het olieprijsplafond of het introduceren van aanscherpingen of nieuwe sanctiemaatregelen zal altijd in overleg met de EU en G7-partners moeten plaatsvinden.
Het onderzoek Oxfam 'From Development to Detterence' |
|
Marieke Koekkoek (D66), Anne-Marijke Podt (D66), Don Ceder (CU), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het Oxfam onderzoek «From development to deterrence? Migration spending under the EU Neighbourhood Development and International Cooperation Instrument (NDICI)»?1
Ja, het onderzoek is bij het kabinet bekend.
Wat is uw reactie op de bevindingen van het rapport dat een aanzienlijk deel van de OS-projecten prioriteit lijken te geven aan de binnenlandse migratieproblemen van de EU, in plaats van aan de ontwikkelingsdoelstellingen waar de fondsen voor bedoeld zijn?
Official Development Aid (ODA) fondsen dienen bij te dragen aan ontwikkelingsdoelstellingen zoals vastgesteld door de OESO. Hier heeft de Europese Commissie zich aan gecommitteerd en de Commissie dient er voor te zorgen dat de vanuit NDICI gefinancierde migratieprogramma’s die bij de OESO als ODA worden gerapporteerd voldoen aan deze richtlijnen.
Vanuit de OESO wordt jaarlijks een kwaliteitscheck gedaan voordat de activiteiten gepubliceerd worden op de website van de OESO. Indien er twijfels zijn over bepaalde activiteiten, gaat de OESO hierover het gesprek aan met de Commissie en kan de Commissie gevraagd worden om deze activiteiten uit de rapportage te verwijderen. In december 2023 wordt de OESO publicatie van de ODA-activiteiten van de CIE uit 2022 verwacht. We wachten deze en toekomstige rapportages af en zullen op basis hiervan met de Commissie het gesprek aangaan.
Het Kabinet verwelkomt het concept «Casebook on activities in the field of migration» dat de OESO recent heeft opgesteld en dat poogt meer duidelijkheid te verschaffen over of migratieprojecten wel of niet aan de ODA-richtlijnen voldoen. Het Kabinet heeft hier recent feedback op geleverd op basis van onze ervaringen met migratieprojecten en zien uit naar een finale versie als gezamenlijk richtsnoer.
Migratieprogramma’s kunnen bijdragen aan de brede samenwerking tussen de EU en een partnerland. De ODA-richtlijnen erkennen dat ontwikkelingssamenwerking deel uit kan maken van een bredere beleidsdialoog met het begunstigde land, ook op het gebied van migratie. In veel gevallen zien we dat ontwikkelings- en migratiedoelstellingen elkaar kunnen versterken. Een voorbeeld is samenwerking met herkomst en -transitlanden op het tegengaan van mensenhandel ten behoeve van de bescherming van migranten. Veilige, ordelijke en reguliere migratie is immers in ieders belang. NDICI programma’s spelen daar een belangrijke rol in.
Onderschrijft u de criteria van de OESO voor het beoordelen van migratie activiteiten die worden gefinancierd vanuit ODA-budget? Bent u bereid zich ervoor in te spannen dat deze criteria al voorafgaand aan de goedkeuring van projecten worden getoetst (in plaats van achteraf)?
Ja, het kabinet onderschrijft de OESO criteria. Het is van belang om aan de voorkant de verschillende doeleinden helder te formuleren, ook ten behoeve van effectieve besteding en een transparante en gelijkwaardige dialoog met partnerlanden. De Commissie geeft aan voorafgaand een indicatieve toets uit te voeren om in te schatten of aan de ODA-criteria wordt voldaan. Nederland zal de Commissie oproepen de uitkomsten van deze toets inzichtelijk te maken in de fora waar over deze programmering wordt besloten.
Onderschrijft u dat de interceptie van migranten nooit zou moeten kunnen worden gefinancierd vanuit OS-budget? Hoe beoordeelt u in dit licht de financiering van de Libische en Tunesische kustwacht vanuit het Europese OS-budget?
Het kabinet onderschrijft de richtlijnen zoals opgesteld door de OESO. Volgens de OESO moet het hoofddoel in het geval van de maritieme activiteit worden bekeken om te bepalen of reddingen op zee in aanmerking kunnen komen voor ODA. Als het hoofddoel het beschermen van grenzen is, mogen uitgaven voor reddingen op zee niet worden meegerekend als officiële ontwikkelingshulp. Als het hoofddoel het identificeren van mogelijke behoeften voor het redden van vluchtelingen op zee is, kunnen de extra kosten voor deze operaties worden gerekend als officiële ontwikkelingshulp. De financiering van de Libische en Tunesische kustwacht zal dan ook vanuit dat oogpunt door de Europese Commissie en OESO moeten worden beoordeeld.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling om vooraf gaand aan projectgoedkeuring een analyse te maken van de risico’s op het gebied van effectiviteit en mensenrechten. Deze analyse kan dan vervolgens gebruikt worden om een kader te ontwikkelen voor mitigerende maatregelen en opschorting in gevallen van aanhoudende mensenrechtenschendingen. Het kabinet zal hier bij de Europese Commissie op aandringen.
Wat is uw beoordeling van de conclusie van de onderzoekers dat de Europese Commissie onvoldoende transparant rapporteert over de besteding van het budget voor migratie onder het EU Neighbourhood Development and International Cooperation Instrument (NDICI)? Bent u bereid de Europese Commissie in het kader van de mid-term review van het financieringsinstrument op te roepen hier transparanter, tijdiger en publiekelijk over te rapporteren en projecten in Libië en Tunesië te toetsen op mensenrechtenschendingen?
Het Kabinet acht transparantie en democratische waarborgen van groot belang. Het Kabinet zal in de EU pleiten voor verbetering van de informatievoorziening over migratieprojecten onder NDICI. Nederland zal in Brussel aandacht blijven vragen voor de OESO richtlijnen voor migratie gerelateerde activiteiten en de ODA criteria. In het kader van de mid-term evaluatie van NDICI heeft Nederland de Commissie gevraagd om inzicht in berekening van migratie gerelateerde uitgaven en inzage in de markers die worden gebruikt om uitgaven aan de migratiedoelstelling van NDICI toe te rekenen. Nederland zet zich actief in voor de noodzakelijke aandacht voor mensenrechten, risicoanalyses en due diligence bij EU-programmering, onafhankelijke monitoring van derde partijen van door de EU gefinancierde projecten en degelijke en humane onderschepping, opvang en bescherming van migranten – en zal dat ook blijven doen.
Zijn er projecten beschreven in het rapport waar Nederland direct en/of middels Team Europe initiatieven bij betrokken is? Zo ja, kunt u een overzicht geven van deze projecten en aangeven wat zij beogen?
Nederland is niet direct betrokken bij de genoemde projecten en is enkel indirect betrokken als lidstaat van de EU.
Kunt u van de projecten uit vraag zes aangeven wat de financiële bijdrage van Nederland is aan deze projecten en waaruit worden zij gefinancierd?
Zoals beschreven bij vraag 6 is Nederland niet direct bilateraal betrokken bij de financiering van deze projecten. Nederland draagt hier wel aan bij via de Nederlandse afdrachten aan de EU, waaruit het NDICI wordt gefinancierd. Momenteel draagt Nederland circa 5,9% bij aan de EU begroting.
Bent u bereid om het onwenselijke misbruik van de officieel erkende financiering ontwikkelingssamenwerking (ODA) aan te kaarten in de Raad Buitenlandse Zaken van 23 oktober?
Van misbruik is voor zover wij op dit moment weten geen sprake. De Europese Commissie heeft zich als OESO-DAC lid gecommitteerd aan de ODA-criteria. Een conclusie over of specifieke migratieprogrammering uiteindelijk als ODA zal en kan worden aangemerkt berust op het oordeel van de Commissie met een kwaliteitscheck van de OESO. In december wordt verwacht dat de OESO kwaliteitscheck over 2022 is afgerond en de ODA-activiteiten op de website zullen worden gepubliceerd. We wachten die en toekomstige rapportages af.
Het bericht ‘Former Armed Forces personnel training foreign militaries could be prosecuted under National Security Act’ |
|
Peter Valstar (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Former Armed Forces personnel training foreign militaries could be prosecuted under National Security Act»?1
Bent u bereid met het Britse Ministerie van Defensie in contact te treden om te informeren welke vormen van training geven precies strafbaar zijn gesteld onder de nieuwe National Security Act?
Kunt u deze bevindingen met de Kamer delen?
In hoeverre verschilt de reikwijdte van de aangescherpte Britse strafbaarstelling van wat in Nederland strafbaar is als het delen van gerubriceerde informatie zoals beschreven in Kamerstuk 36 200 X, nr. 88?
Bent u het met de stelling eens dat het voor de bewijsvoering eenvoudiger zou zijn als het simpelweg verboden wordt militaire training aan krijgsmachten van landen op een lijst van statelijke dreigingen te verstrekken, dan dat er bewezen moet worden dat er gerubriceerde informatie is gedeeld tijdens een trainingsactiviteit in een derde land waar Nederland mogelijk niet of maar beperkte justitiële samenwerking mee heeft?
Hoe gaat het Verenigd Koninkrijk om met het probleem zoals beschreven in vraag vijf?
Bent u het met de stelling eens dat, ook indien een voormalig militair niet actief gerubriceerde tactieken en technieken deelt met een derde land, er toch sprake kan zijn van ongewenste kennisoverdracht tijdens deelname aan trainingen van militairen uit dat land? Erkent u dat dit bijvoorbeeld al kan gebeuren doordat Chinese piloten kunnen oefenen tegen tegenstanders die in bepaalde situaties reageren zoals piloten uit een NAVO-lidstaat getraind zijn dat te doen, in plaats van op de manier waarop Chinese piloten zelf zijn opgeleid?
Hoe gaat het Verenigd Koninkrijk om met het probleem zoals beschreven in vraag zeven?
Waarom voert u zoals aangekondigd in Kamerstuk 36 200 X, nr. 88 een onderzoek uit naar aanvullende mogelijkheden om het verzorgen van training door (oud-)defensiemedewerkers die bepaalde functies hebben vervuld te voorkomen, als de Nederlandse wet volgens uw analyse in datzelfde Kamerstuk al voldoende mogelijkheden biedt om te voorkomen dat vertrouwelijke informatie wordt gedeeld met onbevoegden?
Kunt u beschrijven wat het onderzoek behelst en welke hiaten u in de huidige praktijk en wet- en regelgeving ziet die aanvullend onderzoek vragen om trainingen te voorkomen?
Wanneer kunt u de Kamer informeren over de voortgang van dit onderzoek, of op zijn minst over de opzet van het onderzoek?
De aanval van Azerbeidzjan op de Armeense enclave Nagorno-Karabach |
|
Don Ceder (CU), Stieneke van der Graaf (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe denkt u dat massale etnische zuivering van de Armeense oorspronkelijke bevolking van Nagorno-Karabach nog te voorkomen is, nu Azerbeidzjan het al maanden afgesloten gebied heeft aangevallen?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, hebben Nederland en de EU de militaire escalatie door Azerbeidzjan ten stelligste veroordeeld.1 Na de militaire aanval is de etnisch Armeense bevolking in korte tijd de Azerbeidzjaanse regio Nagorno-Karabach massaal ontvlucht. Meer dan 101.000 vluchtelingen uit Nagorno-Karabach zijn sindsdien aangekomen in Armenië.
Of sprake is geweest van een etnische zuivering is een juridisch ingewikkelde kwestie. Het kabinet zal in een separate brief op deze vraag ingaan, mede in het kader van de aangenomen motie van het Lid Ceder2 over op basis van feiten beoordelen of de vlucht van de Armeense bevolking uit Nagorno-Karabach na de blokkade van en aanval op de enclave neerkomt op etnische zuivering.
Welke actie bent u van plan te ondernemen om binnen de Europese Raad te komen tot effectieve stappen ten opzichte van Azerbeidzjan om dit scenario te voorkomen?
De EU beraadt zich momenteel allereerst op de wijze waarop Armenië gesteund kan worden. Hierover is kort gesproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 23 oktober jl. Zoals vermeld in het verslag van de RBZ stelde de Hoge Vertegenwoordiger Borrell in dit kader voor dat EDEO de mogelijkheden voor non-lethale EPF zorgvuldig zal verkennen. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheden om de Europese Unie Missie in Armenië (EUMA) te versterken met meer mensen en meer patrouilles. EDEO zal voorts, met een missie naar Armenië, de mogelijkheden voor economische steun in kaart brengen. Nederland heeft conform de motie van het lid Ceder3 in de Raad steun uitgesproken voor bovenstaande ideeën en andere EU-lidstaten opgeroepen dit ook te doen. Tevens heeft Nederland conform de motie van leden Bikker en Omtzigt aangegeven dat in geval van nieuw geweld binnen de EU gesproken moet worden over gepaste maatregelen4.
De EU zal daarnaast blijven inzetten op het faciliteren van het vredesproces teneinde te komen tot een duurzaam vredesakkoord tussen Armenië en Azerbeidzjan, waarin o.a. de territoriale integriteit van beide landen expliciet wordt erkend.
Bent u van mening dat het aanspreken van beide partijen en het oproepen van Azerbeidzjan om de uitspraken van het Internationaal Gerechtshof na te leven voldoende is geweest om Azerbeidzjan duidelijk te maken dat etnische zuivering van Nagorno-Karabach onaanvaardbaar is? Zo ja, waarom?
Zoals eerder met de Kamer gedeeld, hebben Nederland en de EU Azerbeidzjan meermaals opgeroepen om de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 22 februari 2023 na te leven.5 Na maandenlange onderhandelingen leek op 18 september jl. een akkoord bereikt over gelijktijdige opening van de Lachin-corridor en de Agdam-toegangsweg. Dit heeft niet kunnen voorkomen dat Azerbeidzjan op 19 september koos voor militaire escalatie, waarop vrijwel alle Armeense inwoners van Nagorno-Karabach de enclave binnen korte tijd hebben verlaten en hun toevlucht hebben gezocht in Armenië.
Klopt het dat de voorzitter van de Europese Commissie Von der Leyen afgelopen juli nog in Azerbeidzjan is geweest om de gasexporten vanuit Azerbeidzjan te verhogen?1 Hoe kan het dat Europa maar blijft inzetten op gasaankopen vanuit Azerbeidzjan, terwijl de afsluiting van de enclave op dat moment al maanden bezig was en terwijl bekend is dat deze gasleveranties door Azerbeidzjan worden gecompenseerd met Russisch gas?
In juli 2022 heeft de voorzitter van de Europese Commissie Ursula Von der Leyen een memorandum van overeenstemming getekend met Azerbeidzjan om de gasexport naar de EU te verdubbelen. Dit is in lijn met de EU-inzet t.a.v. diversificatie bij nieuwe strategische partners om de afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen, in het kader van de REPowerEU-strategie. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, importeerde Azerbeidzjan volgens mediaberichten via een tijdelijk contract gedurende een half jaar (november 2022–maart 2023) maximaal 1 miljard kubieke meter Russisch gas voor binnenlands gebruik.7
Blijft u voorstander van deze gasovereenkomst met Azerbeidzjan? Zo ja, waarom?
De EU-inzet op diversificatie via de REPowerEU-strategie om de afhankelijkheid van Russisch gas af te bouwen is van groot belang. Op EU niveau geldt dat gasimport uit Rusland nog niet volledig is vervangen. Hoewel het aandeel van gas uit Azerbeidzjan in de totale import in de EU relatief gering is, draagt het wel bij aan het verminderen van de gasimport uit Rusland en de leveringszekerheid in de EU. De EU importeerde in 2022 ongeveer 4% van het totale EU-verbruik aan gas vanuit Azerbeidzjan. Nederland importeert geen Azerbeidzjaans gas. Andere lidstaten, m.n. Italië, Griekenland en Bulgarije importeren in relatieve zin het meeste gas uit Azerbeidzjan8.
Bent u nog steeds van mening dat sancties niet helpen? Deelt u de mening dat het stadium waarin sancties effect hadden kunnen hebben, nu voorbij is? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft direct na de militaire escalatie en conform de motie Bikker/Omtzigt in Brussel aangedrongen op maatregelen, waaronder sancties9. Uw Kamer is hierover geïnformeerd tijdens het notaoverleg mensenrechtenbeleid op 25 september jl.10 en tijdens het commissiedebat Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken van 11 oktober jl.11. Tijdens de RBZ op 23 oktober jl. en op 13 november jl. heeft Nederland het belang benadrukt van het door de EU gefaciliteerde vredesproces, maar daarbij aangegeven dat in geval van de dreiging van nieuw geweld gesproken moet worden over gepaste maatregelen12.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden, gezien de urgentie van de situatie?
Vanwege de snelle ontwikkelingen moesten de antwoorden enkele keren aangepast worden om de meest actuele stand van zaken weer te geven.
Het artikel 'Tunesië weigert delegatie Europees Parlement toegang tot het land' |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Tunesië weigert delegatie Europees Parlement toegang tot het land»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Tunesië, het land dat Ursula von der Leyen in juni nog prees als «zeer gewaardeerde partner» van de EU, een delegatie van het Europees Parlement weigert toegang te geven tot het land?
Het kabinet acht het van groot belang dat het Europees Parlement zijn werk kan doen. Het kabinet vindt het dan ook terecht dat de EU kenbaar gemaakt heeft diep verrast te zijn door dit besluit, zeker in het licht van de EU-bezoeken van afgelopen maanden die juist als doel hadden om de dialoog te versterken tussen de EU en Tunesië.
Kan Tunesië nog als betrouwbare partner gezien worden, als het democratische verkozen vertegenwoordigers uit de EU de toegang tot het land ontzegt? Kunt u hierop reflecteren?
Gezien de migratie-uitdagingen waar zowel Tunesië als de EU mee worden geconfronteerd is het van belang dat er ruimte is voor dialoog. Het weigeren van de delegatie is wat het kabinet betreft niet bevorderlijk voor de inspanningen van de afgelopen maanden om de betrekkingen tussen de EU en Tunesië te intensiveren. Onze zorgen daarover zijn, bilateraal en in EU-verband, daarom ook opgebracht bij de Tunesische autoriteiten.
Welke stappen gaat u zowel in nationaal als Europees verband nemen om deze actie van Tunesië publiekelijk af te keuren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u reflecteren op de vraag hoe Nederland en Europa zaken kunnen doen met een dictator, die de democratisch gekozen vertegenwoordigers de toegang tot het land ontzegt en die de daarmee al wankele diplomatieke relaties verder onder druk zet?
Nederland en de EU hebben belang bij stabiliteit in Tunesië, een belangrijk land in Noord-Afrika. Het streven naar een versterkt strategisch partnerschap met Tunesië volgt uit de wederzijdse belangen op het gebied van macro-economische stabiliteit en migratie. Juist deze samenwerking biedt de mogelijkheid om met de Tunesische autoriteiten in gesprek te blijven over de gehele breedte van de relatie. Op die manier blijft Nederland zich bilateraal en via de EU inzetten voor onder andere rechtsstaatontwikkeling, respect voor mensenrechten, het creëren van werkgelegenheid (een grondoorzaak van migratie) en versterkte migratiesamenwerking.
Wat zijn volgens u de gevolgen voor het imago van de Europese Unie als dit zonder reactie blijft?
De EU heeft zich stevig uitgelaten over dit voorval, onder andere middels een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger. Het kabinet acht het passend dat de EU kenbaar gemaakt heeft diep verrast te zijn door dit besluit.
Welk signaal geven Nederland en de EU hiermee af naar Kais Saied over wat zij zullen laten passeren als het aankomt op compromissen inzake democratie en mensenrechten?
Zie het antwoord op vraag 6. De EU heeft zich stevig uitgelaten over dit voorval en zal de diplomatieke kanalen ook in de toekomst blijven benutten. De Associatieraad, die voor het einde van het jaar hervat dient te worden, behoort tot die kanalen.
Waar ligt voor u de rode lijn om de samenwerking stop te zetten?
De inzet van Nederland en de EU is erop gericht om de dialoog aan te blijven gaan met Tunesië. Gezien de uitdagingen waar zowel de EU als Tunesië voor staan, is een versterkt partnerschap noodzakelijk. Het stopzetten van samenwerking is wat het kabinet betreft dan ook niet aan de orde. Dit laat onverlet dat Nederland en de EU zich zullen blijven hardmaken voor het voeren van een brede politieke- en beleidsdialoog met Tunesië over de gehele breedte van de bilaterale en Europese relatie. Het is essentieel dat in deze dialoog óók ruimte is voor kritische geluiden en voor het bespreken van verschillen.
Kunt u deze vragen één voor één, los van elkaar, beantwoorden?
Ja.
De uitspraken van Alice Wairimu Nderitu, de Speciale Adviseur van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor de Preventie van Genocide op 4 juli jl. |
|
Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Alice Wairimu Nderitu, de Speciale Adviseur van de Secretaris-Generaal van de VN voor de Preventie van Genocide, over de situatie in Papoea, die zij heeft gedaan in haar toespraak tot de VN Mensenrechtenraad op 4 juli jl.?1
De Speciaal Adviseur van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor de preventie van genocide informeerde op 4 juli jl. de Mensenrechtenraad over de ontwikkelingen binnen haar mandaat. Zij noemt de mensenrechtensituatie in Papua zeer zorgwekkend («deeply concerning»).
Nederland beoordeelde de mensenrechtensituatie in Papua eerder al als zorgelijk, (Kamervragen 20202021-3545). Nederland geeft zich daarbij rekenschap van het feit dat de situatie in Papua zeer complex is.
Bent u het met haar eens dat de mensenrechtensituatie van Papoea’s zeer zorgwekkend blijft?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is u bekend over willekeurige arrestaties, detentie en het niet erkennen van de rechten van de oorspronkelijke Papoea-bevolking? Is er inderdaad sprake van de onteigening van inheems land?
Naast de zorgen die de Speciaal Adviseur noemt en waarover door verschillende mensenrechtenorganisaties wordt gerapporteerd, zoals intimidatie, willekeurige arrestaties en detentie van de inheemse bevolking, vallen er ook slachtoffers door geweld gebruikt door lokale gewapende groepen. Daarnaast zijn er ook uitdagingen op bijvoorbeeld sociaaleconomisch vlak.
Verschillende bronnen, zoals het World Resources Institute, geven aan dat de landrechten van de inheemse bevolking kwetsbaar zijn voor onteigening en eigendomsconflicten.
Wat weet u over de rol van buitenlandse bedrijven hierbij, waar de Speciale Adviseur over spreekt?
De Speciaal Adviseur verwijst in haar bijdrage over Papua niet naar de rol van, of het aantal, (buitenlandse) bedrijven dat hierbij betrokken is. Ik heb hiervan ook geen overzicht.
Bent u het ermee eens dat een van de wortels van de huidige problemen gelegen is in het feit dat de Papoea-bevolking nooit een werkelijke vrije keus heeft gehad tussen onafhankelijkheid of aansluiting bij Indonesië, ondanks de afspraken die daarover gemaakt zijn indertijd?
Zoals boven gesteld is de huidige situatie in Papua zeer complex. Hiervoor zijn niet een of twee oorzaken aan te wijzen; op dit moment lijkt vooral het vertrouwen tussen – en ook soms binnen – de verschillende betrokkenen en groepen, zoals de Indonesische autoriteiten, de inheemse bevolking en bewoners in Papua die daar niet oorspronkelijk vandaan komen, te ontbreken. Dit vertrouwen is nodig om – de door de Speciaal Adviseur aangemoedigde – oprechte en inclusieve dialoog te voeren waarbij onderliggende grieven kunnen worden geadresseerd.
Zoals in, onder andere, de Kamerbrief van 15 november 2005 is toegelicht, vormt het academische onderzoek van Professor Drooglever een nadere bijdrage aan de beschrijving van de eigen geschiedenis van Papua en het verloop van de gebeurtenissen rond de «Act of Free Choice». Papua is nu een onderdeel van de Republiek Indonesië en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van Indonesië.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie in Papua nauwlettend, onder andere via de Nederlandse ambassade in Jakarta. Dit is het vertrekpunt van de beoordeling van de huidige situatie en het beleid ten opzichte daarvan. De rol die Nederland kan spelen is echter beperkt. Om tot een duurzame oplossing te komen is het belangrijk dat de centrale autoriteiten en de verschillende groepen binnen de lokale inheemse bevolking met elkaar daarover in dialoog treden.
Nederland zal aandacht blijven vragen voor de situatie in Papua, zoals het tijdens de afgelopen Universal Periodic Review (UPR) van Indonesië in november 2022 heeft gedaan.
Bent u het eens met de conclusie van het bekende Drooglever-onderzoek, waarin dit ook gesteld wordt? Zo nee, waarom niet? Welke rol moet de conclusie van dit onderzoek, waartoe de Tweede Kamer in 1999 opdracht heeft gegeven, volgens u hebben in de opstelling van Nederland ten aanzien van de huidige situatie?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u een mogelijkheid om de bevindingen van dit rapport onderdeel te maken van het feitenkader aan de hand waarvan Nederland de huidige situatie beoordeelt en beleid ten opzichte daarvan bepaalt, zonder de territoriale integriteit van Indonesië ter discussie te stellen? Bent u bereid dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u de Kamer informeren over de stand van zaken rond het gesprek tussen Indonesië en de VN over een bezoek van de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan West-Papoea? Waarom heeft Indonesië dit tot nu toe geweigerd? Wat is het effect geweest van de Nederlandse oproepen hiertoe?2
Nederlandse oproepen hebben nog niet het gewenste effect gehad; de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN heeft Indonesië nog niet bezocht. De precieze redenen hiervoor zijn onduidelijk. Uit de officiële reactie van Indonesië op de aanbevelingen die zijn gedaan tijdens de UPR in november 2022 blijkt dat Indonesië nota heeft genomen («noted») van aanbevelingen die een bezoek van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aanmoedigen. Nederland blijft de mensenrechtensituatie in Papua nauwlettend volgen en zou een spoedig bezoek door de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan Papua nog steeds verwelkomen. Nederland zal zich hiervoor blijven inspannen.
De detentie van een Nederlander in Spanje |
|
Songül Mutluer (PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nederland vraagt actie van Spanje na schimmige arrestatie toerist: «Een uitzichtloze positie»»?1
Ja.
Wat heeft u tot nu toe gedaan om opheldering over deze arrestatie te krijgen? En wat gaat u daarvoor nog doen?
De zaak van betrokkene is op dit moment onder de rechter. Bovendien zijn wij gebonden aan onder andere de AVG rondom individuele casuïstiek. Wij moeten daarom – zoals gebruikelijk – terughoudend zijn in mijn beantwoording over de concrete casus.
In algemene zin heeft Nederland geen toegang tot de Spaanse informatie die ten grondslag ligt aan de Spaanse beslissingen en kunnen we ons niet mengen in de Spaanse rechtsgang. Wij kunnen u wel mededelen dat het Openbaar Ministerie het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft geïnformeerd dat betrokkene, zoals reeds bekend, niet wordt of werd verdacht van enig strafbaar feit gepleegd in Nederland en niet strafrechtelijk gesignaleerd staat of heeft gestaan. Het Openbaar Ministerie heeft deze informatie eerder al gedeeld met de advocaat van betrokkene. Betrokkene is ook niet gesignaleerd door andere Nederlandse overheidsinstanties. Voorts heeft de Nederlandse Politie van de Spaanse autoriteiten vernomen dat betrokkene niet is aangehouden op grond van informatie van de Nederlandse politie.
Staat deze man bij een van de Nederlandse diensten bekend als verdacht van, of gelieerd aan terrorisme of andere misdrijven?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend op grond van welke informatie deze man in Spanje vastzit? Zo ja, is dat informatie die vanuit Nederland is verstrekt? Zo nee, kunt u dan bij de Spaanse autoriteiten navragen wat de achtergrond van deze arrestatie is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de burgemeesters van Tilburg en Arnhem dat de genoemde inwoner van Tilburg zich in een uitzichtloze situatie bevindt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Inmiddels is betrokkene uitgezet en teruggekeerd in Nederland. Neemt niet weg dat wij ons voor kunnen stellen dat de ontstane situatie voor betrokkene een enorme impact heeft op het leven van betrokkene en zijn naasten.
Is het u bekend dat deze man inmiddels in hongerstaking is gegaan? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit reden te meer is om snel in actie te komen en helderheid in deze zaak te krijgen? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Het is ons bekend dat betrokkene in hongerstaking is geweest. Wij betreuren dit ten zeerste. Inmiddels is betrokkene uitgezet en teruggekeerd in Nederland. Aangezien de zaak van betrokkene op dit moment onder de Nederlandse rechter is moeten wij – zoals gebruikelijk – terughoudend zijn in de beantwoording over de concrete casus.
Krijgt deze man ondersteuning vanuit de Nederlandse vertegenwoordiging in Spanje? Zo ja, waaruit bestaat die ondersteuning? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken informeert Nederlandse gedetineerden over de mogelijkheid van begeleiding in het kader van consulaire bijstand. Het staat elke Nederlandse gedetineerde vrij om gebruik te maken of af te zien van consulaire bijstand. In dit geval verleende Buitenlandse Zaken consulaire bijstand aan betrokkene.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken levert geen juridische bijstand en kan zich niet mengen in de rechtsgang van een ander land. Zij kan gedetineerden alleen wijzen op de mogelijkheden voor lokale juridische hulp door een lijst te geven van namen van lokale advocaten.
Ook in dit geval heeft de ambassade betrokkene en familie gewezen op de mogelijkheid om een Nederlandse advocaat in Spanje in te schakelen. Daarnaast is betrokkene door twee medewerkers van de Nederlandse ambassade in Madrid en de Honorair Consul in Valencia bezocht. En is er regelmatig contact geweest met betrokkene, diens familie en advocaten.
Bent u bereid om contact op te nemen met uw Spaanse ambtsgenoot om opheldering over deze zaak te krijgen? Zo ja, gaat u dat dan ook op korte termijn doen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse Politie en het Openbaar Ministerie hebben zich ertoe ingespannen om de situatie opgehelderd te krijgen. Zo is er informatie gedeeld met de advocaat van de betrokkene en heeft de Nederlandse politie meermaals contact opgenomen met de Spaanse politie om erop te wijzen dat betrokkene in Nederland niet wordt verdacht van enig strafbaar feit en niet gesignaleerd staat of heeft gestaan. In het kader van de consulaire bijstand aan betrokkene heeft de Nederlandse ambassade in Madrid meermaals contact gehad met de Spaanse autoriteiten. Er is regelmatig contact geweest met betrokkene, diens familie en advocaten zoals beschreven in antwoord op vraag 7. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken hebben nauw samengewerkt om duidelijkheid te krijgen over de situatie van betrokkene.
Deelt u de mening dat, indien vaststaat dat de verdenking tegen deze man onterecht is, dat hij dan per ommegaande naar Nederland moet kunnen terugkeren?
Inmiddels is de betrokkene uitgezet en teruggekeerd in Nederland.
Deelt u de mening dat als vast is komen te staan dat personen ten onrechte gesignaleerd staan vanwege terrorisme dat die personen op een «witte lijst» moeten komen te staan om te voorkomen dat zij last blijven ondervinden van die eerdere signalering? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Een generieke oplossing, zoals de witte lijsten, ligt niet voor de hand. Tijdens de gesprekken die zijn gevoerd met de politie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd snel duidelijk dat de omstandigheden per betrokkene en/of situatie enorm uiteen kunnen lopen. Dit betekent dat om personen te kunnen ondersteunen altijd sprake is van maatwerk, waarbij mijn ministerie vanzelfsprekend in gesprek blijft met de betrokken Nederlandse instanties.
Kunt u bovenstaande vragen met spoed beantwoorden?
Ja.
Het rapport ‘Stormbreak: Fighting through Russian defences in Ukraine’s 2023 offensive’ |
|
Peter Valstar (VVD), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Stormbreak: Fighting through Russian defences in Ukraine’s 2023 offensive»?1
Ja.
Klopt het dat de veiligheidseisen die gelden op trainingsfaciliteiten van lidstaten van de Europese Unie (EU) en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) ook gelden als er Oekraïense militairen worden getraind?
Ja.
Deelt u de analyse uit het rapport dat deze veiligheidseisen soms goed passen bij een leger in vredestijd, maar beperkend werken voor realistische trainingen waar het Oekraïense leger behoefte aan heeft?
Het is evident dat de Oekraïense militairen zo realistisch mogelijk getraind moeten worden. Echter moeten deze trainingen worden georganiseerd binnen de gestelde veiligheidseisen, voortkomend uit wet- en (interne)regelgeving, waarbij ook zicht wordt gehouden op de veiligheid van de trainers. Het is ook in het belang van de Oekraïense militairen om te trainen binnen de gestelde veiligheidseisen. Immers, trainen onder onveilige omstandigheden kan onacceptabele of beperkende gevolgen hebben voor de capaciteiten en inzetbaarheid van de Oekraïense militairen. Ook optreden in het hoogste geweldsspectrum vergt aandacht voor veiligheid.
De Nederlandse eenheden die belast zijn met het geven van de trainingen, zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van risicomanagement.
Klopt het dat er strikte veiligheidseisen gelden aan het gebruik van onbemande vliegtuigjes tijdens oefeningen, en dat deze systemen daarom niet zo prevalent zijn tijdens oefeningen als boven het slagveld in Oekraïne?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat tijdens de trainingen die Oekraïense militairen van EU- of NAVO-partners ontvangen er meer nadruk is op individuele tactische vaardigheden dan de omgang met artilleriedreiging?
Het aanbod van trainingen wordt voortdurend aangepast op basis van de ontwikkelende behoeften van Oekraïne en door lessen te trekken uit eerdere trainingsactiviteiten. Op basis van de opgedane ervaring verschuift de aandacht van de trainingen steeds meer naar de realiteit en de realiteiten van het slagveld waarmee de Oekraïense militairen te maken hebben of zullen gaan krijgen.
Daarnaast doorlopen de Oekraïense militairen vaak verschillende fasen van training, waar de individuele (tactische) vaardigheden vaak aan ten grondslag liggen. Deze worden aangevuld met ander soortige trainingen.
Deelt u de mening dat de training aan Oekraïense militairen zo realistisch mogelijk moet zijn, om hen zo goed mogelijk voor te bereiden op de strijd? Hoe bent u van plan zich in te zetten voor verbeteringen op dit vlak?
Ja, het is van belang om de Oekraïense militairen zo goed mogelijk voor te bereiden op situaties waar zij daadwerkelijk mee te maken (kunnen) krijgen. Hiervoor wordt onder andere gebruik gemaakt van speciaal ingerichte trainingslocaties, bijvoorbeeld om te oefenen voor militaire operaties in bebouwd gebied of loopgraven. Dit is onder andere het geval bij de Interflex trainingen. De training van Oekraïense militairen wordt doorlopend doorontwikkeld aan de door hen aangeven operationele behoefte (zie vraag 5.).
Deelt u de analyse dat er significante tekortkomingen zijn in de trainingen die Westerse landen aanbieden voor Oekraïne op het niveau van brigadestaven?
Nee. Ik herken dit beeld niet. NAVO-bondgenoten zijn gewend om brigadestaven te trainen en zijn hier goed op toegerust. Uiteraard dient er zoveel mogelijk eenduidigheid en synchronisatie te zijn tussen de diverse trainingen die worden aangeboden. Dit wordt onder andere nagestreefd via multinationale afstemmingsbijeenkomsten gericht op de verbetering van trainingen. De trainingen worden zo goed mogelijk aangepast aan de behoeften van Oekraïne en aan de beperkt beschikbare tijd.
Deelt u de mening dat het verbeteren van de brigadestaven cruciaal is om Oekraïne grootschaliger en complexer operaties uit te laten voeren, en om nieuwe wapensystemen (waaronder in de toekomst ook F-16»s) in operaties te integreren?
Om effectief op te kunnen treden in grootschalige(r) en complexe(re) operaties, waaronder met grotere wapensystemen zoals F-16»s, zijn goed functionerende staven, zoals brigadestaven essentieel. Geleerde lessen worden toegepast in nieuwe trainingsmodules. Het beeld dat er significante tekortkomingen zijn in de manier waarop trainingen nu vorm hebben die een dergelijke integratie zou bemoeilijken, deel ik niet.
Deelt u de analyse dat staftraining gebaseerd zou moeten zijn op de manier waarop Oekraïense brigadestaven daadwerkelijk functioneren, en niet op tekstboeken hoe ze dat volgens een NAVO-doctrine zouden moeten doen?
Nee. Uiteraard vormt het functioneren van de Oekraïense krijgsmacht en hun ervaring in de oorlog tegen Rusland de basis van de trainingen. Tegelijkertijd wil Oekraïne zijn krijgsmacht vernieuwen. Aansluiting bij de NAVO is het uiteindelijke doel en daarom zijn trainingen gericht op het aanleren van NAVO-werkwijzen en -doctrines waar dit nuttig is.
Hoe bent u van plan zich in te zetten voor een accurater beeld van hoe Oekraïense brigadestaven functioneren en een vertaling hiervan naar trainingen die Westerse landen aanbieden? Bent u bereid, gebaseerd op de aanbevelingen uit het rapport, te pleiten voor verbetermaatregelen bij relevante gremia zoals de EU-trainingsmissie voor Oekraïne?
Nederland draagt geregeld bij aan brigadestaftrainingen die Duitsland via de Militaire Assistentie Missie (EUMAM) voor Oekraïne aanbiedt. Vanuit deze bijdrage en deelname aan internationale afstemmingsoverleggen van o.a. het Ukraine Defense Contact Group (UDCG), Security Assistance Group Ukraine (SAG-U) en EUMAM Oekraïne streven we ernaar om dit proces zo goed mogelijk te ondersteunen en waar nodig te verbeteren.
Levering van munitie met verarmd uranium door de VS aan Oekraïne |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht: «Munitie met verarmd uranium naar Oekraïne»?1
Nederland heeft in 2022 voor resolutie A/RES/77/49 (Effects of the use of armaments and ammunitions containing depleted uranium) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) gestemd. Deze resolutie benoemt dat geen wetenschappelijke consensus bestaat over de langetermijneffecten van wapens en munitie met verarmd uranium. Nederland onderschrijft daarom, conform de resolutie, het belang van verder onderzoek naar de gezondheids- en milieueffecten van het gebruik van wapens en munitie met verarmd uranium.
Vanwege de wetenschappelijke onzekerheden over de gevolgen van het gebruik wapens en munitie met verarmd uranium, steunt Nederland inderdaad een voorzorgsbenadering. Dit betekent dat de Nederlandse strijdkrachten geen gebruik maken van munitie met verarmd uranium en dat Nederland deze ook niet levert aan andere landen.
Zoals de resolutie echter benoemt, is er geen internationaal verbod op het gebruik van deze wapens. In combinatie met de wetenschappelijke onzekerheden, maken andere landen andere keuzes in dezen.
Nederland spreekt daarom geregeld met internationale partners, inclusief de VS, over het belang om (potentieel) gevaarlijke stoffen te vervangen door on- of minder gevaarlijke alternatieven.
Hoe oordeelt u over het leveren van 120 mm munitie met verarmd uranium door de Verenigde Staten (VS) aan Oekraïne? Hebt u de VS op de hoogte gebracht van uw inzichten in de risico’s voor de volksgezondheid? Zo ja, wat was de reactie? Zo neen, wilt u dat alsnog doen?
Zie antwoord vraag 1.
Kent u de opvatting van het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA), dat het gebruik van munitie met verarmd uranium op lange termijn voor burgers nadelige gevolgen kan hebben, zoals ook bleek na de invasie in Irak?2
In de issue brief van het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) waar u naar verwijst («Assessing Effects of Depleted Uranium: The IAEA Role») wordt gesteld dat het Agentschap na gezamenlijk onderzoek met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het VN-Milieuprogramma (UNEP) heeft geconcludeerd dat de aanwezigheid van residuen van verarmd uranium in het milieu geen radiologisch gevaar vormt voor de bevolking van getroffen regio’s.2
Herinnert u zich uw steun aan resolutie 65/55 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) over de gevolgen van gebruik munitie met verarmd uranium die op 13 januari 2011 is aangenomen, waarin besloten is de gevolgen van gebruik van munitie met verarmd uranium te onderzoeken?3
Ja.
Erkent u dat de conclusies van het IAEA voldoende moeten zijn om van het gebruik van munitie met verarmd uranium af te zien? Bent u bereid dit onderwerp in de Algemene Vergadering van de VN aan de orde te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening van Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie (NVMP)-Artsen voor Vrede dat Nederland het gebruik van verarmd uranium uitdrukkelijk moet veroordelen?4
Zie antwoord vraag 1.
Steunt u nog steeds de «voorzorgsbenadering» inzake verarmd uranium? Zo ja, bent u het eens dat een internationaal moratorium noodzakelijk is vanwege de schadelijke langetermijneffecten ervan (als gevolg van de radioactiviteit van munitie met verarmd uranium)?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe voorkomt u escalatie van de oorlog, als bondgenoten steeds verder gaan in levering van omstreden wapens, zoals clusterbommen en munitie met verarmd uranium?
Het kabinet hecht eraan te onderstrepen dat deze oorlog enkel te wijten is aan de Russische invasie van Oekraïne. Rusland kan deze oorlog morgen stoppen door haar troepen terug te trekken, de vijandelijkheden te staken en de Oekraïense soevereiniteit te respecteren.
Rusland blijft echter doorgaan met deze aanvalsoorlog. Dat schept de noodzaak voor Nederland, bondgenoten en partners, om Oekraïne militaire steun te blijven leveren. Alleen zo kan Oekraïne zichzelf verdedigen tegen Russische agressie. Deze steun is in lijn met het internationaal recht en bij het leveren van steun houden Nederland, bondgenoten en partners voortdurend oog voor escalatierisico’s.
Er is overigens geen indicatie dat de levering van munitie met verarmd uranium resulteert in verdere escalatie. Dit was bij de levering van dit type munitie door het Verenigd Koninkrijk eerder dit jaar ook niet het geval.
De juridische positie van Taiwan in het kader van de komende Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (78e zitting) |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Een van de prominente onderwerpen van de komende 78e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) is het herstel van vertrouwen en het opnieuw aanwakkeren van de mondiale solidariteit, deelt u de mening dat de agressieve houding van China ten opzichte van Taiwan een bedreiging vormt voor de globale stabiliteit in ruime zin?
De recente toename van Chinese militaire activiteiten rond Taiwan is zorgelijk. Het is voor de hele wereld van belang om een open conflict tussen China en Taiwan te vermijden. Het zou een tragedie zijn voor alle direct betrokkenen, maar ook grote mondiale repercussies hebben. Dit punt brengt Nederland regelmatig op in bilaterale gesprekken met China.
Nederland en de EU dienen dan ook, waar mogelijk, bij te dragen aan de-escalatie en behoud van de huidige status quo. Het Taiwan vraagstuk moet op vreedzame wijze tussen betrokken partijen worden opgelost, waarbij rekening gehouden moet worden met de wensen van de Taiwanese bevolking.
Hoe luidt de officiële interpretatie van de Nederlandse regering van de VN-resolutie 2758 als het gaat om de rechtstatelijke positie van Taiwan en de betrekking ervan bij de relevante procedures van de VN?
Resolutie 2758 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 25 oktober 1971 erkent vertegenwoordigers van de regering van de Volksrepubliek China als de enige wettige vertegenwoordigers van China bij de Verenigde Naties en daaraan gelieerde internationale organisaties. De resolutie, die ook door Nederland werd gesteund, vormt een van de grondslagen voor het Nederlandse één-Chinabeleid, zoals toegepast door de Nederlandse regering in haar buitenlands beleid, waaronder in relevante procedures in internationale organisaties, zoals de VN.
Bent u bereid om zich op regeringsniveau in te zetten voor de erkenning van de positie van Taiwan binnen de VN, waarbij toelating van Taiwanese individuen en journalisten om relevante bijeenkomsten van de aankomende Algemene Vergadering bij te wonen en te verslaan een goede eerste stap zou zijn?
Het kabinet is, met in achtneming van het Nederlandse één-Chinabeleid en samen met gelijkgestemde landen, voorstander van betekenisvolle deelname van Taiwan aan internationale organisaties en bijeenkomsten waar dit in het belang is van de internationale gemeenschap én waar statehood geen vereiste is. Dit vergt maatwerk en overleg met partners vanwege de status van Taiwan. Zie ook de beantwoording van de vragen van het lid Van der Staaij (SGP) over Taiwan en China van 9 augustus 2022 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3809).
Volgend jaar vieren we het 400-jarig jubileum van onze betrekkingen met Taiwan, kunt u aangeven of dit vorm kan krijgen in samenwerking met de regering van Taiwan?
Binnen de kaders van het één-Chinabeleid onderhoudt Nederland goede economische, culturele en wetenschappelijke betrekkingen met Taiwan. Activiteiten rondom het 400-jarig jubileum met Taiwan in dit kader zijn dan ook in voorbereiding.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
De antisemitische uitlatingen van de Palestijnse president Abbas |
|
Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Veroordeelt u de antisemitische uitlatingen van de Palestijnse president Abbas die hij recent op de Palestijnse televisie heeft gedaan?
Het kabinet veroordeelt de antisemitische uitlatingen van de Palestijnse president Abbas en heeft deze afkeuring zowel in EU-verband als bilateraal overgebracht.
Bent u van plan president Abbas te laten weten hoe het kabinet over dergelijke antisemitische narratieven denkt en hoe, en in welke bewoordingen bent u van plan dit te gaan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Is dit voor het eerst dat hij of andere Palestijnse leiders dergelijke uitspraken doet, of bent u bekend met eerdere gevallen hiervan? Zo ja, kunt u daar een overzicht van geven?
Het kabinet houdt geen overzicht bij van alle uitspraken van Palestijnse leiders. Waar in het verleden dergelijke uitspraken zijn gedaan, heeft Nederland zich hiertegen ferm uitgesproken.
Bent u van oordeel dat de president zich bovendien schuldig maakt aan geschiedvervalsing door te stellen dat Israël zelf door middel van geweld Joden in Arabische landen ertoe heeft gebracht naar Israël te vluchten? Wat zijn de werkelijke historische feiten en hoe beoordeelt u dergelijke geschiedvervalsing?
Het kabinet deelt de opmerkingen van president Abbas over de geschiedenis van de Jodenvervolging niet. Dergelijke geschiedvervalsing is onacceptabel.
Wat voor relatie kan Nederland onderhouden met een president die stelt dat de Joden de genocide door Hitler aan hun eigen gedrag te danken hebben? Bent u het eens dat dit gedachtegoed van de Palestijnse president gevolgen dient te hebben voor de Nederlandse betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit? Zo nee, waarom niet?
De Palestijnse Autoriteit ontvangt geen begrotingssteun van de Nederlandse overheid. Wel zet Nederland zich, met het oog op de tweestatenoplossing, via de VN en partnerorganisaties in om de Palestijnse rechtsorde te versterken, toegang tot water en land te vergroten en voor de economische ontwikkeling van de Palestijnse Gebieden. Om dit effectief te doen werkt de Nederlandse overheid ook samen met de Palestijnse Autoriteit. Een direct verband leggen tussen de verwerpelijke uitspraken van president Abbas en deze steun acht het kabinet onwenselijk, omdat intrekking ernstige gevolgen zou hebben voor het Palestijnse volk. Daarnaast zou dit de instabiliteit op bijvoorbeeld de Westelijke Jordaanoever vergroten, hetgeen in de huidige situatie zeer onwenselijk is.
Hoeveel directe steun ontvangt de Palestijnse Autoriteit jaarlijks van Nederland en hoe verhoudt deze steun zich volgens het kabinet met dit soort gedachtegoed dat de president van de Palestijnse Autoriteit er op nahoudt? Of maken zijn opvattingen daarvoor niet uit?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het feit dat president Abbas met deze geschiedvervalsing het recht van Joden om een eigen land te hebben in het gebied waar ze hun historische wortels hebben in twijfel trekt?
De Nederlandse overheid steunt het bestaansrecht van Israël en zet zich actief in voor een tweestatenoplossing volgens de grenzen van 1967. Ook president Abbas spreekt zich met regelmaat uit voor de tweestatenoplossing. De recente escalatie van het conflict in de regio bewijst het belang van een tweestatenoplossing.
Gaat de Nederlandse delegatie zich bij de komende Verenigde Naties (VN)-vergadering die ook toegesproken zal worden door President Abbas, uitspreken tegen dit soort antisemitisme? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
De Nederlandse afkeuring is reeds overgebracht in EU-verband en in bilateraal verband. Daarnaast heeft de Nederlandse delegatie zich tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigende Naties (AVVN) in contact met de Palestijnse delegatie ook uitgesproken tegen antisemitisme.
Mogelijke plaatsing van Amerikaanse kernwapens in Groot-Brittannië |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van mogelijke plaatsing van Amerikaanse tactische kernwapens in Groot-Brittannië?1
Ik heb kennis genomen van het artikel in The Guardian.
Kunt u aangeven sinds wanneer de afspraken van Groot-Brittannië met de Verenigde Staten (VS) gelden en op basis van welke juridisch geldige overeenkomst tactische kernwapens in Groot-Brittannië worden geplaatst?
Het kabinet kan hier geen commentaar op geven, het betreft een bilaterale kwestie tussen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Beide landen zijn overigens erkende kernwapenstaten onder het Non-Proliferatieverdrag (NPV).
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen d.d. 26 april 2023 waarin u stelt dat de plaatsing van Russische tactische kernwapens in Wit-Rusland in strijd is met het Non-Proliferatieverdrag (NPV) en waarin u tevens stelt dat denuclear sharing arrangementsvan de NAVO in lijn zijn met het NPV omdat die afspraken al tijdens de totstandkoming van het NPV golden?2
In de antwoorden op de Kamervragen van het lid Futselaar d.d. 26 april 2023 wordt aangegeven dat het door Rusland geuite voornemen om nucleaire wapens in Belarus te plaatsen dateert van na de inwerkingstelling van het NPV en ingaat tegen de achtergrond en geest van het Boedapest Memorandum van 1994. Ook is aangegeven dat de Russische aankondiging, net als eerdere nucleaire retoriek, onverantwoord en destabiliserend is.
Deelt u de opvatting dat mogelijk aanstaande plaatsing van Amerikaanse tactische kernwapens in Groot- Brittannië in strijd is met het NPV? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u er bij de Britse regering op aandringen van plaatsing af te zien?
De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zijn beide kernwapenstaten onder het NPV. De artikelen 1 en 2 van het NPV gaan niet over de relatie tussen de NPV kernwapenstaten.
Hebt u kennisgenomen van Russische dreigementen om tegenmaatregelen te nemen tegen plaatsing van Amerikaanse kernwapens in Groot-Brittannië? Hebt u meer informatie over wat dat zou kunnen zijn? Zo ja, wat?
Ja, het kabinet heeft kennis genomen van de Russische dreigementen. Deze dreigementen passen in een patroon van retoriek die het kabinet zeer onverantwoord acht.
Deelt u de opvatting dat plaatsing in Groot-Brittannië van Amerikaanse kernwapens een escalatie is van militair-politieke situatie in Europa? Zo ja, bent u bereid er bij de Britse regering op aan te dringen van plaatsing af te zien? Zo nee, hoe voorkomt u een nodeloze wapenwedloop?
Nee, het kabinet is niet van mening dat een eventuele plaatsing van Amerikaanse kernwapens in het Verenigd Koninkrijk een escalatie is. De escalatie van de militair-politieke situatie in Europa komt van Russische zijde door onder andere de illegale invasie van Oekraïne, de modernisering en uitbreiding van militaire capaciteiten en het schenden, opschorten en opzeggen van verschillende wapenbeheersingsverdragen.
Ziet u aanleiding in deze escalatie om in Oost- en West-Europa diplomatieke initiatieven te nemen om escalatie te voorkomen en tot kernontwapening te komen? Zo ja, welke initiatieven?
Hoewel het huidige internationale veiligheidsklimaat de inzet op wapenbeheersing en ontwapening aanzienlijk bemoeilijkt, blijft Nederland zich inzetten voor alomvattende, onomkeerbare en controleerbare nucleaire ontwapening. Dit is in lijn met artikel VI van het NPV. Dit gaat hand-in-hand met inspanningen om de internationale wapenbeheersings- en non-proliferatiearchitectuur te versterken. Nederland neemt daartoe deel aan tal van formele en informele multilaterale overleggen, zoals de NPV toetsingscyclus, het CEND initiatief, de ontwapeningsconferentie in Geneve, en de eerste commissie van de VN in New York.
Dubieuze investeringen in wapenbedrijven |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «High-risk arms trade and the financial sector», waaruit blijkt dat Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars afgelopen jaren miljarden euro’s hebben belegd in wapenbedrijven die wapens leveren aan hoogrisicolanden?1
Ja.
Deelt u het uitgangspunt van de opstellers van het rapport dat wapenexport naar hoogrisicolanden problematisch is, in het bijzonder de wapenleveranties aan oorlogvoerende partijen in Jemen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft een actief exportcontrolebeleid om te voorkomen dat export van Nederlandse militaire goederen ongewenste gevolgen heeft. Het kabinet past daarom een strikte en zorgvuldige toets toe van deze export aan de criteria van het Europese wapenexportbeleid. Op die manier kan onder andere worden voorkomen dat Nederlandse goederen in het conflict in Jemen worden ingezet.
Hoe beoordeelt u de beleggingen van deze instellingen in het licht van hun verantwoordelijkheid om mensenrechten te respecteren zoals vastgelegd in de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO-richtlijnen)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet verwacht van alle bedrijven, waaronder financiële instellingen, dat zij in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) ondernemen. Het naleven van de OESO-richtlijnen en UNGP’s door middel van due diligence (gepaste zorgvuldigheid) houdt concreet in dat financiële instellingen beleid opstellen met betrekking tot duurzaamheidrisico’s, de potentiële en daadwerkelijke negatieve effecten van hun handelen op mens en milieu in kaart brengen, hun invloed aanwenden om deze risico’s of schendingen te voorkomen of aan te pakken, de activiteiten hierop te monitoren en hierover transparant te rapporteren. Met inachtneming van de OESO-richtlijnen en UNGP’s maken pensioenfondsen en verzekeraars zelfstandig een afweging over hun beleggingskeuzes. Veel van de Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars hebben de afgelopen jaren in hun respectievelijke Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (IMVB)-convenant stappen gezet om gepaste zorgvuldigheid te borgen in hun beleggingsbeleid en beleggingspraktijk. Dit betreft een doorlopend proces dat continue aandacht zal vragen van deze financiële instellingen. Ik moedig hen aan hierop gezamenlijk in sectorverband te blijven acteren.
Kunt u aangeven of u de in het rapport genoemde beleggingen van pensioenfondsen en verzekeraars in lijn acht met eerder opgestelde aanbevelingen over beleggingen in de defensiesector in het Convenant Verzekeringssector in het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)?2
In de kern is het themakader «controversiële wapens en wapenhandel met hoog-risico landen» (ontwikkeld door de partijen bij het IMVB-convenant in de verzekeringssector) bedoeld voor het bieden van handvatten die kunnen helpen bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid op de beleggingsportefeuille. Het kader dient niet gezien te worden als een verplichting voor verzekeraars, of andere partijen, maar als hulpmiddel of handreiking ter ondersteuning van de verzekeraar om aan de slag te gaan met beleggingsbeleid op dit thema.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de pensioenfondsen en verzekeraars om erop aan te dringen dat de beleggingen in wapenbedrijven die leveren aan hoogrisicolanden, worden teruggetrokken? Zo nee, waarom niet?
In algemeenheid – en los van casuïstiek omtrent hoog-risicolanden – ziet het kabinet het belang van een sterke defensie-industrie, bijvoorbeeld om staten in staat te stellen zich te verdedigen op basis van het VN handvest of andere legitieme veiligheidsbehoeften na te streven. Toegang tot financiering – binnen de kaders van IMVO – is noodzakelijk voor deze industrie om landen zoals bijvoorbeeld Oekraïne in staat te stellen om voorraden aan te vullen en capaciteit op te bouwen.
Meer specifiek in antwoord op uw vraag, moedigt het kabinet financiële instellingen aan om doorlopend kritisch naar hun beleid te kijken en om te bezien of zij hier verbeteringen in kunnen en moeten doorvoeren. Tijdens de looptijd van de IMVB-convenanten Pensioenfondsensector en Verzekeringssector is er door mijn voorganger en op ambtelijk niveau met deze sectoren gesproken over hun beleggingen in wapenbedrijven en de mogelijkheden die zij hebben om gepaste zorgvuldigheid toe te passen. De precieze invulling van het beleggingsbeleid blijft echter de verantwoordelijkheid en keuze van de pensioenfonds- en verzekeraarsbesturen zelf. Dit geldt ook voor de beslissing in welke bedrijven zij investeren. Ik zie daarom geen aanleiding om nu opnieuw met deze financiële instellingen in gesprek te gaan over hun beleggingen in wapenbedrijven.
Het schieten met een pistool en mitrailleur op een foto van mijn hoofd |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het filmpje1 waarin een man met een pistool en vervolgens mitrailleur kogels op mijn hoofd schiet en vervolgens in brand steekt?
Ja.
Wat is uw oordeel hierover?
Bedreigingen, ongeacht of deze uit binnen- of buitenland komen, en in het bijzonder die gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. De beelden zijn verwerpelijk. Volksvertegenwoordigers moeten vrij en veilig hun werk kunnen doen. Daar zullen wij ons altijd voor inzetten.
Bent u hierover door de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) geïnformeerd?
Zoals bij uw Kamer bekend kunnen er over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, alsmede informatie over concrete dreigings-casuïstiek en beveiligingsmaatregelen van personen, in het openbaar geen uitspraken worden gedaan. Zoals aangegeven bij vraag 1 heb ik kennisgenomen van deze beelden en keuren wij deze nadrukkelijk af.
In het algemeen kan ik wel opmerken dat door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie doorlopend, zowel desgevraagd als ongevraagd, dreigingsproducten worden opgesteld. Op basis van de dreigingsproducten worden, indien daar aanleiding toe is, passende maatregelen getroffen.
Vindt u dit inmiddels zo normaal dat u er publiekelijk over zwijgt?
Nee, nooit.
Welke stappen zijn ondernomen om de dader met spoed op te sporen?
Als Minister van Justitie en Veiligheid kan ik niet ingaan op individuele zaken, dit om politieke bemoeienis te voorkomen. Dat geldt niet alleen hier en in dit soort zaken, maar in alle individuele zaken van het Openbaar Ministerie.
De heer Wilders zal op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen.
Bent u bereid – indien dit filmpje uit Pakistan komt – de Pakistaanse ambassadeur te ontbieden en onmiddellijk medewerking te vragen aan het opsporen en vervolgen van de persoon uit het filmpje? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet doet er alles aan wat in zijn macht ligt om een einde te maken aan deze bedreigingen en de risico’s ervan voor de heer Wilders te mitigeren.
Indien dit filmpje inderdaad uit Pakistan komt dan zullen de ernstige zorgen en afkeuring van het kabinet worden overgebracht aan de Pakistaanse ambassadeur.
Een eventuele vervolging zou kunnen leiden tot een verzoek om rechtshulp aan de autoriteiten van Pakistan.
Indien Pakistan opnieuw medewerking met de Nederlandse autoriteiten weigert bent u dan bereid de Pakistaanse ambassadeur uit te wijzen? Zo nee, waarom niet?
We zullen er alles aan doen om de daders te pakken en te berechten. Zoals ik eerder heb aangegeven moeten volksvertegenwoordigers vrij en veilig hun werk kunnen doen. Het is belangrijk om in contact te blijven met de Pakistaanse autoriteiten, ook om de daders te kunnen pakken en te berechten. Uitwijzen van een ambassadeur is een zeer zwaar middel dat ertoe leidt dat de contacten met de autoriteiten van het land in kwestie ernstig zullen worden bemoeilijkt.
Wilt u deze vragen apart en met spoed binnen 48 uur beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Clustermunitie |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de aankomende bijeenkomst, van 11 tot 14 september, van staten aangesloten bij de Conventie over Clustermunitie (CCM)? Neemt Nederland hieraan deel? Zo ja, wat is dan uw inzet?1
Ja, ik ben op de hoogte van deze bijeenkomst. Vertegenwoordigers van Nederland hebben aan de bijeenkomst deelgenomen. De inzet van Nederland was in lijn met de verplichtingen van het Verdrag inzake clustermunitie en de door Nederland onderschreven politieke documenten in dat kader. Zo heeft Nederland ieder gebruik van clustermunitie ontmoedigd.
Bent u van plan, net als in andere jaren, het gebruik van clustermunitie door alle partijen te veroordelen, dus ook door Rusland en Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft in de openingsverklaring ieder gebruik van clustermunitie ontmoedigd. Hierbij is ook de context geschetst waarbinnen het Oekraïense gebruik van clustermunitie plaatsvindt, namelijk de Russische agressie waartegen Oekraïne zich verdedigt.
Ziet u in de bepalingen van de Conventie over Clustermunitie een verplichting voor de aangesloten staten om inzet van clustermunitie te ontmoedigen? Hoe geeft Nederland hier uiting aan nu er oorlog in Europa woedt?
Ja, Nederland ziet dit als een inspanningsverplichting. Zo ontmoedigt Nederland ieder gebruik van clustermunitie en draagt dat ook uit. Samen met andere landen die partij zijn bij het Verdrag inzake clustermunitie zet Nederland zich in voor de universele toepassing van dit verdrag. Nederland zal deze lijn blijven uitdragen in gesprekken met landen die de normen van het verdrag niet naleven, ook als deze zelf geen verdragspartij zijn.
Bent u bereid de levering van clustermunitie aan Oekraïne door Turkije en de Verenigde Staten (VS) te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Alleen partijen bij het Verdrag inzake clustermunitie zijn gehouden aan de bepalingen daarvan. Nederland heeft zich daaraan gecommitteerd en ontmoedigt de levering van clustermunitie. Voor niet-Verdragspartijen bestaat echter geen verbod om clustermunitie te leveren aan Oekraïne.
De gebrekkige betrokkenheid bij de sanctiehandhaving |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Onderschrijft u de inhoud van het artikel «Ministerie van Wopke Hoekstra liet het in Brussel «afweten» na het uitbreken van de Oekraïne-oorlog»?1 Zo nee, welk onderdeel is feitelijk niet juist?
Ik onderschrijf de strekking van het artikel niet. Het kabinet, inclusief de Minister en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, heeft zich sinds het uitbreken van de Oekraïne-oorlog dagelijks hard ingezet en blijft dat doen. Daarbij blijft het uitgangspunt dat Oekraïne onze steun verdient, voor zolang dat nodig is. Naast steun aan Oekraïne is de Nederlandse inzet erop gericht het vermogen van Rusland om de oorlog voort te zetten aan te pakken.
In de periode waarnaar verwezen wordt werd in EU-verband in veel vergaderingen over verschillende (deel)onderwerpen van sancties gesproken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken was hierbij aanwezig, was hiervan op de hoogte en/of leverde input voor de Nederlandse deelnemer(s). De ingestelde sancties tegen Rusland zijn van dien aard dat ook onderdelen van de Rijksoverheid die daarvoor niet of in mindere mate met sancties te maken hadden, daar toen bij betrokken werden. Afhankelijk van het precieze onderwerp van de vergadering werd de Nederlandse delegatie vastgesteld.
Is het juist dat uw ministerie «tot vier keer toe» weigerde deel te nemen aan formele gesprekken over de uitvoering van sancties?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1, werd per geval bekeken op basis van de agenda en de gevraagde expertise de delegatie vastgesteld.
Waarom waren er onder uw leiding als coördinerend bewindspersoon voor het begin van de Russische invasie op 24 februari 2022 en in de eerste weken daarna geen adequate afspraken gemaakt tussen de betrokken ministeries over de sanctiehandhaving? Hoe rijmt u dit met het belang dat u publiekelijk toekende aan effectieve sancties?
In de eerste weken na de invasie is er een ongekende hoeveelheid aan nieuwe sanctiemaatregelen tegen Rusland van kracht geworden. De ingestelde sancties zijn van dien aard dat ook onderdelen van de Rijksoverheid die daarvoor niet of in mindere mate met sancties te maken hadden, daar toen bij betrokken werden. Afhankelijk van het precieze onderwerp van de vergadering werd de Nederlandse delegatie vastgesteld. Over de precieze inspanningen is in het Kamerdebat en de Kamerbrief van 31 maart/1 april 2022 een toelichting gegeven (Kamerstuk 36 045 nr. 59). Sindsdien is uw Kamer regelmatig geïnformeerd over de doorgevoerde verbeteringen en de versterkte interdepartementale coördinatie (Kamerstukken 36 000 V, nr. 56 en 36 045 nrs. 61, 104, 120 en 158).
Bent u het eens met de stelling dat u tussen 24 februari 2022 en 31 maart 2022 (het Kamerdebat over sanctiehandhaving) zodanige steken heeft laten vallen bij het coördineren van het sanctiebeleid, dat Russische oligarchen op de sanctielijst mogelijk de dans zijn ontsprongen? Welke bezittingen zijn als gevolg daarvan niet bevroren?
Zoals ook te lezen in het rapport van nationaal coördinator Blok zijn er geen aanwijzingen dat er bevriezingen zijn gemist (Kamerstuk 36 045 nr. 72). De rapportage hierover was destijds niet op orde maar is dat inmiddels wel. De Kamer is hierover regelmatig geïnformeerd.
Heeft u de Kamer wel juist geïnformeerd, als u stelde dat u «bepaald niet Laisser-faire» bent geweest? Erkent u dat een heel ander beeld uit de onthullingen naar voren komt?
Zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag 1 heeft het kabinet, inclusief de Minister en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zich sinds het uitbreken van de Oekraïne-oorlog dagelijks hard ingezet en blijft dat doen. Deze inzet is regelmatig en uitvoerig aan uw Kamer gecommuniceerd.2
Hoe verloopt de implementatie van de aanbevelingen van Stef Blok? Erkent u dat veel van deze zaken simpelweg niet gebeuren of te traag? Hoe staat het met het verbod op de trustsector?2
Zoals gemeld in de Kamerbrief stand van zaken sanctienaleving van 4 november 2022 (Kamerstuk 36 045, nr. 120) waren op dat moment veertien van de negentien aanbevelingen gerealiseerd of naar hun aard doorlopend. De overige aanbevelingen worden op langere termijn gerealiseerd door de modernisering van sanctiewetgeving. Ook op 21 april 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang (Kamerstuk 36 045 nr. 158). Ten aanzien van de modernisering van het Nederlandse sanctiestelsel is er op 19 april een technische briefing geweest en op 5 juli een commissiedebat.
Het onderzoek de Toekomst van de trustsector van juli 2022 concludeert dat een eventueel verbod niet efficiënt en doelmatig is om integriteitsrisico’s te beheersen. In de kabinetsreactie op het onderzoek (Kamerstukken II 2022/23, 32 545, nr. 180) neemt het kabinet deze conclusie over waardoor er geen verbod op de trustsector komt. Wel zijn in reactie op het onderzoek vervolgstappen aangekondigd zoals meer transparantie en informatie-uitwisseling van trustkantoren.
In verband met de Russische inval in Oekraïne is de spoedwet van de Minister van Financiën sinds 15 juli 2022 van kracht (ingediend op 19 april 2022). Deze wet verbiedt het verlenen van trustdiensten aan cliënten die in Rusland of Wit-Rusland wonen of gevestigd zijn.
Betekent de notie van «coördinatie van het Nederlands buitenlandbeleid» dat de Minister van Buitenlandse Zaken altijd eindverantwoordelijk is voor wat andere ministeries ten aanzien van het buitenland doen of nalaten? Zo nee, hoe gaat u de coördinatie verbeteren?
Een coördinerende taak houdt niet in dat verantwoordelijkheden worden overgenomen van eerstverantwoordelijke Ministers en/of ministeries. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 en vraag 6 is uw Kamer regelmatig geïnformeerd over de inspanningen omtrent het verbeteren van de coördinatie op het gebied van sanctienaleving.
De uitspraken van de minister van Financiën over de voordracht van de huidige minister van Buitenlandse Zaken als Eurocommissaris |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met de uitspraken van Minister Kaag van Financiën in de media over de voordracht van Minister Hoekstra van Buitenlandse Zaken als nieuwe Eurocommissaris?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat Minister Kaag van Financiën aangeeft dat zij, in plaats van de door het kabinet voorgedragen kandidaat, een D66’er voorgedragen had willen zien worden?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Minister Kaag van Financiën zoals opgetekend door De Telegraaf: «Kijk naar het profiel van onze lijsttrekker Rob Jetten (klimaatminister, red.), wat hij doet op klimaat, naar Kajsa Ollongren (Minister van Defensie, red.), Hans Vijlbrief (Staatssecretaris Mijnbouw, red.), ikzelf ook.»?
Deelt u de analyse dat Minister Kaag van Financiën hiermee onomwonden stelt dat zij de door het kabinet voorgedragen kandidaat minder geschikt vindt dan de reeks D66-kandidaten die zij zelf voor ogen had? Zo nee, waarom niet?
Hoe verhoudt deze geuite mening van de Minister van Financiën zich tot het principe van eenheid van kabinetsbeleid?
Deelt u de conclusie dat hiermee sprake is van «uitspraken die zich niet verdragen met besluiten die de ministerraad recentelijk heeft genomen, en die van belangrijke en zwaarwegende aard zijn»?
Wordt Minister Kaag nu op staande voet ontslagen? Zo nee, waarom gebeurde dat dan wel met Staatssecretaris Keijzer toen zij in de media uitspraken deed die niet in overeenstemming waren met een besluit van de ministerraad?
De voordracht van Wopke Hoekstra als Eurocommissaris. |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Stephan van Baarle (DENK), Christine Teunissen (PvdD), Jasper van Dijk (SP), Pieter Omtzigt (NSC), Laurens Dassen (Volt) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Welke procedure heeft u gevolgd bij de voordracht van dhr. Hoekstra als Eurocommissaris? Kunt u deze procedure stap voor stap beschrijven en daarbij aangeven op welke momenten u met wie gesproken heeft?
In het geval van een voordracht van een nieuwe Eurocommissaris door een lidstaat gedurende de zittingsperiode van een College van Commissarissen wordt, in afstemming met de voorzitter van de Commissie en na raadpleging van het Europees parlement, de voorgedragen kandidaat door de Raad benoemd met verzwaarde QMV. Deze procedure is vastgelegd in Artikel 246 van het Verdrag betreffende de werking van de Unie. Op basis hiervan heb ik geconsulteerd bij de smaldelen binnen het kabinet alsook bij de Commissievoorzitter.
Is er een profielschets gemaakt voor de kandidaat-Eurocommissaris? Zo ja, door wie is deze vastgesteld? Zo nee, waarom niet?
Nee. De voordracht is gebaseerd op basis van artikel 17(3) van het Verdrag betreffende de Europese Unie dat stelt dat de leden van de Commissie worden gekozen op grond van hun algemene bekwaamheid en Europese inzet uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden.
Deelt u de mening dat de Tweede Kamer geïnformeerd had moeten worden over zowel de profielschets als de procedure? Zo niet, kunt u dit dan uitleggen?
Nee. De procedure is conform staand beleid van eerdere benoemingen gevolgd, zie de antwoorden op vraag 1 en 2.
Zijn er binnen het kabinet eerder afspraken gemaakt over de mogelijke opvolging van dhr. Timmermans? Zo ja, wat waren deze afspraken?
Nee.
Op welk moment is door wie de definitieve keuze gemaakt om vanuit Nederland dhr. Hoekstra voor te dragen?
Na consultatie bij alle smaldelen binnen het kabinet alsook bij Commissievoorzitter Von der Leyen, ben ik op donderdag 24 augustus tot de conclusie gekomen om Wopke Hoekstra voor te dragen als kandidaat-commissaris voor de Europese Commissie.
Is het besluit om dhr. Hoekstra voor te dragen een kabinetsbesluit? Zo ja, waarom is dit niet terug te vinden op de agenda en de besluitenlijst van de ministerraad?
De voordracht is gemeld in de ministerraad van 25 augustus jl. Het betreft geen besluit van de ministerraad.
Was dhr. Hoekstra aanwezig bij de discussie in de ministerraad?
Minister Hoekstra was aanwezig tijdens de ministerraad van 25 augustus jl. waarin de voordracht is gemeld.
Kunt u het getekende besluit waarmee dhr. Hoekstra is voorgedragen, aan de Kamer doen toekomen? Wat is de wettelijke grondslag voor dit besluit?
De brief die namens het kabinet is gestuurd naar Commissievoorzitter Von der Leyen op 25 augustus jl. is bijgevoegd. De procedure is conform staand beleid gevolgd in lijn met artikel 246 van het Verdrag betreffende de werking van de Unie.
Heeft u dhr. Hoekstra ontheffing verleend om elders te solliciteren (namelijk als Eurocommissaris)? Hoe en waarom is deze toestemming verleend?
De voordracht van Wopke Hoekstra betreft geen sollicitatie. De voordracht voor een Nederlandse kandidaat Eurocommissaris is gedaan op verzoek van de voorzitter van de Europese Commissie en vloeit voort uit consultatie bij de smaldelen binnen het kabinet en ook bij de Commissievoorzitter.
Kunt u, in aanvulling op de wekelijkse persconferentie van 25-08-2023 waarin u zegt «wij denken dat hij over de goede papieren beschikt met al zijn ervaring», uitweiden welke goede papieren en ervaring dhr. Hoekstra heeft om de gedeeltelijke klimaatportefeuille binnen de Europese Commissie op dit moment op zich te nemen?
Wopke Hoekstra heeft uit hoofde van zijn functies als Minister van Financiën en als Minister van Buitenlandse Zaken brede internationale ervaring en beschikt over goede papieren om de klimaatambities van Nederland en de EU verder te brengen. Dit is ook onderschreven door de Commissievoorzitter in haar statement van 29 augustus j.l.
Bent u het met ons eens dat het logischer, en bezien de tijdelijke korte periode ook verstandiger is, om iemand met ervaring binnen de Europese Commissie en / of de juiste expertise naar voren te schuiven? Zo niet, welke afwegingen heeft u hier gemaakt?
Nee, zie antwoord vraag 10.
Hoe verantwoord vindt u het dat het vertrek van de Minister van Buitenlandse Zaken, met de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne, ervoor zorgt dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in deze belangrijke fase zonder politieke sturing is en op welke manier is dit meegenomen in de afweging?
De ministeriële verantwoordelijkheid voor het handelen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is altijd geborgd. Nederland zal de steun aan Oekraïne uiteraard voortzetten. Dit is een brede verantwoordelijkheid van het hele kabinet.
Welke procedure gaat u volgen als dhr. Hoekstra onverhoopt niet door de gesprekken met het voorzitter van de Europese Commissie of het verhoor van het Europees Parlement komt?
Het kabinet vertrouwt op een positieve uitkomst van de procedure.
Op welke manier wordt de voordracht voor een nieuwe Nederlandse Eurocommissaris op dit moment voorbereid? Werkt u aan een nieuwe profielschets? Deelt u de mening dat de Tweede Kamer een rol moet krijgen in de voordracht? Zo nee, hoe voorkomt u het verwijt van achterkamertjespolitiek?
De voordracht van een nieuwe Nederlandse Eurocommissaris voor de periode 2024–2029 zal plaatsvinden volgende de bestaande procedure en conform artikel 246 van het Verdrag betreffende de werking van de Unie. Zie ook de antwoorden op vraag 1, 2 en 3.
Bent u het met ons eens dat bewindspersonen hun periode in het kabinet het beste kunnen afmaken? Zo ja, hoe verhoudt zich deze stap daartoe?
Het kabinet vindt het belangrijk dat de positie van Nederlandse Eurocommissaris adequaat wordt ingevuld, de voordracht van Wopke Hoekstra past hierin. Tegelijkertijd is de ministeriële verantwoordelijkheid voor het handelen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken altijd geborgd. Zie ook het antwoord op vraag 12.
Kunt u bovenstaande vragen een voor een en binnen een week beantwoorden?
Ja.
De Nederlandse inzet bij Operation Inherent Resolve in Irak en het gebrek aan resultaat bij de training van Iraakse en Koerdische strijdkrachten voor “counter Isis capability” |
|
Sietse Fritsma (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het rapport van de Lead Inspector General aan het Congres van de Verenigde Staten over Operation Inherent Resolve in Irak?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de conclusie dat, ondanks de inspanningen van Nederland en andere landen, de Iraakse en Koerdische strijdkrachten geen zichtbare vorderingen maken als het gaat om verbetering van hun «counter ISIS capability»?2 Wat zijn naar uw mening de oorzaken van dit magere resultaat?
Het rapport concludeert dat de vorderingen ten opzichte van het vorige kwartaal beperkt zijn. Dit betekent nadrukkelijk niet dat er geen vorderingen worden gemaakt. Het rapport concludeert ook dat de slagvaardigheid van ISIS tijdens de rapportageperiode van dit rapport blijvend is verminderd in Irak en Syrië. Zoals beschreven in de voortgangsrapportage Irak van 17 mei jl (Kamerstuk 27 925, nr. 940) wordt ten aanzien van de ontwikkeling van specifieke capaciteiten stapsgewijs vooruitgang geboekt. Security Sector Reformblijft echter een moeizaam proces dat langdurige investering en uithoudingsvermogen vergt om duurzame resultaten te kunnen boeken. Zoals ook in het rapport beschreven, hebben verschillende factoren en omstandigheden invloed op de resultaten, zoals de volatiele politieke situatie in het land en de invloed van derden. Daarnaast zijn de uitdagende sociaaleconomische situatie, het absorptievermogen van de Iraakse c.q. Koerdische autoriteiten en geopolitieke ontwikkelingen in de regio complicerende factoren. Deelname aan internationale missies vindt vrijwel altijd plaats in een weerbarstige context en gaat gepaard met uitdagingen en onzekerheden Er bestaan in zo’n context altijd risico’s op tegenslag en beperkte voortgang. Het kabinet erkent, zoals gesteld in onder andere de artikel 100-brief van 7 juli jl., dat ook in Irak de hervorming van de veiligheidssector niet eenvoudig is en duurzame inspanning vereist.
Welke verantwoordelijkheid dragen daarbij de Nederlandse adviseurs die moeten bijdragen aan afstemming, invulling en uitvoering van het opleidings- en trainingsprogramma van de Iraakse Special Forces?
De Nederlandse adviseurs (nationaal kader: maximaal twaalf) dragen bij aan de afstemming, invulling en uitvoering van het opleidings- en trainingsprogramma van de Iraakse Special Forces.De adviseurs adviseren over de door de Counter Terrorism Service (CTS) vastgestelde opleidingssyllabus en monitoren de implementatie hiervan. Onderdeel hiervan is dat de Nederlandse adviseurs de CTS adviseren en faciliteren bij het plannen en organiseren van militaire opleidingen en het verhogen van de kennis en vaardigheden van de CTS voor het behalen van betere opleidingsresultaten.
Kunt u aangeven welke omstandigheden en welke gedragingen van Iraakse c.q. Koerdische autoriteiten het onmogelijk maken dat de inzet van de Nederlandse adviseurs tot een beter resultaat leidt?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe beoordeelt u de parallel die analisten ontwaren tussen de huidige tekort schietende opleiding en training van de Iraakse en Koerdische strijdkrachten en eerdere falende trainingen van lokale veiligheidstroepen, destijds leidend tot de ineenstorting van de Iraakse strijdkrachten in 2014 c.q. van de Afghaanse strijdkrachten in 2021?
De oorzaken en lokale context van het optreden van de lokale veiligheidstroepen in Irak in 2014 en Afghanistan in 2021 zijn anders. Dit geldt ook voor de verschillende missies waar Nederland aan heeft bijgedragen. Het gaat hier om inzet in verschillende contexten, met bijbehorende verschillen in de inrichting, opzet en fasering van de missies. Ook spelen de behoefte en eigenaarschap van de lokale autoriteiten en interne en externe ontwikkelingen in het land zelf een belangrijke rol.
Zoals in de artikel 100-brief van 7 juli jl. is gesteld, onderkent het kabinet dat de Iraakse autoriteiten de verantwoordelijkheid voor de strijd tegen ISIS vooralsnog niet geheel zelfstandig kunnen, en behoefte houden aan de aanwezigheid van de internationale missies. Het is zaak steeds scherp oog te houden voor deze precaire balans.
Bent u het eens dat de inzet van de Nederlandse adviseurs in de realiteit in Irak een onmogelijke opgave is en dat het beter is hen per omgaande terug te halen? Zo niet, welke beleidslijn gaat u inzetten om er voor te zorgen dat er vanaf nu betere resultaten worden neergezet om de Iraakse c.q. Koerdische special forces tot een een geoliede en op zijn taak berekende anti-ISIS-eenheid om te vormen? Wanneer mogen we daarvan dan de eerste zichtbare resultaten verwachten?
Nee. ISIS beschikt niet meer over de slagkracht die de terreurorganisatie had. Het kabinet beschouwt ISIS echter nog steeds als gevaar voor de stabiliteit in een regio aan de grenzen van Europa. Het kabinet acht een stabieler en veiliger Irak van onverminderd strategisch belang voor Nederland. Het leveren van een geïntegreerde bijdrage in samenwerking met de internationale gemeenschap, waaronder het trainen van Iraakse c.q. Koerdische special forces, wordt van belang geacht in het realiseren van dit doel. In de voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet Irak van 17 mei jl. wordt onder andere inzicht gegeven in de voortgang en effectiviteit van activiteiten die Nederland ontplooit in het kader van de veiligheidsinzet in Irak.
Het kabinet geeft zich er tegelijkertijd rekenschap van dat de Nederlandse bijdrage een bescheiden aandeel is binnen een groter geheel. Het is daarom van belang om realistisch en duidelijk te zijn in het formuleren van doelstellingen.
Erkent u dat de inzet van onze krijgsmacht beter gericht kan worden op de verdediging van ons eigen grondgebied (en dat van onze bondgenoten) en de bescherming van Nederlandse belangen dan op zinloze buitenlandse missies? Zo nee, waarom niet?
Nee. De krijgsmacht is toegerust om het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied te verdedigen alsook om de internationale rechtsorde te bevorderen, zoals vastgelegd in de Grondwet. Het kabinet is en blijft van mening dat de internationale aanwezigheid in Irak en de Nederlandse bijdrage daaraan in het belang is van Nederland en van Europa. Tevens is het kabinet van mening dat Nederland door het leveren van een proportionele bijdrage aan NAVO-missies, zoals die in Irak, bijdraagt aan de kracht van het NAVO-bondgenootschap als zodanig.
Een Nederlander die vast zit in Spanje vanwege een ongegronde plaatsing op een lijst |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederlander in Spanje vast voor terrorismeverdenking waar Nederland niets van weet»?1
Ja.
Wat is de reden dat de Nederlander uit Tilburg, die nu vastzit in Spanje, door Spanje wordt beschouwd als «een gevaar voor de nationale veiligheid?»
De zaak van betrokkene is op dit moment onder de rechter. Bovendien zijn wij gebonden aan onder andere de AVG rondom individuele casuïstiek. Wij moeten daarom – zoals gebruikelijk – terughoudend zijn in mijn beantwoording over de concrete casus.
In algemene zin heeft Nederland geen toegang tot de Spaanse informatie die ten grondslag ligt aan de Spaanse beslissingen en kunnen we ons niet mengen in de Spaanse rechtsgang. Wij kunnen u wel mededelen dat het Openbaar Ministerie het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft geïnformeerd dat betrokkene, zoals reeds bekend, niet wordt of werd verdacht van enig strafbaar feit gepleegd in Nederland en niet strafrechtelijk gesignaleerd staat of heeft gestaan. Het Openbaar Ministerie heeft deze informatie eerder al gedeeld met de advocaat van betrokkene. Betrokkene is ook niet gesignaleerd door andere Nederlandse overheidsinstanties. Voorts heeft de Nederlandse Politie van de Spaanse autoriteiten vernomen dat betrokkene niet is aangehouden op grond van informatie van de Nederlandse politie.
Kunt u bevestigen dat deze man niet wordt verdacht door Nederland vanwege deelname aan een terreurcel uit Arnhem?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe komt het dat Spanje deze informatie lijkt te hebben terwijl het Openbaar Ministerie (OM) en de Nederlandse politie aangeven dat hij niet verdacht wordt van terrorisme?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de communicatie tussen de Spaanse en Nederlandse autoriteiten in dit specifieke geval?
Betrokkene is inmiddels uitgezet en teruggekeerd in Nederland. Gedurende de periode van detentie is er op diverse momenten contact geweest tussen de Spaanse en Nederlandse autoriteiten. In het kader van de consulaire bijstand aan betrokkene heeft de Nederlandse ambassade in Madrid meermaals contact gehad met de Spaanse autoriteiten. Ook heeft de Nederlandse politie contact gehad met de Spaanse autoriteiten over de aanhouding en heeft het Openbaar Ministerie de informatie met betrekking tot de vermeende signalering gedeeld met de advocaat van betrokkene. De Nederlandse politie heeft uit eigen beweging meermaals contact opgenomen met de Spaanse politie om erop te wijzen dat betrokkene in Nederland niet wordt verdacht van enig strafbaar feit en niet gesignaleerd staat of heeft gestaan. Daarnaast hebben het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken nauw samengewerkt om duidelijkheid te krijgen over de situatie van betrokkene. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft betrokkene ondersteund door consulaire bijstand te verlenen. De ambassade heeft betrokkene en familie gewezen op de mogelijkheid een Nederlandse advocaat in Spanje in te schakelen. Daarnaast is betrokkene door twee medewerkers van de Nederlandse ambassade in Madrid en de Honorair Consul van Valencia bezocht. En is er regelmatig contact geweest met betrokkene, diens familie en advocaten.
Wordt er actief samengewerkt om tot opheldering en een spoedige oplossing te komen voor de betrokken Nederlander?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre is de bewering van eerder onderzoek door Argos, Follow the Money en NRC, dat Nederland namen onterecht heeft gedeeld met andere landen, van invloed op deze specifieke zaak?
De betrokkene in deze zaak wordt in Nederland niet verdacht van enig strafbaar feit en stond of staat niet gesignaleerd door Nederlandse overheidsinstanties. De vraagstelling van eerder onderzoek lijkt daarmee los te staan van deze zaak. Zie voor een uitgebreide reactie hierop de beantwoording van de vragen van het Kamerlid Azarkan (DENK) over de NPO Radio 1-uitzending van Argos op zaterdag 11 juni 2022: – Een onzichtbare muur – en het delen van persoonsgegevens met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3907) en de Kamerbrief met kenmerk 29 754, nr. 679.
Kunt u duidelijkheid geven over het beleid inzake deze casus omtrent het delen van namen met andere landen?
De aanzienlijke dreiging die uitgaat van terrorisme en ernstige criminaliteit, zoals mensenhandel en drugssmokkel stopt niet bij onze landsgrenzen. Daarom is het cruciaal om gezamenlijk met onze Europese en internationale partners op te treden en, binnen de daarvoor geldende afspraken en wettelijke kaders, informatie te delen. Belangrijk onderdeel hiervan is het kunnen signaleren van personen en het delen van informatie. Het signaleren en daarmee ook het inzichtelijk maken van reisbewegingen van personen die centraal staan in onderzoeken van terrorisme en ernstige criminaliteit is essentieel voor het opsporen en vervolgen van deze personen. Voor het signaleren van personen door bevoegde instanties bestaan wettelijke afwegingskaders die met grote zorgvuldigheid worden gehanteerd, waarbij beslissingen worden genomen met goedkeuring van het bevoegd gezag. Hetzelfde geldt voor de verwerking en verwijdering van deze persoonsgegevens. Voor het opheffen van een signalering bestaan wettelijke kaders en richtlijnen ter bescherming van de burger. Voor een uitgebreidere toelichting op de verschillende wettelijke kaders en onder meer de mogelijkheden tot inzage van gegevens, verwijzen wij u naar de beantwoording van de vragen van het Kamerlid Azarkan (DENK) over de NPO Radio 1-uitzending van Argos op zaterdag 11 juni 2022: – Een onzichtbare muur – en het delen van persoonsgegevens met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3907) en de Kamerbrief met kenmerk 29 754, nr. 679.
Welke criteria worden gehanteerd bij het delen van deze informatie en hoe wordt voorkomen dat onschuldige burgers hier de dupe van worden?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is de standaardprocedure voor het delen van dit soort informatie tussen EU-lidstaten en landen?
Zie antwoord vraag 8.
Wat doet de regering om ervoor te zorgen dat onterechte signaleringen in databases worden gecorrigeerd en de betrokkenen hierover worden geïnformeerd?
Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen signalering door een Nederlandse instantie, een signalering via het Europol- of Interpolsysteem en signaleringen door derde landen. Bij een onterechte signalering door een Nederlandse instantie kan de politie binnen de daarvoor wettelijke kaders overgaan tot verwijdering van de signalering en mogelijk vernietiging van gegevens in haar eigen systemen. Bij een onterechte Interpol signalering heeft iedereen de mogelijkheid om en schriftelijk verzoek in te dienen voor toegang tot, wijziging of verwijdering van gegevens in het Interpol informatiesysteem die hem/haar aangaan.2 Bij een eventuele onterechte signalering door derde landen is het handelingsperspectief van de Nederlandse overheid beperkt. Wij verwijzen graag naar de brief van 31 mei jl. (kenmerk 29 754, nr. 679) waarbij nader wordt ingegaan op onterechte signaleringen en het handelingsperspectief.
Hoe wordt gewaarborgd dat privacy en burgerrechten niet in het geding zijn wanneer er informatie wordt uitgewisseld over Nederlandse burgers met buitenlandse autoriteiten?
Zowel bij signalering door een Nederlandse instantie, als bij Europol/Interpol signaleringen zijn er duidelijke wettelijke kaders en regels die toezien op de privacy en burgerrechten. Dat geldt ook voor het delen van informatie. Bovendien is de privacyfunctionaris van de signalerende instantie betrokken bij inzage, correctie of wijziging van een signalering.3
Hoe beoordeelt u de bewering van de betrokkene dat hij enkel vanwege zijn associaties in Nederland als een potentieel gevaar wordt beschouwd in Spanje?
De betrokkene in deze zaak wordt in Nederland niet verdacht van enig strafbaar feit en stond of staat niet gesignaleerd door Nederlandse overheidsinstanties. Zoals eerder aangegeven heeft Nederland geen toegang tot de Spaanse informatie en kunnen wij ons niet mengen in een Spaanse procedure. De Nederlandse politie heeft tevens uit eigen beweging meermaals contact opgenomen met de Spaanse politie om erop te wijzen dat betrokkene in Nederland niet wordt verdacht van enig strafbaar feit en niet gesignaleerd staat of heeft gestaan. Voorts heeft de Nederlandse Politie van de Spaanse autoriteiten vernomen dat betrokkene niet is aangehouden op grond van informatie van de Nederlandse politie.
Bent u het ermee eens dat er sprake is van een ernstige situatie als de man in kwestie onterecht vastgehouden wordt op basis van foutieve informatie?
Deze vraag veronderstelt dat de situatie van betrokkene het gevolg is van het delen van onjuiste of verouderde informatie. De feiten in deze casus, voor zover nu bekend, ondersteunen die veronderstelling niet. Zie daartoe ook antwoord op vraag 13. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken hebben nauw samengewerkt om duidelijkheid te krijgen over de situatie van betrokkene. Er is op verschillende momenten contact geweest tussen de Spaanse en Nederlandse autoriteiten. Daarbij dient wel rekening gehouden te worden met het gegeven dat Nederland zich niet mag en kan mengen in de strafrechtsgang van een Nederlandse burger in een andere staat op grond van het volkenrechtelijke principe van soevereiniteit van staten en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Wel kan een Nederlandse gedetineerde een beroep doen op Buitenlandse Zaken voor consulaire bijstand. Dat is in dit geval ook gedaan. Zie ook antwoord op vraag 5 en 6.
Welke stappen worden ondernomen om de Nederlander consulaire hulp te bieden?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken informeert Nederlandse gedetineerden over de mogelijkheid van begeleiding in het kader van consulaire bijstand. Het staat elke Nederlandse gedetineerde vrij om gebruik te maken of af te zien van consulaire bijstand.4 In dit geval verleende Buitenlandse Zaken consulaire bijstand aan betrokkene.
Zoals aangegeven heeft de ambassade betrokkene en familie gewezen op de mogelijkheid om een Nederlandse advocaat in Spanje in te schakelen. Daarnaast is betrokkene door twee medewerkers van de Nederlandse ambassade in Madrid en de Honorair Consul in Valencia bezocht.
De stelling dat de advocaat geen reactie of hulp heeft ontvangen van de Nederlandse ambassade is niet juist. Betrokkene werd in Spanje bijgestaan door een pro-deo advocaat en in Nederland door een eigen advocaat. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de advocaat in Nederland te woord gestaan en de gestelde vragen zijn mondeling en schriftelijk beantwoord. Ook met de Spaanse pro deo advocaat werden telefonische contacten onderhouden door de ambassade. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent alleen consulaire bijstand en kan verder geen juridische adviezen verstrekken, anders dan een verwijzing naar lokale juridische rechtsbijstand.
Waarom heeft de advocaat van de betrokkene geen reactie of hulp ontvangen van de Nederlandse ambassade in Madrid?
Zie antwoord vraag 15.
Zijn er andere gevallen bekend waarin Nederlandse burgers problemen hebben ondervonden bij buitenlandse reizen als gevolg van onjuiste of verouderde informatie die is gedeeld? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het en wat heeft de regering hieraan gedaan?
Deze vraag veronderstelt dat de situatie van betrokkene het gevolg is van het delen van onjuiste of verouderde informatie. De feiten in deze casus, voor zover nu bekend, ondersteunen die veronderstelling niet. Voor inzicht in het handelingsperspectief voor Nederlandse burgers wanneer dit wél het geval is verwijzen wij u naar de brief van 31 mei jl. (kenmerk 29 754, nr. 679) waarbij nader wordt ingegaan op onterechte signaleringen en het handelingsperspectief.
Is de informatie in de signaleringssystemen die gedeeld wordt met andere lidstaten doorgelicht op onjuiste of verouderde informatie?
Er vindt doorlopend toetsing plaats in de signaleringssystemen op onjuiste of verouderde informatie. Als daar aanleiding toe is, worden signaleringen verwijderd.
Bent u bereid om alle onschuldige mensen die op basis van onjuiste en verouderde informatie zo snel mogelijk uit alle signaleringssystemen te halen en uw excuses aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
De rol die de Nederlandse overheid kan spelen om de gevolgen van een onterechte signalering te mitigeren, is afhankelijk van de specifieke omstandigheden in een individuele zaak. Elke oplossing, voor zover deze voor handen is, zal in de praktijk maatwerk vereisen. Zie verder ook antwoord op vraag 11 en de Kamerbrief van 31 mei jl. (kenmerk 29 754, nr. 679).
Hoe wordt voorkomen dat discriminatie of vooroordelen een rol spelen bij het plaatsen van personen op signaleringslijsten?
Er bestaan juridische voorwaarden bij signaleringen die stellen dat het systeem niet wordt gebruikt voor bijvoorbeeld discriminatoire of politieke doeleinden, daarmee wordt voorkomen dat discriminatie of vooroordelen een rol spelen. Vanwege de AVG kan de Autoriteit Persoonsgegevens hierop ook toezicht houden. Voor een uitgebreidere toelichting op de verschillende wettelijke kaders en onder meer de mogelijkheden tot inzage van gegevens, verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van het Kamerlid Azarkan (DENK) over de NPO Radio 1-uitzending van Argos op zaterdag 11 juni 2022: «Een onzichtbare muur» en het delen van persoonsgegevens met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3907).
Hoe reageert u op het feit dat de Nederlander stelt dat zijn leven is verpest door deze onterechte signalering?
Zoals aangegeven staat of stond hij niet gesignaleerd door de Nederlandse overheidsdiensten. Dat neemt niet weg dat wij ons voor kunnen stellen dat de ontstane situatie een enorme impact heeft op het leven van betrokkene en zijn naasten.
Tijdens het vragenuur op 4 oktober 2022 gaf u aan dat u samen met Buitenlandse Zaken en de politie zou kijken waar het aan ligt dat mensen op zo een lijst kwamen, wat is hier uitgekomen?
Tijdens het vragenuur van 4 oktober 2022 en in de brief van 19 oktober 20225 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer toegezegd dat mijn ministerie, binnen de wettelijke en praktische mogelijkheden, met de politie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoekt hoe mensen kunnen worden geholpen die vanwege een onterechte signalering hinder ondervinden bij het reizen naar derde landen. Over de uitkomsten van deze gesprekken heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer geïnformeerd in de brief van 31 mei 2023.6 In deze brief is aangegeven dat de situaties en omstandigheden zeer uiteenlopen en maatwerk daarom altijd vereist is.
In algemene zin geldt dat, als er sprake is van een signalering door een Nederlandse instantie, deze personen zich kunnen melden bij de desbetreffende Nederlandse signalerende instantie om een inzageverzoek te doen via de daarvoor bestaande reguliere mogelijkheden van de instantie.7 Bij een signalering door een derde land zijn de interventiemogelijkheden van Nederland zeer beperkt, omdat Nederland niet in de rechtsorde van andere landen kan treden. Als een Nederlander door een weigering van de toegang tot een derde land ter plaatse in nood komt, dan kan hij of zij natuurlijk altijd een beroep doen op consulaire bijstand.
Wij willen hierbij benadrukken dat het in de praktijk buitengewoon ingewikkeld blijkt om erachter te komen waarom een persoon bij een buitenlandse grens wordt tegengehouden en/of aangehouden. Daarom blijft het Ministerie van Justitie en Veiligheid in goed contact met alle betrokken partners, waaronder het Ministerie van Buitenlandse Zaken over consulaire bijstand en met de politie over signaleringen en aanhoudingen.
Zijn er gesprekken of onderhandelingen gaande tussen de Nederlandse en Spaanse autoriteiten om deze specifieke zaak op te lossen en de Nederlander zo snel mogelijk naar Nederland terug te brengen?
Betrokkene is inmiddels door de Spaanse autoriteiten uitgezet en teruggekeerd in Nederland.