Het artikel 'Kabinet trekt toch 700 miljoen euro extra uit voor Oekraïne' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Het kabinet gebruikt 700 miljoen aan onderuitputting in de begroting voor extra steun aan Oekraïne, is deze gang van zaken niet in strijd met de begrotingsregels, aangezien onderuitputting niet gebruikt mag worden voor nieuw beleid?1
Het kabinet kan besluiten om de onderuitputting anders aan te wenden. In dit geval gebruikt het kabinet de onderuitputting ten behoeve van steun aan Oekraïne en zet daarmee een eerste stap in de opvolging aan de motie van de Kamer. Het aanwenden van de onderuitputting betekent wel dat deze onderuitputting niet beschikbaar is voor het invullen van de in=uittaakstelling, waardoor in de toekomst eerder tegenvallers kunnen ontstaan.
Hoe verhoudt het toch vrijmaken van extra geld zich tot de stellingname van het kabinet tegen de motie Klaver cs. waar de Minister-President nog duidelijk was in zijn boodschap dat er geen onmiddellijke ruimte was voor extra steun aan Oekraïne? (Kamerstuk 36 045, nr. 243)
Het kabinet ziet de noodzaak voor onverminderde steun aan Oekraïne en kijkt daarbij wat Oekraïne nodig heeft en wat Nederland kan bieden. Het kabinet erkent de wens van de Kamer om op korte termijn extra militaire steun te leveren en heeft daartoe bezien wat er mogelijk is. Met het aanwenden van onderuitputting zet het kabinet een eerste stap in de opvolging aan de motie van de Kamer. Het kabinet beziet vervolgens in het begin van het nieuwe jaar hoe verdere opvolging aan de motie gegeven kan worden.
Kunt u een actueel overzicht geven van alle bilaterale steun (giften) van Nederland aan Oekraïne tot nu toe, waarbij inzichtelijk is gemaakt wanneer welk bedrag is geschonken en voor welk doel (militair/civiel)?
Sinds de Russische invasie in Oekraïne in 2022 is er tot aan Miljoenennota 2026 13,4 miljard euro via Defensie2, 3,4 miljard euro via BZ/BHO en 442 miljoen euro via Financiën aan steun voor Oekraïne toegezegd. 3,4 miljard euro aan militair- en niet-militaire steun valt in 2026. Daarnaast is er 700 miljoen euro vrijgemaakt in 2025 in reactie op de Tweede Kamermotie voor aanvullende militaire Oekraïnesteun3. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de totale internationale steun door Nederland. De tabel is inclusief de additionele 700 miljoen euro in 2025.
De militaire steun ziet met name op munitieleveringen en wapensystemen zoals F-16 toestellen, tanks en luchtverdediging. Met de niet-militaire steun draagt het kabinet onder andere bij aan acute noodhulp, herstel van (energie-)infrastructuur, huizen en drinkwatervoorzieningen.
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Militaire steun2
171
965
2.482
5.522
2.563
965
597
145
40
Niet-militaire steun (incl. macro-financiële bijstand)
457
546
807
772
856
445
9
4
5
Bedragen t/m 2024 volgen uit Financieel Jaarverslag Rijk. Bedragen 2025–2030 volgen uit de Oekraïne bijlage bij Miljoenennota 2026 en zijn geactualiseerd voor de nota van wijziging bij Najaarsnota 2025.
De getoonde reeks voor militaire steun wijkt enigszins af t.o.v. de laatste update Kamerbrief leveringen aan Oekraïne. Waar de Kamerbrief kijkt naar leveringen uit eigen voorraad, ziet deze reeks op netto-kasuitgaven in de begroting. De bedragen aan militaire steun in de tabel hebben vanaf 2028 volledig betrekking op compensatie voor in het verleden geleverd materieel uit eigen voorraad. Door deze compensatie kan dit materieel worden vervangen ten bate van de eigen krijgsmacht.
Kunt u een actueel overzicht geven van bilaterale steun in de vorm van leningen aan Oekraïne tot nu toe, waarbij inzichtelijk is gemaakt wanneer welk bedrag is verstrekt en voor welk doel?
Nederland heeft in 2022 één specifieke bilaterale lening van 200 miljoen euro aan Oekraïne, verstrekt via een kredietlijn van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Deze lening was bedoeld als begrotingssteun aan Oekraïne om de dagelijkse uitgaven te financieren en de economie draaiende te houden.4
Kunt u een actueel overzicht geven van de bilaterale steun tot nu toe van alle andere Europese lidstaten in de vorm van leningen én giften aan Oekraïne?
Volgens de meest recente beschikbare cijfers van de Europese Commissie hebben de Europese Commissie en EU-lidstaten in totaal tot en met 2025 circa 170 miljard euro steun geleverd aan Oekraïne (waaronder 66 miljard euro in militaire steun en 100,6 miljard euro in niet-militaire steun). Deze cijfers zijn mogelijk niet volledig. Het aandeel van lidstaten in de steun van de Europese Commissie wordt over het algemeen bepaald aan de hand van de bni-sleutel, maar deze verschilt ieder jaar. Daarom is het lastig om de totale steun terug te voeren op individuele lidstaten.
Elke lidstaat maakt individuele afwegingen over de omvang van de steun evenals de mate waarin publieke informatie over deze steun verstrekt wordt. Het kabinet doet daarom geen uitspraken over de steun verleend door andere lidstaten.
Kunt u een actueel overzicht geven van steun in Europees verband uitgesplitst in giften, leningen en garanties waarbij tevens inzichtelijk is gemaakt wat het Nederlandse aandeel is per categorie?
Via verschillende instrumenten heeft de EU steun geleverd aan Oekraïne. Hieronder worden de verschillende steunpakketten uiteengezet:
Naast hierboven genoemde niet-militaire steun is er in EU-verband ook militaire steun verstrekt aan Oekraïne. Volgens de Europese Commissie is er door de EU en lidstaten 66 miljard euro aan militaire steun geleverd, waaronder 6,1 miljard euro onder de Europese vredesfaciliteit (EPF) en 362 miljoen euro voor de EU Military Assistance Mission in support of Ukraine (EUMAM). Vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in de periode 2023 tot en met 2025 171,5 miljoen euro bijgedragen aan het EPF voor Oekraïne. Hieruit wordt ook het niet-operationele deel van EUMAM betaald. Vanuit het Ministerie van Defensie is circa 35 miljoen euro uitgegeven tot en met 1 april 2025 aan het operationele deel van EUMAM. Zoals aangegeven in de recent verstuurde Kamerbrief5 komt het grootste deel van het EPF nog niet tot besteding door een veto van Hongarije.
Wat heeft de opvang van Oekraïners in Nederland tot nu toe gekost per jaar voor de nationale overheid, inclusief kosten voor zorg, onderwijs en sociale zekerheid? Kunt u deze kosten uitsplitsen per genoemde categorie?
Een overzicht van de gerealiseerde geoormerkte uitgaven voor Oekraïense ontheemden van voorgaande jaren zijn terug te vinden in het Financieel Jaarverslag Rijk van het desbetreffende jaar. In deze overzichten wordt voor 2024, 2023 en 2022 het onderscheid gemaakt tussen opvang ontheemden, zorg en onderwijs.
2022
2023
2024
Opvang ontheemden
1.079
3.436
2.598
Zorg
54
170
223
Onderwijs
200
222
75
Wat heeft de opvang van Oekraïners tot nu toe gekost per jaar voor decentrale overheden, inclusief kosten voor zorg, onderwijs en sociale zekerheid? Kunt u deze kosten uitsplitsen per genoemde categorie?
Zie antwoord op vraag 7.
Het verder uitsplitsen van de kosten voor de opvang tussen nationale overheid en de decentrale overheden is niet mogelijk. Daarbij zijn de kosten van de nationale overheid vaak een vergoeding aan decentrale overheden voor de gemaakte kosten. Dit geldt bijvoorbeeld voor de opvang van ontheemden. Zo maken de veiligheidsregio’s onder andere kosten voor de eerste opvang en maken gemeenten kosten voor de gemeentelijke opvang (GOO) en de particuliere opvang (POO). Voor zover beschikbaar worden de gemaakte kosten per begroting gepresenteerd in de departementale jaarverslagen.
Is Nederlandse steun in welke vorm dan ook betrokken bij het onlangs gemelde corruptieschandaal in Oekraïne of eerder betrokken geweest bij corruptie in Oekraïne op welk niveau dan ook?
Op dit moment zijn er geen indicaties dat met Nederlandse steun malversaties zouden hebben plaatsgevonden. Nederland heeft geen bijdrages gedaan aan het Oekraïense staatsenergiebedrijf Energoatom. Het grootste deel van de Nederlandse energiesteun aan Oekraïne loopt via internationale instellingen, zoals de Wereldbank en de EBRD. Deze banken hebben langjarige ervaring met het verlenen van steun en hebben sterke controlemechanismen om corruptie te voorkomen. Nederland ondersteunt Oekraïne actief bij het versterken van anti-corruptie-instanties, zowel bilateraal als in Europees verband.
Welke garanties heeft het kabinet dat Nederlandse steun doelmatig wordt besteed?
De Nederlandse procedures en auditing regels zien toe op de rechtmatige en doelmatige besteding van de beschikbaar gestelde middelen voor steun aan Oekraïne.
Het toetsen van militaire doelmatigheid vindt plaats aan de voorkant, waarbij de behoefte vanuit Oekraïne (centraal gecoördineerd door NATO Security Assistance and Training for Ukraine (NSATU)) al dan niet wordt gekoppeld aan het aanbod. Dit kan commercieel of eigen voorraad betreffen. De informatie over doelmatigheid van het militair vermogen komt terug via NSATU en Oekraïne.
Welke controlemechanismen heeft de Nederlandse regering tot haar beschikking om na te gaan of Nederlandse steun voldoende doelmatig wordt besteed?
Directe aanschaf in Oekraïne gebeurt op basis van het Nederlandse model. De Nederlandse procedure omvat een gegronde controle van elk bedrijf door de Audit Dienst Rijk (ADR). Deze regels en procedures nemen tijd in beslag en vereisen toegang tot informatie over bijvoorbeeld de prijsopbouw en winstmarges van de voorgenomen verwerving. Dit Government to Business-model zorgt ervoor dat er geen tussenkomst is van overheidsfunctionarissen bij de totstandkoming van contracten. Bij het Nederlandse model van directe samenwerking met de Oekraïense industrie, is Nederland zelf verantwoordelijk voor het uitonderhandelen en overeenkomen van een contract met een Oekraïense leverancier. Er zijn ook samenwerkingsovereenkomsten met NATO-trusted partners waarbij het partnerland de verwerving doet; Nederland vertrouwt in dat geval op de procedures van bondgenoten.
De Nederlandse niet-militaire steun loopt voor het grootste deel via de internationale financiële instellingen, zoals de Wereldbank en de EBRD. Deze banken hebben ervaring met steunprogramma’s in Oekraïne en passen audit- en controlemechanismen toe om corruptie zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast loopt een deel van de Nederlandse bijdragen via de EU en VN-organisaties, die alle bijdragen toetsen op risico’s rondom fraude en corruptie. In geval van bilaterale steunprogramma’s wordt gewerkt met Nederlandse uitvoerende organisaties met een bewezen track record. Bij nieuwe bijdragen doorlopen uitvoerende organisaties een integriteitsanalyse en is er op reguliere basis contact over de stand van zaken m.b.t. hun werkzaamheden in Oekraïne.
Kunt u deze vragen vóór het plenaire debat over de Europese top van 18 en 19 december beantwoorden?
Ja.
Het verschijnen van de Amerikaanse National Security Strategy |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de inhoud van de in november 2025 opgestelde Amerikaanse National Security Strategy?1
Wat is uw algemene oordeel over het hoofdstuk «Promoting European Greatness», het gedeelte dat gaat over de Amerikaanse veiligheidsstrategie vis-à-vis Europa? Welke conclusies trekt u uit dit hoofdstuk over de koers die de Amerikanen inzetten richting Europa?
Hoe beoordeelt u het Amerikaanse standpunt dat er sprake zou zijn van «civilizational erasure», ofwel «uitwissing van [onze] beschaving» (pag. 25)? Bent u bereid dit tegen te spreken?
Ziet u de volgende passages ook als (impliciete) verwijzingen zijn naar de extreemrechtse Great Replacement Theory: «But this economic decline is eclipsed by the real and more stark prospect of civilizational erasure. The larger issues facing Europe include activities of the European Union and other transnational bodies that undermine political liberty and sovereignty, migration policies that are transforming the continent and creating strife, censorship of free speech and suppression of political opposition, cratering birthrates, and loss of national identities and self-confidence. Should present trends continue, the continent will be unrecognizable in 20 years or less.» (pag. 25); «Over the long term, it is more than plausible that within a few decades at the latest, certain NATO members will become majority non-European.» (pag. 27)? Zo ja, wat zegt dit u over de koers van de Amerikanen en welke gevolgen heeft dit voor toekomstige samenwerking? Zo nee, waarom niet?
Hoe interpreteert u het Amerikaanse standpunt dat Europese landen over enkele decennia mogelijk niet langer als betrouwbare partners van de VS gezien kunnen worden als gevolg van (volgens de VS) onwenselijke demografische veranderingen (pag. 25)? Welke consequenties verbindt u hieraan?
Duidt de volgende passage in uw ogen op mogelijke ongewenste buitenlandse beïnvloeding en/of inmenging vanuit de VS in Europese landen, met name gericht op het versterken van uiterst rechtse politieke partijen: «American diplomacy should continue to stand up for genuine democracy, freedom of expression, and unapologetic celebrations of European nations» individual character and history. America encourages its political allies in Europe to promote this revival of spirit, and the growing influence of patriotic European parties indeed gives cause for great optimism. Our goal should be to help Europe correct its current trajectory» (pag. 26)? Zo ja, op welke manier gaat u dit monitoren en welke stappen bent u bereidt om te nemen om dit tegen te gaan? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Hoe interpreteert u het beleidsdoel van de VS om strategische stabiliteit tussen Europa en Rusland te bewerkstelligen, oftewel een normalisering van onze relaties met Poetins Rusland (pag. 27)? Welke mogelijke risico’s ziet u hierin en welke noodzakelijke stappen bent u bereid om te nemen?
Hoe interpreteert u het beleidsdoel van de VS om een einde te maken aan de perceptie dat de NAVO een «voortdurend uitbreidend» bondgenootschap is (pag. 27)? Kunt u aangeven wat dit volgens u betekent voor het onomkeerbare pad van Oekraïens NAVO-lidmaatschap?
Hoe interpreteert u de volgende passage in relatie tot de Amerikaanse militaire aanwezigheid op het Europese continent: «The United States must reconsider our military presence in the Western Hemisphere. This means four obvious things: A readjustment of our global military presence to address urgent threats in our Hemisphere, especially the missions identified in this strategy, and away from theaters whose relative import to American national security has declined in recent decades or years; [...]»?
Klopt het dat de VS erop aanstuurt dat Europa zich in 2027 al grotendeels zelf moet kunnen verdedigen? Zo ja, welke consequenties heeft dit voor de snelheid van herbewapening van Europa?
Deelt u de algemene opvatting dat het Amerikaanse veiligheidsbeleid, zoals uiteengezet in deze National Security Strategy, er onder andere op uit is om de EU zoals wij deze nu kennen te ontmantelen? Kunt u dit toelichten?
Hoe staat het met de ontwikkeling van de Amerikastrategie? Bent u van plan de inhoud van deze National Security Strategy mee te laten wegen?
Bent u bereid om de Kamer, eventueel in een vertrouwelijke setting, te informeren over de manier(en) waarop met buitenlandse beïnvloeding vanuit de VS wordt omgegaan en mogelijk wordt tegengegaan?
Bent u bereid om de ambassadeur van de Verenigde Staten aan te spreken op dit stuk en de inhoud te veroordelen?
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk van elkaar te beantwoorden en vóór het plenaire debat over de aanstaande Europese top naar de Kamer te sturen?
De verstorende rol van Hongarije in het beleid van de Europese Unie. |
|
Silvio Erkens (VVD), Derk Boswijk (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de berichten «European Parliament condems Hungary’s rule of Law, en Hungary’s Orbán seeks more Russian oil and gas in meeting with Putin»?1
Hoe verhoudt Nederland zich tot de constatering vanuit het Europees Parlement dat Hongarije ernstige en aanhoudende schendingen begaat op het gebied van rechterlijke onafhankelijkheid en corruptie?
Welke gevolgen heeft de constatering dat Hongarije stelselmatig misbruik maakt van de EU-fondsen op de toegang die Hongarije tot deze fondsen heeft?
Klopt het dat Hongarije in september € 16.2 miljard aan SAFE-gelden heeft ontvangen in het kader van de plannen om de defensie-industrie van Europa te versterken?
Welke waarborgen zijn er, nadat dit geld door Hongarije is ontvangen, om ervoor te zorgen dat de gelden niet worden misbruikt?
Zijn er nog andere Europese fondsen waar Hongarije op dit moment gebruik van maakt en waarbij het risico op misbruik hoog is?
Heeft Nederland Hongarije aangesproken op de constatering dat het land misbruik maakt van EU-fondsen? Indien ja, wat was de reactie van de Hongaarse regering?
Welke mogelijke stappen overweegt Nederland om Hongarije in Europees verband te sanctioneren? Is het bijvoorbeeld mogelijk om de Europese Commissie aan te sporen de toegang van Hongarije tot Europese middelen (verder) stop te zetten via het conditionaliteitsregime van verordening 2020/2092 of om een inbreukprocedure te beginnen op basis van artikel 259 VWEU?
Bent u het met de VVD-fractie eens dat het onaanvaardbaar is dat Hongarije EU-fondsen misbruikt? Zeker omdat daar direct en indirect ook geld in zit wat in Nederland is verdiend?
Hoe verhoudt Nederland zich tot de ambities van Hongarije om extra olie en gas vanuit Rusland te importeren?
Wat is de verwachte winst die Rusland maakt met het exporteren van olie en gas naar Hongarije?
Welke alternatieve aanleveringsroutes en alternatieve handelspartners heeft Hongarije om olie en gas te importeren?
Hoe beoordeelt u de relatie tussen de wens van Hongarije om olie en gas uit Rusland te blijven importeren met de houding van Hongarije ten opzichte van de Russische agressie-oorlog tegen Hongarije en het toetredingsproces van Oekraïne tot de Europese Unie?
Welke mogelijkheden zijn er in Europees verband om Hongarije niet langer te betrekken bij de besluitvorming omtrent steun van Europa aan Oekraïne?
Bent u het met de VVD-fractie eens dat het onaanvaardbaar is dat Hongarije nauwe banden met Rusland blijft onderhouden en dat dit Rusland in staat blijft stellen om Oekraïne aan te vallen?
Hoe beoordeelt u de relatie tussen het stemgedrag van Hongarije in Europese Raden en Raden van Buitenlandse Zaken en de All-Weather Comprehensive Strategic Partnership die op 9 mei 2024 tussen China en Hongarije is gesloten?
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Hongaarse Minister van Buitenlandse Zaken Péter Szijjártó dat Europa China niet langer als een «systemic rival» moet zien?
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het debat over de Europese Top van 18 en 19 december?
Het bericht dat Israëlische agenten Palestijnen doden ondanks overgave |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u het bericht waarin wordt gemeld dat Israëlische undercoveragenten in Jenin drie Palestijnse mannen zouden hebben doodgeschoten, ondanks dat zij hun handen in de lucht zouden hebben gestoken in een teken van overgave?1
Kunt u bevestigen of laten verifiëren of deze gebeurtenis daadwerkelijk heeft plaatsgevonden?
Deelt u de mening dat ook bevriende democratische staten zoals Israël, gehouden zijn aan het internationaal recht en dat Nederland, als voorvechter daarvan, dit nadrukkelijk moet uitdragen?
Hoe verhoudt dit optreden van Israël zich tot het internationaal humanitair recht?
Bent u bereid om in EU-verband te pleiten voor een onafhankelijk internationaal onderzoek naar deze en vergelijkbare incidenten op de Westelijke Jordaanoever? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het associatieverdrag met Israël moet worden heroverwogen als er ernstige mensenrechtenschendingen plaatsvinden door Israël? Valt dit incident daar wat u betreft onder?
Zo ja, bent u bereid om het opschorten van het associatieverdrag bespreekbaar te maken binnen de eerstvolgende EU-Raad Buitenlandse Zaken van 15 december? Zo nee, waarom niet?
De berichten dat Taiwan een initiatief heeft gelanceerd ter verdediging van onderzeese kabels. |
|
Derk Boswijk (CDA), Henk Jumelet (CDA) |
|
Tieman , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten over het Taiwanese initiatief ter verdediging van onderzeese kabels genaamd RISK?1
Ziet u ook de risico’s van deze onderzeese kabels in het kader van ongelukken met scheepsvaart en/of sabotage in het kader van hybride oorlogsvoering?
Deelt u de mening dat de vrijheden van de internationale wateren niet in het geding mogen komen en dat het doelbewust beschadigen van internationale onderzeese kabels mogelijk hierop een inbreuk maakt? Zo niet, waarom niet?
Zijn er overeenkomsten te vinden tussen de Chinese dreiging aan het adres van Taiwan en de Russische dreiging richting Europa wat betreft hybride oorlogsvoering, in het bijzonder als het onderwaterinfrastructuur betreft?
Deelt u de mening dat in het kader van het beschermen van internationale onderzeese kabels, het zowel in het belang van Nederland is als dat van Taiwan als er meer wordt gewerkt aan het delen van informatie en het samen opbouwen van kennis om zo de kans op beschadigingen of sabotage aan onderzeese kabels in de Noordzee en de wateren rondom Taiwan te verkleinen?
Bent u bereid zich aan te sluiten bij de vier initiatieven zoals deze worden beschreven in het Taiwanese RISK-initiatief? Zo niet, zou u kunnen uitweiden waarom niet?
Zijn er andere staten waarmee u de banden zou willen verstevigen in het kader van het beschermen van onze cruciale infrastructuur en dus onder andere internationale onderzeese kabels?
Op welke manieren bent u bereid zich in te zetten voor een betere bescherming, internationaal, van de onderzeese kabelinfrastructuur?
Het bericht 'Servische regering treitert buitenlandse supermarkten, Ahold Delhaize gaat winkels sluiten' |
|
André Flach (SGP), Chris Stoffer (SGP) |
|
Aukje de Vries (VVD), Vincent Karremans (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel in Het Financieele Dagblad van 12 november 2025, getiteld «Servische regering treitert buitenlandse supermarkten, Ahold Delhaize gaat winkels sluiten»?1
Ja.
Klopt het dat Ahold Delhaize in Servië vanwege aanzienlijke financiële verliezen 25 winkels heeft moeten sluiten en dat honderden werknemers hun baan verliezen als direct gevolg van het prijsplafond dat de Servische regering heeft ingevoerd? Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Volgens Ahold Delhaize heeft het door de Servische regering ingestelde prijsplafond aanzienlijke gevolgen gehad voor de activiteiten van Delhaize Servië, waaronder de sluiting van een aantal winkels. Nederland volgt de situatie met zorg en heeft het belang van een voorspelbaar investerings- en ondernemingsklimaat op verschillende niveaus bij Servië onder de aandacht gebracht. Servië voerde deze maatregel in, vanwege hoge inflatiecijfers. Deze zijn echter weer gedaald.
Zo heb ik persoonlijk bij de Servische Ministers van Handel en van Financiën mijn zorgen geuit over de impact van het retail margin cap-decreet op het zaken- en investeringsklimaat in Servië en de gevolgen voor Ahold Delhaize in Servië.
Deelt u de mening dat de Servische regering met deze maatregel ingrijpt in de vrije interne markt?
Het kabinet acht de maatregel marktverstorend en is van mening dat deze op gespannen voet staat met de economische criteria bij EU-toetreding, zoals ook benoemd in de recente kabinetsappreciatie van het jaarlijkse uitbreidingspakket (Kamerstuk 23 987, nr. 398). Nederland weegt dit daarom zeker mee bij het EU-toetredingsproces van Servië. Servië maakt geen onderdeel uit van de interne markt van de EU.
Bent u bereid de Servische regering op te roepen deze maatregel zo spoedig mogelijk in te trekken, omdat deze in strijd is met de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië en de nodige vragen oproept over het Servische EU-kandidaat-lidmaatschap?
Ik heb er bij mijn Servische collega’s voor gepleit de maatregelen zo snel mogelijk in te trekken en geen andere maatregel in te voeren met vergelijkbare gevolgen en impact op het zaken- en investeringsklimaat in Servië.
Bent u bereid de Servische ambassadeur te ontbieden om uitleg te vragen over deze maatregel, die verliezen voor supermarkten veroorzaakt en banen op het spel zet?
Nederland heeft de Servische autoriteiten op verschillende niveaus aangesproken om uitleg te vragen over deze maatregelen en de Servische autoriteiten aan te sporen deze zo spoedig mogelijk op te heffen.
Deelt u de kritiek op Servië, zoals verwoord in het recente toetredingsrapport van de Europese Commissie, dat maatregelen als een prijsplafond de markt verstoren en buitenlandse investeringen ontmoedigen?
Ja, het kabinet deelt de zienswijze dat de maatregelen marktverstorend zijn en een negatieve impact kunnen hebben op het ondernemings- en investeringsklimaat in Servië, en daarmee buitenlandse investeringen ontmoedigen.
Welke acties ondernemen het kabinet en de Europese Commissie om ervoor te zorgen dat marktverstorende maatregelen door de regering-Vucic zo snel mogelijk worden beëindigd?
Het kabinet heeft de Servische autoriteiten hier op verschillende niveaus op aangesproken. Ook heeft het kabinet de Europese Commissie opgeroepen om haar contacten met Servië aan te wenden om de kwestie ter discussie te stellen. Zowel het kabinet als de Europese Commissie zijn in contact met de Servische autoriteiten over de negatieve gevolgen van het maatregelenpakket.
De situatie in en rondom Venezuela en de rol daarin van de overzeese gebieden van het Nederlandse koninkrijk |
|
Ralf Dekker (FVD) |
|
Rijkaart , David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het escalerende conflict tussen de Verenigde Staten en Venezuela?
Kunt u uiteenzetten hoe het kabinet deze situatie op dit moment beoordeelt en welke risico’s het ziet voor de rijksdelen in de regio?
Is er op dit moment contact met de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten over de veiligheidssituatie in de regio? Hoe beoordeelt het kabinet de huidige risico’s voor deze rijksdelen (en de bijzondere gemeenten, indien van toepassing)?
Heeft het kabinet aanwijzingen dat de spanningen kunnen leiden tot migratiestromen richting de Caribische delen van het Koninkrijk? Zo ja, welke voorbereidingen worden getroffen?
Welke belangen spelen er voor (de overzeese gebieden van) Nederland in dit conflict?
Hoe waarborgt het kabinet dat Nederland niet ongewild partij wordt in een conflict tussen de Verenigde Staten en Venezuela, terwijl tegelijkertijd de veiligheid van het Koninkrijk moet worden gegarandeerd?
Kunt u de Kamer een actuele risicoanalyse toezenden over de impact van dit conflict op het Koninkrijk, inclusief mogelijke gevolgen voor veiligheid, migratie, economie en diplomatieke relaties?
Kunt u deze vragen zo volledig en spoedig mogelijk beantwoorden, gezien de snelle ontwikkelingen?
Het bericht 'Nederland levert militair materieel aan Indonesische marine, die mensenrechten schendt in West-Papoea' |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Nederland levert militair materieel aan Indonesische marine, die mensenrechten schendt in West-Papoea»?1 Wat is uw reactie op dit artikel?
Ja. Zie onderstaande beantwoording op vragen over dit artikel.
Kunt u specifiek reageren op de bevindingen van Pointer waaruit blijkt dat de Indonesische marine wel degelijk een rol speelt bij mensenrechtenschendingen, zoals illegale uithuiszettingen en martelingen?
Het ministerie toetst elke vergunningaanvraag individueel aan de hand van de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole2 waarbij per ingediende aanvraag wordt gekeken naar de aard van de goederen, het eindgebruik en (de situatie in) het land van eindbestemming. De toetsing wordt gedaan op grond van de actuele situatie waarbij alle relevante ontwikkelingen, waaronder de mensenrechtensituatie in het land van eindbestemming, worden meegenomen.
Daaruit volgt dat om te komen tot een negatieve toetsing van het EUGS (waaronder het criterium dat ziet op het bestaan van een duidelijk risico dat de goederen gebruikt worden voor het begaan van ernstige schendingen van mensenrechten en/of het humanitair oorlogsrecht) er een duidelijk (potentieel) verband moet bestaan tussen de uit te voeren goederen en de geconstateerde zorgen. Algemene zorgen over bepaalde ontwikkelingen in een land van eindbestemming leiden niet direct tot een afwijzing van een vergunningaanvraag. Dat geldt eveneens voor de betrokkenheid van een dienstonderdeel van een krijgsmacht bij dergelijke punten van zorg. Om te komen tot een negatieve toetsing moet sprake zijn van een duidelijk risico dat specifiek het uit te voeren goed door de eindgebruiker gebruikt wordt voor het begaan van ernstige schendingen van de mensenrechten of van het humanitair oorlogsrecht. Een dergelijk duidelijk risico is in de voor uitvoer naar Indonesië goedgekeurde vergunningaanvragen met als eindgebruiker de Indonesische marine niet vastgesteld; dat geldt ook voor de in het artikel van Pointer genoemde vergunningaanvragen.
Is dit nieuwe informatie voor u of was u al op de hoogte van de in het artikel genoemde aanwijzingen voor betrokkenheid van de marine bij mensenrechtenschendingen?
Voor de beoordeling van vergunningaanvragen werken diverse directies binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken nauw samen, in afstemming met de betrokken ambassade(s) en waar relevant ook met andere departementen. Ook openbare bronnen en informatie die voortvloeit uit het lokale netwerk van de ambassade(s) worden in de toetsing meegenomen.
Het ministerie is op de hoogte van de genoemde punten van zorg in de door Pointer aangehaalde bronnen. Om te komen tot een negatieve toetsing moet echter sprake zijn van een duidelijk risico dat specifiek het uit te voeren goed door de eindgebruiker gebruikt wordt voor het begaan van ernstige schendingen van de mensenrechten of van het humanitair oorlogsrecht. In dat licht en gelet op de specifieke aard van de goederen en het eindgebruik is in de toetsingen voor eerdere afgegeven vergunningen een dergelijk risico niet vastgesteld.
Kunt u toelichten hoe u in het verleden bent gekomen tot de conclusie, zoals verwoord in brieven aan de Tweede Kamer, dat de Indonesische marine, «voor zover bekend» niet betrokken is bij mensenrechtenschendingen? Welke bronnen zijn geraadpleegd en leidden tot deze conclusie? Is de publiekelijk beschikbare informatie geraadpleegd door Pointer hierbij meegewogen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u zich ervan bewust dat het zeer moeilijk is om informatie over de situatie in West-Papoea te krijgen, omdat internationale journalisten West-Papoea niet binnen komen, lokale journalisten worden geïntimideerd, en ook de VN-mensenrechtencommissaris niet welkom is? Is het u bekend dat West-Papoea om deze reden door experts een «black box» wordt genoemd, vergelijkbaar met Tsjetsjenië, Xinjiang en Tibet?
Het is bekend dat het voor internationale journalisten lastig kan zijn om een vergunning te krijgen om naar de Papoea provincies van Indonesië te reizen. Er zijn echter verschillende organisaties die rapporteren over de mensenrechtensituatie in Indonesië, bijvoorbeeld de organisaties die worden aangehaald in het betreffende artikel van Pointer. Daarnaast heeft de ambassade een uitgebreid netwerk in de verschillende regio’s van Indonesië, inclusief de Papoea provincies, waarmee Nederland de mensenrechtensituatie in Papoea nauwlettend kan en blijft volgen.
Als er zo weinig informatie over de situatie in West-Papoea beschikbaar is, vindt u het dan van gepaste zorgvuldigheid getuigen om export toe te staan omdat de Indonesische marine «voor zover bekend» niet betrokken is bij mensenrechtenschendingen?
Wapenexportcontrole bestaat uit een zorgvuldige risicoanalyse van alle beschikbare informatie die op het moment van toetsing beschikbaar is. Om te komen tot een negatieve toetsing moet sprake zijn van een duidelijk risico dat specifiek het uit te voeren goed door de eindgebruiker gebruikt wordt voor het begaan van ernstige schendingen van de mensenrechten of van het humanitair oorlogsrecht. Een dergelijk duidelijk risico is in de voor uitvoer naar Indonesië goedgekeurde vergunningaanvragen niet vastgesteld; dat geldt ook voor de in deze vraag genoemde vergunningaanvragen met betrekking tot de uitvoer van schepen en scheepsonderdelen. Ter illustratie: in het geval van de uitvoer van scheepsonderdelen is na zorgvuldige analyse geconcludeerd dat het niet in de rede lag dat het betreffende type goed gezien de aard en specificaties zal worden gebruikt voor ongewenste inzet waarover wordt bericht.
Bent u het eens dat Europese regelgeving vraagt om uitvoer niet toe te staan bij alleen al het risico op mensenrechtenschendingen? Hoe is uw ministerie in tegenstelling tot mensenrechtenexperts tot de conclusie gekomen dat dit risico niet bestaat?
Nee. Het EU Gemeenschappelijk Standpunt vraagt van lidstaten onder meer te onderzoeken of er een duidelijk risico bestaat dat de uit te voeren militaire goederen of technologie kunnen worden gebruikt voor het toepassen of faciliteren van binnenlandse onderdrukking, ernstige daden van op gender gebaseerd geweld of ernstige daden van geweld tegen vrouwen en kinderen of andere ernstige schendingen van de mensenrechten. Het kabinet erkent in algemene zin dat naleving van de, ook in de Indonesische Grondwet vastgelegde, mensenrechten op verschillende terreinen een punt van zorg is, bijvoorbeeld in de Papoea provincies van Indonesië. Ten aanzien van de voor uitvoer naar Indonesië afgegeven vergunningen geldt echter dat vanwege de aard van de uit te voeren goederen er bij de toetsingen op grond van toepasselijke juridische kaders geen duidelijk risico op ongewenst eindgebruik is vastgesteld dat deze goederen gebruikt zullen worden voor het begaan van de schendingen waarover wordt gerapporteerd.
Wapenexportbeleid is geen sanctiebeleid, waarmee eventuele afkeuring van het beleid van een ander land kenbaar wordt gemaakt. Om een dergelijk gesprek vorm te geven gebruikt het kabinet andere kanalen.
Is het onderzoek van Pointer aanleiding voor u om de uitvoer van materiaal naar de Indonesische marine te heroverwegen? Zo ja, hoe gaat u de kamer over het herbeoordelingsproces informeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat het staande wapenexportbeleid, zoals toegelicht in het antwoord op vragen 1 en 2, volstaat voor een zorgvuldige controle. Met inachtneming van de algemene punten van zorg ten aanzien van de mensenrechtensituatie in Indonesië is het kabinet, gelet op de aard van de onder lopende vergunningen uit te voeren goederen, niet voornemens om lopende vergunningen voor uitvoer naar Indonesië opnieuw te beoordelen.
Wordt het onderzoek van Pointer bij toekomstige beoordeling van uitvoer naar Indonesië meegewogen? Zo nee, waarom niet?
Voor de beoordeling van vergunningaanvragen maakt het kabinet gebruik van diverse informatiebronnen. Op het moment dat nieuwe informatie zich aandient, wordt ook deze informatie meegewogen; dat geldt ook voor het onderzoek van Pointer.
Bent u van plan uw Indonesische ambtsgenoot te spreken over de bevindingen uit het onderzoek? Zo nee, waarom niet?
De bilaterale relatie met Indonesië is breed en hecht, wat het bespreken van de mensenrechtensituatie vergemakkelijkt. Op verschillende niveaus wordt de mensenrechtensituatie besproken, zowel in bilateraal, EU- als multilateraal verband. Daarbij kijkt het kabinet nadrukkelijk naar wat de meest effectieve wijze is om zorgen over mensenrechten over te brengen, dat geldt ook voor de bevindingen uit het onderzoek.
Deelt u de zorgen van de inzet van drones voor mensenrechtenschendingen in West-Papoea, bijvoorbeeld doordat burgers ermee worden aangevallen?2
In algemene zin deelt het kabinet de zorgen over de inzet van drones door de Indonesische strijdkrachten daar waar deze inzet door onafhankelijke berichtgeving in verband wordt gebracht met mensenrechtenschendingen. In het geval van de eerder verleende exportvergunning voor de uitvoer van drones is na zorgvuldige analyse echter geconcludeerd dat het niet in de rede lag dat het betreffende type drone, gezien de aard en specificaties, zal worden gebruikt voor ongewenste inzet waarover is bericht. Op grond van de wapenexporttoets heeft het ministerie geen gronden voor afwijzing gevonden. Ook hier geldt dat het feit dat drone-inzet heeft plaatsgevonden niet een op een wordt vertaald naar een exportverbod op alle typen drones. Die weging wordt per geval gedaan.
Kunt u uitsluiten dat door Nederland geleverde drones in Indonesië worden ingezet bij mensenrechtenschendingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u het ermee eens dat ook dual use exportvergunningen voor drones heroverwogen dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
De uitvoer van dual-use goederen voor militair eindgebruik wordt langs dezelfde lijnen beoordeeld als de uitvoer van militaire goederen. Daarmee geldt dat het kabinet van mening is dat het staande exportbeleid, zoals toegelicht in het antwoord op vragen 1 en 2, volstaat voor een zorgvuldige controle. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen de termijn van drie weken beantwoorden?
De vragen zijn binnen een termijn van drie weken beantwoord. Daar waar dit passend werd geacht zijn enkele vragen gebundeld.
Het artikel 'Tweede Kamer zaait twijfel over abortuszorg met twee aangenomen moties' |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Foort van Oosten (VVD), Becking |
|
|
|
|
Klopt het dat er op dit moment onderhandeld wordt tussen de Raad en het Europees Parlement over de Richtlijn minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten?1
Ja, dat klopt.
Kunt u de Nederlandse positie in de Raad ten aanzien van die richtlijn toelichten? Kunt u specifieke toelichting geven op het Nederlandse standpunt ten aanzien van artikel 9(3) die betrekking heeft op de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg voor slachtoffers?
De Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel voor herziening van de richtlijn is neergelegd in het BNC-fiche van 6 oktober 20232.
Met betrekking tot het Nederlandse standpunt ten aanzien van artikel 9 (3) is Nederland groot voorstander van het beschermen en ondersteunen van slachtoffers van seksueel geweld. Daaronder valt de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg en tevens toegang tot abortuszorg. Wij steunen het expliciet benoemen van toegang tot abortuszorg in de overweging bij artikel 9 (3) met een verwijzing naar het nationale recht. Het genoemde artikel en de bijbehorende overweging leiden niet tot harmonisering van wetgeving op EU-niveau.
Klopt het dat Nederland zich op ambtelijk niveau heeft uitgesproken tegen het opnemen van toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg voor slachtoffers in deze richtlijn en het expliciet benoemen van abortus in de overweging die correspondeert met dit artikel? Zo ja, waarom?
Nee, dat is niet correct. In het kader van de onderhandelingen en het meest recente voorstel van het Europese Parlement (hierna: EP) om abortus expliciet te noemen in de overweging bij artikel 9 (3), heeft Nederland aangegeven het voorstel van het EP te kunnen steunen mits wordt aangegeven dat dit een onderwerp is van nationaal recht. De juridische basis van deze richtlijn3 biedt geen grondslag om toegang tot gezondheidszorg, waaronder seksuele en reproductieve gezondheidszorg, te harmoniseren binnen de Europese Unie. Het expliciet benoemen van abortuszorg ligt echter gevoelig bij een aantal lidstaten. Nederland wil ook deze lidstaten aan boord houden om zo tot een onderhandelingsakkoord met betrekking tot een herziene richtlijn minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten te komen. Daarom is de suggestie gedaan om aan te sluiten bij artikel 26 lid 2 van de reeds vastgestelde richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.4
Deelt u de mening dat Nederland als voorvechter van progressieve waarden juist voorop zou moeten lopen met het beschermen van slachtoffers van seksueel geweld, en dat toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg, en specifiek abortuszorg daar een onlosmakelijk onderdeel van is?
Ja, deze mening deel ik.
Bent u bereid om dan wel op ambtelijk niveau, dan wel op ministerieel niveau van standpunt te veranderen ten aanzien van artikel 9(3) en de corresponderende overweging, in de richtlijn minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en het Deens voorzitterschap daarover zo spoedig mogelijk te informeren?
Nee, dat is niet nodig in het licht van bovenstaande beantwoording.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk, het liefst voor 10 december 2025 te beantwoorden?
Ik heb uw vragen conform uw verzoek voor 10 december 2025 beantwoord.
Het Young Global Leader programma van het World Economic Forum |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u dit jaar toegetreden tot het zogenaamde «Young Global Leader» programma van het World Economic Forum?1
Door wie en wanneer bent u uitgenodigd toe te treden tot de 2025 «Young Global Leaders» klas van het World Economic Forum? Was dit een schriftelijke uitnodiging? Zo ja, kan de Tweede Kamer deze uitnodiging ontvangen?
Is het correct dat u bent uitgenodigd in uw hoedanigheid van Minister? Zo nee, waarom staat dit dan letterlijk zo aangegeven op de «Young Global Leader» website? Is het kabinet op de hoogte van deze nevenfunctie?2
Wat waren uw beweegredenen om (op deze uitnodiging in te gaan en) lid te worden van de 2025 klas met «Young Global Leaders» van het World Economic Forum?
Kan de Tweede Kamer dit driejarige «ontwikkelingsprogramma» van de 2025 «Young Global Leader» klas waar u (namens het kabinet) onderdeel van uitmaakt ontvangen? Bij welke «thematische bijeenkomsten» bent u aanwezig geweest? Welke «academische modules» van het World Economic Forum heeft u gevolgd?
Het «Young Global Leader» programma verschaft daarnaast, «opportunities to contribute to strategic initiatives aligned with the World Economic Forum’s mission», op welke manier heeft u, als WEF «Young Global Leader» bijgedragen aan welke specifieke doelstellingen van het World Economic Forum? Kan de Tweede Kamer hiervan een overzicht ontvangen?
Hoe zou het kabinet de «doelstellingen van het World Economic Forum» omschrijven?
Kan uit het feit dat u, als Minister van Defensie, bent toegetreden tot het «Young Global Leader» programma van het World Economic Forum logischerwijs worden geconcludeerd dat het kabinet de doelstellingen van het World Economic Forum steunt? Zo nee, waarom niet?
Is het correct dat Klaus Schwab, de inmiddels omstreden oprichter van het World Economic Forum, op 20 september 2017 op de Harvard Kennedy School, in het openbaar te kennen heeft gegeven trots te zijn dat het World Economic Forum het Young Global Leader programma wereldwijd gebruikt om, in zijn woorden, «kabinetten te penetreren»?3
Vindt het kabinet het wenselijk als leden van het kabinet deelnemen aan een programma waarvan de bedenker zélf aangeeft dat het bedoeld is om wereldwijd «kabinetten te penetreren»?
Is het correct dat de Koning ook een WEF «Young Global Leader» is (geweest)? Ja of nee?4
Kunt u de bovenstaande simpele en feitelijke ja-nee-vraag met alleen «ja» of «nee» beantwoorden? Zo nee, waarom bent u daartoe maar niet in staat?
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘Palestijnen leren op school Joden en Israël te haten’ |
|
Chris Stoffer (SGP), Diederik van Dijk (SGP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Palestijnen leren op school Joden en Israël te haten: «Blauwdruk voor terreur»»?1
Wat vindt u ervan dat Palestijnse schoolboeken nog steeds antisemitisme bevatten en geweld tegen Joden verheerlijken?
Bent u bekend met het eerder ingenomen standpunt van het Europees Parlement dat de EU alleen financiële steun op het gebied van onderwijs aan de Palestijnse Autoriteit mag verlenen als de inhoud van schoolboeken wordt afgestemd op de Unesco-normen, alle antisemitische uitingen worden geschrapt en voorbeelden die aanzetten tot haat en geweld worden verwijderd?2 Deelt Nederland deze positie ook?
Welke consequenties verbindt Nederland aan het feit dat Palestijnse schoolboeken nog steeds antisemitisme blijken te bevatten?
Hoe verhouden antisemitische schoolboeken zich tot de zogenaamde Letter of Intent die in de zomer van 2024 is ondertekend door de Europese Commissie en de Palestijnse Autoriteit, waarin ook hervorming van het schoolcurriculum is opgenomen?
Hoe wordt gecontroleerd of deze hervorming van het curriculum daadwerkelijk en effectief plaatsvindt? Wat zijn de benchmarks op basis waarvan verdere financiering aan de Palestijnse Autoriteit wordt verstrekt? Wat gebeurt er nu blijkt dat de Palestijnse Autoriteit zich niet aan de Letter of Intent houdt?
Bent u het ermee eens dat, nu er blijkbaar niks veranderd is aan de inhoud van de schoolboeken, dit direct gevolgen moet hebben voor het verstrekken van EU-(onderwijs)subsidies aan de Palestijnse Autoriteit? Bent u bereid om dit standpunt ook in Europese gremia in te brengen?
Kunt u aangeven of Nederland ook zelfstandig (los van de EU-subsidies) geld steekt in onderwijs of lesmateriaal van de Palestijnse Autoriteit? Zo ja, gaat u deze subsidies direct stopzetten?
Het bericht ‘Vader van vermoorde Ryan loopt vrij rond in Syrië, wat kan Nederland doen?’ |
|
Bente Becker (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Foort van Oosten (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend het bericht «Vader van vermoorde Ryan loopt vrij rond in Syrië, wat kan Nederland doen»1?
Bent u bereid concreet toe te lichten wat u kunt doen om straffeloosheid in zaken zoals deze te voorkomen? Zo ja/nee, waarom?
Bent u bereid te kijken naar de mogelijkheid tot het indienen van een rechtshulpverzoek, en zo ja, acht u dit kansrijk en welke criteria hanteert u bij het indienen van rechtshulpverzoeken als er geen adequaat verdrag is met een land als Syrië? Zo nee, wat gaat u dan doen?
Onder welke omstandigheden acht u het denkbaar dat u in overleg treedt over een rechtshulp- en/of uitleveringsverdrag met Syrië?
Welke andere Europese landen hebben inmiddels rechtshulpverzoeken aan Syrië gedaan en kunt u in overleg treden met deze landen om te bespreken hoe zij deze rechtshulpverzoeken hebben voorbereid en welke voorwaarden daarbij zijn gesteld?
Bent u bereid de zaak van de vermoorde Ryan bij elk diplomatiek (ambtelijk en politiek) overleg met vertegenwoordigers van de Syrische regering blijvend onder de aandacht te brengen om straffeloosheid te voorkomen? Zo ja, kunt u de Kamer hierover periodiek informeren? Zo nee, waarom niet?
Peperdure wervingscampagnes die nauwelijks nieuwe militairen opleveren |
|
Maes van Lanschot (CDA) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Follow the Money waaruit blijkt dat Defensie de afgelopen jaren miljoenen euro’s heeft uitgegeven aan wervingscampagnes, terwijl het aantal daadwerkelijk ingestroomde militairen nauwelijks stijgt?1
Ja. Ik heb het artikel gelezen, maar het geschetste beeld komt niet overeen met de werkelijkheid.
Hoeveel geld heeft Defensie sinds 2020 jaarlijks besteed aan wervingscampagnes en via welke kanalen zijn deze middelen ingezet (tv, online, social media, evenementen, etc.)?
Defensie zet sinds 2020 jaarlijks meerdere employer-branding campagnes en meer dan honderd online wervingscampagnes in. Deze campagnes vergroten de zichtbaarheid van Defensie als werkgever en richten zich op het aantrekken van sollicitanten voor een breed scala aan functies en instroomsporen, waaronder recent toegevoegde trajecten zoals het Dienjaar. De media-inzet volgt een planmatige, continu zichtbare campagnevoering en omvat onder meer tv (lineair, on-demand en streaming), radio, buitenreclame, bioscoop, dagbladen, online video, zoekadvertenties en sociale media. Daarnaast neemt Defensie deel aan arbeidsmarkt- en onderwijsbeurzen en organiseert Defensie eigen wervingsevents. Deze gecombineerde inzet leidt jaarlijks tot groei in websitebezoeken, eventinschrijvingen, unieke sollicitaties en uiteindelijk ook in het aantal aanstelbare kandidaten. De campagne is in 2025 opgeschaald om de groeiambities uit de Kamerbrief «Onze mensen, onze toekomst; meer, beter en sneller» (Kamerstuk 33 763, nr. 161, 24 maart 2025) te ondersteunen.
2020
€ 15.030.000
2021
€ 15.065.000
2022
€ 13.505.000
2023
€ 19.808.000
2024
€ 21.864.000
2025
€ 26.352.000
Kunt u per jaar sinds 2020 inzicht geven in: a) het aantal sollicitaties, en b) het aantal daadwerkelijke aanstellingen dat volgde?
Aantal sollicitaties
16.293
14.491
18.590
20.391
24.474
22.271
Instroom
3.645
3.941
3.404
3.800
4.326
4.896
In het antwoord beperken we ons tot beroepsmilitairen. De aantallen sollicitaties (bovenste rij) hebben betrekking op kandidaten die via de reguliere weg (via het dienstencentrum personeelslogistiek) hebben gesolliciteerd. De instroomcijfers (onderste rij) omvatten daarnaast ook kandidaten die direct vanuit de civiele arbeidsmarkt bij Defensie worden aangesteld zonder voorafgaande initiële militaire opleiding (zogeheten «horizontale instroom»).
NB: Tot en met 2024 is het aantal sollicitaties weergegeven, waarbij één persoon meerdere sollicitaties kan hebben ingediend. In 2025 betreft dit het aantal «unieke sollicitanten».
Hoe verklaart u het grote verschil tussen het aantal sollicitaties dat campagnes opleveren en het beperkte aantal nieuwe aanstellingen?
Er is geen een-op-een verband te leggen tussen de campagnes en het aantal aanstellingen. Tussen een sollicitatie en een aanstelling vindt een zorgvuldig selectie- en keuringsproces plaats waarin wordt vastgesteld of kandidaten psychisch en fysiek geschikt zijn.
Het grootste deel van de uitval vindt plaats in een vroege fase van het selectieproces. Kandidaten ontvangen voorafgaand aan een uitnodiging voor psychologisch onderzoek uitgebreide vragenlijsten. Wanneer hieruit blijkt dat antwoorden strijdig zijn met de militaire basiseisen, worden kandidaten niet uitgenodigd voor het verdere keuringsproces.
Van de kandidaten die door deze voorselectie komen en worden uitgenodigd voor het basispsychologisch onderzoek, wordt de een groot deel geschikt bevonden. Het percentage kandidaten dat na deze fase aanstelbaar wordt verklaard, bedraagt circa 66% voor beroepsmilitairen, 69% voor reservisten en 65% voor dienjaarmilitairen.
Een aanstelbaarverklaring leidt echter niet automatisch tot een aanstelling. De daadwerkelijke aanstelling is mede afhankelijk van beschikbare opleidingscapaciteit, startmomenten van opleidingen, veiligheidsonderzoeken en het aantal beschikbare startfuncties. Daarnaast besluit een deel van de kandidaten gedurende het proces alsnog ervan af te zien om bij Defensie in dienst te treden, bijvoorbeeld omdat zij kiezen voor een andere loopbaan of persoonlijke omstandigheden wijzigen. Deze kandidaten komen daardoor niet op en worden niet aangesteld.
Door het vergroten van de capaciteit en productiviteit van selectie- en keuring, het differentiëren in functie-eisen waar dat verantwoord kan, en het structureel versterken van opleidings- en instructiecapaciteit in combinatie met het moderniseren van het onderwijs, neemt Defensie maatregelen die ertoe moeten leiden dat meer mensen sneller kunnen worden aangesteld.
In hoeverre zijn er binnen Defensie harde prestatie-indicatoren geformuleerd voor het meten van de effectiviteit van wervingscampagnes?
Defensie hanteert verschillende prestatie-indicatoren om de effectiviteit van wervingscampagnes te meten. Wij volgen onder andere het bereik en de waardering van de campagne in de doelgroep, reclameherinnering, boodschap-overdracht, mediaperformance, het aantal bezoeken op www.werkenbijdefensie.nl, het aantal sollicitaties per instroomspoor, de conversie naar keuring en aanstelling en de ontwikkeling van de totale personele sterkte.
Voor deze indicatoren zijn geen harde streefcijfers vastgesteld. De realisatie van de aanstellingsopdracht geldt als harde KPI voor alle wervingsinspanningen; de ontwikkelingen van de overige indicatoren monitoren we en op basis daarvan sturen we continu bij om de wervingsinzet te optimaliseren.
Erkent u dat Defensie er niet in slaagt haar personeelsdoelen te halen, ondanks een groeiend budget en intensieve marketing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen neemt u om dit fundamentele probleem aan te pakken?
Defensie groeit aantoonbaar; tussen 1 januari en 1 december 2025 – dit zijn 11 maanden – is de personeelsomvang toegenomen met 5.567 voltijdsequivalenten (VTE’n) naar 79.913 VTE’n, terwijl tegelijkertijd de vrijwillige uitstroom laag blijft.
Tegelijkertijd is voor de schaalbare krijgsmacht in 2030 meer menskracht nodig dan nu beschikbaar is. Daarom neemt Defensie aanvullende maatregelen, zoals aangekondigd in de Kamerbrief «Onze mensen, onze toekomst; meer, beter en sneller». Dat doen we onder meer door het opschalen van instroomsporen (Dienjaar, VeVa, Nationale Weerbaarheidstraining, reservisten), het vergroten van de capaciteit en productiviteit van selectie- en keuring, het differentiëren in functie-eisen waar dat verantwoord kan, en het structureel versterken van opleidings- en instructiecapaciteit in combinatie met het moderniseren van het onderwijs. Op 17 november 2025 heeft Defensie een intentieverklaring gesloten met civiele opleiders om de instructie- en opleidingscapaciteit structureel uit te breiden. Deze samenwerking zorgt ervoor dat Defensie sneller kan opschalen, innovatief kan opleiden en dat operationele eenheden inzetbaar blijven.
Is er bij de recente stijging van het defensiebudget ook geïnvesteerd in versnelde opleidingstrajecten, aangepaste instroomprofielen of bredere toelatingseisen? Zo ja, met welk resultaat?
Ja. Defensie investeert gericht in de hele keten van werving, selectie en opleiding. Dit gebeurt onder meer door uitbreiding van de keuringscapaciteit en psychologische selectie, het inrichten van extra selectie- en keuringslocaties, het aantrekken van externe opleidingscapaciteit en het moderniseren van opleidingen. Daarnaast differentieert Defensie in functie-eisen en verruimt Defensie leeftijdsgrenzen waar dat verantwoord is, bijvoorbeeld voor vlootpersoneel van de Marine en grondpersoneel van de Luchtmacht. Deze maatregelen dragen bij aan de groei van opgeleid en inzetbaar personeel. We zijn niet van plan meer opleidingstrajecten of instroom instrumenten te ontwikkelen, maar juist de bestaande optimaal te benutten en te schalen.
Wat is uw reactie op de analyse uit het artikel van Follow the Money dat het merendeel van de reservistenprogramma’s zich richt op «hoger opgeleiden», dat er veel minder geld gaat naar de VeVa-opleidingen en dat de VeVa in de praktijk geen vooropleiding is en geen voorrang geeft bij Defensie?
Ik herken het geschetste beeld niet. Defensie richt zich in haar personeelsbeleid op verschillende doelgroepen, met instroomsporen voor zowel mbo-, hbo- als wo-opgeleiden. VeVa vormt een heel belangrijk mbo-spoor: van de VeVa-studenten die tussen 2010 en 2020 zijn gestart, is 43 procent doorgestroomd naar een initiële opleiding bij Defensie. Circa 19 procent van alle beroepsmilitairen heeft een VeVa-achtergrond; bij manschappen en onderofficieren jonger dan 35 jaar is dit ongeveer 38 procent. VeVa is geen vooropleiding met formele voorrangsposities, maar biedt een doorlopende leerlijn die het beroepsbeeld en de basisvaardigheden versterkt en daarmee de keuze voor Defensie vergroot.
Voor VeVa is geen afzonderlijk programmabudget inzichtelijk, omdat de uitvoering is verweven met de reguliere bedrijfsvoering van Defensie. Er is wel afzonderlijk budget beschikbaar voor de stagevergoedingen aan VeVa-leerlingen tijdens de beroepspraktijkvorming (BPV) bij de operationele commando’s. Deze uitgaven aan uitvoering van de beroepspraktijkvorming bedragen circa 7 miljoen euro per jaar. Een significant aantal medewerkers van Defensie wordt direct en specifiek ingezet voor de begeleiding, coördinatie en regievoering van VeVa. Dit betreft de militair instructeurs op de ROC’a, alle BPV-commandanten en hun medewerkers voor de BPV-begeleiding, en alle stage- en onderwijscoördinatoren vanuit de operationele commando’s en defensieonderdelen.
De analyse dat reservistenprogramma’s zich uitsluitend of voornamelijk op hoger opgeleiden zouden richten, is niet juist. Zo zet Defensie met Defensity College (hbo/wo), het Dienjaar (mbo, hbo, wo) en de Nationale Weerbaarheidstraining (hbo/wo-minor en mbo-keuzendeel) in op jongeren en studenten die anders niet snel voor een loopbaan bij Defensie zouden kiezen. Defensie ontwikkelt en benut reservistenschillen juist in de volle breedte van de krijgsmacht, met functies voor zowel mbo-profielen als hbo- en wo-opgeleiden. De groei van de reservistenschil tot 20.000 in 2030 vraagt om een divers aanbod van reservistenfuncties, variërend van operationele ondersteuning en technische inzetbaarheid tot specialistische rollen op het gebied van ICT, cyber, geneeskundige zorg en beleidsmatige ondersteuning. Daarnaast zien we ook veel jongeren met een hbo- of wo-profiel die er juist voor kiezen om als reservist praktisch in gezet te worden bij de Natres of infanterie bewaken en beveiligen. De totale reservistenschil bestaat daarmee uit een breed samengesteld personeelsbestand dat aansluit bij de behoefte van de krijgsmacht.
Welke belemmeringen in de keten (zoals capaciteit opleidingen, veiligheidsscreenings, keuringseisen) spelen volgens u voornamelijk een rol bij het feit dat vacatures bij Defensie onvoldoende ingevuld worden?
De belangrijkste belemmeringen in de keten zijn de capaciteit en doorlooptijden van selectie en keuring, de duur van veiligheidsonderzoeken, de beschikbare opleidings- en instructiecapaciteit en randvoorwaarden als huisvesting, kleding en uitrusting. Een deel hiervan volgt uit wettelijke kaders, zoals de Wet op de medische keuringen en procedures voor veiligheidsonderzoeken. Daarnaast wil Defensie in korte tijd substantieel opschalen, terwijl uitbreiding van infrastructuur, instructiecapaciteit en ondersteunende voorzieningen tijd vergt.
Deelt u de mening dat meer geïnvesteerd moet worden in het wegnemen van de belemmeringen in de keten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen onderneemt u daarvoor?
Ik deel de mening dat het wegnemen van belemmeringen in de keten essentieel is om de personeelsdoelen te halen. Hiertoe zijn diverse maatregelen genomen. Defensie investeert nadrukkelijk in het vergroten van selectie- en keuringscapaciteit, in het uitbreiden van opleidingscapaciteit en het moderniseren van het onderwijs, in samenwerking met civiele opleidingspartners, in het wegnemen van onnodige regels voor externe opleiders en in het verbeteren van materiële randvoorwaarden. Daarnaast werkt Defensie via de beoogde Wet op de Defensiegereedheid aan meer flexibiliteit in het keuringsproces, onder meer door keuringen eerder in het proces te kunnen uitvoeren en keuringsgegevens langer te mogen gebruiken.
Klopt het dat de uitstroom van militairen ongeveer 25 procent hoger ligt dan ingecalculeerd?
Nee, dat beeld klopt niet. In 2025 stroomden er tot en met november minder beroepsmilitairen uit dan verwacht. Daarnaast bedraagt het percentage van het personeelsbestand dat Defensie in 2025 op eigen verzoek verlaat 3,1 procent van de totale bezetting, exclusief leerlingen in initiële opleidingen. Dit percentage ligt aanzienlijk lager dan het percentage van circa 5 procent irregulier verloop waarmee de sector Rijk rekent en lager dan in het bedrijfsleven. Uiteraard kan de uitstroom per doelgroep per jaar fluctueren, maar er is geen sprake van een structurele overschrijding van de ramingen met 25 procent.
Is er bij de recente stijging van het defensiebudget ook geïnvesteerd in het beter faciliteren van zittend personeel om die te kunnen behouden? Zo ja, met welk resultaat?
Ja. Met de stijging van het defensiebudget investeert Defensie niet alleen in werving, maar juist ook in behoud van alle medewerkers. Dit gebeurt onder meer via modernisering van arbeidsvoorwaarden, leer- en ontwikkelmogelijkheden, de invoering van de continue dialoog en strategische personeelsplanning, verbeterde loopbaanbegeleiding via het Dienstencentrum Employability, investeringen in veilige en passende uitrusting (zoals scherfwerende vesten voor vrouwelijke militairen) en het verbeteren van leiderschap en organisatiecultuur. Het resultaat is onder meer een lage vrijwillige uitstroom van 3,1 procent en het feit dat ongeveer 70 procent van de dienstverlaters aangeeft (heel) tevreden te zijn over het werk bij Defensie.
Deelt u ten slotte de mening dat voor het behalen van de doelstellingen voor 2030 (en daarna) een meer verplichtend karakter in het kader van opkomstplicht noodzakelijk zal zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke plannen heeft u hiertoe in voorbereiding?
Ik deel die mening niet. In mijn Kamerbrief «Start Defensie-enquête» (Kamerstuk 36 592, nr. 45, 22 september 2025) heb ik u daarover geïnformeerd. De belangstelling om bij Defensie te dienen neemt toe en de vrijwillige uitstroom is laag. Dat geeft ons het vertrouwen dat we de krijgsmacht met een vrijwillig dienmodel kunnen blijven vullen. In de Kamerbrief «Onze mensen, onze toekomst» heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanvullende maatregelen die Defensie neemt om versneld te veranderen en te groeien naar een voortdurend inzetgerede en schaalbare krijgsmacht.
We moeten ons echter op verschillende scenario’s voorbereiden. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de verwachte groei achterblijft bij de prognoses, of dat de veiligheidssituatie verder verslechtert en Defensie sneller moet groeien dan nu voorzien. Om die reden ontwikkelt Defensie een dienmodel dat kan meebewegen met de dreiging. Dat betekent: in staat zijn om (snel) op te schalen in aanloop naar een conflictsituatie, en weer kunnen afschalen in een periode na een conflict.
De Defensie-enquête is een instrument om sneller zicht te krijgen op potentiële instroom en, waar nodig, gefaseerd naar een meer verplichtend karakter toe te werken. De eerste stap, de vrijwillige enquête, is in september gestart. De herinvoering van de opkomstplicht is in uiterste instantie een juridisch beschikbare optie, maar ik ben ervan overtuigd dat er effectievere en meer gerichte manieren zijn om de personele gereedheid te verhogen. Een krijgsmacht waarin mensen bewust en vrijwillig voor dienst kiezen, blijft moreel en operationeel sterker.
Het bericht dat de Franse rechter van het Internationaal Strafhof, Nicolas Guillou, op de Amerikaanse sanctielijst staat |
|
Sarah Dobbe |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
Bent u bekend met het artikel «Nicolas Guillou, French ICC judge sanctioned by the US: «You are effectively blacklisted by much of the world’s banking system»»?1
Ja.
Was u al bekend dat, naast de hoofdaanklager, ook rechters van het internationaal strafhof op de Amerikaanse sanctielijst staan?
Ja. Als gastland van het Internationaal Strafhof (ISH) staat Nederland in nauw contact met het Hof en er vinden zeer regelmatig gesprekken plaats met de meest relevante functionarissen over de (mogelijke) gevolgen van de sancties. Nederland heeft in die hoedanigheid ook alle rechters die in het afgelopen jaar zijn gesanctioneerd uitgenodigd voor een gesprek.
Bent u bekend met de totale schaal en aard van Amerikaanse sancties jegens het internationaal strafhof? Zo ja, wilt u deze met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Sinds februari 2025 zijn er door de Verenigde Staten sancties opgelegd tegen de hoofdaanklager van het ISH. In de loop van het jaar zijn vervolgens ook sancties opgelegd tegen de beide plaatsvervangend aanklagers, acht rechters, een aantal non-gouvernementele organisaties en een Speciaal Rapporteur van de Verenigde Naties. Er zijn geen sancties opgelegd tegen het ISH zelf.
Deelt u de mening dat Nederland, als gastland van het strafhof, een speciale verantwoordelijkheid heeft om de goede werking van het strafhof te garanderen? Zo ja, hoe draagt u hier momenteel aan bij? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven2, heeft Nederland als gastland van het ISH een aantal bijzondere verplichtingen om ervoor te zorgen dat het Hof zo onbelemmerd mogelijk kan functioneren. Deze verplichtingen zijn vastgelegd in het Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland.3 Daarnaast is het Koninkrijk der Nederlanden één van de momenteel 125 partijen bij het Statuut van Rome. In het afgelopen jaar is het kabinet in beide hoedanigheden op verschillende terreinen betrokken geweest bij de mitigatie van de gevolgen van de sancties en de inzet op de preventie van verdere sancties. Voor een nadere toelichting op deze inzet verwijst het kabinet graag naar de reactie op de moties Dobbe en Paternotte in de Kamerbrief van 1 december 2025 inzake de inzet tijdens de jaarlijkse Vergadering van verdragspartijen.4
Staat u nog steeds achter het antwoord dat Minister Brekelmans namens u gaf op mondelinge vragen op 20 mei 2025, namelijk: «Er wordt een beeld geschetst alsof het Strafhof volledig stil zou liggen en niet meer zou functioneren. Dat is niet het beeld dat wij krijgen in ons contact met het Strafhof. Er worden wel degelijk activiteiten voortgezet.»? Zo ja, welke activiteiten vinden nu nog volledig doorgang? Zo nee, waarom niet?
Hoewel de sancties de gesanctioneerde ambtsdragers van het ISH in hun persoonlijke leven treffen, is het Hof vooralsnog in staat geweest om de meeste werkzaamheden ongehinderd voort te zetten, zowel in Nederland als in de verschillende landen waar het Hof actief is. Zo is in maart jl. de voormalige Filipijnse president Duterte door het ISH in hechtenis genomen en voorgeleid aan de rechters.5 In juli jl. is de strafzaak in eerste aanleg tegen twee verdachten uit de Centraal-Afrikaanse Republiek afgerond.6 In september jl. heeft het Hof voor het eerst bij verstek een hoorzitting inzake de bevestiging van de tenlastelegging gevoerd tegen de oprichter van de Oegandese Lord's Resistance Army, Joseph Kony.7 In oktober jl. is de strafzaak in eerste aanleg tegen een verdachte uit Soedan afgerond.8 Begin december heeft het ISH de Libische verdachte El Hishri in hechtenis genomen en voorgeleid aan de rechters.9 Voor een meer volledig overzicht verwijst het kabinet graag naar het jaarverslag van het ISH en het jaarverslag van het Parket van de Aanklager.10
Bent u bereid slachtoffers van Amerikaanse sancties, werkzaam bij het Internationaal strafhof, die momenteel grote moeite hebben met financiële diensten, te ondersteunen om alternatieve financiële faciliteiten te vinden? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zowel het kabinet als het Hof houden de gevolgen van de sancties nauwlettend in de gaten. Met de doorlopende steun van de verdragspartijen bij het Statuut van Rome, waaronder gastland Nederland, worden de gevolgen hiervan door het Hof zo goed als mogelijk gemitigeerd. Zo staat Nederland bijvoorbeeld in contact met het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer om zogenaamde overcompliance te voorkomen. Wegens de vertrouwelijkheid kan er niet in detail worden getreden over de inhoud van deze gesprekken.
Bent u bereid om het strafhof, door sancties gehinderd in haar ICT-mogelijkheden, alternatieve ICT-faciliteiten aan te bieden, eventueel binnen de systemen van de Nederlandse rijksoverheid? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de reactie op de moties Dobbe en Paternotte in de Kamerbrief van 1 december 2025, ligt er momenteel geen verzoek van het Hof aan Nederland om alternatieve ICT-diensten aan te bieden.11 Voor een nadere toelichting verwijst het kabinet graag naar deze Kamerbrief.
Welke diplomatieke contacten zijn er, Europees en bilateraal, met de Amerikanen geweest sinds de instelling van de sancties en wat hebben deze opgeleverd?
Sinds de instelling van de sancties hebben Nederland en andere verdragspartijen doorlopend contact gehad met de Verenigde Staten. Zo zijn de Nederlandse zorgen over de sancties onder de aandacht gebracht bij Amerikaanse gesprekspartners, waaronder de Amerikaanse Secretary of State Rubio. Ook op hoogambtelijk niveau is Nederland terzake in gesprek met de Verenigde Staten en ook andere EU-lidstaten brengen het belang van het ISH op in de bilaterale contacten met de Verenigde Staten. Aangezien het van groot belang is dat de 125 verdragspartijen er samen voor zorgen dat het Hof zo onbelemmerd mogelijk kan blijven functioneren, verwelkomt het kabinet het feit dat de Vergadering van verdragspartijen begin december jl. alle verdragspartijen heeft aangemoedigd om de dialoog met de VS voort te zetten.
Zijn er op dit moment nog diplomatieke inspanningen om sanctieverlichting te bereiken?
Zie het antwoord op vraag 8. Vanwege het vertrouwelijke karakter van deze gesprekken kan het kabinet hier verder niet op ingaan.
Deelt u de mening dat de VS zich momenteel positioneert als vijand van de internationale rechtsorde? Zo ja, welke consequenties heeft dit voor het bondgenootschap met de VS? Zo nee, hoe duidt u dit dan?
De trans-Atlantische relatie is cruciaal voor de Europese veiligheid en welvaart. Ondanks uitdagingen, zoals de sancties die zijn opgelegd tegen ambtsdragers van het ISH, is het belangrijk een positieve relatie met de VS te onderhouden en in te zetten op een diplomatieke oplossing.
Het artikel 'William uit Aadorp werd ziek door werk bij Defensie, toch wordt zijn claim afgewezen' |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Jurgen Nobel (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «William uit Aadorp werd ziek door werk bij Defensie, toch wordt zijn claim afgewezen»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Kunt u aangeven of in soortgelijke gevallen als William het mogelijk is om met alleen een schriftelijk bewijs van een diagnose door een bevoegd arts te voldoen aan de bewijslast voor een claim?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 19 december 20242 wordt een diagnose van een arts in principe geaccepteerd binnen de TSB. De inhoud van onderliggend onderzoek is niet nodig. De diagnose wordt niet overgedaan. Wel moet de diagnose zijn van één van de ziekten op de Lijst beroepsziekten van de TSB.3 Wat de situatie bij allergisch beroepsastma lastig maakt, is dat artsen zelden die complete diagnose stellen. Een arts stelt dan bijvoorbeeld wel de diagnose astma, maar niet allergisch astma. Of wel een allergisch astma, maar zonder te benoemen door welk allergeen. In Nederland hebben meer dan 500.000 volwassenen de diagnose astma.4 Om te waarborgen dat de middelen van de TSB terechtkomen bij de doelgroep, is het noodzakelijk om bepaalde kaders te stellen.
Klopt het dat de zogenoemde sensibilisatietest niet langer vereist is voor het toekennen van een claim? Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer aanvragen toch stranden op deze test, terwijl deze volgens de nieuwe regeling niet meer toegepast zou moeten worden?
Als een aanvrager allergisch astma heeft, maar niet duidelijk is welk allergeen de astma veroorzaakt, is voor de TSB nodig dat dit wordt onderzocht. Om een toekenning te krijgen, moet het allergeen op het werk aanwezig zijn. De aanvrager laat hiervoor een sensibilisatietest doen. Zonder deze test is niet vast te stellen of het allergeen voorkomt op de werkvloer of in de privésfeer. Dit soort onderzoek wordt niet volledig gefinancierd vanuit de Zorgverzekeringswet. Om te voorkomen dat deze kosten terechtkomen bij aanvragers, is er financiering vanuit een tijdelijke pilot. Hierover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd.5
Hoeveel aanvragen voor compensatie zijn er sinds de start van de regeling ingediend en hoeveel daarvan zijn afgewezen? Kunt u daarnaast aangeven in hoeveel gevallen de afwijzing (mede) gebaseerd was op het niet (voldoende) kunnen aanleveren van onderliggend onderzoek zoals de sensibilisatietest?
Sinds de start van de regeling zijn circa 900 aanvragen voor een tegemoetkoming ingediend. Van de ingediende aanvragen zijn ongeveer 600 aanvragen beoordeeld. Van de beoordeelde aanvragen is 34% toegekend. Onderliggend onderzoek ontbreekt met name voor de beroepsziekten allergisch beroepsastma en voor CSE. Voor allergisch beroepsastma geldt dat in 70–75% van de aanvragen onderliggend onderzoek niet is aangeleverd. Voor CSE geldt dat in 20–25% van de aanvragen informatie ontbreekt.
Bij beroepsziekten zoals allergisch beroepsastma en CSE zijn bepaalde onderzoeken onmisbaar om de beroepsziekte vast te stellen. Die onderzoeken moeten gedaan zijn voor het ontvangen van een toekenning uit de TSB. Het is niet de bedoeling de diagnose opnieuw te stellen, maar in de diagnosebrief moeten de conclusies of resultaten van de uitgevoerde onderzoeken zijn beschreven. Anders kan het Deskundigenpanel niet bevestigen dat sprake is van de beroepsziekte.
In een brief van 26 maart schrijft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: «Ik heb besloten om de eerder afgewezen aanvragers actief te informeren over de wijziging van de regeling. Zij kunnen een nieuwe aanvraag indienen na ingang van de wijziging, 1 juli 2025.» (Kamerstuk 25 883, nr. 523) Kunt u toelichten op welke wijze deze actieve informatievoorziening wordt ingericht en hoe wordt gewaarborgd dat alle betrokkenen daadwerkelijk bereikt worden?
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft alle eerder afgewezen aanvragers6 tussen de start van de regeling en 1 juli 2025 schriftelijk benaderd. In die brief staat uitgelegd dat de aanvrager opnieuw een aanvraag kan indienen. Ook staat in de brief dat de aanvrager voor meer informatie kan bellen met het Instituut Slachtoffers Beroepsziekten door Gevaarlijke stoffen (ISBG).
Bent u bereid om alle eerder afgewezen aanvragers actief te benaderen en hen expliciet te wijzen op de mogelijkheid om na 1 juli 2025 opnieuw een aanvraag in te dienen?
De Sociale Verzekeringsbank heeft alle eerder afgewezen aanvragers7 al actief benaderd, en daarbij expliciet gewezen op de mogelijkheid opnieuw een aanvraag in te dienen.
De Eurobarometer |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het volgende artikel: «De Eurobarometer tekent systematisch een te positief beeld van de EU»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de bewering, gedaan in dit artikel, dat, vanwege een sterke oververtegenwoordiging van hoger opgeleiden in de (Nederlandse) steekproef van de Eurobarometer en een sterke non-reponse bias de Eurobarometer structureel en systematisch een (veel) te positief beeld van de Europese Unie geeft? Deelt u deze conclusie? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt kwalitatief hoogwaardig opinieonderzoek belangrijk. Het is daarbij van belang dat bij opiniepeilingen verantwoording wordt afgelegd over de methodologie en steekproefselectie. Het Eurobarometer-onderzoek waar het nieuwsbericht naar verwijst (EP Winter 2025 survey), bevat uitleg over de methodologie en technische specificaties over hoe de streekproefselectie tot stand is gekomen.2 Het is verder niet aan het kabinet om zich uit te spreken over de uitvoering van dit opinieonderzoek.
Bent u ermee bekend dat zowel de opdrachtgever van de Eurobarometer als het onderzoeksbureau dat het onderzoek in Nederland uitvoert (Verian) door de auteurs van het bovengenoemde stuk zijn benaderd en daarmee dus weliswaar van dit probleem op de hoogte zijn gesteld, maar desalniettemin te kennen gaven dat «continuïteit» voor hen belangrijker was (dan accuraatheid) en daarom weigeren het onderzoek aan te passen? Wat vindt u van deze opstelling? Is, wat opinieonderzoek betreft, voor u continuïteit ook belangrijker dan accuraatheid?
De Eurobarometer is een opinie-instrument dat regelmatig wordt gebruikt in alle EU-lidstaten in opdracht van de Europese Commissie, het Europees Parlement en andere EU-instellingen en agentschappen om inzicht te krijgen in de publieke opinie in de EU-lidstaten. Het is verder niet aan het kabinet om zich uit te spreken over de uitvoering van opinieonderzoek.
Bent u bekend met dit artikel van het Max Planck Instituut getiteld «How the Eurobarometer blurs the line between research and propaganda»?2
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de conclusie van dit artikel, namelijk dat in de Eurobarometer door middel van selectie en framing van vragen, ongebalanceerde antwoordopties, insinuerende vragen, alsmede het strategisch verwijderen van vragen, systematisch een te rooskleurig beeld wordt gegeven van de publieke opinie met betrekking tot de Europese Unie in het algemeen en het doel van een «ever closer union» in het bijzonder? Deelt u de conclusie van dit (wetenschappelijk) artikel? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2 en 3.
Maakt u zich zorgen over de kwaliteit van de Eurobarometer? Zo nee, waarom niet? Indien dit wel het geval is, wat gaat u met deze zorgen doen? Bent u bijvoorbeeld bereid de Europese Unie te bevragen over de betrouwbaarheid van de Eurobarometer? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2 en 3.
Wordt de Eurobarometer door de rijksoverheid, bijvoorbeeld in beleidsstukken, Kamerbrieven of door instellingen zoals het CBS en SCP, als bron gebruikt? Zou het niet beter zijn hiermee te stoppen, niet alleen omdat de Eurobarometer inmiddels zo omstreden is, maar ook omdat het er sterk op lijkt dat de Eurobarometer niet een neutraal opinieonderzoek maar een propaganda-instrument van de Europese Unie is (geworden)?
In algemene zin gebruikt de Rijksoverheid voor beleidsstukken, Kamerbrieven en andere stukken informatie vanuit verschillende perspectieven en die herleidbaar is naar de bron. Informatie dient zoveel mogelijk onafhankelijk geverifieerd te kunnen worden. Op basis van deze informatie worden ambtelijke adviezen opgesteld waarbij het vervolgens aan de Minister is om een politieke afweging te maken.
Kunt u de bovenstaande zeven vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het CPB-rapport 'Macro-economische effecten van hogere defensie-uitgaven' |
|
Maes van Lanschot (CDA) |
|
Vincent Karremans (VVD), Gijs Tuinman (BBB), Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Onderschrijft u de stelling van het CPB dat op een termijn van 1–4 jaar «de hogere defensie-uitgaven volledig ten koste gaan van andere economische activiteiten en geen extra toename van het bbp bewerkstelligen.»?1
Kunt u, indien dat niet het geval is, aangeven waar u verschillen ziet? Bijvoorbeeld ten aanzien van de onderliggende methodologie (literatuuronderzoek), de gebruikte data of de daaruit volgende conclusie.
Deelt u de mening dat we een «once in a generation» kans hebben om toe te groeien naar de afgesproken NAVO-norm van 3,5% én tegelijkertijd onze Nederlandse en Europese (defensie-)industrie te versterken?
Kunt u een overzicht geven van de knoppen waaraan uw ministeries op de korte (1–4 jaar) en langere termijn (5–15 jaar) kunnen draaien om de «defensie-multiplier» te verhogen?
Kunt u aangeven welke van deze knoppen u als meest kansrijk ziet? Kunt u een inschatting geven op hoofdlijnen aan de hand van de variabelen moeite (inclusief kosten) en impact?
Kunt u aangeven welke initiatieven er vanuit uw ministeries ten aanzien van deze knoppen lopen?
De economische impact van extra defensie-uitgaven volgens het Centraal Planbureau (CPB). |
|
Peter van Duijvenvoorde (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het NOS-artikel – op basis van onderzoek van het CPB – over de beperkte economische impact van extra defensie-uitgaven?1
Hoe beoordeelt u het CPB-onderzoek dat de meeste defensie-investeringen geen economische groei in Nederland zullen opleveren?
Wat is uw plan om te voorkomen dat extra investeringen slechts zullen leiden tot een budget-stapeling zonder operationele verbetering?
Waarom kiest het kabinet ervoor om Nederlandse investeringsuitgaven grootschalig te besteden in het buitenland?
Bent u bereid een plan te ontwikkelen om de Nederlandse defensie-industrie te versterken zodat er minder Nederlands belastinggeld naar het buitenland lekt?
Hoe voorkomt u een verdere krapte op de arbeidsmarkt doordat defensie extra personeelsleden probeert te werven?
Kunt u uitsluiten dat de extra defensie-uitgaven worden gefinancierd middels lastenverzwaringen die een negatief effect zullen hebben op de Nederlandse economie, zoals het CPB waarschuwt?
Waarom investeert defensie relatief weinig in zogeheten «dual-use» technologie, die dus ook de civiele innovatie versterkt?
Hoe verklaart u dat het kabinet defensie-uitgaven presenteert alsof ze economische groei zouden genereren, terwijl het CPB nu duidelijk laat zien dat dit niet tot nauwelijks het geval is?
Bent u bereid transparanter te zijn over de beperkte impact die extra defensie-investeringen zullen hebben op de Nederlandse economie?
Deelt u de opvatting dat defensie-investeringen – waar mogelijk – zo veel mogelijk ten goede zouden moeten komen aan de Nederlandse economie en de Nederlandse defensie-industrie?
Kunt u inzichtelijk maken wat de gevolgen zijn voor de arbeidsmarkt wanneer defensie inzet op uitbreiding van het personeelsbestand?
Bent u bereid om de focus veelal te leggen op Nederlandse productie en industrie in plaats van het buitenland?
Kunt u een transparante kosten-effectiviteitsanalyse opstellen waarin duidelijk wordt in hoeverre extra uitgaven zorgen voor daadwerkelijke weerbaarheid en veiligheid van Nederland?
Hoe verhouden de investeringen in materieel, zoals wapensystemen en voertuigen, zich tot de met name digitale bedreiging zou vormen?
Hoe verantwoord u dat Nederlandse belastingmiddelen vooral buitenlandse defensie-industrieën – en daarmee hun weerbaarheid – versterken?
Ziet u mogelijkheden om Nederlandse belastingmiddelen meer in te zetten voor de Nederlandse defensie-industrie en de Nederlandse weerbaarheid?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat defensie-uitgaven maximaal rendabel zijn?
De walvis- en dolfijnenjacht op de Faeröer-eilanden |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de walvisjacht van Fuglafjørður, zoals gedocumenteerd door Sea Shepherd, waarbij 285 grienden van 300–400 dieren werden gedood, wat leidt tot een totaal van 992 gedode walvisachtigen op de Faeröer-eilanden in 2025?1 Wat vindt u hiervan?
Kunt u bevestigen dat walvis- en dolfijnenslachtingen in strijd zijn met de Europese dierenwelzijnsregels en met de internationale overeenkomst on the Conservation of Small Cetaceans of the Baltic and North Seas (ASCOBANS), waarin de Faeröer eilanden geen partij zijn, maar Denemarken wel? Hoe beoordeelt u de betrokkenheid van Denemarken bij de dolfijnenslachtingen in het licht van deze verdragen?
Bent u bereid Denemarken er op aan te spreken dat deze jachten strijdig zijn met internationale afspraken over de bescherming van walvisachtigen, en te verzoeken dat Denemarken maatregelen neemt om een einde te maken aan de Grindadráp? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om Denemarken aan te spreken op het steunen van de dolfijnen- en walvisslachtingen en de Europese Commissie op te roepen eveneens in actie te komen? Zo nee, waarom niet?
Hoe ziet u de rol van Nederland in het internationaal bevorderen van de bescherming van walvisachtigen, bijvoorbeeld via de Internationale Walvisvaartcommissie (IWC) en binnen de Verenigde Naties, in het licht van deze recente gebeurtenissen?
Bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten van het volgende overleg met Denemarken en/of binnen de EU over dit onderwerp? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in EU-verband te pleiten voor een gezamenlijk optreden tegen de walvis- en dolfijnenjacht op de Faeröer-eilanden, bijvoorbeeld door de kwestie te agenderen bij de Raad Buitenlandse Zaken? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse klimaatfinanciering aan ontwikkelingslanden |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Aukje de Vries (VVD), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van recente berichtgeving waaruit blijkt dat Nederland in de rapportage over internationale klimaatfinanciering projecten meerekent die niet primair gericht zijn op klimaatmitigatie of -adaptatie, zoals programma’s op het gebied van gezondheid, cultuur of voedselzekerheid?1
Ja.
Kunt u toelichten welke criteria het kabinet hanteert bij het bepalen of een project of programma meetelt als klimaatfinanciering, en hoe wordt vastgesteld welk deel van een projectbudget wordt toegerekend aan klimaatdoelen?
De klimaatrelevantie van internationale projecten wordt op drie manieren bepaald:
Erkent u dat het toerekenen van delen van bredere ontwikkelingsprojecten aan klimaatfinanciering het risico met zich meebrengt dat de werkelijke omvang van de Nederlandse bijdrage aan klimaatmaatregelen in kwetsbare landen wordt overschat?
Nederland zet zich er voor in een realistische inschatting te maken van klimaatrelevantie van bredere ontwikkelingsprojecten. De Rio-marker systematiek is een internationaal erkende en op dit moment de meest efficiënte methode om deze inschatting te maken. Het kabinet erkent dat het meten van klimaatfinanciering op basis van de Rio-markers op activiteitniveau soms kan leiden tot een wat hogere of lagere schatting van de gerealiseerde klimaatimpact. De gedachte is dat de over- en onderschatting binnen het gehele portfolio elkaar in balans houden en de markers zo op portfolioniveau de best mogelijke weergave geven van de klimaatrelevantie.
Hoeveel publieke middelen heeft Nederland in het meest recente verslagjaar aangemerkt als internationale klimaatfinanciering, uitgesplitst naar mitigatie, adaptatie en gemengde projecten?
Van de publieke klimaatfinanciering in 2024 kwam EUR 659 miljoen (62%) ten goede aan klimaatadaptatie en EUR 352 miljoen (33%) ten goede aan klimaatmitigatie. Van EUR 59 miljoen (5%) is niet gespecificeerd of dit ten goede kwam aan mitigatie of adaptatie (cross-cutting).3
In hoeverre bestaan de Nederlandse bijdragen aan klimaatfinanciering uit schenkingen (giften) dan wel uit leningen of andere financiële instrumenten die moeten worden terugbetaald?
De Nederlandse publieke klimaatfinanciering bestaat bijna volledig uit schenkingen (giften). Een deel van de bijdragen aan de multilaterale ontwikkelingsbanken of bijvoorbeeld de staatsfondsen bij de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO heeft de vorm van een kapitaalaanvulling of een revolverende schenking.
Bij de privaat gemobiliseerde klimaatfinanciering is sprake van meer diversiteit in de financieringsvorm. Van de privaat gemobiliseerde klimaatfinanciering in 2024 (exclusief de financiering vanuit de multilaterale ontwikkelingsbanken) betreft 40% een lening, 25% een garantie, 17% een schenking en 18% is een restcategorie. De gedetailleerde uitsplitsing kunt u vinden op pagina 61 van de Nederlandse private mobilisatie rapportage in 2024.4
Hoe verklaart het kabinet dat Nederland achterblijft bij andere ontwikkelde landen in het leveren van klimaatfinanciering aan armere landen, terwijl juist de rijkste landen hiervoor verantwoordelijk zijn?2
Het klopt niet dat Nederland achterblijft bij andere ontwikkelde landen in het leveren van klimaatfinanciering. Binnen de EU is Nederland, na Duitsland, Frankrijk en Spanje, in absolute cijfers de vierde donor als het gaat om het verstrekken van publieke klimaatfinanciering.6 Ook het Overseas Development Institute (ODI) constateerde in 2025 dat Nederland zijn bijdrage aan internationale klimaatfinanciering levert en plaatst Nederland als 7e op een ranglijst van in totaal 23 landen.7
Welke stappen onderneemt Nederland om ervoor te zorgen dat klimaatfinanciering daadwerkelijk ten goede komt aan de landen en gemeenschappen die het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering?
Nederland zet zich actief in om de kwetsbaarheid van landen en gemeenschappen voor de gevolgen van klimaatverandering te verminderen. In 2024 kwam dan ook 62% van de publieke Nederlandse klimaatfinanciering ten goede aan adaptatie. Naar verwachting zal zowel het aandeel als het bedrag voor klimaatadaptatie binnen de Nederlandse publieke klimaatfinanciering verder groeien door groeiende klimaatrelevantie van de inzet op vooral water en voedselzekerheid. Nederland sluit hiermee goed aan op de uitkomst van de 30e Conferentie van Partijen (COP30) bij het Klimaatverdrag, in Belém, Brazilië, waarin wordt opgeroepen tot versterkte inzet op adaptatiefinanciering. Dit past ook bij de bredere aanmoediging van deze COP om gezamenlijk toe te werken naar een verdriedubbeling van de totale financiering voor adaptatie in 2035 binnen de kaders van het afgesproken klimaatfinancieringsdoel.
Uit een onderzoek van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) in de deelstudie «Financiële toezeggingen in transitie» (Nederlandse klimaatfinanciering voor ontwikkeling 2016–2019, Kamerstuk 32 813, nr. 811) blijkt dat 60% van de publieke klimaatfinanciering ten goede komt aan lage inkomenslanden en, met een gedeeltelijke overlap, 25% aan fragiele landen. Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat deze percentages sindsdien sterk zijn gewijzigd.
In hoeverre is de door Nederland gerapporteerde klimaatfinanciering additioneel ten opzichte van de reguliere middelen voor ontwikkelingssamenwerking, en hoe wordt deze additionaliteit gecontroleerd en verantwoord?
De discussie over de betekenis van nieuw en additioneel heeft nooit geleid tot een internationaal geaccepteerde definitie. Ontwikkeling die geen rekening houdt met het klimaat is geen bestendige ontwikkeling; en zonder klimaatbeleid wordt ontwikkeling tenietgedaan. De rapportage van de Nederlandse klimaatfinanciering is transparant en volgt zoveel mogelijk de internationaal (in OESO-verband) afgesproken methodes. Doordat de Nederlandse publieke klimaatfinanciering bijna volledig uit giften bestaat en zich voor een groot deel op adaptatie richt, wordt deze over het algemeen positief beoordeeld. De review van het eerste Biennial Transparency Report (BTR) van Nederland onder het Akkoord van Parijs is tijdens COP30 in Bélem succesvol afgesloten. De transparantie van de rapportage laat de ruimte aan ontvangende landen om de Nederlandse bijdrage kritisch te beoordelen.
Hoe beoordeelt het kabinet de constatering dat Nederland in vergelijking met andere Europese landen relatief weinig publieke klimaatfinanciering bijdraagt aan ontwikkelingslanden, gemeten naar nationale welvaart en historische uitstoot?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6, is deze constatering onjuist. In vergelijking met andere Europese landen levert Nederland relatief veel publieke klimaatfinanciering.
Bent u bereid de Kamer een overzicht te sturen van alle door Nederland als klimaatfinanciering opgevoerde projecten over de afgelopen drie jaar, inclusief de onderliggende motivering voor hun klimaatdoelstelling en de gehanteerde verdeelsleutel per project?
Ik verwijs u graag naar het online klimaatdashboard.8 Deze openbare database geeft inzicht in de Nederlandse publieke klimaatfinanciering en alle onderliggende programma’s in 2024 en de voorgaande jaren (vanaf 2020). Daarbij is zichtbaar gemaakt welke klimaatrelevantie is meegegeven aan de programma’s (inclusief verdeling adaptatie en mitigatie) en kan worden doorgeklikt naar onderliggende documentatie, zoals de beoordeling die aan de goedkeuring van de activiteit ten grondslag heeft gelegen.