Het bezoek van de Indonesische president aan Nederland en mensenrechtenschendingen in West-Papoea | 
          |
              Don Ceder (CU) | 
          |
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Klopt het dat er vrijdag een gesprek met de Minister-President en de Indonesische president op de planning staat?1 Wat staat er bij dat gesprek op de agenda?
Nee, tijdens het recente bezoek van de Indonesische president Prabowo Subianto aan Nederland heeft geen gesprek met de Minister-President plaatsgevonden.
Bent u van mening dat Nederland vanwege de historische band een bijzondere zorgplicht heeft jegens de mensen in West-Papoea? Bent u ermee bekend dat momenteel mensenrechten in West-Papoea worden geschonden, evenals dat deze in het verleden zijn geschonden?
De mensenrechtensituatie in Papua is zorgelijk. Verschillende (mensenrechten)organisaties, waaronder Human Rights Watch en Amnesty International, rapporteren onder andere over geweld en inbreuken op eigendommen van de inheemse bevolking. Er vallen ook slachtoffers door geweld gebruikt door lokale gewapende groepen.
Het lot van de Papua’s gaat het kabinet ter harte. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie in Papua nauwlettend, onder andere via de Nederlandse ambassade in Jakarta. De Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van de Republiek Indonesië, inclusief Papua.
Spreekt u en/of het koningspaar de Indonesische president morgen aan op de mensenrechtenschendingen van de mensen uit West-Papoea? Zo ja, welke boodschap wordt overgebracht? Zo nee, waarom niet?
Het Koninklijk Paar heeft de president ontvangen op Paleis Huis ten Bosch; het is een goed gebruik dat de gesprekken die het Koninklijk Paar op het Paleis voert vertrouwelijk zijn.
Mochten de mensenrechten van de mensen uit West-Papoea nog niet op de agenda staan, bent u bereid deze aan de agenda toe te voegen? Zo nee, kunt u toelichten waarom rapporten van bijvoorbeeld Greenpeace en Amnesty International daar geen aanleiding toe zouden geven?2 3
Zie antwoord vraag 3.
Kunt uiteenzetten op welke manieren u zowel bilateraal als multilateraal Indonesië aanspreekt op de schendingen van mensenrechten van mensen in West-Papoea?
De bilaterale relatie met Indonesië is breed en hecht, wat het bespreken van de mensenrechtensituatie vergemakkelijkt. Op verschillende niveaus wordt de mensenrechtensituatie besproken, zowel in bilateraal, EU- als multilateraal verband. Daarbij kijkt de regering nadrukkelijk wat de meest effectieve wijze is om zorgen over mensenrechten over te brengen.
De Nederlandse ambassade in Jakarta ondersteunt verschillende projecten ter bevordering van de bescherming van mensenrechten in Indonesië, inclusief Papua. De Nederlandse ambassade brengt voorts regelmatig werkbezoeken aan verschillende provincies door heel Indonesië, inclusief Papua, tijdens welke aandacht wordt besteed aan dit thema. De Nederlandse ambassade in Jakarta heeft het bezoek van een aantal leden van de Vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken aan Indonesië afgelopen juli ondersteund, en verwelkomt dat de leden o.a. met de Indonesische mensenrechtencommissie over de situatie in Papua hebben gesproken. Nederland zal multilateraal aandacht blijven vragen voor de situatie in Papua, zoals het tijdens de meest recente Universal Periodic Review (UPR) van Indonesië in november 2022 heeft gedaan.
Kunt u deze vragen uiterlijk vrijdag 26 september beantwoorden, nog voordat het bezoek van de Indonesische president plaatsvindt?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
              De laatste stand van zaken Nederlandse inzet op de humanitaire crisis in Soedan. | 
          |
              Christine Teunissen (PvdD) | 
          |
              David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) | 
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Kunt u toelichten welke stappen Nederland inmiddels heeft gezet om, samen met partnerlanden, de VN Fact Finding Mission voor Soedan te verzoeken zorg te dragen voor een volledige documentatie van alle schendingen van het humanitair oorlogsrecht, zoals verzocht in de aangenomen motie-Bamenga c.s. (29 237, nr. 228)?
Hoe wordt hierbij specifiek gewaarborgd dat aanvallen op internationale en lokale hulpverleners goed worden gedocumenteerd en meegenomen in internationale rapportages?
Welke concrete stappen zijn sinds de aangenomen motie-Dobbe c.s. (21 501-02, nr. 2886) gezet om hulpgoederen via alle mogelijke kanalen aan de bevolking van Soedan te leveren, zolang dit niet voldoende via land kan?
Welke obstakels ondervindt Nederland bij het bereiken van getroffen bevolkingsgroepen en hoe worden deze momenteel aangepakt?
Zijn er afspraken gemaakt met buurlanden of internationale partners om de toegang van hulpgoederen te verbeteren? Zo ja, welke?
Hoe geeft Nederland momenteel invulling aan de aangenomen motie-Dobbe en Van der Burg (21 501-02, nr. 3009) om een leidende rol te spelen in het organiseren van internationale humanitaire hulp aan Soedan?
Wat zijn de uitkomsten geweest van de bijeenkomst in Den Haag met EU-landen en Noorwegen en van de senior-officials missie die in maart heeft plaatsgevonden?
Hoe heeft Nederland zijn rol in het bevorderen van een vredesproces in Soedan, inclusief toepassing van het «women, peace and security»-principe, geconcretiseerd?
Welke vervolgstappen ziet u om internationale druk en betrokkenheid bij het vredesproces te vergroten?
Hoe ziet u de rol van Nederland de komende maanden in relatie tot de Europese Unie, de Verenigde Naties en Afrikaanse regionale organisaties met betrekking tot Soedan?
Bent u bereid de Kamer periodiek te informeren over de voortgang van de Nederlandse inzet op zowel humanitaire hulp als diplomatieke inspanningen richting een vredesproces?
              De Israëlische aanval op de Global Sumud Flotilla | 
          |
              Christine Teunissen (PvdD), Marieke Koekkoek (D66) | 
          |
              Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u ermee bekend dat de Global Sumud Flotilla, bestaande uit meerdere schepen met honderden internationale deelnemers, waaronder vijftien Nederlanders, in de nacht van 23 op 24 september meermalen is aangevallen met drones door Israëlische troepen, met aanzienlijke schade aan de schepen en gewonden tot gevolg?1 2
Hoe beoordeelt u de meldingen dat er 13 afzonderlijke aanvallen hebben plaatsgevonden, waarbij onder andere zeilen zijn kapot gereten en een deelnemer een bijtende stof in het gezicht heeft gekregen?
Bent u ermee bekend dat twee van de Nederlandse deelnemers zich aan boord bevonden van schepen die daadwerkelijk aangevallen zijn? Welke maatregelen neemt u om hun veiligheid en die van de overige Nederlanders te garanderen?
Erkent u dat het aanvallen van schepen met internationale burgers op internationale wateren een ernstige schending van het internationaal recht vormt? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de aanvallen op de Global Sumud Flotilla door Israël krachtig te veroordelen en binnen de EU en de VN te pleiten voor onmiddellijke maatregelen om een veilige doorgang voor de vloot te waarborgen?
Bent u het eens met Italië dat in een democratie protest, mits in lijn met internationaal recht, beschermd moet worden, ook wanneer het via schepen plaatsvindt op zee?
Hoe verhoudt de reactie van Israël zich tot de internationale oproepen, waaronder die van VN-experts, voor een veilige doorgang van humanitaire flotilla’s?
Welke stappen onderneemt Nederland op dit moment, of zal Nederland nemen, om te garanderen dat Nederlandse staatsburgers aan boord van de Global Sumud Flotilla of vergelijkbare initiatieven veilig kunnen opereren?
Bent u bereid om, mede gezien de herhaalde aanvallen, binnen de EU te pleiten voor een structurele VN-gecoördineerde humanitaire zee-corridor naar Gaza, waar ook burgerinitiatieven zoals de Global Sumud Flotilla onder vallen?
Bent u bereid om, mocht blijken dat Israël doelbewust schade heeft toegebracht aan deze schepen met burgers aan boord, op internationaal niveau sancties of juridische stappen te bepleiten?
Bent u bereid deze vragen, gezien de ernst en urgentie van de situatie, voor het commissiedebat Humanitaire hulp d.d. 25 september 2025 te beantwoorden?
              De drone-aanvallen op de Gaza Sumud Flotilla | 
          |
              Kati Piri (PvdA) | 
          |
              David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u op de hoogte van het feit dat de Gaza Sumud Flotilla meerdere keren is aangevallen met drones?
Bent u bereid dit onmiddellijk te veroordelen en uw Israëlische ambtsgenoot hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Deelt het kabinet de mening dat de Israëlische zeeblokkade van Gaza illegaal is en gebroken moet worden om humanitaire hulp te kunnen bieden aan de Palestijnen? Zo nee, waarom niet?
Is het kabinet bereid om, eventueel samen met andere landen, hulp aan te bieden aan de Nederlandse staatsburgers op de vloot om hen te beschermen tegen aanvallen en een veilige doorvaart naar Gaza mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Deelt het kabinet de mening dat de Gaza Sumud Flotilla een vreedzaam initiatief is?
Kunt u deze vragen binnen 24 uur en elk afzonderlijk beantwoorden?
              Het bericht dat in Niger christenen tijdens een doopceremonie gedood zijn | 
          |
              Derk Boswijk (CDA) | 
          |
              David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat gewapende mannen het vuur hebben geopend op christenen in het westen van Niger, waarbij 22 doden vielen, onder wie vijftien mensen tijdens een doopceremonie?1
Hoe beoordeelt u de veiligheidssituatie voor onder andere christenen in de Tillabéri-regio en breder in West-Niger, waar volgens Human Rights Watch (HRW) de afgelopen maanden meerdere terreuraanvallen plaatsvonden, met minstens 127 gedode dorpelingen?2
Klopt het dat de junta in Niger sinds de staatsgreep in 2023 beloofde harder tegen terreurgroepen op te treden, maar dat het geweld desondanks is toegenomen?
Welke rol ziet u voor de Europese Unie en Nederland om Niger te ondersteunen bij de bescherming van christenen tegen extremistisch geweld, zeker nu buitenlandse missies zoals de Franse en Amerikaanse zijn teruggetrokken en Niger de banden met Rusland juist heeft aangehaald?
Klopt het dat Niger (samen met Burkina Faso en Mali) zich inmiddels heeft teruggetrokken uit het Internationaal strafhof? Zo ja, welke consequenties heeft dit voor de mogelijkheden om Niger te ondersteunen?3
Welke mogelijkheden ziet u om via multilaterale kanalen, zoals de VN of de Afrikaanse Unie, druk uit te oefenen op de junta van Niger om christenen beter te beschermen en de daders van deze aanvallen te vervolgen?
Heeft Nederland momenteel nog ontwikkelings- of veiligheidsprogramma’s in Niger die bijdragen aan stabiliteit in de Sahelregio? Zo ja, welke, en worden deze door de recente toename van geweld bedreigd?
Hoe wordt de samenwerking met lokale maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers door Nederland ondersteund?
Bent u bereid de Kamer op korte termijn te informeren over de bredere Nederlandse inzet in de Sahelregio, mede naar aanleiding van deze aanval?
              Het artikel 'Wat de wonden vertellen' | 
          |
              Kati Piri (PvdA) | 
          |
              David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het artikel «Wat de wonden vertellen» uit De Volkskrant d.d. 13 september 2025?1
Vindt u het onderzoek van De Volkskrant, waaruit blijkt dat de Israëlische krijgsmacht naar alle waarschijnlijkheid gericht op honderden Palestijnse kinderen onder vijftien jaar heeft geschoten en kinderen ernstig heeft verwond door middel van fragmentatiewapens, overtuigend? Zo nee, waarom niet?
Wat vertellen deze schotwonden aan het kabinet over de wijze van oorlogsvoering door de Israëlische krijgsmacht?
Heeft het kabinet eerder soortgelijke informatie over de wijze van oorlogsvoering door de Israëlische krijgsmacht ontvangen?
Heeft u uw Israëlische counterpart aangesproken op de bevindingen van het onderzoek? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Heeft u uw Israëlische counterpart aangesproken op het feit dat Israël sinds maart 2025 meer dan honderd buitenlandse zorgmedewerkers toegang tot Gaza heeft ontzegd zonder opgave van reden?
Wat vindt u ervan dat de Israëlische autoriteiten zelfs babyvoeding niet tot Gaza toelaten? Heeft u uw Israëlische counterpart daarop aangesproken?
Staat het kabinet in contact met hulpverleners die in Gaza dienen of de afgelopen twee jaar in Gaza hebben gediend? Zo nee, bent u bereid om met enkelen van hen in gesprek te gaan?
Hoeveel Israëlische militairen zijn er in de afgelopen twee jaar veroordeeld voor misdrijven gepleegd tegen Palestijnse burgers?
Op welke manier spant het kabinet zich in voor het vastleggen van oorlogsmisdrijven in Gaza?
Vallen de misdrijven beschreven in het onderzoek van De Volkskrant onder de Wet Internationale Misdrijven? Zo ja, is berechting van Israëlische militairen die in Nederland verblijven op basis van de in het onderzoek beschreven misdrijven tegen Palestijnse burgers, mogelijk?
Bent u, bij uitblijven van vervolging in Israël, bereid om in lijn met het complementariteitsbeginsel in het Statuut van Rome ook te pleiten en steun te bieden voor de berechting van Israëlische militairen bij het Internationaal Strafhof?
Bent u bereid om een aantal ernstig gewonde kinderen die in de regio geen hoog-specialistische zorg kunnen krijgen, in Nederlandse ziekenhuizen te laten behandelen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om u in te zetten voor de medische evacuatie van Mira, het 4-jarige meisje uit het artikel uit De Volkskrant?
Bent u bereid deze vragen alle afzonderlijk te beantwoorden?
              Nieuwe berichten over aanvallen op christenen in West- en Centraal-Afrika | 
          |
              Mirjam Bikker (CU), Don Ceder (CU) | 
          |
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zeker zeven christenen omgekomen bij nieuwe aanvallen in Nigeriaanse deelstaat Benue»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Slachtpartij in Oost-Congo: moslims doden meer dan 70 christenen tijdens rouwdienst»?2
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Schutters openen vuur op dorpelingen in Niger na doopfeest, 22 doden?»3
Ja.
Hoe reflecteert u op het voortgaande geweld in West- en Centraal-Afrika, waar bovenstaande berichten voorbeelden van zijn? Klopt het dat voornamelijk christenen hiervan het slachtoffer zijn? Klopt het dat de daders van de genoemde aanvallen voornamelijk, zo niet uitsluitend, islamitische terroristische groeperingen zijn? Indien het bij u onbekend is wie de daders en slachtoffers zijn, bent u bereid dit alsnog in kaart te brengen?
Het kabinet veroordeelt het geweld in West- en Centraal-Afrika ten zeerste en deelt de zorgen over het grote aantal slachtoffers dat hierbij valt, waaronder christenen.
Het geweld tegen burgers door IS- of Al-Qaeda-gelieerde jihadistische groeperingen, zoals in de Democratische Republiek Congo, Niger, Noord-Nigeria en in andere landen in de regio treft zowel christenen als moslims. In DRC was een christelijke gemeenschap slachtoffer van de genoemde aanval. In Niger werd aanvankelijk door sommige media gemeld dat het zou gaan om een aanval door jihadistische terroristen op christenen. Later bleek dat het ging om een aanval tijdens een islamitisch inwijdingsritueel.
Het genoemde geweld in de Nigeriaanse deelstaat Benue heeft een andere dynamiek en is onderdeel van regelmatig oplaaiende spanningen over landgebruik in Noord- en Centraal-Nigeria tussen boeren, die overwegend christelijk zijn en herders, die overwegend islamitisch zijn. Religie en etniciteit verergeren de bestaande spanningen.
Nederland volgt de situatie ter plaatste nauwlettend en houdt daarbij oog voor de kwetsbare positie van religieuze minderheden zoals christenen in sommige gebieden.
Erkent u dat de aanvallen, hoewel niet uitsluitend, religieus zijn gemotiveerd? Zo ja, wat betekent dit voor uw beleid? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de mening dat de aanvallen van jihadistische terroristen religieus gemotiveerd zijn. Christenen en moslims zijn hiervan het slachtoffer. Bij conflicten tussen boeren en herders in Nigeria werkt religie escalerend, maar gemeenschappen worden doorgaans niet specifiek vanwege hun religie aangevallen.
Het Nederlandse beleid richt zich nadrukkelijk op meer dan alleen het tegengaan van geweld. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een van de vijf prioriteiten in het mensenrechtenbeleid. Dit onderwerp wordt stelselmatig aan de orde gesteld in bilaterale contacten en via multilaterale kanalen zoals de EU en de VN. Daarbij pleit Nederland voor de bescherming van religieuze minderheden en ondersteunt het via het Mensenrechtenfonds maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor religieuze vrijheid. Sinds 2015 speelt de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging een belangrijke rol door het thema internationaal te agenderen, contacten te onderhouden met religieuze en maatschappelijke actoren.
Wat is uw reactie op specifiek de concrete stappen die christelijke jongerenorganisaties in Nigeria eisen van de Nigeriaanse overheid, namelijk erkenning dat de moorden doelgericht zijn, de terugkeer van ontheemden met eigendomsrechten, arrestatie en berechting van daders, en onderzoek naar de rol van veiligheidsdiensten?4 Bent u bereid om de Nigeriaanse overheid erop aan te spreken om de stappen op te volgen? Zo nee, waarom niet?
In lijn met de beantwoording van vraag 4 erkent het kabinet dat religie een rol speelt in de verschillende conflicten in Nigeria. Daarnaast bespreekt het kabinet in dialoog met de Nigeriaanse overheid de problematiek in al zijn facetten. De bescherming van burgers en het belang van vrijheid van religie en levensovertuiging staan hierin centraal.
Meent u dat de huidige inzet van Nederland tegen dit geweld voldoende is? Zo ja, waarom? Zo nee, op welke manier wilt u de inzet vergroten?
Nederland volgt de situatie in de genoemde landen nauwlettend en bekijkt voortdurend hoe onze inzet te verbeteren op conflictpreventie, stabiliteit en vrijheid van religie en levensovertuiging binnen de beschikbare middelen. Het kabinet kiest daarbij voor een context specifieke benadering, omdat de oorzaken en dynamiek van het geweld in landen als Nigeria, Niger en de Democratische Republiek Congo sterk verschillen.
Merkt u dat het aankaarten van gewelddadige incidenten tegen christenen in bilaterale contacten effectief is? Zo ja, kunt u dit onderbouwen? Zo nee, bent u bereid om nieuwe stappen te zetten om de druk te verhogen?
Het kabinet stelt mensenrechten, waaronder vrijheid van religie en levensovertuiging, stelselmatig aan de orde in bilaterale en multilaterale contacten. Daarbij worden regeringen aangesproken op hun internationale verplichtingen, en krijgen lokale organisaties die zich inzetten voor dialoog en bescherming van minderheden steun. In diverse gevallen heeft dit geleid tot concrete resultaten, zoals de vrijlating van religieuze leiders of het terugdraaien van beperkende maatregelen.
De regeringen in de betreffende landen delen vaak de zorgen over geweld in hun samenleving, maar zijn niet altijd in staat of bereid dit effectief tegen te gaan. Waar structurele verbeteringen uitblijven, blijft Nederland dit onderwerp consequent agenderen en zet het, waar passend, aanvullende drukmiddelen in via EU- en VN-kanalen.
Wanneer wordt de Speciaal Gezant van de Europese Unie voor vrijheid van religie en levensovertuiging eindelijk benoemd? Kunt u een precieze datum noemen?
Er is geen datum bekend voor de benoeming van de nieuwe EU-Speciaal Gezant voor vrijheid van religie en levensovertuiging. Nederland blijft dit onderwerp consequent aankaarten in EU-verband, onder meer via de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel. In juni heeft mijn voorganger dit punt ook nog besproken met mevrouw Kallas, Hoge Vertegenwoordiger van Buitenlandse Zaken. Het kabinet blijft aandringen op een spoedige invulling van de functie, gezien het belang van een consistente en zichtbare Europese inzet op dit terrein.
Hoe is opvolging gegeven aan de motie-Ceder c.s. (21 501-20, nr. 2254)?
De genoemde motie verzocht de regering om bij de aankomende Raad eind juni 2025 te pleiten voor een gezamenlijke en duidelijke veroordeling van het aanhoudende geweld in Nigeria, waaronder dat tegen christenen en om zich in te zetten voor gerichte EU-maatregelen ter ondersteuning van religieuze minderheden.
Deze motie is nog niet afgedaan. In agendering vanuit Nederland voor de Raad wordt altijd strategisch afgewogen of een boodschap goed tot zijn recht komt in dit specifieke forum en of er daadwerkelijk acties uit voort zullen komen. Het kabinet geeft er daarom voorkeur aan dit onderwerp in eerste instantie op te brengen in het Politiek en Veiligheidscomité waar mensenrechten gerelateerde onderwerpen gepaste aandacht krijgen en daarmee meer kans op opvolging. Het kabinet zal uw Kamer hier binnenkort over informeren.
Hoe is opvolging gegeven aan de motie-Ceder (36 600 V, nr. 48)?
Aan deze motie over de bevordering van veilige en waardige vrijwillige terugkeer van ontheemden naar Nigeria is opvolging gegeven door, waar mogelijk en opportuun, aandacht te vragen voor de situatie in Nigeria in bilateraal, EU- en multilateraal verband. Nederland heeft de bescherming van burgers in verschillende internationale fora opgebracht en zal dit blijven doen. Daarnaast werkt Nederland, via ondersteuning van maatschappelijke en religieuze organisaties, actief aan het tegengaan van discriminatie op grond van religieuze achtergrond en het bevorderen van religieuze tolerantie en vreedzaam samenleven. Tot slot ondersteunt Nederland meerdere humanitaire partnerorganisaties die via meerjarige flexibele financiering ontheemden ondersteunen in opvang en veilige terugkeer.
              De uitspraak van het Gerechtshof over het overplaatsen van de heer Singh | 
          |
              Don Ceder (CU) | 
          |
Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het krantenbericht «Familie van Nederlander die al 41 jaar in Amerikaanse cel zit woest op ministerie: «Ze laten hem wegrotten daar»»? Hoe beoordeelt u dit bericht?1
Ja, ik ben hiermee bekend. Ik betreur dat de familie de indruk heeft gekregen dat de Staat de strafoverdracht van de heer Singh zou tegenwerken. Meteen nadat het Hof het arrest heeft gewezen, is met prioriteit gewerkt aan het opstellen van het verzoek tot strafoverdracht. De tekst is, bij hoge uitzondering, voor verzending voorgelegd aan de advocaat van de heer Singh. Het verzoek tot strafoverdracht is uitgestuurd naar de Amerikaanse autoriteiten binnen de door het Gerechtshof gestelde termijn.
Op welke wijze heeft het kabinet uitvoering gegeven aan de uitspraak van het Gerechtshof d.d. 26-08-2025? Is het kabinet van mening dat alle onderdelen van de uitspraak van het Gerechtshof uitgevoerd dienen te worden?
Het Gerechtshof gelast de Staat om binnen vier weken na de datum van het arrest (26 augustus 2025) een verzoek tot strafoverdracht op grond van art. 2 lid 3 van het Verdrag Overbrenging Gevonniste Personen (VOGP) bij de autoriteiten van de Verenigde Staten in te dienen en daarnaast al datgene te doen wat redelijkerwijs nodig is om de feitelijke strafoverdracht van de heer Singh vanuit de Verenigde Staten naar Nederland te bewerkstelligen.2
Het kabinet zal beide onderdelen van de uitspraak uitvoeren. Het verzoek aan de VS om mee te werken aan strafoverdracht is binnen de hiervoor door het Gerechtshof gestelde termijn ingediend bij de Amerikaanse autoriteiten. Ook legt de Nederlandse ambassade in Washington contacten met de autoriteiten aldaar om het verzoek onder de aandacht te brengen.
Op welke wijze heeft het kabinet invulling gegeven aan de motie-Ceder d.d. 24 november 2024 (36 600 VI, nr. 105) voordat het gerechtshof een uitspraak heeft gedaan? Is er voor de uitspraak een verzoek op basis van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) opgestart en op welke wijze is maatwerk binnen de beleidskaders toegepast om de heer Singh zo op korte termijn naar Nederland over te laten brengen?
Voorafgaand aan de uitspraak van het Hof is niet ingezet op strafoverdracht middels de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots), maar is consulaire bijstand verleend en zijn parole-verzoeken van de heer Singh door de toenmalige Minister voor Buitenlandse Zaken en de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming ondersteund, op voorwaarde dat er geen gevaar meer zou zijn voor de samenleving.
De Staat heeft zich op het standpunt gesteld dat in de zaak van de heer Singh niet aan alle criteria uit het beleidskader van de Wots is voldaan. Er is namelijk onvoldoende sprake van binding met Nederland.3 Strafoverdracht op grond van de Wots werd daarom niet de geëigende weg bevonden. De rechter heeft de beslissing van de Minister in deze zaak in een kort geding en in eerste aanleg in een bodemprocedure in stand gelaten, waarbij is overwogen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van het beleid.4 Het Hof onderschrijft dat de Minister in redelijkheid tot zijn standpunt heeft kunnen komen dat een dergelijke binding er niet is, maar komt echter tot het oordeel dat de Staat in deze zaak op grond van bijzondere omstandigheden een uitzondering moet maken op zijn beleid (art. 4:84 Algemene wet bestuursrecht). Het Hof weegt daarbij de hoge leeftijd en broze gezondheid van de heer Singh mee, alsmede het feit dat hij in de VS verstoken is van familiebezoek en dat er een gerede kans bestaat dat hij in de VS in gevangenschap zal overlijden.
De Staat voert dit arrest, zoals ook aangegeven bij vraag 2, uit.
Klopt het dat een WOTS-verzoek maar één keer per twee jaar ingediend kan worden en het daarom cruciaal is dat deze zo zorgvuldig wordt ingediend?
Er is in de Wots geen wettelijke beperking opgenomen aan hoe vaak iemand een verzoek tot strafoverdracht kenbaar kan maken.
Klopt het dat uw ministerie in een conceptbrief aan de Amerikaanse autoriteiten de suggestie wekt dat de heer Singh in Nederland op vrije voeten zou kunnen komen? Zo ja, waar baseert het kabinet dit op en hoe groot acht het kabinet deze kans?
In een conceptbrief, die gedeeld is met de advocaat van de heer Singh, is niet gesuggereerd dat de heer Singh op vrije voeten zou kunnen komen. Wel is aangegeven dat over de aard en duur van de straf op voorhand niets gezegd kan worden omdat het aan de rechter is om dat te bepalen. Bij het volgen van de omzettingsprocedure, wat bij overdracht vanuit de VS gebruikelijk is vanwege het afwijkende strafklimaat, zal de Nederlandse rechter beslissen over de aard en lengte van de in Nederland uit te zitten straf. Het is onwenselijk en niet mogelijk om daarop vooruit te lopen.
Bent u het ermee eens dat vanwege de gezondheidssituatie en de leeftijd van betrokkene en vanwege de uitspraak deze zaak grote prioriteit verdient? Hoe kan het dan dat de brief nog niet is uitgestuurd?
De brief met het verzoek mee te werken aan strafoverdracht is binnen de door het gerechtshof gestelde termijn verzonden aan de Amerikaanse autoriteiten. Zoals aangegeven, heb ik dit met prioriteit opgepakt.
Kunt u deze spoedvragen binnen drie werkdagen beantwoorden?
Ja.
              Het VN-rapport dat oproept tot wereldwijde afschaffing van draagmoederschap. | 
          |
              Mirjam Bikker (CU) | 
          |
              Foort van Oosten (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Bruijn | 
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Hebt u kennisgenomen van het rapport van Reem Alsalemde, de speciale VN-rapporteur op het gebied van vrouwenrechten, waarin zij pleit voor een wereldwijde afschaffing van draagmoederschap?1
Bent u bekend met de constatering uit het rapport dat vrouwen wereldwijd ernstige depressieve klachten ervaren ten gevolge van draagmoederschap en allerlei praktijken die daaraan gerelateerd zijn, zoals dwang door familie?
Erkent u de zorgwekkende analyse uit het rapport dat draagmoederschap de kans op mensenhandel vergroot, doordat anderen «eigenaar» zijn van de draagmoeder en daarmee bepalen wat er in het hele traject gebeurt?
Bent u bekend met de constatering uit het rapport dat veel draagmoeders wereldwijd te maken hebben met geldzorgen en daarmee financieel gedwongen zijn hun lichaam ter beschikking te stellen aan wensouders, of daartoe gedwongen worden door bijvoorbeeld familieleden?
Bent u bekend met de constatering uit het rapport dat het voorkomt dat draagmoeders door draagmoederbureaus gedwongen worden hun kind te aborteren, als het niet naar wens is van de wensouders? Deelt u het standpunt dat dit verschrikkelijk is en dat hier streng op gehandhaafd dient te worden?
Bent u bekend met de constatering uit het rapport dat onder andere in Cambodja draagmoeders worden gedwongen in handboeien hun kind ter wereld te brengen?
In hoeveel gevallen is er sprake van dat ook Nederlanders gebruik maken van een draagmoeder waarbij sprake is van dergelijke misstanden? In hoeverre worden de rechten van de buitenlandse draagmoeder en het kind en hun waardigheid hierbij beschermd?
In het rapport wordt de aanbeveling gedaan internationale samenwerking te versterken om mensenrechtenschendingen en misbruik, waaronder vrouwen- en kinderhandel, op te sporen, te voorkomen en aan te pakken. Bent u bereid deze aanbeveling op te volgen?
Welke andere conclusies trekt u uit de eerdergenoemde feiten? Wat is uw verdere inzet om dergelijke misstanden tegen te gaan?
Deelt u de mening dat dit VN-rapport eens te meer onderstreept dat een verbod op internationaal draagmoederschap nodig is en zo snel als mogelijk zou moeten worden geïmplementeerd?
              Het instrument van erkennen van een staat | 
          |
              Derk Boswijk (CDA) | 
          |
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Kunt u op een rij zetten onder welke voorwaarden Frankrijk, Canada, Groot-Brittannië, Australië en België voornemens zijn de staat Palestina te erkennen, en wat hierin de verschillen zijn?1
Rond de opening van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) in september 2025 kondigden Frankrijk, Andorra, België, Luxemburg, Malta, Portugal, Australië, Canada, het Verenigd Koninkrijk en Monaco de erkenning van de Palestijnse staat aan.
Het is niet van alle landen bekend of, en zo ja welke voorwaarden zij hieraan koppelen. Voor Frankrijk, Canada en Australië zou gelden dat zij de Palestijnse staat officieel hebben erkend, maar de implementatie van de toezeggingen van de Palestijnse Autoriteit voor hervormingen zouden blijven monitoren. Frankrijk en Australië zouden overgaan tot het openen van ambassades in de Palestijnse Gebieden.2
In het geval van België zou administratieve formalisering van de erkenning plaatsvinden zodra alle gijzelaars zijn vrijgelaten en terroristische organisaties zoals Hamas geen rol spelen in het bestuur van de Palestijnse Gebieden. Actieve diplomatieke betrekkingen, zoals het openen een Belgische ambassade, zou plaatsvinden zodra de doelstellingen van de New York Declaration zijn verwezenlijkt, waaronder de volledige demilitarisering van Hamas.3
Klopt het dat het erkennen van een staat een individuele keuze van soevereine landen is? Zo ja, op welke grond is dat bepaald?
Ja. Er bestaat onder internationaal recht geen verplichting tot erkenning van statelijkheid (zie ook Kamerstuk 32 623, nr. 178).
In algemene zin geldt dat op grond van het internationaal recht een entiteit als staat wordt beschouwd indien is voldaan aan vijf criteria: 1) een afgebakend grondgebied, 2) een permanente bevolking, 3) effectief gezag, 4) de bekwaamheid om internationale betrekkingen te onderhouden en 5) afwezigheid van onrechtmatige handelingen bij de totstandkoming van de staat. De zogenoemde «Montevideo-criteria» betreffen de eerste vier hierboven genoemde feitelijke criteria, zoals opgenomen in het Montevideo Verdrag inzake de Rechten en Plichten van Staten van 1933. Het vijfde criterium betreft een rechtmatigheidscriterium dat is ontwikkeld op basis van de praktijk van staten vanaf het Interbellum. Op basis van deze vijf criteria kan worden vastgesteld of een entiteit een staat is onder internationaal recht. Erkenning veronderstelt het reeds bestaan van een staat. Een staat ontstaat niet als gevolg van erkenning. Erkenning van een entiteit als staat is een bilaterale aangelegenheid en een soeverein besluit van elke individuele staat.
Welke factoren hanteert het Koninkrijk der Nederlanden om te bepalen of het al dan niet overgaat tot erkenning van een staat?
Erkenning van een entiteit als staat voordat aan de hierboven genoemde vijf criteria is voldaan, kan leiden tot een schending van het verbod op premature erkenning en het non-interventiebeginsel. Er zal dus altijd door Nederland bepaald dienen te worden of er aan deze criteria is voldaan. Omdat erkenning een soeverein besluit is, kunnen staten aanvullende voorwaarden verbinden aan erkenning. Deze kunnen van geval tot geval verschillen.
Welke factoren moeten aanwezig zijn in een staat voor het Koninkrijken der Nederlanden om over te kunnen gaan tot erkenning? Is de aanwezigheid van deze factoren voor het Koninkrijk Nederland dan ook leidend in het overgaan tot erkenning of zijn er andere factoren meer van invloed?
Zie de antwoorden op vragen 2 en 3.
Is het Koninkrijk der Nederlanden ooit overgegaan tot erkenning op basis van andere factoren dan die in het heden gehanteerd worden? Zo ja, welke factoren lagen daar dan aan ten grondslag?
Bij de totstandkoming van nieuwe staten op het grondgebied van het voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie zijn in 1991 binnen EU-verband specifieke aanvullende criteria benoemd, alvorens tot erkenning van de nieuwe staten door individuele lidstaten van de EU zou worden overgegaan. Dat omvatte bijvoorbeeld het criterium van een democratisch politiek systeem en het criterium van voldoende garanties voor de rechten van minderheden binnen de grenzen van de nieuwe staten. Nederland is, net zoals de andere lidstaten van de EU, pas tot erkenning van de relevante staten overgegaan nadat er door de te erkennen entiteiten voldoende garanties waren gegeven dat de aanvullende criteria zouden worden nageleefd.
Heeft het Koninkrijk der Nederlanden ooit haar erkenning van een staat ingetrokken? Zo ja, bij welke staten was dit het geval en wat lag daaraan ten grondslag?
Er zijn geen voorbeelden bekend waar Nederland de erkenning van een staat weer heeft ingetrokken.
Zou u kunnen uitweiden over de praktische gevolgen van de officieuze erkenning van een staat?
Erkenning betekent dat de erkende staat op voet van gelijkheid met andere erkennende staten kan deelnemen aan het internationale verkeer. Erkenning kan gepaard gaan met het aangaan van diplomatieke betrekkingen, maar daartoe bestaat onder internationaal recht geen verplichting, ook niet na erkenning. Erkenning betekent ook dat de erkennende staat bevestigt dat alle rechten en plichten van staten onder internationaal gewoonterecht van toepassing zijn op de erkende staat. Hieronder valt bijvoorbeeld het recht op soevereine gelijkheid, het recht van soevereiniteit over het grondgebied van de staat en de daar woonachtige bevolking, het recht verdragen te sluiten, het recht als staat toe te treden tot internationale organisaties en het gewoonterechtelijk recht op individuele en collectieve zelfverdediging. Naarmate meer staten een entiteit als staat hebben erkend, zal de kans op toetreding tot internationale organisaties als de Verenigde Naties voor de erkende staat toenemen.
Zijn er belemmeringen voor burgers van een land dat het Koninkrijk der Nederlanden niet erkent, als zij in het Koninkrijk verblijven? Zo ja, welke zijn dat?
Nee, er zijn in beginsel geen belemmeringen voor personen afkomstig uit een niet door het Koninkrijk erkende entiteit als zij in het Koninkrijk verblijven. Deze personen genieten binnen het Koninkrijk de volledige bescherming van grondrechten en mensenrechten gegarandeerd in het Statuut, de Grondwet en verdragen. Wel kan de niet-erkenning leiden tot praktische complicaties, bijvoorbeeld bij de erkenning van reisdocumenten, registratie van nationaliteit en consulaire ondersteuning. Deze zaken doen echter niet af aan hun rechtspositie binnen het Koninkrijk.
Kunt u uitweiden over waarom het Koninkrijk der Nederlanden vooralsnog niet is overgegaan tot erkenning van de staat Palestina, al dan niet officieus naar Belgisch voorbeeld?
Zoals gecommuniceerd aan uw Kamer door de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken Bruins Slot tijdens de Raad Algemene Zaken van 23 mei 2024, moet erkenning van de Palestijnse staat voor Nederland onderdeel zijn van het politieke proces dat moet leiden tot een tweestatenoplossing. Erkenning vraagt om een zorgvuldige afweging, waarbij niet alleen gekeken moet worden wat dit kan betekenen voor een eventuele duurzame oplossing, maar ook wat we verwachten van de Palestijnse Autoriteit met betrekking tot noodzakelijke hervormingen. Deze factoren wegen mee in de afweging om te erkennen.
              Het bericht 'High Court rules state not giving Palestinian prisoners enough food, in slap to Ben Gvir' | 
          |
              Don Ceder (CU) | 
          |
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Wat is uw reactie op het bericht «High Court rules state not giving Palestinian prisoners enough food, in slap to Ben Gvir» en op de reactie van Minister Ben Gvir dat hij de uitspraak naast zich neer zal leggen?1
Nederland maakt zich al geruime tijd zorgen over de situatie rondom de detentie van Palestijnen in Israëlische detentiefaciliteiten. Deze zorgen betreffen zowel de detentieomstandigheden, de grootschalige arbitraire detentie van Palestijnen en de toegang tot detentiefaciliteiten voor hiervoor gemandateerde organisaties, met name het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC). Het kabinet brengt deze zorgen op in bilaterale contacten met de Israëlische autoriteiten. Ook multilateraal spreekt Nederland zich hierover uit, waaronder in de gemeenschappelijke positie van de EU-Israël Associatieraad en in (EU-) verklaringen bij de Mensenrechtenraad.
Zijn er al sterfgevallen gemeld die het gevolg zijn van de behandeling van Palestijnse gevangenen? Zo ja, hoeveel?
Volgens de VN zijn sinds 7 oktober 2023 minstens 75 Palestijnse gedetineerden overleden in Israëlische detentiefaciliteiten. Het VN mensenrechtenkantoor in de Palestijnse Gebieden schrijft daarover: «Of the 75 deaths in detention, at least 22 detainees reportedly had health conditions requiring medical attention prior to their arrest, raising concerns that the denial of such medical care coupled with harsh detention conditions may have been calculated to contribute to their deaths. In at least 12 cases, we gathered testimonies or evidence in the form of autopsy reports that detainees died after being beaten or tortured by Israeli security forces.»
Heeft Nederland al eerder aandacht gevraagd voor de situatie van deze specifieke groep Palestijnen? Zo ja, op welke wijze?
Ja, het kabinet heeft zowel bilateraal als multilateraal aandacht gevraagd voor de situatie rondom de detentie van Palestijnen in Israëlische detentiefaciliteiten. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Kunt u uiteenzetten op welke manier gevangenen horen te worden behandeld volgens internationale verdragen? Zijn hierbij ook nog specifieke rechten voor gevangenen die niet in eigen land zijn opgepakt, maar uit het buitenland naar het land zijn overgebracht?
Het Vierde Verdrag van Genève bevat gedetailleerde bepalingen over de behandeling van gedetineerden die zich bevinden in bezet gebied en die zich bevinden op het grondgebied van de gevangenhoudende staat zelf. Palestijnen die in Israël zelf gevangen zitten, moeten zonder nadelig onderscheid conform de in Israël toepasselijke mensenrechtelijke standaarden worden behandeld. Nederland stelt zich daarnaast op het standpunt dat mensenrechtelijke bescherming van deze gevangenen zich ook uitstrekt tot de bezette Palestijnse gebieden. Volgens het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waar Israël partij bij is, moeten allen die van hun vrijheid zijn beroofd worden behandeld met menselijkheid en met eerbied voor de waardigheid, inherent aan de menselijke persoon.
Hebben de genoemde Palestijnse gevangenen recht op juridische bijstand en, zo ja, hoe is dit gewaarborgd? Op welke wijze verschillen hun rechten van andere gevangenen?
Palestijnse gevangenen die in Israël zelf gevangen zitten, moeten conform de daarvoor geldende standaarden worden behandeld. Nederland stelt zich daarnaast op het standpunt dat de daarvoor geldende bescherming van deze gevangenen zich ook uitstrekt tot gevangenen die zich niet in Israël zelf bevinden. Volgens het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waar Israël partij bij is, heeft in geval van strafrechtelijke vervolging een ieder het recht zich te verstaan met een door hemzelf gekozen raadsman. Ook het humanitair oorlogsrecht bevat bepalingen over behandeling in geval van strafrechtelijke vervolging. Een verdachte heeft onder meer het recht te worden bijgestaan door een bevoegd raadsman van eigen keuze.
Zijn er door de Israëlische regering afspraken met de Palestijnse Autoriteit gemaakt over het overbrengen van Palestijnse gevangenen naar Israëlisch grondgebied? Zo ja, welke en kunt u deze documenten naar de Kamer sturen?
Het kabinet is niet op de hoogte van het bestaan van dergelijke afspraken.
Bent u bereid om via de Nederlandse vertegenwoordiging er bij de Israëlische regering op aan te dringen dat de uitspraak moet worden nageleefd en dat Palestijnse gevangenen in hun basisbehoeften moeten worden voorzien?
Ja. Nederland heeft meermaals zorgen geuit ten aanzien van de detentie van Palestijnen in Israëlische detentiefaciliteiten.
Bent u bereid om te pleiten voor het toelaten van internationale waarnemers om erop toe te zien dat Palestijnse gevangenen in hun basisbehoeften worden voorzien?
Ja, dit is reeds onderdeel van het Nederlandse beleid. Het kabinet dringt hier al geruime tijd op aan, zowel bilateraal als multilateraal. Hierbij gaat het in het bijzonder om toegang tot detentiefaciliteiten voor onafhankelijke waarnemers van het ICRC op basis van hun expertise, neutraliteit en internationaal mandaat. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Hoe wordt verder toegezien op naleving van het algemene welzijn van Palestijnen in Israëlische gevangenissen? Welke stappen ziet het Nederlandse kabinet voor zich, eventueel in multilateraal verband?
Het Vierde Verdrag van Genève geeft gedetineerden in situaties van bezetting het recht om bezoek te ontvangen van het ICRC. Als organisatie is het ICRC onvervangbaar gezien zijn neutraliteit, mandaat en decennialange ervaring met de betreffende activiteiten ter bescherming van onder andere gedetineerden. Nederland blijft zich onverminderd inzetten voor toegang tot de gedetineerden en het mandaat van het ICRC.
Kunt u de Kamer periodiek informeren over de omstandigheden in de gevangenissen en in hoeverre deze verbeterd zijn en de uitspraak van het Hooggerechtshof wordt nageleefd?
Indien hiertoe aanleiding voor bestaat, zal het kabinet de Kamer hierover informeren.
              Het bericht ‘Syrische Druzen werden buitengerechtelijk geëxecuteerd’ | 
          |
              Isa Kahraman (NSC), Don Ceder (CU) | 
          |
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Syrische Druzen werden buitengerechtelijk geëxecuteerd» van Amnesty International?1
Ik heb kennis genomen van het bericht van Amnesty International. De genoemde zaken zijn zeer verontrustend. Het is belangrijk dat alle gemeenschappen in Syrië worden beschermd, waaronder ook de Druzen. Het is daarom van belang dat alle feiten boven tafel komen en de daders verantwoordelijk kunnen worden gehouden. Hierom verwelkom ik ook de samenwerking van Syrische overgangsautoriteiten met de onafhankelijke VN Commission of Inquiry (CoI) naar de gewelddadigheden in Suweida.
Deelt u de conclusie dat de Syrische interim-regering en aan deze regering gelieerde troepen verantwoordelijk zijn voor buitengerechtelijke executies van Druzen op 15 en 16 juli in Suwayda?
Belangrijk is dat wordt vastgesteld wat er precies is voorgevallen in Suweida en wie verantwoordelijk is geweest voor dit geweld. Hierom wacht ik de bevindingen van de verschillende onderzoekscommissies af. Er zijn twee commissies ingesteld die de geweldsescalatie in Suweida onderzoeken: een Syrische onderzoekscommissie, onder leiding van de Syrische Minister van Justitie, en een onafhankelijke onderzoekscommissie van de Verenigde Naties die ressorteert onder de Independent International Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic (CoI). Het kabinet blijft de voortgang van deze onderzoeken nauwlettend volgen.
Klopt het dat, als veiligheidstroepen of het leger mensen opzettelijk en onwettig doden, of als aan de Syrische regering gelieerde troepen dit doen met betrokkenheid of stilzwijgende goedkeuring van deze regering, dit kan worden geclassificeerd als buitengerechtelijke executies, wat een misdrijf is onder internationaal recht?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u naar aanleiding van dit bericht nogmaals reflecteren op de uitvoering van motie-Ceder c.s.?2 Erkent u dat deze motie niet wordt uitgevoerd, aangezien sancties zijn opgeheven terwijl de veiligheid van minderheden klaarblijkelijk niet is gegarandeerd? Welke consequenties verbindt u hieraan?
De sancties op vitale economische sectoren in Syrië zijn in EU-verband opgeheven, met uitzondering van wapen- en veiligheidsgerelateerde sancties. Het kabinet houdt de mogelijkheid open om nieuwe sancties voor te stellen als het handelen van de overgangsregering daartoe aanleiding geeft. Zo zet Nederland zich in voor listings tegen plegers van (sektarisch) geweld, onder andere jegens minderheden in Syrië. In dit kader heeft de Europese Raad – mede op initiatief van Nederland – nieuwe listings aangenomen tegen personen en entiteiten die betrokken waren bij gewelddadigheden in maart aan de kust. Het gaat hierbij om nieuwe listings onder het EU horizontale mensenrechtensanctieregime.
Voor de geweldplegers in Suweida geldt ook dat daders niet ongestraft mogen blijven. Tegelijkertijd is er in dit stadium nog veel onduidelijk, met name als het gaat om wie verantwoordelijk is voor het gepleegde geweld. De bevindingen van de genoemde commissies zijn essentieel voor het ondernemen van verdere stappen jegens plegers van sektarisch geweld of de overgangsregering. Dit benadrukt het belang van een onpartijdig en transparant onderzoek, iets waartoe het kabinet – samen met de EU lidstaten – heeft opgeroepen in multilateraal verband, en ook in contacten met de Syrische overgangsregering. Nederland volgt dit nauwlettend en zal niet schromen de druk op de overgangsregering op te voeren, bijvoorbeeld via het sanctie-instrument. Sancties zullen daarbij zo gericht mogelijk zijn en de noodlijdende Syrische bevolking moeten ontzien.
Hoe beoordeelt u de capaciteit van de Syrische interim-regering om deze buitengerechtelijke executies snel, onafhankelijk, onpartijdig en transparant te onderzoeken en de daders ter verantwoording te roepen in eerlijke rechtszaken? Is deze voldoende? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, welke acties worden ondernomen, zodat de capaciteit wel voldoende is?
Het kabinet realiseert zich dat het tijd, middelen en energie kost om een inclusief bestuur op te zetten in een land dat zich bevindt in een instabiele regio, dat vele jaren geteisterd is door conflict, en dat in een zorgelijke economische staat verkeert. Het bieden van perspectief op duurzame verbetering is in deze context aangewezen. Vooralsnog toont de Syrische overgangsregering bereidheid tot inclusiviteit en verantwoordelijkheid. In dit kader is het bemoedigend te zien dat de Syrische overgangsregering het geweld heeft veroordeeld, onderzoeken is gestart en de samenwerking met de CoI is aangegaan zodat deze onafhankelijk en transparant onderzoek kan uitvoeren. Van belang is dat hier nu concreet opvolging aan gegeven wordt en daders hun straf niet ontlopen. Uiteindelijk zal het kabinet de overgangsregering beoordelen op hun daden en resultaten.
Daarnaast zet Nederland zich ook op andere wijze in voor onafhankelijk, onpartijdig en transparant onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Syrië. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 gebeurt dit door extra financiering toe te kennen aan organisaties, zoals het OHCHR en IIIM, die onderzoek doen naar mensenrechtenschendingen en hiermee bijdragen aan het bevorderen van gerechtigheid.
Wat is de stand van zaken van het comité, opgericht door het Syrische Ministerie van Justitie om onderzoek te doen naar de gebeurtenissen in Suwayda en de daders ter verantwoording te roepen? Heeft dit comité al onderzoek afgerond en daders ter verantwoording geroepen?
Het onderzoekscomité werd op 31 juli ingesteld door de Syrische Minister van Justitie met een mandaat van drie maanden. De commissie bestaat uit zeven leden, waaronder rechters, advocaten en een militair. Momenteel zijn er vanuit het Syrische onderzoekscomité nog geen conclusies over de geweldsescalaties in Suweida. Nederland blijft hier in multilateraal verband en in contacten met de Syrische overgangsautoriteiten aandacht voor vragen.
Op welke manier draagt Nederland bij aan gerechtigheid en waarheidsvinding voor het Syrische volk middels grondig, onafhankelijk, onpartijdig en transparant onderzoek naar alle misdaden die onder het internationaal recht vallen? Op welke wijze bent u bereid uw inzet hierop te vergroten?
Het kabinet zet zich al jarenlang in om de straffeloosheid van misdrijven begaan in Syrië tegen te gaan en gerechtigheid en genoegdoening voor slachtoffers en overlevenden te garanderen. Deze inzet in Syrië zal het voortzetten, door (o.a.) in te zetten op grondig, onafhankelijk en onpartijdig onderzoek naar de begane misdrijven.
Zo heeft Nederland, samen met Canada, Syrië aansprakelijk gesteld bij het Internationaal Gerechtshof (IGH) voor grove en systematische schendingen van het VN Antifolterverdrag. Deze procedure is van belang voor waarheidsvinding, gerechtigheid en verzoening in Syrië. Daarom zet Nederland deze procedure voort.
Ook blijft Nederland de VN-bewijzenbank van Syrië (IIIM) financieel en politiek steunen zodat bewijsmateriaal van internationale misdrijven verzameld kan blijven worden ten behoeve nationale en internationale procedures. In september 2025 heeft Nederland een additionele bijdrage van EUR 500.000,– gedaan aan de bewijzenbank, bovenop de reeds lopende financiële steun van EUR 500.000,–.
Daarnaast zet Nederland zich in de VN-Mensenrechtenraad – als lid van de kerngroep Syrië – jaarlijks in voor verlenging van het mandaat van de CoI, zodat het onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Syrië wordt versterkt. Om dit onderzoek te versterken, heeft Nederland in september 2025 het OHCHR Veldkantoor in Damascus voorzien van een financiële bijdrage van EUR 500.000,–.
Tot slot steunt Nederland de NGO’s Impunity Watch, het International Center for Transitional Justice (ICTJ) en het Syria Justice and Accountability Center (SJAC), die zich hardmaken voor gerechtigheid en verzoening in Syrië. Via deze NGO’s worden Syrische maatschappelijke organisaties in staat gesteld om o.a. mensenrechtenschendingen te documenteren.
Op welke manier ondersteunt Nederland momenteel de Syrische interim-regering en internationale instituties in de zoektocht naar de meer dan 100.000 vermiste personen in Syrië? Biedt Nederland technische, financiële of diplomatieke steun aan mechanismen zoals de «Independent Institution on Missing Persons in the Syrian Arab Republic»? Zo nee, waarom niet?
Na de val van het Assad-regime, is het van groot belang dat de Syrische overgangsregering zich – samen met de internationale gemeenschap – inzet om het lot van de vermiste personen te achterhalen. Nederland onderhoudt nauw contact met de overgangsregering en internationale instituties om deze inzet verder te concretiseren.
Zo dringt Nederland, zowel binnen internationale fora als tijdens contact met de Syrische overgangsregering, aan tot ongehinderde toegang van onderzoeksinstanties zoals de Independent Institution on Missing Persons (IIMP) en het belang van gedegen en onafhankelijk onderzoek naar de toedracht van de vermissingen. Nederland heeft middels diplomatieke steun bijgedragen aan de oprichting van het IIMP (2023), en heeft binnen de Vijfde Commissie van de VN (februari 2024) – namens de gehele EU – ervoor gezorgd dat het mechanisme voldoende financiële middelen heeft gekregen om in te zetten op slachtofferparticipatie en ondersteuning.
Tot slot kijkt Nederland momenteel of er ingespeeld kan worden op de behoefte van IIMP aan forensische ondersteuning. Zo vinden er gesprekken plaats tussen IIMP, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), om te bezien waar en op welke manier Nederland een rol kan spelen in de capaciteitsopbouw van het IIMP t.b.v. onderzoek naar vermisten in Syrië.
Op welke wijze oefent Nederland momenteel diplomatieke druk uit op de Syrische interim-regering om minderheidsgemeenschappen te beschermen en om transparantie rondom wreedheden, zoals de moordpartijen bij Suwayda en de kustregio, te vragen?
In het contact met de Syrische overgangsregering roept het kabinet consequent op tot bescherming van alle religieuze en etnische gemeenschappen en het belang van transparant en onafhankelijk onderzoek. Dit doet het kabinet in EU-verband en ook binnen de VN-Mensenrechtenraad. Daarnaast blijft Nederland binnen de EU pleiten voor gerichte sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor sektarisch geweld en mensenrechtenschendingen. De EU heeft – mede op initiatief van Nederland – al eerder dergelijke gerichte sancties ingesteld.
Daarnaast roept Nederland in alle contacten met de Syrische overgangsregering op tot het openbaar maken van het rapport van de nationale onderzoekscommissie in Syrië, naar aanleiding van de geweldsescalaties in Latakia. Dit rapport is tot op heden niet gepubliceerd. Wel heeft de VN CoI haar rapport over geweldsescalaties in Latakia gedeeld op 14 augustus jl.
De VN CoI heeft op 15 juli jl. bevestigd de gebeurtenissen in Suweida te onderzoeken. Het onderzoeksrapport dat hieruit volgt zal gepubliceerd worden op de website van de CoI. Het is nog onbekend of de nationale commissie haar bevindingen zal delen. Nederland blijft aandringen op het belang hiervan.
Vraagt u om openbaarmaking van de bevindingen van onafhankelijke of lokale onderzoeken naar deze gevallen? Zo nee, waarom niet? Bent u in dat geval bereid om dat alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat Actuele stand van zaken in de wereld?
Ja.
              Het artikel 'Zorgen over misstanden in propvolle Oekraïense opvanglocaties' | 
          |
              Claudia van Zanten (BBB) | 
          |
              Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) | 
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het artikel «Zorgen over misstanden in overvolle Oekraïne-opvang: «Vrouwen mishandeld en verkracht, kinderen aangezet tot prostitutie»» van de Telegraaf, waarin onderzoeksgroep Opora stelt dat Oekraïense vluchtelingenvrouwen en kinderen regelmatig slachtoffer zijn van (seksueel) geweld, verkrachting en dat kinderen worden aangezet tot prostitutie?1
Welke concrete meldingen van misstanden zijn bekend bij u en betrokken overheidsinstanties (politie, Openbaar Ministerie, Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Immigratie- en Naturalisatiediens, maatschappelijke opvang) die overeenkomen met de signalen van Opora (seksueel geweld, verkrachting, aanzetten tot prostitutie)?
Klopt het dat de gemeente Vlaardingen, die wordt genoemd in het artikel, gezien de geschokte reactie, niet op de hoogte is gesteld van misstanden in de opvanglocatie waar deze gemeente zelf voor verantwoordelijk is?
Welke opvanglocaties voor Oekraïense vluchtelingen zijn momenteel overvol en welke normen gelden voor maximale bezetting per locatie in relatie tot doelgroep (vrouwen, kinderen)? Hoe wordt gecontroleerd of die normen worden nageleefd?
Kunt u mij cijfers geven over (aantal) meldingen en aangiften van seksueel geweld, misbruik en mensenhandel in Oekraïense opvanglocaties in Nederland over de afgelopen 12 maanden, uitgesplitst naar provincies en gemeenten?
Heeft u inzicht in de herkomst en achtergrond van de verdachten en daders van (seksueel) geweld tegen Oekraïense vluchtelingen in Nederlandse opvanglocaties? Hoe vaak betreft het verdachten en daders die ook zelf in de opvang verblijven en hoe vaak gaat het om medewerkers of buitenstaanders?
In hoeverre zijn de verdachten die het betreft inmiddels opgepakt door de politie? Hoeveel zijn hiervan tot dusver strafbaar bevonden?
Welke meldkanalen bestaan voor slachtoffers van (seksueel) geweld en mensenhandel in vluchtelingenopvanglocaties, specifiek voor Oekraïense vluchtelingen? Zijn die kanalen bekend en toegankelijk?
Klopt het dat ook enkele medewerkers verdacht worden of schuldig zijn bevonden aan genoemde strafbare feiten?
Wat is de inschatting van de omvang van het probleem, naar aanleiding van de signalen van Opora, van onderrapportage (het «dark number») van seksueel geweld en mensenhandel in deze opvanglocaties? Wordt daarvoor onderzoek gedaan of gepland?
Welke maatregelen zijn of worden genomen om preventie te versterken, zoals scherper toezicht op wie toegang heeft tot opvanglocaties, screening van personeel en vrijwilligers en beveiliging en toezicht voorzieningen bij locaties?
Is er al contact geweest met Opora, of met andere onafhankelijke organisaties, om de signalen verder te verifiëren? Zo ja, wat is de uitkomst? Zo nee, is dat in de planning?
Welke wettelijke- of beleidsmaatregelen zijn mogelijk/verlangd om slachtoffers beter te beschermen en daders strafrechtelijk te vervolgen in deze context (mensenhandel, seksueel geweld)?
Bent u bereid om te onderzoeken of de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne (RTB) tussentijds of na afloop van de lopende termijn kan worden aangepast of aangescherpt om Oekraïners die verdacht worden/schuldig zijn bevonden de toegang te kunnen weigeren tot bescherming of opvang?
Waartoe verplicht de RTB ons?
Hoe vult u uw verantwoordelijkheid in wat betreft de opvangcapaciteit, kwaliteit van opvang en veiligheid in deze noodsituatie voor vluchtelingen (qua regulering, inspecties, verantwoordelijkheid gemeenten en Rijk)?
              Het artikel ‘Spanje wil 53.000 vakantiehuizen van onlineplatforms verwijderen’ | 
          |
              Merlien Welzijn (NSC) | 
          |
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Heeft u kennisgenomen van dit artikel?1
Ja.
Hoe kijkt u naar deze inzet van de Spaanse regering met als doel om de woningbouw weer haar oorspronkelijke functie te geven?
In beginsel zijn woningen bedoeld om in te wonen. De inzet van de Spaanse regering is bedoeld om oneigenlijk gebruik van de woningvoorraad tegen te gaan.
Is bij u bekend hoeveel woningen in Nederland momenteel aangeboden worden op online platforms die niet voldoen aan de vereisten voor een vakantiehuis?
De Spaanse regering is recent begonnen met het reguleren van toeristische verhuur in woningen door de implementatie van een registratieverplichting voor verhuurders. Een dergelijke verplichting heeft mijn ambtsvoorganger al in 2021 geïntroduceerd met de Wet toeristische verhuur van woonruimte. Deze wet gaat verder dan wat recent in Spanje van kracht is geworden. Naast de genoemde registratieverplichting kunnen gemeenten op grond van de Nederlandse wet ook een maximaal aantal verhuurnachten voorschrijven met daarbij een meldplicht voor iedere verhuur aan toeristen. Tot slot kan een gemeente ook een vergunningsplicht invoeren en daarbij een quotum instellen. Gemeenten kunnen dus eisen stellen aan vakantieverhuur. Landelijke cijfers hoeveel woningen niet voldoen aan de eisen die gemeenten stellen zijn niet voorhanden. Indien wordt geconstateerd dat een woning bijvoorbeeld te vaak wordt verhuurd, aan te veel gasten wordt verhuurd of wordt aangeboden zonder registratienummer kan de gemeente het platform verzoeken om de advertentie op non actief te zetten. De gemeente Amsterdam maakt sinds 2021 met succes gebruik van de instrumenten uit de genoemde wet met als gevolg een halvering van het aantal overnachtingen van toeristen in woningen en het uitbannen van structurele illegale verhuur van woningen zodat deze voor reguliere verhuur dan wel bewoning kunnen worden gebruikt. Over 2024 schat de gemeente Amsterdam in dat het percentage overnachtingen in woningen circa 5.5% betreft ten opzichte van het totale aantal toeristische overnachtingen. Ook van andere gemeenten heb ik vernomen dat de Wet toeristische verhuur effect sorteert.
Is bij u bekend welk percentage dit is ten opzichte van het totaal aantal vakantiehuizen in Nederland?
Zie antwoord vraag 3.
Zou u de verhuur van woningen die niet voldoen aan de vereisten voor een vakantiewoning scharen onder verhuur met behulp van een short stay principe, en kunt u uw antwoord onderbouwen?
Indien er geen sprake is van vakantieverhuur geef ik de voorkeur aan reguliere verhuur of bewoning.
Hoe groot schat u de impact op de wooncrisis wanneer Nederland het voorbeeld van de Spaanse regering volgt en vakantiehuizen die niet voldoen aan de vereisten van onlineplatforms verwijdert zodat woningen vrij komen voor starters en gezinnen?
In het licht van voorgaande antwoorden is de impact op de wooncrisis zeer gering. Dit heeft met name te maken met het feit dat in Nederland gemeenten al enige jaren toeristische verhuur kunnen reguleren zodat er betere balans is ontstaan tussen wonen en toerisme en onttrekking aan de woningvoorraad kan worden tegengegaan.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken te beantwoorden?
De vragen zijn zo veel als mogelijk afzonderlijk beantwoord.
Bent u bekend met het artikel «De schade van Schoof, Nederlands geld voor bijna 3.200 ontwikkelingsprojecten stopt dit jaar»?1
Ja.
Onderschrijft u de analyse van Investico dat bijna 3.200 ontwikkelingsprojecten moeten worden stopgezet, omdat na december 2025 het huidige beleidskader afloopt en organisaties nog steeds geen toegang hebben tot het nieuwe beleidskader met vervolgfinanciering voor 2026 en verder?
Nee, deze onderschrijf ik niet. Er worden geen projecten stopgezet. De financiering die is verstrekt onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld is gegund voor een periode van vijf jaar, voor specifieke activiteiten, die op de afgesproken einddatum van 31 december 2025 tot de beoogde resultaten moeten leiden. Het ging dus niet om instellingssubsidies.
Het nieuwe beleidskader Focus betreft geen vervolgfinanciering. Dit beleidskader, dat in de eerste helft van 2026 start, is op een andere leest geschoeid. Er ligt meer nadruk op lokaal eigenaarschap en dienstverlening en de financieringsmodellen worden aanzienlijk vereenvoudigd. Gunning van subsidies verloopt in belangrijke mate via nieuwe aanbestedingen. Hier komen vervolgens nieuwe projecten uit voort.
Klopt het dat, door het aangenomen amendement Hirsch/De Korte2, er vanuit de Kamer voor de zomer 600 miljoen euro aan financiering beschikbaar is gesteld voor maatschappelijke organisaties voor de periode 2026–2030? Kunt u verklaren wat het oponthoud is waardoor organisaties nog geen toegang hebben tot deze financiering?
Als gevolg van het aannemen van het genoemde amendement is inderdaad EUR 600 miljoen beschikbaar voor samenwerking met maatschappelijke organisaties in de periode 2026–2030. De uitvragen en subsidiebeleidskaders binnen het Focus-beleidskader worden zorgvuldig opgesteld, zodat deze zullen leiden tot de programma’s waarmee de doelstellingen het beste kunnen worden gerealiseerd. De instrumenten onder het kader worden trapsgewijs ingevoerd, met de ambitie dat alle projecten in de eerste helft van 2026 van start gaan. Er is geen sprake van oponthoud of vertraging. Reeds in de brief van 11 november 2024 over toekomstige samenwerking met maatschappelijke organisaties3 heeft mijn voorganger aangekondigd dat de instrumenten in 2026 van start gaan.
Herinnert u zich dat er door uw voorganger(s) is toegezegd om einde zomer met nadere informatie te komen over het 50%-criterium, en nadere invulling van de subsidie-instrumenten? Deelt u de mening dat de zomer inmiddels bijna voorbij is?
Op 19 september jl. is uw Kamer per brief geïnformeerd over deze onderwerpen.
Klopt het dat, doordat u de derde bewindspersoon bent dit jaar die belast is met ontwikkelingssamenwerking (door uw regering ontwikkelingshulp genoemd), er vertraging ontstaat bij de financiering van projecten? Indien ja, welke maatregelen bent u van plan te gaan nemen om deze vertraging tot een minimum te beperken?
In februari 2025 is de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp met uw Kamer gedeeld waarin de beleidslijnen van het kabinet voor de komende jaren zijn uitgezet. Dit beleid is door de verschillende bewindspersonen die in 2025 verantwoordelijk waren voor de inzet op ontwikkelingshulp voortgezet. De implementatie van het beleid, waaronder de financiering van projecten, blijft doorgaan en heeft mijn volledige aandacht.
Herkent u de signalen van ontwikkelingsorganisaties dat zij mensen moeten ontslaan, terwijl die misschien over enkele maanden weer nodig zijn (maar dan wellicht niet meer beschikbaar zijn) om waardevolle projecten door te zetten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, is noch sprake van het stopzetten, noch van het doorzetten van projecten.
Mij bereiken inderdaad signalen dat ontwikkelingsorganisaties mensen ontslaan. Dit heeft voor zowel die organisaties, als voor de betrokken medewerkers verstrekkende gevolgen. Ik zie het echter niet als taak van de overheid om organisaties overeind te houden. Maatschappelijke organisaties zijn, conform de geldende subsidieregelgeving, tijdig geïnformeerd dat de subsidiebeleidskaders onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld in hun huidige vorm geen vervolg zouden krijgen.
Organisaties kunnen altijd een verzoek doen tot een zogenaamde budget-neutrale verlenging. Deze eventuele verlenging kan alleen het financieren van activiteiten betreffen om alsnog de doelen te behalen. Dergelijke verzoeken worden van geval tot geval op hun merites beoordeeld.
Een verlenging van de subsidies onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld met extra budget is juridisch zeer complex, praktisch gezien onuitvoerbaar en bovendien financieel onhaalbaar. Daarom is het kabinet hier geen voorstander van. Organisaties kunnen ook onder het nieuwe kader reageren op openbare aanbestedingen.
Ik informeer u hierbij ook dat het kabinet de gewijzigde motie van het lid Hirsch c.s. (Kamerstuk 36 247 nr. 17), die de regering verzoekt een overgangsregeling uit te werken, niet zal uitvoeren.
Op welke manieren probeert u de schade voor ontvangende organisaties te beperken? Is het mogelijk om lopende projecten te verlengen? Kunnen organisaties waarvan niet al het projectgeld in 2025 besteed is, dit ook in 2026 doen?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier onderzoekt uw departement de schade die door het stopzetten en tijdelijk wegvallen van alle financiering wordt aangericht?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier en wanneer informeert u de Kamer over welke onderwerpen helemaal van de agenda verdwijnen en waarvoor geen budget meer beschikbaar is?
In de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp, die op 20 februari 2025 met uw Kamer gedeeld is, worden de keuzes voor de belangen en thema’s waarop de inzet van het kabinet zich richt uiteengezet. In de brief worden ook de onderwerpen genoemd waar minder of geen budget meer beschikbaar voor is.
Het Kabinet heeft de Kamer verder geïnformeerd in antwoord op vragen over daarover in de diverse begrotingsdocumenten. Zo zijn de effecten van de bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord verder toegelicht in de brief van 19 september «Effecten ingezette bezuinigingen op ontwikkelingshulp» (Kamerstuk 36 800 XVII, nr. 6). U wordt ook via de begrotingscyclus geïnformeerd over de financiële gevolgen van mijn beleid. Zo zijn bezuinigingen uit de beleidsbrief Ontwikkelingshulp verwerkt in de Eerste suppletoire begroting BHO 2025 (Kamerstuk 36 725 XVII).
Klopt het bijvoorbeeld dat, hoewel Nederland gidsland is in relatie tot het terugdringen van kinderarbeid, alle projecten tegen kinderarbeid (van de ILO, ngo’s en werkgevers) dit jaar moeten stoppen en er geen vervolgfinanciering is voorzien? Voor welke andere thema’s waar Nederland tot voor kort geld beschikbaar stelde geldt eveneens dat Nederland er vanaf 2026 helemaal mee gaat stoppen?
Hoewel in 2024 het programma «Work: No Child’s Business (WNCB)» is beëindigd, klopt het niet dat er dit jaar projecten specifiek gericht op het bestrijden van kinderarbeid moeten stoppen.
Nederland heeft zich binnen de Alliance 8.7 gecommitteerd aan een roadmap met betrekking tot het terugdringen van kinderarbeid en rapporteert hier jaarlijks op. Prioriteit is daarbij het terugdringen van kinderarbeid en arbeidsuitbuiting in waardeketens, naast agendering en monitoring.
Ook zijn er nog verschillende programma’s die direct of indirect bijdragen aan het tegengaan van kinderarbeid. Bijvoorbeeld «Accelerating action for the elimination of child labour in supply chains in Africa (ACCEL Africa)», een ILO-programma gericht op het bestrijden van kinderabeid dat loopt tot midden 2029. Daarnaast is er ruimte om te werken aan het tegengaan van kinderarbeid in verschillende programma’s gericht op schone en eerlijke handel, zoals binnen het Subsidieprogramma Verantwoord Ondernemen (SPVO), uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Ook binnen het instrument Schone en Eerlijke Handel onder het nieuwe beleidskader voor het maatschappelijk middenveld Focus, is ruimte om in te zetten op het tegengaan van kinderarbeid in voor Nederland belangrijke waardeketens.
Voor de beantwoording van het tweede deel van de vraag, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 9.
Klopt het dat door het stopzetten van deze financiering in combinatie met het stopzetten van financiering in de Verenigde Staten3, alle expertise die nu nog aanwezig is bij ngo’s in Nederland dreigt te verdwijnen, wat bijvoorbeeld bedrijven die kinderarbeid op een goede manier willen terugdringen ernstig zal belemmeren in dat voornemen?
Met het aflopen van het Work: No Child’s Business (WNCB)-programma in 2024 hebben een aantal betrokken ngo’s hun capaciteit op het thema moeten afschalen. Er is echter zeker nog expertise aanwezig bij ngo’s en ook kennisinstellingen. Via de eerder genoemde programma’s (SPVO en FOCUS), maar ook programma’s gericht op het toepassen van IMVO en sectorale samenwerking (o.a. Sesam) kunnen ngo’s een rol spelen in het terugdringen van kinderarbeid en het delen van hun kennis met bedrijven.
Op welke manier is besloten deze financiering stop te zetten en niet te verlengen? Waarom is dit besluit niet aan de Tweede Kamer voorgelegd, terwijl de Kamer in het verleden bij herhaling moties en amendementen heeft aangenomen om de (seksuele) uitbuiting van kinderen op de agenda te zetten en te houden?
Nederland blijft inzetten op de beleidsterreinen schone en eerlijke handel en op gezondheid – inclusief seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). De bezuinigingen op ontwikkelingshulp vragen echter om scherpe keuzes. Voor het bestrijden van kinderarbeid ligt de focus op misstanden gelinkt aan voor Nederland relevante waardeketens. Het programma over het tegengaan van seksuele uitbuiting wordt niet stopgezet, maar loopt in februari 2026 van rechtswege af.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de start van het verkiezingsreces?
De vragen zijn helaas net niet binnen de afgesproken termijn van drie weken beantwoord.
              De Kamerbrief 'Evaluatie CO-stelsel - nadere informatie opvolging aanbevelingen'. | 
          |
              Merlien Welzijn (NSC) | 
          |
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met de oproep van VNO-NCW, MKB-Nederland en Techniek Nederland om het CO-stelsel werkbaarder te maken voor zzp’ers en kleine bedrijven, bijvoorbeeld via modulaire certificering, eenvoudiger verlengen van Vakmanschap-CO en het bundelen van audits?1
Ik ben bekend met de wens van Techniek Nederland en partijen binnen de sector om administratieve vereenvoudigingen in het stelsel zien voor zzp-ers en kleine bedrijven door te voeren. Zoals ik in mijn brief van 3 juli 2025 heb aangegeven, zijn hier binnen de sector ook initiatieven voor. Die juich ik toe.
De regelgeving biedt hier alle ruimte voor. Uitgangspunt is dat het stelsel goed werkbaar is voor alle typen bedrijven en dat bedrijven kunnen kiezen voor een certificatieschema dat het beste aansluit bij hun bedrijfsmodel. Bij aanvang van het stelsel zijn door de sector 3 certificatieschema’s opgesteld (InstallQ, Kiwa en de Nederlandse Haarden- en Kachelbranche). Op dit moment wordt door de sector gewerkt aan een nieuw certificatieschema, een schema specifiek voor zzp-ers en kleine bedrijven. Dit schema moet de uitvoering van het stelsel voor deze bedrijven eenvoudiger en goedkoper maken. Het is aan de Raad voor Accreditatie (RvA) en de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging voor de Bouw (TloKB) om dit schema aan de wettelijke eisen te toetsen.
Welke stappen heeft u reeds gezet om deze oplossingsrichtingen te onderzoeken of te implementeren? Kunt u per maatregel aangeven of, en zo ja wanneer, hier actie op volgt?
Als onderdeel van de evaluatie van het CO-stelsel heb ik het eerder in 2017 en 2019 uitgevoerde regeldrukeffectenonderzoek laten actualiseren. Uit deze actualisatie en nadere analyses daarop is naar voren gekomen dat de extra regeldruk die zzp-ers ervaren vooral het gevolg is van aanvullende werkzaamheden die vanwege certificering worden verwacht (zoals uit te voeren metingen met vereiste apparatuur), de verplichte audits en kwaliteitsmanagement, en kosten in verband met het vereiste Vakmanschap CO. Deze uitkomsten heb ik voorgelegd aan betrokken schemabeheerders, certificerende instellingen en brancheorganisaties met de vraag waar vereenvoudigingen kunnen worden doorgevoerd. Daaruit is naar voren gekomen dat er op dit moment binnen de sector wordt gewerkt aan een nieuw specifiek certificatieschema voor zzp-ers en kleine bedrijven. Ook wordt gekeken naar mogelijke vereenvoudigingen in aangewezen certificatieschema’s (zie ook antwoord op vraag 1.
Verder heb ik vanuit de sector vernomen dat overeenstemming is bereikt over een praktisch uitvoerbare en laagdrempelige procedure voor het verlengen van het Vakmanschap CO. Hiermee wordt de verlenging van het Vakmanschap CO voor installateurs aanzienlijk eenvoudiger, met minder tijdsinvestering en kosten, maar met behoud van kwaliteit en veiligheid. Daarnaast is een zekere regeldruk inherent aan de keuze van een wettelijk stelsel. Zzp-ers moeten vaak wennen aan de verplichtingen die certificering met zich meebrengt. De verwachting is dat naarmate zij hier meer ervaring mee krijgen, de ervaren regeldruk als gevolg daarvan zal afnemen.
Bent u bereid in overleg met Techniek Nederland te verkennen hoe digitale oplossingen (bijvoorbeeld apps voor meldingen en audits) versneld kunnen worden ingezet om de administratieve lasten te verlagen?
Hier geef ik al uitvoering aan. Op dit moment kijk ik samen met Techniek Nederland naar de mogelijkheid om de melding van «bijna-ongevallen» via het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving (DSGO; zie ook antwoord op vraag 11) te laten verlopen. Daarmee wordt het makkelijker voor installateurs om die meldingen door te geven.
Daarnaast is het zo dat de regelgeving alle ruimte aan de sector biedt om vereenvoudigingen via digitale hulpmiddelen in de uitvoeringspraktijk door te voeren. Door bij het stelsel betrokken partijen (waaronder ook Techniek Nederland) zijn hiervoor ook al apps ontwikkeld en beschikbaar gesteld. De administratieve lasten voor installateurs verminderen hierdoor.
Bent u bereid het gesprek tussen installatiebedrijven, schemabeheerders en certificerende instellingen actief te faciliteren, met een concrete opdracht om te komen tot vereenvoudiging van de bedrijfscertificering en vermindering van de administratieve lasten (waarbij kleinere bedrijven onevenredig hard worden geraakt door een gemiddelde kostenstijging van circa 25%)? Zo nee, waarom niet?»
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 en 2 heb aangegeven, heb ik hierover al met betrokken partijen gesproken. Er lopen op dit moment al initiatieven binnen de sector om de uitvoering voor met name zzp-ers en kleine bedrijven te vereenvoudigen binnen de wettelijke kaders om de veiligheid te kunnen blijven waarborgen.
Waarom ziet u af van het instellen van een onderhoudsplicht («APK») voor gasverbrandingsinstallaties, terwijl dit volgens de sector en de TLoKB een effectief middel zou zijn om de veiligheid van tienduizenden CV-ketels die nu buiten beeld blijven (40–45%) te verbeteren en gemeenten bovendien beter in staat stelt hun handhavende taak uit te voeren?
Zoals ik in mijn brief van 3 juli 2025 heb aangegeven geeft de evaluatie geen dringende aanleiding om onderhoud te verplichten. Uit de evaluatie blijkt namelijk dat circa 10–15% van de gasverbrandingsinstallaties nu niet wordt onderhouden. Het merendeel wordt dus wel onderhouden. Daarbij geven de onderzoekers aan dat er ook andere mogelijkheden zijn (bijvoorbeeld vergroten van bewustzijn) om deze groep te activeren om wel onderhoud te laten uitvoeren. Volgens jaarlijks door Kiwa Technologie in opdracht van Netbeheer Nederland uitgevoerd onderzoek, vertoont het aantal ongevallen met koolmonoxide ook een dalende tendens.
Net als afgelopen jaren bevorder ik periodiek onderhoud, in goede samenwerking met de Nederlandse Brandwondenstichting en Brandweer Nederland, via de jaarlijkse campagne Stop CO-vergiftiging. Komend stookseizoen intensiveer ik dit met de publiekscampagne Verbeterjehuis – duurzaam wonen.
Ziet u mogelijkheden om met de sector pilots te starten voor ketencertificering of collectieve certificering om zzp’ers te ontlasten zonder de veiligheidsdoelstellingen aan te tasten?
In gesprek met de sector heb ik aangegeven dat keten- of collectieve certificering (koepelcertificering) binnen het stelsel mogelijk is, mits daarmee de veiligheid even goed wordt geborgd als bij certificering van een groot bedrijf. Het is echter aan de sector om daar -indien gewenst- invulling aan te geven en voorstellen daarvoor voor te leggen aan de RvA en de TloKB. De RvA en de TloKB beoordelen of de uitwerking past binnen de eisen die vanuit accreditatie worden gesteld en of met de uitwerking voldaan wordt aan de inhoudelijke eisen van het CO-stelsel.
Bent u bereid om samen met VvE-Belang een praktisch handelingskader te ontwikkelen voor VvE’s, zodat zij hun verantwoordelijkheid voor collectieve rookgasafvoeren makkelijker kunnen organiseren, inclusief ondersteuning bij het benutten van SVn en Warmtefonds?
Dit handelingskader is sinds 2016 beschikbaar en in 2023 geactualiseerd vanwege het nieuwe wettelijke CO-stelsel2. Het betreft hier een uitvoerige handreiking voor VvE-besturen, VvE-beheerders, woningcorporaties en professionele private woningverhuurders en een informatieblad voor bewoners van gestapelde woningen. In de handreiking is ook aandacht voor de mogelijkheid voor VvE’s om een lening aan te gaan bij het Nationaal Warmtefonds en SVn. Ik ben voornemens deze handreiking en informatieblad in 2026 te actualiseren.
Kunt u aangeven op welke termijn het publieke register van gecertificeerde bedrijven en installateurs wordt gerealiseerd, zodat VvE’s en bewoners eenvoudig kunnen controleren of een partij gecertificeerd is?
Dit register is sinds de inwerkingtreding van het wettelijk CO-stelsel beschikbaar: Certificaathouder | Register Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw.
Deelt u de analyse van VNG en Techniek Nederland dat het gebrek aan handhaving op het CO-stelsel leidt tot oneerlijke concurrentie voor bonafide bedrijven en een veiligheidsrisico voor bewoners?
Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat handhaving «achter de voordeur» voor gemeenten complex is en dat gemeenten hier verschillend uitvoering aan geven. Toezicht en handhaving is vooral reactief, op basis van meldingen van bijvoorbeeld gevaarlijke situaties. Ik ben in overleg met de VNG over de staat van het toezicht op de wettelijke bepalingen volgend uit het Besluit Bouwwerken leefomgeving (Bbl), waarbij ook het CO-stelsel wordt betrokken.
Ik ga overigens primair uit van naleving van de wettelijke bepalingen door alle partijen in het stelsel. Dus ook van de opdrachtgevers, die primair verantwoordelijk zijn voor het contracteren van een gecertificeerd bedrijf. Zij lopen in veel gevallen ook het veiligheidsrisico en zijn in overtreding wanneer ze de wet niet naleven.
Van oneerlijke concurrentie kan sprake zijn wanneer een niet-gecertificeerd bedrijf (toch) werkzaamheden uitvoert én daarvoor lagere kosten berekent dan een gecertificeerd bedrijf. Mij zijn geen cijfers bekend van niet-bonafide bedrijven die in de markt opereren. Zoals in mijn brief van 3 juli 2025 aangegeven zijn inmiddels circa 3.700 bedrijven gecertificeerd om deze werkzaamheden uit te mogen voeren. Dat zijn er meer dan bij aanvang van het stelsel verwacht. Dit betekent dat er voldoende keuze is voor consumenten om een gecertificeerd bedrijf te vinden. Met de jaarlijkse publieksvoorlichting vergroot ik het bewustzijn bij consumenten over de gevaren van koolmonoxide en de verplichting om voor werkzaamheden alleen een gecertificeerd bedrijf in te schakelen. Door consumenten hiervan bewust en alert te maken, worden niet-gecertificeerde bedrijven van de markt geweerd.
Kunt u concreet aangeven of en wanneer structurele middelen voor gemeenten beschikbaar worden gesteld om handhaving op het CO-stelsel op te schalen, en hoe u risicogestuurd toezicht wil organiseren?
Gemeenten hebben ruimte om zelf handhavingsbeleid vast te stellen en prioriteiten aan te brengen, dat kunnen zij risicogestuurd doen. Het Bbl bevat veel onderwerpen en regels waaraan in de bestaande voorraad moet worden voldaan. Met VNG en IPO wordt thans onderzoek voorbereid naar de staat van het toezicht op de bouwregelgeving in de bestaande bouw. Er zullen meerdere onderzoeken worden uitgevoerd. Hierbij wordt gekeken naar zowel de beschikbare financiële middelen voor toezicht (ook voor het CO-stelsel), als naar het beschikbare juridisch instrumentarium. Ook wordt gekeken naar het beleid en de uitvoering van het toezicht (zowel kwantitatief als kwalitatief) door het bevoegd gezag. Over de uitkomsten van deze onderzoeken en de vervolgstappen verwacht ik u in 2026 te kunnen informeren.
Hoe verhoudt de inzet op handhaving zich tot de plannen om via het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving meldingen te vereenvoudigen? Wordt hiermee een deel van de administratieve last bij gemeenten weggenomen?
Het Digitaal Stelsel Gebouwde Omgeving (DSGO) maakt het mogelijk om meerdere betrokken partijen eenduidig en onmiddellijk te informeren, afhankelijk van de ernst van de melding. Dit draagt enerzijds bij aan de informatieplicht binnen het CO-stelsel en anderzijds aan het verminderen van de administratieve afhandeling en/of coördinatie bij handhaving door gemeenten. Hierdoor kunnen gemeenten sneller overgaan tot handhaving.
Met de komst van het DSGO is het nu mogelijk om datadelen in de gebouwde omgeving te organiseren op een veilige, betrouwbare en verifieerbare manier tussen private partijen onderling en tussen private en publieke partijen. Daarmee biedt DSGO toegevoegde waarde voor het CO-stelsel door datadelen tussen gemeente, installateurs, certificerende instellingen en registers van bijvoorbeeld de installatiebranche te organiseren.
Kunt u toezeggen dat in de monitoring structureel aandacht wordt besteed aan de regeldruk voor zzp/mkb, de kostenontwikkeling voor bewoners, de kwaliteit van handhaving en de bekendheid van bewoners en aannemers met het stelsel?
Regeldruk en kostenontwikkeling zijn voorafgaand aan het stelsel (in 2017 en 2019) en bij de evaluatie van het stelsel (in 2024) uitvoerig onderzocht. Daarbij zijn de effecten van het stelsel op alle onderdelen van certificatie en per type bedrijf in beeld gebracht. Daarbij is ook geconstateerd dat de sinds 2022 toegenomen kosten voor consumenten voor het grootste deel veroorzaakt zijn door in die periode gestegen lonen en materiaal- en grondstoffenprijzen en voor een veel beperkter deel door het CO-stelsel. Over deze uitkomsten heb ik u geïnformeerd. Aangezien hiermee al een goed beeld bestaat van de regeldruk vanwege het CO-stelsel, zie ik geen aanleiding de regeldruk en kostenontwikkeling structureel te blijven onderzoeken. Daarbij speelt ook mee, zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al heb aangegeven, dat het de verwachting is dat zzp-ers en kleine bedrijven steeds meer bekend raken met hetgeen bij certificering van hen wordt verwacht en dat als gevolg daarvan de regeldruk zal afnemen.
Bekendheid onder bewoners met het CO-stelsel vergroot ik via de gerichte publiekscampagne Stop CO-vergiftiging (zie ook mijn antwoorden op vraag 5 en 13. Daarbij wordt tevens de effectiviteit van de ingezette campagnemiddelen gemeten. Daarnaast ga ik binnenkort in overleg met brancheorganisaties voor dakdekkers en aannemers in de bouw, met als doel ook binnen deze sectoren de bekendheid met het CO-stelsel te vergroten. Tijdens dit overleg bespreek ik tevens op welke wijze deze bekendheid binnen de branches gemonitord kan worden. Zoals in mijn antwoord op vraag 10 aangegeven is de kwaliteit van handhaving onderwerp van nader met de VNG en IPO uit te voeren onderzoek.
Bent u bereid de publieksvoorlichting over het CO-stelsel (zoals Verbeterjehuis en Stop CO-vergiftiging) te combineren met concrete uitleg over het recht op gecertificeerde installateurs, om bewoners in staat te stellen actief te kiezen voor veiligheid?
Met de jaarlijkse publieksvoorlichting over het CO-stelsel worden consumenten, behalve over de gevaren van koolmonoxide en hoe koolmonoxidevergiftiging te voorkomen, ook geïnformeerd over de verplichting om een gecertificeerd installatiebedrijf in te schakelen. Daarbij wordt bekendheid gegeven over het CO-vrij logo dat deze bedrijven voeren en waar deze bedrijven te vinden zijn (zie ook antwoord vraag 8).
Kunt u per genoemde oplossingsrichting aangeven of u bereid bent deze op te pakken, en zo ja binnen welk tijdspad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoorden hiervoor.
Kunt u deze vragen binnen de gestelde termijn één voor één beantwoorden?
Ja, dat heb ik gedaan.
              De schending van het Poolse luchtruim door Russische drones. | 
          |
              Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA), Jesse Klaver (GL) | 
          |
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bereid een extra Raad bijeen te roepen in EU-verband om te komen tot een gezamenlijke Europese reactie op schending van het luchtruim van Polen door Rusland?
Wij staan solidair met Polen: de schending van het Poolse luchtruim is onacceptabel. Het is primair aan Polen hoe zij opvolging willen geven aan de schending van hun luchtruim. Polen riep de NAVO gisteren al bijeen voor NAVO-consultaties onder artikel 4. De NAVO biedt deze mogelijkheid wanneer, naar oordeel van een bondgenoot, de territoriale integriteit, politieke onafhankelijkheid of de veiligheid van een van de Partijen wordt bedreigd. Dit is een belangrijk signaal aan Rusland, waarbij bondgenoten solidariteit met Polen onderstrepen en het roekeloze gedrag van Rusland afkeuren. In NAVO-verband wordt bezien welke acties moeten en kunnen worden genomen in reactie op deze schending. Gisteren hebben de EU27-Ministers in een verklaring een gezamenlijke reactie gegeven op de schending van het Poolse luchtruim, waarin deze in de sterkst mogelijke bewoordingen wordt veroordeeld en de volledige solidariteit met Polen wordt uitgesproken. In deze verklaring onderstreepten de EU27-Ministers ook het belang van aanvullende significante sancties om de druk op Rusland op te voeren. Ook spraken de EU-ambassadeurs gisteren over de ontwikkelingen. De Poolse Minister van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven vooralsnog geen aanleiding te zien een extra raad in EU-verband bijeen te roepen.
Bent u bereid samen met bijvoorbeeld Polen een kopgroep te vormen om een escalatieladder overeen te komen met reacties op verdere Russische provocaties?
De NAVO is de hoeksteen van onze Trans-Atlantische veiligheid. De NAVO is het belangrijkste samenwerkingsverband voor bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging richting Rusland. In NAVO verband wordt dan ook constant gezamenlijk bepaald welke reactie gepast is in gevallen van Russische agressie of roekeloosheid. Hierbij onderstreept het kabinet het belang van NAVO-eenheid en samenwerking, separate kopgroepen zijn niet opportuun.
De NAVO, met directe betrokkenheid van Nederlandse F35’s, heeft gisteren opgetreden tegen Russische schendingen van het Poolse luchtruim door het onderscheppen van drones en het inroepen door Polen van Artikel 4. In NAVO-verband bestaan bredere responsopties richting Rusland, waarover het Kabinet niet nader in detail kan treden wegens strategische overwegingen, om Rusland niet in de kaart te spelen. Duidelijk is dat de afschrikking en verdediging van het NAVO-verdragsgebied dusdanig moet zijn dat de collectieve veiligheid in Europa wordt gewaarborgd. Inspanningen ter versterking van de oostflank van het NAVO-verdragsgebied behouden daarbij prioriteit. Vanaf december levert Nederland een Air Missile Defence Taskforce (AMDTF) aan Polen ter beveiliging van het NATO Security Assistance and Training for Ukraine. De AMDTF bestaat uit een geïntegreerde eenheid van drie verschillende capaciteiten (PATRIOT, NASAMS en anti-dronesystemen).
Bent u bereid te pleiten voor de invoering van een extra sanctiepakket met verbod op de import van Russische energie?
Nederland is groot voorstander van snelle aanname van een substantieel 19de sanctiepakket tegen Rusland. Prioriteiten van het kabinet zijn daarbij het raken van het voortzettingsvermogen van Rusland in de aanvalsoorlog tegen Oekraïne en het Russische verdienvermogen, inclusief opbrengsten uit export van fossiele brandstoffen. Het kabinet kan helaas niet verder in detail ingaan op de Nederlandse positie in lopende onderhandelingen.
Bent u bereid te pleiten voor een versnelde afbouw van de Europese afhankelijkheid van Russische energie door de uitvoering van REPowerEU met een jaar te versnellen?
Het kabinet heeft altijd consequent het standpunt ingenomen dat Nederland, conform het RePowerEU doel, de import van Russische fossiele brandstoffen zo spoedig mogelijk wil afbouwen naar nul. Nederland heeft zich de afgelopen jaren in de EU ook hard ingezet voor de afbouw van Russische fossiele brandstoffen en heeft alle mogelijke maatregelen voor de beperking daarvan genomen. Sinds 2022 is het aandeel Russische fossiele brandstoffen in de EU significant gedaald. De Europese Commissie heeft in juni onder RePowerEU een voorstel gedaan voor een EU Verordening die een eind moet maken aan de nog resterende import van Russisch gas. Daarover wordt op dit moment in Brussel intensief onderhandeld, met als streven om nog dit najaar tot overeenstemming te komen.
Bent u bereid de druk op te voeren op blokkerende EU-lidstaten, zodat Russische tegoeden kunnen worden ingezet voor extra steun aan Oekraïne?
Nederland roept al langere tijd op tot inhoudelijke internationale discussie over de mogelijkheden en risico’s van aanvullende maatregelen op basis van de bevroren tegoeden. Dit doen we in gezelschap van een aantal andere lidstaten en met oog voor de juridische en financiële risico’s, bijvoorbeeld de gevolgen voor de stabiliteit van de euro. Meerdere lidstaten zijn echter terughoudend. Onder andere tijdens de informele RBZ van eind augustus is Nederland, ook met kritische lidstaten, in gesprek gegaan. Nederland ziet de urgentie door de recente ontwikkelingen om dit te blijven doen in Europees verband en op bilateraal niveau.
Hoeveel olie en gas afkomstig uit Rusland wordt nog ingevoerd via Nederlandse havens?
Nederland importeert sinds de invoering van de EU-importsancties geen ruwe aardolie en olieproducten meer uit Rusland, dit is respectievelijk sinds 5 december 2022 en 5 februari 2023. Voor aardgas en vloeibaar aardgas (LNG) geldt dat er alleen nog een rechtstreekse import uit Rusland plaatsvindt in de vorm van een beperkte reststroom LNG op basis van bestaande langetermijncontracten die in het verleden zijn gesloten voor de oorlog in Oekraïne. Zoals in vraag 4 toegelicht wordt in EU-verband op dit moment hard gewerkt aan een RePowerEU verordening, op basis waarvan ook deze resterende import kan worden uitgefaseerd.
Welke mogelijkheden heeft Nederland om op nationaal niveau beperkingen te stellen aan het aanmeren van schepen waarvan vermoed wordt dat zij olie en gas afkomstig uit Rusland transporteren?
Er bestaat een expliciete juridische grondslag voor het weigeren van schepen op basis van Europese sanctiewetgeving. Deze wetgeving bepaalt dat toegang tot de haven kan worden ontzegd aan schepen die Russische olie vervoeren, indien deze olie is verhandeld tegen een prijs die de vastgestelde grens overschrijdt. Toepassing van deze maatregel vereist de beschikbaarheid van toereikend bewijs. In dit kader wordt van tankers die onze havens willen aandoen, verwacht dat zij gedetailleerde documentatie aanleveren met betrekking tot de aard en herkomst van de lading. Op basis van deze informatie kan worden beoordeeld of toegang tot de haven al dan niet kan worden verleend. Naast deze Europese wetgeving, is er geen rijks bevoegdheid om de toegang van schepen tot havens te weigeren. Deze bevoegdheid ligt bij de havens en gemeentes. Nederland blijft zich inzetten voor strengere Europese maatregelen.
Kunt u deze vragen voor aanvang van het plenaire debat over de oorlog in Oekraïne beantwoorden?
Ja.
              Het niet naleven van sancties tegen Rusland door Nederlandse internetproviders | 
          |
              Sarah Dobbe (SP) | 
          |
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederlandse providers houden zich niet aan sancties tegen Rusland»?1
Ja.
Was dit gebrek aan naleving van sancties door Nederlandse internetproviders al eerder bij u en/of het openbaar ministerie (OM) bekend? Zo ja, is daar actie op ondernomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, het was bekend dat niet alle internetproviders zich aan deze sanctiemaatregelen houden. Uit het onderzoek van Nieuwsuur blijkt dat dit beeld overeenkomt met de mate van naleving in diverse andere EU-lidstaten. In Nederland wordt bij signalen van mogelijke overtreding van sancties altijd onderzoek gedaan. Hier wordt waar nodig verdere opvolging aan gegeven. Het is uiteindelijk aan het Openbaar Ministerie om eventuele niet-naleving van de sancties te onderzoeken en te vervolgen.
Om internetproviders te ondersteunen bij de implementatie van de media-gerelateerde sancties is het kabinet al langere tijd met de Europese Commissie in overleg over de precieze interpretatie van het verbod en de nadere verduidelijking die nodig is om het verbod in de praktijk uit te kunnen voeren. Om te voorkomen dat er ten onrechte websites worden geblokkeerd is het van belang om nauwkeurig te weten welke website bij welke gesanctioneerde propagandazender hoort. Daarnaast gebruiken de Russische media vele verschillende IP-adressen en URL’s, zijn er veel dienstverleners betrokken bij de toegang tot die media en bevindt een deel van de dienstverleners zich buiten de EU-grenzen. Verduidelijking van het verbod is ook nodig voor een uniforme implementatie in de hele EU. Dit overleg met de Europese Commissie heeft onder meer geresulteerd in guidanceover de interpretatie van het artikel en doorverwijzingen naar overzichten van URL’s en IP-adressen die volgens nationale bevoegde autoriteiten van lidstaten geblokkeerd dienen te worden.2 Uit gesprekken met de sector is gebleken dat de guidance die tot dusver is verstrekt volgens de sector niet toereikend is. Nederland blijft daarom in overleg met de Commissie over verdere informatie. Dit is echter geen vrijbrief voor bedrijven om zich niet aan de sanctiemaatregelen te houden. Zij hebben hier een eigen verantwoordelijkheid om zich aan de geldende maatregelen te houden.
Deelt u de opvatting dat het doel van deze sancties, naast het economisch tegenwerken van Rusland en belangrijke individuen in Rusland, ook het tegengaan van Russische propaganda in Nederland en Europa is en daarmee een kwestie van nationale veiligheid? Zo ja, hoe valt dan slechts 25 procent naleving uit te leggen?
Ja, het kabinet deelt deze opvatting en heeft daarom steeds ingestemd met beperkende maatregelen tegen Russische mediakanalen die bij propaganda-acties zijn betrokken. Hoewel enkele bedrijven deze sancties hebben aangevochten bij het Hof omdat de maatregelen volgens hen zouden schuren met de vrijheid van meningsuiting, heeft het Hof in twee verschillende zaken de sancties beoordeeld en geconcludeerd dat ze rechtmatig zijn en een toelaatbare beperking van de vrijheid van meningsuiting.
Nederlandse (rechts)personen moeten zich houden aan alle sanctiemaatregelen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het kabinet daarnaast doorlopend in gesprek met de Europese Commissie over het verduidelijken van het verbod voor de uitvoerders.
Hoe gaat u zich inspannen om betere naleving van de sanctiemaatregelen te bereiken, in zijn algemeenheid en in deze specifieke casus?
Het kabinet vindt het niet acceptabel dat sommige websites van gesanctioneerde bedrijven nog toegankelijk zijn. Iedere rechtspersoon in Nederland moet zich aan de wet en de sanctiemaatregelen houden. Wel is het kabinet zich zoals gezegd bewust van de complicaties in de uitvoering van deze sanctiemaatregelen. Om de implementatie van de maatregelen voor de relevante bedrijven uitvoerbaar te maken blijft het kabinet met de Europese Commissie in gesprek om hiervoor de benodigde duidelijkheid te verkrijgen.
Het is uiteindelijk de keuze van het Openbaar Ministerie om te handhaven als er sprake is van een mogelijke overtreding van de ingestelde maatregelen.
Deelt u de opvatting dat de Kamer meer inzicht en invloed moet krijgen in de manier waarop sanctiemaatregelen worden gehandhaafd? Zo ja, hoe gaat u hierop samenwerken met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Het handhaven van Europese sanctiemaatregelen is een nationale bevoegdheid. Het kabinet informeert uw Kamer regelmatig over de naleving van de Europese sanctiemaatregelen, bijvoorbeeld middels passages in de verslagen van de Raad Buitenlandse Zaken of de Kamerbrief sanctienaleving.3 In januari dit jaar organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een sanctienalevingsconferentie in Den Haag, waar zowel is ingezet op een Europees spoor om meer aandacht voor naleving te vragen als een nationaal spoor om met het Nederlandse bedrijfsleven de dialoog over sancties aan te gaan. De rapporteurs Modernisering van het Nederlandse sanctiestelsel waren voor deze conferentie uitgenodigd en daarnaast is uw Kamer over het verloop van de conferentie geïnformeerd.4
Nederland heeft daarnaast uitgebreide voorstellen in de EU gedaan om de naleving in de hele Unie te verbeteren en handhaving gelijk te trekken. Uw Kamer is hier over geïnformeerd op 22 november 2024, middels het non-paper Strengthening European cooperation to reinforce national efforts on the implementation and enforcement of EU restrictive measures.5 Deze voorstellen worden thans uitgewerkt en het kabinet zal uw Kamer hierover terugkoppelen.
Deelt u de opvatting dat het voor Kamerleden onmogelijk is om het sanctiebeleid goed te controleren als de regering steevast volhoudt niet op individuele gevallen in te gaan? Zo ja, kunt u voortaan wat meer informatie geven over het falen van het sanctiebeleid? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet herkent het beeld dat het sanctiebeleid faalt niet. Sanctiemaatregelen zijn het meest effectief als deze goed worden nageleefd. Het overgrote deel van de Nederlandse bedrijven houdt zich goed aan sancties. Het kabinet informeert de Kamer over relevante algemene ontwikkelingen ten aanzien van naleving, zoals handhaving, toezicht, wetgeving en uitvoering daarvan. Het kabinet gaat niet in op individuele gevallen om redenen van privacy, in het belang van (strafrechtelijk) onderzoek en omdat het vaststellen van mogelijke overtredingen uiteindelijk aan de rechter is.
Eerder is door de nationaal coördinator sanctienaleving en handhaving vastgesteld dat er veel goed gaat bij de naleving van sancties in Nederland. De aanbevelingen van de coördinator zijn inmiddels geïmplementeerd. Een deel daarvan is meegenomen in de Wet internationale sanctiemaatregelen (Wis) die momenteel bij de Raad van State ligt. Relevante toezichthouders zoals het AFM, DNB, FIU en de Douane geven jaarlijks in hun jaarverslag een weergave van de sanctienaleving in Nederland. Ook hieruit rijst niet het beeld dat de naleving niet op orde zou zijn. Het kabinet heeft in het kader van de voorjaarsnota structureel 36,5 miljoen euro vrijgemaakt voor de instandhouding en verdere versterking van de sanctienaleving in Nederland6. Tegelijkertijd blijft het een kat- en muisspel, waarbij landen als Rusland blijven proberen om sancties te omzeilen teneinde essentiële goederen uit de EU te verkrijgen.
Hoeveel keer is het OM overgegaan tot vervolging vanwege het niet naleven van de sanctiemaatregelen tegen Rusland?
Sinds de ingestelde sancties naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne in 2022 zijn onder leiding van het Openbaar Ministerie meer dan 50 strafrechtelijke onderzoeken gestart vanwege de verdenking van het niet-naleven van de sanctiemaatregelen tegen Rusland. Door het OM zijn zowel dagvaardingen uitgebracht als OM-strafbeschikkingen opgelegd. Bovendien bevindt een aantal zaken zich nog in de opsporingsfase.7
              Exportkredietverstrekking aan LNG-project Cabo Delgado, Mozambique | 
          |
              Daniëlle Hirsch (GL) | 
          |
Aukje de Vries (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eelco Heinen (minister financiën, minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met de op 1 september 2025 aan de Kamer gestuurde antwoorden op schriftelijke vragen «stand van zaken Exportkredietverstrekking aan LNG-project Cabo Delgado, Mozambique»?
Ja.
Klopt het dat, zoals de antwoorden weergeven, er op dit moment sprake is van activiteiten in het projectgebied rondom Cabo Delgado, door baggerbedrijf Van Oord, onder een lopende verzekeringspolis afgesloten bij Atradius Dutch State Business (ADSB)? Zo nee, kunt u dan bevestigen dat de lopende activiteiten door Van Oord «in voorbereiding» op de uitvoering van het project, niet verzekerd zijn door de Nederlandse Staat via een specifieke exportkredietverzekering of andere vorm van handelssteun?
Het klopt dat Van Oord eerder dit jaar voorbereidende werkzaamheden heeft uitgevoerd in opdracht van projecteigenaar Total. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 1 september 2025 is er juridisch gezien sprake van een lopende exporteurspolis waaraan Van Oord rechten kan ontlenen.
Bent u bekend met de uitspraken van Minister van Financiën Heinen in het EKV-debat van 27 november 2024 over dit project? In het debat over de exportkredietverzekering (EKV) stelde hij: «Sindsdien ligt het project formeel stil; dat ligt het nog steeds. Total, het bedrijf, wilde het begin dit jaar weer opstarten, gegeven de verbeterde veiligheidssituatie. Sindsdien loopt het proces van die herbeoordeling». Ook stelde hij dat «Voordat die herbeoordeling is afgerond, kan het project nog geen doorgang vinden.»
Ja.
Kunt u deze uitspraken duiden in het licht van de antwoorden op schriftelijke vragen die u op 1 september 2025 aan de Kamer stuurde? Daarin wordt gesteld dat Van Oord onder een lopende verzekering op dit moment baggerwerkzaamheden «in voorbereiding» op het project uitvoert. Was de Minister van Financiën in november 2024 bekend met de lopende verzekering aan Van Oord? Zo ja, kunt u dan toelichten wat u verstaat met de uitspraak dat «het project geen doorgang kan vinden»? Zo nee, hoe verklaart u dat u niet bekend was met deze lopende verzekering?
De verzekering die de Staat in 2021 is aangegaan met Van Oord (de «exporteurspolis») moet worden onderscheiden van de verzekering die in dat stadium met Standard Chartered Bank is aangegaan ter dekking van een onderdeel van de financiering van het project (de «financieringspolis»). Het gaat om twee verzekeringen met verschillende partijen, die los van elkaar staan.
Mijn uitspraak over de doorgang van het project moet bezien worden in de context van de betrokkenheid van de Staat bij de financiering van het project. De financiering van het project staat sinds het uitroepen van de force majeure «on hold». Zoals uitgelegd in de Kamerbrief van 1 september beraadt het kabinet zich hier momenteel op.1
De exporteurspolis voor Van Oord staat los van de financieringspolis. In tegenstelling tot de financieringspolis geldt voor de exporteurspolis dat er sprake is van een lopende polis waar Van Oord rechten aan kan ontlenen zolang zij zich houdt aan de polisvoorwaarden.
Van Oord voert de voorbereidende werkzaamheden uit in het kader van het project, die door de stillegging van de financiering van het project niet worden geraakt. Het gaat om werkzaamheden die onder de exporteurspolis zijn gedekt. Total kan als projecteigenaar zelfstandig beslissen om onderaannemers, waaronder Van Oord, opdracht te geven werkzaamheden uit te voeren. Total zal dit echter uit eigen vermogen moeten betalen zolang zij niet kunnen beschikken over de projectfinanciering. Het gaat slechts om beperkte voorbereidende werkzaamheden en niet om het project zelf.
Klopt het dat u, zoals u meerdere malen heeft aangegeven, de zorgen die bestaan over de veiligheid in het projectgebied, zeer serieus neemt?
Ja.
Klopt het dat u daarom, net als andere betrokken exportkredietverzekeraars, zoals UKIP in het Verenigd Koninkrijk, vanuit die zorgen een onafhankelijk onderzoek heeft ingesteld? Zo nee, wat is dan de aanleiding voor het onafhankelijk onderzoek geweest?
Naar aanleiding van berichtgeving over vermeende mensenrechtenschendingen van het Mozambikaanse leger en om recht te doen aan de complexiteit van de veiligheidssituatie heb ik besloten om extra onafhankelijk advies in te winnen.2 Over het onderzoek of het besluitvormingsproces van het Britse UKEF kan ik, zoals eerder aangegeven, geen uitspraken doen.
Klopt het dat de uitkomsten van dat onderzoek nog niet bekend zijn?
Ja, het onderzoek is nog niet afgerond.
Klopt het dat het onderzoek een voorwaarde is voor de herbeoordeling van de exportkredietverzekering voor het LNG-project in Cabo Delgado? Zo nee, wat is dan de relatie tussen het onafhankelijk onderzoek en de herbeoordeling? Zo ja, kunt u dan verklaren dat er, lopende het onderzoek en vooraf aan de herbeoordeling, een lopende EKV te bestaan die project-gelieerde activiteiten dekken die nu in het betreffende projectgebied plaatsvinden?
Ik kan bevestigen dat het onderzoek een voorwaarde is voor de herbeoordeling en dat het kabinet de analyse van de onderzoekers mee zal wegen in de besluitvorming.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is het juridische handelingsperspectief voor de exporteurspolis wezenlijk anders. Hier is juridische gezien sprake van een lopende polis waar rechten aan ontleend kunnen worden. Onder verzekeringsrecht kan een lopende polis alleen ontbonden worden wanneer er sprake is van fraude of nalatigheid. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het kabinet hecht er aan dat Nederlandse exporteurs kunnen rekenen op de dekking waar zij juridisch gezien recht op hebben.
Hoe moeten in het licht van de eerdere uitspraken dat het project stil ligt tot de herbeoordeling van de exportverzekering wegens zorgen rondom veiligheid en mensenrechten, de «voorbereidende» werkzaamheden worden gezien die Van Oord uitvoert met exportsteun van de Nederlandse overheid?
Mijn uitspraak over de doorgang van het project moet bezien worden in de context van de betrokkenheid van de Staat bij de financiering van het project. De financiering van het project staat sinds het uitroepen van de force majeure «on hold».
Anticiperend op een verwachte herstart van het project heeft projecteigenaar verschillende onderaannemers, waaronder Van Oord, de opdracht gegeven voorbereidende werkzaamheden te verrichten.
Total kan als projecteigenaar zelfstandig beslissen om onderaannemers, waaronder Van Oord, opdracht te geven voorbereidende werkzaamheden uit te voeren.
Onder deze exporteurspolis met Van Oord is juridisch gezien sprake van een lopende polis waar rechten aan ontleend kunnen worden. Onder verzekeringsrecht kan een lopende polis alleen ontbonden worden wanneer er sprake is van fraude of nalatigheid. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het kabinet hecht er aan dat Nederlandse exporteurs kunnen rekenen op de dekking waar zij juridisch gezien recht op hebben.
Wanneer bent u geïnformeerd dat deze project-werkzaamheden gestart of hervat werden? Welke voorwaarden zijn er aan de lopende verzekering aan Van Oord gesteld?
Ekv-uitvoerder Atradius Dutch State Business (ADSB) monitort het project sinds afgifte van de ekv-polissen in 2021. In het kader van deze monitoring is ADSB goed op de hoogte van eventuele werkzaamheden binnen het project. Van Oord heeft ADSB in mei 2024 op de hoogte gebracht van de plannen om voorbereidende werkzaamheden uit te voeren. Hiermee heeft het project echter nog geen toegang tot de financiering, omdat deze sinds het uitroepen van de force majeure «on hold» staat. Mijn uitspraak over de doorgang van het project moet bezien worden in de context van de betrokkenheid van de Staat bij de financiering van het project. Total kan als projecteigenaar zelfstandig beslissen om onderaannemers, waaronder Van Oord, opdracht te geven werkzaamheden uit te voeren. Total zal dit echter uit eigen vermogen moeten betalen zolang zij niet kunnen beschikken over de projectfinanciering. Op de exporteurspolis zijn de algemene polisvoorwaarden van toepassing.3
Kunt u toelichten waarom u aan de ene kant de Kamer informeert dat het verzekeringstraject en het project «on hold» staat en aan de andere kant, op het moment dat hij deze uitspraak doet, u een lopende verzekering heeft uitstaan waaronder projectwerkzaamheden door een Nederlands bedrijf in het projectgebied plaatsvinden?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 uiteen heb gezet, moeten mijn uitspraken tijdens het commissiedebat van 27 november 2024 gezien worden in de context van de financiering van het project. Dat de projecteigenaar voortijdig besluit om zonder financiering voorbereidende werkzaamheden te laten uitvoeren ligt buiten de invloedssfeer van de financierende partijen.
Kan u aangeven wanneer deze verzekering is afgegeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke overwegingen speelden daarbij een rol? Hoe is het risico van een negatieve beoordeling in het toekennen van de herverzekering aan TotalEnergies, meegewogen?
De exporteurspolis voor Van Oord is afgegeven op 26 maart 2021.
Waarom dekt ADSB dit risico wel en heeft het de andere polis op pauze staan juist wegens grote risico’s rondom mensenrechtenschendingen, sociale en milieueffecten van het project?
De projectfinanciering staat «on hold» vanwege het uitroepen van de force majeure door de verslechterde veiligheidssituatie die is ontstaan na de terroristische aanslag in maart 2021. Voor de financieringspolis geldt dat er geen sprake is van een lopende polis en dat daar nu geen rechten aan kunnen worden ontleend. Hiermee ontstaat voor Nederland een nieuw wegingsmoment.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 geldt voor de exporteurspolis dat er sprake is van een lopende polis waar rechten aan ontleend kunnen worden. Anders dan bij de financieringspolis bestaat geen juridische mogelijkheid om de voortzetting van de exporteurspolis te heroverwegen.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat alle projectactiviteiten en de door de Staat uitgegeven exportkredietverzekering «on hold» staat wegens Force Majeure sinds 2021?
Als gevolg van de force majeure kan het project niet beschikken over de financiering totdat alle financiers en exportkredietverzekeraars, waaronder Nederland, hiertoe toestemming hebben gegeven. Mijn uitspraken over de status van het project moeten in dit licht worden bezien.
Klopt het dat ook andere exportkredietverzekeraars een dergelijke maatregel hebben getroffen?
Het niet-toestaan van trekkingen uit de lening gedurende de force majeure situatie is een gezamenlijk besluit geweest van de betrokken financiers en kredietverzekeraars.
Klopt het dat TotalEnergies daardoor nu nog niet haar gehele benodigde financieringspakket in orde heeft? Zo nee, kunt u aangeven wat de meerwaarde van de door Nederland en het Verenigd Koninkrij on hold-gezette EKV’s is voor het gehele project? Klopt het dat, dankzij de lopende kredietverzekering aan Van Oord, het bedrijf ook als de herbeoordeling negatief uitvalt, voor haar activiteiten betaald zal worden? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat Total niet kan beschikken over de eerder besproken financiering totdat alle financiers en kredietverzekeraars hebben ingestemd. Nog niet alle financiers en kredietverzekeraars hebben ingestemd. Bij het wegvallen van één of meerdere financiers zal het project op zoek gaan naar alternatieve financiering om het ontstane gat op te vullen. In het geval dat er geen Nederlandse betrokkenheid bij de projectfinanciering zou zijn, verwacht ik dat Van Oord door het project betaald zal worden. Het feit dat Van Oord beschikt over een exporteurspolis is voor de betalingsplicht van de projecteigenaar niet relevant. De exporteurspolis dekt voor Van Oord het risico dat zij niet betaald krijgen voor uitgevoerde werkzaamheden.
Kan u toelichten hoe Van Oord «eigenstandig zo een keuze kan maken» om de projectactiviteiten uit te gaan uitvoeren met steun van de Nederlandse overheid, terwijl het project herbeoordeeld wordt? Wat staat hierover in de polisvoorwaarden? Waarom is de exportkredietverzekering aan Van Oord toegekend terwijl u stelt dat het project «on hold» is?
Het betreft een polis die is afgegeven op 26 maart 2021, voorafgaand aan de force majeuresituatie. Zolang Van Oord zich houdt aan de polisvoorwaarden kunnen zij aanspraak maken op de verzekering. De herbeoordeling ziet enkel toe op de financieringspolis. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Klopt het dat u in eerdere uitwisselingen heeft gesteld dat de Nederlandse Staat projecten niet financiert als deze gepaard gaan met onacceptabele mensenrechtenschendingen? Klopt het dat er op dit moment toch een verzekering is gegeven in de context van een project waar u zelf een onafhankelijk onderzoek naar in heeft gesteld? Zo nee, kunt u duiden waarom de lopende verzekering geen samenhang heeft met het project waarvan u zelf grove risico’s heeft geïdentificeerd? Zo ja, hoe verklaart u dit?
Onderhavige financierings- en exporteurspolis zijn op respectievelijk 25 en 26 maart 2021 verstrekt na een uitgebreide milieu- en sociale beoordeling. Op dat moment is geoordeeld dat het project voldoet aan het Nederlandse beleid voor de ekv. Sindsdien is de situatie rondom het project verslechterd. Voor de financieringspolis is sprake van een nieuw besluitvormingsmoment, waarvoor het kabinet alle omstandigheden opnieuw zal wegen. Voor de exporteurspolis is dit niet het geval.
Voldoet Van Oord aan internationale standaarden wanneer zij een opdracht accepteert om voorbereidende werkzaamheden te doen voor een project dat officieel on hold staat vanwege potentiële mensenrechtenschendingen? Zo ja, kunt u dat toelichten? Welke standaarden hanteert u?
De projectfinanciering is gepauzeerd vanwege het verslechteren van de veiligheidssituatie in maart 2021. Sinds afgifte van de polissen wordt het project, inclusief de werkzaamheden van Van Oord, intensief gemonitord door ADSB en onafhankelijke consultants op naleving van de internationale standaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo).4 Uit de monitoring blijkt dat Van Oord nog steeds voldoet aan deze standaarden. Van Oord rapporteert sinds afgifte van de polis maandelijks aan ADSB.
Deelt u de zorgen dat TotalEnergies op deze manier via onderaannemers, haar due diligence verlichtingen kan omzeilen en het project op die manier alsnog laten doorgaan terwijl financiers zoals de Nederlandse Staat naar buiten toe communiceert dat het stil staat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom kiest u voor deze strategie?
Het project wordt met behulp van onafhankelijke consultants intensief gemonitord door financiers en kredietverzekeraars, waaronder ADSB. Er kan dan ook geen sprake zijn van het omzeilen van due diligence verplichtingen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over het handelsbeleid op 25 september 2025?
Ja.
              Het bericht dat Nederland moet meewerken aan het overbrengen van ambassadebewakers | 
          |
              Laurens Dassen (Volt), Derk Boswijk (CDA), Stephan van Baarle (DENK), Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA), Don Ceder (CU) | 
          |
Ruben Brekelmans (minister defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met de uitspraak van de kantonrechter in een kort geding dat de Nederlandse Staat transportmiddelen beschikbaar moet stellen voor het overbrengen van 42 Afghaanse bewakers?
Ja. Ik ben bekend met de uitspraak van de kantonrechter in kort geding van 2 september jl.
Wat vindt u van het feit dat de rechter stelt dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld en haar zorgplicht niet heeft nageleefd door de Afghaanse bewakers niet te evacueren?
Het kabinet neemt zijn werkgeversverantwoordelijkheid serieus, ook in het buitenland. In dit geval waren de 42 eisers geen werknemers van de Staat. In deze procedure zijn verschillende redenen om aan te nemen dat artikel 7:658 lid 4 BW, het Nederlandse artikel waaruit de kantonrechter een zorgplicht van de Staat tegenover de 42 eisers heeft afgeleid, niet van toepassing is. Voor de beantwoording van vraag 2 verwijs ik u verder naar de brief1 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 5 september jl.
Hoe verklaart u dat Hongaarse beveiligers die via hetzelfde bedrijf (Asman Abi) waren ingeleend wel geëvacueerd zijn, terwijl Afghaanse bewakers die hetzelfde werk verrichtten niet werden geëvacueerd? Hoe is deze afweging tot stand gekomen?
De Hongaarse bewakers zijn door speciale eenheden van een partnerland naar het vliegveld gebracht en uiteindelijk zonder tussenkomst van Nederland gerepatrieerd naar Hongarije. Zij hadden als EU-onderdanen recht op consulaire bijstand en hierover zijn voorafgaand aan de acute evacuatiefase specifieke afspraken gemaakt. Dit is niet vanwege hun werk als extern ingehuurde bewakers bij de Nederlandse ambassade gebeurd, zoals ook gecommuniceerd is in de brief2 die aan de Tweede Kamer is verzonden op 5 september jl.
Hoe ziet u het feit dat de rechter stelt dat de Staat zelfs een bijzondere zorgplicht heeft tegenover deze bewakers, omdat zij ook na de evacuatie en de machtsovername door de Taliban de ambassade nog enige tijd hebben beveiligd onder gevaarlijke omstandigheden? Bent u het hiermee eens? Hoe gaat u deze bijzondere zorgplicht vervullen?
Bewakers in dienst van de externe dienstverlener hebben na de val van Kaboel doorgewerkt op de Nederlandse ambassade-compounds tot aan de afstoting daarvan, waarvan de eerste eind 2021 en de tweede eind 2022 plaatsvond. Er is met enige regelmaat contact geweest met de externe dienstverlener over de veiligheid van de voormalige extern ingehuurde ambassadebewakers. Tot op heden heeft het kabinet geen berichten ontvangen waaruit blijkt dat bewakers die voor de externe dienstverlener werkten gevaar lopen vanwege hun voormalige werkzaamheden voor de Nederlandse ambassade.
De kantonrechter overweegt in het vonnis dat de omstandigheid dat de ambassadebewakers na de evacuatie de toen ontruimde ambassade nog enige tijd hebben beveiligd zou kunnen inhouden dat de Staat zelfs een bijzondere zorgplicht heeft. Wat de kantonrechter daarmee bedoelt, wordt niet verder uitgewerkt en is het kabinet niet duidelijk.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze bewakers met hun gezinnen nu zo snel mogelijk alsnog worden overgebracht?
Het overbrengen van Afghanen is een complex proces. Dat proces bestaat uit verschillende stappen, waaronder verificatie van alle gegevens en documenten. Naar aanleiding van de uitspraak van 2 september jl. heeft de Staat eerste stappen gezet voor het mogelijk maken van deze overbrengingen.
Het gerechtshof heeft op 12 september jl. de verplichting voor de Staat geschorst om per direct uitvoering te geven aan het vonnis totdat het hof in het hoger beroep over deze zaak heeft geoordeeld. Om deze reden onderneemt het kabinet momenteel geen verdere stappen om het vonnis uit te voeren.
Onderschrijft u dat de uitspraak van de kantonrechter bij voorbaat uitvoerbaar is en zo snel mogelijk uitgevoerd moet worden?
De Staat heeft een turbospoedappel ingesteld gezien het kabinet zich niet kan vinden in de uitspraak van de kantonrechter, zoals eerder aangegeven in kabinetsbrief3 van 5 september jl. en de beantwoording van het Schriftelijk Overleg van 19 september jl.4 Hierbij heeft de Staat verzocht om een snelle uitspraak in het schorsingsincident. Op 12 september jl. heeft het gerechtshof in het schorsingsincident de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring toegekend.
Sommige bewakers van deze groep bevinden zich momenteel in Pakistan en Iran en zouden snel naar Nederland kunnen komen. Gaat u direct dit proces in gang zetten?
Ik verwijs u graag naar de beantwoording van vraag 5.
Gelden voor de overbrenging van gezinsleden dezelfde voorwaarden als voor het recht op gezinshereniging voor asielstatushouders?
In punt 4.45 van het vonnis heeft de kantonrechter ten aanzien van familieleden het volgende gezegd:
«Ter voorkoming van misverstanden daaromtrent zal de kantonrechter bepalen dat als familieleden van Eisers zullen worden aangemerkt hun wettige echtgenoten of partners, die daarmee rechtens kunnen worden gelijkgesteld, en de van hen afhankelijke minderjarige kinderen, die op het moment van vertrek nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.»
Ook bij gezinshereniging na asiel wordt in beginsel uitgegaan van het kerngezin, zijnde de partner en minderjarige kinderen (paragraaf C2.4.1 Vreemdelingencirculaire). Het door de kantonrechter bepaalde is daarmee in lijn met de gezinshereniging voor asielstatushouders.
Kunt u de Kamer wekelijks (kort) op de hoogte houden van de status van deze overbrengingen?
Op dit moment wacht het kabinet de uitspraak in hoger beroep af.
Kunt u de beantwoording van deze vragen meenemen in de kabinetsbrief die tijdens de procedurevergadering van 4 september jl. is aangevraagd door de commissie Buitenlandse Zaken?
De kabinetsbrief5 is op 5 september jl. verstuurd. Hierin worden veel van de hierboven gestelde vragen beantwoord, zie ook de verwijzingen naar de brief in de beantwoording. Daarnaast is op 19 september jl. de beantwoording van het Schriftelijk Overleg6 naar de Kamer verstuurd.