Kamervraag 2025Z20422

De interpretatie van de Europese jurisprudentie inzake het additionaliteitsvereiste bij de Habitatrichtlijn

Ingediend 25 november 2025
Indiener André Flach (SGP)
Onderwerpen natuur en milieu organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z20422.html
1. NBR Tijdschrift Natuurbeschermingsrecht, april 2025, «Het additionaliteitsvereiste en art. 6 Habitatrichtlijn» (Het additionaliteitsvereiste en art. 6 Habitatrichtlijn – de research portal van de Rijksuniversiteit Groningen)
2. Stibbe, 22 oktober 2025, «Een herbezinning op het additionaliteitsvereiste» Een herbezinning op het additionaliteitsvereiste | Stibbe
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van de juridische analyses waarin aangegeven wordt dat het aangescherpte additionaliteitsvereiste waarschijnlijk niet automatisch voortvloeit uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU)?1, 2
  • Vraag 2
    Deelt u de analyse van de auteurs dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS)-arrest weliswaar duidelijk maakte dat bij vergunningverlening geen beroep kan worden gedaan op de positieve effecten van (bestaande) instandhoudingsmaatregelen en passende maatregelen, maar dat daaruit niet is af te leiden dat hetzelfde geldt voor een maatregel die het bevoegd gezag uitdrukkelijk beoogt in te zetten als mitigerende maatregel en niet als instandhoudings- of passende maatregel?
  • Vraag 3
    Deelt u de analyse van de auteurs dat noch in arresten van het HvJ-EU noch in richtsnoeren van de Europese Commissie wordt aangegeven dat een mitigerende maatregel slechts kan worden ingezet ten behoeve van een plan of project in een passende beoordeling als die naar zijn aard niet ook nodig is als een instandhoudings- of passende maatregel?
  • Vraag 4
    Deelt u de analyse van de auteurs dat een strikte interpretatie van het additionaliteitsvereiste voorbij gaat aan het feit dat via het nemen van passende maatregelen op grond van artikel zes, tweede lid, van de Habitatrichtlijn alsnog kan worden ingegrepen in bestaande, vergunde situaties mocht dat nodig zijn om verslechtering te voorkomen?
  • Vraag 5
    Deelt u de mening van de auteurs dat het aangescherpte additionaliteitsvereiste op gespannen voet staat met het «nuttig effect» van het Unierecht, omdat het ervoor zorgt dat op dit moment ook vergunningen die uiteindelijk juist zorgen voor uitstootreductie nauwelijks meer kunnen worden afgegeven?
  • Vraag 6
    Deelt u de mening van de auteurs wat betreft de inzet van de gehele referentiesituatie van een bestaande activiteit bij de additionaliteitstoets dat dit niet in alle gevallen maatregelen betreffen die naar hun aard kunnen worden ingezet als instandhoudings- of passende maatregel?
  • Vraag 7
    Op welke wijze zou ten aanzien van de genoemde referentiesituatie van bestaande activiteiten kunnen worden voorkomen dat deze onnodig ingezet worden bij de additionaliteitstoets?
  • Vraag 8
    Deelt u de mening van de auteurs wat betreft de stellingname van de Raad van State dat de omvang van de in te zetten referentiesituatie geen rol mag spelen bij de toets aan het additionaliteitsvereiste en dat verschil zou moeten worden gemaakt tussen het al dan niet sprake zijn van significante gevolgen bij mogelijke passende maatregelen ten aanzien van bestaande activiteiten?
  • Vraag 9
    Deelt u de analyse van de auteurs dat de jurisprudentie bij plannen ruimte laat voor toepassing van intern salderen zonder additionaliteitstoets als maatregelen met positieve gevolgen, zoals het niet langer bemesten van agrarische gronden in verband met woningbouw, onlosmakelijk onderdeel van het plan zijn?
  • Vraag 10
    Welke mogelijkheden ziet u voor adequate toepassing van het additionaliteitsvereiste binnen de kaders van de bestaande jurisprudentie, zodanig dat plannen en projecten niet onnodig belemmerd worden?
  • Vraag 11
    Bent u bereid advies te vragen aan de Raad van State en/of de Europese Commissie over de reikwijdte van het additionaliteitsvereiste?

Kamervraag document nummer: kv-tk-2025Z20422
Volledige titel: De interpretatie van de Europese jurisprudentie inzake het additionaliteitsvereiste bij de Habitatrichtlijn