| Ingediend | 4 november 2025 |
|---|---|
| Beantwoord | 24 november 2025 (na 20 dagen) |
| Indiener | Derk Boswijk (CDA) |
| Beantwoord door | David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
| Onderwerpen | internationaal ontwikkelingssamenwerking |
| Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z19431.html |
| Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-468.html |
Ja.
Gedegen en onafhankelijk onderzoek is nodig om feiten te verzamelen over vermeende internationale misdrijven. Op grond van VNVR Resolutie 1593 heeft het Internationaal Strafhof (ICC) sinds 1 juli 2002 rechtsmacht over de situatie in Darfoer. Ook de door de VN-Mensenrechtenraad opgerichte Independent International Fact-Finding Mission for the Sudan (FFM Sudan) doet reeds onderzoek naar de situatie. Nederland heeft op 14 november in de VN-Mensenrechtenraad het belang van waarheidsvinding voor genoemde gruwelijkheden benadrukt en tevens opgeroepen tot een einde aan de mensenrechtenschendingen, naleving van het VN wapenembargo, en het beschikbaar maken van voldoende humanitaire hulp. Tijdens de bijeenkomst is een nieuwe resolutie aangenomen die het mandaat van de FFM uitbreidt, zodat ook specifiek onderzoek kan worden gedaan naar de gebeurtenissen in El Fasher.
Uit de berichtgeving komt een zeer verontrustend beeld naar voren over de situatie en het kabinet wijst daarom ook op de noodzaak van gedegen en onafhankelijk onderzoek naar de situatie, om vast te stellen of er inderdaad sprake is van internationale misdrijven en de vervolging mogelijk te maken van degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn.
Genocide is een uiterst serieuze kwalificatie en daarom is het kabinet in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan: het aantonen van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Hierbij geldt een hoge bewijslast en is grondig feitenonderzoek noodzakelijk.
Daarom zijn uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide.
Het kwalificeren van een situatie als genocide is geen vereiste voor de toepasselijkheid van de verplichtingen onder het Genocideverdrag voor derde staten zoals Nederland, waaronder de verplichting om genocide te voorkomen. Deze verplichting treedt immers al eerder in werking, namelijk bij het bestaan van betrouwbare aanwijzingen van een ernstig risico op genocide.
Het kabinet spant zich naar vermogen in om verergering van de situatie te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de inzet van het kabinet in de VN-Mensenrechtenraad, als lid van de Soedan kerngroep in de Mensenrechtenraad, samen met Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Ierland en Noorwegen, voor de uitbreiding van het mandaat van de Fact-Finding Missionin Soedan, zodat ook specifiek onderzoek kan worden gedaan naar de gebeurtenissen in Darfoer. Op deze manier zet het kabinet in op gedegen en onafhankelijk onderzoek naar de misstanden in Soedan.
Voor verdere uiteenzetting van Nederlandse inzet omtrent Soedan verwijzen we u graag naar de antwoorden op de vragen van het lid Teunissen (PvdD) over de laatste stand van zaken Nederlandse inzet op humanitaire crisis in Soedan (kenmerk:2025Z17931), de Kamerbrief van 24 september jl. inzake de humanitaire situatie in Soedan (Kernmerk: BZ2520148) en de Kamerbrief van 24 november 2025 betreft de ontwikkelingen en humanitaire situatie van El Fasher na de inname door de RSF en de Nederlandse reactie hierop.
Het kabinet heeft conform motie-Ceder c.s. (21 501-02, nr. 3276) tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november gepleit voor engagement vanuit de EU met externe actoren, inclusief in de context van EU-GCC relaties. Daarnaast spreekt Nederland binnen de brede bilaterale relatie met de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) ook over de situatie in Soedan, zowel op politiek als hoog-ambtelijk niveau. Zo sprak ik op 19 november jl. met de Minister van Buitenlandse Zaken, Sheikh Abdullah bin Zayed Al Nahyan, waar ik aandacht heb gevraagd voor de situatie in El Fasher en het belang heb onderstreept om te komen tot een einde aan het geweld. Inzet van de gesprekken is constructief engagement met de VAE als een relevante actor die aangeeft bij te willen dragen aan een einde van het conflict.
De VAE is een van de relevante regionale actoren om tot een einde aan het conflict, en tot een vredesovereenkomst te komen. Zo maakt de VAE onderdeel uit van de QUAD – een samenwerkingsverband met de Verenigde Staten, Saoedi-Arabië en Egypte. De QUAD heeft in een verklaring in september jl. opgeroepen tot een wapenstilstand en deze groep landen spreekt met beide partijen om een einde te maken aan het conflict.
Nederland roept internationaal op tot het beschermen van burgers in Darfoer en tot verantwoording van de daders van misdaden tegen burgers. De Nederlandse diplomatieke inzet vindt bilateraal, in EU-verband en in multilaterale fora plaats. Binnen de Mensenrechtenraad heeft Nederland zich ingespannen om het mandaat van de Fact Finding Mission in Soedan te verlengen en heeft Nederland samen met de EU de strijdende partijen opgeroepen het humanitair oorlogsrecht te respecteren. Het mandaat van de FFM omvat onder meer het verzamelen, analyseren en documenteren van mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht, met als doel straffeloosheid tegen te gaan. De FFM is aangemoedigd om samen te werken met het Internationaal Strafhof.
Vrijdag 14 november jl. heeft in de Mensenrechtenraad, op verzoek van de Soedan-kerngroep waarvan Nederland onderdeel is, een sessie plaatsgevonden over de mogelijke misdrijven tegen burgers in en om El Fasher. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hier het belang van waarheidsvinding benadrukt en opgeroepen tot het respecteren van het humanitair oorlogsrecht, de naleving van het VN-wapenembargo en het verzekeren van voldoende humanitaire hulp. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november zijn sancties aangenomen tegen Abdelrahim Hamdan Dagalo, een zeer hooggeplaatste commandant van de Rapid Support Forces (RSF). Conform de motie-Piri c.s. (21 501-02, nr. 3278) en motie-Piri (21 501-02, nr. 3279) heeft Nederland tijdens de Raad gepleit voor aanvullende sancties tegen verantwoordelijken voor de oorlog, zowel binnen als buiten Soedan, en inclusief de strijdende partijen op het hoogste niveau.
Nederland roept internationaal op tot het stoppen van geweld tegen burgers en pleit voor het tegengaan van straffeloosheid van schendingen van het internationaal recht. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in november zijn sancties aangenomen tegen Abdelrahim Hamdan Dagalo, een zeer hooggeplaatste commandant van de Rapid Support Forces (RSF). Conform de motie-Piri c.s. (21 501-02, nr. 3278) en motie-Piri (21 501-02, nr. 3279) heeft Nederland tijdens de Raad gepleit voor aanvullende sancties tegen verantwoordelijken voor de oorlog, zowel binnen als buiten Soedan, en inclusief de strijdende partijen op het hoogste niveau.
In de afgelopen drie jaren heeft Nederland in totaal 6 miljoen euro aan vrijwillige bijdragen aan het Internationaal Strafhof (ICC) overgemaakt om de algehele onderzoekscapaciteit van het Hof te versterken. Mede met behulp van deze bijdragen heeft het ICC moderne ICT-middelen kunnen aanschaffen ten behoeve van de (digitale) bewijsgaring en kunnen investeren in moderne forensische technologieën. Ook heeft het Parket van de Aanklager (Office of the Prosecutor, OTP) met behulp van deze bijdragen een digitaal portaal – de «OTPLink» – geopend, waardoor eenieder nu online potentieel bewijsmateriaal met het ICC kan delen, waaronder audiovisueel materiaal. Tevens is er geïnvesteerd in gespecialiseerde capaciteit op het gebied van genderspecifieke misdrijven en misdrijven tegen kinderen, onder andere door het in dienst nemen van relevante juridische en praktische experts. De Nederlandse vrijwillige bijdragen van de afgelopen jaren hebben op deze en andere manieren een significante bijdrage geleverd aan de capaciteit van het ICC om bewijsmateriaal te verzamelen en te verwerken.
Ja. Graag verwijs ik naar de recente Kamerbrief van 24 november 2025 betreft de ontwikkelingen en humanitaire situatie van El Fasher na de inname door de RSF en de Nederlandse reactie hierop.