| Ingediend | 29 september 2025 |
|---|---|
| Beantwoord | 27 oktober 2025 (na 28 dagen) |
| Indiener | Rosanne Hertzberger (VVD) |
| Beantwoord door | Bruijn |
| Onderwerpen | gezondheidsrisico's zorg en gezondheid |
| Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z18030.html |
| Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-275.html |
De aanleiding voor het verzoek aan het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) was dat ministeries verplicht zijn om alle voorgenomen ICT-projecten van meer dan vijf miljoen euro bij AcICT aan te melden. Voorafgaand daaraan is het programma meermaals extern getoetst, via twee gateway reviews en een CIO-oordeel. Aanbevelingen hieruit zijn overgenomen en geïmplementeerd. In de voortgangsbrieven Pandemische Paraatheid die op 29 juni 2023 en op 26 oktober 2023 met uw Kamer zijn gedeeld, heb ik reeds aangegeven dat mijn ministerie voornemens was (in de loop van 2024) een externe toets door AcICT uit te laten voeren.1
Begin september 2025 heb ik het definitieve advies van AcICT ontvangen waarin deze conclusies worden getrokken.
Ja, grote ICT-projecten worden door ministeries verplicht bij AcICT aangemeld voor toetsing, voordat onomkeerbare stappen worden gezet. Daarmee is door de rijksoverheid een controle ingebouwd om de risico’s van grote ICT-projecten te beperken en de slaagkans van dergelijke projecten te vergroten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, heeft mijn ministerie dat ook gedaan.
Het IV-programma is in 2023 gestart en VWS was voornemens in de zomer 2024 het programma te laten toetsen door AcICT. In het licht van de bezuinigingen op structurele middelen voor beheer en onderhoud in het Hoofdlijnenakkoord van 2024 heeft AcICT medio augustus 2024 besloten om een voorgenomen toets op het programma uit te stellen naar een later moment. Het klopt dat dit programma op dit moment tot één van de grote IT-projecten van de rijksoverheid behoort.2
Het klopt dat er tot nu toe 44 miljoen euro is uitgegeven, zoals AcICT in zijn advies schrijft. Daarmee zijn sinds de start van het programma in 2023 verschillende zaken bereikt en opgeleverd, onder andere:
Het programma wordt in zijn huidige vorm gestopt, in lijn met het advies van AcICT. Ik breng eerst de randvoorwaarden op orde en voer een aantal fundamentele wijzigingen door in de programmaopzet, -aansturing en -uitvoering, om vervolgens een herstart te kunnen maken in fases. Voor de herstart wordt voortgebouwd op de reeds gerealiseerde zaken die hierboven worden genoemd en die noodzakelijk zijn om het nieuwe programma te voltooien.
Elk van de betrokken organisaties is eigenaar van de eigen informatievoorziening en blijft verantwoordelijk voor ordentelijke verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens via de vigerende kaders zoals de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Voor de sturing van het programma is reeds een governance ingericht onder leiding van een landelijke stuurgroep, die wordt voorgezeten door VWS. Deze afspraken zijn onveranderd. De afspraken over beheer van het IV-landschap en alle daaraan verwante vraagstukken kunnen verder worden uitgewerkt nadat een landelijke beheerorganisatie (LBO) is geselecteerd, naar verwachting dit najaar. Ik ben het met AcICT eens dat het programma beter te beheersen zal zijn als het gefaseerd wordt uitgevoerd. VWS zal daarom de regie op het programma na de herstart versterken door eerst de basis die nodig is voor de reguliere infectieziektenbestrijding op orde te brengen en daarna pas de grootschalige pandemische functies te bouwen.
Beide organisaties hebben aangegeven zich te herkennen in de constateringen in het adviesrapport, en hebben deze aangegrepen om te komen tot een inhoudelijke én financiële herijking van hun deel in het programma. Mede op basis hiervan heb ik besloten het programma in z’n huidige vorm te stoppen (conform het advies van AcICT) en een herstart te maken waarin randvoorwaarden verder op orde zijn gebracht, de focus eerst gelegd wordt op het op orde brengen van de basis (fase 1) en vervolgens de grootschalige pandemische functies worden toegevoegd (fase 2). Beide organisaties geven tegelijk aan blij te zijn dat nut en noodzaak voor de maatschappelijke opgave nogmaals wordt bevestigd in het adviesrapport van AcICT.
AcICT is van mening dat doelstellingen van het programma nog onvoldoende duidelijk zijn. Het baseert zich daarbij op interviews en stukken en maakt daarin een eigen afweging. Ik maak dankbaar gebruik van de feitelijke constateringen en adviezen om de slaagkans van het programma te vergroten. Zo constateren de onderzoekers bijvoorbeeld terecht dat de eisen voor een aantal LFI-voorzieningen nog onvoldoende zijn uitgewerkt. Dit was ook in het programma bekend en werd tot dan toe niet als groot risico beschouwd dat het einddoel en planning in gevaar zou brengen. Het advies van AcICT onderstreept echter de urgentie om op korte termijn deze eisen gereed te hebben en daarvoor zijn inmiddels de nodige acties genomen.
In mijn bestuurlijke reactie kondig ik aan dat het ministerie de uitvoerende partijen onder strakkere regie beter gaat aansturen. Onderdeel daarvan is ook het specifiek, meetbaar, actiegericht, realistisch en tijdsgebonden (SMART) herformuleren van de doelstellingen. Door fasering tegelijk met verbetering van periodieke rapportages, kwaliteitsmanagement en financiële verantwoording verwacht ik dat mijn departement beter in staat is om regie te voeren op de uitvoering van het programma.
Ik ben voornemens om een aantal randvoorwaarden (structurele financiering, selecteren landelijke beheerorganisatie (LBO) en strakkere regie vanuit het ministerie) dit najaar op orde te brengen. Daarmee acht ik een herstart op korte termijn mogelijk. Juridische aspecten breng ik gedurende de looptijd van het programma op orde. Daarmee voorkom ik dat de uitvoering van het programma onnodig grote vertraging oploopt, gezien de doorlooptijd van een gemiddeld wetstraject. Dat de wetgeving nog niet is afgerond staat het realiseren van informatievoorzieningen namelijk niet in de weg, omdat het niet leidt tot andere technologische keuzes voor ondersteuning van gegevensuitwisseling en het ook noodzakelijk is om voortgang te behouden op dat vlak. Zo zijn de aanpassingen van de Wet Publieke Gezondheid (2de en 3de tranche) al enige tijd in voorbereiding. Daarnaast werk ik aan wet- en regelgeving om de centrale beheertaak van de informatievoorziening (LBO) te beleggen bij het aangewezen agentschap en het verplichte gebruik van die voorziening door alle GGD’en. Vanzelfsprekend geldt dat aanvaarding door het parlement van de voorgestelde wet- en regelgeving en inwerkingtreding daarvan essentieel zijn voor het daadwerkelijke centrale beheer van de informatievoorziening door het agentschap.
De informatievoorzieningen in dit nieuwe IV-landschap moeten voldoen aan de strengste Rijkskaders voor cyberveiligheid, zoals opgelegd door de Europese NIS2-verordening (in Nederland geïmplementeerd via de Cyberbeveiligingswet) en het Rijkscloudbeleid. Ook door de landelijke beheerorganisatie voor de GGD’en worden deze kaders gevolgd.
Functies die nodig zijn tijdens de reguliere infectieziektebestrijding (koude fase) zijn ook in opgeschaalde vorm nodig ten tijde van een pandemie (warme fase). Zonder een solide basis is opschalen in crisistijd niet mogelijk. Daarom maak ik nu, in lijn met het AcICT advies, de keuze om eerst de basis op orde te brengen voor de reguliere infectieziektebestrijding en daar vervolgens de grootschalige pandemische functies aan toe te voegen. Op die manier wordt een IV-landschap gerealiseerd dat klaar is voor dagelijks gebruik in de infectieziektebestrijding, én klaar is voor opschaling wanneer dat aan de orde is vanwege een grootschalige (pandemische) uitbraak. Daarmee blijft het IV-landschap in lijn met een fundamentele ontwerpkeuze die ik op 31 januari 2023 met uw Kamer heb gedeeld als antwoord op vragen naar aanleiding van een schriftelijke overleg: «Maak voor de reguliere infectieziektebestrijding een informatievoorziening die geschikt is voor opgeschaald gebruik».3
Het Programma IV IZB zorgt voor (door)ontwikkelen van de informatievoorziening voor de reguliere infectieziektebestrijding die ook geschikt is voor opgeschaald gebruik en draagt daarmee bij aan de weerbaarheid van Nederland ten tijde van noodsituaties als een pandemie. Door de nodige aanpassingen te doen in het programma, zoals fasering en financiële herijking, en daarna op korte termijn een herstart te maken, krijgt Nederland zo snel mogelijk de benodigde IT-infrastructuur in de publieke kern van infectieziektebestrijding.
In het verleden is uw Kamer op gezette tijden geïnformeerd over de voortgang van het beleidsprogramma Pandemische Paraatheid, waarvan dit IV-programma een vast onderdeel is. Ik zal uw Kamer uiteraard op de hoogte blijven houden van de voortgang.
De vragen van het lid Hertzberger (Nieuw Sociaal Contract) over het Advies Informatievoorziening Infectieziektebestrijding (IV-IZB) (2025Z18030) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.