Ingediend | 8 augustus 2025 |
---|---|
Beantwoord | 19 september 2025 (na 42 dagen) |
Indiener | Ismail El Abassi (DENK) |
Beantwoord door | David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z15071.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-37.html |
Ja.
Het is niet aan mij om individuele uitingen van politici of burgers te kwalificeren. In ons land geldt de vrijheid van meningsuiting, die mede inhoudt dat ook scherpe of kwetsende uitlatingen mogelijk moeten zijn. Grenzen aan die vrijheid zijn vastgelegd in de wet, en de beoordeling of een uiting discriminatoir of strafbaar is, is primair aan de rechter.
Het is aan het Openbaar Ministerie (OM) om te beoordelen of er sprake is van een strafbare uiting en, zo ja, of vervolging wordt ingesteld. De vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel recht dat slechts in uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden kan worden beperkt. Ik doe daar als Minister geen uitspraken over, juist omdat dit een onafhankelijke beoordeling door het OM en de rechter vereist.
Het OM beoordeelt onafhankelijk of er aanleiding is om een onderzoek te starten naar aanleiding van meldingen of aangiftes. Over individuele zaken doet het OM geen inhoudelijke mededelingen zolang er geen besluit tot vervolging is genomen. Ik kan hier dan ook niet nader op ingaan.
Ik onderken in het algemeen dat stigmatiserende uitingen kunnen bijdragen aan gevoelens van onveiligheid en uitsluiting bij bepaalde groepen in de samenleving. Tegelijkertijd is de vrijheid van meningsuiting een van de fundamenten van onze democratische rechtsstaat. Het is belangrijk om beide belangen zorgvuldig te wegen. Vanuit de rijksoverheid wordt gewerkt aan het bevorderen van inclusie, het tegengaan van discriminatie en het ondersteunen van meldvoorzieningen waar burgers hun zorgen kunnen uiten.
Zie antwoord vraag 5.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid El Abassi (DENK), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de meer dan 2500 ontvangen meldingen van discriminatie na online bericht van Wilders (ingezonden 8 augustus 2025) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.