Ingediend | 21 juli 2025 |
---|---|
Beantwoord | 1 september 2025 (na 42 dagen) |
Indiener | Isa Kahraman (NSC) |
Beantwoord door | Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z14820.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2948.html |
Ik heb kennis genomen van de recente geweldsescalatie in Zuid-Syrië.
Duidelijk is dat er sprake is geweest van vreselijk, waaronder sektarisch, geweld in Zuid-Syrië, waarbij verschillende groepen betrokken zijn geweest. De Syrische overgangsregering heeft daarbij onvoldoende grip gehad op de veiligheidssituatie, als ook op elementen binnen de eigen strijdkrachten. Tegelijkertijd is er in dit stadium ook nog veel onduidelijk, met name als het gaat om wie verantwoordelijk is voor het gepleegde geweld. Dit benadrukt het belang van een onpartijdig en transparant onderzoek, iets waar het kabinet – ook samen met de EU lidstaten – tot heeft opgeroepen. Het gepleegde geweld in Zuid-Syrië mag niet ongestraft blijven.
In het contact met de Syrische overgangsregering heeft het kabinet consequent opgeroepen tot bescherming van alle religieuze en etnische gemeenschappen en dit blijft het doen, ook in EU-verband. Daarnaast blijft Nederland binnen de EU pleiten voor gerichte sancties tegen personen die verantwoordelijk zijn voor sektarisch geweld en mensenrechtenschendingen. De EU heeft – mede op initiatief van Nederland – al eerder dergelijke gerichte sancties ingesteld.
Voorts blijft het kabinet financiële- en politieke steun geven aan instellingen die onderzoek doen naar mensenrechtenschendingen in Syrië, zodat bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen verzameld kan blijven worden voor nationale- en internationale procedures. Afgelopen juni heeft Nederland EUR 500.000 extra toegekend aan de VN-bewijzenbank IIIM – bovenop de reeds lopende bijdrage van EUR 500.000 – en EUR 500.000 voor het OHCHR veldkantoor in Damascus.
Ik heb kennisgenomen van het bericht van Reuters. Sinds de publicatie van het artikel is het onafhankelijke onderzoek van de VN Commission of Inquiry (CoI) naar de geweldsescalatie van afgelopen maart afgerond en op 14 augustus jl. gedeeld. Het onderzoeksrapport van de CoI stelt dat sprake is geweest van «systematische en grootschalige mensenrechtenschendingen», gepleegd door zowel Assad-loyalisten, soldaten van de overgangsregering, als individuele burgers. Hierbij zijn, volgens de CoI, circa 1.400 doden gevallen, voornamelijk burgers, inclusief circa 100 vrouwen.
De CoI heeft op basis van haar bevindingen zes aanbevelingen aan de overgangsregering gedaan, waaronder ten aanzien van de berechting van de daders. Een deel van de aanbevelingen is reeds geïmplementeerd door de Syrische overgangsregering en van belang is nu dat ook het overige deel met grote urgentie wordt opgevolgd. Wij volgen dit nauwlettend en bij gebrekkige opvolging zal ik niet schromen om de druk op de overgangsregering op te voeren, bijvoorbeeld via het sanctieinstrument.
Het onderzoeksrapport van de VN Commission of Inquiry (CoI) is op 14 augustus jl. gepubliceerd en openbaar toegankelijk via de website van de CoI.
Het kabinet houdt de mogelijkheid open om nieuwe sancties voor te stellen als het handelen van de overgangsregering daartoe aanleiding geeft. Daarbij kan met name worden gedacht aan sancties die gericht zijn op diegenen die verantwoordelijk zijn voor sektarisch geweld en mensenrechtenschendingen. Op deze manier zorgen we ervoor dat de Syrische bevolking zelf wordt ontzien. De sanctieverlichting voor Syrië wordt voorwaardelijk geacht voor economisch herstel en wederopbouw. Dat is essentieel voor het bevorderen op de lange termijn van de stabiliteit in het land, en de veiligheid voor alle Syrische gemeenschappen. Daarnaast is het een Nederlands belang dat er economisch perspectief is voor Syriërs die willen terugkeren.
Voormalig Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, Reinette Klever, heeft op 15 april 2025 de kabinetsreactie inzake motie van het lid Kahraman over humanitaire hulp voor specifieke minderheden met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 32 623, nr. 349). Daarbij interpreteert zij de motie zo dat deze het kabinet oproept om in Europees verband ervoor te pleiten dat humanitaire hulp in Syrië op basis van de grootste noden en ten behoeve van de meest kwetsbare groepen wordt gegeven, inclusief aan etnische en religieuze gemeenschappen zoals christenen, Alawieten, Druzen, en Koerden. De motie is als zodanig uitgevoerd tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 26 mei 2025.
Het kabinet zet zich zowel bilateraal als multilateraal in voor de bescherming van alle gemeenschappen in Syrië. In VN- en EU-verband blijft Nederland hiertoe oproepen, zoals het gedaan heeft in de marge van de Raad Buitenlandse Zaken van resp. 15 juli 2025, 23 juni 2025 en 20 mei 2025. Het recente geweld is door de EU als volstrekt onacceptabel bestempeld; dit standpunt is ook nadrukkelijk overgebracht in bilaterale contacten. Mede op aandringen van Nederland sprak Hoge Vertegenwoordiger Kallas namens alle 27 EU lidstaten op 24 juli jl. grote zorgen uit over de recente geweldsuitbarsting in Zuid-Syrië. Nederland dringt er daarnaast bij de Europese Commissie op aan om in kaart te brengen hoe mechanismen die minderheden in Syrië meer bescherming bieden, kunnen worden ondersteund. Ook vraagt Nederland in de context van sanctieverlichting aandacht voor de status en bescherming van de diverse gemeenschappen. Tot slot blijft het kabinet, ook via de EU, alle actoren oproepen om de soevereiniteit en territoriale integriteit van Syrië volledig te respecteren.
De eerste stap is dat wordt vastgesteld wat er in Zuid-Syrië precies is voorgevallen en wie verantwoordelijk is geweest voor dit vreselijke geweld.
Op 15 juli jl. heeft de VN Commission of Inquiry (CoI) bevestigt dat het de gebeurtenissen in Zuid-Syrië onderzoekt. Vanuit het Syrische Ministerie van justitie is op 31 juli aangekondigd dat een comité ingesteld dat eveneens onderzoek zal doen. Van belang is om de uitkomsten van deze onderzoeken, met name die van de CoI, af te wachten en om daarnaast nauwlettend te volgen welke acties de overgangsregering neemt op basis van de aanbevelingen die de CoI heeft gedaan in het kader van het onderzoek naar de mensenrechtenschendingen van afgelopen maart.
Zoals eerder gedeeld met uw Kamer blijft het kabinet terughoudendheid betrachten in de omgang met de Syrische overgangsregering. Een mate van contact blijft echter belangrijk, omdat we op deze manier de overgangsregering ook kunnen blijven aanspreken op het belang van een inclusieve transitie en de bescherming van alle gemeenschappen. Zoals aangegeven in mijn antwoord bij vraag 4 en 6, zal het kabinet daarbij kijken naar het sanctie instrument indien adequate vervolgacties uitblijven ten aanzien van het waarborgen door de overgangsregering van de veiligheid en gelijke rechten van alle gemeenschappen.
De eerste stap is dat we duidelijk krijgen wat er in Zuid-Syrië precies is voorgevallen en wie de verantwoordelijken zijn voor het geweld.
Indien wij aanwijzingen zouden ontvangen dat er Nederlandse strijders betrokken zijn bij het recente geweld in Zuid-Syrië, zal het kabinet zich bezinnen op passende maatregelen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken neemt actie waar individuele gevallen dat vergen, maar kan – met het oog op de privacy en veiligheid – geen verdere uitspraken doen. In algemene zin kan ik wel delen dat het kabinet de situatie in Syrië nauwlettend monitort en in contact staat met andere Europese landen over de huidige veiligheidssituatie en uitreismogelijkheden. Voor heel Syrië geldt een rood reisadvies.
Zie het antwoord op vraag 11. Nederland blijft zich daarnaast – zoals gezegd – binnen de EU en internationaal maximaal inzetten voor de bescherming van alle gemeenschappen in Syrië.
Uit het ambtsbericht is voor het kabinet niet gebleken dat voor de genoemde gemeenschappen – naast de Alawieten – als groep in algemene zin een bepaalde mate van risico geldt in Syrië. Tegelijkertijd is het helder dat het geweld in Zuid-Syrië verontrustend en bijzonder droevig is. Bij het aanwijzen van een risicoprofiel in het landgebonden asielbeleid gaat het echter, onder andere, om de vraag of het een meer structurele en minder incidentele wijze betreft waarop een groep in de negatieve aandacht staat van actoren tegen wie geen bescherming door de eigen autoriteiten kan worden geboden.
Het ambtsbericht geeft geen aanleiding om voor de genoemde groepen tot die conclusie over te gaan. Alhoewel uitermate verontrustend, biedt het recente geweld nog geen aanleiding om tot een ander standpunt te komen. Een aanvraag van een Syrische asielzoeker zal echter altijd individueel beoordeeld worden aan de hand van de merites van de zaak. Hierbij wordt de actuele veiligheidssituatie in het herkomstgebied betrokken. Syriërs die behoren tot één van de hierboven genoemde groepen en individueel aannemelijk maken dat zij bij terugkeer naar Syrië te vrezen hebben voor vervolging of ernstige schade, kunnen dan ook in aanmerking komen voor asielbescherming. De situatie in Syrië wordt nauwlettend in de gaten gehouden.
Ja.