Ingediend | 16 mei 2025 |
---|---|
Beantwoord | 19 augustus 2025 (na 95 dagen) |
Indiener | Diederik van Dijk (SGP) |
Beantwoord door | David van Weel (minister , minister ) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z09556.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2854.html |
Bij verhuizing naar een andere politieregio wordt een adreswijziging doorgevoerd op de bestaande erkenning. Dit kan tot gevolg hebben dat een geheel nieuwe erkenning – onder dezelfde condities – zal worden verstrekt. Het mandaatbesluit politie reguleert de geografische afhandeling van aanvragen waarbij rekening wordt gehouden met de woon- of verblijfplaats (bij particulieren) dan wel de vestigingsplaats van rechtspersonen.
De Wet wapens en munitie biedt geen ruimte voor regionale verschillen in het verlenen van erkenningen op grond van artikel 9 van de Wet wapens en munitie (Wwm) voor het vervaardigen of transformeren, of in de uitoefening van een bedrijf uit te wisselen, te verhuren of anderszins ter beschikking te stellen, te herstellen, te beproeven of te verhandelen van wapens en munitie. De verlening van erkenningen in de zin van artikel 9 Wwm is een complex vraagstuk waarbij de uitgangspunten van de Wet wapens en munitie, de Regeling wapens en munitie en de Circulaire wapens en munitie 2019 in acht genomen dienen te worden. Het is niet ondenkbaar dat er verschillen kunnen ontstaan, aangezien de verlening van erkenningen lokaal geschiedt en eventuele interpretatieverschillen van de wet- en regelgeving tot verschillen zouden kunnen leiden. Echter, zodra deze verschillen opgemerkt worden, zal ingezet worden op het nivelleren hiervan. Dit kan in sommige gevallen, gelet op artikel 7 tweede lid van de wet, leiden tot een wijziging dan wel intrekking van een eerder verleende erkenning op grond van artikel 9 Wwm, mocht daar aanleiding toe zijn. De Wet wapens en munitie biedt daar ook de ruimte toe. De verantwoordelijkheid van de korpschef tot het verlenen, wijzigen en intrekken van erkenningen op grond van artikel 9 Wwm vloeit voort uit de Wet wapens en munitie. Deze verantwoordelijkheid is middels een mandaatbesluit belegd bij de politiechefs van de eenheden. Binnen de eenheden zijn zogenaamde ondermandaten opgesteld voor de uitvoerende afdelingen korpscheftaken.
De Wet wapens en munitie stelt eisen aan de vakbekwaamheid en betrouwbaarheid van aanvragers en houders van een erkenning van artikel 9 Wwm. In sommige gevallen kan een lichtere eis op het vlak van de vakbekwaamheid worden gesteld Deze gevallen staan in de Regeling wapens en munitie. Het is mij bekend dat er vanuit de airsoftbranche de wens is voor een meer modulair gericht opleidingsaanbod voor de vakbekwaamheid, afhankelijk van de soorten wapens en diensten die de erkenninghouder wil bieden aan klanten. Ook in het rapport van Commissie Wet wapens en munitie «Ringen rond de roos»1 is vanuit de wapenbranche deze wens geuit. Deze wens wordt meegenomen in het moderniseringstraject van de Wet wapens en munitie. Met de politieacademie die als opleidingsinstituut voorziet in deze opleiding, zal nader verkend worden op welke wijze deze modulaire ontwikkeling tot stand kan worden gebracht. Afstemming met de vakhandel zal daarbij plaats vinden.
Bij airsoft kunnen meerdere verenigingen de beoefening van airsoftsport aanbieden, waarbij de verenigingen binnen de kaders van wet- en regelgeving dienen te opereren. De aanwezigheid van meerdere erkende airsoftverenigingen is van belang om keuzevrijheid voor deelnemers van de airsoftsport te creëren. Dit bevordert de vrijheid van vereniging, zoals neergelegd in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het doen ontstaan van keuzevrijheid voor deelnemers van de airsoftsport strookt eveneens met de strekking van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uit 2023.2 Ten slotte is het aannemelijk dat er met de erkenning van andere verenigingen een gezonde concurrentie ontstaat waarin de verenigingen zullen streven naar een optimale dienstverlening met aandacht voor het op een veilige wijze doen beoefenen van de airsoftsport. Ik deel de genoemde vrees niet, temeer omdat de airsoftbranche haar bestaansrecht ontleent aan de erkenning als vereniging.
Artikel 2.9.1 van de Circulaire wapens en munitie 2019 stelt gedetailleerde eisen waar een airsoftvereniging aan moet voldoen alvorens in aanmerking te komen voor erkenning in de zin van artikel 17a, eerste lid Regeling wapens en munitie. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de betrouwbaarheid van het bestuur. Uit de statuten of huisregels van de vereniging moet blijken dat de betrouwbaarheid van bestuursleden wordt getoetst. Uit de statuten moet in ieder geval blijken dat bestuursleden een verklaring omtrent het gedrag, verlof, erkenning op grond van artikel 9 Wwm of een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit dienen te overleggen. Ook moeten de statuten een bepaling bevatten dat er ten aanzien van een bestuurslid geen vrees voor misbruik mag bestaan.
Bij de beoordeling van een aanvraag tot erkenning van een vereniging worden de voorwaarden uit artikel 2.9.1 van de Circulaire wapens en munitie 2019 getoetst en worden alle belangen meegewogen die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Daarbij worden eventuele aangiften, meldingen, eerder opgelegde sancties of overige signalen over de vereniging of bestuursleden bij de beoordeling meegewogen.
De korpschef voert controles uit en de politie houdt toezicht vanuit haar algemene toezichthoudende rol op grond van de Wet wapens en munitie. Bij een aantal toezichtstaken is een frequentie van de controles en het toezicht voorgeschreven aan de korpschef in de Circulaire wapens en munitie 2019. Bij de overige taken worden afwegingen gemaakt op basis van risicobeoordeling. Daarnaast kunnen signalen, meldingen of handhavingsverzoeken aanleiding zijn om controles te houden. Tevens dienen erkende verenigingen mij tijdig op de hoogte stellen van relevante voorgenomen wijzigingen van de statuten en dienen daar overleg over aan te gaan. Ook feiten omtrent bestuursleden die effect op de erkenning kunnen hebben, dienen erkende verenigingen mij tijdig te communiceren.
Personen die ten minste de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en door middel van een bewijs van voorlopig lidmaatschap kunnen aantonen aspirant-lid te zijn van een erkende airsoftvereniging, zijn op grond van artikel 17b, eerste lid, onder a Regeling wapens en munitie vrijgesteld van het verbod tot het voorhanden hebben van airsoftwapens voor de beoefening van de airsoftsport in verenigingsverband. Daarnaast bevat artikel 17c, eerste lid, Regeling wapens en munitie een vrijstelling voor het dragen van airsoftwapens door aspirant-leden.
Daarbij geldt wel de voorwaarde dat dit slechts geldt indien en voor zolang zij tezamen met een volwaardig lid de airsoftsport beoefenen. Ik benadruk dus dat de vrijstellingsregeling voor aspirant-leden aanzienlijk beperkter is dan de vrijstellingsregeling voor volwaardige leden. Ik wijs er ook op dat artikel 2.9.1 Circulaire wapens en munitie 2019 bepaalt dat verenigingen in de statuten moeten opnemen dat aspirant-leden, net zoals dat geldt voor bestuursleden, een verklaring omtrent gedrag, verlof, jachtakte of erkenning dienen te overleggen. Daarmee wordt dus geborgd dat de betrouwbaarheid van aspirant-leden wordt beoordeeld. Verenigingen zijn overigens niet verplicht om aspirant-leden in de zin van artikel 17b, eerste lid, onder a Regeling wapens en munitie in hun statuten aan te wijzen, en kunnen ervoor kiezen om in hun statuten alleen (volwaardige) leden aan te wijzen in de zin van artikel 17a Regeling wapens en munitie. Verenigingen kunnen daarnaast ook introducées aanwijzen ingevolge artikel 17b Regeling wapens en munitie.
De Wet wapens en munitie wordt gemoderniseerd. Het vraagstuk over de geldigheidsduur van omgevingsvergunningen voor een jachtgeweeractiviteit, verloven en andere typen vergunningen – alsook andere vraagstukken – zijn onderdeel van dit moderniseringstraject.
GP), van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het toezicht en vergunningverlening onder de Wet Wapens en Munitie (ingezonden 16 mei 2025) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.