Ingediend | 15 mei 2025 |
---|---|
Beantwoord | 21 mei 2025 (na 6 dagen) |
Indiener | Merlien Welzijn (NSC) |
Beantwoord door | Nobel |
Onderwerpen | bestuur gemeenten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z09376.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2271.html |
Allereerst wil ik benadrukken dat de gepubliceerde lijst betrekking heeft op personen die een vastgestelde schuld of lening met betrekking tot de Participatiewet hebben bij de gemeente Zaanstad en op dit moment niet in de Basisregistratie Personen (BRP) staan ingeschreven.
Voor publicatie van de lijst, is bij alle personen een bestuursrechtelijke weg voorafgegaan. De gemeente heeft een onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de uitkering. Uit dit onderzoek is gebleken dat een beëindiging, herziening en/of intrekking van de uitkering diende plaats te vinden. In een besluit is vervolgens deze conclusie en eventuele terugvordering gemotiveerd medegedeeld, waarbij is gewezen op de mogelijkheid van bezwaar en in een beslissing op bezwaar de mogelijkheid van beroep. In het besluit wordt belanghebbende verzocht om binnen 6 weken de schuld te voldoen, dan wel contact op te nemen met de gemeente om een betalingsregeling te treffen. Wettelijk gezien moet een dergelijk besluit bekendgemaakt worden aan belanghebbende. Dit doet de gemeente door het besluit te verzenden naar het laatst bekende adres waar een persoon stond ingeschreven. Indien niet wordt gereageerd op het verzoek ontvangt belanghebbende na 6 weken een schriftelijke herinnering. Wanneer er wederom geen reactie volgt wordt, indien hiervan gegevens bekend zijn bij de gemeente, een e-mail gestuurd aan belanghebbende of telefonisch contact opgenomen.
Als er na deze stappen nog geen contact is gelegd met belanghebbende, wordt een dwangbevel2 aangemaakt. Het dwangbevel wordt aangetekend verstuurd omdat belanghebbende wettelijk gezien verplicht is hiervan kennis te kunnen nemen. Dit is tevens een juridisch vereiste voor een deurwaarder om de invordering in behandeling te nemen.
Indien van belanghebbende geen adres bekend is, heeft de gemeente – na dossier- en adresonderzoek in de BRP – per individueel geval beoordeeld of het besluit op een ander (wettelijk) geschikte wijze bekend gemaakt moet worden. Een dwangbevel treedt immers niet in werking voordat het bekendgemaakt is aan belanghebbende. Daarnaast is bekendmaking nodig om de rechtsgeldigheid van de vordering te behouden. Indien een burger langer dan 5 jaar niet meer in de BRP staat ingeschreven en de gemeente hem of haar niet heeft kunnen aanschrijven om te vordering te stuiten danwel het dwangbevel kenbaar te maken, is invordering juridisch gezien niet meer mogelijk. Het stuiten van de vordering dient derhalve ook de rechtsgelijkheid. Een burger die wel traceerbaar is moet immers ook zijn vordering betalen.
De gemeente heeft hierbij per individueel geval bekeken of publicatie daadwerkelijk de laatst mogelijke stap was en er geen enkele andere mogelijkheid was om contact op te nemen met belanghebbende.
Zoals in mijn antwoord op vraag 1 staat beschreven heeft de gemeente Zaanstad meerdere keren getracht contact op te nemen met belanghebbenden door het besluit naar het laatst bekende adres te verzenden. In alle gevallen heeft dit niet geleid tot reactie van de personen op de gepubliceerde lijst.
Het raadplegen van familieleden is in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Indien er van de betreffende persoon bekend is dat hulpverlening, maatschappelijk werkers en/of schuldhulpdiensten bekend zijn, zijn deze als eerste benaderd met de vraag of er contact opgenomen kon worden met de gemeente.
Nee, de (rechtsgeldige) bekendmaking van het dwangbevel aan belanghebbende is eerst nodig om de vordering over te kunnen dragen aan een deurwaarder.
Ik vind het wenselijk dat het zetten van een dergelijke stap zorgvuldig gebeurt en dat daarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van publicatie voor de mensen die het aangaat. De gemeente Zaanstad heeft voorafgaand aan de publicatie uitgebreid informatie ingewonnen van experts over de juridische houdbaarheid. Uit dit onderzoek is gebleken dat de publicatie past binnen de huidige wet- en regelgeving en dat deze werkwijze vaker, ook door andere gemeenten, wordt toegepast.
In het kader van zorgvuldigheid raad ik gemeenten aan om in dergelijke gevallen wel eerst advies te vragen van de AP. De verantwoordelijke wethouder van de gemeente Zaanstad heeft ook aangegeven dat zij dit advies alsnog van de AP hebben gevraagd. Ten tijde van het uitgaan van deze beantwoording was dit advies echter nog niet binnen.
Ik vind het belangrijk dat er zorgvuldig met gegevens van mensen wordt omgegaan. Het publiceren van dergelijke gegevens kan ingrijpende gevolgen hebben voor mensen. Daarbij past het dat gemeenten hier al vooraf rekening mee houden.
Het uitgangspunt van de Participatiewet is dat onterecht verstrekte uitkeringen door het college teruggevorderd moeten worden.
Gemeenten gaan hierbij zelf over de wijze van invordering van de teveel verstrekte uitkeringen. Hierbij dienen gemeenten zich uiteraard te houden aan de geldende wet- en regelgeving en dienen zij daarbij de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit mee te wegen. De gemeente Zaanstad heeft aangegeven voorafgaand aan de publicatie zorgvuldig (juridisch) onderzoek te hebben gedaan naar de publicatie van de persoonsgegevens. Ook hebben zij aangegeven de AP (alsnog) om een advies te vragen.
Het doel van de publicatie was volgens de gemeente met name om in contact te komen met deze personen. Niet enkel om ten onrechte ontvangen gemeenschapsgeld te kunnen terughalen maar juist ook om betrokkenen hulp aan te kunnen bieden waar nodig, bijvoorbeeld door het maken van afspraken over de wijze van terugbetaling van de vordering of te wijzen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening. De gemeente heeft het risico op schade voor eventueel betrokken kinderen tot op zekere hoogte gewogen. Het belang van een terugvordering en het eventueel toepassen van een hardheidsclausule is in het eerste stadium (en daarna eventueel in bezwaar en beroep) reeds beoordeeld. Het publiceren van de gegevens in het stadsblad is een middel dat slechts wordt ingezet als alle eerdere pogingen om contact te krijgen met de betrokken personen onsuccesvol zijn geweest.
Voorafgaand aan de publicatie in het stadsblad zijn door de medewerkers van de gemeente alle mogelijke stappen ondernomen om contact te krijgen met de betreffende personen. Om de vordering op deze personen alsnog te kunnen innen was daarom een bekendmaking van het besluit nodig. Bij de keuze voor het publiceren van de namen is door de gemeente een zorgvuldige afweging gemaakt over de wijze van bekendmaking en wat hiervan de consequenties zouden kunnen zijn voor de betrokkenen.
Gelet op de onderwerpen van vragen 4 en 5 ga ik er bij beantwoording van deze vraag vanuit dat u bedoelt dat de gemeente de onder vraag 7 en 8 genoemde zaken zou moeten wegen.
Ik begrijp dat het openbaar publiceren van persoonsgegevens ingrijpend kan zijn voor de personen die het aangaat. Het past dan ook dat gemeenten kijken naar wat de gevolgen zijn voor betrokken en zijn of haar gezin en of publicatie van gegevens mogelijk gevolgen heeft voor de toekomst van deze personen. Het uitgangspunt van de Participatiewet is dat onterecht verstrekte uitkeringen door het college teruggevorderd moeten worden. Het is belangrijk dat gemeenten bij de schuldinning altijd kijken of zij hiertoe het minst ingrijpende middel inzetten en dat dit middel wel passend is. Dit wordt ook door wettelijke regels voorgeschreven.
De AVG biedt Europese kaders ten aanzien van de omgang van privacy van betrokkenen. Kort gezegd heeft een ieder een recht op privacy, wat enkel doorbroken kan worden wegens één van de grondslagen aldaar genoemd. Het uitvoeren van schuldinning is een wettelijke taak, waarvoor gemeenten privégegevens mogen en kunnen verwerken. Deze wetgeving schrijft voor dat bij verwerking van die gegevens, de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit moeten worden nageleefd. Gemeenten moeten dus afwegen of een bepaalde inbreuk op de privacy gerechtvaardigd is, gelet op het doel dat daarmee gediend is, en of er geen middel is dat minder inbreuk maakt. Nadere landelijke kaders op dit gebied hebben daarmee geen toegevoegde waarde, omdat de afweging bij uitstek iets is dat in een individueel geval gemaakt moet worden. In algemene zin kan ik wel zeggen dat het belang van schuldinning zwaar weegt, en dat ik het gerechtvaardigd vind dat gemeenten doen wat binnen hun (juridische) mogelijkheden ligt om betrokkenen die anderszins niet vindbaar zijn aan te schrijven.
De afweging of een bepaalde inbreuk op de privacy gerechtvaardigd is, gelet op het doel dat daarmee gediend is, en of er geen middel is dat minder inbreuk maakt, is iets dat door een gemeente in een individueel geval gemaakt moet worden. Ik heb er vertrouwen in dat gemeenten zich hierbij aan wettelijke regels en de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit houden en slechts van deze bevoegdheid gebruik maken als er echt geen ander middel kan worden ingezet waarbij er minder inbreuk wordt gemaakt op de privacy.
Ja, daartoe ben ik bereid.