Ingediend | 10 maart 2025 |
---|---|
Beantwoord | 14 mei 2025 (na 65 dagen) |
Indiener | Ulysse Ellian (VVD) |
Beantwoord door | Struycken |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z04264.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2188.html |
Ja, ik ben bekend met dit opiniestuk uit de Telegraaf van 7 maart 2025.1
Voor het antwoord op deze vraag heb ik navraag gedaan bij de Raad voor de rechtspraak. Bij de gemaakte keuzes rond de persrichtlijn2 is de waarde van openbaarheid van rechtspraak in relatie tot de belangen van journalisten/media bij het informeren van het publiek het meest zwaarwegend geweest. Waar het onvermijdelijk was is, bij hoge uitzondering, (groter) belang gehecht aan privacy en veiligheid van betrokkenen, zoals procespartijen en procesdeelnemers. Gelet op het belang van privacy en veiligheid wordt een dagvaarding niet meer standaard verstrekt, zoals volgens de bestaande persrichtlijn, maar alleen als de journalist daarom verzoekt. De informatie die de Rechtspraak aan de pers verstrekt, moet journalisten in staat stellen de afweging te maken of een zitting relevant genoeg is om bij te wonen en er verslag van te doen. In de persrichtlijn 2025 is beschreven hoe de Rechtspraak de informatievoorziening aan journalisten met verrijkte zittingslijsten bij alle gerechten gaat vormgeven. De informatie op de verrijkte zittingslijsten betreft: datum, plaats, tijdstip van de zitting, namen van de procespartijen, naam en leeftijd van de verdachte, namen en leeftijden van slachtoffers (met uitzondering van minderjarige slachtoffers, dan wordt volstaan met de enkele aanduiding «minderjarige slachtoffer» en het geslacht) en een korte omschrijving/samenvatting van de zaak.
De persrichtlijn 2025 kent twee belangrijke wijzigingen ten opzichte van de persrichtlijn uit 2013.
Alleen geaccrediteerde journalisten hebben voortaan toegang tot speciale persfaciliteiten, waarbij gedacht kan worden aan informatie over rechtszaken die op de rol staan of het maken van opnames tijdens een zitting. De tweede wijziging betreft het uniformeren van de informatievoorziening aan journalisten. Naast het bewerkstelligen van een uniforme werkwijze wil de Rechtspraak met de herziene persrichtlijn de openbaarheid van de rechtspraak vergroten, met inachtneming van de veiligheid van de betrokkenen bij een zitting.
De persrichtlijn uit 2013 is in 2023 geëvalueerd. De evaluatie bestond uit een enquête en interviews. Rechters, officieren van justitie, advocaten, journalisten en persvoorlichters van de Rechtspraak zijn bevraagd. Op basis van deze evaluatie en daaropvolgende gesprekken is de herziene Persrichtlijn 2025 tot stand gekomen.
In het antwoord op vraag 2 staat beschreven welke informatie de Rechtspraak aan de pers verstrekt.
Graag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 2.
De Rechtspraak is doordrongen van de belangrijke rol die de pers vervult in het controleren van de rechtspraak en zal binnen de mogelijkheden zoveel mogelijk behulpzaam zijn aan journalisten. De Raad voor de rechtspraak benadrukt dat er wettelijke uitzonderingen gelden op de openbaarheid van rechtspraak, omdat rekening moet worden gehouden met de belangen van de personen die bij de zittingen en de uitspraken betrokken zijn, zoals het belang bij bescherming van de privacy. Ook moeten advocaten, officieren van justitie en rechters hun werk zonder belemmeringen kunnen doen. Ook kan soms vanwege veiligheidsrisico’s de openbaarheid beperkt worden.
De Raad voor de rechtspraak is niet bekend met het opheffen van persruimtes. Verder wordt, zoals in het antwoord op vraag 2 is verwoord, een dagvaarding nog wel verstrekt als de journalist daarom verzoekt.
De pers vervult een belangrijke controlerende rol in het functioneren van de rechtspraak. Berichtgeving in de media over rechtszaken stelt burgers en andere geïnteresseerden in staat zich een beeld te vormen over recht en rechtspraak in Nederland. De pers kan zo een bijdrage leveren aan het vertrouwen van burgers in de rechtspleging en in het verlengde daarvan in de rechtsstaat. Zoals hiervoor geschetst, heeft de Rechtspraak bij het opstellen van de persrichtlijn aan de waarde van openbaarheid van rechtspraak in relatie tot de belangen van journalisten/media de zwaarstwegende betekenis toegekend en uitsluitend waar het onvermijdelijk was, bij hoge uitzondering, (groter) belang gehecht aan de privacy en veiligheid van betrokkenen. Ik onderschrijf die uitgangspunten.
De Raad voor de rechtspraak benadrukt dat, met de informatie die de Rechtspraak aan de pers verstrekt, journalisten voldoende in staat worden gesteld een afweging te maken of een zitting relevant genoeg is om bij te wonen en, indien een zitting is bijgewoond, zij er verslag van kunnen doen en zo hun controlerende rol goed kunnen vervullen. Ik ga ervan uit dat de Rechtspraak die toezegging gestand doet.
Het feit dat dagvaardingen niet meer standaard worden verstrekt aan journalisten, maar alleen als de journalist daarom verzoekt, acht ik begrijpelijk. In de literatuur is erop gewezen dat het categorisch ter beschikking stellen van niet-geanonimiseerde afschriften van dagvaardingen zich slecht verdraagt met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) omdat dan niet voorafgaand aan de gegevensverstrekking kan worden beoordeeld of deze noodzakelijk is.3 Volgens de Hoge Raad is het in beginsel aan de gerechten hoe de verplichting om journalisten adequaat te informeren over aankomende (straf)zaken vorm wordt gegeven en moeten zij de effectieve openbaarheid van rechtspleging en de bescherming van persoonsgegevens zoveel mogelijk met elkaar verenigen.4 De Hoge Raad bracht hierbij in herinnering dat de gerechten daarbij op grond van artikel 5 AVG niet meer persoonsgegevens mogen verwerken dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.
Ik onderschrijf het uitgangspunt in de persrichtlijn dat de geaccrediteerde pers tijdens openbare zittingen beeld- en geluidsopnamen mag maken en dat de rechter slechts in uitzonderlijke gevallen van dat uitgangspunt kan afwijken en beperkingen kan aanbrengen.
Tijdens het commissiedebat slachtofferbeleid van 16 oktober 20245 heb ik uw Kamer toegezegd in een onderzoek te betrekken hoe de openbaarheid van strafzittingen kan worden geborgd indien de veiligheidsbelangen van actoren in de rechtspraak worden bedreigd. Dit onderzoek zal dit voorjaar van start gaan. De verwachting is dat begin 2026 rapport wordt uitgebracht. Ik wil de uitkomsten daarvan afwachten.
Ik heb geen aanwijzingen dat de openbaarheid van de rechtspraak op dit moment niet geborgd is. In artikel 121 van de Grondwet en in artikel 6 van het EVRM is bepaald dat zittingen en uitspraken in de regel openbaar zijn. Om de openbaarheid te waarborgen en actief te faciliteren, o.a. ten behoeve van journalisten die overwegen een zitting bij te wonen, zet de rechtspraak een aantal middelen in. Deze middelen zijn onder meer: het delen van de zittingslijsten en in sommige gevallen de tenlasteleggingen met journalisten voorafgaand aan de eerste zitting, het faciliteren van livestreams van zittingen waardoor meer mensen zittingen kunnen volgen, het publiceren van uitspraken en deze regelmatig actief delen met een nieuwsbrief via sociale media, het bieden van een toelichting op de zaak door persrechters aan de media en het zelf actief belichten van uitspraken in onder andere nieuwsbrieven en het jaarverslag. Beperkingen op de openbaarheid zijn zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 2, 4 en 5 onder bepaalde zwaarwegende omstandigheden in sommige gevallen noodzakelijk.
Ik heb recent in een overleg met de Raad voor de rechtspraak gesproken over de nieuwe persrichtlijn. Van de Raad heb ik vernomen dat de Raad in gesprek is met de journalisten van het in vraag 1 genoemde opiniestuk in de Telegraaf.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Ellian (VVD), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de nieuwe persrichtlijn van de rechtspraak. (ingezonden 10 maart 2025) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.