Ingediend | 12 februari 2025 |
---|---|
Beantwoord | 28 maart 2025 (na 44 dagen) |
Indiener | Joost Eerdmans (EénNL) |
Beantwoord door | Wiersma , Gijs Tuinman (BBB) |
Onderwerpen | landbouw organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z02590.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1766.html |
Ja.
Ja, de recente uitspraken hebben impact, vooral vanwege de werking met terugwerkende kracht als het gaat om intern salderen, Defensie doet onderzoek naar de precieze impact op de activiteiten die nodig zijn voor de gereedstelling en de uitbreiding van Defensie.
Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van Nordkamp (GL-PvdA) op 7 februari 2025 (kenmerk 2025Z00721) gelden, als gevolg van de recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 18 december 2024, aangescherpte eisen voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit (hierna: natuurvergunning). Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing en heeft niet alleen gevolgen voor lopende en toekomstige vergunningprocedures, maar ook voor activiteiten die de afgelopen vijf jaar met toepassing van intern salderen vergunningvrij zijn gerealiseerd en waarvoor nu mogelijk alsnog een natuurvergunning nodig is. De beoordelings- en vergunningseisen kunnen ertoe leiden dat de uitbreiding van bestaande activiteiten en toevoeging van nieuwe activiteiten, die noodzakelijk zijn om onze militairen voor te bereiden op een gevecht, onvergunbaar zijn. We onderzoeken nog of de ADC aanpak in de gevraagde ruimte kan voorzien.
Ja, dat klopt. De uitvoering van de grondwettelijke taak van de krijgsmacht staat met de uitspraken van de Afdeling van 18 december 2024 extra onder druk. Omdat Defensie geen uitzondering heeft op wetgeving en tevens veel in en nabij natuurgebieden opereert, zijn uitbreidingen lastig te realiseren.
De invloed van Defensie op de totale stikstofdepositie in Nederland is gering. Echter, de impact van de aangescherpte eisen op de activiteiten van Defensie lijkt groot. De precieze impact wordt nog geanalyseerd. De Ministeriële Commissie Economie en Natuur (MCE&N) is opgericht om de vergunningverlening vlot te trekken en de natuur te herstellen. Hierbij wordt ook nadrukkelijk gekeken naar vergunningverlening voor Defensie.
Hoeveel tijd, geld en capaciteit specifiek wordt ingezet voor het verkrijgen en verdedigen van natuurvergunningen is niet precies te zeggen. Wel is duidelijk dat de inzet van Defensie op dit gebied de laatste jaren is toegenomen en dat de huidige capaciteit, inclusief de juridische capaciteit, ontoereikend is. Enerzijds omdat er achterstanden waren, zoals ook is aangegeven in de beleidsreactie op de Signaalrapportage van de Inspectie, Leefomgeving en Transport.2 Daarbovenop is deze inzet, ook vanwege de groei van defensieactiviteiten, geïntensiveerd. De Afdelingsuitspraken van 18 december 2024 zullen er naar verwachting toe leiden dat meer tijd, geld en capaciteit, waaronder personele capaciteit, nodig zal zijn voor natuurvergunningen voor defensielocaties.
Zoals op vragen 2 en 3 is geantwoord, raken de recente uitspraken maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder Defensie.3
Defensie is gehouden aan bestaande wet- en regelgeving. Tegelijkertijd staat ook vast, zoals gecommuniceerd in de eerder genoemde Signaalrapportage, dat de verantwoordelijkheden en maatschappelijke opgaven van Defensie niet vergelijkbaar zijn met andere sectoren in Nederland. Politieke keuzes zijn noodzakelijk nu Defensie groeit vanwege de toegenomen geopolitieke dreiging. Er moet worden voorkomen dat Defensie door de aangescherpte eisen voor het verkrijgen van een natuurvergunning wordt belemmerd in deze taakuitvoering of het nakomen van deze internationale verplichtingen. Het is daarom de inzet van de MCE&N om o.a. de belangen van Defensie mee te nemen in de ontwikkeling van maatregelen in het licht van de recente rechtspraak.
Het uitgangspunt is dat Defensie de activiteiten en projecten die nodig zijn voor de gereedstelling, zoals trainen en oefenen, binnen de bestaande wettelijke kaders en procedures uitvoert. De reële dreiging als gevolg van de geopolitieke situatie in Europa vereist echter dat de krijgsmacht zich sneller, beter en in grotere mate gereed moet stellen om hoofdtaak 1 te kunnen uitvoeren: het beschermen van ons grondgebied en/of dat van onze bondgenoten. Dit is een grote opgave voor Defensie. De tijdige en stelselmatige gereedstelling – het voorbereiden van militairen op een gevecht – wordt belemmerd door de (aanscherping van) huidige wet- en regelgeving en procedures.
Met verschillende initiatieven die nu vanuit Defensie lopen te weten het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie en het voornemen om te komen tot een Wet op de defensiegereedheid, worden keuzes voorgelegd aan het kabinet waarbij het gewenste evenwicht moet worden gevonden tussen het beschermen van de leefomgeving en het uitvoeren van defensieactiviteiten voor de nationale veiligheid en de voorbereiding van onze militairen op een gevecht.
De vragen van het lid Eerdmans (JA21) over de natuurvergunningproblematiek bij Defensie (2025Z02590) kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Reden hiervoor is dat de interdepartementale afstemming van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen.