Ingediend | 8 januari 2025 |
---|---|
Beantwoord | 18 februari 2025 (na 41 dagen) |
Indiener | André Flach (SGP) |
Beantwoord door | Wiersma |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z00085.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-1321.html |
Ja. Hierbij hecht ik er belang aan om op te merken dat dit voortkomt uit wijzigingen in de zogenoemde Milieulijst 2023.In de Milieulijst zijn randvoorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor de fiscale regelingen Mia en Vamil. In de Milieulijst 2023, die in 2022 is opgesteld en vastgesteld, is onder andere ingezet op grondgebondenheid van de melkveehouderij vanuit de inzet van mijn ambtsvoorganger gericht op een eenvoudiger mestbeleid en kringlooplandbouw. Aangezien een Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) certificaat gebruikt kan worden om in aanmerking te komen voor de Mia en Vamil is in het certificatieschema in 2024 op die nieuwe eisen aangesloten.
Ik deel deze zorg.
Wel is het zo dat in de Milieulijst 2025, zoals op 18 december 2024 is gepubliceerd (Stcrt. 2024, 40369) algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling), een aanpassing is doorgevoerd die erop ziet dat de grondgebondenheid van duurzame melkveestallen vanaf 2025 alleen wordt beoordeeld op basis van fosfaat. Dit betekent dat het bedrijf als grondgebonden wordt beschouwd als de productie van dierlijke meststoffen in kilogram fosfaat past binnen de fosfaatruimte van het bedrijf. Daarmee wordt aangesloten bij de definitie van grondgebondenheid zoals die wordt gehanteerd in het kader van het fosfaatrechtenstelsel. Door deze aanpassing heeft het vervallen van de derogatie, die ziet op stikstof, hierop geen gevolgen.
Wel is het zo dat bepaalde veehouderijbedrijven met de randvoorwaarde van grondgebondenheid, zoals die is opgenomen in de Milieulijst 2023, niet meer in aanmerking komen voor de fiscale regelingen Mia en Vamil.
Dat sluit aan bij de beleidswens en inzet van mijn ambtsvoorganger, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1. Het geleidelijk over de jaren heen aanscherpen van eisen sluit ook aan bij het doel en de opzet van de fiscale regelingen Mia en Vamil die gericht zijn op voorlopers. Voor ondersteuning van de verdere verduurzaming van de veehouderij is het van belang dat er ook fiscale mogelijkheden zijn. Ik heb echter mijn bedenkingen bij de wijze waarop deze specifieke randvoorwaarde is vormgegeven. Ik ga in overleg met mijn collega’s van Infrastructuur en Waterstaat en Financiën om te bezien of deze in de Milieulijst 2026 op een andere wijze invulling kan krijgen.
Ik deel die mening.
Er zijn op dit moment diverse factoren die een belemmering vormen voor de nieuwbouw van stallen (waarbij al dan niet gebruik wordt gemaakt van subsidies of fiscale regelingen, zoals Mia en Vamil), zoals onzekerheid over de natuurvergunningverlening en de houdbaarheid van natuurvergunningen en meer ten algemene onzekerheid over het stikstof- en landbouwbeleid.
RVO heeft afgelopen jaar signalen vanuit het veld ontvangen over het feit dat bepaalde veehouderijbedrijven door de randvoorwaarde voor grondgebondenheid in de Milieulijst niet meer in aanmerking komen voor de fiscale regelingen Mia en Vamil. Daarnaast heeft het College van Deskundigen van de Stichting Milieukeur (SMK), de beheerder van het certificatieschema MDV, vorig jaar een brief gestuurd aan het Ministerie van IenW en het Ministerie van LVVN (toen nog LNV). In die brief vragen ze aandacht voor de ongewenste effecten van bepaalde randvoorwaarden die zijn opgenomen in de Milieulijst 2023, waaronder de eis ten aanzien van grondgebondenheid. Ik ben samen met IenW hierover in gesprek met SMK.
In het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en het addendum bij het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn is opgenomen dat de melkveehouderij in Nederland in 2032 grondgebonden zal zijn. Nederland is gehouden aan de gemaakte afspraken met de Europese Commissie in het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn en het addendum. In mijn brief van 6 november 2024 (Kamerstuk 33 037, nr. 562) heb ik het proces richting beleidskeuzes grondgebonden melkveehouderij (routekaart) geschetst.
Zoals ik al aangaf in het antwoord op vraag 2 ga ik in overleg met mijn collega’s van Infrastructuur en Waterstaat en Financiën om te bezien of in de Milieulijst 2026 op een andere wijze invulling gegeven kan worden aan deze specifieke randvoorwaarde. Daarbij betrek ik ook de uitkomsten van het gesprek met SMK.
De vragen van het lid Flach (SGP) over de grondgebondenheidseis voor melkveestallen in de Maatlat Duurzame Veehouderij (2025Z00085) kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn van 3 weken worden beantwoord. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen.