Kamervraag 2023Z05474

De ‘Week van de lentekriebels’ en de berichtgeving daarover

Ingediend 29 maart 2023
Beantwoord 6 juni 2023 (na 69 dagen)
Indiener Wybren van Haga (BVNL)
Beantwoord door Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD)
Onderwerpen basisonderwijs onderwijs en wetenschap
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z05474.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20222023-2822.html
1. De Volkskrant, 24 maart 2023, «Hoe de Week van de Lentekriebels oorlo…
2. WHO Collaborating Centre for Sexual and Reproductive Health, 2010, «S…
3. WHO Collaborating Centre for Sexual and Reproductive Health, 2010, «Richtlijnen voor seksuele en relationele vorming».
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van het artikel «Hoe de Week van de lentekriebels oorlog werd, behalve in de klas» van De Volkskrant?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Kunt u reflecteren op de manier waarop deze themaweek de afgelopen jaren is veranderd met betrekking tot het soort voorlichting en informatie die aan kinderen wordt verstrekt en de manier waarop dat gebeurt? Bent u het ermee eens dat de invulling van deze themaweek aanzienlijk explicieter is geworden door de jaren heen? En zo ja, kunt u dat vanuit educatief en pedagogisch oogpunt beargumenteren?

    De Week van de Lentekriebels is een themaweek waarbij scholen op vrijwillige basis kunnen deelnemen om zo relationele en seksuele vorming in het schoolplan op te nemen. Er zijn nog tal van andere project- en themaweken die door diverse partijen worden georganiseerd om scholen te ondersteunen in het geven van onderwijs.
    Navraag bij Expertisecentrum Rutgers leert dat de insteek van de Week van de Lentekriebels al jaren nagenoeg hetzelfde is, dat scholen zelf bepalen hoe ze invulling geven aan deze week en dat de lespakketten die daarbij gebruikt kunnen worden niet explicieter zijn geworden. Het thema van de Week van de Lentekriebels verschilt per jaar.
    Voor de Week van de Lentekriebels kunnen scholen kiezen uit verschillende interventies/lespakketten, zoals de lespakketten Wonderlijk Gemaakt of Kriebels in je buik. Voor de kwaliteitsbeoordeling van interventies/lespakketten is een traject ingericht. Dit is een samenwerking van verschillende onafhankelijke organisaties in het sociale en gezondheidsdomein, waarbij ook gekeken worden of de lespakketten (pedagogisch) passend zijn bij het doel van relationele en seksuele vorming2.

  • Vraag 3
    Kunt u aangeven waar de claim van Rutgers en de GGD dat «elke groep voorlichting krijgt op een niveau dat volgens deskundigen bij de leeftijd past» op gebaseerd is? Welke deskundigen van welke organisaties hebben deze bewering gedaan en op basis waarvan? Heeft u inzicht in de psychologische en pedagogische onderbouwing van dit advies?

    De lesmaterialen die Rutgers aanbeveelt, zijn gebaseerd op internationale standaarden en richtlijnen die garanderen dat de inhoud van het lesmateriaal past bij de ontwikkeling van het kind. Voor de psychologische en pedagogische onderbouwing van die standaarden verwijs ik naar de FAQ over deze standaarden3.
    Daarnaast betrekt Rutgers seksuologen, pedagogen, psychologen en onderwijskundigen bij de ontwikkeling van educatief materiaal. Vervolgens wordt dit materiaal getest alvorens het beschikbaar komt. Een groep van onafhankelijke organisaties, waaronder het RIVM, Movisie en het Nederlands Jeugdinstituut, ziet toe op de kwaliteit van het lesmateriaal en rapporteert daarover naar het veld.
    Als het gaat om het ontwikkelen en evalueren van lesmateriaal of lespakketten kan ik alleen maar toejuichen dat dit wordt gedaan door, of in samenwerking met, onafhankelijke experts, zoals expertisecentrum Rutgers dat ook doet.

  • Vraag 4
    Kunt u zich, afgezien van de verkeerde informatie die over het lesprogramma van dit jaar is verspreid, waardoor wellicht een vertekend/overtrokken beeld is ontstaan dat tot (deels) onnodige onrust en ophef in de samenleving heeft geleid, voorstellen dat het curriculum dat wel daadwerkelijk deel uitmaakt van de themaweek van dit jaar, ook leidt tot verbazing en zorgen bij veel ouders/mensen in Nederland?

    Deze themaweek is geen verplicht onderdeel van het curriculum. Deelname aan deze themaweek is ook niet de enig mogelijke uitvoering van onder andere kerndoel 38 waarin staat dat aandacht besteed moet worden aan (het respectvol omgaan met) seksualiteit en diversiteit binnen de samenleving. Ouders/verzorgers en leraren hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om kinderen gezond, veilig en autonoom te laten opgroeien.
    Ik kan mij voorstellen dat de informatie over de Week van de Lentekriebels die onder andere via de media is verspreid, in sommige gevallen tot zorgen heeft geleid. Bijvoorbeeld wanneer lesmateriaal voor leerlingen uit groep 7 en 8 werd gekoppeld aan lesmateriaal voor kleuters. Het is goed dat de ouders en verzorgers, bij wie de zorgen zijn ontstaan – of dit nou komt door een onjuiste interpretatie van de inhoud van lespakketten of door de werkelijke inhoud – deze zorgen geuit hebben bij hun schoolleiding of de leraar, zodat de beeldvorming bijgesteld kon worden op basis van de feiten.

  • Vraag 5
    Bent u zich ervan bewust dat ook een aanzienlijke aantal scholen en leerkrachten kritiek heeft geuit op deze themaweek en aangeeft dat zij de lesstof te ver vindt gaan? Wat vindt u ervan dat pedagogisch geschoolde medewerkers aangeven dat zij de informatie die zij moeten overbrengen aan kinderen niet pedagogisch verantwoord en/of leeftijdsgeschikt vinden? Kunt u uitleggen waar de discrepantie tussen het werkveld en de beleidsmakers vandaan komt?

    Ik wil benadrukken dat scholen niet verplicht zijn om deel te nemen aan de Week van de Lentekriebels. Ook de lespakketten die Expertisecentrum Rutgers aanbeveelt zijn niet verplicht. Zoals bij alle leergebieden het geval is, is er een divers aanbod van lespakketten op de markt, passend bij het diverse onderwijsveld dat ons land kent.
    Ik vertrouw erop dat scholen en leraren een goede afweging kunnen maken in de keus voor lesmateriaal of lespakketten. Daarbij vertrouw ik er op dat leraren goed weten welke informatie passend is bij de leeftijd en ontwikkeling van hun leerlingen in de basisschoolleeftijd. Dit geldt natuurlijk ook voor het passend gebruik van beeldmateriaal bij alle mogelijk gevoelige thema’s in het onderwijs. Ik vertrouw erop dat leraren weten wat past bij de leeftijd, ontwikkeling en belevingswereld van kinderen in de basisschoolleeftijd.
    Het is belangrijk om bij relationele en seksuele vorming de mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen gelijkwaardig te behandelen. Het 3D-model van de clitoris waar in de vraag aan gerefereerd wordt, is geen onderdeel van lespakketten, maar kon op aanvraag van scholen zelf worden verspreid. Daarnaast kan dit 3D-model ondersteunend zijn aan het geven van volledige informatie, tijdens de lessen die worden gegeven in de bovenbouw (groep zes t/m acht). Het staat scholen en leraren vrij bij het aanbieden van de kerndoelen zelf lespakketten, een deel van lespakketten of aanvullende educatieve materialen in te zetten tijdens het geven van onderwijs.

  • Vraag 6
    Kunt u bijvoorbeeld uitleggen waarom kinderen in de basisschoolleeftijd video’s/animaties te zien krijgen van mensen die geslachtsgemeenschap hebben en er gewerkt kan worden met een 3D-model van een clitoris? Bent u niet van mening dat dit voor kinderen in deze leeftijdsgroep zeer expliciete informatie is? Zo ja, wat is de argumentatie om hen hieraan op deze leeftijd al bloot te stellen, op deze wijze? Kunt u de pedagogische onderbouwing hiervoor delen?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Vraag 7
    Wat vindt u ervan dat de kritiek op de invulling van deze themaweek dit jaar wordt neergezet als «conservatief», «christelijk» «extreemrechts» en «vanuit de complothoek»? Bent u niet van mening dat als er dusdanige onrust ontstaat in de samenleving, dat dit moet leiden tot serieuze reflectie bij beleidsmakers over de vraag waarom dit gebeurt? Realiseert u zich dat, naast het radicalere geluid dat soms helaas ook ongefundeerde en/of misinformatie verspreidt, ook veel andere, gematigde, mensen kritisch zijn op het lesaanbod van deze themaweek?

    De onrust die is ontstaan in de samenleving omtrent de Week van de Lentekriebels is grotendeels gebaseerd op informatie die onder andere via de media is verspreid. Ik kan mij voorstellen dat dit dan ook in die gevallen tot zorgen heeft geleid, bijvoorbeeld wanneer lesmateriaal voor leerlingen uit groep 7 en 8 werd gekoppeld aan lesmateriaal voor kleuters. Daarbij is een verkeerd beeld ontstaan over het doel van de themaweek, de inhoud van de lessen voor verschillende leeftijdsgroepen en het idee dat deelname verplicht zou zijn.
    Het vrije en open publieke debat, ook over het onderwijs, is een kernelement van onze democratische rechtsstaat. Het doel van debat is het kunnen maken van geïnformeerde keuzes. Het staat mensen vrij om kritisch te zijn over het lesaanbod van scholen, ongeacht op basis van welke grond. Ik vind het goed dat ouders dusdanig betrokken zijn bij het onderwijs van hun kinderen en dat zij eventuele zorgen uiten bij de school. Ik vind het echter een zorgelijke ontwikkeling dat via sociale media onvolledige en/of onjuiste informatie verspreid is en daardoor het gesprek over relationele en seksuele vorming niet altijd respectvol heeft plaatsgevonden.

  • Vraag 8
    Kunt u reflecteren op de kloof tussen de «progressieve» agenda van dit kabinet, bepaalde subculturen in de maatschappij en deze grote gematigde groep mensen/ouders die zich in toenemende mate zorgen maakt over de ideologische agenda die een steeds prominenter stempel op de maatschappij en de overheersende maatschappelijke opinie drukt?

    Het kabinet staat voor een nieuwe generatie die zelfbewust opgroeit en voor wie praten over relaties en seksualiteit redelijk vanzelfsprekend is. Een generatie die respect toont voor elkaars wensen en grenzen en begrip heeft van – en respect voor – diversiteit4. Hierbij hoort voldoende kennis over relaties en seksualiteit of seksuele gezondheid en vaardigheden om je eigen regie te kunnen voeren. Ik vind het belangrijk dat alle stemmen, subculturen en groepen gehoord worden in het maatschappelijke debat, ook rondom het thema relationele en seksuele vorming. Hierbij benadruk ik dat het aanbieden van de kerndoelen voor het primair onderwijs verplicht is, maar dat scholen vrijheid hebben om deze kerndoelen volgens eigen (onderwijskundige of levensbeschouwelijke) visie vorm te geven.

  • Vraag 9
    Hoewel seksuele educatie zeker deels kan, en wellicht zelfs moet, uitmaken van het curriculum op scholen, bent u niet van mening dat dit in steeds verdergaande mate de taak van ouders/opvoeders en hun wensen/opvattingen met betrekking tot de invulling daarvan overneemt en daarmee de autonomie van ouders/opvoeders over de opvoeding van hun eigen kinderen afneemt? Vindt u niet dat de manier waarop, op welke leeftijd en met welke middelen kinderen seksueel worden voorgelicht primair een taak van ouders/opvoeders is en niet van scholen en/of de overheid? En dat afbraak daaraan raakt aan de vrijheden en rechten en de zeggenschap die ouders hebben over hun eigen gezinsleven en hun verantwoordelijkheid als opvoeders?

    In de beleidsvisie seksuele gezondheid5 wordt beschreven dat voor ouders en verzorgers een belangrijke rol en verantwoordelijkheid is weggelegd in de relationele en seksuele vorming van kinderen. Relationele en seksuele vorming is daarop aanvullend een verplicht onderdeel van het curriculum, juist om ouders en opvoeders te ondersteunen in die verantwoordelijkheid. Net zoals het onderwijs die rol vervult voor bijvoorbeeld het leren lezen. Ik ga ervan uit dat ouders hun kinderen onderwijs laten volgen op een school met een visie die in lijn is met die van hen.
    Ik vertrouw erop dat scholen en leraren een goede afweging kunnen maken in de keus voor lesmateriaal of lespakketten. Dit geldt natuurlijk ook voor het passend gebruik van (beeld)materiaal, of het nou gaat over seksuele vorming of andere thema’s. Het staat scholen en leraren vrij bij het aanbieden van de kerndoelen zelf lespakketten of een deel van lespakketten in te zetten tijdens het geven van onderwijs.
    Zoals ieder jaar heeft Rutgers ook voorafgaand aan deze editie van de Week van de Lentekriebels deelnemende scholen geadviseerd ouders tijdig te informeren over de lessen, door bijvoorbeeld nieuwsbrieven te versturen en ouderavonden te organiseren.
    De keuze voor de invulling van de lessen is aan de leraren, waarbij er uiteraard altijd ruimte moet zijn voor het bespreken van eventuele zorgen van ouders. Indien een ouder merkt dat een lespakket (nog) niet aansluit bij de belevingswereld van hun kind of tegenstrijdig is met de opvattingen over de opvoeding van het kind, raad ik aan contact te zoeken met het schoolbestuur.

  • Vraag 10
    Bent u het ermee eens dat, als de lesinhoud van een dergelijke themaweek dusdanig expliciete informatie bevat die met grote waarschijnlijkheid zal raken aan de normen, waarden en de opvoedingsideeën van sommige/veel ouders, daarover bij voorbaat met ouders gecommuniceerd dient te worden en dat zij daarover inspraak zouden moeten hebben, zodat zij in ieder geval een keuze hebben om hun kinderen wel of niet te laten participeren aan een dergelijk onderdeel van het curriculum?

    Zie antwoord vraag 9.

  • Vraag 11
    Bent u bereid om kinderen voortaan vrij te stellen van dergelijk themaonderwijs, indien hun ouders het curriculum niet geschikt en/of onwenselijk achten voor hun kinderen? Zo nee, waarom niet en vindt u dan niet dat daarmee ideologische indoctrinatie plaatsvindt die de overheid een te grote invloed geeft op de opvoeding van kinderen?

    Zie antwoord vraag 9.

  • Vraag 12
    Vindt u, in bredere zin, niet dat de overheid zich steeds meer invloed toe-eigent op facetten van het leven van mensen waarin zij autonoom zouden moeten zijn? En is het opvoeden van kinderen niet bij uitstek een onderdeel van het leven waarin ouders leidend zouden moeten zijn en waarbij de overheid een zeer bescheiden rol zou moeten vervullen en eigenlijk alleen invloed zou moeten kunnen uitoefenen wanneer het welzijn en/of de veiligheid van een kind in het geding komt?

    In de beleidsvisie seksuele gezondheid6 beschrijft het kabinet te staan voor een brede en positieve benadering van het toerusten én beschermen van de samenleving op het gebied van seksuele gezondheid. Dit kabinet wil toewerken naar voldoende kennis, vaardigheden en vrijheid voor personen om eigen keuzes te maken op het gebied van relaties en seksualiteit. Dit doen we onder andere door algemene publieksvoorlichting en relationele en seksuele vorming in het onderwijs. In mijn ogen is binnen deze huidige beleidsvisie alle ruimte voor ouders om hun kinderen op te voeden zoals zij dat voor ogen hebben en is er een algemeen vormend instituut, de school, om ook ouders en kinderen daarin te ondersteunen.

  • Vraag 13
    Heeft u kennisgenomen van de berichten van ouders die hebben aangegeven dat hun kinderen geschrokken zijn van het lesmateriaal van deze themaweek en daarover met vragen, zorgen en angsten zijn thuisgekomen? Hoe reflecteert u daarop?

    Het is mij bekend dat ouders zorgen hebben geuit, via de media, over de lessen seksuele vorming die worden gegeven op basisscholen. Zoals ik in vraag 4 en 7 heb geschetst, kan ik me voorstellen dat de informatie die is verspreid in sommige gevallen tot zorgen heeft geleid. Bijvoorbeeld wanneer lesmateriaal voor leerlingen uit groep 7 en 8 werd gekoppeld aan lesmateriaal voor kleuters. Naast de berichtgeving waar de vraag naar verwijst, heb ik ook veel positieve verhalen gehoord vanuit leraren, ouders en kinderen over de lessen relationele en seksuele vorming die zijn gegeven.
    De onrust die soms is ontstaan in de samenleving omtrent de Week van de Lentekriebels is grotendeels gebaseerd op verspreiding van onjuiste informatie. Daarbij is een verkeerd beeld ontstaan over het doel van de themaweek, de inhoud van de lessen en het incorrecte idee dat deelname verplicht zou zijn.
    Ik heb vertrouwen in de objectiviteit van de wetenschap en vertrouwen in de ruimte de wetenschap laat aan de maatschappij om eigen standpunten te ontwikkelen ten aanzien van kennis. Als het gaat om het ontwikkelen van lesmateriaal of lespakketten kan ik alleen maar toejuichen dat dit wordt gedaan door, of in samenwerking met, experts. Ik vertrouw op hun objectiviteit en expertise die zij inzetten om de maatschappij te voorzien van juiste informatie en hen in staat te stellen een eigen mening te vormen over de informatie die zij krijgen.
    Ik hoop dat scholen, zoals Rutgers ook adviseert, ouders tijdig informeren over de lessen seksuele vorming die zij (gaan) geven, door bijvoorbeeld nieuwsbrieven te versturen en ouderavonden te organiseren. Bovendien zijn mij ook al goede voorbeelden bekend waarbij ouders het gesprek zijn aangegaan met de scholen, hun zorgen hebben gedeeld – en dat dat de manier is om tot een goed gesprek hierover te komen.

  • Vraag 14
    Hoe rijmt u deze reacties van kinderen met de stelling van Rutgers, dat de informatie en de wijze waarop deze naar kinderen wordt overgebracht, «wetenschappelijk onderbouwd» is? Kunt u uitleggen waar deze discrepantie vandaan komt? En kunt u in een breder perspectief dan reflecteren op de huidige stand van de wetenschap, de objectiviteit van wetenschappers en de ideologische/politieke beïnvloeding op de wetenschappelijke gedachtevorming? Hoe neutraal en objectief is de hedendaagse wetenschap in uw optiek? Bent u zich ervan bewust dat er steeds meer ideologische verschillen bestaan tussen de wetenschappelijke wereld en die van de «gewone burger»? Waar is dit volgens u aan te wijten en is dit wat u betreft geen signaal dat de wetenschappelijke consensus wellicht te ver af is komen te staan van de realiteit?

    Zie antwoord vraag 13.

  • Vraag 15
    Vindt u dat Rutgers op het lentekriebelscurriculum moet reflecteren en de eigen educatieve opvattingen wellicht zou moeten heroverwegen? Gaat u hierover met Rutgers in gesprek en gaat u de organisatie aanmoedigen informatie op te halen in de samenleving, teneinde samen met ouders en kinderen een curriculum vorm te geven waarvoor bevolkingsbreed steun kan worden gevonden?

    Er is zoals eerder aangegeven geen sprake van een lentekriebelscurriculum. De Week van de Lentekriebels is één van de manieren om seksuele vorming in het onderwijs vorm te geven. Deelname aan de Week van de Lentekriebels is vrijwillig en scholen bepalen zelf hoe zij invulling geven aan die themaweek.
    Sinds 2012 zijn scholen middels de kerndoelen verplicht om aandacht te besteden aan seksualiteit, diversiteit en seksuele diversiteit. Daar hebben we als samenleving voor gekozen, omdat we dit belangrijk vinden voor een gezonde, veilige en positieve ontwikkeling van kinderen en jongeren. De kerndoelen van alle leergebieden worden op dit moment geactualiseerd. Bovendien vertrouw ik erop dat Rutgers regelmatig haar eigen educatief materiaal evalueert en reflecteert op inhoud en vorm.

  • Vraag 16
    Bent u van mening dat het onderwijs in Nederland dusdanig veel tijd moet besteden aan extra lesstof buiten het basiscurriculum, zoals dergelijke themaweken, wanneer de kwaliteit van het basiscurriculum te wensen overlaat, steeds meer leerlingen kampen met leer- en ontwikkelingsproblematiek en met onderwijsachterstanden van school komen en internationale onderwijsrapporten aangeven dat het Nederlands onderwijs van steeds slechtere kwaliteit is? Moet de focus op dit moment niet liggen bij het verbeteren van de onderwijskwaliteit in ons land?

    Ik draag zorg voor een evenwichtig curriculum in het funderend onderwijs. Aan alle kerndoelen binnen het curriculum van het funderend onderwijs moet aandacht besteed worden. Het ene kerndoel is niet belangrijker dan het andere, hoewel de vorm en frequentie waarin een kerndoel wordt aangeboden kan verschillen. Bovendien kunnen verschillende kerndoelen ook in samenhang met elkaar aangeboden worden. Zo kan het heel nuttig zijn voor de ontwikkeling van lezen, schrijven en rekenen, om dit te integreren met thema’s zoals geschiedenis, de democratische rechtsstaat en economie, of om dit projectmatig aan te vliegen.
    Met het Masterplan Basisvaardigheden ondersteun ik scholen extra stappen te zetten om taal, lezen, rekenen, digitale geletterdheid en burgerschap goed vorm te geven. Dat betekent niet dat bewegingsonderwijs, cultuureducatie of projecten rondom financiële educatie, techniek en duurzaamheid niet meer gegeven moet worden: ook bij het masterplan basisvaardigheden kijken we naar het gehele curriculum. Ik vertrouw scholen en leraren in het goed indelen van onderwijstijd en het tactvol inzetten van project- en themaweken ondersteunend aan de ontwikkeling van het kind.

  • Vraag 17
    Indien u van mening bent dat extra-curriculaire activiteiten wel wenselijk en/of nodig zijn in het onderwijs op dit moment, kunt u dan uitleggen waarom bijvoorbeeld geen aandacht wordt besteed aan zaken die voor de educatieve en persoonlijke ontwikkeling van kinderen ook van groot belang zijn, zoals, bijvoorbeeld, begrip van de economie, (financiële) zelfredzaamheid en onafhankelijkheid en politiek? Vindt u niet dat andere thema’s dan seksualiteit belangrijker zijn voor de maatschappelijke ontwikkeling en vorming van (jonge) kinderen?

    Zie antwoord vraag 16.

  • Vraag 18
    Zijn de «Standards for Sexuality Education in Europe» van de WHO van invloed op de educatieve seksuele vorming van kinderen in Nederland en zo ja, op welke manier?2 Onderschrijft de Nederlandse overheid deze standaarden en heeft Nederland invloed gehad op het ontwikkelen van deze standaarden?

    Sinds 2012 zijn scholen middels de kerndoelen verplicht om aandacht te besteden aan seksualiteit, diversiteit en seksuele diversiteit. Daar hebben we als samenleving voor gekozen, omdat we dit belangrijk vinden voor een gezonde, veilige en gelukkige ontwikkeling van kinderen en jongeren.
    Met de Standards for Sexuality Education in Europe wordt het belang van vroegtijdige, doorlopende en brede relationele en seksuele vorming benadrukt, waarbij niet alleen aandacht is voor risico’s, maar wordt opgeroepen tot een positieve benadering van seksualiteit en seksueel welzijn. Hoewel het document oproept tot aandacht voor relationele en seksuele vorming op scholen, benadrukt het óók de verantwoordelijkheid van ouders. Dit is in lijn met de visie van het kabinet zoals verwoord in de beleidsvisie seksuele gezondheid.9
    In de richtlijn adviseert de WHO om relationele en seksuele vorming als vak verplicht te stellen, afgesloten met een examen, omdat dit in veel landen de enige manier is om het thema voldoende aandacht te geven. De Nederlandse overheid is verantwoordelijk voor het eigen curriculum en hoeft dus de vrijblijvende richtlijnen van de WHO niet letterlijk over te nemen. In Nederland is aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit verplicht in de kerndoelen, maar niet als vak. Scholen kunnen die kerndoelen volgens eigen visie aanbieden. Dit past bij hoe de vrijheid van onderwijs in Nederland is vormgegeven.

  • Vraag 19
    Wat vindt u van de stelling van de WHO dat «sexuality education» een verplicht onderdeel moet zijn van het curriculum op scholen?3 Op basis van welke criteria en overwegingen wordt dit verplichte curriculum vormgegeven en welke inhoudelijke invloed heeft Nederland daarop?

    Zie antwoord vraag 18.

  • Vraag 20
    Is de Nederlandse overheid voornemens om «sexuality education» volgens de WHO-standaarden – op termijn – inderdaad verplicht te stellen in het Nederlandse onderwijs? Zo ja, wat is dan het gevolg als scholen en/of ouders/opvoeders het met dit curriculum niet eens zijn?

    Aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit is al sinds 2012 verplicht op grond van de kerndoelen. De kerndoelen worden in de komende jaren geactualiseerd. Hiermee wordt ook beoogd de doelen verder te concretiseren om leraren meer richting te bieden, waarmee beantwoord wordt aan de geluiden van onder andere leraren dat de kerndoelen nu te open geformuleerd zijn. Op dit moment bestaan er geen voornemens om relationele en seksuele vorming volgens de vrijblijvende adviezen van de WHO verder nog over te nemen en bijvoorbeeld relationele en seksuele vorming als apart vak verplicht te stellen, met examen. Dat seksualiteit en seksuele diversiteit onderdeel blijven van de kerndoelen staat evenmin ter discussie.

  • Vraag 21
    Bent u voornemens om, na de storm van kritiek op de Week van de lentekriebels dit jaar, het programma in de toekomst anders te gaan vormgeven en zo ja, welke manier? Gaat u hierover met onderwijzers en ouders in gesprek? in Europa, Raamwerk voor beleidmakers, onderwijs- en gezondheidsautoriteiten en deskundigen», p. 18, Standards for Sexuality Education | BZgA WHO-CC (bzga-whocc.de)

    De Week van de Lentekriebels valt onder de regie van het Expertisecentrum Rutgers, uitgevoerd in samenwerking met de regionale GGD »en. De overheid heeft geen invloed op de inhoudelijke vormgeving van themaweken, ik ben dan ook niet voornemens dit programma anders vorm te laten geven. Ik vind het goed dat expertisecentra zich inzetten om het onderwijs te ondersteunen. Ik vertrouw op de expertise van Rutgers, de GGD’en en op die van scholen en leraren, die zij inzetten om de seksuele gezondheid in Nederland te bevorderen.
    Zoals voor elk leergebied het geval is ga ik regelmatig in gesprek met scholen, leraren en ouders om het gesprek aan te gaan over het onderwijs.

  • Mededeling - 13 april 2023

    Op 29 maart 2023 heeft het lid van Haga (Groep van Haga) schriftelijke vragen gesteld over de «Week van de lentekriebels» en de berichtgeving daarover. Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk gezien zorgvuldige interne en externe afstemming over de beantwoording noodzakelijk is. Ik zal de vragen zo snel mogelijk beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2023Z05474
Volledige titel: De ‘Week van de lentekriebels’ en de berichtgeving daarover
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20222023-2822
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van Haga over de 'Week van de lentekriebels' en de berichtgeving daarover