Kamervraag 2019Z07925

De ontbrekende oplossing voor belastingvrijstelling asbestdaken bij tussenopslag

Ingediend 17 april 2019
Beantwoord 14 juni 2019 (na 58 dagen)
Indiener Chris Stoffer (SGP)
Beantwoord door Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66)
Onderwerpen bouwen en verbouwen huisvesting
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z07925.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3084.html
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van het bericht dat er nog steeds geen oplossing is voor de toepassing van de vrijstelling van de afvalstoffenheffing voor asbesthoudend afval van asbestdaken, onder meer voor de situatie waarin sprake is van tussenopslag door asbestsaneerders?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Is het waar dat het Ministerie van Financiën niet wil garanderen dat als mocht blijken dat er onterecht afval is vrijgesteld van de afvalstoffenheffing, maar er wel een verklaring van de asbestsaneerder ligt, de naheffing niet bij de stortplaatsbeheerder wordt gelegd, maar bij degene die de onjuiste verklaring heeft verstrekt?

    Aan de vrijstelling van afvalstoffenbelasting voor asbesthoudend afval van asbestdaken zijn een aantal voorwaarden en beperkingen verbonden om een juiste toepassing daarvan te verzekeren. Onder meer is van belang dat sprake is van afzonderlijk en onvermengd aangeboden asbest en asbesthoudende producten die toegepast zijn geweest als dakbedekking (hierna: asbesthoudend afval), dat dit asbesthoudend afval is vrijgekomen bij de sanering van een asbesthoudend dak door een gecertifieerd asbestverwijderingsbedrijf en dat de sanering van dat dak is gemeld in het landelijk asbestvolgsysteem. Deze voorwaarden zijn van belang om ervoor te zorgen dat de vrijstelling niet leidt tot misbruik door bijvoorbeeld het mengen van reguliere afvalstoffen met asbesthoudend afval om zo de afvalstoffenbelasting te ontlopen.
    De vrijstelling wordt uitsluitend toegepast als degene die het asbesthoudend afval afgeeft aan de stortplaats een verklaring van het asbestverwijderingsbedrijf heeft verstrekt waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden en beperkingen. De houder van de stortplaats is de belastingplichtige voor de afvalstoffenbelasting. Deze systematiek, waarbij een verklaring van een derde is vereist voor toepassing van een vrijstelling door de belastingplichtige, is gangbaar in de afvalstoffenbelasting en de andere belastingen in de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm). Zo is voor de toepassing van de vrijstelling in de afvalstoffenbelasting voor baggerspecie ook vereist dat degene die baggerspecie afgeeft aan de stortplaats een verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van baggerspecie.
    In de toelichting op de lagere regelgeving2 bij de vrijstelling voor asbesthoudend afval is ingegaan op de situatie dat bij een controle zou blijken dat de vrijstelling ten onrechte is toegepast. In gevallen waarin door het niet naleven van bepalingen van de belastingwet door een ander dan de belastingplichtige te weinig belasting is geheven, wordt de naheffingsaanslag opgelegd aan die ander.3 Dit kan het geval zijn wanneer een onjuiste verklaring is verstrekt door het asbestverwijderingsbedrijf en daardoor te weinig belasting is geheven. Dit laat echter onverlet dat in andere gevallen de naheffingsaanslag zou kunnen worden opgelegd aan de belastingplichtige. Bijvoorbeeld vanwege het niet naleven van bepalingen van de belastingwet door de belastingplichtige zelf. Dit kan het geval zijn bij een administratie die niet aan de gestelde eisen voldoet. Een garantie in algemene zin is dus niet mogelijk omdat de vraag aan wie een eventuele naheffingsaanslag wordt opgelegd zal afhangen van de relevante omstandigheden van het geval. Daarbij staat het partijen uiteraard vrij om onderling privaatrechtelijke afspraken te maken over de betaling van een eventuele naheffingsaanslag. Het bovenstaande regelgevend kader biedt voldoende waarborgen voor een juiste toepassing van de vrijstelling waarbij misbruik wordt voorkomen.

  • Vraag 3
    Hoe waardeert u de verwachting dat stortplaatsbeheerders door het achterwege blijven van de genoemde garantie de gewenste vrijstelling niet zullen toepassen?

    De afvalstoffenbelasting is een aangiftebelasting, waarbij het in eerste instantie aan de belastingplichtige is om aan de hand van de concrete omstandigheden te beoordelen of is voldaan aan de vereisten voor een vrijstelling en om deze vervolgens toe te passen. Ik heb van de branchevereniging voor asbestsaneerders, de VERAS, het signaal ontvangen dat sommige stortplaatsen de vrijstelling voor asbesthoudend afval in bepaalde gevallen niet toepassen. Dat komt in de gevallen waarin wordt voldaan aan de vereisten voor deze vrijstelling naar mijn opvatting niet overeen met de bedoeling van deze vrijstelling.

  • Vraag 4
    Klopt de veronderstelling dat er nu al stortplaatsbeheerders zijn die in het geheel geen vrijstelling van de afvalstoffenheffing voor asbestdaken toepassen?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat dit geen gewenste ontwikkelingen zijn en dat een betaalbare uitvoering van het voorgestelde verbod op asbestdaken per 2025 op deze wijze onnodig belemmerd wordt?

    Het voorgestelde verbod op asbestdaken per 2025 is op 4 juni jl. verworpen door de Eerste Kamer.4 Zoals in het antwoord op vraag 2 is weergegeven ben ik van mening dat de regelgeving voldoende waarborgen biedt voor een juiste toepassing van de vrijstelling waarbij misbruik van de vrijstelling wordt voorkomen. De regelgeving omtrent de vrijstelling, waarbij wordt gewerkt met een verklaring van een derde aan de belastingplichtige, is bovendien consistent met verschillende andere vrijstellingen in de Wbm. Deze systematiek wil ik dan ook blijven hanteren voor de vrijstelling van afvalstoffenbelasting voor asbesthoudend afval. Binnen dit kader ben ik uiteraard bereid om in overleg te treden met de betrokken brancheorganisaties over zorgen die zij hebben geuit over de toepassing van de vrijstelling.

  • Vraag 6
    Bent u bereid met betrokken sectoren in overleg te gaan en met een oplossing te komen c.q. de gevraagde garantie te geven?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Mededeling - 14 mei 2019

    Op 17 april 2019 zijn schriftelijke vragen door het lid Stoffer (SGP) aan de staatssecretarissen van Financiën en van Infrastructuur en Waterstaat gesteld over de ontbrekende oplossing voor belastingvrijstelling asbestdaken bij tussenopslag (2019Z07925). In verband met de benodigde interdepartementale afstemming, is het niet haalbaar de vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. Ik streef er naar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2019Z07925
Volledige titel: De ontbrekende oplossing voor belastingvrijstelling asbestdaken bij tussenopslag
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20182019-3084
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Stoffer over de ontbrekende oplossing voor belastingvrijstelling asbestdaken bij tussenopslag