Kamervraag 2018Z14146

Het loonbod van 7% voor de CAO-Rijk (2018-2020) en de ontwikkeling van het Wettelijk minimumloon

Ingediend 16 juli 2018
Beantwoord 12 september 2018 (na 58 dagen)
Indiener Corrie van Brenk (PvdA)
Beantwoord door Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66)
Onderwerpen financiën inkomensbeleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z14146.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-3193.html
  • Vraag 1
    Op welke termijn zal – uitgaande van de bestaande aanpassingssystematiek van het wettelijk minimumloon (WML) – de recente contractloonontwikkeling volledig kunnen doorwerken in het wettelijk minimumloon?

    Het wettelijk minimumloon wordt conform artikel 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (de Wet minimumloon) twee keer per jaar aangepast. Voor de aanpassing per 1 januari (van jaar t) is het uitgangspunt de helft van de CPB-raming voor de gemiddelde contractloonstijging (van jaar t), zoals bekendgemaakt in de Macro Economische Verkenning (MEV) uit september van het voorafgaande jaar (september t-1). Dit bedrag wordt aangepast aan het na-ijleffect van het jaar voorafgaand aan aanpassing. Dit is het verschil tussen de CPB-ramingen van de gemiddelde contractloonontwikkeling in jaar t-1 uit het Centraal Economisch Plan (uit maart t-1) en de MEV (uit september t-1). Onder de gemiddelde contractloonontwikkeling wordt het gemiddelde van de procentuele ontwikkelingen van de contractlonen in de marktsector, de gepremieerde en gesubsidieerde sector en de overheidssector gerekend.
    Met ingang van 1 juli wordt het minimumloon opnieuw herzien. Het wordt dan aangepast met het verschil tussen de helft van de gemiddelde contractloonontwikkeling in jaar t volgens de raming uit de MEV in het voorafgaande jaar (uit september t-1), en gemiddelde contractloonontwikkeling zoals opnieuw geraamd in het Centraal Economisch Plan van dat jaar (uit maart jaar t). Het WML wordt hiervoor aangepast aan het verschil tussen de contractloonontwikkelingen in het CEP en de MEV van het jaar voorafgaande jaar. Aan de hand van de MEV van september a.s. zal de vaststelling van het WML voor 1 januari 2019 plaatsvinden.
    Door deze systematiek is er van vertraging bij het indexeren ten opzichte van de contractloonontwikkeling geen sprake.
    Het doel van het kabinet is om in 2019 zo veel mogelijk mensen te laten voelen dat het beter gaat. De koopkrachtplaatjes die het CPB recentelijk nog heeft gepresenteerd zagen er voor volgend jaar al goed uit. In augustus heeft het kabinet nog eens goed gekeken naar de verdeling van de koopkracht. Op Prinsjesdag zullen we hierover nieuwe cijfers presenteren.

  • Vraag 2
    Acht u het – gegeven het feit dat (contract)lonen altijd vertraagd reageren op de economie en dat u erkent dat nog niet alle groepen voldoende profiteren van het economisch herstel – wenselijk dat het wettelijk minimumloon sneller aangepast wordt aan de contractloonontwikkeling? Bent u bereid spoedige aanpassing van het wettelijk minimumloon aan de contractloonontwikkeling te bevorderen? Kunt u uw antwoord motiveren?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 3
    Is het waar dat de cao-lonen, gecorrigeerd voor inflatie, al sinds de jaren tachtig niet meer stijgen en dat zij tussen 2010 en 2014 zelfs daalden?1

    Op basis van de gegevens uit het Centraal Economisch Plan (CEP) 2018 valt op te maken dat de reële contractlonen – de contractlonen in de marktsector (dit betreft bedrijven met uitzondering van de zorg) gecorrigeerd voor de consumentenprijsindex (CPI) -zijn gestegen sinds 1980. Tegelijkertijd kan inderdaad geconstateerd worden dat er tussen 2010 en 2014 een daling van de reële contractlonen in de marktsector plaats heeft gevonden, wat niet ongebruikelijk is tijdens een periode van economische neergang. In de periode na 2014 heeft er elk jaar een stijging van de reële contractlonen in de marktsector plaatsgevonden. Voor een tabel en bijbehorende grafiek verwijs ik u naar de bijlagen.

  • Vraag 4
    Is het waar dat het achterblijven van het minimumloon bij de economische groei in feite zelfs nog sterker is, vanwege (incidentele) bevriezing van het minimumloon in het verleden en het achterwege laten van de vierjaarlijkse aanpassing aan de werkelijke / feitelijke loonontwikkeling?2

    In de huidige systematiek wordt het WML niet geïndexeerd aan de hand van economische groei, maar op basis van de gewogen contractloonontwikkeling (de gemiddelde contractloonstijging in de markt-, zorg- en overheidssector). Het uitgangspunt van de Wet minimumloon is dat de algemene welvaartsontwikkeling zo mogelijk ook tot uitdrukking moet komen in de inkomens van werknemers met een minimumloon en uitkeringsgerechtigden. Dit is conform artikel 14 van de Wet minimumloon, dat uitgaat van een koppeling van het minimumloon en de sociale uitkeringen aan de gemiddelde contractloonontwikkeling.
    Afwijking van de hoofdregel is mogelijk indien sprake is van een bovenmatige loonontwikkeling zodanig dat hiervan schade voor de werkgelegenheid kan worden verwacht. Daarnaast is afwijken mogelijk indien volumeontwikkeling in de sociale zekerheidsregelingen worden voorzien waardoor premie- of belastingdrukverhoging noodzakelijk is. In het najaarsakkoord van 14 oktober 2003 is afgesproken dat voor de jaren 2004 en 2005 ontkoppeld zou worden op basis van de wettelijke afwijkingsgronden zoals genoemd in art.14, vijfde lid, van de Wet minimumloon. Bevriezing van het WML is sinds 2005 niet meer voorgekomen. Daarnaast hebben er op basis van eerdere evaluaties geen bijzondere aanpassingen van het minimumloon plaatsgevonden.

  • Vraag 5
    Kan voor de periode van 1999 tot en met 2017 – waarin het wettelijk minimumloon met 45,5% steeg en de contractlonen (cao-lonen) met 46,1% toenamen – aangegeven worden met welk percentage de feitelijke lonen (cumulatief) stegen? Kan dit weergegeven worden in een samenvattende tabel, uitgesplitst per jaar? Kan ook een grafiek gegeven worden waarin voor de periode van 1999 tot en met 2017 een beeld gegeven wordt van: a) de contractloonontwikkeling, b) de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en c) de feitelijke loonontwikkeling?

    In de onderstaande tabel en grafiek worden de verschillende ontwikkeling van het WML, de contractloonontwikkeling en de feitelijke loonontwikkeling uiteengezet. De contractloonontwikkeling in de tabel betreft de contractloonontwikkeling in de marktsector (bedrijven exclusief de zorg) omdat er geen data beschikbaar zijn voor de incidentele loonontwikkeling buiten de marktsector.
    Jaar
    Stijging gemiddeld Wml t.o.v. een jaar eerder (%) (1)
    contractloon-ontwikkeling markt (%)(2)
    Incidentele loon-ontwikkeling (%)(3)
    Feitelijke loon-ontwikkeling (%) (2) + (3)1
    Index WML (1999=100)
    Index feitelijke loon-ontwikkeling (1999=100)
    1999
    100,0
    100,0
    2000
    2,8
    3,2
    2,8
    5,9
    102,8
    105,9
    2001
    6,0
    4,2
    2,6
    6,8
    109,0
    113,1
    2002
    4,4
    3,5
    0,8
    4,2
    113,8
    117,9
    2003
    3,1
    2,7
    0,4
    3,1
    117,3
    121,5
    2004
    0,6
    1,5
    -0,3
    1,3
    118,1
    123,1
    2005
    0,0
    0,8
    2,0
    2,8
    118,1
    126,5
    2006
    1,1
    1,9
    1,1
    2,9
    119,4
    130,2
    2007
    2,4
    1,8
    1,4
    3,2
    122,2
    134,4
    2008
    2,8
    3,3
    -0,8
    2,5
    125,6
    137,7
    2009
    3,3
    2,7
    0,1
    2,9
    129,7
    141,7
    2010
    1,6
    1,0
    0,0
    1,0
    131,8
    143,1
    2011
    1,3
    1,2
    0,2
    1,4
    133,5
    145,1
    2012
    1,5
    1,6
    0,4
    2,0
    135,5
    148,0
    2013
    1,5
    1,2
    0,3
    1,5
    137,6
    150,3
    2014
    1,1
    1,0
    -1,5
    -0,5
    139,1
    149,5
    2015
    1,0
    1,2
    0,2
    1,4
    140,5
    151,6
    2016
    1,7
    1,5
    -1,1
    0,4
    142,9
    152,2
    2017
    1,8
    1,6
    -0,4
    1,2
    145,5
    154,0
    NB: eventuele verschillen tussen de feitelijke loonontwikkeling en de cumulatie van (2) + (3) ontstaan vanwege afronding
    In onderstaande grafiek wordt duidelijk dat de feitelijke loonontwikkeling hoger ligt dan de ontwikkeling van het WML. De feitelijke loonontwikkeling bestaat uit de contractloonontwikkeling(cao-loonstijging) en de incidentele loonontwikkeling. Het deel van de totale ontwikkeling van de brutolonen dat niet wordt veroorzaakt door cao-loonstijging noemt men de incidentele loonontwikkeling. Deze restpost bevat bijvoorbeeld het effect van periodieken, bonussen en promoties, maar ook samen-stellingseffecten. De incidentele loonontwikkeling was bijvoorbeeld in 2016 en 2017 negatief, volgens het CPB 3 omdat er relatief veel jonge mensen de arbeidsmarkt betraden. Dat heeft een negatief effect op de gemiddelde loonontwikkeling, wat tot uiting komt in een negatieve incidentele loonontwikkeling.
    Zoals gemeld in het antwoord op vragen 1 en 2 wordt het WML geïndexeerd met het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in marktsector, de gepremieerde en gesubsidieerde sector en de overheidssector. Hierdoor kunnen verschillen optreden met de index contractloonontwikkeling markt in de bovenstaande grafiek.

  • Vraag 6
    Wanneer vindt de eerstvolgende evaluatie van het wettelijk minimumloon plaats, waarbij u nagaat of er omstandigheden aanwezig zijn die een bijzondere wijziging wenselijk maken van het minimumloon (artikel 14, lid 13 WML)?

    De eerstvolgende evaluatie van het WML conform art. 14, dertiende lid wordt voorzien in 2019.

  • Vraag 7
    Welke aanpassingen hebben tot nu toe plaatsgevonden bij eerdere vierjaarlijkse evaluaties? Welke criteria zijn bij eerdere evaluaties leidend geweest om het wettelijk minimumloon aan te passen?

    Periodiek moet de vraag worden beantwoord of er omstandigheden zijn die een bijzondere aanpassing van het WML en de daaraan gekoppelde uitkeringen wenselijk maken, conform art. 14, dertiende lid, van de Wet minimumloon. In de memorie van toelichting van de Wet minimumloon worden bij wijze van voorbeeld een aantal van deze omstandigheden genoemd, zoals een verschil in ontwikkeling tussen verdiende lonen en contractlonen of de mate van loondifferentiatie waarbij de lonen aan de onderkant van het loongebouw sterker, dan wel minder sterk stijgen dan het gemiddelde.
    De vraag of er aanleiding is voor een bijzondere aanpassing van het minimumloon is in eerdere evaluaties beoordeeld op basis van een aantal variabelen:
    De bijzondere aanpassing kan zowel een opwaartse als neerwaartse bijstelling inhouden. Bij voorgaande evaluaties is de vraag of een aanpassing van het minimumloon gewenst is negatief beantwoord.4


Kamervraag document nummer: kv-tk-2018Z14146
Volledige titel: Het loonbod van 7% voor de CAO-Rijk (2018-2020) en de ontwikkeling van het Wettelijk minimumloon
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20172018-3193
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van Brenk over het loonbod van 7% voor de CAO-Rijk (2018-2020) en de ontwikkeling van het Wettelijk minimumloon