Kamervraag 2017Z08491

Nieuwe problemen die ontstaan naar aanleiding van de versterkingsopgave van woningen in Groningen

Ingediend 19 juni 2017
Beantwoord 21 augustus 2017 (na 63 dagen)
Indiener Sandra Beckerman
Beantwoord door Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen bouwen en verbouwen huisvesting organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z08491.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2495.html
1. Dagblad van het Noorden, 2 juni 2017. http://www.dvhn.nl/groningen/%E…
2. Dagblad van het Noorden, 2 juni 2017.
3. Dagblas van het Noorden, 7 december 2016. http://www.dvhn.nl/groninge…
4. https://www.nen.nl/NEN-Shop/Eurocodes/Veilige-constructies-bij-aardeb…
5. «Op het punt van het meet- en regelprotocol is sprake van voortgang. Ik heb mij daar vanmorgen nog over verstaan met de inspecteur die leiding geeft aan het Staatstoezicht op de Mijnen». Mondelinge vragen 30 mei 2017.
6. Kamerstuk 33 529, nr. 308 en Kamerstuk 33 529, nr. 198. …
7. Dagblad van het Noorden, 13 juni 2017.
8. NRC, 11 juni 2017
9. Lex specialis is een afkorting van Lex specialis derogat legi generali, dat eigenlijk simpelweg betekent dat speciale wetsbepalingen voorgaan op algemene wetsbepalingen.
10. RTV Noord, 23 mei 2017. «CVW bouwt twintig wisselwoningen in Appingedam». De huizen worden voorzien van meubels en inboedel. Daardoor hoeven bewoners niet met meubels en keukenapparatuur heen en weer. Het worden ook wel kofferwoningen genoemd.
11. Dagblad van het Noorden, 13 juni 2017 en NRC, 11 juni 2017.
12. Op dit moment is er sprake van een overgang van het ene op het andere systeem. Het is nu bijna 1 juni en de maand juni wordt gebruikt om het nieuwe systeem helemaal uit te werken, waarna per 1 juli de opnames van schade, ook die 97 waarover ik het net had, worden omgezet in afhandeling, in het in behandeling nemen van de schade.
13. www.rtvnoord.nl/nieuws/179375/NCG-waarschuwt-voor-verjaring-schades. …
  • Vraag 1
    Wat is uw reactie op de uitspraken van hoogleraar Algemene Rechtswetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen, de heer Jan Brouwer, die stelt dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) moeten worden losgekoppeld van het Ministerie van Economische Zaken, waardoor de schijn van partijdigheid – omdat zij immers ook vergunningen verlenen – zal worden weggenomen?1

    Ik deel deze opvatting niet. SodM geeft inderdaad beschikkingen af, maar dit betreft beschikkingen met een sterk technisch karakter, waarvan het gebruikelijk is om ze te mandateren aan een toezichthouder. Dat gebeurt ook bij andere toezichthouders. Deze mandatering wordt vastgelegd in een openbare mandaatregeling. De vergunningen voor de opsporing en winning van delfstoffen, de instemmingen met winningsplannen, en vele andere vergunningen, zijn niet aan de toezichthouder gemandateerd. Over de positionering van SodM ten opzichte van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft het kabinet onlangs, naar aanleiding van de evaluatie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid inzake aardbevingsrisico’s in Groningen, een standpunt ingenomen. Hiervoor verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van 30 juni 2017 (Kamerstuk 33 529, nr. 357).

  • Vraag 2
    Herkent u zijn waarschuwing, dat het vertrouwen van de bevolking terugwinnen het grootste probleem is, omdat er nu al voortdurend moeilijkheden zijn en de grote versterkingsoperatie die Groningen wacht nog moet gaan aanvangen?2

    Ja.

  • Vraag 3
    Op welke wijze gaat u werken aan dat herstel van vertrouwen, terwijl Groningen in de lengte van jaren te maken gaat krijgen met bouwputten?

    Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017–2021 van de NCG (Kamerstuk 33 529, nr. 321). Naast de aanpak van schadeherstel en versterking gaat dit programma uitgebreid in op zijn plannen om van bedreiging naar kans te gaan en een toekomstbestendig Groningen te realiseren.

  • Vraag 4
    Herkent u zich in de bewoording van de Nationaal Coördinator Groningen, de heer Hans Alders, die de versterkingsoperatie «een nachtmerrie voor Groningen « heeft genoemd?3

    In het door u aangehaalde krantenbericht noemt de heer Alders de versterkingsopgave een «immense en ingrijpende operatie». Bij die woorden sluit ik mij volledig aan. Het woord «nachtmerrie» wordt in dit artikel alleen gebruikt door de heer Kleijer van de Groninger Bodembeweging.

  • Vraag 5
    Erkent u dat door de versterkingsoperatie hele gemeenschappen onder druk komen te staan? Op welk wijze gaat extra geïnvesteerd worden in democratie, dorpshuizen, sportvoorzieningen en de openbare ruimte? Kan dit meegenomen worden bij de versterkingsopgave?

    Ik ben mij terdege bewust van de impact die de versterkingsopgave heeft op de bewoners en gemeenschappen in Groningen. Daarom besteedt de NCG bijzondere aandacht aan het vermogen van de verschillende kernen om deze maatregelen aan te kunnen. De versterkingsopgave wordt gebiedsgericht uitgevoerd, juist om te kijken of de versterking te koppelen is aan andere doelstellingen en wensen op het gebied van bijvoorbeeld ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid of erfgoed. Voor het aankunnen van de versterking en de mogelijkheid deze te koppelen aan andere doelstellingen geldt dat ze regelmatig onderwerp van gesprek zijn in de lokale stuurgroepen en zullen landen in de gebiedsversterkingsplannen.

  • Vraag 6
    Kunt u een uitgebreide toelichting geven over het niveau van versterking van bestaande gebouwen, waarbij alleen het criterium Near Collaps (NC) is uitgewerkt en gekozen is de criteria Significant Damage (SD) en Damage Limitation (DL) niet uit te werken?4

    Het uitgangspunt bij de versterking is het individueel risico van 10-5. De commissie-Meijdam heeft dit geadviseerd en dit is door het kabinet eind 2015 overgenomen. 10-5 betekent dat de kans om te komen te overlijden door een zware aardbeving 1 op de 100.000 per jaar is. Als een gebouw na een zware beving net niet instort («Near Collapse») dan kunnen mensen nog veilig het gebouw uit. Dit stadium wordt daarom als uiterste limiet gehanteerd om gebouwen te versterken.
    Andere stadia als Significant Damage (SD) en Damage Limitation (DL) hebben betrekking op schade en worden met name gebruikt bij afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer over nieuwbouw.

  • Vraag 7
    Waarom is bij versterking van bestaande bouw gekozen voor het criterium NC, waarbij blijkbaar geaccepteerd wordt dat bij een zware beving – weliswaar levend- het pand verlaten kan worden maar de woning alsnog verloren is?

    Zie antwoord vraag 6.

  • Vraag 8
    Worden SD en DL als criteria voor bestaande gebouwen ook nog nader uitgewerkt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 6.

  • Vraag 9
    Door wie is bepaald hoe binnen de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) 9998 rekening wordt gehouden met de samenstelling van de bodem onder de constructie (tot 30 meter onder het aardoppervlak)?

    Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) is verantwoordelijk voor het opstellen van de NPR. NEN is een onafhankelijke organisatie die in het leven is geroepen om dergelijke ingewikkelde normeringstrajecten te begeleiden. Zij heeft hiertoe een werkgroep ingesteld, waarin deskundigen zitten van de ondergrond (onder meer KNMI), de sterkte van gebouwen (TNO) en specifieke onderwerpen als bijvoorbeeld verweking en vallende objecten (gespecialiseerde adviesbureaus). Verweking is het verschijnsel waarbij de ondergrond minder draagkracht heeft na een zware aardbeving. De werkgroep bepaalt welke onderwerpen binnen de NPR aan de orde zijn. Vervolgens buigen taakgroepen zich over afzonderlijke onderwerpen, zoals de samenstelling van de ondergrond. De resultaten van deze taakgroep worden uiteindelijk beoordeeld door de werkgroep waar alle deskundigheid op het gebied van aardbevingsbestendig bouwen aanwezig is.

  • Vraag 10
    Op welke wijze is «het elastische responsspectrum» bepaalt? En waar verschilt daarin de ontwerpvisie van de definitieve visie?

    Voor iedere plaats in Groningen is een zogeheten spectrum beschikbaar. Dit spectrum geeft op de betreffende plaats de maximale belasting afgezet tegen de eigen frequentie van een gebouw. Deze spectra zijn gegenereerd door het KNMI. Het KNMI is het instituut dat bij wet is aangewezen om hier onderzoek naar te doen en regelmatig over te publiceren. Het KNMI heeft hiertoe een model ontwikkeld waarbij gekeken wordt naar de seismiciteit de afgelopen jaren. Dit model wordt periodiek beoordeeld door internationale deskundigen. Het KNMI gebruikt deze data ook om de berekeningen die NAM in het kader van het winningsbesluit maakt te controleren. Bij de bepaling van de responsspectra kijkt het KNMI een aantal jaren terug naar de opgetreden seismiciteit in het gebied. In die zin is het geen «papieren exercitie».

  • Vraag 11
    Door welke onafhankelijke deskundige(n) is het vastgestelde elastische responsspectrum getoetst? Wanneer is dat geweest?

    Zie antwoord vraag 10.

  • Vraag 12
    Is de vaststelling van dat elastisch responscentrum, dat mede bepalend is voor het berekenen van de kracht van een aardbeving op een gebouw een «papieren exercitie»? Zo ja, door wie wordt dit uitgevoerd?

    Zie antwoord vraag 10.

  • Vraag 13
    Hoe wordt het toepassingsgebied van NPR 9998 bepaald, anders dan met de zogenaamde Peak Ground Acceleration (PGA) kaart van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) van oktober 2015?

    Het toepassingsgebied wordt bepaald aan de hand van de pga-contourenkaart van het KNMI. Er is geen andere contourenkaart voor Groningen beschikbaar. Op 15 juni 2017 heeft het KNMI een nieuwe kaart gepubliceerd, met daarin de meest recente wetenschappelijke inzichten ten aanzien van de seismische dreiging. Deze wordt als uitgangspunt genomen bij de versterkingsopgave en bij de nieuwbouw.

  • Vraag 14
    Waaruit bestaat de door u genoemde voortgang van het meet- en regelprotocol?5

    Het nieuwe meet- en regelprotocol van NAM, alsmede de beoordeling daarvan door de Inspecteur-Generaal der Mijnen, heb ik op 4 juli 2017 aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 529, nr. 359). Vraag 15 refereert aan «diverse aangenomen moties». De genoemde Kamerstuknummers verwijzen echter respectievelijk naar de motie-Agnes Mulder c.s. die uw Kamer heeft verworpen, en naar het verslag van een Nota-overleg.

  • Vraag 15
    Op welke termijn wordt duidelijk hoe uitvoering gegeven gaat worden aan de diverse aangenomen moties betreffende het meet- en regelprotocol?6 Wanneer komt de finale brief – welke al in juli 2015 is toegezegd- met daarin het beloofde totale overzicht?

    Zie antwoord vraag 14.

  • Vraag 16
    Kunt u – uitputtend- inzicht geven in de diverse afwegingen die gemaakt moeten worden bij de keuzes die leiden tot versterking en/of sloop van een woning? Wordt daar tevens het energiezuinig maken van woningen bij betrokken?

    Het uitgangspunt is dat een woning die niet voldoet aan de minimale veiligheidsnorm van 10-5, wordt versterkt. Als de kosten voor versterking, inclusief bijkomende kosten, dusdanig hoog zijn dat de vraag aan de orde is of dit nog in verhouding staat tot de waarde van de woning, dan wordt onderzocht of aan de woningeigenaar – naast versterking – alternatieven zoals sloop/nieuwbouw kunnen worden aangeboden. Alle overeenkomsten in verband met de versterkingsopgave worden, met inachtneming van privacywetgeving, vastgelegd conform de juridische vereisten.

  • Vraag 17
    Op welke wijze en door wie worden deze keuzes op een transparante en toegankelijke manier vastgelegd?

    Zie antwoord vraag 16.

  • Vraag 18
    Wanneer de gaswinning nu verder zou worden verlaagd of (deels) gestopt, kan dan (een deel van) de versterking worden gestopt? Kan onderzocht worden of verlaging van de gaswinning of stoppen met de gaswinning kan zorgen voor een vermindering van de benodigde versterkingsopgave?

    Uit de technische adviezen die tot nu toe over de aardbevingen in Groningen zijn uitgebracht, blijkt dat vermindering van het gaswinningsniveau, in combinatie met een zo vlak mogelijk winning, naar verwachting zal leiden tot minder aardbevingen en daardoor ook tot een kleinere kans op zwaardere aardbevingen. Die kans op zwaardere bevingen kan echter niet geheel worden uitgesloten. Zolang die kans niet geheel kan worden uitgesloten, zal ervoor gezorgd moeten worden dat de woningen in het aardbevingsgebied sterk genoeg zijn om aardbevingen te kunnen weerstaan. Hoe groot de versterkingsopgave is, zal de komende tijd duidelijk worden. Uit inspecties op basis van de nieuwe Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR), die met ingang van 1 juli 2017 wordt gehanteerd, zal blijken hoeveel woningen daadwerkelijk in aanmerking komen voor versterking.
    Het is niet ondenkbaar dat er een bepaald gaswinningsniveau gevonden kan worden, waarbij de seismiciteit vrijwel tot stilstand komt. De onderzoeksprogramma’s die NAM uitvoert en die door de overheid in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw worden uitgevoerd, zullen daarover naar verwachting de komende jaren meer houvast geven. Het is echter niet realistisch om op korte termijn baanbrekende resultaten te verwachten. Over de vorderingen inzake de kennis en inzichten op het gebied van seismiciteit in Groningen brengt NAM twee keer per jaar een rapport uit. Die rapporten zal ik, voorzien van een appreciatie van het SodM, aan uw Kamer sturen.

  • Vraag 19
    Bent u met mij van mening dat niet alleen de huizen in Groningen versterking nodig hebben, maar ook de gemeenschappen en de mensen? Bent u bereid de allerbeste psychische ondersteuning met een zo laag mogelijke drempel te (laten) verlenen? Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze dit vorm krijgt? Zo nee, waarom niet?

    Nederland heeft een zorgstelsel dat voor iedereen laagdrempelige zorg waarborgt. De huisarts en de sociale teams in de gemeenten zijn het eerste aanspreekpunt voor alle burgers. Burgers kunnen daar met zowel lichamelijke als psychische klachten terecht. Ik ben mij er terdege van bewust dat de versterkingsopgave en de leefbaarheidsproblematiek naast individuen ook gemeenschappen raakt. Het is daarom goed om te zien dat op dit terrein al geruime tijd sprake is van nauwe samenwerking tussen bewoners en overheden en zorgprofessionals. Daarnaast leggen wijkteams, huisartsen en andere professionals zich toe op het ondersteunen van de bewoners bij hun psychische problemen en daardoor hebben zij de nodige expertise om deze mensen goed bij te staan. Ook is er een folder met adviezen van professionals over hoe om te gaan met (psychische) spanningen, specifiek in de aardbevingsregio. Daarnaast heeft de NCG opdracht gegeven tot het organiseren van een kennistafel leefbaarheid. Hiervoor worden naast wetenschappers, gemeenten, kerkelijke organisaties, maatschappelijke en hulpverleningsorganisaties uitgenodigd. Belangrijke onderwerpen daarbij zijn weerbaarheid van gemeenschappen en individuen, gezondheid en leefbaarheid. Doel is om kennis te bundelen, best practices te verzamelen en te bepalen wat eventueel aanvullend nodig is. Op deze manier wordt regie gevoerd om te komen tot een gezamenlijke aanpak. In het meerjarenprogramma 2018–2022 dat de NCG dit najaar opstelt, zal hij hiertoe nadere voorstellen doen.

  • Vraag 20
    Op welke wijze wordt daarbij de inspraak geregeld, uitgaande van het basisbegrip herstel van vertrouwen?

    Zie antwoord vraag 19.

  • Vraag 21
    Kunt u aangeven waaruit tijdens de versterkingsopgave de ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf uit gaat bestaan? Kunt u daarbij tevens de gederfde inkomsten en mogelijke omzetverliezen betrekken?

    Op dit moment werkt de NCG aan een compensatieregeling die zorgt voor vergoeding bij omzet- en inkomstenderving die optreedt bij bouwkundig versterken. Binnen de uit te werken gebiedsversterkingsplannen zal verder specifiek aandacht zijn voor de behoeften van het mkb. Gedacht wordt onder meer aan gelijktijdige inspectie en eventuele versterking van winkels in een centrum. Dit biedt ook de mogelijkheid om indien nodig gezamenlijk te verhuizen naar een tijdelijk winkelcentrum. Bij het proces van inspectie en versterking van mkb-panden is in veel gevallen een ondernemersadviseur van de NCG betrokken, die voor begeleiding en advies kan zorgen bij bedrijfsspecifieke vragen. Naast aandachtspunten rond de inspectie en versterking zelf kunnen daardoor ook de ambities of problemen die niet direct met de opgave samenhangen aan de orde komen. Waar mogelijk wordt de koppeling gelegd met reguliere ondernemersdienstverlening.

  • Vraag 22
    Bent u bereid een aparte uitkoopregeling in te stellen voor mensen die de versterkingsopgave van hun bezittingen niet aankunnen?

    In mei 2016 is de NCG gestart met een proef met een koopinstrument, bedoeld om ondersteuning te bieden aan mensen in specifieke omstandigheden met een noodzaak tot verkoop die hun woning niet verkocht krijgen. Met de proef is ervaring opgedaan met – en onderzocht wat – de gevolgen van een dergelijk koopinstrument zijn voor de woningmarkt in het aardbevingsgebied en of en hoe in het vervolg ondersteuning kan worden geboden bij moeizame verkoop. De proef is recent geëvalueerd door het onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft (Kamerstuk 33 529, nr.350). In de evaluatie bevelen de onderzoekers aan dat er een vervolg moet komen op het koopinstrument. Rijk, regio en NCG hebben in gezamenlijkheid besloten dat hierop inderdaad een vervolg moet komen. Op dit moment wordt onderzocht hoe dit kan worden vormgegeven.

  • Vraag 23
    Zo nee, bent u dan bereid de bestaande opkoopregeling te verbreden? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Zie antwoord vraag 22.

  • Vraag 24
    Bent u bekend met de berichten «Als eerste versterkt, maar de kozijnen in Loppersum vallen er nu al af»7 en «In Appingedam worden de huizen nu versterkt of herbouwd»?8

    Ja.

  • Vraag 25
    Bent u met mij van mening dat dergelijke berichten niet goed zijn voor het vertrouwen in deze komende, langjarige operatie? Herkent u een patroon in de emoties die dergelijke ingrepen oproepen? Zo ja, wat wilt u hieraan doen?

    De versterkingsopgave is complex en zeer ingrijpend. Het gaat over het huis en thuis van mensen en achter elke voordeur is de situatie anders. De NCG heeft in zijn aanpak daarom nadrukkelijk aandacht voor de bewoner. Daarbij worden bewonersbegeleiders ingezet die gedurende het gehele traject het aanspreekpunt voor de bewoners zijn.

  • Vraag 26
    Is naar uw mening de versterkingsopgave vergelijkbaar met die van stadsvernieuwing, maar dan nog groter en ingrijpender en wellicht zonder meerwaarde voor bewoners? Kunt u garanderen dat de omvang en complexiteit nu goed in beeld zijn? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, wat gaat u daaraan doen?

    In het Meerjarenprogramma van de NCG is de aanpak van de versterkingsopgave uitgebreid beschreven, inclusief de wijze waarop vanwege de complexiteit en omvang wordt geprioriteerd. De uitvoering is gebiedsgericht. Om te kunnen beoordelen waar versterking aan de orde is, moet elke woning worden geïnspecteerd en beoordeeld. Daarom is over de totale omvang van de versterkingsopgave op dit moment nog geen algemene uitspraak te doen.

  • Vraag 27
    Zijn naar uw mening de juiste mensen bij de versterkingsopgave betrokken? Hoe gaat de organisatie eruit zien? Is of wordt hierbij de motie Beckerman/Wassenberg (Kamerstuk 33 529, nr. 338) betrokken?

    In het Meerjarenprogramma van de NCG is uitgebreid beschreven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de versterkingsoperatie, hoe de gebiedsversterkingsplannen tot stand komen en wie daarin welke rol vervult.

  • Vraag 28
    Op welke wijze gaan gemeenteraden en de provincie een rol spelen bij de versterkingsoperatie? Wat is daarbij het gestelde tijdspad en wie is voor welke stap verantwoordelijk?

    De gemeenten en provincie zijn betrokken bij het tot stand komen van het Meerjarenprogramma. De gemeenten zijn daarnaast in de lokale stuurgroepen vertegenwoordigd. Binnen de versterkingsopgave heeft de gemeente haar eigenstandige bevoegdheden.

  • Vraag 29
    Op welk moment krijgen de gemeenten en de provincie een totaaloverzicht van de versterkingsoperatie met daarin tenminste het aantal te verstevigen gebouwen, de locatie(s) daarvan, een geraamd tijdspad en een overzicht van de daartoe gereserveerde gelden en verantwoordelijkheden?

    Om te kunnen beoordelen waar versterking aan de orde is, moet elke woning worden geïnspecteerd en beoordeeld. Daarom is over de totale omvang van de versterkingsopgave nog geen uitspraak te doen. Jaarlijks wordt het Meerjarenprogramma onder meer op dit punt geactualiseerd. Daarnaast zullen op gezette tijden de gebiedsversterkingsplannen worden vastgesteld of geactualiseerd. De gemeenten worden door de NCG betrokken bij het maken van keuzes over wanneer welke (typen) woningen wanneer aan de beurt komen.

  • Vraag 30
    Bent u bereid voorafgaande aan de totale versterkingsopgave van Groningen uit te gaan van «Lex specialis» en dit ook vast te (gaan) leggen?9 Zo nee, waarom niet?

    Bij brief van 15 juni 2017 (Kamerstuk 33 529, nr. 353) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van het wetsvoorstel maatregelen in verband met bodembeweging door de gaswinning in Groningen uit het Groningenveld, waarin onder andere maatregelen worden genomen ten aanzien van de positie van NCG. Daarbij heb ik aangegeven dat een nieuw kabinet naar verwachting zal besluiten over de organisatie van schadeherstel en versterking en dat ik besluitvorming over wetgeving op dit punt daarom overlaat aan mijn ambtsopvolger.

  • Vraag 31
    Is er genoeg draagvlak voor de versterkingsoperatie? Hoe weet u dat?

    Het Meerjarenprogramma van de NCG (MJP) is in samenspraak met de betrokken bestuurlijke partijen (gemeenten, provincie en het rijk) en met maatschappelijke partijen tot stand gekomen. De provincie en de gemeenten hebben in december 2016, voorafgaand aan definitieve vaststelling, positief geadviseerd over het MJP. Draagvlak is hierbij een belangrijk element. Bij de uitvoering van de versterkingsoperatie geldt het uitgangspunt dat de bewoner centraal staat. De bewoner beslist immers uiteindelijk of hij instemt met de versterking van zijn woning.

  • Vraag 32
    Indien dat draagvlak (op onderdelen of in gebieden) onvoldoende bestaat, welke acties gaat u daarop ondernemen?

    Zie antwoord vraag 31.

  • Vraag 33
    Kunnen bewoners er ook voor kiezen hun huis niet te laten versterken? Is deze mogelijkheid onderzocht? Zo ja, is onderzocht wat daarvan eventuele consequenties zijn? En op welke wijze worden deze mensen begeleid in hun keuze?

    Bewoners nemen een besluit of zij versterking van hun huis toestaan. Hoewel het zeer onwenselijk is om mensen in een onveilig huis te laten wonen, is het de bewoner die uiteindelijk beslist. In het geval dat een bewoner het aanbod om te versterken afslaat, neemt deze daarmee de verantwoordelijkheid op zich voor het niet voldoen aan de veiligheidsnorm.

  • Vraag 34
    Bent u bekend met het Groningse fenomeen van een «kofferwoning»?10 Welke opties en zeggenschap hebben bewoners hierbij?

    Ja. «Kofferwoning» is de bijnaam die kennelijk is gegeven aan logeerwoningen, bedoeld om bewoners voor beperkte tijd te huisvesten, op het moment dat de uitvoering van versterkingsmaatregelen aan hun eigen woning dit noodzakelijk maakt. Indien tijdelijke huisvesting aan de orde is, vormt dit onderdeel van het versterkingsplan, dat in overleg met de bewoners tot stand komt.

  • Vraag 35
    Herkent u het in diverse artikelen geschetste beeld waarbij huizen die zowel aardbevingsbestendig zijn gemaakt, als gebouwd zijn op de toekomst, er nog geen jaar na oplevering diverse problemen van bouwkundige aard zijn?11 Op welke wijze en door wie bent u daarover geïnformeerd?

    Ik ben daarmee bekend. Ook ben ik op de hoogte van de beheersmaatregelen die hierop getroffen zijn.

  • Vraag 36
    Wat is uw opvatting over het feit dat getroffen bewoners, na gedupeerd te zijn als gevolg van de aardbevingsproblematiek, nu speelbal worden van verschillen van inzicht tussen de aannemers en de woningstichting over de verdeling van de verantwoordelijkheden? Bij wie ligt naar uw mening de eindverantwoordelijkheid?

    De eindverantwoordelijkheid voor geschillen in de bouw ligt bij bouwwerkzaamheden in verband met versterking hetzelfde als bij andere bouwwerkzaamheden.

  • Vraag 37
    Wat is naar uw mening de meerwaarde van een instituut als het Centrum Veilig Wonen (CVW), volgens het artikel feitelijke opdrachtgever van de versterking, bij een snelle en vakkundige oplossing van de gerezen problemen? Is het niet beter de versterkingsopgave geheel onafhankelijk te beleggen?

    Het CVW is bij de uitvoering van de versterkingsopgave een uitvoerende partij met (technische) kennis. De publieke regie over de versterkingsopgave wordt gevoerd door de NCG. De aanpak is uitgebreid beschreven in het Meerjarenprogramma van de NCG. Uit uw vraag wordt niet duidelijk naar welk «artikel» u verwijst.

  • Vraag 38
    Op welke wijze gaat u bij de versterkingsopgave uitvoering geven aan de motie Beckerman/Wassenberg (Kamerstuk 33 529, nr. 338) die een samenhangende aanpak bepleit waarbij de menselijke maat en ruimhartigheid vooropstaan?

    De regie op het gehele proces van de versterkingsopgave is belegd bij de NCG die zorg draagt voor een samenhangende uitvoering van de operatie, waarbij de bewoner centraal staat. Vanuit deze regierol verzorgt de NCG afstemming met betrokken organisaties zoals gemeenten, woningcorporaties, CVW en (onder)aannemers. CVW treedt in dit proces op als uitvoeringsorganisatie. NAM is hierbij slechts betrokken als wettelijk aansprakelijke partij voor de kosten van de versterking.

  • Vraag 39
    Deelt u de mening dat bij gerezen problemen, veroorzaakt vanwege de snelheid van handelen bij de versterkingsopgave en de complexiteit daarvan, bij uitstek en met spoed opgelost dienen te worden door één hiervoor verantwoordelijk orgaan, waarmee bij latere probleemduiding en verdeling van verantwoordelijkheden – zonder dat bewoners daar last van ondervinden – zaken opgelost kunnen worden? Zo nee, waarom niet?

    Het aardbevingsbestendig maken van woningen in Groningen is een opgave die wat betreft omvang, complexiteit en maatschappelijke impact zijn weerga niet kent. Bij de uitvoering zullen nieuwe problemen opkomen die op voorhand niet waren voorzien. De NCG spant zich als regisseur van het proces in om deze zo snel mogelijk op te lossen en te voorkomen dat vergelijkbare problemen zich opnieuw voordoen.

  • Vraag 40
    Wie is naar uw mening hoofdverantwoordelijk voor het welzijn van de bewoners tijdens de versterkingsopgave? Op welk wijze en door wie worden bewoners zo drempelvrij mogelijk ondersteund bij de emoties die de weg naar verbouwing, versteviging en eventuele sloop met zich meebrengt?

    De publieke regie wordt gevoerd door de NCG. Op welke wijze dit plaatsvindt is vastgelegd in het Meerjarenprogramma. In het programma is bepaald dat de bewoner centraal staat. De NCG bewaakt de toepassing en naleving van de kaders.

  • Vraag 41
    Bent u van mening dat twee jaar na de benoeming van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), en na het als falend gevoelde beleid van CVW, de zich voltrekkende ramp nog steeds onvoldoende wordt onderkend? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Nee. De NCG heeft sinds zijn benoeming, samen met de diverse bestuurders en maatschappelijke partijen, hard gewerkt aan de aanpak van de problemen als gevolg van beweging van de bodem door gaswinning.

  • Vraag 42
    Deelt u de mening dat opmerkingen als «het is allemaal niet zo simpel» en de in een folder van de NCG geschreven constatering dat «er veel op mensen afkomt» ervaren wordt als het zoveelste pijnlijke bewijs dat er zich een ramp van enorme omvang aan het voltrekken is?

    Ik onderschrijf de stelling dat de gaswinning in Groningen en de gevolgen daarvan een ingewikkelde kwestie is, evenals de stelling dat op bewoners die te maken krijgen met schade of versterking veel af komt. Uw gevolgtrekking deel ik niet.

  • Vraag 43
    Op welke wijze gaat u – met het vooruitzicht op de enorme versterkingsopgave – de bij de inspecties in Appingedam gevoelde ingrijpende en schokkende ervaringen zo veel mogelijk voorkomen en daar inwoners bij begeleiden?

    De NCG heeft een versterkingspunt ingericht nabij de wijk waar de versterkingsoperatie van start zal gaan. Het versterkingspunt begeleidt de bewoners en stelt in nauw overleg met hen de versterkingsplannen op. De NCG heeft, kortom, een zorgvuldig proces ingericht. Ik zal de voortgang daarvan nauwlettend volgen.

  • Vraag 44
    Bent u bereid vooruitlopend op de enorme versterkingsoperatie die aanstaande is, de gesignaleerde problemen in Appingedam met voorrang te behandelen, oplossingen te genereren en deze casus vervolgens te benaderen als toekomstige «best practise»? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 43.

  • Vraag 45
    Waaruit bestaat nu precies het door u genoemde «nieuwe systeem» waarover u sprak tijdens de beantwoording van mondelinge vragen op 30 mei 2017?

    Over de stand van zaken van de totstandkoming van de nieuwe procedure voor de afhandeling van schademeldingen heb ik uw Kamer geïnformeerd bij brief van 30 juni 2017 (Kamerstuk nr. 33 529, nr. 357). Op 4 juli jl. heb ik hierover met uw Kamer in een plenair debat uitgebreid van gedachten gewisseld.

  • Vraag 46
    Beseft u dat vanwege het aantal organisaties en regelingen die elkaar de afgelopen jaren hebben opgevolgd, het voor Groningers steeds onoverzichtelijker is geworden? Hoe gaat u finale duidelijkheid, openheid en transparantie bewerkstelligen?

    Diverse organisaties, zowel publiek als privaat, hebben een eigen rol in de aanpak van problemen die mensen ondervinden als gevolg van beweging van de bodem door gaswinning in Groningen. Ieder heeft daarbij een duidelijk omschreven verantwoordelijkheid en positie. Ook voor de verschillende regelingen die in het leven zijn geroepen om bewoners en bedrijven te helpen, hebben ieder een duidelijk omschreven doel, budget en organisatie die deze uitvoert. Bewoners die niet weten waar ze met hun specifieke situatie terecht moeten, kunnen altijd contact zoeken met de NCG om gezamenlijk de mogelijkheden uit te zoeken.

  • Vraag 47
    Hoe staat het met de 13.000 schademeldingen die in mei 2017 nog niet waren afgehandeld?12 In welke plaatsen zijn deze woningen gelegen?

    Op 31 maart 2017 waren er 12.130 meldingen in behandeling. Die bevinden zich door het gehele aardbevingsgebied. Sindsdien zijn er nieuwe meldingen gedaan, deze zijn tijdelijk niet in behandeling genomen in afwachting van het nieuwe schadeprotocol. Bij de NCG waren op dat moment 121 complexe schadegevallen voor bemiddeling in behandeling. Voor de criteria die gelden om voor behandeling als complex geval in aanmerking te komen, verwijs ik u naar het Meerjarenprogramma van de NCG.

  • Vraag 48
    Van wanneer dateren deze 13.000 schademeldingen, hoeveel schades daarvan worden als »complex» bestempeld en waarom?

    Zie antwoord vraag 47.

  • Vraag 49
    Hoeveel oude schades – van voor 16 augustus 2012, de zwaarste beving bij Huizinge- zijn er naar verwachting van de NCG, die kans lopen op verjaring?13

    Verjaring van schade door aardbevingen als gevolg van gaswinning is vooral aan de orde bij gevallen die niet binnen vijf jaar na het ontstaan van de schade zijn gemeld. Deze gevallen zijn logischerwijze niet bekend bij de NCG, het CVW of NAM. Bij schades die wel zijn gemeld, maar niet zijn afgehandeld, is eventuele verjaring alleen aan de orde als de schademelder vijf jaar lang in het geheel geen reactie heeft gegeven op een aanbod van NAM of op een bericht dat de schade is beoordeeld als niet gerelateerd aan gaswinning. Voor alle bewoners wiens schade mogelijk verjaart, geldt dat zij deze eenvoudig kunnen stuiten. De NCG heeft hiervoor een duidelijke instructie gepubliceerd op zijn website. Overigens heeft NAM laten weten geen beroep te zullen doen op eventuele verjaring van schade aan gebouwen van particulieren.voor aardbevingsschade aan gebouwen van particulieren zal NAM zich niet beroepen op de verjaringstermijn.

  • Vraag 50
    Wanneer is het eerst volgende moment waarop in navolging van de motie Jan Vos c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 305) in samenspraak met de Kamer bezien wordt of de winning naar beneden kan worden bijgesteld?

    In mijn brief van 23 september 2016 (Kamerstuk 33 529, nr. 309) heb ik aangegeven hoe het kabinet uitvoering zal geven aan de motie-Jan Vos c.s. Jaarlijks, te beginnen op 1 oktober 2017, zal een ijkmoment plaatsvinden, waarop ik bezie of nieuw verworven kennis of veranderde feiten of omstandigheden, gelet op de in artikel 36 van de Mijnbouwwet genoemde belangen, aanleiding geven om het instemmingsbesluit te heroverwegen. Ik zal mijn bevindingen vastleggen in een brief aan uw Kamer. Uiteraard houd ik bij de gaswinning in Groningen voortdurend de vinger aan de pols en neem maatregelen als daartoe aanleiding is. Dit hoeft niet op het ijkmoment te wachten. Ik wijs in dit verband op mijn besluit van 24 mei 2017 (kenmerk 17074807) tot wijziging van het instemmingsbesluit winningsplan Groningen. In dat wijzigingsbesluit is een voorschrift opgenomen, dat het jaarlijkse winningsniveau met ingang van 1 oktober 2017 met 10 procent wordt verlaagd, namelijk van 24 naar 21,6 miljard Nm3.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2017Z08491
Volledige titel: Nieuwe problemen die ontstaan naar aanleiding van de versterkingsopgave van woningen in Groningen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20162017-2495
Volledige titel: Antwoord op vragen van lid Beckerman over nieuwe problemen die ontstaan naar aanleiding van de versterkingsopgave van woningen in Groningen