Kamervraag 2017Z08327

Archeologische topvondsten

Ingediend 15 juni 2017
Beantwoord 27 juni 2017 (na 12 dagen)
Indieners Peter Kwint , Sandra Beckerman
Beantwoord door Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen cultuur cultuur en recreatie onderwijs en wetenschap onderzoek en wetenschap
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z08327.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2200.html
1. «Niet iedere gemeente kan een neanderthalerkamp betalen», Nieuwsuur, maandag 13 juni 2017
  • Vraag 1
    Erkent u dat in Nederland soms archeologische vondsten worden gedaan met nationale of zelfs internationale allure?1

    Ja. Dit blijkt ook uit mijn verzoek in 2016 aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) om een call for proposals in te richten ten behoeve van verdiepend wetenschappelijk onderzoek naar archeologische vondsten van (inter)nationaal belang.

  • Vraag 2
    Erkent u het door Nieuwsuur geschetste beeld dat uitwerking van topvondsten van nationaal of zelfs internationaal belang soms te prijzig zijn voor gemeenten en dat dit ten koste kan gaan van de topvondsten in kwestie?

    Als het gaat om het reguliere archeologische onderzoek (de zogenaamde «basisrapportage»), ben ik van mening dat initiatiefnemers (hetzij gemeenten, hetzij private partijen) in staat zijn om de kosten hiervan te dragen. Of dit nu topvondsten betreft of niet. Het is daarbij wel van belang dat er goed vooronderzoek wordt gedaan, ten behoeve van een zo goed mogelijke voorspelling van te verwachten archeologie en daarmee van de te verwachten kosten.
    Als het gaat om het verdiepend onderzoek bij deze bijzondere vondsten dan herken ik dit beeld wel. Dit was ook de aanleiding voor mijn verzoek aan NWO (zie vraag 1).

  • Vraag 3
    Deelt u de mening van prof. dr. Daan Raemaekers die in de uitzending stelt dat er een regeling voor excessieve kosten moet komen?

    Als daarmee bedoeld wordt dat we terug moeten naar de regeling voor excessieve kosten die tot enige jaren geleden bestond dan deel ik die mening niet. Die regeling is om goede redenen beëindigd: het aantal keren dat er beroep op werd gedaan was beperkt en de beoogde doelgroep van kleine verstoorders werd met de regeling niet bereikt. Na afschaffing zijn door het rijk de middelen (1,25 miljoen euro) voor excessieve kosten in het gemeentefonds gestort. Het rijk heeft hier nu geen rol meer. Het staat uiteraard initiatiefnemers (gemeenten en ook private partijen) vrij om samen met de archeologische sector een voorziening te creëren die ingezet kan worden bij onverwachte uitschieters in de reguliere archeologische kosten.

  • Vraag 4
    In 2015 was er een eenmalig fonds voor archeologische topvondsten waarmee 250.000 beschikbaar werd gemaakt voor nader onderzoek; heeft u de werking van het fonds reeds geëvalueerd? Zo ja, kunt u de resultaten van deze evaluatie naar de Kamer zenden. Zo nee, bent u bereid om op korte termijn deze evaluatie alsnog te laten verrichten?

    De eerste toekenningen zijn in november 2016 gedaan. De evaluatie is op dit moment gaande,. Ik zal uw kamer hierover voor 1 september 2017 informeren. Overigens was er in technische zin geen sprake van een «fonds» maar van een regeling (in NWO termen een «call for proposals»).

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat het fonds voortzetting behoeft? Zo nee, waarom niet?

    Ik zal hierover een besluit nemen op basis van de uitkomsten van de evaluatie.

  • Vraag 6
    Wilt u kiezen voor een fonds met een structureel of langjarig karakter? Deelt u de inschatting dat dit de enige manier is om het bijzondere karakter van sommige archeologische vondsten recht te doen?

    Ook deze vraag zal ik op basis van de evaluatie beantwoorden.

  • Vraag 7
    Deelt u de mening dat de taken van het fonds breder kunnen worden dan ze bij de eerste proef waren? Hoe dan?

    Een verplicht onderdeel van de call for proposals via NWO was het tonen van de uitkomsten aan een breed publiek. Daarnaast stimuleer ik via het Fonds voor Cultuurparticipatie diverse organisaties die gericht zijn op publieksbereik in de archeologie, zoals de Nationale Archeologiedagen.

  • Vraag 8
    Kunt u aangeven wat u ervan denkt om via het fonds ook middelen beschikbaar te stellen voor publieksbereik, ofwel het tonen van archeologische (top) vondsten aan een breed publiek?

    Zie antwoord vraag 7.

  • Vraag 9
    Kunt u aangeven wat u ervan denkt om via het fonds ook middelen beschikbaar te stellen voor zogenaamd synthetiserend onderzoek, ofwel onderzoek van vondsten van verschillende vindplaatsen, om zo tot kennisvermeerdering te komen?

    Voor dit onderzoek zijn reeds middelen beschikbaar via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het via een andere route inzetten van deze middelen is één van de mogelijkheden die ik betrek bij de uitkomsten van de evaluatie van de call for proposals via NWO.

  • Vraag 10
    Kunt u aangeven wat u ervan denkt om via het fonds ook middelen beschikbaar te stellen voor vondsten die extra kostbaar zijn zoals maritiem erfgoed?

    In de Erfgoedbalans 2017 heb ik aangegeven dat de problematiek van natuurlijke erosie onder water aandacht behoeft. Naast de kosten van eventuele opgravingen speelt hierbij een rol dat de verantwoordelijkheid voor dit archeologisch onderzoek niet helder is belegd. Naar beide zaken kijk ik als onderdeel van de herziening van de financieringsstructuur van de monumentenzorg.

  • Vraag 11
    Kunt u Minister aangeven hoe u erover denkt om via het fonds ook middelen beschikbaar te stellen voor aanvullend gravend archeologisch onderzoek/archeologisch veldwerk?

    Zie het antwoord op vraag 2.

  • Vraag 12
    Wilt u een schatting maken van wat verschillende varianten van dit fonds zouden kosten?

    Gezien de nog te maken keuzes kan ik op dit moment geen schatting maken van de financiële consequenties van de verschillende varianten.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2017Z08327
Volledige titel: Archeologische topvondsten
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20162017-2200
Volledige titel: Antwoord op vragen de leden Kwint en Beckerman over archeologische topvondsten