Kamervraag 2016Z15051

Het bericht “Wijkverpleging noodgedwongen soms ook poetshulp”

Ingediend 29 juli 2016
Beantwoord 30 augustus 2016 (na 32 dagen)
Indiener Henk Krol (50PLUS)
Beantwoord door Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA)
Onderwerpen organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z15051.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3359.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het artikel «Wijkverpleging noodgedwongen soms ook poetshulp»1?

    Ja.

  • Vraag 2
    Hoe vindt u ervan dat volgens de enquête van Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) maar liefst 60% van de wijkverpleegkundigen weleens huishoudelijk werk doet, iets dat niet in het takenpakket zit?

    Wijkverpleegkundigen horen zorg te leveren zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, waarbij die zorg verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop. Hier zijn zij voor opgeleid en dit is conform de aanspraak wijkverpleging (artikel 2.12 Besluit zorgverzekering). Ik kan mij echter wel voorstellen dat een wijkverpleegkundige incidenteel een kleine huishoudelijke taak uitvoert omdat dat zo uitkomt.

  • Vraag 3
    Hoe oordeelt u over het enquêteresultaat van V&VN dat ongeveer 30% van de ondervraagde zorgverleners de belasting van mantelzorgers vaak te zwaar geworden vindt?

    Ik ben mij ervan bewust dat mantelzorgers vaak zwaar belast worden en dat overbelasting zo veel mogelijk moet worden voorkomen. Daarom heb ik samen met 80 zorgorganisaties via het programma In voor Mantelzorg ingezet op het versterken van de relatie tussen mantelzorgers en zorgprofessionals, want zij vervullen een belangrijke rol om overbelasting van mantelzorgers te helpen voorkomen. De betrokkenheid van familie, vrienden en buurtgenoten en de inzet van goede respijtzorg zijn van essentieel belang en daar zet ik mij dan ook voor in. Bovendien geven wijkverpleegkundigen in de enquête van V&VN ook aan dat in hun werk tijd ingeruimd wordt voor contact met mantelzorgers.

  • Vraag 4
    Hoe oordeelt u over het resultaat dat ongeveer een kwart van de mantelzorgers zodanig (over-)belast is dat zij ook als hulpvrager worden gezien?

    Zie antwoord vraag 3.

  • Vraag 5
    Deelt u de constatering dat dit (zie vraag 4) een groot risico betreft, omdat bij wegvallen van de mantelzorger de inzet van zwaardere en duurdere zorg nodig is, voor verzorgde én voor de mantelzorger?

    Die constatering deel ik. Er dient in goed overleg met de cliënt én de mantelzorger te worden bepaald welke zorg bij een cliënt nodig is, zodat de mantelzorger niet overbelast wordt en daardoor wegvalt. De mantelzorger speelt namelijk vaak een belangrijke rol voor de cliënt.
    Zowel de Wmo als de Zvw ondersteunen dit uitgangspunt. Daarnaast worden op dit moment de richtlijnen waar wijkverpleegkundigen mee werken vernieuwd.
    Ook hierbij is aandacht voor de rol van de mantelzorger.

  • Vraag 6
    Deelt u de constatering dat mantelzorgers optimaal ondersteund moeten worden bij hun taken en dat de resultaten van deze enquête opnieuw laten zien dat dit niet altijd voldoende gebeurt? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Ik deel de mening dat mantelzorgers optimaal ondersteund moeten worden bij hun taken. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning aan inwoners en hun mantelzorger(s). Respijtzorg voor de mantelzorger in combinatie met zorg en ondersteuning op maat voor de cliënt kunnen de zorgtaak verlichten. De mogelijkheden voor respijtzorg zijn uitgebreid. Er zijn met de hervorming van de langdurige zorg meer mogelijkheden om vormen van respijt te bieden die beter aansluiten bij de behoefte van de mantelzorger. Voor gemeenten is een handreiking respijtzorg ontwikkeld.2 Hierin staat informatie om respijtzorg op te zetten of te verbeteren. Voor mantelzorgers is begin dit jaar de nieuwe respijtwijzer van Mezzo uitgekomen, waarmee zij op een eenvoudige wijze respijtmogelijkheden kunnen vinden in hun omgeving.
    Zoals ik in mijn brief van 8 juli jl. heb aangegeven is het met name van belang dat gemeenten oog hebben voor de persoonlijke situatie van de mantelzorger.3Veel gemeenten zijn hier al op een goede manier mee bezig, al zijn nog niet alle signalen positief en kan en moet het in de uitvoering nog beter. Dat vraagt aandachten een integrale blik op wat er in een specifieke situatie nodig is. Ik vertrouw erop dat gemeenten hier de komende tijd verder aan bouwen.

  • Vraag 7
    Hoe oordeelt u over de constatering dat de huidige situatie ertoe kan leiden dat de wijkverpleegkundige niet meer de tijd heeft om alle cliënten te bezoeken, waardoor er verzorgenden worden ingezet waar een verpleegkundige wellicht nodig was geweest?

    Ik ga ervan uit dat wijkverpleegkundigen in al hun professionaliteit kunnen beoordelen wat er nodig is bij een cliënt. Er is altijd een wijkverpleegkundige bij de cliënt in beeld die de indicatie stelt en die supervisie heeft. De wijkverpleegkundige bekijkt dan ook welke taken zij aan verzorgenden kan overlaten.
    Verder wil ik benadrukken dat juist de groep verzorgenden ook erg waardevol is want verreweg het grootste deel van de taken bij wijkverpleging bestaat uit verzorging en niet uit verpleging.

  • Vraag 8
    Hoe ziet u deze enquêteresultaten in het licht van het bestaande tekort aan wijkverpleegkundigen?

    Ik onderschrijf dat werkgevers de beschikbare capaciteit aan wijkverpleegkundigen zo effectief mogelijk moeten benutten. Dit kan ook bijdragen aan het verminderen van het tekort aan wijkverpleegkundigen. Een manier om zorgpersoneel optimaal in te zetten, is door met maatwerk de nodige zorg te bieden op het juiste moment. De gezamenlijke verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de werkgever, de zorgverlener, de cliënt en de mantelzorgers. In overleg tussen hen kan men de wensen en mogelijkheden van alle betrokken partijen op elkaar af stemmen. De wijkverpleegkundige heeft haar rol teruggekregen doordat zij weer zelf kan indiceren en een zorgplan opstelt waarin beschreven wordt wat er (medisch en gelet op de sociale context) nodig is. Ook bekijkt zij hoe ze de zorg daarop aansluitend kan organiseren, waarbij soms inzet van de wijkverpleegkundige zelf nodig is maar ook veel zorghandelingen door verzorgenden uitgevoerd kunnen worden. Op die manier bekijkt zij hoe de capaciteit van het hele team maximaal kan worden benut.

  • Vraag 9
    Deelt u de constatering dat de beschikbare capaciteit aan wijkverpleegkundigen optimaal moet worden ingezet? Wat gaat u doen om dat te bevorderen?

    Zie antwoord vraag 8.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2016Z15051
Volledige titel: Het bericht “Wijkverpleging noodgedwongen soms ook poetshulp”
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20152016-3359
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Krol over het bericht “Wijkverpleging noodgedwongen soms ook poetshulp”